Installatie- en onderhoudshandleiding
Vlakke collector
FKC-2
6720647804-00.1T
6 720 648 962 (2011/05) BE
Indakmontage
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 1
Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.1 Toelichting van de symbolen . . . . . . . . . . . 3 1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . 3
10 Afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . 46 10.1 Controleer de installatie . . . . . . . . . . . . . 46 10.2 Aansluitingen en gebruikte materialen afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
2
Gegevens betreffende het product . . . . . . . . . . 2.1 Dakverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2 Constructie van de collector . . . . . . . . . . . 2.3 Reglementair gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4 Componenten en technische documenten 2.5 Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.6 EG-conformiteitverklaring . . . . . . . . . . . . . 2.7 Typeplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.8 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . 2.9 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11 Milieubescherming en gebruikte materialen afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
4 4 4 5 6 6 6 7 7 8
3
Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.1 Geldigheid van de voorschriften . . . . . . . 13 3.2 Normen, voorschriften, richtlijnen . . . . . 13
4
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
5
Voor de montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 5.1 Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . 15 5.2 Opstelling van de collectoren . . . . . . . . . 16 5.3 Benodigde ruimte op het dak . . . . . . . . . 17 5.4 Beveiliging tegen blikseminslag . . . . . . . 18 5.5 Benodigde gereedschappen en toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 5.6 Montagevolgorde . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
6
Dak voor de montage voorbereiden . . . . . . . . . 6.1 Uitgangspositie bepalen . . . . . . . . . . . . . 6.2 Dakbedekking weghalen . . . . . . . . . . . . . 6.3 Extra panlatten monteren . . . . . . . . . . . .
7
Montage van de collectoren . . . . . . . . . . . . . . . 25 7.1 Collectormontage op de begane grond voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 7.2 Collectoren monteren . . . . . . . . . . . . . . . 28
8
Dak bedekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 8.1 Bovenste dakpan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 8.2 Zijdakpannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
9
Hydraulische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 9.1 Zonneslang zonder ontluchter op het dak aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 9.2 Zonneslang met ontluchter op het dak aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
2
12 Onderhoud/inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 12.1 Demontage van de bovenste dekplaat . . . 48 12.2 Reiniging van de collectoren . . . . . . . . . . 48
19 19 21 22
6 720 648 962 (2011/05)
Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen
1
Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen
1.1
Toelichting van de symbolen
Waarschuwingsaanwijzingen Waarschuwingsaanwijzingen in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek met grijze achtergrond en een kader. Bij gevaren door stroom wordt het uitroepteken in de gevarendriehoek vervangen door een bliksemsymbool.
1.2
Algemene veiligheidsinstructies
Opslag B Vlakke collectoren alleen droog opslaan (buiten alleen met regenbescherming). Verbrandingsgevaar aan de vlakke collectoren Wanneer de vlakke collector en het montagemateriaal langere tijd worden blootgesteld aan zonnestralen, bestaat verbrandingsgevaar aan deze delen. B Persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
Signaalwoorden voor een waarschuwingsaanwijzing geven de soort en de ernst van de gevolgen aan, wanneer de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet gerespecteerd worden.
B Vlakke collector en montagemateriaal tegen zonnestralen beschermen (bijv. met een afdekzeil).
• OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan.
B Wanneer er geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, de persoonlijke beschermingskleding of beschermingsuitrusting dragen.
• VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar persoonlijk letsel kan ontstaan. • WAARSCHUWING betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. • GEVAAR betekent dat er levensgevaarlijk lichamelijk letsel kan ontstaan. Belangrijke informatie Belangrijke informatie zonder gevaar voor mens of materialen wordt met het nevenstaande symbool gemarkeerd. Deze wordt gescheiden van de tekst door een lijn onder en boven de tekst. Aanvullende symbolen
Gevaar voor vallen bij werkzaamheden op het dak.
B Tref bij alle werkzaamheden op het dak de gepaste maatregelen om ongelukken te voorkomen. B Ongevallenpreventievoorschriften respecteren. Montage Montage en onderhoud mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd. B Lees deze handleiding zorgvuldig door. B Voer geen veranderingen uit aan de onderdelen. B Monteer de montageset alleen op daken met voldoende draagkracht. Schakel indien nodig een dakdekker in. Functietest De gebruiker is verantwoordelijk voor de veiligheid en de milieuvriendelijke werking.
Symbool
Betekenis
B
Handelingsstap
1. , 2.
Genummerde handelingsstappen
Æ
Kruisverwijzing naar andere plaatsen in het document of naar andere documenten
B Defecte onderdelen direct vervangen. Er mogen alleen originele onderdelen worden gemonteerd.
•
Opsomming/lijstpositie
B Informeer de eigenaar over de werking van het toestel en instrueer hem over de bediening van de gehele installatie.
–
Opsomming/lijstpositie (2e niveau)
Tab. 1
B Aanbeveling voor de eigenaar: sluit een onderhoudsen inspectiecontract af met een erkend installateur.
Instructie van de eigenaar
B Eigenaar erop wijzen, dat hij geen wijzingen of herstellingen mag uitvoeren. B Deze installatie- en onderhoudshandleiding aan de eigenaar overhandigen. Wijs deze erop, dat de handleiding bewaard en overgedragen moet worden aan een volgende eigenaar/gebruiker.
6 720 648 962 (2011/05)
3
Gegevens betreffende het product
2
Gegevens betreffende het product
De vlakke collector FKC-2 wordt in deze handleiding kortweg collector genoemd. Dakpannen, -tegels, -platen enz. worden hierna dakpannen genoemd.
2.1
Dakverbinding
De afbeeldingen in deze handleiding tonen als voorbeeld een dakpannendak en de dakverbinding voor dit dak. Wanneer de montage op andere daken daarvan afwijkt, dan wordt daarop gewezen.
2.2
Constructie van de collector
In de afbeeldingen van deze handleidingen worden verticale collectoren [10] getoond. Wanneer de montage van verticale collectoren [9] afwijkt van de montage van horizontale collectoren, dan wordt daarop gewezen.
1
2 2
1 3
10
1
4 5
9 6 7
8 8
6720640298-31.1ST
Afb. 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
4
Collectortype verticaal in doorsnede
Dompelhuls voor collectorsensor Collectoraansluiting, aanvoer Glasafdekking Absorber Isolatie Leidingen Montagegroef in behuizing Collectoraansluiting, retour Collectortype horizontaal, principeweergave Collectortype verticaal, principeweergave
6 720 648 962 (2011/05)
Gegevens betreffende het product
2.3
Reglementair gebruik
De collectoren zijn bedoeld als warmteproducent in een thermische zonne-installatie. De montageset is uitsluitend bedoeld voor de correcte bevestiging van de collectoren. B Collectoren alleen in combinatie met geschikte zonneregelaars en alleen in intrinsiek gesloten zonne-installaties (geen contact met zuurstof) gebruiken. Toegestane dakbedekkingen Deze handleiding beschrijft de montage van de collector op schuine daken met dakpannen, leipannen, holle dakpannen, leiplaten, shingles. B Monteer de montageset alleen op deze daken.
B Collectoren met de indak-montageset alleen op plaatsen monteren met lagere waarden dan aangegeven in tab. 3. Schakel indien nodig een bouwingenieur in. De montageset is geschikt voor de volgende maximale lasten (conform EN 1991 Eurocode 1): Maximale sneeuwbelasting
Maximale windsnelheid
Max. stuwdruk
3,8 kN/m2
151 km/h
1,1 kN/m2
Tab. 3 B Respecteer bij het bepalen van de maximale windsnelheid de volgende factoren:
Toegestane dakhellingen B Montageset alleen op daken monteren met de volgende dakhellingen. Dakbedekking
Dakhelling
Dakpan
25° — 65°
Holle dakpan
17° — 65°
Leipannen/leiplaten/ shingles
25° — 65°
Tab. 2
Toegestane belastingen
– Positie van de zonne-installatie – Geografische hoogte van het terrein – Topografie (terrein/bebouwing) – Gebouwhoogte De maximale sneeuwbelasting resulteert uit de regionale zones (sneeuwbelastingszones) en de terreinhoogte. B Informeer naar de plaatselijke standaard sneeuwbelastingen. Het ophopen van sneeuw boven de collector moet worden voorkomen. B Sneeuwopvangrooster boven de collector monteren (afstand maximaal 1 meter tussen collector en sneeuwvangrooster aanhouden). -ofB Sneeuw regelmatig ruimen.
6 720 648 962 (2011/05)
5
Gegevens betreffende het product
2.4
Componenten en technische documenten
De thermische zonne-installatie is bedoeld voor de tapwatervoorziening en indien nodig ook als verwarmingsondersteuning. Deze bestaat uit verschillende componenten.
Zonneregelaar • Montage en elektrische aansluiting van de regelaar • Bediening van de regelaar en van de totale installatie • Onderhoud van de regelaar • Instructies betreffende storingen van de regelaar Aanvullende handleidingen kunnen in de toebehoren aanwezig zijn.
2.5
6 5
1
4
2
Toebehoren
Hierna is een lijst opgenomen met toebehoren, die voor de collector en de montageset mogelijk zijn. Een actueel volledig overzicht staat in de overzichtscatalogus. • Ontluchterset (Æ hoofdstuk 9.2, pagina 45) • Overspanningbeveiliging voor collectorsensor
3
• Dubbele zonneleiding (leiding) • Aansluitset voor dubbele zonneleiding
2.6 6720640298-22.1ST
Afb. 2 1 2 3 4 5 6
Componenten van een zonne-installatie
Collector met collectorsensor boven Leiding (retour) Zonnestation met expansievat, temperatuur- en veiligheidsinrichtingen Zonneboiler Zonneregelaar Leiding (aanvoer)
EG-conformiteitverklaring
Dit product voldoet qua constructie en werking aan de Europese richtlijnen evenals aan de bijkomende nationale vereisten. De conformiteit wordt aangetoond door het CE-kenmerk. De conformiteitverklaring kan worden opgevraagd bij de fabrikant (adres zie achterzijde).
