F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
1
Hogere Graad - Specialisatie Graad Deeltijds Kunstonderwijs Studierichting Beeldende Kunst algemeen gedeelte
Leerplan INHOUD VOORWOORD
DEEL 1
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
DEEL 2
RICHTLIJNEN
DEEL 3
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels per optie) BEELDHOUWKUNST SCHILDERKUNST TEKENKUNST
BIJLAGE 1
BEGRIPPENKADER
BIJLAGE 2
OVERZICHT VAN DIVERSE TECHNIEKEN
BIJLAGE 3
VOORBEELDSCHEMA’S
BIJLAGE 4
BIBLIOGRAFIE
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
DEEL 3
2
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels) BEELDHOUWKUNST SCHILDERKUNST TEKENKUNST
3.1
INLEIDING (p. 2)
3.2
OPTIEVAKKEN SAA (p. 3)
3.2.1
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Beeldhouwkunst Hogere Graad
(p. 5)
3.2.2
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Beeldhouwkunst Specialisatiegraad
(p. 9)
3.2.3
Werkvelden (p. 12)
3.2.4
Infrastructuur en middelen (p. 20)
3.3
ANDERE VERPLICHTE OPTIEVAKKEN (p. 21)
3.3.1
Andere Verplichte Optievakken Hogere Graad A.
Kunstgeschiedenis
.
Andere Verplichte Optievakken Specialisatiegraad
.
A.
Bijzondere Kunstgeschiedenis
.
B.
Keuzeatelier
.
3.3.2
3.4
.
(niet verplichte) FACULTATIEVE VAKKEN (p. 22)
3.4.1
Facultatieve vakken Hogere Graad
.
A.
Digitale Beeldverwerking
.
B.
Informatica
.
C.
Nederlands
.
D.
Tekenen
.
Facultatieve vakken Specialisatiegraad
.
A.
Digitale Beeldverwerking
.
B.
Nederlands
.
C.
Tekenen
.
3.5 INFRASTRUCTUUR EN MIDDELEN (verplichte en facultatieve vakken)
(p. 22)
3.4.2
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
3.1
13/10/05
3
INLEIDING
Dit deel, deel III, beslaat het concrete leerplan van één van de opties in de Hogere Graad (HG) en Specialisatiegraad (SG): Beeldhouwkunst. Het is nuttig voorafgaand de delen I en II - die eerder theoretische, pedagogisch-didactische delen zijn - even door te lezen. Deze delen vormen: •
de neerslag van de gedachtegang van de werkgroep, samengesteld uit leerkrachten uit diverse academies, • de aanloop tot het kaderen van het concrete leerplan (met tips) en het situeren van het deeltijds kunstonderwijs (DKO) Beeldende Kunst als artistiek - creatieve onderwijsvorm. Uit dit open leerplan kan worden geput om op een creatief- en artistiek-pedagogische wijze het leerproces van vormgeven in de Beeldhouwkunst op gang te brengen en te stimuleren. In Hogere Graad (HG) en Specialisatiegraad (SG) (Beeldhouwkunst), worden de leerlingen begeleid in het vinden en ontwikkelen van een eigen wijze van vormgeven, ondersteund door beschouwen en bespreken van het eigen werk en het werk van anderen (ontwikkelen van het beeldend denkvermogen). Dit gebeurt door een stapsgewijs inleiden in het betreffende medium (media), leren beheersen van de benodigde vaardigheden, en kennis maken met allerlei aspecten van de opbouw van een “beeld” proces, onderzoek. Interesse wekken voor kunst in het algemeen. Het kunstonderwijs is voortdurend in beweging, normen worden constant bevraagd, grenzen worden verlegd. De leerling wordt ertoe gebracht om voor hem/haar “nieuw” en “persoonlijk” werk te maken. De opleiding wordt opgevat als een artistieke eerder dan als een technische opleiding. Dit wil zeggen dat het vormelijk-inhoudelijke voorgaat op het materieel-technische.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
3.2
4
OPTIEVAKKEN
