1. Bedoeling Veel cursisten in de centra voor basiseducatie zijn ook ouder. Vandaar de leefsfeer ‘Ik tel mee op de school van mijn kinderen’. Via een drietal exemplarische thema’s maken we duidelijk hoe de cursist stappen kan zetten om een reële partner te worden van de school bij het opvoedingsproces van zijn of haar kind. Basisvereisten zijn dat de ouder beschikt over een basiswoordenschat en een aantal elementaire communicatieve vaardigheden. Door beter te communiceren met de school worden de cursisten nauwer betrokken bij het functioneren van hun kind als scholier, waardoor diens slaagkansen gunstig worden beïnvloed. Door adequaat met de school te communiceren verhogen de cursisten hun zelfredzaamheid en versterken ze hun zelfvertrouwen.
2. Lespakketten [A] Huiswerk: hoe help ik mijn kind met zijn huiswerk? [B] Ziek: hoe meld ik de school dat mijn kind ziek is? [C] School: wat gebeurt er op de school van mijn kind? Drie exemplarische thema’s waarin duidelijk wordt gemaakt hoe een elementaire basis van woordenschat en communicatieve vaardigheden kan aangereikt worden om de ouder in staat te stellen contact op te nemen met de school (i.v.m. een inschrijving, een melding van ziekte, een afspraakje met de juf of meester...) en bovendien zijn of haar kind beter te begeleiden in zijn of haar schoolloopbaan.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
61
[A] Huiswerk
Bronvermelding Het lespakket ‘huiswerk’ is ontleend aan de bundel “Ouders thuis in een taal vol school”, een project van het Schoolopbouwwerk Heusden-Zolder en het CBE West-Limburg Voor meer informatie kan je terecht bij: Onderwijs- en Opvoedingsondersteuning afdeling welzijn en lokale economie Heldenplein 1 3550 Heusden-Zolder 011 53 73 71
[email protected] www.heusden-zolder.be/product/1568/default.aspx?_vs=0_ N&id=1624# Kathleen Vandenput 011 52 06 40
Basiseducatie West-Limburg Sofie Reynders Everselstraat 60 3580 Beringen 011 / 42 02 02 www.basiseducatie.be/434/defaultcur.aspx?centra=506
Inhoudsopgave • Handleiding voor de lesgever 1. Bedoeling en opbouw ........................................................................................................................................................................................................................................................ p.63 2. Lesverloop: Het huiswerk ............................................................................................................................................................................................................................................... p.66 2.1. Les 1: De schoolagenda .................................................................................................................................................................................................................................. p.66 2.2. Les 2: Wat staat er in de schoolagenda? .................................................................................................................................................................................. p.68 2.3. Les 3: Boodschappen van de school ............................................................................................................................................................................................ p.70 2.4. Les 4: Boodschappen van jou ................................................................................................................................................................................................................. p.71 2.5. Les 5: Huiswerkbegeleiding ...................................................................................................................................................................................................................... p.73
• Cursistenmap 1. . Les 1: De schoolagenda . ................................................................................................................................................................................................................................................... p.61
62
basiseducatie
2. . Les 2: Wat staat er in de schoolagenda? .................................................................................................................................................................................................... p.66 3. . Les 3: Boodschappen van de school . ............................................................................................................................................................................................................. p.73 4. . Les 4: Boodschappen van jou ................................................................................................................................................................................................................................... p.82 5. Les 5: Huiswerkbegeleiding .
........................................................................................................................................................................................................................................ Les 5: Huiswerkbegeleiding
p.89
1. Bedoeling en opbouw
“Ouders thuis in een taal vol school” Het project “Ouders thuis in een taal vol school” is bedoeld voor ouders met doelgroepleerlingen. Het project is erop gericht om vooral allochtone ouders te leren hoe een basisschool werkt. In het schoolopbouwwerk blijkt immers hoe langer hoe meer dat een basiskennis van de schooltaal en de schoolstructuur noodzakelijk is zodat alle ouders, ook allochtone ouders, contacten kunnen leggen met de school en hierin ook hun zelfvertrouwen en zelfstandigheid vergroten. Schoolopbouwwerk staat in voor de ondersteuning van basiseducatie als organisatie en voor de toeleiding van de doelgroep naar de cursus. Verder hebben zij een inbreng in de organisatorische en inhoudelijke uitbouw van de cursus. Zij staan ook in voor de organisatorische ondersteuning van de scholen en de nazorg van de cursisten. De inhoudelijke en didactische uitwerking van de cursus en het geven van de lessen, is een opdracht voor de basiseducatie. HET DOEL Het hoofddoel van de cursus “Ouders thuis in een taal vol school” is een betere communicatie en samenwerking tussen ouders en personeel van de basisschool tot stand te brengen. Voor de ouders moet het makkelijker worden hun kinderen in de klas te brengen, een praatje met de leerkracht te maken, ouderavonden te bezoeken en rapportgesprekken te voeren, de schoolkrant te lezen, hun kinderen met hun huiswerk te begeleiden en andere ouders te ontmoeten. Wat de cursus bijzonder maakt, is de combinatie van de doelen: het aanleren van de Nederlandse taal met de overdracht van kennis over de basisschool. Op die manier worden voorwaarden geschapen waarmee de ouders hun passieve betrokkenheid kunnen omzetten in een actieve. Naast dit hoofddoel beoogt de cursus nog een aantal niet onbelangrijke nevendoelen. Ten eerste wordt de communicatie tussen ouders en kinderen over schoolzaken verbeterd. Als ouders weten wat er in school gebeurt en wat hun kinderen er concreet doen, is het voor hen makkelijker te vragen naar de schooldag en de lessen. Kinderen merken dat hun ouders het belangrijk vinden wat ze op school doen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat deze ondervonden interesse gunstig is voor het zelfvertrouwen van het kind en dus ook voor de schoolresultaten.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
63
Ten tweede breiden de ouders hun sociale netwerk uit. De vooronderstelling dat ouders automatisch contact met elkaar hebben, gaat niet altijd op. In de les ontdekt men de gezamenlijke interesses, met name met betrekking tot de kinderen en de school. Men herkent elkaars problemen, waaronder communicatieproblemen die veroorzaakt worden door een gebrekkige (Nederlandse) taalbeheersing. Ten derde is de cursus indirect een steuntje in de rug voor leerkrachten die een betere communicatie met de ouders willen. Leerkrachten hebben vaak behoefte aan meer contact met de ouders van de kinderen in hun klas, maar stuiten op een taalbarrière of op terughoudendheid. Als ouders op bezoek komen in de klas, regelmatig op school verblijven en door de gangen lopen, wordt het voor de leerkrachten makkelijker om een informeel praatje te maken. Ten vierde beoogt deze cursus een toeleiding te zijn tot de reguliere groepen in de volwasseneneducatie (Basiseducatie,CVO of VDAB). Vaak bereikt de cursus mensen die om een of andere reden de weg naar de reguliere groepen niet hebben gevonden. Sommige vrouwen menen dat zij de zorg voor jonge kinderen niet kunnen combineren met het volgen van een cursus. Als de cursus, zoals in dit geval, in of dicht bij de school van de kinderen wordt gegeven, ondervinden zij dat deze combinatie toch mogelijk is. De stap naar een reguliere groep wordt een stuk kleiner. In de leefsfeer De volgende stap wordt hier actief naar toegewerkt. DE WISSELWERKING MET DE SCHOOL De concrete problemen die ouders tijdens de lessen signaleren over de communicatie met de school, vormen een belangrijke aanleiding om met de school werkpunten vast te leggen en aan te pakken. Het aanleren van de Nederlandse taal is slechts één facet van het project. Aan de basis van de projectaanpak ligt een expliciete welzijnsvisie. Als ouders en school elkaar beter begrijpen en verstaan (ook letterlijk) gaan kinderen meer belang hechten aan school omdat ze merken dat hun ouders school belangrijk vinden! Schoolteams moeten de manier waarop zij nu naar ouders toewerken bevragen om een grotere ouderbetrokkenheid te kunnen realiseren. DE CURSUS IN MODULES De cursus is volgens een modulair systeem opgevat. De cursus bestaat uit zeven modules, die gerangschikt zijn naar thema en niet naar niveau. Module 1 is de basismodule. De kennis en woordenschat die cursisten in deze module verwerven, zijn essentieel voor het begrijpen van de andere modules. Module 1: Wat is een basisschool? De cursist verwerft basale en algemene kennis over de basisschool. Er komt onder meer aan de orde hoe de schoolstructuur eruit ziet, welke mensen er op school werken, wat de lestijden zijn. Module 2: Een klassenbezoek. De cursisten bereiden zich voor op een bezoek aan de basisschool. Wat doen kinderen in de klas? Wat doet de leerkracht? Na de voorbereidende lessen bezoeken de cursisten in de vijfde les zelfstandig verschillende klassen in de basisschool. Module 3: Het huiswerk. Hier leren de cursisten een leersituatie creëren voor zichzelf en voor hun kinderen thuis. Ze leren hun kinderen aanmoedigen en ondersteunen bij hun huiswerk. Ze leren oplossingsgerichte vragen stellen aan hun kinderen in functie van het huiswerk. Ook wordt er aandacht besteed aan de schoolagenda. Wat staat er allemaal in? Waarvoor wordt de agenda gebruikt?