De volgende onderwerpen worden in de handleidingen van de componenten beschreven: Collector • Montage van de dakbevestiging • Bevestiging van de collector • Hydraulische aansluiting van de collector • Onderhoud van de collector Zonnestation • Montage van het zonnestation • Montage van de leidingen • Inbedrijfstelling van de totale installatie • Onderhoud van het zonnestation en van de totale installatie • Instructies betreffende storingen in de totale installatie Zonneboiler • Opstelling en montage van de boiler • Inbedrijfstelling van de boiler • Onderhoud van de boiler
6
6 720 648 962 (2011/05)
Gegevens betreffende het product
2.7
Typeplaat
2.8
De typeplaat van de collector bevindt zich op het collectorhuis en bevat specificaties in symboolvorm.
Technische gegevens
FKC-2 Certificaten DIN
1 2
3
6720640298.58-1.ST
Afb. 3 1 2 3
Positie van de typeplaat
Typeplaat op het collectorhuis Dompelhuls collectorsensor, collectortype verticaal Dompelhuls collectorsensor, collectortype horizontaal
Lengte
2017 mm
Breedte
1175 mm
Hoogte
87 mm
Afstand tussen de collectoren
25 mm
Collectoraansluiting (als tule gevormd)
23 mm
Absoberinhoud, type verticaal (Vf)
0,94 l
Absoberinhoud, type horizontaal (Vf)
1,35 l
Buitenoppervlak (bruto oppervlak, AG)
2,37 m2
Absorberoppervlak (netto oppervlak, AA)
2,18 m2
Symbool
Betekenis
Toelichting
Apertuuroppervlak (Aa)
2,25 m2
tstg
temperaturestag-
Gewicht netto, type verticaal
40 kg
nation
Stilstandstemperatuur, max.
Gewicht netto, type horizontaal
41 kg
pmax
pressuremaximum
Bedrijfsdruk, max.
mass
Gewicht
Toegestane bedrijfsdruk collector (pmax)
6 bar
m AG
areagross
Bruto-oppervlak
Max. stilstandstemperatuur
Aa
areaapertur
Apertuuroppervlak (lichtdoorlatend oppervlak)
AA
areaabsorber
Absorberoppervlak
Vf
volumefluid
Collectorinhoud
199 °C
Tab. 5
mbar 14 12 10 8 6 4 2 0
Tab. 4 Specificaties typeplaat
1
2 0
50
100
150
l/h Afb. 4 1 2
6 720 648 962 (2011/05)
200
250
6720640298-66.1ST
Drukverliezen van de collectoren
Drukverliescurve voor verticaal type Drukverliescurve voor horizontaal type
7
Gegevens betreffende het product
2.9
Leveringsomvang
Afzonderlijke componenten van de montageset zijn, afhankelijk van het collectortype (verticaal/horizontaal) en de dakbedekking, verschillend uitgevoerd (Æ Afwijkende componenten bij dakbedekking, met leipannen/ shingles, pagina 8).
B Controleer of de levering compleet en niet beschadigd is.
2.9.1
Montageset voor verticale collectoren
25 24
26
23 1 22
2
3
19
18
4 6 17
20
21
15
5
14 13
16 9
8
12 Afb. 5
11
7
10
6720647804-01.1T
Montageset voor 3 verticale collectoren: 1 montageset basisuitvoering en 1 montageset uitbreiding
a
Afwijkende componenten bij dakbedekking, met leipannen/shingles
b c
d
b 6720647804-78.1T
Afb. 6 a b c d
a
Schroeven
Schroef Schroef Schroef Schroef
5x120 6x70 5x30 5x13
6720647804-53.1T
Afb. 7 a b
8
Componenten voor dakbedekking met leipannen/ shingles
Onderste dekplaat, zonder loodslab Lijmkoord
6 720 648 962 (2011/05)
Gegevens betreffende het product
Montageset, basisuitvoering voor verticale collectoren
Montageset, uitbreiding voor verticale collectoren
Pos.1
Bovenste dekplaat, links
1x
Pos.2
Bovenste dekplaat, midden
1x
Pos.3
Bovenste dekplaat, rechts
1x
Pos.8
Onderste dekplaat, midden
1x
Pos.4
Zijdekplaat, linksboven
1x
Pos.11
Plaat, midden
1x
Zijdekplaat, rechtsboven
1x
Pos.13
Montageplaat
2x
Pos.5
Zijdekplaat, onder
2x
Pos.14
1x
Pos.6
Zijsteunplaat
2x
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
Pos.7
Onderste dekplaat, rechts
1x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.9
Onderste dekplaat, links
1x
Pos.16
Beveiliging tegen afglijden
2x
Pos.10
Plaat, rechts
1x
Pos.17
Collectorklem, dubbelzijdig
3x
Pos.12
Plaat, links
1x
Pos.18
Afstandhouder
3x
Pos.13
Montageplaat
4x
Pos.19
Middelste afdekstrip
1x
Pos.14
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
1x
Pos.21
Klem
6x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.23
Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan
1x
Pos.16
Beveiliging tegen afglijden
4x
Pos.24
Dakpanligger
1x
Pos.17
Collectorklem, dubbelzijdig
3x
Pos.25
Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.18
Afstandhouder
3x
Pos.26
Middelste afdekstrip
1x
Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste deel
1x
Pos.19 Pos.20
Collectorklem, enkelzijdig
6x
a
Schroef 5x120
1x
Pos.21
Klem
12 x
b
Schroef 6x70
3x
Pos.22
Afdichtband (rol); voor holle dakpan/dakpan
1x
c
Schroef 5x30
8x
d
Schroef 5x13
2x
Pos.23
Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan
6x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan
4x
Pos.24
Dakpanligger
2x
Pos.25
Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.26
Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste deel
1x
a
Schroef 5x120
1x
b
Schroef 6x70
9x
c
Schroef 5x30
18 x
d
Schroef 5x13
4x
Tab. 7
Tab. 6
6 720 648 962 (2011/05)
9
Gegevens betreffende het product
2.9.2
Montageset voor horizontale collectoren
24
25
26
23 1 22
2
21
3
19
18
6
17
20
15 14 13
16 9
5
8 7
12 11 Afb. 8
10
6720647804-69.1T
Montageset voor 3 horizontale collectoren: 1 montageset basisuitvoering en 1 montageset uitbreiding
a
Afwijkende componenten bij dakbedekking met leipannen/shingles
b c
d
b 6720647804-78.1T
Afb. 9 a b c d
a
Schroeven
Schroef Schroef Schroef Schroef
5x120 6x70 5x30 5x13
6720647804-53.1T
Afb. 10 Componenten voor dakbedekking met leipannen/ shingles a b
10
Onderste dekplaat, zonder loodslab Lijmkoord
6 720 648 962 (2011/05)
Gegevens betreffende het product
Montageset, basisuitvoering voor horizontale collectoren Pos.1
Bovenste dekplaat, links
1x
Pos.2
Bovenste dekplaat, midden
1x
Pos.3
Bovenste dekplaat, rechts
1x
Pos.5
Zijdekplaat, links
1x
Zijdekplaat, rechts
1x
Pos.6
Zijsteunplaat
2x
Pos.7
Onderste dekplaat, rechts
1x
Pos.8
Onderste dekplaat, midden
1x
Pos.9
Onderste dekplaat, links
1x
Pos.10
Plaat, rechts
1x
Pos.11
Plaat, midden
1x
Pos.12
Plaat, links
1x
Pos.13
Montageplaat
6x
Pos.14
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
2x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
2x
Pos.16
Beveiliging tegen afglijden
4x
Pos.17
Collectorklem, dubbelzijdig
2x
Pos.18
Afstandhouder
2x
Pos.19
Middelste afdekstrip
1x
Pos.20
Collectorklem, enkelzijdig
4x
Pos.21
Klem
12 x
Pos.22
Afdichtband (rol); voor holle dakpan/dakpan
1x
Pos.23
Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan
6x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan
2x
Pos.24
Dakpanligger
4x
Pos.25
Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste deel
2x
Pos.26
Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste deel
2x
a
Schroef 5x120
2x
b
Schroef 6x70
6x
c
Schroef 5x30
22 x
d
Schroef 5x13
4x
Montageset, uitbreiding voor horizontale collectoren Pos.2
Bovenste dekplaat, midden
1x
Pos.8
Onderste dekplaat, midden
1x
Pos.11
Plaat, midden
1x
Pos.13
Montageplaat
2x
Pos.14
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
1x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.16
Beveiliging tegen afglijden
2x
Pos.17
Collectorklem, dubbelzijdig
2x
Pos.18
Afstandhouder
2x
Pos.19
Middelste afdekstrip
1x
Pos.21
Klem
6x
Pos.23
Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan
2x
Pos.24
Dakpanligger
2x
Pos.25
Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste deel
1x
Pos.26
Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste deel
1x
a
Schroef 5x120
1x
b
Schroef 6x70
2x
c
Schroef 5x30
8x
d
Schroef 5x13
2x
Tab. 9
Tab. 8
6 720 648 962 (2011/05)
11
Gegevens betreffende het product
2.9.3
Aansluitset
1
3
2
4
5 6
7 12 11
10
9
8 6720647804-56.1T
Afb. 11 1 aansluitset indak en 2 verbindingssets Aansluitset voor een collectorveld:
2.9.4
Pos.1
Veerklemring (1 x als reserve)
5x
Pos.3
Wartelmoer G1
2x
Pos.4
Klemring
2x
Pos.5
Haakse nippel
2x
Pos.6
Zonneslang 1000 mm
2x
Pos.7
Slangtule R¾ met klemring 18 mm
2x
Pos.8
Blindstop
2x
Pos.9
Zonneslang 55 mm
2x
Pos.10
Installatie- en onderhoudshandleiding
1x
Pos.11
Steeksleutel SW5
1x
Pos.12
Plug voor dompelhuls (collectorsensor)
1x
Tab. 10
Collector met 2 verbindingssets
1
2
10
6720640298.06-1.ST
Afb. 12 2 transportbeschermhoeken bevatten ieder 1 verbindingsset (1 verbindingsset bevat 2 veerklemringen en 1 zonneslang) Pos.1
Veerklemring
4x
Pos.2
Zonneslang 145 mm met plug
2x
Pos.10
Transporthoeken met verbindingsset
2x
Tab. 11
12
6 720 648 962 (2011/05)
Voorschriften
3
Voorschriften
3.1
Geldigheid van de voorschriften
B Gewijzigde voorschriften of aanvullingen respecteren. Deze voorschriften gelden tevens op het tijdstip van de installatie.