Basisdoelstellingen (of algemene leerplandoelstellingen Hogere Graad (HG) - Specialisatiegraad (SG), zie onder meer ook het minimumleerplan opties tekenkunst, vrije grafiek, schilderkunst, beeldhouwkunst, augustus 1990). De leerlingen kunnen: kennis en inzicht (cognitie) verwerven in: • verhoudingen; • functie en vorm van (organische) structuren (anatomie); • kunstgeschiedenis; • het memoriseren van het waargenomene/van ervaringen; • de structurele opbouw; • het vertalen van kennis naar artistiek(e) werk(vormen); • materialen (en het aanwenden ervan). sociale vaardigheden aanleren: • zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid, zelfvorming; • kritische ingesteldheid, objectiviteit; • concentratie en doorzetting; • de communicatie van emoties via beeldende middelen optimaliseren (ook digitaal); • beeldende activiteiten in groep(swerk) uitvoeren (evaluatie van het groepswerk en van het beeldende resultaat, overleg, taakverdeling, enz., ... zie ook: creatieve sociale gezindheid); • open staan voor evaluatie in alle mogelijke vormen. kennismaken met de artistieke (beroeps)uitoefening: • ervaringen opdoen in contact met professionele toepassingsgebieden; • vergelijken met de eigen beleving.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
5
attitudes in verband met veiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu aanleren: • facetten van veiligheid, hygiëne en milieu leren kennen en toepassen. attitudes in functie van een expressief/creatief/artistiek/kunstzinnig gedrag aanleren: • plezier en voldoening vinden in het beeldend vorm geven en genieten van wat beeldend is vorm gegeven; • genieten van het beeldend handelen waardoor de expressiemogelijkheden verruimen; • vertrouwen op eigen expressiemogelijkheden, nieuwe expressiemogelijkheden ontdekken en durven creatieve uitingen te tonen; • ideeën ontwikkelen en vormgeven via schetsen; • ervaren dat schetsen een voorbereiding kan zijn voor het (driedimensineel) vorm geven; • beeldende activiteiten zelfstandig individueel uitvoeren en evalueren; • zichzelf als persoon ontdekken, vormen en ontwikkelen; • het (audio)visuele aanbod passend verwerken. in verband met het technische leren dat: • de technische aspecten ten dienste staan van de creativiteit en expressie (in een organisch geheel); • ontwerpen en uitvoeren stimuleert tot beeldende activiteit, het gezichtsveld en de gevoelswereld verruimt en de leerling artistiek vooruit helpt; • het eindresultaat een gevolg is van overleg, dialoog, beeldvorming, schetsen (2D en 3D).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
3.2.1
13/10/05
6
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Beeldhouwkunst Hogere Graad
De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 18 jaar aan een scholing Hogere Graad (HG) deeltijds kunstonderwijs (DKO) beginnen. Worden eveneens toegelaten de regelmatige ingeschrevenen, houder van een getuigschrift van de tweede graad van het kunstsecundair leerplichtonderwijs, en ook houders van een getuigschrift van het secundair onderwijs 3de graad. Het lestijdenvolume is vastgesteld op minimum 8 voor een cyclus van 5 leerjaren en minimum 10 voor een cyclus van 4 leerjaren, maximaal 12 wekelijkse lestijden in de Hogere Graad (HG). De leervakken voor de Hogere Graad (HG) zijn: verplichte leervakken: - SPECIFIEK ARTISTIEK ATELIER (SAA) (minimum 5 lesuren per week per leerjaar) en - KUNSTGESCHIEDENIS (minimum 2 lesuren per week over de volledige graad), andere mogelijke bijkomende vakken (facultatief): Nederlands, Tekenen, Informatica, Digitale beeldverwerking. De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan.
