F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
1
Hogere Graad - Specialisatie Graad Deeltijds Kunstonderwijs Studierichting Beeldende Kunst algemeen gedeelte
Leerplan INHOUD VOORWOORD
DEEL 1
ONTWIKKELINGSGEBIEDEN
DEEL 2
RICHTLIJNEN
DEEL 3
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels per optie) BEELDHOUWKUNST SCHILDERKUNST TEKENKUNST
BIJLAGE 1
BEGRIPPENKADER
BIJLAGE 2
OVERZICHT VAN DIVERSE TECHNIEKEN
BIJLAGE 3
VOORBEELDSCHEMA’S
BIJLAGE 4
BIBLIOGRAFIE
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
DEEL 3
13/10/05
2
HET CONCRETE LEERPLAN specifiek gedeelte (aparte bundels) BEELDHOUWKUNST SCHILDERKUNST
TEKENKUNST 3.1
INLEIDING (p. 2)
3.2
OPTIEVAKKEN SAA (p. 3)
3.2.1
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Tekenkunst Hogere Graad (p. 5)
3.2.2
Werkvelden (p. 9)
3.2.3
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Tekenkunst Specialisatiegraad (p. 15)
3.2.4
Werkvelden (p. 18)
3.2.5
Infrastructuur en middelen (p. 18)
3.3
ANDERE VERPLICHTE OPTIEVAKKEN (p. 19)
3.3.1
Andere Verplichte Optievakken Hogere Graad
.
Kunstgeschiedenis
.
Andere Verplichte Optievakken Specialisatiegraad
.
A.
Bijzondere Kunstgeschiedenis
.
B.
Keuzeatelier
.
A. 3.3.2
3.4
(niet verplichte) FACULTATIEVE VAKKEN (p. 20)
3.4.1
Facultatieve vakken Hogere Graad
.
A.
Digitale Beeldverwerking
.
B.
Informatica
.
C.
Nederlands
.
D.
Tekenen
.
Facultatieve vakken Specialisatiegraad
.
A.
Digitale Beeldverwerking
.
B.
Nederlands
.
C.
Tekenen
.
3.4.2
3.5 INFRASTRUCTUUR EN MIDDELEN (verplichte en facultatieve vakken)
(p. 20)
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
3.1
13/10/05
3
INLEIDING
Dit deel, deel III, beslaat het concrete leerplan van de optie Tekenkunst in de Hogere Graad (HG) en Specialisatiegraad (SG). Het is nuttig voorafgaand de delen I en II - die eerder theoretische, pedagogisch-didactische delen zijn - even door te lezen. Deze delen vormen: •
de neerslag van de gedachtegang van de werkgroep, samengesteld uit leerkrachten uit diverse academies,
•
de aanloop tot het kaderen van het concrete leerplan (met tips) en het situeren van het deeltijds kunstonderwijs (DKO) Beeldende Kunst als artistiek - creatieve onderwijsvorm.