3.2
Normen, voorschriften, richtlijnen
B Voor de montage en het gebruik van de installatie de nationale en plaatselijke normen en richtlijnen respecteren. Regels van de techniek voor de installatie van collectoren: • Montage op de daken: – EN 1991 Eurocode 1 Ontwerpgrondslagen en belastingen op constructies, sneeuw-en windbelastingen • Aansluiting van thermische zonnesystemen: – EN 12976: thermische zonnesystemen en hun onderdelen (prefab-installaties). – ENV 12977: thermische zonnesystemen en hun onderdelen (klantspecifiek gefabriceerde installaties). – EN 12975 Thermische zonnepanelen en hun onderdelen (collectors) • Elektrische aansluiting: Alle elektrische aansluitingen moeten voldoen aan de normen van het AREI. • Bliksemafleiding: Indien de hoogte van het gebouw meer dan 20 meter bedraagt en geen bliksemafleider voorhanden is, moet een gespecialiseerd elektrobedrijf de installatie op het dak met een aarding van minstens 16mm² verbinden en aan de potentiaalvereffening aansluiten.
6 720 648 962 (2011/05)
13
Transport
4
Transport GEVAAR: Voor valpartijen! B Gebruik geen ladder voor het transport op het dak, omdat het montagemateriaal en de collectoren zwaar en onhandig zijn.
1
B Bij alle werkzaamheden op het dak, beveiligen tegen vallen.
4
B Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
1
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door vallende delen!
3 2
B Collectoren en montagemateriaal tijdens het transport beveiligen tegen vallen. OPMERKING: Lekkage door beschadiging van het afdichtoppervlak op de collectoraansluitingen. B Beschermkappen pas vlak voor de montage op het dak verwijderen. Twee van de vier transporthoeken van de collector bevatten belangrijke onderdelen (Æ afb. 12, pagina 12). Alle gebruikte verpakkingsmaterialen zijn milieuvriendelijk en kunnen worden hergebruikt.
6720640298.28-1.ST
Afb. 13 1 2 3 4
Grepen Beschermkappen pas op het dak verwijderen Collector dragen: collectorrand rondom Collector dragen: grepen
B Om het transport van de collectoren en de montagematerialen te vergemakkelijken, kunnen indien nodig de volgende hulpmiddelen worden gebruikt: – Draagriem – 3-punts zuignappen – Dakdekkerladder of inrichtingen voor schoorsteenveegwerk – Bouwlift – Bouwsteiger
B Voer de transportverpakking af via milieuvriendelijke recyclage.
De zonneslangen [1] in de transporthoeken worden met ingevette pluggen [2] geleverd. Deze pluggen verwijden de zonneslang en vergemakkelijken de montage op de collectoraansluiting.
OPMERKING: Beschadiging aan de collectoraansluitingen door verkeerd gebruik! B De collectoraansluitingen niet als transporthulpmiddel gebruiken. B Voor het dragen de collector vastpakken in de grepen of aan de collectorrand.
B Pluggen [2] pas vlak voor de montage van de zonneslang verwijderen.
1
2
145 mm 6720640298-45.1ST
Afb. 14
14
6 720 648 962 (2011/05)
Voor de montage
5
Voor de montage
5.1
Algemene aanwijzingen
B Voorkom beschaduwing van het collectorveld door andere gebouwen, bomen enz.
WAARSCHUWING: Wanneer de collector en het montagemateriaal langere tijd worden blootgesteld aan zonnestralen, bestaat verbrandingsgevaar aan deze delen. B Persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. B Collector en montagemateriaal beschermen tegen zonnestralen. Aangezien dakdekkerbedrijven ervaring hebben met dakwerkzaamheden en gevaren door vallen, raden wij een samenwerking met deze bedrijven aan. Wij adviseren, bij de montage van de collectoren, een waterdichte onderlaag te gebruiken. B Verzamel informatie over de bouwkundige omstandigheden en de lokale voorschriften. B Collectoren optimaal op het dak opstellen. Hierbij vooral op het volgende letten: – Collectorveld zo zuidelijk mogelijk uitrichten (Æ afb. 15). – Collectorveld zodanig uitrichten, dat het in lijn ligt met ramen, deuren enz. (Æ afb. 15).
6720640298.04-1.ST
Afb. 16 Zonnestation niet onder het collectorveld In bepaalde gevallen kan het zonnestation [1] niet onder het collectorveld worden gemonteerd (bijv. bij dakverwarmingscentrales). Om bij deze installaties oververhitting te voorkomen, met de aanvoer een "leidingzak" vormen. B Aanvoer eerst op hoogte van de collectorretouraansluiting [2] installeren. Daarna tot aan het zonnestation installeren.
– Mogelijke beschaduwing vermijden (Æ afb. 16). – Hydraulische koppeling op de leiding respecteren (Æ hoofdstuk 5.2).
1
– Respecteer de benodigde ruimte op het dak (Æ hoofdstuk 5.3).
N
2 W
O 6720640298-61.1ST
S
Afb. 17
6720640298.03-1.ST
Afb. 15
6 720 648 962 (2011/05)
15
Voor de montage
5.2
Opstelling van de collectoren
De aanvoer kan rechts of links op het collectorveld worden gemonteerd. B Collectorveld diagonaal aansluiten (Æ afb. 18). Gedetailleerde informatie over de planning van de installatiehydraulica en de componenten; zie de ontwerpdocumentatie zonnetechniek.
Toegestane opstelling en uitrichting B Let erop bij de collectormontage dat de dompelhuls voor de collectorsensor boven ligt (Æ afb. 18 [1]). B Installatie van de collectorsensorkabels zodanig inplannen zodat de collectorsensor (Æ afb. 18 [1]) in de collector met de aangesloten aanvoer [5] kan worden gemonteerd. Maximaal aantal collectoren B Maximaal 10 collectoren in een rij monteren.
2
3
1
1
6720647804-50.1T
Afb. 19
4
5
1
2
3
Aansluiting van een rij
1
4 6720640298.24-1.ST
5
Afb. 18 Opstelling van verticale (boven) en horizontale (onder) collectoren 1 2 3 4 5
16
Collectorsensor in dompelhuls (altijd boven aan collector met de aangesloten aanvoer) Zonneslang voor zonne-energie 145 mm Zonneslang 55 mm en blindstop Retour (van boiler) Aanvoer (naar boiler)
6 720 648 962 (2011/05)
Voor de montage
5.3
Benodigde ruimte op het dak GEVAAR: Levensgevaar door collectoren, die niet bestand zijn tegen de wind- en stromingspieken. B Minimale afstand tot de rand van het dak aanhouden (maat a).
a= h b
a
10
• Maat a: beide formules zijn mogelijk. De kleinere waarde kan worden gebruikt. • Maat A: benodigde plaats incl. plaat Æ tab. 12. • Maat B: benodigde plaats incl. plaat Æ tab. 13. • Maat C: minimaal twee rijen dakpannen tot de nok/ schoorsteen. • Maat D: minimaal 0,5 m voor de aanvoer rechts of links naast het collectorveld. • Maat E: wanneer een ontluchter op het dak nodig is, minimaal 0,4 m voor de aanvoer.
a= b 10
Tussen twee collectorvelden een afstand van minimaal 3 rijen dakpannen inplannen.
C a E a
B
A a
D
h
6720647804-02.1T
Afb. 20
Aantal collectoren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Maat A, incl. dekplaat [m] Dakpan/leipan Holle dakpan Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal 1,54 2,38 1,61 2,45 2,74 4,42 2,81 4,49 3,94 6,46 4,01 6,53 5,14 8,50 5,21 8,57 6,34 10,55 6,41 10,62 7,54 12,59 7,61 12,66 8,74 14,63 8,81 14,70 9,94 16,67 10,01 16,74 11,14 18,71 11,21 18,78 12,34 20,76 12,41 20,83
Tab. 12 Benodigde ruimte voor type verticaal en horizontaal
serie 1, zonder loodslab
Dakpan Verticaal Horizontaal 2,59 1,75
Maat B, incl. dekplaat [m] Holle dakpan Verticaal Horizontaal 2,86 2,02
Leisteen Verticaal Horizontaal 2,61 1,77
Tab. 13 Benodigde ruimte voor type verticaal en horizontaal
6 720 648 962 (2011/05)
17
Voor de montage
5.4
Beveiliging tegen blikseminslag
B Conform de regionale voorschriften controleren of een bliksembeveiligingsinstallatie nodig is. Vaak wordt een bliksembeveiliging voorgeschreven bijv. voor gebouwen, die hoger zijn dan 20 m. B Installatie van een bliksembeveiliging laten uitvoeren door een elektrotechnisch installateur. B Wanneer een bliksembeveiligingsinstallatie aanwezig is, de koppeling van de zonne-installatie op dit systeem controleren.