Specifiek Artistiek Atelier Beeldhouwkunst
Beeldhouwen dient in de meest ruime betekenis (als universele beeldende communicatievorm) gezien te worden: het verwezenlijken van een beeld om zich te uiten vanuit de eigen beleving. De beeldtaal, gebruikmakend van de waarneming, is een brug tussen het individu en zijn/haar omgeving. Waarnemen-weergeven-vormgeven dient eveneens ruim geïnterpreteerd te worden als zien, voelen, horen, betasten, herinneren, proeven, innerlijk ervaren, enz. (werken naar waarneming vraagt een specifieke keuze, interpretatie van het waargenomene en een aangepaste beeldende oplossing). Het jaarprogramma zorgt voor een stimulerende leidraad, structuur binnen het atelier, zonder een rigide keurslijf te zijn. Niet het programma maar het optimaal vormen van de student staat centraal. De kunst en het kunstgebeuren (historische context), het ontwerpen (als denken), de bevraging (evaluatie, zelfevaluatie) zetten aan tot zelfstandig werken en een persoonlijk artistiek uitbeelden. Het aanleggen van een archief of map, kan een belangrijk werkinstrument zijn. Hierin verzamelt de leerling (over de jaren heen) tekeningen, foto’s, teksten, documentatie allerhande met betrekking tot de opdrachten of eigen ideeën. Hieruit kan men inspiratie putten. Studieschetsen (tekeningen, maquettes) vormen een groot aandeel in het creatieproces van een beeld. Ze zijn de eerste stap in de visualisatie ervan.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
7
De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak - thematiek, inhoudelijke aspecten:
• aandacht hebben voor de historische en actuele iconografie (metafoor, e.a.) en thema’s, en trachten hierin een eigen positie in te nemen (o.a. via museum- en galerijbezoek kennis nemen van werkstukken uit de eigen omgeving, andere culturen, verleden, heden, …); • het ontstaansproces even belangrijk achten als de uiteindelijke realisatie; • het ruimtelijk gevoel ontwikkelen, (zie verder 3.2.3, Werkvelden, pagina 12); • de eigen ruimtelijke sensaties, gevoelens kunnen ontdekken en verwerken in een beeld; • inzicht verwerven in de verhoudingen en anatomie van het menselijk lichaam en deze elementen expressief interpreteren; • uitgaande van beeldbeschouwing, waarneming, zelf beelden(d) creëren; • vanuit waarneming/beschouwing gedachten en ideeën door middel van een schets vastleggen (denkend beelden - beeldend denken); • de creatieve verbeelding ontwikkelen (streven naar een oorspronkelijke beeldtaal): • het persoonlijk ervaren ontdekken en als drijfveer gebruiken voor elk beeld; • visuele, tactiele, auditieve, rationele, emotionele ervaringen opdoen en ze op een oorspronkelijke manier vorm geven; • zich authentiek uitdrukken, streven naar communicatie, waarbij de zuiver persoonlijke thematiek overstegen wordt.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
8
(artistiek-)technische vaardigheden aanleren, met andere woorden: Het atelier wil een zo ruim mogelijke inleiding geven in het beeldhouwen. Dit komt tot uiting in het zeer verscheiden materiaalgebruik (klei, hout, plaaster, beton, papier, isomo, ijzer, …) en in de verschillende manieren waarop die materialen verwerkt worden (toevoegen, weghalen, stapelen, assembleren, multipliceren …). De technische bagage staat niet op zich maar is onontbeerlijk voor het “bedenken” en realiseren van het ontwerp; • afhankelijk van het doel een specifieke manier van vorm geven gebruiken (technisch, documentair, illustratief, studieschets naar compositie, ontwerp, ...); • aanleren van vaardigheden die nodig zijn voor het verwerken van materialen; • een concept kunnen uitvoeren; • verschillende materialen en technieken hanteren om een voor de realisatie van het beeld optimale werkwijze te kunnen kiezen; • open staan voor nieuwe beeldende middelen, technieken; • een werk vervaardigen door toevoeging; • een werk vervaardigen door het weghalen van materiaal; • omzetten van een materiaal door middel van mouleren in een ander materiaal (gieten, estamperen, multipliceren…); • constructietechnieken, collage, assemblage, en andere technieken kunnen toepassen; • werken met schaal (ontwerp-realisatie) en verhoudingen.
beeldende begrippen en vaardigheden aanleren, dit wil zeggen: • een keuze maken uit de beeldende mogelijkheden om tot een eigen plastische visie te komen; • de beeldende kwaliteiten, mogelijkheden van materieel, materie herkennen en toepassen; • de beeldende mogelijkheden van een techniek ontdekken en toepassen; • de beeldtaal, terminologie, begrijpen en hanteren voor de bespreking van eigen en andermans werk; • een compositie opbouwen aan de hand van een aantal ordeningsprincipes (statisch, dynamisch, symmetrisch, asymmetrisch, stabiel, labiel, (on)evenwichtig, (an)organisch, chaotisch, ritmisch, contrast, …); • een beeld opbouwen tot een geheel (elk element heeft zijn plaats tegenover andere elementen en in het geheel);
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
9
• reduceren van een element tot zijn grondvorm, hoofd- en bijzaak kunnen onderscheiden; • uitgaande van waarneming: stileren, …, omzetten in collage, assemblage, ontwerp, …, basis van de anatomie verwerven (leren kijken in plaats van kennen); • vlakke en driedimensionale onderwerpen in beeld weergeven in minimale en/of optimale massa: uitwendige, inwendige structuur, verhoudingen (reëel-mentaal), detail, materie (reëel-suggestief), ‘kleur’, … (associatie); • oplossen van constructieve problemen; • vertrouwd geraken met de taal van de driedimensionale vormgeving.
