1
Bewoning en bevolking
1. BEBOUWDE RUIMTE TEGENOVER OPEN RUIMTE 1. Bebouwingsvormen Mensen wonen in een bebouwde ruimte. Naast gebouwen om in te wonen staan er ook gebouwen om in te werken, gebouwen voor geneeskundige zorgen en culturele activiteiten, ... Vlakken die op de kaart worden ingenomen door bebouwing kunnen we groeperen naar dichtheid: 1 aaneengesloten bebouwing: woningen en gebouwen zijn aan elkaar gebouwd. 2 gegroepeerde bebouwing: In de nabijheid van steden neemt de bebouwing toe aan de invalswegen. 3 verspreide bebouwing: hoeven, dorpjes en gehuchten komen verspreid voor tussen het groen: akkers, weiden, bomen. Een landschap waar bebouwing ontbreekt is een open ruimte.
Aaneengesloten bebouwing
Gegroepeerde bebouwing
Verspreide bebouwing
2. Bebouwingsvormen op de topokaart 1:50 000 Waar en hoe staan gebouwen in het landschap? Bepaal met de determineertabel (figuur 2) de bebouwingsvormen en kleur ze op de topokaart (figuur 1) -
verspreide bebouwing woonwijk lintbebouwing gehucht
bruin oranje geel groen
- dorp - verstedelijkt dorp - stad
blauw paars rood
2. STEDELIJKE BEBOUWING IN ONZE LEEFRUIMTE 1. Delen van een stad •
- oorspronkelijke nederzetting - aaneengesloten bebouwing - veel gebouwen met klemtoon op handel en diensten (oa. stadhuis, winkels, banken, kantoren, ...) - historische gebouwen stadswijken - oudere woonwijken - gebouwen voor onderwijs, geneeskundige zorgen, buurtwinkels, ... De binnenstad wordt meestal omgeven door een ring. de stadsrand - minder dichte bebouwing - meer groene ruimte - bedrijventerreinen, winkelcomplexen - nieuwere woonwijken
AGGLOMERATIE
•
de binnenstad stadskern of stadscentrum
2
Bewoning en bevolking
Opdracht - Kleur deze delen van de agglomeratie in op de topokaart 1:50000 (figuur 3) volgens de legende. - Net buiten de agglomeratie woon je in de stadsomgeving. Ten koste waarvan breidt de stad zich hier verder uit? .......................................................................................................................................... 2. Functies van de stad Uit het uitzicht van de gebouwen, de straten en de wijken kan je de functies van een stad of dorp waarnemen. Enkele voorbeelden van functies: wonen, onderwijs, administratie, verzorging, ontspanning, cultuur, godsdienst, verkeer, handel, nijverheid, toerisme, landbouw, Duid de gevolgde straten aan op je stadsplan (figuur 4). DE SCHOOL -
Welke functie wordt er uitgeoefend door onze school?
-
Noem nog enkele andere secundaire scholen in de stad.
Waar zijn ze gevestigd?
Sint-Niklaas is een onderwijscentrum
STATIONSSTRAAT -
Noteer enkele straatnummers en schrijf ernaast wat er gevestigd is
Welke functie is hier zeer goed vertegenwoordigd?
GROTE MARKT Stel je centraal op en kijk rond. Je herkent : - postgebouw openbare dienst Ken je nog andere diensten van openbaar nut? Waar zijn deze gevestigd? - ......................... toeristische functie - ......................... bestuurlijke functie (administratieve functie)
Bewoning en bevolking
-
3
Vergelijk de overliggende grootste zijden van de markt. Wat stel je vast wat het voorkomen van horecazaken betreft?
Zoek hiervoor een verklaring. -
Welke dag wordt de markt het drukst bezocht? Welk evenement heeft dan plaats? Waarvoor doet het plein de andere dagen dienst? Waarom is dit een belangrijke functie?
-
Welke drie straten brengen het verkeer in en uit het centrum?