5.5
Benodigde gereedschappen en toebehoren
• Sleutel SW8 • Accu schroevendraaier • Hamer • Aanslaghoek • Torx-bits TX25 • Driepuntszuignap • Sleutel SW27 en 30 voor aansluiting van de leiding • Haakse slijper • Waterpas • Metselkoord • Ontluchtingspan of antennedoorgangen • Materiaal voor isolatie van de leidingen
5.6
Montagevolgorde B Respecteer de instructies bij de afzonderlijke montagestappen.
Om de collectoren op het dak te bevestigen, moet u de volgende montageprocedure aanhouden. • Uitgangspositie bepalen (Æ hoofdstuk 6.1, pagina 19). • Dakbedekking wegnemen (Æ hoofdstuk 6.2, pagina 21). • Collectormontage op de begane grond voorbereiden (Æ hoofdstuk 7.1, pagina 26) • Extra panlatten monteren (Æ hoofdstuk 6.3, pagina 22). • Montagematen aanbrengen (Æ hoofdstuk 7.2.2, pagina 29). • Onderste dekplaat monteren (Æ hoofdstuk 7.2.3, pagina 31). • Linker collectoren monteren (Æ hoofdstuk 7.2.4, pagina 33). • Overige collectoren monteren (Æ hoofdstuk 7.2.5, pagina 35). • Montage van de collectoren afsluiten (Æ hoofdstuk 7.2.6, pagina 36). • Zijsteunplaten monteren (Æ hoofdstuk 7.2.7, pagina 36). • Collectorsensor monteren (Æ hoofdstuk 7.2.8, pagina 37). • Hydraulische aansluitingen uitvoeren (Æ hoofdstuk 7.2.9, pagina 37). • Zijdekplaten monteren (Æ hoofdstuk 7.2.10, pagina 38). • Platen monteren (Æ hoofdstuk 7.2.11, pagina 39). • Middelste afdeklijst monteren (Æ hoofdstuk 7.2.12, pagina 39). • Bovenste dekplaat monteren (Æ hoofdstuk 7.2.13, pagina 40). • Driehoeksafdichtband monteren (Æ hoofdstuk 7.2.14, pagina 41). • Loodslabben op dekking aanpassen (Æ hoofdstuk 7.2.15, pagina 42). • Dak bedekken (Æ hoofdstuk 8, pagina 43).
18
6 720 648 962 (2011/05)
Dak voor de montage voorbereiden
6
Dak voor de montage voorbereiden
B Voor een betere begaanbaarheid van het dak een dakdekkerladder gebruiken of afzonderlijke dakpannen omhoog schuiven.
GEVAAR: Voor valpartijen! B Bij alle werkzaamheden op het dak, beveiligen tegen vallen.
B Gebroken dakpannen, leipannen, platen enz. verwijderen en vervangen.
6.1
B Wanneer geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
Uitgangspositie bepalen
Positie van het collectorveld De afbeelding toont als voorbeeld de positie bij bedekking met dakpannen. Maten voor andere bedekkingen Æ tab. 14, pagina 20
1
6
B
V1
> 80 mm
> 80 mm
5 4
X A
3
2
6720647804-03.1T
Afb. 21 Positie van het collectorveld 1 2 3 4 5 6
Bovenste rij dakpannen Rechter rij dakpannen Onderste dekplaat (met loodslab) Onderste rij dakpannen Linker rij dakpannen Zijdekplaat
6 720 648 962 (2011/05)
A B V1 X
Breedte van het collectorveld incl. dekplaat Hoogte van het collectorveld incl. dekplaat, zonder loodslab Referentiepunt tot maat X Afstand tussen de bedekkingen, die op de zijdekplaten liggen
19
Dak voor de montage voorbereiden
Maat B, hoogte van het collectorveld
6.1.1
Maat B, incl. dekplaat, zonder loodslab [m] Bedekking
Verticaal
Horizontaal
Dakpan
2,59
1,75
Holle dakpan
2,86
2,02
Leipannen/ leiplaten
2,61
1,77
De horizontale uitgangspositie moet zodanig worden bepaald, dat de dakpannen bij het bedekken van het dak alleen aan de rechter rand van het collectorveld worden afgezaagd. Bij het bepalen van de uitgangspositie moet worden gewaarborgd, dat de dakpannen aan de rechterrand alleen in het golfdal worden gezaagd en minimaal de helft van de dakpan overblijft.
Tab. 14
B Wanneer niet anders mogelijk, de dakpannen aan de rechter en linker rand van het collectorveld zagen.
Maat X, afstand tussen de bedekkingen Aantal collectoren
Afstand [m] Verticaal
Horizontaal
1
1,38
2,22
2
2,58
4,26
3
3,78
6,31
4
4,98
8,35
5
6,18
10,39
6
7,38
12,43
7
8,58
14,47
8
9,78
16,52
9
10,98
18,56
10
12,18
20,60
Horizontale uitgangspositie bepalen
B Maat X op het dak uitzetten en de linker dakpanrij bepalen (Æ afb. 21, [5]). B Rechter dakpanrij (Æ afb. 21, [2]), die eventueel later bij het bedekken moet worden gezaagd, bepalen. 6.1.2
Verticale uitgangspositie bepalen
B Rekening houdend met maat B de onderste dakpanrij bepalen (Æ afb. 21, [4]). B Bovenste dakpanrij (Æ afb. 21, [1]), die eventueel later bij het bedekken moet worden gezaagd, bepalen.
Tab. 15
20
6 720 648 962 (2011/05)
Dak voor de montage voorbereiden
6.2
Dakbedekking weghalen
Onderste rij dakpannen aanpassen
B Dakpannen in het collectorveld uitgaande van de bepaalde dakpanrijen weghalen.
Op de onderste rij van de bedekking [3] ligt de onderste dekplaat [1] met de loodslab en deze dicht het collectorveld af.
B Bij het weghalen van de dakpanrij [2] aan de linker collectorveldzijde, het linker referentiepunt V1 van maat X op de onder de bedekking liggende panlat [1] overbrengen. Dit punt is als referentiepunt V1 voor de montagematen nodig.
B Waarborg dan de hoogte van de bedekking niet meer is dan de maximaal toegestane waarde (Æ afb. 23 en tab. 16, maat h).
1
V1
h 1
2 > 80 mm X
2 3
A 6720647804-04.1T
6720647804-72.1T
Afb. 22 1 2 V1
Afb. 23 Maat h
Panlat Te verwijderen dakpannenrij Referentiepunt tot maat X
B Aan iedere zijde van het collectorveld evt. extra rijen dakpannen weghalen voor betere begaanbaarheid.
Bedekking
Maat h Max. hoogte van de bedekking: bovenkant panlat tot bovenkant bedekking
Dakpan
70 mm
Holle dakpan
140 mm
Tab. 16 Wanneer de bedekking hoger is dan de max. toegestane waarde: B Bovenste rand van de bedekking [3] zover afschuinen, tot de onderste dekplaat [1] vlak kan aanliggen.
6 720 648 962 (2011/05)
21
Dak voor de montage voorbereiden
6.3
Extra panlatten monteren
Bij de montage op een beplaat dak zijn geen extra panlatten nodig. De montagematen worden op de aanwezige beplating aangebracht. 6.3.1
B Lengte van de extra panlatten aanpassen, zodat de panlatten op de spanten kunnen worden bevestigd. Als alternatief voor extra panlatten kunnen de aanwezige panlatten in het bereik van het collectorveld worden verzet naar de maten van de extra panlatten. Hierna wordt de montage met extra panlatten beschreven.
Lengte van de extra panlatten
Voor het plaatsen van de dekplaten en de collectoren zijn plaatselijk extra panlatten nodig van dezelfde lengte als de aanwezige panlatten. Minimale lengte van de extra panlatten (Æ tab. 17. en afb. 24, [2]): lengte = maat A + ca. 10 cm (voor zijklemmen [1])
2
> 80 mm
1
X A 6720647804-05.1T
Afb. 24 1 2
Klem Extra panlat
Maat A, collectorveldbreedte incl. dekplaat Maat A, incl. dekplaat [m] Aantal collectoren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Verticaal 1,54 2,74 3,94 5,14 6,34 7,54 8,74 9,94 11,14 12,34
Dakpan/leipan Horizontaal 2,38 4,42 6,46 8,50 10,55 12,59 14,63 16,67 18,71 20,76
Verticaal 1,61 2,81 4,01 5,21 6,41 7,61 8,81 10,01 11,21 12,41
Holle dakpan Horizontaal 2,45 4,49 6,53 8,57 10,62 12,66 14,70 16,74 18,78 20,83
Tab. 17 Benodigde ruimte voor type verticaal en horizontaal
22
6 720 648 962 (2011/05)
Dak voor de montage voorbereiden
Positie/afstanden van de extra panlatten
Verticale collectoren
3
3
2
2
E
I J
H
G
1
F
E
1
I J
Horizontale collectoren
G H
6.3.2
D
D 6720647804-59.1T
6720647804-06.1T
Afb. 26
Afb. 25
D E
1 2 3
F
Panlat voor montageplaat Panlatten voor collectorklemmen Panlatten voor bovenste dekplaat
G H I J
Afstand tot panlat voor montageplaat Afstand tot panlat voor collectorklem op onderste montageuitsparing Afstand tot panlat voor collectorklem op middelste montage-uitsparing Afstand tot panlat voor collectorklem op bovenste montageuitsparing Afstand tot panlat voor polystyreen op bovenste dekplaat Afstand tot panlat voor polystyreen op bovenste dekplaat Afstand tot panlat voor bovenste dekplaat
Afstanden van de extra panlatten [mm] Dakpan
Holle dakpan
Leisteen
Afstanden
Verticaal
Horizontaal
Verticaal
Horizontaal
Verticaal
Horizontaal
D
140
140
280
280
140
140
E
200—380
200—380
200—380
200—380
200—380
200—380
1030
—
1030
—
1030
—
G
1660—1840
810—998
1660—1840
810—998
1660—1840
810—998
H
2080
1230
2080
1230
2080
1230
I
2250
1380
2360
1500
2250
1380
J
2450
1600
2570
1730
2450
1600
F
Tab. 18 Afstanden van de extra panlatten
6 720 648 962 (2011/05)
23
Dak voor de montage voorbereiden
6.3.3
Extra panlatten monteren VOORZICHTIG: Schade aan gebouwen door lekkende daken.