Uit dit open leerplan kan worden geput om op een creatief- en artistiek-pedagogische wijze het leerproces van vormgeven in de Tekenkunst op gang te brengen en te stimuleren. In de Hogere Gaad (HG) en Specialisatiegraad (SG) (Tekenkunst), worden de leerlingen begeleid in het vinden en ontwikkelen van een eigen wijze van vormgeven, ondersteund door beschouwen en bespreken van het eigen werk en het werk van anderen (ontwikkelen van het beeldend denkvermogen). Dit gebeurt door een stapsgewijs inleiden in het betreffende medium (media), leren beheersen van de benodigde vaardigheden, en kennis maken met allerlei aspecten van de opbouw van een “beeld”-proces, onderzoek. Leerlingen moeten durven voorbij de vaste grenzen gaan: zich kunnen en durven meten op een visuele manier, groeien naar een artistieke zelfstandigheid - wat alleen mogelijk is in een klimaat van vrijheid (dit is niet gelijk aan chaos en willekeur). Dit vraagt een open geest van zowel leraar als leerling. Er moet ruimte zijn om nieuwe en originele wegen in te slaan met ondersteuning van een degelijke pedagogische begeleiding. Het resultaat hiervan zal zich moeten uiten in persoonlijke en boeiende werken. En ook in een geestelijke verruiming en artistieke voldoening van de leerling. Interesse wekken voor kunst in het algemeen. Het kunstonderwijs is voortdurend in beweging, normen worden constant bevraagd, grenzen worden verlegd. De leerling wordt ertoe gebracht om voor hem/haar “nieuw” en “persoonlijk” werk te maken.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
3.2
4
OPTIEVAKKEN
Basisdoelstellingen (of algemene leerplandoelstellingen Hogere Graad (HG) - Specialisatiegraad (SG), zie ook onder meer het minimumleerplan opties tekenkunst, vrije grafiek, schilderkunst, beeldhouwkunst, augustus 1990). De leerlingen kunnen: kennis en inzicht (cognitie) verwerven in: • het memoriseren van het waargenomene, het zien/vergelijken van ervaringen; bouwen en construeren; • verhoudingen; • de structurele opbouw; • verhoudingen en compositie; • functie, vorm, anatomische opbouw van (organische + anorganische) structuren; • grijswaarden en de grijswaarde van kleuren; • kleurenleer, kleurwerkingen en contrasten; • het vertalen van kennis naar artistiek(e) werk(vormen); • het aanwenden van materialen in functie van de werkvorm; • materialen; • kunstgeschiedenis. sociale vaardigheden aanleren: • respect voor (de) materialen en voor elkaars werk; • zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid, zelfvorming; • kritische ingesteldheid, objectiviteit; • concentratie en doorzetting; • aandacht voor stilte; • luisterbereidheid; • erkennen van gevoelens en strevingen; • open staan voor waarden tijdens de beleving, deze herkennen, beoordelen, gebruiken; • de communicatie van emoties via beeldende en digitale middelen optimaliseren; • beeldende activiteiten in groep (of in groepswerk) uitvoeren;
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
5
• open staan voor evaluatie in alle mogelijke vormen (evaluatie individueel en in groep van het beeldende resultaat, overleg, opgave, enz., ... zie ook: creatieve sociale gezindheid). maatschappelijke waarden aanleren: • ervaringen opdoen in contact met professionele toepassingsgebieden en beoefenaars (musea, kunstenaars, gastdocenten, kunstateliers, lezingen, …). attitudes in verband met veiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu aanleren: • facetten van veiligheid, hygiëne en milieu; • orde, respect voor de infrastructuur. attitudes in functie van een expressief/creatief/artistiek/kunstzinnig gedrag aanleren: • plezier en voldoening vinden in het beeldend vorm geven en genieten van wat beeldend is vorm gegeven (onder andere ook digitaal); • doorzetten in het beeldend handelen waardoor de expressiemogelijkheden verruimen; • vertrouwen op eigen expressiemogelijkheden, nieuwe expressiemogelijkheden ontdekken en durven creatieve uitingen te tonen; • ideeën ontwikkelen en vormgeven via schetsen; • ervaren dat schetsen een doel op zichzelf kan zijn of een voorbereiding kan zijn voor het opbouwen van een tekening; • ervaren dat er tussen schets en tekening een wisselwerking bestaat die ook omgekeerd van tekening terug naar schets kan verlopen; • tekenkundige vertaling of vertolking van onderwerpen en ideeën; • keuze leren maken, aandacht voor fantasie, originaliteit, idee, het nieuwe, verrassende, het persoonlijke, enz.; • beeldende activiteiten zelfstandig individueel uitvoeren en evalueren; • zichzelf als persoon ontdekken, vormen en ontwikkelen; • het (audio)visuele aanbod passend verwerken; • onder andere via museum- en galerijbezoek kennis nemen van werkstukken uit de eigen omgeving, andere culturen, verleden, heden; • durven herbronnen, hernemen; • “fouten” zien als stappen in een leerproces.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
3.2.1
13/10/05
6
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Tekenkunst Hogere Graad
De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 18 jaar aan een scholing Hoger Graad (HG) deeltijds kunstonderwijs (DKO) beginnen. Worden eveneens toegelaten de regelmatige ingeschrevenen, houder van een getuigschrift van de tweede graad van het kunstsecundair leerplichtonderwijs, en ook houders van een getuigschrift van het secundair onderwijs 3de graad. Het lestijdenvolume is vastgesteld op minimum 8 voor een cyclus van 5 leerjaren en minimum 10 voor een cyclus van 4 leerjaren, maximaal 12 wekelijkse lestijden in de Hogere Graad (HG). De leervakken voor de Hogere Graad (HG) zijn: verplichte leervakken: - SPECIFIEK ARTISTIEK ATELIER (SAA) (minimum 5 lesuren per week per leerjaar) en - KUNSTGESCHIEDENIS (minimum 2 lesuren per week over de volledige graad), andere mogelijke bijkomende vakken (facultatief): Nederlands, Tekenen, Informatica, Digitale beeldverwerking. De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan.