64
basiseducatie
Module 4: Het rapport. Hier leren de cursisten een rapport begrijpen. Ze leren onder andere wat de cijfers op het rapport betekenen en ze bereiden zich voor op een rapportgesprek met de leerkracht van hun kind. Module 5: Gesprekken met leerkrachten. In deze module wordt geoefend met verschillende situaties waarin ouders en leerkrachten met elkaar communiceren. Er komt aan de orde hoe je je kind ziek meldt, hoe je een afspraak maakt en hoe je een probleem bespreekt. Module 6: Wat na de basisschool? Hier leren de cursisten welke richtingen er zijn na de basisschool en hoe je de juiste school kiest voor je kind. Indien dit wenselijk is wordt er gewerkt rond ‘Wat na de kleuterschool’. Hier wordt de overgang van de kleuterschool naar het eerste leerjaar besproken. Module 7: De volgende stap. Welke mogelijkheden zijn er om verder te leren na de cursus? Wat zijn de leerwensen van de cursisten en hoe kunnen die gerealiseerd worden? Modules kunnen ook aangepast worden aan de doelgroep. Wanneer er veel ouders van kleuters in de groep zitten, kan er een module rond Sport en Spel uitgewerkt worden. Ook hebben de lesgevers en directie inspraak in de keuze van modules. Indien zij bepaalde onderwerpen (vb. het uitleggen van het schoolreglement) belangrijk vinden, wordt dat in het basispakket opgenomen. UITGANGSPUNTEN De modules van de cursus zijn gerangschikt volgens thema en niet naar niveau. De cursus is uitgebouwd voor niveau 1 (SVE-doelen). Daarnaast kan er op basis van de teksten en de luisterteksten op vlak van spreek- en luistervaardigheid, mits differentiatie, gewerkt worden op een hoger niveau, tot maximum niveau 2. Het selectiecriterium voor het deelnemen aan de cursus is vooral gebaseerd op het hebben van kinderen op de basisschool. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met authentiek en actueel materiaal van de basisschool. Het gaat hier om materiaal dat via de school binnenkomt, zoals het schoolkrantje, briefjes voor ouders, aankondigingen, uitnodigingen, enz. Hier worden zelf verwerkingsoefeningen bij gemaakt. DE CURSISTEN Aan de lessen kunnen enkel ouders deelnemen die kinderen hebben in de basisschool waar de lessen plaatsvinden. Daarnaast gaat het om ouders die het Nederlands als tweede taal verwerven en in het land van herkomst minder dan 10 jaar school gelopen hebben. Doordat de modules van de cursus gerangschikt zijn volgens thema en niet naar niveau van de cursisten, moet er in de les gedifferentieerd worden in de teksten en in de oefeningen op vlak van spreek- en luistervaardigheid. DE RESULTATEN Resultaten van dit project blijken uit een aantal zeer concrete situaties. Een taalzwakke moeder ging bijvoorbeeld met een briefje van de juf in de hand naar de klas van haar kind. Dankzij het klasbezoek had zij de drempel overwonnen om de klas van haar kind binnen te gaan. Door in de lessen aandacht te besteden aan het schoolkrantje, begrijpen de ouders beter de informatie en verdwijnt de schoolkrant niet meer automatisch in de prullenmand. Ouders vragen aan de juf of meester hoe zij een bepaalde boodschap in de agenda moeten schrijven. De juf of meester vragen aan de lesgever over de duidelijkheid van briefjes die zij opmaken... Deze effecten worden gezien en gewaardeerd door alle betrokkenen.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
65
2. Lesverloop
Het huiswerk Les 1: De schoolagenda 1. Doelen: � � � �
de cursisten - herkennen de schoolagenda van hun kind; - kennen de functie van de schoolagenda van hun kind; - kunnen de schoolagenda interpreteren en gebruiken; - kennen de functie van het heen-en-weerschriftje van hun kleuter.
2. Wat heb je nodig? - Een aantal schoolagenda’s - Enkele heen-en-weerschriftjes - De cd - Waar-en-niet-waarkaartjes 3. Programma Voorkennis activeren De lesgever stelt de volgende vragen aan de cursisten: - Heeft jouw kind een agenda? - Hebben alle kinderen uit de basisschool een agenda? - Hebben kleuters ook een agenda? - Wat staat er allemaal in de agenda? - Wie schrijft er in de agenda? - Waarom gebruiken kinderen een agenda? - Had jij vroeger in je land van herkomst ook een schoolagenda? - Gebruik jij nu een agenda? • Oefening 1: En jij? De cursisten vullen samen met de lesgever de vragen een voor een in. Deze vragen zijn juist mondeling beantwoord in het voorkennisgesprek.
Nieuwe woorden: de schoolagenda, het heen-en-weerschriftje, de huistaak, het huiswerk, de lessen, de handtekening, meebrengen, afgeven
66
basiseducatie
Wat is de agenda van jouw kind? Niet alle scholen gebruiken dezelfde agenda. Ook kunnen agenda’s verschillen van leerjaar tot leerjaar. De lesgever laat een zestal verschillende schoolagenda’s zien. De cursisten halen de agenda van hun kind eruit. Zo zien de cursisten ook dat niet alle agenda’s op dezelfde manier opgebouwd zijn. Agenda’s van het 1ste leerjaar zijn eenvoudiger dan die van het 6de leerjaar. Kinderen van het 1ste leerjaar kunnen nog niet goed schrijven, daarom is het gebruik van pictogrammen aangewezen. Leerlingen uit het 6de leerjaar moeten lessen en taken leren plannen. Daar zijn de agenda’s anders opgebouwd.