Aanwezige panlatten verplaatsen. B Aanwezige panlat [4] in het collectorveld [1] verplaatsen en evt. met borglat [3] vastzetten.
B Panlatten op de spanten bevestigen.
1
B Panlatten goed vastzetten, bijv. met behulp van aanwezige panlatten.
2
3
4
B Niveauverschillen in de spanten compenseren. Bij de montage van de extra panlatten precies boven aanwezige panlatten: B Extra panlatten zo ver naar boven verschuiven, dat voldoende plaats overblijft voor het inhangen van de dakpannen. Wanneer een extra panlat op een positie moet worden gemonteerd die een aanwezige panlat in het collectorveld overlapt: B Aanwezige panlatten verplaatsen. B Extra panlatten voor montageplaat (Æ afb. 25 en 26, [1]) monteren. De exacte uitrichting van de panlat voor de montageplaat (Æ afb. 25 en 26, [1]) is afhankelijk van de uitrichting van de bedekking.
63043975.39-1.SD 6720647804-10.1T
Afb. 27 1 2 3 4
Collectorveld Verplaatste panlat Borglat Aanwezige panlat
B Panlat over de gehele lengte van de bovenkant van de onderste dekking uitrichten. Daarvoor eventueel een richtsnoer gebruiken. B Extra panlatten voor collectorklemmen (Æ afb. 25 en 26, [2]) monteren. B Extra panlatten voor bovenste dekplaat (Æ afb. 25 en 26, [3]) monteren.
24
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7
Montage van de collectoren GEVAAR: Voor valpartijen! B Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen vallen. B Wanneer geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. B Montage op het dak uitvoeren met minimaal 2 personen. OPMERKING: Schade aan de collector door lekkage aan de collectoraansluiting! B Beschermkappen op de collectoraansluitingen pas vlak voor de hydraulische aansluiting verwijderen. OPMERKING: Schade aan de collector door beschadigde aansluitingen! B Collectoraansluitingen niet voor het transport gebruiken!
B Voor het transport van de collectoren op het dak, minimaal een van de volgende hulpmiddelen gebruiken: – Bouwlift – Voldoende draagkrachtige 3-punts zuignap – Draagriem
Belangrijke instructies bij het omgaan met zonneslangen en veerklemringen. VOORZICHTIG: Gevaar voor letsel door ingetrokken borgring in niet gemonteerde toestand! B Pas wanneer de veerklemring over de zonneslang ligt, de borgring aantrekken. OPMERKING: Lekkage aan de collectoraansluitingen! Later losmaken van de veerklemring kan de spankracht beïnvloeden. B Veerklemring direct voor de verdikking van de collectoraansluiting schuiven. Pas dan de borgring aantrekken. Bij de zonneslangen zonder plug, adviseren wij de zonneslang voor de montage in heet water te leggen. Vooral bij lagere temperaturen wordt de montage dan gemakkelijker. In de zonneslangen voor het onderling verbinden van de collectoren zijn pluggen geplaatst. 1. Pluggen pas vlak voor de montage van de zonneslang verwijderen. Daarvoor eventueel een sleutel SW5 gebruiken.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door vallende collectoren!
2. Zonneslang met veerklemring op de collectoraansluiting schuiven.
B Beveilig de collectoren tegen vallen tijdens transport en montage.
3. Wanneer de veerklemring zich direct voor de verdikking bevindt, borgring aantrekken.
B Controleer na voltooiing van de montage of de montageset en de collectoren goed zijn bevestigd.
1. 6720640298-02.1ST
2.
3.
Afb. 28 Montage van de zonneslang
6 720 648 962 (2011/05)
25
Montage van de collectoren
7.1
Collectormontage op de begane grond voorbereiden
B Respecteer de instructies uit hoofdstuk 5.2, pagina 16 betreffende de opstelling van de collectoren. Als voorbeeld wordt hierna de aanvoer aan de rechter collectorzijde getoond en de eerste collector rechts gemonteerd. 7.1.1
7.1.2
Afdichtingsband in collectorframe leggen
B Collectorrand [3] van de collector schoonmaken. B Beschermfolie van de afdichtband aftrekken. B Afdichtband [2] met de klevende zijde in de collectorrand van de linker en rechter buitenkant [1] van het collectorveld aanbrengen.
1
Blindstop monteren WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door niet geborgde blinde pluggen! B Waarborg dat iedere blinde plug met een veerklemring wordt geborgd.
B Zonneslang [2] met voorgemonteerde blinde plug op de vrije collectoraansluiting steken.
2
B Wanneer de veerklemring [1] zich direct voor de verdikking bevindt, borgring aantrekken.
1
3 6720647804-61.1T
Afb. 30
B
A
55
1
2
1 6720640298-33.1ST
Afb. 29
26
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7.1.3
Verbindingsset monteren
B Verbindingsset uit de transporthoeken nemen. 1. Een plug met sleutel SW5 uittrekken. 2. Zonneslang [2] met veerklemring op de collectoraansluiting schuiven. 3. Wanneer de veerklemring [1] zich direct voor de verdikking bevindt, borgring aantrekken.
1.
2.
1
B
2
3.
1
2
6720640298-34.1ST
Afb. 31 Verbindingsset op de 2e en alle verdere collectoren
6 720 648 962 (2011/05)
27
Montage van de collectoren
7.2
Collectoren monteren
Horizontale opstelling van de collectoren
VOORZICHTIG: Schade aan het gebouw door daklekkage B Monteer de dekplaat zeer zorgvuldig om lekkage in het collectorveld te voorkomen. 6720647804-12.1T
VOORZICHTIG: Gevaar voor lichamelijk letsel door scherpe platen B Draag geschikte beschermende uitrusting, bijv. handschoenen, wanneer u de platen monteert.
7.2.1
Afb. 34 Opstelling bij 2 collectoren
Opstelling van de onderste dekplaat
Het aantal en de lengte van de onderste dekplaten zijn afhankelijk van het type collector en de opstelling verschillend. De volgende afbeeldingen tonen schematisch de opstelling van de onderste dekplaat. De platen met grijze achtergrond zijn componenten uit de uitbreidingsset.
6720647804-57.1T
Afb. 35 Opstelling bij > 2 collectoren
Verticale opstelling van de collectoren
6720647804-68.1T
Afb. 32 Opstelling bij 2 collectoren
6720647804-11.1T
6720615244.06-1.SD
Afb. 33 Opstelling bij > 2 collectoren
28
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7.2.2
Montagematen markeren
Verticale collectoren (2 en meer collectoren)
1
V2
V1
2
3
V2
5
4
7
6
z a
a
a b
b
b c
c
c 6720647804-73.1T
Afb. 36 Montagematen voor verticale collectoren 1 2 3 4 5 6 7 V1 V2
Collector Extra panlatten Onderste dekplaat, met loodslab Montageplaat Beveiliging tegen afglijden Onderste verbinder Dubbelzijdige collectorklem Referentiepunt tot maat X (Æ afb. 21, pagina 19) Referentiepunt: midden tussen twee collectoren
Montagematen voor verticale collectoren [mm] Montageplaat
Verbinder, dubbelzijdige collectorklem
Maat z
Maat a
Maat b
Maat c
90
300
900
1200
Tab. 19 Montagematen voor verticale collectoren
6 720 648 962 (2011/05)
29
Montage van de collectoren
Horizontale collectoren
1
V2
V3
V1 2
5
4
V2
V3
V3
6
7
3 z a
a
a a1 d
d
d
a2 b
b c
b c
c 6720647804-74.1T
Afb. 37 Montagemaat voor horizontale collectoren 1 2 3 4 5 6 7 V1 V2 V3
Collector Extra panlatten Onderste dekplaat, met loodslab Montageplaat Beveiliging tegen afglijden Onderste verbinder Dubbelzijdige collectorklem Referentiepunt tot maat X (Æ afb. 21, pagina 19) Referentiepunt: midden tussen twee collectoren Referentiepunt: collectormidden, positie van de verbinder
Montagemaat voor horizontale collectoren [mm] Montageplaat
Midden tussen collectoren, dubbelzijdige collectorklem
Verbinder
Maat z
Maat a
Maat a1
Maat a2
Maat b
Maat c
Maat d
90
300
900
1150
1750
2042
1021
Tab. 20 Montagemaat voor horizontale collectoren
30
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
Montagematen aanbrengen
7.2.3
Bij beplate daken worden de montagematen op de aanwezige beplating aangebracht. B Uitgaande van referentiepunt [V1] maat z op de onderste panlat aantekenen. B Uitgaande van markering tot maat z de montagematen voor de eerste collector op de onderste panlat aftekenen en referentiepunten markeren. – Verticale collectoren: maten a, b, c (Æ afb. 36 en tab. 19, pagina 29) – Horizontale collectoren: maten a, a1, b, c, d (Æ afb. 37 en tab. 20, pagina 30)
Onderste dekplaat monteren
Montageplaat monteren B Montageplaat [1] in het midden op de gemarkeerde montageposities [2] en met de onderste rand vlak tegen de onderrand van de panlat voor montageplaat [3] schuiven, daarbij telkens met een schroef 5x30 bevestigen. B Verbinder demonteren: bovenste deel van onderste deel afschroeven. B Onderste deel van de verbinder [4] exact op de gemarkeerde montagepositie [5] op de panlat leggen en met een schroef 5x30 bevestigen. – Daarbij waarborgen dat de verbuiging in verbinder [6] precies op de onderkant van de panlat ligt.