Specifiek Artistiek Atelier Tekenkunst
De studie Hogere Graad (HG) Tekenkunst is gericht op het leren zien van het zichtbare en het leren uitdrukking geven aan dit zien via de taal van het tekenen. Zien is onder meer het aandachtig waarnemen van vormen, en licht en donker, meten en vergelijken, het begrijpen van structuur en anatomie, het samen zien van dingen in de ruimte, het emotioneel en existentieel beleven van een onderwerp (het visueel waarnemen krijgt aanvulling in het horen, proeven, tasten, aanvoelen, ruiken, ...). Tekenen is op een plat vlak bewust omgaan met beeld, lijn, vorm, ruimte- en volumesuggestie, toonwaarden, schriftuur, compositie, verschillende materialen, ... . De uitspraak van Cezanne: “la peinture est une réalité parralèle à la nature“ kan bedoeld voor het schilderen ook voor het duiden van het begrip tekenen hulp bieden. De tekening is een werkelijkheid die tegenover de natuur staat. De natuur, in dit verband, zijn de echte dingen in de echte ruimte. Het gebruik van perspectief, volume- en ruimteuitdrukking, licht en donker, kleur, verhoudingen, compositie, … kan wel afgeleid worden uit de waarneming; maar het tekenen is een creatieve daad met een eigen zingeving, het is “artistieke interpretatie”. Het vak ”waarnemingstekenen” is gericht op het onderzoeken van de houding van de tekenaar tegenover de natuur en blijft daardoor een basis voor het vormen van het beeldend vermogen.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
7
Tekenen betekent ook: • een onderscheid kunnen maken tussen totaalbeeld en detail; • vergelijken van vormen met elkaar, en met meetkundige volumes en figuren, …; • aandacht besteden aan figuratie, stilering, abstractie, structuur, kleur, …; • aanleren van vaardigheden die nodig zijn voor het verwerken van materialen; • de eigen gevoelens uitdrukken in oorspronkelijke werkstukken; • materiaal onderzoeken; • diverse technieken kunnen toepassen; • verschillende materialen en technieken kunnen combineren; • bewust zijn van het creëren van illusies; • werken naar opdracht, functionaliteit, vrij werk; • een waaier van tekenmogelijkheden verkennen en verruimen; • hanteren van het medium tekenkunst (minimaal of optimaal).