attitudinale vaardigheden aanleren, dit wil zeggen: Leren beeldhouwen heeft naast het aanleren van een aantal vaardigheden ook te maken met het wegnemen van mentale obstakels. Leren is voor een deel ook loslaten. De doelstellingen breiden zich uit tot een algemeen vormend - attitudinaal - niveau: het leren beoordelen van eigen werk (als geheel en in de afzonderlijke delen), het ontwikkelen van de intuïtie (eigen spontaneïteit en inspiratie herkennen en oproepen), zelfstandig werken, het ontwikkelen van een open houding tegenover onderwerpen en werkprocessen. • zich richten op het "onderzoek" van het beeld, de eigen beelden (zelf gerealiseerde werken), andere beelden (van collega studenten, … en kunstwerken uit tentoonstellingen) - en dit alles kritisch onderwerpen aan inzichten uit opgedane ervaringen; • open staan voor het nieuwe (materiaal, techniek, vormoplossing of beeldtaal); • zowel op eigen initiatief als in opdracht een specifieke thematiek kunnen verwerken (zelfstandigheid); • geduld, doorzettingsvermogen en uithoudingsvermogen kunnen hanteren (beeldhouwen is een langzaam leerproces, kennis opbouwen door ervaring); • leren omgaan met kritiek, zelfkritiek, zelfevaluatie; • probleemoplossend denken, (voor elke situatie kunnen ook verschillende oplossingen mogelijk zijn); • inzicht verwerven/evalueren, in functie van, en het zich vragen stellen rond vorm, expressiviteit of inhoud van het werk/proces; • volgens een gestructureerd proces leren werken.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
3.2.2
13/10/05
10
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Beeldhouwkunst Specialisatiegraad
De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 18 jaar aan een scholing Specialisatiegraad (SG) - deeltijds kunstonderwijs (DKO) beginnen. Worden eveneens toegelaten de regelmatige ingeschrevenen, derde leerjaar van de derde graad, houder van een getuigschrift van de derde graad van het kunstsecundair leerplichtonderwijs. Het lestijdenvolume is vastgesteld op minimum 8 voor een cyclus van 2 leerjaren, maximaal 12 wekelijkse lestijden in de Specialisatiegraad Specialisatiegraad (SG). De leervakken voor de Specialisatiegraad (SG) zijn: verplichte leervakken: - SPECIFIEK ARTISTIEK ATELIER (SAA) (minimum 5 lesuren per week per leerjaar) en - (minimum 1 lesuur per week over de volledige graad), KEUZEATELIER (het specifiek atelier van een andere optie)/ of BIJZONDERE KUNSTGESCHIEDENIS andere mogelijke bijkomende vakken (facultatief): Nederlands, Tekenen, Digitale beeldverwerking. De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan. De leerlingen kunnen: •
naast het putten uit de oude meesters als bron voor inspiratie of als ondersteuning, daarbij ook de moderne en hedendaagse meesters op de voorgrond laten komen;
•
op persoonlijke wijze, naar eigen inzichten een volwaardige werkstuk, een volledig eigen project ontwikkelen waarbij zowel het referentiekader als de bronnen en de evolutie van deze individuele zoektocht als resultaten gepresenteerd kunnen worden;
•
gaandeweg een gerichte zoektocht op spoor zetten (het eindresultaat hoeft daarom nog niet noodzakelijk bereikt te zijn wel de opzet van een traject, een spoor dat logisch verdergezet kan worden na de opleiding eventueel zelfs binnen een andere discipline)
•
zelfstandig kiezen uit materialen (creatief, innovatief omgaan met materialen);
•
vrij formaten en technieken creatief aanwenden;
•
de impact van de presentatie van het beeldend werk als een onderdeel van het beeldend gebeuren (leren) beschouwen;
•
het geheel coherent voorstellen;
•
keuze maken voor en/of combineren van één of meerdere thema’s - zowel figuratief, als abstracties en volledig abstract;
•
in hun eigen werk uiting geven van de nodige virtuositeit.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
11
Specifiek Artistiek Atelier Beeldhouwkunst
Beeldhouwen dient in de meest ruime betekenis (als universele beeldende communicatievorm) gezien te worden, maquette, land-art, projectie, installatie, …) - zie Hogere Graad (HG). In de Hogere Graad (HG) komen een ruim aanbod van technieken (materialen) en beeldende mogelijkheden aan bod. In de Specialisatiegraad (SG) gaat men nadrukkelijker op zoek naar een techniek (materiaal) en vormgeving om zijn/haar (eigen) ervaringswereld te visualiseren. Met andere woorden, de student gaat stap voor stap een persoonlijke beeldtaal ontwikkelen om zijn visie tot uitdrukking te brengen (synthese) en krijgt zo vertrouwen in het eigen scheppend vermogen. Vanaf het moment van inspiratie kan men gericht en gestructureerd gebruik maken van zijn inzicht in techniek en vormgeving om een idee (ideeën) ruimtelijk te realiseren. Het programma ontstaat in samenspraak met de leerkracht vanuit de specifieke behoefte van de leerling. Het aanleggen van een documentatiemap kan een belangrijk werkinstrument zijn.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