Tekst 1: De schoolagenda
Verwerking tekst 1 De cursisten luisteren tweemaal naar de tekst “De schoolagenda”
• Oefening 2: Onderstreep de volgende woorden in de tekst. De cursisten lezen de woorden en proberen deze nieuwe woorden terug te vinden in de tekst. � • Oefening 3: Luister naar de tekst. Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een kruisje. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna luisteren de cursisten een derde keer naar de tekst. Tijdens het beluisteren van de tekst, wordt er niet geschreven. Na het beluisteren van de tekst, worden de vragen opgelost. De cursisten lezen de tekst. De moeilijke woorden worden door de lesgever uitgelegd. � • Oefening 4: Wat is hetzelfde? Verbind met elkaar. De cursisten leggen bredere verbanden tussen de woorden.
• Wat is een heen-en-weerschriftje? De lesgever laat enkele heen-en-weerschriftjes aan de cursisten zien. Zij bladeren hier in en zien zo wat er allemaal in het schriftje kan staan. De kleuterjuf plakt er briefjes in, maar als er iets gebeurd is in de klas, schrijft ze dit op. Zo blijven ouders op de hoogte van wat er met hun kleuter gebeurt in de klas.
Tekst 2: Het heen-en-weerschriftje. De kleuters hebben geen agenda. De kleuterjuffrouw/meester maakt gebruik van een heen-en-weerschriftje om boodschappen aan ouders door te geven (op papier of geschreven). Ouders mogen ook reageren via het schriftje.
Verwerking tekst 2 De cursisten luisteren tweemaal naar de tekst “Het heen-en-weerschriftje” � • Oefening 5: Onderstreep de volgende woorden in de tekst. De cursisten lezen de woorden en proberen deze nieuwe woorden terug te vinden in de tekst.
• Oefening 6: Luister naar de tekst. Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een kruisje. De lesgever overloopt samen met de cursisten de gestelde vragen. Daarna luisteren de cursisten een derde keer naar de tekst. Tijdens het beluisteren van de tekst, wordt er niet geschreven. Na het beluisteren van de tekst, worden de vragen opgelost.
De cursisten lezen de tekst. De moeilijke woorden worden door de lesgever uitgelegd.
• Oefening 7: Wat is hetzelfde? Verbind met elkaar. De cursisten leggen bredere verbanden tussen de woorden.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
67
Verwerking algemeen � • Is het waar of niet waar? De cursisten krijgen allemaal waar-en-niet-waarkaartjes. De lesgever legt de volgende stellingen voor en de cursisten steken de kaartjes omhoog. 1 Alle kinderen uit de basisschool hebben een agenda. 2 Alle kinderen hebben dezelfde schoolagenda. 3 In de agenda staan de lessen en de huistaken. 4 Ouders mogen ook in de agenda schrijven. 5 Ouders moeten elke dag in de agenda kijken. 6 Het heen-en-weerschriftje mag de hele week thuis blijven liggen. 7 Kinderen moeten elke dag een handtekening in de agenda zetten. 8 De geboortedatum van de juffrouw staat in de agenda • Oefening 8: Wat is het? Schrijf het juiste cijfer bij de tekening. De cursisten schrijven de nieuwe woorden bij de tekening. • Oefening 9: Vul het juiste woord in. De cursisten vullen de woorden die bovenaan de oefening staan op de juiste plaats in de tekst in.
Les 2: Wat staat er in de schoolagenda? 1. Doelen:
de cursisten - weten wat er allemaal in de agenda van hun kind staat; - weten wanneer hun kind huiswerk heeft; - kunnen interesse tonen in het schoolwerk en kennen het belang ervan; - kennen het verschil tussen huiswerk en lessen.
2. Wat heb je nodig? - De cd 3. Programma Voorkennis activeren De lesgever stelt de volgende vragen aan de cursisten: - Heeft jouw kind elke dag huiswerk? - Kijk jij elke dag in de agenda? - Hoe vraag je of jouw kind huiswerk heeft? - Wanneer maakt jouw kind het huiswerk? - Wie helpt met het huiswerk? - Wie zet een handtekening in de agenda? - Wat staat er allemaal in de agenda? - Begrijp jij alles wat in de agenda staat? • Oefening 10: En jij? De cursisten vullen samen met de lesgever de vragen een voor een in. Deze vragen zijn juist mondeling beantwoord in het voorkennisgesprek.
68
basiseducatie
Nieuwe woorden: de toets, de prentjes, de brief, het zwemgerief, het turngerief, het huiswerk, de lessen, leren, zoeken, meebrengen, afgeven, betalen
Tekst 3: De schoolagenda Verwerking tekst 3 De cursisten luisteren tweemaal naar de tekst “De schoolagenda”
• Oefening 11: Luister naar de tekst. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Laat daarna de tekst nog een keer horen. De cursisten vullen de vragen in.
• Oefening 12: Luister naar de tekst. Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een kruisje. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna luisteren de cursisten een derde keer naar de tekst. Tijdens het beluisteren van de tekst, wordt er niet geschreven. Na het beluisteren van de tekst, worden de vragen opgelost. De cursisten lezen de tekst. De moeilijke woorden uit de tekst worden door de lesgever uitgelegd.
• Oefening 13: Luister naar de tekst. Wie zegt het? Kleur het bolletje. Terwijl de cursisten naar de tekst luisteren, duiden ze aan wie wat zegt. • Oefening 14: Luister naar de tekst. Wat is juist? Kleur het bolletje. De cursisten vullen de vragen eerst individueel in. Daarna worden de vragen klassikaal overlopen. Verwerking algemeen • Oefening 15: Wat is het? Schrijf het juiste cijfer bij de tekening. De cursisten schrijven de nieuwe woorden bij de tekening. • Oefening 16: Wat hoort samen? Verbind met elkaar De cursisten verbinden de woorden die meestal samen in de agenda vermeld worden. � • Oefening 17: Wat is ‘huiswerk’? Kleur het bolletje groen. Wat is ‘leren’? Kleur het bolletje rood. De cursisten kunnen een onderscheid maken tussen huiswerk en lessen. • Oefening 18: Staat het in de agenda? Zet een kruisje. De cursisten duiden aan welke dingen er in de agenda staan en welke niet. • Oefening 19: Wat staat er in de schoolagenda van Güller? Luister naar de cassette. Wat is juist? Kleur het bolletje. De cursisten luisteren naar de tekst. Ze duiden aan welke zin er gezegd wordt. • Oefening 20: Wat staat er in de schoolagenda van Pieter? Luister naar de cassette. Schrijf het op! De cursisten luisteren naar de tekst en vullen de woorden die boven aan de oefening staan op de juiste plaats in de agenda in.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
69
Les 3: Boodschappen van de school 1. Doelen:
de cursisten - kunnen de kern uit schoolbrieven halen. - kunnen de berichtjes van de kleuters lezen en begrijpen. - begrijpen de opdrachten in de agenda.