Naast het ”tekenen wat men ziet“ is het eveneens mogelijk om te tekenen wat men niet ziet: innerlijke spanningen, energieën, driften, fantasieën, ... kunnen uitdrukking vinden in tekeningen. Tekenkunst dient in de meest ruime betekenis (als universele beeldende communicatievorm) begrepen te worden: dit is het verwezenlijken van een tekening om zich te uiten vanuit de eigen beleving (vanuit de interne en externe waarneming). De beeldtaal is een brug tussen het individu en zijn omgeving. Belangrijk is dat men ze leert hanteren om tot een persoonlijke expressie te komen. (zie ook bijlage 1, Begrippenkader: “waarneming” en “zien”). Suggestie: voor het tekenen kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een werkboek (om tekeningen, informatie, ontwerpen te noteren, stappenplan, scenario’s, ...): een meegroeiboek overheen de verschillende leerjaren.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
8
De leerlingen kunnen: op het artistieke vlak: • het ruimtelijk gevoel (volume) ontwikkelen (zie verder 3.2.3, Werkvelden, pagina 9); • vormgeven naar diverse onderwerpen; • de creatieve verbeelding ontwikkelen; • uitgaande van waarneming stileren, omzetten in collage, assemblage, ontwerp, …. Dit ruimtelijk gevoel, de creatieve verbeelding, het vormgeven naar diverse onderwerpen en het stileren en omzetten interactief en in wisselwerking toepassen, op volgende wijze: -
uitgaande van ervaringen, gevoelens en fantasieën zelf een beeld/beelden creëren, beeldend weergeven naar waarneming; en naar documentatie;
-
blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken en op oorspronkelijke wijze vorm geven (interpretatie);
-
een beeld op verschillende manieren opbouwen;
-
zich spontaan uitdrukken in een beeld;
-
een schets laten uitmonden in verschillende beelden op verschillende manieren;
-
vlakke en driedimensionale onderwerpen in beeld weergeven in minimale en/of optimale massa: uitwendige, inwendige structuur, verhoudingen (reëel mentaal), detail, materie (reëel - suggestief), ‘kleur’, …;
-
constructief opbouwen, oplossen van constructieve problemen;
-
naast het studerend schetsen ook met andere bedoeling (functioneel) voorbereidend tekenen: een ontwerptekening maken, compositieschets, studietekening, werktekening, illustratieve, documentaire tekening, striptekenen, ...;
-
….
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
9
artistiek-technische vaardigheden aanleren, met andere woorden: • uitgaande van beeldbeschouwing, zelf een beeld/beelden creëren; • door kijken en zien (visuele ervaring/ waarneming/ tactiele ervaring/ …), impressies opdoen inzichten verwerven en beeldend verwerken; • technieken toepassen, gereedschappen en materialen kiezen en hanteren, om beeldend vorm te geven in functie van het beoogde doel (formaat, lijnvoering, gezichtshoek, kadrering, montage, fragmentering, totaalbeeld, herhaling, close-up, blow-up, …); • het waarnemingsvermogen intensifiëren en activeren in functie van het ontdekkend en inzichtelijk zien en weergeven; • vanuit waarneming/beschouwing gedachten en ideeën door middel van een schets vastleggen (denkend tekenen - tekenend denken); • soorten van beeldende middelen opnemen, verwerken en weergeven, aanwijzen, benoemen en ze creatief gebruiken; • open staan voor en toepassen van nieuwe/andere dan de vertrouwde beeldende middelen en beeldtalen (tekeningen van kinderen, patiënten, andere culturen, moderne kunst, …); • door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijke houding ontwikkelen over beelden en beeldende kunst (dit zowel voor kunst van vroeger, van nu van de eigen en van verschillende culturen); • teken(kundige) problemen oplossen vanuit het gericht bestuderen van oude en hedendaagse kunstwerken/-uitingen; • beeldende problemen oplossen (op voldoeninggevende wijze); • zichzelf evalueren door confrontatie/vergelijking van het (beeldend) resultaat met het uitgangspunt; • ontwikkelen van geduld, doorzettings- en uithoudingsvermogen; • angsten overwinnen en durven.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