B Referentiepunt(en) [V..] exact onder een 90°-hoek op de volgende extra panlat [1] overdragen. – Verticale collectoren: referentiepunt V2
3
1 90°
4
1
– Horizontale collectoren: referentiepunten V2 en V3
V..
6
4
1
2
5 6720647804-14.1T
Afb. 39
6720647804-79.1T
Afb. 38 Referentiepunten aantekenen
6 720 648 962 (2011/05)
1 2 3 4 5 6
Montageplaat Montagepositie van de montageplaat Onderste rand van de panlat Onderste deel van de onderste verbinder Montagepositie van de onderste verbinder Onderste rand van de panlat
31
Montage van de collectoren
B Positie van het onderste deel van de verbinder met een schroef 5x120 [1] op de panlatten [2], waarop de dakpannen liggen, vastzetten. – Wanneer de schroef te kort is: korte panlat monteren, om het onderste deel te fixeren.
1
B Rechter onderste dekplaat [1.] in de montageplaat schuiven. Bij het inschuiven is een duidelijke klik hoorbaar. B Linker onderste dekplaat [2.] in de montageplaat schuiven en zover over het onderste deel van de verbinder schuiven [3.], dat de gaten in het onderste deel nog zichtbaar zijn (afstand tussen de platen: ca. 10 mm). Bij het inschuiven is een duidelijke klik hoorbaar.
2
ca. 10 mm 6720647804-15.1T
Afb. 40 Onderste dekplaat monteren Bij leidakbedekking zitten er geen loodslabben aan de onderste dekplaten.
3. OPMERKING: Krassen op de dekplaten en de loodslabben! B Waarborg dat de ondergrond bij het ombuigen van de loodslabben schoon is. B Loodslabben op alle dekplaten naar voren buigen.
2.
1.
6720647804-18.1T
Afb. 42 B Beschermende folie van de afglijbeveiliging [1.] trekken. B Afglijbeveiliging op de onderste dekplaat plakken, zodanig dat de afglijbeveiligingen in lijn liggen met de montageplaten [2.] en exact in de verbuiging van de einddekplaat liggen [3.].
1.
6720647804-17.1T
Afb. 41
2.
3.
6720647804-16.1T
Afb. 43
32
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
B Onderste dekplaat door de gaten van de afglijbeveiliging met 2 schroeven 5x30 op de panlatten bevestigen.
7.2.4
Linker collector monteren De dubbelzijdige collectorklemmen worden in eerste instantie slechts iets vastgezet, zodat de randen bij de montage van de collectoren in de montageopeningen kunnen grijpen.
B Afstandhouder en dubbelzijdige collectorklem samen steken [1.]. B Collectorklem met 1 schroef 6x70 op de middenmarkering op de (evt. extra gemonteerde) panlatten bevestigen [2.]. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien.
1.
2.
6720647804-19.1T
Afb. 44 B Bovenste deel van de verbinder op de onderste rand van de dekplaat haken [1.] en aandrukken [2.]. B Bovenste deel van de verbinder met 2 afdichtringen en schroeven op het onderste deel vastschroeven [3.]. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien. Bij gebruik van een accuschroevendraaier: lage schroefsnelheid instellen.
2. 3.
6720647804-21.1T
Afb. 46 B Collector zodanig verdraaien zodat dat de dompelhuls voor de collectorsensor zich aan de bovenkant van de collector bevindt. OPMERKING: Schade aan de collector wanneer de collector van het dak glijdt, omdat de afglijbeveiligingen niet in de montageopeningen van de collector grijpen.
1.
B Waarborg dat de afglijbeveiligingen in de montageopeningen vallen.
6720647804-20.1T
Afb. 45
6 720 648 962 (2011/05)
33
Montage van de collectoren
B Linker collector plaatsen en met de onderste montageopening in de afglijbeveiligingen laten vallen.
B Extra dubbelzijdige collectorklem met schroeven 6x70 op de panlatten monteren [1.] en zodanig positioneren, dat de collectorklemmen in de montageopeningen aan de zijkant vallen en vlak aanliggen. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien [2.]. – Verticale opstelling: 2 extra collectorklemmen – Horizontale opstelling: 1 extra collectorklem
1.
6720647804-22.1T
Afb. 47
2.
B Collector naar rechts schuiven [1.], tot de collectorklem in de montage-opening grijpt en vlak aanligt [2.]. Positie en uitlijning van de collector exact controleren. B Pluggen uit de zonneslang trekken en tweede veerklemring [3.] op de bovenste en onderste zonneslang op de linker collector schuiven.
6720647804-65.1T
Afb. 49 B Aan de linkerzijde van de collector de enkelzijdige collectorklemmen in de montageopeningen aan de zijkant van de collector plaatsen en met schroeven 6x70 op de (evt. extra gemonteerde) panlatten schroeven.
2.
– Verticale opstelling: 3 enkelzijdige collectorklemmen – Horizontale opstelling: 2 enkelzijdige collectorklemmen
1.
3.
6720647804-23.1T
Afb. 48
6720647804-24.1T
Afb. 50
34
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7.2.5
Overige collectoren monteren
B Verticale opstelling: met richtsnoer montagepositie van de dubbelzijdige collectorklem [1] op de extra panlat [2] voor de bovenste verbinder aantekenen. Montagepositie van de bovenste verbinder [3] markeren.
B De montagematen voor de volgende collector op de onderste panlat aftekenen en referentiepunten markeren. – Verticale collectoren: maten a, b, c (Æ afb. 36 en tab. 19, pagina 29) – Horizontale collectoren: maten a, b, c, d (Æ afb. 37 en tab. 20, pagina 30)
2
Voor de laatste horizontale collector is een extra montageplaat nodig (Æ afb. 37 en tab. 20, pagina 30).
3
B Rechter collector plaatsen en met de onderste montageopeningen in de afglijbeveiligingen laten vallen.
1
6720647804-70.1T
Afb. 51 Montagepositie van de bovenste verbinder bij verticale collectoren B Horizontale opstelling: met het richtsnoer de montagepositie van de dubbelzijdige collectorklem [1] op de extra panlat [2] voor de bovenste verbinder aantekenen. – Waarde d (Æ afb. 37 en tab. 20, pagina 30) nemen en de montagepositie voor de bovenste verbinder [3] markeren.
3
6720647804-25.1T
Afb. 53 B Collector naar links schuiven, tot de collectorklemmen in de montageopeningen aan de zijkant vallen en vlak aanliggen. B Daarbij waarborgen dat de aansluitingen op de voorgemonteerde zonneslangen op de linker collector worden geschoven en de hydraulische verbinding is gemaakt.
d
2
1
6720647804-71.1T
Afb. 52 Montagepositie van de bovenste verbinder bij horizontale collectoren 6720647804-26.1T
Afb. 54
6 720 648 962 (2011/05)
35
Montage van de collectoren
VOORZICHTIG: Gevaar voor lichamelijk letsel en lekkage door niet geborgde zonneslangen, omdat dan solarvloeistof kan ontsnappen. B Iedere zonneslang op de collectoraansluiting met een veerklemring borgen. B Wanneer de veerklemring zich direct voor de verdikking bevindt, borgring aantrekken.
B Overige collectoren monteren: montagestappen voor iedere collector herhalen, zoals in Æ hoofdstuk 7.2.5 beschreven. 7.2.6
Montage van de collectoren afsluiten
B Bij de laatste collector in het veld: aan de rechterzijde van de collector de enkelzijdige collectorklemmen in de montageopeningen aan de zijkant van de collector plaatsen en met schroeven 6x70 op de panlatten schroeven.
6720640298-40.1ST
Afb. 55 B Schroeven van de collectorklem vastdraaien.
6720647804-28.1T
Afb. 58 7.2.7
Bij conflict tussen de steunplaten en de buis - installatie kan de steunplaat worden aangepast.
6720647804-27.1T
Afb. 56 B Bij velden met > 2 collectoren: extra dubbelzijdige collectorklem met schroeven 6x70 monteren [1.] en zodanig positioneren, dat de collectorklemmen in de montageopeningen aan de zijkant vallen en vlak aanliggen. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien [2.].
Zijsteunplaten monteren
B Zijsteunplaten aan de linker en rechter buitenzijde van de collectoren ongeveer in het midden uitrichten, tegen de enkelzijdige collectorklem plaatsen en met twee schroeven 5x30 vastschroeven.
1. 2.
6720647804-29.1T
Afb. 59 6720647804-66.1T
Afb. 57
36
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7.2.8
Collectorsensor monteren
Wanneer de dompelhuls van een verkeerde collector werd doorstoten, dan moet deze dompelhuls met de plug uit de aansluitset worden afgedicht.
De collectorsensor is met de zonneregelaar meegeleverd. OPMERKING: Uitvallen van de installatie door een defecte sensorkabel!
7.2.9
B Sensorkabel beschermen tegen mogelijke schade, bijv. door aanvreten.
B Hydraulische aansluiting uitvoeren (Æ hoofdstuk 9, pagina 44).
Leidingen aansluiten
B Collectorsensor in de collector met de aangesloten aanvoer monteren (Æ afb. 60).
OPMERKING: Schade aan de installatie door corrosie! Wanneer waterresten na het spoelen of na de lekdichtheidstest langere tijd in de zonne-installatie blijven staan, dan kan corrosie ontstaan.