2. Wat heb je nodig? - / 3. Programma Voorkennis activeren De lesgever stelt de volgende vragen aan de cursisten: - Lees jij de brieven van de school? - Lees jij het schoolkrantje? Waarom wel? Waarom niet? - Lees jij samen met jouw kind de schoolkrant? - Begrijp jij de brieven van de school? • Oefening 21: En jij? De cursisten vullen samen met de lesgever de vragen een voor een in. Deze vragen zijn juist mondeling beantwoord in het voorkennisgesprek.
70
Verwerking algemeen • Oefening 22: Lees de berichtjes van de kleuters. Wat moet je doen? Zet een kruisje. Eén cursist leest hardop het briefje van de kleuter. De cursisten halen de kern uit de briefjes en duiden aan wat er van de ouders verwacht wordt. Sommige woorden worden door de lesgever verklaard maar niet allemaal. Het is niet de bedoeling dat alle woorden uit de briefjes uitgelegd worden.
• Oefening 23: Lees de tekst. Zijn de zinnen waar of niet waar? De lesgever leest de tekst hardop. Sommige woorden worden door de verklaard maar niet allemaal. Het is niet de bedoeling dat alle woorden uit de tekst uitgelegd worden. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst en duiden aan of de beweringen waar of niet waar zijn.
• Oefening 24: Lees de tekst. Wat is juist? Kleur het bolletje. De cursisten bekijken de pagina uit de agenda. Ze lezen de vragen en zoeken de antwoorden in de tekst. De cursisten duiden het juiste antwoord aan.
• Oefening 25: Lees de tekst. Wat is juist? Kleur het bolletje. De cursisten bekijken de pagina uit de agenda. Ze lezen de vragen en zoeken de antwoorden in de tekst. De cursisten duiden het juiste antwoord aan.
• Oefening 26: Lees de tekst. Kleur het bolletje. De lesgever leest de brief van de school hardop. Sommige woorden worden door de lesgever verklaard maar niet allemaal. Het is niet de bedoeling dat alle woorden uit de tekst uitgelegd worden. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst en lossen de vragen op.
basiseducatie
• Oefening 27: Lees de tekst. Beantwoord de vragen De cursisten bekijken de pagina uit de agenda. Ze lezen de vragen en zoeken de antwoorden op in de tekst. De cursisten schrijven de antwoorden op.
• Oefening 28: Lees de brief. Zijn de zinnen waar of niet waar? De lesgever leest de brief van de school hardop. Sommige woorden worden door de lesgever verklaard maar niet allemaal. Het is niet de bedoeling dat alle woorden uit de brief uitgelegd worden. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst en duiden aan of de beweringen waar of niet waar zijn.
• Oefening 29: Lees de brief. Beantwoord de vragen. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de brief en lossen de vragen op.
• Oefening 30: Lees de tekst uit het schoolkrantje. Zijn de zinnen waar of niet waar? De lesgever leest de tekst van het schoolkrantje hardop. Sommige woorden worden door de lesgever verklaard maar niet allemaal. Het is niet de bedoeling dat alle woorden uit de tekst uitgelegd worden. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst en duiden aan of de beweringen waar of niet waar zijn.
• Oefening 31: Lees de tekst uit het schoolkrantje. Beantwoord de vragen. De lesgever overloopt samen met de cursisten de vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst uit het schoolkrantje en lossen de vragen op.
Les 4: Boodschappen van jou 1. Doelen:
de cursisten - kunnen het afwezigheidbriefje van de school invullen; - kennen het verschil tussen een goed geformuleerd briefje en een slecht geformuleerd briefje; - kunnen invulstrookjes invullen; - kunnen zelf een briefje naar de school schrijven.
2. Wat heb je nodig? - / 3. Programma Voorkennis activeren De lesgever stelt de volgende vragen aan de cursisten: - Schrijf jij soms in de agenda? - Wat schrijf je dan? - Vul jij de papieren van de school in? - Begrijp jij wat er allemaal in een invulstrookje staat? • Oefening 32: En jij? De cursisten vullen samen met de lesgever de vragen een voor een in. Deze vragen zijn juist mondeling beantwoord in het voorkennisgesprek.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
71
Verwerking algemeen De lesgever vertelt dat wanneer kinderen afwezig waren, dit gewettigd moet worden. Daarom moeten ouders een briefje invullen of een medisch attest aan de school bezorgen.
• Oefening 33: Lees het briefje. Vul het briefje in. De lesgever leest het briefje hardop. Het is niet de bedoeling dat de cursisten alle woorden van het briefje begrijpen. De lesgever stelt de volgende vragen aan de cursisten: - Hoe heet het kind? - Wanneer was Ayten ziek? - Moet Ayten een doktersbriefje meebrengen? - Wat moeten de ouders schrijven? De lesgever schrijft het antwoord van de cursisten op het bord. De cursisten vullen het briefje in. • Oefening 34: Wat is het? Schrijf het juiste cijfer bij de tekening. De cursisten schrijven de nieuwe woorden bij de tekening. De lesgever vertelt mondeling wat ouders kunnen schrijven:
- Situatie 1: Jouw kind komt morgen niet naar school
Beste juffrouw, Neslihan komt morgen niet naar school. Groetjes, ...
Beste juffrouw, Nelishan komt morgenvoormiddag niet naar school omdat ze naar de oogarts moet. Groetjes, ...
- Situatie 2: Jouw kind was gisteren niet in de school.
Beste juffrouw,
Beste juffrouw,
Kadim was gisteren niet in school omdat hij buikpijn had. Ze moest veel overgeven en was de hele dag moe. Ze heeft de hele tijd geslapen. Ik heb de dokter niet gebeld omdat het vandaag al beter was. Groetjes, ...
Kadim was gisteren niet in school omdat hij buikpijn had en moest overgeven. Groetjes, ...
- Situatie 3: Jouw kind heeft zijn huiswerk niet gemaakt omdat hij de oefening niet begreep
72
basiseducatie
Beste juffrouw,
Beste juffrouw,
Hans heeft zijn huiswerk niet gemaakt. De oefening was veel te moeilijk en hij begreep er niets van. Papa was nog niet thuis dus die kon niet helpen en ik vond het ook moeilijk. Groetjes, ...
Hans heeft zijn huiswerk niet gemaakt omdat hij de oefening niet begreep. Groetjes, ...
De cursisten leren dat een boodschap in de agenda duidelijk en eenvoudig geformuleerd moet zijn. Ze leren wanneer er een reden moet opgegeven worden en wanneer niet.
• Oefening 35: Welk briefje is goed? Kleur het bolletje.
• Oefening 36: Lees de brief. Beantwoord de vragen. De cursisten lezen hardop de briefjes in de agenda. De lesgever overloopt klassikaal de vragen. De cursisten zoeken de antwoorden in de tekst en lossen de vragen op.
• Oefening 37: Schrijf een briefje naar de school. De cursisten krijgen drie situaties voorgelegd waarbij zij een briefje naar de juffrouw moeten schrijven. De boodschappen moeten eenvoudig en duidelijk zijn. Er wordt ook gelet op de aanspreking (Beste juffrouw ...) en de afsluiting (Bedankt, Groeten, ...)
• Oefening 38: Vul de onderstaande strookjes in. De cursisten vullen de verschillende strookjes in. Hier wordt aandacht besteed aan de verschillende verwoordingen. Wanneer moet je de naam van jouw kind schrijven? Wanneer jouw naam? Wanneer moet je kiezen, doorstrepen,...