3.2.2
10
Werkvelden
Het hiernavolgend overzicht is ook van toepassing op de doelstellingen voor de Specialisatiegraad (SG) (zie pagina 18). De werkvelden staan in een niet-hiërarchisch bedoelde volgorde, gericht op de basiselementen (beeldaspecten), grondstoffen, technieken en artistiekhistorische informatie: Natuur (natuurvorm-, kleur- en volumekarakter en hun onderlinge samenhang) • ontdekken, • beeldend weergeven, visualiseren, illustreren, het portretteren van … (naar model, naakt, portret, stilleven, landschap, figuratief, abstract benaderd, …), • in verhouding(en) zien, weergeven, • verbanden leggen (via onderzoek),
• ontdekken (van de relatie tot de cultuur: stilleven, landschap, ...), • onderscheiden (cultuur - natuur/eigen - andere culturen/ …), • (spontaan) noteren (van het waargenomen), • textuur, • structuur. Compositie • ontdekken (dat een compositie niet per se structureel, ritmisch of repetitief moet zijn/dat er ontelbare mogelijkheden zijn om een vlak in te delen),
• verschillen in formaat- en kadrering ten opzichte van het gegeven onderwerp en van de drager onderzoeken en aanwenden (presentatie, lay-out/verhouding van de uitbeelding ten opzichte van omgeving/ruimte),
• onderzoek en toepassing van de plaatsing van de onderwerpen, • organisatie van het vlak/drager - bladschikking en compositie, • positie (coördinaten) waarnemen (ontdekken dat betekenisverandering kan ontstaan onder invloed van plaatsing/enscenering), • verhoudingen zien, • ordeningsmogelijkheden en richtingverschillen onderscheiden (evenwicht, symmetrie, a-symmetrie, gulden snede, …), • achtergrond ten opzichte van voorgrond onderscheiden, • ervaren (van de dynamisch/statische werking, centrisch/concentrisch), • lijn, vorm- en kleurcontrast functioneel kunnen gaan toepassen op elkaar binnen de beperkte oppervlakte van één tekening.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
11
Lijn(en), Vlak(ken), Vorm(en/contouren, open/gesloten vormen, samengestelde vormen, …) • waarnemen, • beschrijven, benoemen, bespreken: − abstractie, − gevoeligheid, − (lijn/vlak/vorm) dikte, − (lijn/vlak/vorm) textuur, − (lijn/vlak/vorm) soorten, − opzet van/relatie tot de compositie, − voorlopige lijnen, vormen, vlakken, − …, • snelheid, • ritme, • (on)zekerheid, • constructie, deconstructie, • interpreteren, • karaktervoering, • schriftuur, • ordenen, • noteren, • nabootsen, • vaardigheden ontwikkelen in lijn/vlak/vorm, • weergeven. • ervaren (rasters, vulling, textuur/ toonverloop: radiaal, diagonaal, horizontaal, verticaal/ …), • analyseren, volume door dimensie, afmeting en inhoud, • ontdekken (relatie lijn/vlak/vorm - functie/dat een functie de lijn/vlak/vorm (kan bepalen) bepaalt), • observeren (ook in de natuurlijke omgeving), • beschrijven, bespreken, benoemen, • herkennen (omtrek, contour, samenstelling, kleur, onderlinge verhouding, opengesloten lijn/vlak/vorm), • opzettelijke vervormingen: gradatie van geringe vervormingen tot karikatuur,
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
12
• vereenvoudigen, abstraheren, accentueren, • vergelijken (verschil in aard en ruimtelijke plaatsing), • sorteren, plaatsen (ruimte: voor – achter, dichtbij – veraf, groot – klein), ordenen, • waarderen, • opstellen, • gezicht-/standpunt bewust bepalen, • ontwerpen, ruimtesuggestie door middel van kleur en lijn/vlak/vorm, • vorm, restvorm, -vlak, -lijn (negatieve vorm, tegenvorm, -vlak, -lijn), • afwerken, • ….