1
B Zonne-installatie direct na de lekdichtheidscontrole (Æ handleiding zonnestation) met solarvloeistof in bedrijf nemen. B Installatie controleren. Wanneer u de ontluchting van de zonne-installatie met een automatische ontluchter op het dak (toebehoren) uitvoert, dan moet u na het ontluchten de kogelkraan sluiten (Æ handleiding zonnestation).
2 3 6720647804-80.1T
Afb. 60 Positie van de collectorsensor 1 2 3
Positie van de collectorsensor bij velden met één rij. Retour Aanvoer
B Met de collectorsensor de afdichting van de dompelhuls doorstoten en tot aan de aanslag inschuiven (komt overeen met 165 mm).
1
Controlewerkzaamheden 1.
Afglijbeveiligingen gemonteerd?
2.
Collectorklemmen gemonteerd en schroeven aangedraaid?
3.
Zonneslangen geborgd met veerklemringen (borgring aangetrokken)?
4.
Collectorsensor tot aan de aanslag ingeschoven en met koppeling geborgd?
5.
Lekdichtheidscontrole uitgevoerd en alle aansluitingen op dichtheid gecontroleerd (zie handleiding zonnestation)?
Tab. 21 Wanneer u de genoemde controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd, kunt u de dekplaten monteren.
165 mm 6720640298.47-1.ST
Afb. 61 1
Positie van de dompelhuls voor de collectorsensor
6 720 648 962 (2011/05)
37
Montage van de collectoren
7.2.10 Zijdekplaten monteren De zijdekplaat bestaat uit twee delen, die voor de montage in elkaar geschoven worden. De delen voor de linker- en rechterkant van het collectorveld zijn met "R" "(rechts) en "L" (links) gemarkeerd. Het bovenste deel is herkenbaar aan de uitgesneden fels.
B Verticale opstelling: beide delen van de dekplaat zo ver uit elkaar trekken, tot deze boven en onder op het collectorframe hoorbaar aanslaan.
B Verticale opstelling: uit twee delen bestaande zijdekplaat in elkaar schuiven.
6720647804-32.1T
Afb. 64 B Zijdekplaat met 3 klemmen vastzetten.
6720647804-30.1T
Afb. 62 B Zijdekplaat schuin houden, tussen collectorrand en bovenkant van de steunplaat schuiven en naar beneden klappen.
3.
2.
1. 6720647804-33.1T
Afb. 65
6720647804-31.1T
Afb. 63
38
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
7.2.11 Platen monteren
7.2.12 Middelste afdeklijst monteren
B Plaatdelen in elkaar steken.
B Alle glijmoeren van de afdeklijst in een verticale positie brengen. B Afdeklijst aan de onderste rand van de collectoren inhangen [1.], aandrukken en in het midden uitrichten.
6720647804-34.1T
Afb. 66
B Schroeven [2.] van onderen af beginnend zo ver aantrekken, dat de glijmoeren kantelen en de afdeklijst op de collectoren drukken. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien en waarborgen dat de afdeklijst zich niet verplaatst.
B Linker plaat schuin houden, met de bovenkant onder de collectorrand schuiven en aandrukken [1.].
8
B Rechter plaat op dezelfde wijze monteren [2.], daarbij in het linker plaatdeel steken. B Plaatdeel uitlijnen [3.]. B Plaat met zelftappende schroeven 5x13 op de afglijbeveiliging vastschroeven [4.].
2. 3.
1.
4.
1.
2.
6720647804-36.1T
Afb. 68
6720647804-35.1T
Afb. 67
6 720 648 962 (2011/05)
39
Montage van de collectoren
7.2.13 Bovenste dekplaat monteren B Onderste deel van de verbinder exact op de gemarkeerde positie op de panlat leggen, daarbij tot aan de aanslag onder het collectorframe schuiven en op de extra panlat met schroef 5x30 bevestigen.
B Waarborg dat de afdichtlip op het glasoppervlak aanligt.
1. 2.
Bij verticale en horizontale collectoren is de montagepositie op de bovenste collectorrand verschillend.
1. 6720647804-38.1T
Afb. 71 B Dekplaat linksboven naast de dekplaat rechtsboven plaatsen [1.] en door druk van boven [2.] op het collectorframe borgen. Waarborg dat de afdichtlip op het glasoppervlak aanligt.
2.
6720647804-37.1T
Afb. 69 Bij verticale collectoren
1.
6720647804-39.1T
Afb. 72
6720647804-67.1T
Afb. 70 Bij horizontale collectoren
B Bovenste dekplaat zodanig uitrichten dat de gaten in het onderste deel van de verbinder nog zichtbaar zijn en de dekplaten aan de buitenkanten van de collector hoorbaar aanslaan.
B Rechter bovenste dekplaat in het collectorframe borgen [1.], daarbij van boven aandrukken [2.]. Bij het borgen is een duidelijk klikken hoorbaar.
40
6 720 648 962 (2011/05)
Montage van de collectoren
B Afdichtlippen inkorten [1.] en onder de dekplaat duwen [2.]. Waarborg daarbij dat de afdichtlippen tegen elkaar liggen.
1.
7.2.14 Driehoeksafdichtband monteren De driehoeksafdichtband wordt alleen bij bedekking met dakpannen/holle dakpannen gebruikt.
2. 6720647804-40.1T
6720647804-52.1T
Afb. 73
Afb. 76
B Bovenste dekplaat met klemmen vastzetten.
B Driehoeksafdichtband op lengte van de collectoren snijden en in de buitenste randen [1] van de zijdekplaten plaatsen. Bij bedekking met holle dakpannen wordt de driehoeksafdichtband evt. ook in de bovenste rand [2] geplaatst.
2 6720647804-41.1T
1
Afb. 74 B Bovenste deel van de verbinder met de fels aan de onderkant tussen afdichtlip en plaatrand van de bovenste dekplaat plaatsen [1.] en aandrukken [2.]. B Bovenste deel van de verbinder met afdichtringen vastschroeven [3.].
3. 1.
6720647804-43.1T
Afb. 77
2.
6720647804-42.1T
Afb. 75
6 720 648 962 (2011/05)
41
Montage van de collectoren
B Driehoeksafdichtband na iedere dakpan insnijden.
Bij bedekking met holle dakpannen/dakpannen Bij de onderste dekplaten is voor het bedekken met dakpannen al een afdichtband met lijmoppervlak aangebracht. B Beschermfolie van het lijmoppervlak op de afdichtband aftrekken [1.]. B Loodslab aan de voorzijde voorzichtig door aandrukken met de hand aanpassen aan de contouren van de dakpannen [2.]. De dekplaat wordt daarbij met de afdichtband op de dakpan geplakt.
6720647804-44.1T
Afb. 78 7.2.15 Loodslabben aanpassen aan de bedekking
B Eventueel de onderste dekplaat met geschikt apparaat opwarmen.
2.
1.
B Bij het monteren de verwerkingsinstructies respecteren.
67 6720647 6720647804-75.1T
Afb. 80 Bij bedekking met leipannen
>10 °C
B Lijmkoord voor onderste dekplaat inkorten, daarbij eventueel wat verspreiden, zodat per dekplaat minimaal 50 cm lijmkoord aanwezig is. B Onderkant van de onderste dekplaat iets optillen [1.], beschermfolie van het lijmkoord aftrekken [2.] en op de bedekking plakken.
40–60 °C
B Onderste dekplaat weer naar beneden drukken [3.]. De plaat wordt met afdichtband op de leibedekking geplakt.
<10 °C 6720647804-54.1T
Afb. 79
1.
2.
3. 6720647804-55.1T
Afb. 81
42
6 720 648 962 (2011/05)
Dak bedekken
8
Dak bedekken Bevestiging afgezaagde dakpannen. B Gezaagde uiteinden van de dakpanne evt. met bijbehorende klemmen uit de dakdekkerhandel bevestigen.
B Bovenste dakpan conform de markering afzagen. Dakpanligger monteren en bovenste dakpan plaatsen. B Dakpanligger conform de bepaalde positie plaatsen en op de panlat bevestigen.
VOORZICHTIG: Schade aan gebouwen door lekkende daken. B Waarborg dat de dakpannen bij het bedekken ver genoeg op de dekplaten aanliggen.
8.1
Bovenste dakpan Bij bedekken met lei kunnen de leipannen direct op de dekplaat worden gelegd. De dakpanligger is niet nodig. 6720647804-46.1T
Maat van de bovenste dakpan en positie van de dakpanligger bepalen B Dakpanligger op de dekplaat leggen, maar nog niet bevestigen. B De gehele dakpan boven op de dekplaat en de dakpanligger plaatsen. B Het af te zagen deel van de dakpan zodanig bepalen, dat aan de volgende voorwaarden is voldaan: – De dakpan dekt de dekplaat zo ver mogelijk af, maar raakt de dekplaat niet aan. – De ingekorte dakpan ligt onder dezelfde hoek aan als de niet ingekorte dakpannen buiten het collectorveld.
Afb. 83 B Afgezaagde dakpan boven plaatsen.
8.2
Zijdakpannen Zagen van dakpannen B Dakpan alleen in het golfdal afzagen. Daarbij waarborgen dat minimaal de helft van iedere dakpan overblijft.
B Dakpan conform maat X (Æ par. 6.1, pagina 19) afzagen en plaatsen.
B Dakpanligger [1] evt. verschuiven om de hoek te corrigeren. Zo is gewaarborgd dat de dakpannen geheel correct aanliggen.
1
6720647804-45.1T
Afb. 82
6 720 648 962 (2011/05)
43
Hydraulische aansluiting
9
Hydraulische aansluiting
Informatie over het installeren van leidingen naar de collector bevindt zich in de handleiding van het zonnestation.