• Oefening 39: Lees de brief van het oudercontact. Zijn de zinnen waar of niet waar? De lesgever leest de brief hardop. De lesgever overloopt samen met de cursisten de gestelde vragen. Daarna lezen de cursisten de tekst en duiden aan of de beweringen waar of niet waar zijn.
Les 5: Huiswerkbegeleiding 1. Doelen:
de cursisten - kennen manieren om hun kind te begeleiden met het huiswerk; - kunnen een aantal manieren van huiswerkbegeleiding toepassen; - kunnen goede randvoorwaarden scheppen voor het maken van het huiswerk.
2. Wat heb je nodig? - Kijkplaten huiswerkbegeleiding “De school is uit” - Goed-en-foutkaartjes
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
73
3. Programma Voorkennis activeren De cursisten hebben de vorige les huiswerk meegekregen. (zie cursus oefening 39) - Wanneer heeft jouw kind huiswerk? - Wanneer moet jouw kind leren? - Wanneer maakt jouw kind huiswerk? - Waar maakt jouw kind huiswerk? - Wie helpt met het huiswerk? - Hoeveel tijd heeft jouw kind nodig om huiswerk te maken?
• Oefening 40: En jij? De cursisten hebben samen met hun kind uit de basisschool het huiswerk gemaakt. Klassikaal worden de vragen overlopen en beantwoord. Hier kunnen de verschillen van kind tot kind al aangetoond worden. Daar wordt voorlopig niet veel aandacht aan besteed.
• Oefening 41: Kijk naar de foto. Is het goed of fout? Kleur het bolletje. De cursisten duiden aan of de gegeven omstandigheden gunstig zijn om huiswerk te maken en/of lessen te leren.
• Huiswerkbegeleiding Wat zijn goede omstandigheden om de kinderen huiswerk te laten maken en lessen te laten leren? De lesgever toont de verschillende kijkplaten. Kijkplaat A is goed, kijkplaat B is niet goed. De cursisten steken de goed-en-foutkaartjes omhoog. De cursisten verantwoorden in het kort hun keuze.
• Oefening 42: Wat is juist? Kleur het bolletje. De cursisten kijken naar de foto en duiden de gepaste zin aan. • Oefening 43: Wat is juist? Schrijft het cijfer bij de foto. De cursisten schrijven de juiste zin bij de foto. • Huiswerkbegeleiding De lesgever toont één voor één de kijkplaten. De cursisten zeggen of de omstandigheden goed zijn of niet. Hier is het belangrijk dat ze vertellen wat ze zien en verantwoorden waarom het goed of niet goed is. Hier is de motivatie belangrijk.
• Oefening 44: Wat is het tegengestelde? Verbind met elkaar. De cursisten zoeken de tegenstellingen en verbinden ze met elkaar. De controle van de oefening wordt mondeling gedaan waarbij de cursisten de nieuwe begrippen plaatsen in een ruimere context.
• Oefening 45: Wat is het tegengestelde? Verbind met elkaar. De cursisten verbinden de tegenstellingen met elkaar. • Oefening 46: Wat is het? Schrijf het juiste woord onder de tekening. De cursisten schrijven de woorden van de tegenstellingen onder de tekening.
74
basiseducatie
• Oefening 47: Schrijf de juiste woorden bij de foto.
De cursisten schrijven per foto twee woorden die met deze foto te maken hebben. Zo leren ze de algemeen aangeleerde woorden i.v.m. huiswerkbegeleiding in een bredere context gebruiken.
• Oefening 48: Vul het juiste woord in. De cursisten vullen het juiste woord in in de zin.
REFERENTIES - W. Kaminski, W. Lahnstein, M. Van Leeuwen, Wat is een basisschool? Cursus ouderbetrokkenheid en taalvaardigheid, Coutinho, 2000 - C. Fontaine, De school is uit! Is de school uit?, School & gezin, Limburg-Dion Boodts, 1993
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
75
[B] Lichaam / Ziek
Bronvermelding
Dit lespakket is gebaseerd op materiaal van Brusselleer, Centrum Basiseducatie Brussel Koningstraat 270 - 1210 SINT-JOOST-TEN-NODE tel: 02/223 20 45 - fax: 02/223 20 85
[email protected] http://brusselleer.vgc.be Voor meer informatie kan je daar terecht.
Inhoudsopgave • Handleiding voor de lesgever 1. Bedoeling ............................................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 77 2. Doelen ....................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 77 3. Lesverloop ........................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 78 3.1. Waar zit mijn neus? ............................................................................................................................................................................................................................................... p. 78 3.2. Ochtendgymnastiek . .......................................................................................................................................................................................................................................... p. 78 3.3. Twee woordspelletjes ....................................................................................................................................................................................................................................... p. 78 3.4. Kies het juiste woord! ........................................................................................................................................................................................................................................ p. 80 3.5. Ik heb pijn! ......................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 80 3.6. Sander is ziek. Jasmina is ziek . ............................................................................................................................................................................................................... p. 80 3.7. De moeder van Sandra belt en schrijft . ................................................................................................................................................................................... p. 80 3.8. De moeder van Omar belt naar school . .................................................................................................................................................................................. p. 81
• Cursistenmap 1. Waar zit mijn neus? . ............................................................................................................................................................................................................................................................... p. 99 2. Ochtendgymnastiek ........................................................................................................................................................................................................................................................ p. 100 3. Twee woordspelletjes ...................................................................................................................................................................................................................................................... p. 101 4. Kies het juiste woord! ....................................................................................................................................................................................................................................................... p. 103 5. Ik heb pijn! . ...................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 104 6. Sander is ziek .............................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 105
76
basiseducatie
7. Jasmina is ziek . ........................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 106 8. De moeder van Sandra belt naar school .............................................................................................................................................................................................. p. 107 9. De moeder van Omar belt naar school .................................................................................................................................................................................................. p. 108
1. Bedoeling Dit lespakket richt zich in eerste instantie tot anderstalige cursisten. De bedoeling is om de cursisten in staat te stellen een eenvoudige telefonische of schriftelijke melding van een afwezigheid wegens ziekte te doen. Om dat doel te bereiken wordt een relevant stuk woordenschat aangereikt en ingeoefend. Ook de communicatie zelf wordt intensief ingeoefend. Door de cursisten te bekwamen in het communiceren met de school bij de ziekte van een kind geven we hen uitzicht op een succeservaring. Op die manier wordt hun zelfvertrouwen en hun zelfredzaamheid verhoogd en worden de contacten tussen school en ouder verbeterd.
2. Hoofddoel Vaardigheden de cursisten 1. kunnen een eenvoudig telefonisch gesprek voeren of een simpele brief schrijven i.v.m. de afwezigheid wegens ziekte van hun kind.
Andere doelen Vaardigheden de cursisten kunnen 1. voor zichzelf opkomen; 2. hun gedachten, gevoelens, meningen en keuzes verwoorden; 3. in groep samenwerken met respect voor verschillen tussen mensen. Attitudes de cursisten 1. zijn bereid gericht te luisteren naar anderen en gepast te reageren; 2. zijn bereid de inbreng van anderen ernstig te nemen; 3. zijn assertief: ze kunnen een gewenste positie verwerven, behouden en versterken; 4. tonen respect voor de argumenten en standpunten van anderen; 5. aanvaarden dat afspraken nodig zijn om het samenleven van mensen vlot te laten verlopen. Ondersteunende kennis de cursisten 1. kennen een aantal relevante woorden en zinnetjes om de afwezigheid van een kind aan de school schriftelijk of telefonisch te melden.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
77
3. Lesverloop Vooraf De cursistenmap in de cursistenmap zijn ondersteunend. De nadruk ligt op de mondelinge vaardigheden.