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
13
Kleur, grijswaarde (verschillen, perspectief, optische werking, contrast, ...) • zoeken, • verzamelen, • ordenen , • ontdekken, • beschrijven, • herkennen, • benoemen, • bespreken, • vergelijken, • sorteren/groeperen (puur, bont, natuur, vrolijk, somber, warm, koud, textuur, licht, ...), • het aan elkaar relateren van kleur en kleur-/volumewerking (kleurkracht, transparantie, saturatie-verzadiging, contrastwaarde), -
kleur tegen kleurcontrast, warm - koud contrast, complementair contrast, simultaancontrast, kwantiteitscontrast, kwaliteitscontrast, licht - donkercontrast,
• ruimtelijke werking van kleuren, • combineren (variaties bekomen/laten ontstaan), • nuanceren, • nabootsen. Licht(bronnen) • waarnemen, • onderzoeken (vorm, schaduw, nuances, contrast), (sfeer/kleur)beïnvloeding/ relatie licht - schaduw, clair-obscur, …), • ontdekken (vormgevende/ruimtebepalende mogelijkheden), • experimenteren, • lichtvorm en lichtrichting (diffuus, lateraal, scherend, tweevoudig licht, tegenlicht, frontaal licht), • lichteffect, lichtmateriaal hanteren (dataprojector).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
14
Contrast(en) • vormcontrasten, • toonwaarde contrasten, • kleurcontrasten, • kwaliteitscontrast, • kwantiteitscontrast, • bewerking contrasten, • technische contrasten, • materiaal contrasten. Kunst, geschiedenis, kunstgeschiedenis, kunstactualiteit, eigen werk • (onder)zoeken (historische context/ actuele context/culturele context/ …), • vergelijken/beschrijven, • (h)erkennen, • factuur (makelij) herkennen, • bespreken, • imiteren, • interpreteren, • tentoonstellen/beeldend verwerken, • verwerken in/als een (multi-)media-publicatie/installatie. Ruimte • waarnemen (relaties: binnen - buitenkant, vlak - ruimte, het planmatige van diepteniveaus/ voor-achter), • perspectief (zie bijlage 1, Begrippenkader, en bijlage 2, Overzicht van diverse technieken), • atmosferische dieptewerking, • standpunt ontdekken en ervaren, • wijziging van het gezichtspunt kan het ruimtegevoel veranderen, • ontdekken en weergeven van intuïtieve, effectieve of suggestieve ruimte, zowel in figuratief (bvb. Rembrandt, Giacometti, …), als in abstract werk (Cy Twombly: door een gelaagde bewerking of versluiering).
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
15
Media-apparatuur
• beschouwen als een verlengstuk van de waarneming (het ervaren) in de ruimste zin,
• ervaren (van samenhang volume - kleur - licht - ruimte - ...), • herhalen (van tekening/beeld/prent), • ontwikkelen (van fotografische/grafische/digitale procédés), • (gemaakte (kunst)beelden) vergelijken (met de eigen ervaring), • gerichte keuze in functie van de opdracht kunnen maken, • (rand)apparatuur kunnen gebruiken (scanner, printer, cd-writer, digitale/analoge camera, …), • basiskennis verwerven (lay-out, desktop publishing (DTP), digitaal geluid, bewegend beeld, …, tijdsgegeven, …), • onderzoeken (van de beeldvoering in toneel, film, videoclip, installatie, reclamespot, schilderij, foto, dia’s, fotokopie, ... /en van de specifieke functionaliteit, manipulatie, experiment, …).
Technische aspecten
• ontdekken (verschillende en specifieke mogelijkheden in de te onderscheiden materialen en technieken),
• differentiatie benadering onderwerp: gedetailleerde tekening, impressie, detail studie, • verwerken (van verschillende en specifieke mogelijkheden in de te onderscheiden materialen en technieken, ook kopieer - en reproductietechnieken), • frottage, • collage, • monotype, • grattage, • mengvormen (mixed-media). Deze beeldaspecten zijn samen met de technieken niet weg te cijferen onderdelen van het beeld (de beelden/leerinhoud). In de beeldende activiteit zelf - in het gebruik - moet de essentie, een genuanceerd waardevolle inhoudelijke zingeving, worden toegevoegd. (zie ook: ‘Overzicht van diverse technieken’, bijlage 2)
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
3.2.3
13/10/05
16
Optievak Specifiek Artistiek Atelier (SAA) Tekenkunst Specialisatiegraad
De leerlingen kunnen vanaf de leeftijd van 18 jaar aan een scholing Specialisatiegraad (SG) deeltijds kunstonderwijs (DKO) beginnen. Worden eveneens toegelaten de regelmatige ingeschreven, derde leerjaar van de derde graad, houder van een getuigschrift van de derde graad van het kunstsecundair leerplichtonderwijs. Het lestijden volume is vastgelegd op minimum 8 maximaal 12 wekelijkse lestijden voor een cyclus van 2 leerjaren, in de Specialisatiegraad (SG). De leervakken voor de Specialisatiegraad (SG) zijn: verplichte leervakken: - SPECIFIEK ARTISTIEK ATELIER (SAA) (minimum 5 lesuren per week per leerjaar) en - (minimum 1 lesuur per week over de volledige graad) KEUZEATELIER (het specifiek atelier van een andere optie)/ of BIJZONDERE KUNSTGESCHIEDENIS andere mogelijke bijkomende vakken (facultatief): Nederlands, Tekenen, Digitale beeldverwerking. De globale opsomming van doelstellingen van dit leerplan wenst tegemoet te komen aan de intenties van openheid naar ieder eigen artistiek pedagogisch project en schoolwerkplan.
