1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie
Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering van de taxi/auto, noemen we afschrijvingskosten. Houdt in dat de ene partij over meer informatie beschikt dan de andere partij. (Werkgevers weten vaak meer dan de werknemers.)
De lage risico's verwachten goedkoper uit te zijn als ze de kosten van de schade zelf gaan dragen. Bij de verzekeraar blijven uiteindelijk de hogere risico's over, terwijl de verzekeraar liever lage risico's verzekert. Er doet zich in dit geval averechtse selectie voor, omdat de slechte risico's zich verzekeren en de goede risico's de schade zelf 4 Averechtse selectie dragen. 5 Betalingsbereidheid Hoeveel je bereidt bent om voor iets te betalen. 6 Break-evenafzet De afzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten.-> 7 Break-evenomzet -> De omzet die hier bij hoort noemen we Break-evenomzet. Als de totale opbrengsten gelijk is aan de totale kosten, dit punt 8 Break-evenpunt noemen we de Break-evenpunt. Het negatieven verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid geldt alleen onder de voorwaarde dat alle andere factoren die Ceterisinvloed hebben op de vraag gelijk blijven, dit noemen we Ceteris9 paribusvoorwaarde paribusvoorwaarde Verplicht stellen van het vakbondslidmaatschap/verzekeringen in 10 Collectieve dwang een bepaalde bedrijfstak. Goederen die elkaar aanvullen, zoals shag en vloeitjes, auto`s en benzine, schoenen en schoenpoets. Wordt van het eerste goed meer Complementaire gekocht dan zal ook de vraag naar het complement stijgen. 11 goederen De constante kosten zijn kosten die niet afhangen van de 12 Constante kosten productieomvang. Verschil tussen de individuele gebruikswaarde van een 13 Consumentensurplus consumptiegoed en de werkelijke prijs die daarvoor betaald is Door het instellen van een eigen risico , moet de verzekerde de schade eerst zelf betalen, de schade boven dat bedrag wordt 14 Eigen risico vergoed door de verzekeraar. De evenwichtshoeveelheid vind je door de evenwichtsprijs in te 15 evenwichtshoeveelheid vullen in de Qa-vergelijking of in de Qv-vergelijking. Het marktevenwicht kan berekend worden door Qa en Qv aan elkaar gelijk te stellen. 16 Evenwichtsprijs Een extern effect is een gevolg van productie en/of consumptie voor de welvaart van anderen dat niet in de prijs van het product is doorberekend. 17 Extern effect De gemiddelde kosten bereken je door de totale kosten te delen 18 Gemiddelde kosten door de productieomvang. Als je inkomen stijgt koop je minder aardappelen, zulke goederen waarvan de vraag afneemt als het inkomen stijgt , noemen we 19 Inferieure goederen inferieure goederen. De verandering van de vraag als gevolg van een verandering van het inkomen kunnen we ook uitdrukken in een elasticiteit(EY). Berekenwijze: Ey= Procentuele verandering van de vraag/ Inkomenselasticiteit 20 van de vraag procentuele verandering van het inkomen (gevolg/oorzaak)
40 Primaire goederen
Luxe goederen zijn goederen die je niet per se nodig hebt, maar die goederen maken het leven we een stuk aangenamer. Als je naast de private kosten ook rekening hoedt met negatieve externe effecten dan kijk je naar de maatschappelijke kosten. De maatschappelijke kosten bestaand uit de private kosten en de positieve externe effecten. De maginale kosten geven aan welk bedrag het de ondernemer extra kost om een extra product te maken. De maginale kosten geven aan welk bedrag het de ondernemer extra krijgt voor een extra verkocht productie. Het marktaandeel geeft weer welk deel van de totale markt in handen is van een onderneming. Berekenwijze: Marktaandeel van de afzet = afzet van een onderneming/afzet van de totale markt x 100% of = omzet bedrijf/omzet totale markt x100% Averechtse selectie en moreel wangedrag kunnen er uiteindelijk toe leiden dat de risico's niet meer te verzekeren zijn, waardoor de marktwerking verstoord wordt. We spreken dan van Marktfalen. Moreel wangedrag of 'moral hazard' is het immorele of slechte gedrag dat een verzekerde gaat vertonen als een verzekering afgesloten. Negatieve gevolgen van productie of consumptie voor anderen zonder dat de veroorzaker daarvoor een vergoeding betaalt. ook bijvoorbeeld autorijden, het is slecht voor de milieu. Negatiefverband in de economie. Goederen waarvan je meer gaat vragen als het inkomen stijgt, noemen we normale goederen. Het aantal verkochte producten maal de verkoopprijs. Dat houdt in dat een beslissing die iemand voor zichzelf neemt de welvaart van anderen vergroot zonder dat anderen daarvoor hoeven te betalen. Als de prijs stijgt dan zal er meer worden verkocht dus er is een positief verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid. Met pijltjes: als prijs aanbod en als prijs aanbod Vergoeding aan de verzekeringsmaatschappij. Berekenwijze: premie = kans op schade x de gemiddelde hoogste van de verwachte schade. Hierbij moeten de slechte risico's meer betalen dan goede risico's. Getal dat weergeeft met welk percentage de van een goed gevraagde hoeveelheid verandert doordat de prijs van dat goed met één procent stijgt. Berekenwijze: Ev = Procentuele verandering van de vraag/Procentuele verandering van de prijs. (gevolg/oorzaak) Een relatief sterke reactie van de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering, zodat E pv < -1. Een relatief niet zo sterke reactie van de gevraagde hoeveelheid op een prijsverandering, zodat -1 < E pv < 0. Goederen waarvoor geldt dat de vraag ernaar inkomensinelastisch is, zodat E iv < of gelijk aan 1, Noodzakelijke goederen(water, kleding).