3.1. Waar zit mijn neus? (cursistenmap p. 99) De cursisten brengen woord en beeld samen. Gezien de moeilijkheidsgraad van de oefening is de beginletter weergegeven. Laat de cursisten individueel of per twee werken. De oplossingen worden uitgewisseld. Laat de cursisten de woorden verder inoefenen door hen de lijst met in te vullen woorden te laten bedekken. De cursisten werken vervolgens per twee: iemand wijst bij zichzelf een lichaamsdeel aan, de andere benoemt het. Dan is de ander aan de beurt. Uiteraard worden enkel de 14 in de les behandelde lichaamsdelen aangewezen. Timing: 40 minuten Werkvormen: individuele opdracht of werken per twee, groepsgesprek. Lesmateriaal: invuloefening (cursistenmap p. 99)
3.2. Ochtendgymnastiek (cursistenmap p. 100) Deze oefening kun je enkel doen als de cursisten de vorige les hebben afgewerkt. Tevens moeten ze de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ vlot kunnen hanteren. Laat de cursisten de oefeningen doen. Doe eerst elke oefening apart voor. Nadien doen de cursisten de oefening na. In een tweede ronde doe je gewoon op een goed zichtbare plaats mee. In een derde ronde geef je enkel de instructies. In een vierde ronde zetten de cursisten, die een foute beweging hebben gemaakt, zich aan de kant. Die laatste oefening doe je enkel als alle leden van de groep een dergelijke ‘sanctie’ kunnen verwerken. Timing: 25 minuten Werkvormen: doe-activiteit Lesmateriaal: geen
3.3. Twee woordspelletjes (cursistenmap p. 101 en 102) Laat de cursisten individueel de oefeningen maken. Bedoeling is de geleerde woorden nog eens te herhalen.
78
basiseducatie
H O O
F
D
A
K
E
E
L
A
I
W H N
R
N A O
E
M O N D U O O G O
S
F
R
D
E
N
H O O
F
D
I
K
T
L
O
Het woord, dat overblijft, is hoofden.
A
R M
A
B
I
L
E
O
P
R
U G
K
N
I
E
V
I
N G
E
R
S
O
K
H A N D
B
K M E
O
E
T
T
B
E
E
N
R
M
I
E
J
N
S
B
E
L
N
E
N
T
Het zinnetje, dat overblijft, is:
I
K
L O O P
M E T
M I
J N
B E N E N
Timing: 30 minuten Werkvormen: woordspel Lesmateriaal: woordspelletjes (cursistenmap p. 101 en 102)
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
79
3.4. Kies het juiste woord! (cursistenmap p. 103) Laat de cursisten individueel de meerkeuzevragen beantwoorden. De oplossingen worden uitgewisseld. Bedoeling van deze oefening is de geleerde woorden in een context te plaatsen. Laat de cursisten de woorden verder inoefenen door hen de lijst met keuzewoorden te laten bedekken. Timing: 20 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek Lesmateriaal: meerkeuzevragen (cursistenmap p. 103)
3.5. Ik heb pijn! (cursistenmap p. 104) Laat de cursisten individueel de meerkeuzevragen beantwoorden. De oplossingen worden uitgewisseld. Deze oefening is een rechtstreekse voorbereiding op de gesprekjes waarin de ziekte van een kind aan de school wordt gemeld. Bij wijze van toepassing wijst de lesgever op bepaalde lichaamsdelen en fingeert pijn. De cursisten moeten zeggen wat voor pijn hij heeft. Nadien kunnen de cursisten per twee dezelfde oefening doen. Timing: 25 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek, mimespel Lesmateriaal: meerkeuzevragen (cursistenmap p. 104)
3.6. Sander is ziek. Jasmina is ziek. (cursistenmap p. 105 en 106) De twee gesprekken over het melden van een afwezigheid worden het best ingeoefend via rollenspelen. Je kunt ook de vragen en antwoorden losknippen en de cursisten de opdracht geven om de teksten in de juiste volgorde te leggen. Laat de verschillende spelers eerst gebruik maken van de tekst. Nadien spelen ze een eigen, gepersonaliseerde ‘tekst’. Werk eerst klassikaal, daarna per twee. Timing: 50 minuten Werkvormen: rollenspel Lesmateriaal: telefoongesprekken (cursistenmap p. 105 en 106)
3.7. De moeder van Sandra belt en schrijft. (cursistenmap p. 107) Laat de cursisten de invuloefening maken per twee. Laat ze nadien in een rollenspel de dialoog spelen. De brief schrijven ze individueel of per twee. De lesgever kan vooraf in een groepsgesprek de noodzakelijke bestanddelen van een dergelijke brief op een rijtje zetten.
80
basiseducatie
Timing: 60 minuten Werkvormen: werken per twee, rollenspel, groepsgesprek, individuele opdracht Lesmateriaal: telefoongesprek en brief (cursistenmap p. 107)
3.8. De moeder van Omar belt naar school. (cursistenmap p. 108) Laat de cursisten de vragen en antwoorden in de juiste volgorde leggen. In een groepsgesprek worden de oplossingen uitgewisseld. Daarna kunnen ze per twee de dialoog spelen. Ze kunnen er het best een gepersonaliseerde versie van maken. De juiste volgorde:
2
5
7
1
3
8
6
9
4
10
Timing: 30 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek, rollenspel Lesmateriaal: telefoongesprek (cursistenmap p. 108)
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
81
[C] School
Bronvermelding
Dit lespakket is gebaseerd op materiaal van Brusselleer, Centrum Basiseducatie Brussel Koningstraat 270 - 1210 SINT-JOOST-TEN-NODE tel: 02/223 20 45 - fax: 02/223 20 85
[email protected] http://brusselleer.vgc.be Voor meer informatie kan je daar terecht.