12
De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: • het ruimtelijk gevoel (volume) ontwikkelen, (zie verder 3.2.3 Werkvelden, pagina 12); • vormgeven naar diverse onderwerpen; • de creatieve verbeelding verder ontwikkelen; • een uitvoering kunnen ondersteunen d.m.v. tekst, afmetingen, plaatsing in de ruimte, de plaats van bestemming, de gekozen uitvoering, kleur , ...; • waarneming, het onderwerp en de voorontwerpen kunnen zien als een geheel om tot een visie te komen, om tot een vertaling te komen naar een synthese van beeldtaal; • zoeken naar een dialectiek tussen de vorm en de materie (in de Hogere Graad heeft de leerling geleerd om technieken toe te passen naar het concept); • een kunstwerk vormen door het verpersoonlijken van beeldtaal - een kunstwerk of creaties komen vanuit de eigen leefwereld en ervaringsgebieden, die besproken en geanalyseerd worden; • door middel van tekeningen, (kleine) voorstudies en vormstudies een weg zoeken naar een eigen vormtaal vanuit een gekozen thema; • een thema doordenken, doordrongen worden van een gekozen thema (uitvoering wordt mogelijk ondersteund door studies naar waarneming); • leren presenteren. (artistiek-)technische vaardigheden aanleren, m.a.w.: • verder verfijnen van de in de Hogere Graad aangeleerde technische vaardigheden. beeldende begrippen en vaardigheden aanleren, d.w.z.: • aandacht hebben voor de historische en actuele iconografie (metafoor, e.a.) en thema’s, en trachten hierin een eigen positie in te nemen (o.a. via museum- en galerijbezoek kennis nemen van werkstukken uit de eigen omgeving, andere culturen, verleden, heden, …). attitudinale vaardigheden aanleren, d.w.z.: • door synthese komen tot zelfstandigheid en vrij denken, de leerling maakt een synthese van het aangeleerde uit de Hogere Graad; • zelfstandig werken en het werk toetsen aan een eigen creatieve visie - met culturele en sociale wortels -, filosofische denkbeelden, emotionele expressies; • een thema kiezen waardoor hij/zij zich aangetrokken voelt, zonodig zich daartoe documenteren, de eigen interesse analyseren en daardoor zich verruimen; • de onderzoekdrang stimuleren zonder belemmering; • naar buiten treden met de nodige representatieve en sociale vaardigheden.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
3.2.3
13
Werkvelden
Gericht op de basiselementen (beeldaspecten), grondstoffen, technieken en artistiek-historische informatie. Dit overzicht is van toepassing op zowel de doelstellingen van de Hogere Graad (HG) als van de Specialisatiegraad (SG). De hierna vernoemde items staan in een niet-hiërarchisch bedoelde volgorde:
Algemeen • hanteren van de massa (minimaal of optimaal), • hanteren van de volumes (dik/dun, diep/ondiep, hoog/laag, licht/zwaar, hol/bol, enz.) in functie van ruimtelijk expressie, • zich ruimtelijk uitdrukken, vormgeven in reliëf, • holle vormen modelleren om massa te suggereren, • construeren en assembleren (d.m.v. kit, lijm, soldeer, draad, …), • begrijpen van en kunnen werken met ruimtelijke vormen, • aandacht besteden aan figuratie, abstractie, structuur, kleur, …, • materiaal onderzoeken, • werken naar opdracht, functionaliteit, vrij werk, • portretteren, • abstract vormgeven, • ruimtelijk schetsen (al dan niet naar model - houding, bouw van het menselijk lichaam), • ontwerpen maken in zachte materialen als houvast voor bewerkingen in harde materialen; • handgereedschappen kennen en kunnen hanteren in functie van bewerkingstechnieken (lijmen, zagen, raspen, gutsen, beitels, …), • vormaspecten en expressie gebruiken/aanwenden in functie van het materiaal (steensoorten, houtsoorten, klei, …).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
14
Compositie • er wordt veel aandacht besteed aan het evenwichtig leren opbouwen van een beeld, • grootteverhoudingen zien, • ervaren (van de dynamisch/statische werking), • ontdekken (dat een (geslaagde) compositie niet per se structureel, ritmisch of repetitief moet zijn/dat er ontelbare mogelijkheden zijn om een vlak in te delen), • positie (coördinaten) waarnemen (ontdekken dat betekenisverandering kan ontstaan onder invloed van plaatsing/enscenering), • achtergrond ten opzichte van voorgrond onderscheiden, • centrisch en concentrisch focussen (van binnen naar buiten en omgekeerd), • ordeningsmogelijkheden en richtingverschillen onderscheiden (evenwicht, symmetrie, a-symmetrie, gulden snede, …),