41 Producentensurplus
Het verschil tussen de prijs die een aanbieder minimaal wil ontvangen en de marktprijs noemen we het producentensurplus.
21 Luxe goederen Maatschappelijke 22 kosten Maatschappelijke 23 opbrengsten 24 Marginale kosten 25 Marginale opbrengst
26 Marktaandeel
27 Marktfalen
28 Moreel wangedrag
29 Negatief extern effect 30 Negatief verband 31 Normale goederen 32 Omzet
33 Positief extern effect
34 Positief verband
35 Premie 36 Premiedifferentiatie
Prijselasticiteit van de 37 vraag 38 Prijselastisch 39 Prijsinelastisch
42 Productiecapaciteit 43 Profijtbeginsel
44 Risico-aversie
45 Substitutiegoederen 46 Totale kosten 47 Totale opbrengst 48 Totale surplus 49 Totale winst 50 Transactie kosten 51 Variabele kosten
52 Verzekering
53 Vraagfunctie
De maximale hoeveelheid goederen en diensten die in een bepaalde periode kan worden voortgebracht als alle productiefactoren (kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap) volledig zijn ingeschakeld. Kortom: de maximale productie in een bepaalde tijd. Het uitgangspunt dat alleen degene die profiteert van een voorziening, voor die voorziening betaalt. Veel mensen houden niet van risico's en onverwachte vervelende gebeurtenissen. dit noemt men Risico-aversie: mensen zijn afkerig van risico's en wapenen zich hiertegen door een verzekering af te sluiten. Goederen die onderling vervangbaar zijn. De consument laat zich bij aankoop uitsluitend leiden door prijsverschillen. Hierbij valt te denken aan een meubelmaker die hout in moet kopen. Beukenhout kan hij bij verschillende bedrijven worden gekocht. Als het beukenhout bij de Gamma goedkoper is dan bij de Praxis, zal de meubelmaker zijn hout kopen bij de Gamma. Beukenhout is in dit geval substituair/fungibel: vervangbaar. Een tweede voorbeeld van een substituaire goederen zijn producten die niet geheel gelijk zijn, maar wel ongeveer hetzelfde (homogeen). Een voorbeeld is margarine en echte boter. De constante kosten en de variabele kosten samen zijn de totale kosten. Het aantal verkochte producten maal de verkoopprijs. Het totale surplus is de som van het consumentensurplus en het producentensurplus. De totale winst is te bereken door de totale opbrengst te verminderen met de totale kosten. Transactiekosten zijn de kosten die worden gemaakt om een overeenkomst (afsluiten van een verzekering) te realiseren. Kosten waarvan het totaalbedrag verandert als de productie verandert.(Vk) Een verzekering is een overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekerde waarbij de verzekerde een bedrag betaalt aan de verzekeraar, die in ruil hiervoor de garantie geeft dat een schade aan de verzekerde wordt vergoed. De vraagfunctie wordt ook wel de vraagvergelijking of collectieve (prijs)vraagfunctie genoemd. Deze formule toont het verband aan tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald goed en de prijs ervan. Meestal geldt: hoe hoger de prijs van een product, hoe lager de vraag. De uitkomst van deze wiskundige formule wordt uiteindelijk in de vraagcurve weergegeven. De vraagcurve is een grafiek waarin staat weergegeven hoeveel gevraagd wordt naar een bepaald goed bij verschillende prijzen.
Hoofdstuk 1 2 3 4 5
Kleur Geel Groen Blauw Rood Paars
Formules etc.. Het marktaandeel is te bereken met de onderstaande formule: Marktaandeel van de afzet= afzet van een onderneming/afzet van de totale markt x100% of = omzet bedrijf/omzet totale markt x100%
Afkortingen etc.. TO = totale opbrengst = omzet TK = totale kosten TCK = totale constante kosten(die niet afhankelijk is van de afzet/betaal je per tijdseenheid) TVK = totale variabele kosten (die wel afhankelijk zijn van de afzet/(axp) TW = totale winst GVK = gemiddelde variabele kosten GCK = gemiddelde constante kosten GTK = gemiddelde totale kosten MK = marginale kosten MO = marginale opbrengsten P = prijs q = afzet = verkochte hoeveelheid a = variabele koste per product a x p = afzet uitreken BEP = Break-evenpunt p x q = totale opbrengst GVK x q = totale variabele kosten TVK + TCK = totale kosten (een opdracht die je hier bij kan gebruiken!)
TO-TK = totale winst GCK = TCK/q
GVK = TVK/q GTK = TK/q Prijselasticiteit van de vraag: Berekenwijze: Ev = Procentuele verandering van de vraag/Procentuele verandering van de prijs. (gevolg/oorzaak)
Procentuele verandering kun je bereken met de volgende formule: Procentuele verandering = Nieuw-Oud/Oud x 100% Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod uitrekenen: Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod = procentuele verandering van het arbeidsaanbod/ procentuele verandering loon
Producenten surplus (\\\\\\\)(onderstuk) en Consumentensurplus(//////)(bovenstuk)
Prijselastisch/ Prijsinelastisch 1. Ey < 0 voor inferieure goederen. 2. Ey > 1 voor luxe goederen. 3. 0 ≤ Ey ≤ 1 voor primaire goederen.