Specifiek Artistiek Atelier Tekenkunst
Tekenkunst dient in de meest ruime betekenis (als universele beeldende communicatievorm) gezien te worden. Zie Hogere Graad. Het tekenen in de Specialisatiegraad is als een reis of een avontuur: hoezeer alles vooraf ook kan worden doordacht, het blijft een weg vol verrassingen. Een uitdaging voor de rijpere student. Van een student in de Specialisatiegraad wordt verwacht dat hij/zij al behoorlijk zelfstandig kan werken, zowel thuis als in het atelier. Dat betekent dat er keuzes gemaakt worden omtrent het formaat, het tekenmateriaal, de wijze van werken. Men kan zich toeleggen op een bepaalde benadering of een bepaald onderwerp/thema of de werkwijze van een bepaalde kunstenaar. Het tekenen krijgt een persoonlijker karakter: de invloed van de oefeningen is steeds minder aanwezig (behalve uiteraard impliciet) en de tekeningen worden herkenbaar door de individuele schriftuur. In de Specialisatiegraad ligt de nadruk op de verbeelding. De leraar wordt daarbij een mentor, die de persoonlijke zoektocht stimuleert en begeleidt. Ook in de Specialisatiegraad is het nuttig om uitstappen te organiseren naar tentoonstellingen van oude, moderne of hedendaagse kunst. Daarnaast kan men sprekers uitnodigen voor een lezing of een gesprek, zoals kunstenaars, (kunst)historici, restaurateurs, enz.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
17
Bij de persoonlijke keuze(s) die men maakt (qua onderwerp, techniek, …) en bij de problemen die nog opduiken is een individuele begeleiding (steeds meer) noodzakelijk. Deze begeleiding kan heel soepel en creatief zijn, zodat er voortdurend kan doorgewerkt worden in een interessante richting, en zodat er ook kan ingegaan worden op toevallige gebeurtenissen. Bij de intensere individuele begeleiding probeert de leraar samen met de leerling mogelijkheden te ontdekken en de leerling te stimuleren om daar keuzes uit te maken en er op eigen initiatief mogelijkheden aan toe te voegen. Tijdens specifieke lessen, kan de Specialisatiegraad (SG) mogelijk eenzelfde programma volgen als de laatste jaren (3-4/4-5) Hogere Graad (HG). In zo’n mogelijk gelijklopend programma kunnen de leerlingen van de Specialisatiegraad (SG) echter veel verder gaan in het verkennen, het hanteren van en het eventueel bewust doorbreken door met opzet regels te overtreden. In de Specialisatiegraad (SG) wordt de verworven kennis uit de Hogere Graad (HG) verder ontwikkeld, onder meer inzichten betreffende de vormgeving waaruit technieken ontstaan die met een gamma van materialen en diverse tekenwijzen kunnen worden toegepast (zich artistiek uiten door middel van de techniek). Het is daarbij bvb. ook interessant om een gemengde techniek te laten toepassen. Aansluitend kan men hier eventueel atelieroverschrijdend werken.