Inhoudsopgave • Handleiding voor de lesgever 1. Bedoeling ............................................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 83 2. Doelen ....................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 84 3. Lesverloop ........................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 84 3.1. Wat is een basisschool? . ................................................................................................................................................................................................................................ p. 84 3.2. In welke klas zitten jouw kinderen? ............................................................................................................................................................................................. p. 85 3.3. Welke plaatsen zijn er op school? ................................................................................................................................................................................................... p. 85 3.4. Wat vind je op school? .................................................................................................................................................................................................................................... p. 85 3.5. Wat doen de kinderen in de klas? ................................................................................................................................................................................................... p. 86 3.6. Wie werkt er op school? ................................................................................................................................................................................................................................ p. 86 3.7. Welke leergebieden zijn er op school? . .................................................................................................................................................................................. p. 87 3.8. Mijn gezin - Waar woon je? - Inschrijvingsgesprekken .................................................................................................................................... p. 88 3.9. Welke dag is het vandaag? Hoe laat is het? - Afspraak met de juf . ................................................................................................. p. 88
• Cursistenmap 1. Wat is een basisschool? Wat is een kleuterschool? ............................................................................................................................................................... p. 110 2. Wat is een lagere school? ........................................................................................................................................................................................................................................... p. 111 3. In welke klas zitten jouw kinderen? ............................................................................................................................................................................................................ p. 112 4. Welke plaatsen zijn er op school? .................................................................................................................................................................................................................. p. 113
82
basiseducatie
5. Wat vind je op school? . .................................................................................................................................................................................................................................................. p. 116 6. Wat vind je in de boekentas? ................................................................................................................................................................................................................................ p. 118 7. Wat doen de kinderen in de klas? .................................................................................................................................................................................................................. p. 120 8. Wie werkt er op school? ............................................................................................................................................................................................................................................... p. 122 9. Welke leergebieden zijn er op school? ................................................................................................................................................................................................... p. 124 10. Mijn gezin . ........................................................................................................................................................................................................................................................................................ p. 127 11. Waar woon je? ............................................................................................................................................................................................................................................................................ p. 128 12. Inschrijvingsgesprek ......................................................................................................................................................................................................................................................... p. 129 13. Welke dag is het vandaag? Hoe laat is het? ..................................................................................................................................................................................... p. 132 14. Een moeder maakt een afspraak met de juf ................................................................................................................................................................................... p. 133
1. Bedoeling Dit lespakket richt zich in eerste instantie tot anderstalige cursisten. Het is de bedoeling om hen in staat te stellen met hun kind of een andere volwassene een gesprek te voeren over de school: in welke klas hun kinderen zitten, bij welke juf of meester, welke plaatsen er op school te vinden zijn, wat de kinderen op school doen, welk schoolgerief ze gebruiken, welke vakken er aan bod komen… Ze moeten bovendien een inschrijvingsgesprek kunnen voeren en een afspraak met de juf of meester kunnen maken. Om dat doel te bereiken wordt een relevant stuk woordenschat aangereikt en ingeoefend. Dat onderdeel kan weggelaten worden als de cursisten voldoende taalvaardig zijn. De communicatie zelf wordt ook intensief ingeoefend. Door de cursisten te bekwamen in het communiceren met hun kind over de school wordt de band ouder-kind versterkt. Bovendien wordt de ouder betrokken bij het functioneren van zijn kind als scholier, waardoor diens slaagkansen gunstig worden beïnvloed. Door de cursisten te bekwamen in het communiceren met de school geven we hen uitzicht op een succeservaring. Op die manier wordt hun zelfvertrouwen en hun zelfredzaamheid verhoogd en worden de contacten tussen school en ouder verbeterd. Die informele participatie van ouders in de school komt de drie betrokken partijen ten goede: 1. De ouders kunnen duidelijk maken wat ze van de school verwachten en aangeven welke problemen zij ondervinden in de begeleiding van hun schoolgaande kinderen. 2. De school kan duidelijker haar pedagogisch project aan de ouders voorstellen en nagaan in hoeverre dat project aansluit bij de verwachtingen en de mogelijkheden van ouders en kinderen. 3. Een goede communicatie tussen ouders en school schept voor het schoolgaande kind een duidelijke situatie. Ouders en school trekken aan een zelfde zeel. Een goede samenwerking tussen ouders en school verhoogt de slaagkansen van de scholier. Problemen worden sneller getraceerd, oplossingen worden gezamenlijk gedragen.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
83
2. Hoofddoelen Vaardigheden de cursisten kunnen 1. een eenvoudig gesprekje voeren met hun kind of een andere volwassene over de klas waarin hun kinderen zitten, over hun juf of meester, over de verschillende plaatsen op school, de vakken die er aan bod komen, het schoolgerief dat er wordt gebruikt; 2. een inschrijvingsgesprek tot een goed einde brengen.
Andere doelen Vaardigheden de cursisten kunnen 1. voor zichzelf opkomen; 2. hun gedachten, gevoelens, meningen en keuzes verwoorden; 3. in groep samenwerken met respect voor verschillen tussen mensen. Attitudes de cursisten 1. zijn bereid gericht te luisteren naar anderen en gepast te reageren; 2. zijn bereid de inbreng van anderen ernstig te nemen; 3. zijn assertief: ze kunnen een gewenste positie verwerven, behouden en versterken; 4. tonen respect voor de argumenten en standpunten van anderen. Ondersteunende kennis de cursisten kennen 1. een aantal relevante woorden en zinnetjes om met hun kind of een andere volwassene over een aantal aspecten van de school te praten; 2. een aantal relevante woorden en zinnetjes om een inschrijvingsgesprek te voeren.
3. Lesverloop 3.1. Wat is een basisschool? (cursistenmap p. 110 en 111) De cursisten krijgen informatie over de basisschool. Ze leren wat een kleuterschool en een lagere school is en ontdekken de verschillen tussen beide: Kleuterschool
Lagere school 3 jaren Van 2,5 tot 5 jaar
Op de kleuterschool wordt er vooral gespeeld.
6 jaren Van 6 tot 11 jaar Op de lagere school leren kinderen heel wat.
Geef de infobladen aan de cursisten of stel ze ter beschikking van verschillende groepjes cursisten. Je kunt van de bladen ook transparanten maken en ze projecteren. Laat de cursisten op zoek gaan naar verschillen (zie boven). Laat nadien de cursisten de bladen wegleggen en de verschillen nogmaals opsommen.