B Klemring [2] achter de verdikking van de collectoraansluiting plaatsen en samendrukken.
OPMERKING: Schade aan de collector door lekkage!
2
De directe aansluiting van een starre leiding op de collector is niet toegestaan.
1 6720647803-48.1T
B Hydraulische aansluiting van de collector op de leiding met de flexibele zonneslangen uitvoeren.
Afb. 85
OPMERKING: Lekkage aan de collectoraansluitingen!
B Zonneslang [5] met veerklemring [4] op de tule schuiven.
Later losmaken van de veerklemring kan de spankracht beïnvloeden.
B Wanneer de veerklemring zich direct voor de verdikking van de tule bevindt, de borgring van de veerklemring aantrekken.
B Veerklemring direct voor de verdikking van de collectoraansluiting schuiven. Pas dan de borgring aantrekken.
B Tule [3] met O-ring op de collectoraansluiting drukken en met wartelmoer [1] vastschroeven.
B Aan het andere uiteinde van de zonneslang de slangtule [6] met veerklemring tot aan de aanslag in de zonneslang steken. B Wanneer de veerklemring zich direct voor de verdikking van de tule bevindt, de borgring aantrekken.
1 3
B Gemonteerde zonneslang samen met de sensorkabel door het dak installeren. B Leiding [7] in de klemringkoppeling 18 mm van de slangtule steken en de koppeling vastdraaien. B Zonneslang op de retour op dezelfde wijze monteren.
37
27
1
2
3 4
2 6720647804-47.1T
5
Afb. 84 1 2 3
9.1
7
Zonneslang (aanvoer) Zonneslang (retour) Sensorkabel
Zonneslang zonder ontluchter op het dak aansluiten
De aanvoer- en retourleidingen worden op dezelfde wijze als hierna op de collector aangesloten. B Beschermkappen van de collectoraansluitingen afnemen. B Wartelmoer [1] over de collectoraansluiting schuiven.
44
6
6720647804-48.1T
Afb. 86 1 2 3 4 5 6 7
Wartelmoer Klemring Haakse nippel Veerklemring Zonneslang Slangtule met klemring Leiding (lokaal)
6 720 648 962 (2011/05)
Hydraulische aansluiting
9.2
Zonneslang met ontluchter op het dak aansluiten
Voor het optimaal functioneren van de automatische ontluchter [1] het volgende respecteren: B Aanvoer [2] onder een stijgende hoek naar de ontluchter op het hoogste punt van de installatie installeren.
9.2.1
Ontluchter onder het dak monteren
B Beschermkappen van de collectoraansluitingen afnemen. B Wartelmoer [1] over de collectoraansluiting schuiven. B Klemring [2] achter de verdikking van de collectoraansluiting plaatsen en samendrukken.
B Retour onder een stijgende hoek naar het collectorveld installeren. B Bij iedere richtingsverandering, gevolgd door een stijging, moet een volgende ontluchter worden gemonteerd. B Wanneer er geen ruimte onder het dak beschikbaar is, een voldoende temperatuurbestendige handbediende ontluchter monteren.
2 1 6720647803-48.1T
Afb. 89 B Tule [3] met O-ring op de collectoraansluiting drukken en met wartelmoer [1] vastschroeven.
1
B Zonneslang [5] met veerklemring [4] op de tule schuiven. B Wanneer de veerklemring zich direct voor de verdikking van de tule bevindt, de borgring van de veerklemring aantrekken. B Zonneslang en sensorkabel door het dak installeren. B Zonneslang op de retour op dezelfde wijze monteren. B Slangtule R¾ met O-ring [6] en dubbele nippel [7] in de luchtpot schroeven. Klemring en wartelmoer uit de aansluitset nemen.
2
6720640298.16-1.ST
Afb. 87
B Slangtule R¾ [6] tot aan de aanslag in de zonneslang schuiven en met veerklemring borgen.
1
B Leiding [8] in de klemringkoppeling 18 mm steken en de koppeling vastdraaien.
2 9
8
7
27
1
3
2
3 4
4 5
6720640298.17-1.ST
7
5
6
6
Afb. 88 Leveringsomvang ontluchterset 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Automatische ontluchter met afsluitschroef (1x) Afdichting 9 x 15 mm (1x) Kogelkraan (1x) Afdichting 17 x 24 mm (1x) Ontluchter (1x) Dubbele nippel G¾ met O-ring (1x) Slangtule (2x) (slechts 1 nodig) Veerklemring (2x) Zonneslang 55 mm (1x)
6 720 648 962 (2011/05)
37
7
8 6720647804-49.1T
Afb. 90
45
Afsluitende werkzaamheden
10
Afsluitende werkzaamheden
11
Milieubescherming en gebruikte materialen afvoeren
Milieubescherming is ons ondernemingsprincipe.
10.1 Controleer de installatie OPMERKING: Schade aan de installatie door corrosie! Wanneer waterresten na het spoelen of na de lekdichtheidstest langere tijd in de zonne-installatie blijven staan, dan kan corrosie ontstaan. B Zonne-installatie direct na de lekdichtheidscontrole (Æ handleiding zonnestation) met solarvloeistof in bedrijf nemen. Wanneer u de genoemde controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd, kunt u de afsluitende isolatiewerkzaamheden uitvoeren. Controlewerkzaamheden
Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetgeving en verordeningen voor milieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen. Collectoren demonteren GEVAAR: Levensgevaar door vallen! B Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen vallen. B Wanneer geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. B Leidingen aftappen.
1.
Alle overgangen naar de collector en de dakbedekking zijn sneeuw- en regendicht uitgevoerd?
Tab. 22
B Dekplaten verwijderen (Æ hoofdstuk 12.1, pagina 48). B Enkelzijdige en dubbelzijdige collectorklemmen tussen de collectoren losmaken. B Zonneslangen verwijderen.
Wanneer u de ontluchting van de zonne-installlatie met een automatische ontluchter op het dak (toebehoren) uitvoert, dan moet u na het ontluchten de kogelkraan sluiten (Æ handleiding zonnestation). De zonne-installatie wordt in bedrijf gesteld conform de specificaties van de installatieen onderhoudshandleiding van het zonnestation.
B Hulpmiddel voor transport van de collectoren gebruiken (Æ hoofdstuk 4, pagina 14). Collectoren afvoeren Aan het einde van de levenscyclus van de collectoren moeten deze worden afgevoerd via milieuvriendelijke recyclage.
10.2 Aansluitingen en gebruikte materialen afvoeren B Leidingen van het volledige zonnecircuit conform de voorschriften isoleren. B Leidingen in buitenopstelling met UV-, weer- en hogetemperatuurbestendig materiaal (150 °C) isoleren. B Leidingen in binnenopstelling met hogetemperatuurbestendig materiaal (150 °C) isoleren. B Isolatie indien nodig tegen vogelvraat beschermen.
46
6 720 648 962 (2011/05)
Onderhoud/inspectie
12
Onderhoud/inspectie GEVAAR: Levensgevaar door vallen! B Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen vallen. B Wanneer geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen. De installatie- en onderhoudshandleiding van het zonnestation bevat specificaties over het onderhoud van de totale installatie. Ook deze informatie respecteren.
Gebruiker:
Onderhouds- en inspectiewerkzaamheden
We raden u aan de eerste inspectie of het eerste onderhoud uit te voeren na ca. 500 bedrijfsuren, daarna met tussenpozen van 1-2 jaar. Gebruik de tab. als kopieerblad om ook na het 3e onderhoud nog documentatie beschikbaar te hebben. B Collectorveld met regelmatige tussenpozen controleren (inspectie). Gebreken direct verhelpen (onderhoud). B Protocol invullen en de uitgevoerde werkzaamheden afvinken.
Plaats:
Pagina
Onderhoud/inspectie
Datum: 1.
Visuele inspectie van de collectoren uitgevoerd (goede be-
44
vestiging, optische indruk)? 2.
Collectorsensor correct gepositioneerd en tot aan de aan-
37
slag in de dompelhuls ingeschoven? 3.
Visuele controle van het montagesysteem uitgevoerd?
4.
Visuele inspectie van de overgangen tussen het montagesysteem en het dak uitgevoerd en de lekdichtheid gecontroleerd?
5.
Visuele inspectie van de leidingisolatie uitgevoerd?
46
6.
Visuele inspectie van de glasvensters. Reiniging bij sterke
48
Het collectorveld werd conform deze handleiding onderhouden.
Datum, stem-
Datum, stem-
Datum, stem-
pel, handteke-
pel, handteke-
pel, handteke-
ning
ning
ning
vervuiling. Opmerkingen
Tab. 23
6 720 648 962 (2011/05)
47
Onderhoud/inspectie
12.1 Demontage van de bovenste dekplaat B Bovenste deel van de verbinder [2] en afdeklijst [1] verwijderen. B Rubberen profiel van de bovenste dekplaat aftrekken [1].
1. 1
2 6720647804-81.1ST
Afb. 91 B Van boven op de bovenste dekplaat drukken [1.] en de bovenste dekplaat naar achteren toe aftrekken [2.].
1.
2.
2.
6720647804-82.1ST
Afb. 92
12.2 Reiniging van de collectoren Glasvensters reinigen De glasvensters zijn in de regel bij een dakhelling van 15° en meer zelfreinigend. B Bij sterke verontreiniging glasvensters met glasreiniger schoonmaken. Geen aceton gebruiken.
48
6 720 648 962 (2011/05)
Notities
6 720 648 962 (2011/05)
49
Notities
50
6 720 648 962 (2011/05)
Notities
6 720 648 962 (2011/05)
51
NV SERVICO SA Kontichsesteenweg 60 2630 Aartselaar Tel. 03 887 20 60 Fax 03 877 01 29 www.junkers.be Deutsche Fassung auf Anfrage erhältlich.