• formaat- (en kadrering)verschillen onderzoeken en aanwenden (lay-out/verhouding van de uitbeelding ten opzichte van omgeving/ruimte), • inzicht in en kunnen werken met evenwicht, balans als expressiemiddel, • een compositie kunnen opbouwen aan de hand van een ordeningsprincipe (onder andere: ritme), • inschatten van verhoudingen en de mentale en technische hulpmiddelen daarvoor, • confrontatie met de eigen ruimtelijke perceptie, • stapelen van volumes om ze (logisch) te ordenen: evenwicht en zwaartekracht, symmetrie, het vlak en de wetmatigheden van het vlak. Contrast(en) • contrasthoeveelheden en mogelijke groeperingen vaststellen, • contrasten naar omvang, duidelijkheid en oppervlak aanvoelen. Kleur(en) (kleurverschillen, kleurperspectief, optische kleurwerking, kleurcontrast, ...) • zoeken, • verzamelen, • ontdekken, • beschrijven,
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
15
• herkennen, • benoemen, • bespreken, • toon en kleur waarnemen, ervaren en toepassen. • vergelijken, • sorteren/groeperen (puur, bont, natuur, vrolijk, somber, warm, koud, textuur, licht, donker, ...), • het aan elkaar relateren van kleur en kleur-/volumewerking (kleurkracht, transparantie, …, contrastwaarde), • combineren (variaties bekomen/laten ontstaan), • nuanceren, • nabootsen, • onderzoeken van de relatie tussen factuur, textuur, kleur, lichtinval en vorm, • kennismaking met de materie in de ruimste zin, (medium van expressie en creativiteit, onderzoek van factuur, textuur, tactiele sensaties, ...), • ontwikkelen van een persoonlijke schriftuur (van de zichtbare elementen, zoals textuur, die een rechtsreeks gevolg zijn van een persoonlijke manier van werken), • vergelijken van de materie ten opzichte van de vorm(taal), haar dialectiek, • bewerken van materies (textuur). Creaties (cultuur, kunstactiviteit) • (onder)zoeken (historische/actuele context), • vergelijken/beschrijven, • (h)erkennen, • bespreken, • interpreteren, • tentoonstellen/beeldend verwerken, • verwerken in/als een (multi-)media-publicatie/installatie.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
16
Licht(bronnen) • waarnemen, • onderzoeken (vorm, schaduw, kleurnuances, contrast), (sfeer/kleur)beïnvloeding / relatie licht - schaduw,), • ontdekken (vormgevende/ruimtebepalende mogelijkheden), • experimenteren, • lichtvorm (diffuus, lateraal, scherend), • lichtrichting, • lichteffect, • lichtmateriaal hanteren. Lijn(en) • waarnemen, • beschrijven (abstractie, gevoeligheid, …, lijndikte, …), • benoemen, • bespreken, • interpreteren (karaktervoering), • ordenen, • noteren, • nabootsen, • weergeven, • inzicht verkrijgen in en kunnen hanteren van volumes en van grafische vormelementen, • uitvoeren van ritmestudies door middel van geometrisch bepaalde figuren (statischdynamisch), • werken met doorsnijdingen, • construeren van elementen, • assembleren in ijzer; • combineren van volumineuze elementen en grafische structuren (bvb. met als thema: beweging), • een vormelijk thema gebruiken om eenheid, herhaling en contrast te brengen (ritme).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
17
Media-aparatuur
• beschouwen als een verlengstuk van de waarneming (het ervaren) in de ruimste zin,
• ervaren (van samenhang volume - kleur - licht - ruimte - ...), • herhalen (van tekening/beeld/prent), • ontwikkelen (van fotografische/grafische/digitale procédés), • onderzoeken (van de beeldvoering in toneel, film, videoclip, installatie, reclamespot, schilderij, foto, beeldhouwwerk, ... /en van de specifieke functionaliteit, manipulatie, …, experiment, …),
• (gemaakte (kunst)beelden) vergelijken (met de eigen ervaring), • gerichte keuze in functie van de opdracht kunnen maken, • (rand)apparatuur kunnen gebruiken (scanner, printer, cd-writer, digitale/analoge camera, …),
• basiskennis verwerven (lay-out, typografie, pre-press, desktop publishing (DTP), digitaal geluid, bewegend beeld, …, tijdsgegeven, …). Natuur (natuurvorm-, kleur- en volumekarakter en hun onderlinge samenhang) • ontdekken, • beeldend weergeven, visualiseren, illustreren (naar model, abstract benaderd, …), • in verhouding(en) zien, weergeven, • verbanden leggen (via onderzoek),