PARKLAAN Een brede nieuwere straat verbindt de binnenstad met de stadsrand. Let op de huizen en de naamplaten met de beroepen. Welk belang heeft het park voor de inwoners van Sint-Niklaas?
HOSPITAALSTRAAT Deze naam spreekt voor zichzelf. We treffen er gebouwen aan met een geneeskundige en verzorgende functie zoals : Waarom zijn bloemenwinkels hier op hun plaats?
3. Besluit Op de beperkte oppervlakte die je bezocht hebt, kreeg je toch een beeld van de functies van de stad. - Aantal functies: Noem de functies die je opgemerkt hebt.
- Meeste werkgelegenheid in? - Wie maakt gebruik van die functies? - Problemen van de stedelijke leefruimte?
4
Bewoning en bevolking
3. LANDELIJKE BEBOUWING IN ONZE LEEFRUIMTE Zoek in je excursiebundeltje het bezochte landelijke dorp. Vergelijk het dorp met de stad en vul het schema verder aan.
woon- en werkmilieu
veel inwoners in
STAD
gering aantal inwoners in
vb.
DORP
vb.
agglomeratie of grote woonkern
kleine woonkern en/of verspreid beperkt aantal functies
talrijke functies voor
omgeving = invloedssfeer (atl. p.
eigen inwoners )
landbouwactiviteit
industrie, handel, diensten en vervoer zijn belangrijk
vermindert
VERSTEDELIJKT DORP
blijft belangrijk
landbouwdorp
vb. druk verkeer
4. DE BELANGRIJKSTE STEDEN IN BELGIË Figuur 5 is de facetkaart van bewoning en bevolking van België. Benoem de steden aan de hand van je atlas.
weinig verkeer
5
Bewoning en bevolking
5. TOTALE BEVOLKING EN BEVOLKINGSEVOLUTIE 1. Sint-Niklaas
Gebruik de bevolkingsgegevens van je gemeente (figuur 6). Onderzoek de evolutie van één jaar door middel van onderstaand schema.
Bevolking van de stad op 01/01/2004 .........................
geboorten
immigranten
sterfgevallen
natuurlijke aangroei afname
emigranten
migratiesaldo aangroei of daling voor 2005
Totale bevolking Sint-Niklaas op 01/01/2006 = ...........................
aantal Belgen = ......................... ............................ = aantal vreemdelingen = ..................... % .........................% =
Verklaring begrippen
natuurlijke aangroei : aantal geboorten - aantal sterfgevallen immigrant: vreemdeling die zich het land vestigt emigrant: iemand die het vaderland verlaat om zich elders te vestigen migratiesaldo: immigranten - emigranten
Multiculturele samenleving
Allochtoon = Autochtoon = Iedere etnische groep heeft z’n eigen cultuur. Mensen met dezelfde culturele achtergrond wonen dikwijls samen in wijken (vb Matongé, China-town, ...) Ken je in onze leefruimte getuigen van een vreemde cultuur?
6
Bewoning en bevolking
2. België Wat is de totale bevolking van ons land op één januari 2006?
..........................................
Afgerond onthouden we ................................................
6. BEVOLKINGSDICHTHEID - BEVOLKINGSSPREIDING 1. Sint-Niklaas
Welke gegevens heb je nodig om de bevolkingsdichtheid van Sint-Niklaas te berekenen? Zoek deze op en bereken de bevolkingsdichtheid van Sint-Niklaas .....................................
inwoners = .................. inwoners / km²
83,3
km²
Heeft Sint-Niklaas een grote dichtheid in vergelijking met België? Vlaams Gewest? Oost-Vlaanderen?
België Vlaams Gewest Oost-Vlaanderen
342 inw/ km² 446 inw / km² 462 inw / km²
De bevolkingsdichtheid is een gemiddelde waarde waarbij de bevolking gelijkmatig verdeeld is over het gehele grondgebied. Niet elke zone- buurt is echter even dicht bevolkt. Dit kan je zien aan de hand van de bevolkingsspreiding.