84
basiseducatie
Timing: 25 minuten Werkvormen: individuele opdracht of groepswerk, groepsgesprek Lesmateriaal: infobladen (cursistenmap p. 110 en 111), transparanten van die bladen
3.2. In welke klas zitten jouw kinderen? (cursistenmap p. 112) De cursisten doen eerst de invuloefening. Die informatie wordt uitgewisseld. Laat de cursisten nadien, als het infoblad is weggelegd, nogmaals antwoorden op de vragen: In welke klas zit mijn kind? Hoe heet zijn juf of meester? Laat nadien de cursisten vraag en antwoord met elkaar verbinden. In een groepsgesprek worden de oplossingen uitgewisseld. Laat nadien in een rollenspel het gesprek naspelen. De cursisten gebruiken de naam van hun eigen kind en de naam van de juf of meester van hun kind. Laat ze eerst de geschreven teksten gebruiken. Nadien doen ze het zonder de hulp van een tekstblad. Timing: 40 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek, rollenspel Lesmateriaal: invulblad (cursistenmap p. 112)
3.3. Welke plaatsen zijn er op school? (cursistenmap p. 113, 114 en 115) De cursisten krijgen informatie over de verschillende locaties op school. Geef de cursisten het infoblad. Je kunt er ook een transparant van maken en die projecteren. Nadien maken ze individueel de invuloefening (cursistenmap p. 114). De oplossingen worden uitgewisseld. Aan de hand van de illustraties (cursistenmap p. 115) reproduceren de cursisten de ingeoefende zinnetjes. Dat kan gebeuren per twee, in groepjes of klassikaal. Je kunt het blad met de illustraties geven aan de cursisten of als transparant projecteren. Timing: 40 minuten Werkvormen: individuele opdracht, werken per twee, in groepjes of klassikaal. Lesmateriaal: infoblad, toepassing (cursistenmap p. 113, 114 en 115), transparant van infoblad
3.4. Wat vind je op school? (cursistenmap p. 116 tot 118) De cursisten krijgen wat woordenschat aangereikt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen woorden die verband houden met de klas en met de boekentas. Eerst moeten de cursisten het woord in verband brengen met het beeld (cursistenmap p. 116 en 118), nadien moet ze aan de hand van het beeld het woord reproduceren (cursistenmap p. 118 en 119). Woord en beeld verbinden laat je de cursisten het best individueel doen. Nadien kan je de oplossingen klassikaal overlopen. Het woord reproduceren aan de hand van een illustratie laat je het best per twee, in groepjes of klassikaal doen.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
85
Timing: 60 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek, werken per twee, in groepjes of klassikaal. Lesmateriaal: cursistenmap (cursistenmap p. 116 tot 119)
3.5. Wat doen de kinderen in de klas? (cursistenmap p. 120 en 121) De cursisten krijgen wat woordenschat aangereikt over activiteiten in de klas. Opnieuw worden woorden geïntroduceerd aan de hand van een illustratie. Nadien wordt het doe-woord in een zin geplaatst. Laat de cursisten eerst de werkwoorden inoefenen. Dat kan door de twee laatste kolommen te bedekken. Laat ze nadien het werkwoord in een zin plaatsen. Dat kan door de laatste kolom te bedekken. Ook hier kan je klassikaal, in groepjes of per twee werken. Laat de cursisten als oefening het kruiswoordraadsel oplossen. Dat kan individueel, per twee of in groepjes. Oplossing kruiswoordraadsel
7I 2
1
k
l
e u
k
n
i
p p e n
r
e n
u 3 Kt e
k
e n e n
4 Ks
h
r
i
d e
r
e n
c
5 p
l
a
k
k
Pe n
6
s
c
h
i
l
j
v
e n
e n Timing: 50 minuten Werkvormen: individuele opdracht, werken per twee, in groepjes of klassikaal. Lesmateriaal: infoblad, kruiswoordraadsel (cursistenmap p. 120 en 121)
3.6. Wie werkt er op school? (cursistenmap p. 122 en 123) Opnieuw krijgen de cursisten woordenschat aangereikt, nu in verband met de verschillende spelers op het (school)veld. De nieuwe woorden worden opnieuw aangebracht aan de hand van illustraties. Nadien worden ze in zinnen geplaatst. Laat de cursisten de meerkeuzevragen oplossen (cursistenmap p. 122). Dat doen ze individueel of per twee. Nadien worden in een groepsgesprek de antwoorden overlopen. De nieuwe woorden kunnen nadien ingeoefend worden door de kolommen met woorden te bedekken. Dan worden de woorden in een zin geplaatst (cursistenmap p. 123). Door de kolom met uit te kiezen woorden te laten bedekken verhoog je de moeilijkheidsgraad. Nadien kunnen de cursisten de zinnen bedekken en zelf de zinnetjes formuleren. Tot slot personaliseren ze de verschillende medewerkers op school in een huiswerk dat vader of moeder samen met zoon of dochter maakt.
86
basiseducatie
Timing: 40 minuten Werkvormen: individuele opdracht, werken per twee, groepsgesprek, huistaak Lesmateriaal: meerkeuzevragen, invulblad (cursistenmap p. 122 en 123)
3.7. Welke leergebieden zijn er op school? (cursistenmap p. 124 tot 126) De cursisten krijgen wat woordenschat aangereikt over de leergebieden. Eerst moeten de cursisten het woord in verband brengen met het beeld (cursistenmap p. 124 ), nadien moet ze aan de hand van het beeld het woord reproduceren (cursistenmap p. 125). Woord en beeld verbinden laat je de cursisten het best individueel doen. Nadien kun je de oplossingen klassikaal overlopen. Het woord reproduceren aan de hand van een illustratie laat je het best per twee, in groepjes of klassikaal doen. Als oefening beoordelen de cursisten een aantal stellingen (cursistenmap p. 126). De cursisten kunnen individueel of per twee werken. De oplossingen worden klassikaal overlopen. Oplossing stellingenspel juist 1.
In de les Nederlands leren de kinderen lezen en schrijven in het Nederlands.
2.
In de les lichamelijke opvoeding doen de kinderen aan sport.
3.
In de les muzische vorming zingen de kinderen liedjes.
4.
In de les muzische vorming leren de kinderen viool spelen.
5.
In de wiskundeles leren de kinderen de hoofdsteden van Europa.
6.
In de les Frans leren de kinderen Franse woorden.
7.
In de les muzische vorming maken de kinderen tekeningen.
8.
In de les wiskunde maken de kinderen rekensommen.
9.
In de les wereldoriëntatie leren de kinderen kaartlezen.
fout
10. In de les lichamelijke opvoeding leren de kinderen paardrijden. 11. In de les Frans leren de kinderen schilderen. 12. In de les wereldoriëntatie leren de kinderen over het verkeer. 13. In de les Nederlands leren de kinderen over de natuur. 14. In de les muzische vorming spelen de kinderen stukjes toneel.
Ik tel mee op de school van mijn kinderen
3
lleefsfeer eefsfeer
87
Timing: 60 minuten Werkvormen: individuele opdracht, groepsgesprek, werken per twee, in groepjes, klassikaal Lesmateriaal: infoblad en invulblad (cursistenmap p. 124 tot 126)
3.8. Mijn gezin – Waar woon je? – Inschrijvingsgesprekken (cursistenmap p. 127 tot 131) De invulbladen (cursistenmap p. 127 en 128) over ‘mijn gezin’ en ‘Waar woon je?’ zijn een voorbereiding op een inschrijvingsgesprek. Laat de cursisten die bladen invullen. Nadien kunnen ze aan elkaar vertellen hoe hun gezin is samengesteld en waar ze wonen. Die uitwisseling kan per twee (de laagste drempel), in groepjes of klassikaal. Dan wordt het inschrijvingsgesprek op pagina 129 overlopen. Dat wordt het best in een rollenspel nagespeeld. Daarna vullen de cursisten individueel het inschrijvingsgesprek op p. 130 verder aan. Nadien zetten ze vragen en antwoorden op p. 131 in de juiste volgorde. Dat doen ze individueel of per twee. De oplossingen worden klassikaal overlopen. De juiste volgorde:
3
5
7
9
2
8
10
1
6
4
Vervolgens wordt het inschrijvingsgesprek in een rollenspel nagespeeld. De cursisten brengen het best hun eigen gegevens in het spel. Timing: 60 minuten Werkvormen: individuele opdracht, werken per twee, in groepjes, klassikaal, rollenspel Lesmateriaal: invulbladen, gesprekken (cursistenmap p. 127 tot 131)
3.9. Welke dag is het vandaag? Hoe laat is het? – Afspraak met de juf (cursistenmap p. 132 tot 134) Als voorbereiding op het gesprek met de juf krijgen de cursisten enkele begrippen over tijd aangereikt (cursistenmap p. 132). Met een kalender en een klok kun je de dagen van de week en de uren van de dag vlot inoefenen. De twee gesprekjes over het vastleggen van een datum en uur worden het best ingeoefend via rollenspellen. Je kunt ook de vragen en antwoorden losknippen en de cursisten de opdracht geven om de teksten in de juiste volgorde te leggen. Laat de verschillende spelers eerst gebruik maken van de tekst. Nadien spelen ze een eigen, gepersonaliseerde ‘tekst’. Timing: 60 minuten Werkvormen: groepsgesprek, rollenspel, individuele opdracht Lesmateriaal: infoblad en gesprekken (cursistenmap p. 132 tot 134)
88
basiseducatie