• ontdekken (van de relatie tot de cultuur: stilleven, landschap, ...), • onderscheiden (cultuur - natuur/eigen - andere culturen/ …), • (spontaan) noteren (van het waargenomene), • studeren naar waarneming, • observeren van: -
het portret (anatomie, proporties), analyseren en synthetiseren tot geometrische elementen, de hand (anatomie, proporties): relatie houding-expressie (symboliek), ritmestudie en onderzoek van de ruimtewerking, het menselijk lichaam (anatomie, onderzoek naar houding, karakter door middel van proporties, ritmische structuren, evenwicht, ...).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
18
Ruimte • waarnemen (relaties: binnen - buitenkant, vlak - ruimte, het planmatige van diepteniveaus, voor-achter, lagen en maskers), • ontdekken en ervaren (dat wijziging van oogpunt het ruimtegevoel (kan veranderen) verandert), • ontdekken en weergeven (van effectieve/suggestieve ruimte(lijkheid): overlapping, transparantie), • ruimte suggereren/suggereren van ruimte in een plat vlak (reliëf), • ontdekken van ruimtelijkheid: het beeld eerder als een op zichzelf staand geheel zien, dan als afbeelding, • inzicht in en kunnen hanteren van massa en ruimte, • inzicht in en kunnen werken met ruimtelijke vormelementen, • onderzoeken van de relatie object-ruimte: evenwicht als expressie, contrast, tegenstelling als ordeningsprincipe, • onderzoeken van de ruimtewerking: spel van licht en schaduw op een 'plat’ vlak, basreliëf (thematisch onderbouwde oefening: bvb. deursculptuur), • onderzoeken van opengewerkte volumes (bvb. ruimte en volume suggereren door middel van een assemblage van plaatelementen, mogelijk onderwerp: een buste, …), • onderzoeken van plastische en ruimtelijke mogelijkheden en gevolgen van een figurengroep (bvb. uitgaande van een specifieke (eventueel verzonnen) locatie), • analyseren van de ruimtelijke werking en ritmiek van grafische structuren en de opbouw ervan in eigen creaties, • vergelijken van diepte en suggesties (de ruimte en haar derde dimensie). Vorm(en/ vlakken, samengestelde vormen, …) • ervaren • ontdekken van rasters, vulling, textuur, • ontdekken van toonverloop: radiaal, diagonaal, horizontaal, verticaal, …, • ontdekken van de relatie vorm - functie/dat een functie de vorm (kan bepalen) bepaalt, • observeren (ook in de natuurlijke omgeving) - observatie van organische vorm, analyse en synthese,
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
19
• werken met proporties, spanningsopbouw, constructie van bolle elementen, relatie vorm-materie-textuur-kleur, • beschrijven, • herkennen (omtrek, samenstelling, kleur, onderlinge verhouding), • benoemen, • bespreken, • vergelijken (verschil in aard en ruimtelijke plaatsing), • sorteren, • waarderen, • ordenen, • plaatsen (ruimte: voor-achter, dichtbij-veraf, groot-klein), • opstellen, • gezichts-/ standpunt bewust bepalen, • ontwerpen, • suggereren, • stileren van vormelementen uit de realiteit (hoofdzaak-detail) tot rondom uitgewerkt geheel (pakvorm), • opbouwen van een organische vormgeving met een ruimtelijke werking, vertrekkende van een bestaand gegeven (bvb. vertakte boomstam), • uitvoeren/construeren (opbouwen, boetseren, kneden, snijden, kleven, binden, zagen, knippen, gieten, patineren, smelten, uitstoken, slijpen, ...): - werken met gips (tweedelige mallen); - holle opbouwtechniek; - toevoegen; - wegnemen; - hakken uit de materie; - specieke technieken eigen aan het te verwerken/bewerken materiaal (bvb. las-, ciseleertechniek, …); - …, • relateren van vorm en kleur, • afwerken, • suggereren van volume aan de hand van holle en bolle vormen/elementen.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
20
Andere (techniek)
• ontdekken (van verschillende en specifieke mogelijkheden in de te onderscheiden materialen en technieken),
• verwerken (van verschillende en specifieke mogelijkheden in de te onderscheiden materialen en technieken, ook kopieer- en reproductietechnieken),
• ervaren (van de “ruimte(lijkheid)”), • plannen (van een opbouw), • bespreken (van een beeld), • ontwikkelen van een concept, met specifieke materiaalkeuze, techniek en vormgeving naar aanleiding van een eigen thema (bvb. dierstudie), • realiseren van een sculpturale overbrugging - een verbinding tussen twee punten - in maquettevorm, uitgaande van de historische, geografische, ecologische, sociale, stedenbouwkundige, … geaardheid van een bestaande of verzonnen plek.