Kleur de kaart van de bevolkingsspreiding in Sint-Niklaas (figuur 7) volgens de zonedichtheden in figuur 6.
Besluit bevolkingsspreiding van Sint-Niklaas 1. Dichtst bevolkte zones = Welke evolutie in dichtheid bemerk je wanneer je van het centrum richting stadsrand beweegt?
2. Afwijkende zones : Vergelijk met je stadsplan en verklaar hiermee de dichtheid van de afwijkende zones
Bewoning en bevolking
7
2. De eigen leefruimte
Kleur de facetkaart van bevolking/ bewoning volgens de legende (figuur 8) Welke zijn de dicht bevolkte zones (+ 1000 inw/ km²)?
Welke zijn de dun bevolkte zones (- 100 inw/ km²)
3. België
Onderzoek de atlaskaart .........
Dicht bevolkte zones (+500 inw/ km²) -
-
-
-
*
Kleur deze dicht bevolkte zones rood op de facetkaart (figuur 5)
*
Welke steden vormen de hoekpunten van de dichtst bevolkte vierhoek?
*
Verklaar deze dichtheid.
Dun bevolkte zones ( - 50 inw/ km²) -
-
*
*
Verklaar deze dichtheid
Kleur deze dun bevolkte zones groen op de facetkaart (figuur 5)
8
Bewoning en bevolking
4. Bebouwde ruimte belast het milieu Mensen verbruiken en vervuilen water. Ieder persoon vervuilt gemiddeld per dag 110 liter (!) drinkwater. Het grootste deel hiervan komt als afvalwater in riolen die uitmonden in beken, rivieren en de zee. De laatste jaren worden er echter meer en meer waterzuiveringsstations gebouwd die het water zuiveren alvorens ze in de rivier terecht komen. Ook de landbouw en de industrie verontreinigen het oppervlaktewater. Dit is het water in rivieren, vijvers en stuwmeren. Dit oppervlaktewater wordt dikwijls, na zuivering, gebruikt als drinkwater. Ook luchtverontreiniging komt het meeste voor in de bebouwde ruimte. Vele schoorstenen van fabrieken en woningen zorgen bij ongunstig weer voor een vervuilende mist boven de stad. Ook het verkeer heeft zijn aandeel in de luchtverontreiniging.
Raadpleeg atlaskaart p. ......... Waar zijn de rivieren in ons land het sterkst vervuild?
Hoe komt dit?
Wat kunnen wij doen om het milieu minder te belasten?
luchtverontreiniging smog boven Zuid-Azië
vervuiling langs rivieroever
Bewoning en bevolking
9
SYNTHESE BEWONING EN BEVOLKING Kennen Onderscheid tussen open ruimte en bebouwde ruimte; Begrippen: aaneengesloten, gegroepeerde en verspreide bebouwing; Delen van de stad opsommen en beschrijven; Functies van de stad beschrijven; Problemen van de stad opsommen; Kenmerken van een (verstedelijkt) dorp vergelijken met die van een stad; Bevolkingsaantal, oppervlakte, bevolkingsdichtheid van de eigen gemeente en België; Factoren die zorgen voor bevolkingsafname en toename opsommen; Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding; Elementen van vreemde culturen in onze samenleving opsommen; Oorzaken van vervuiling verklaren. Kunnen Belangrijkste steden van België situeren op de facetkaart; Soorten bebouwingsvormen bepalen, beschrijven en herkennen op foto en kaart met behulp van de determineertabel; Delen van de stad aanduiden op de kaart; Functies van de stad afleiden uit het uitzicht van gebouwen; Met de gegevens de bevolkingsevolutie, bevolkingsdichtheid van een gemeente/ land berekenen; Op kaart onderscheid maken tussen bevolkingsdichtheid- en spreiding; Bevolkingsspreiding in België verklaren; Vervuiling van de rivieren in België aflezen van de kaart; Bevolkingsspreiding van België op de facetkaart aflezen.