Deze beeldaspecten zijn samen met de technieken niet weg te cijferen onderdelen van het beeld (de beelden/leerinhoud). In de beeldende activiteit zelf - in het gebruik - moet de essentie, een genuanceerd waardevolle inhoudelijke zingeving, worden toegevoegd.
(zie ook: ‘Overzicht van diverse technieken’, bijlage 2)
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
3.2.3
13/10/05
21
Infrastructuur en middelen
ALGEMENE INFORMATIE in verband met infrastructuur en middelen: De algemene infrastructuur dient ‘minimaal’ te beantwoorden aan de vigerende regelgeving van het A.R.A.B., het A.R.E.I en de Welzijnswet en uitvoeringsbesluiten. Deze informatie is te raadplegen op de website van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid: www.meta.fgov.be Je kan er ook de richtlijnen op nalezen in de minimumleerplannen. (info en bevoegdheid: gemeenschapsinspecteur deeltijds kunstonderwijs, beeldende kunst)
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
13/10/05
3.3
22
ANDERE VERPLICHTE OPTIEVAKKEN
3.3.1
Andere Verplichte Optievakken Hogere Graad A.
Kunstgeschiedenis
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: KUNSTGESCHIEDENIS” (nog in voorbereiding) 3.3.2
Andere Verplichte Optievakken Specialisatiegraad A.
Bijzondere Kunstgeschiedenis
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: (bijzondere) KUNSTGESCHIEDENIS” (nog in voorbereiding) B.
Keuzeatelier
Het artistieke dient de nodige ontwikkelingskansen te krijgen, ook in het keuzeatelier. Men streeft hierbij naar het ontwikkelen van: - uitingsdrang, - verbeelding, - probleemoplossend denken en handelen (basishandelingen, …), - durf voor experiment (proefondervindelijk), - inventief gebruik van materialen, technieken en beeldaspecten. Ook het beeldend kunnen omgaan met betreffende beeldaspecten (licht, kleur, lijn, vorm, compositie, textuur, …) op zelfstandige en creatief - artistieke wijze is hier belangrijk. En dit in samenhang met het ontwikkelen van het waarnemingsvermogen, ontledingsvermogen, emotionele ontwikkeling, abstraheervermogen, interpretatievermogen, expressievermogen, omgaan met materiaal en materieel, inzicht inzake technische begrippen, …
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpBK0190-HG-SG
3.4
13/10/05
23
(niet verplichte) FACULTATIEVE OPTIEVAKKEN
3.4.1
Facultatieve vakken Hogere Graad A.
Digitale Beeldverwerking
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: DIGITALE BEELDVERWERKING” (nog in voorbereiding) B.
Informatica
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: INFORMATICA” (nog in voorbereiding) C.
Nederlands
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: NEDERLANDS” (nog in voorbereiding) D.
Tekenen
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: TEKENEN” (nog in voorbereiding)
3.4.2
Facultatieve vakken Specialisatiegraad A.
Digitale Beeldverwerking
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: DIGITALE BEELDVERWERKING” (nog in voorbereiding) B.
Nederlands
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: NEDERLANDS” (nog in voorbereiding) C.
Tekenen
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: TEKENEN” (nog in voorbereiding)
3.5 INFRASTRUCTUUR EN MIDDELEN (verplichte en facultatieve vakken) ZIE APARTE BUNDEL VOOR IEDER VAN DE SPECIEKE VAKKEN (nog in voorbereiding)