De leerlingen kunnen: •
op persoonlijke wijze, naar eigen inzichten een volwaardige tekening uitbouwen met aandacht voor de algemene compositie, voor de ordeningsprocessen binnen het compositieschema, inhoud, vormkundige aspecten, gebruikte techniek en technische vaardigheden;
•
naast het putten uit de oude meesters als bron voor inspiratie of als ondersteuning, daarbij de moderne en hedendaagse meesters geleidelijk meer op de voorgrond laten komen;
•
op persoonlijke wijze, een volledig eigen project kunnen ontwikkelen waarbij zowel het referentiekader als de bronnen en de evolutie van deze individuele zoektocht als resultaten gepresenteerd kunnen worden;
•
zelfstandig kunnen kiezen uit materialen (creatief, innovatief omgaan met materialen, bvb.: houtskool, potlood, rietpen, gewassen inkt, kleinere en grotere formaten, pastel, collage, acryl, aquarel, …);
•
de impact van de presentatie van het beeldend werk als een onderdeel van het beeldend gebeuren leren beschouwen;
•
het geheel coherent kunnen voorstellen;
•
keuze maken voor en/of combineren van één of meerdere thema’s - zowel figuratief, als abstracties en volledig abstract;
•
een gaandeweg gerichte zoektocht op spoor zetten (het eindresultaat hoeft daarom nog niet noodzakelijk bereikt te zijn wel de opzet van een traject, een spoor dat logisch verdergezet kan worden na de opleiding eventueel zelfs binnen een andere discipline)
•
vrij formaten en technieken creatief aanwenden;
•
in hun eigen werk uiting geven van de nodige virtuositeit.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
18
Hulpmiddelen bij het ontwikkelen van de eigen visie, thematiek en beeldende uitdrukking De studenten kunnen worden gestimuleerd om een persoonlijk dossier samen te stellen over de kunst, de kunstenaars en de onderwerpen die hun voorkeur genieten, afkomstig uit om het even welke periode en van overal ter wereld. Over die keuze(s) kan er dan ook gediscussieerd worden. Door hun dossier verdiepen ze hun visie op de tekenkunst en de kunst in het algemeen en leren ze een meer professionele koers bepalen in de uitbouw van hun eigen wereld. Het dossier is echter geen ‘huiswerk’ en wordt niet verplicht. Om de studenten te stimuleren tot het uitbouwen van een dossier wordt hen geregeld artistieke documentatie aangereikt in de vorm van reproducties van kunstwerken en door een tijdschrift (bvb.: Kunstbeeld). Documentatie- en bronnenmap Alle informatie die op termijn relevant kan zijn in de persoonlijke zoektocht naar een eigen beeldende visie wordt verzameld. Een concreet te bereiken doel kan hieruit gefilterd of afgebakend worden en uitmonden in een omlijnd projectdoel. Het kan de bedoeling zijn om deze info-map, of een deel ervan uit te werken tot een echt werkdocument waarbij er communicatie over en weer ontstaat tussen tekening-documenttekening, ze kan als basis dienen voor wederzijds overleg vb op niveau van compositie, tekenstijl, inhoud, materialengebruik, beeldtaal, ... . Inhoud Algemene informatie, sporen, ideeën , voorbeelden, reproducties die als inspiratie kunnen dienen voor een persoonlijk project. Bvb. info uit tentoonstellingen, reproducties, eigen schetsen, teksten over tekenen of over thema’s of die je inspireren, technieken, methodes, proefjes, ..., krantenartikelen, foto’s (eigen fotomateriaal). (bvb. relatie “eigen project - kunstgeschiedenis” is mogelijk) Projectmap Kan voortvloeien uit de documentatiemap. Is een afgebakend deel uit de documentatie of bronnenmap, vertrekpunt kan ook zijn de eigen schetsen uit de HOGERE GRAAD (HG) die als basis dienen om verder te werken. (bvb. project kunstgeschiedenis is mogelijk) Schetsen en tekeningen die verband houden met dit persoonlijk project Schetsboek Kan een ontwikkeling zijn van het project, kan de relatie projectmap-schetsboek zijn (verschillende mappen kunnen door elkaar lopen. (schetsen kunnen ook op andere dan gebruikelijke formaten gebeuren) Tekeningen Het werk zelf. Presentatie Ieder staat in voor de presentatie van het eigen werk en voor de vorm waaronder het gepresenteerd wordt. Dit binnen de mate van het mogelijke en de mogelijkheden aangeboden door de locatie, bvb. een ruimte in de academie (samen gebruiken, overleg bij een groepstentoonstelling/presentatie). Zoeken naar een verband tussen het werk en de presentatie.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
3.2.4
19
Werkvelden
Voor een eigen concretere invulling van de leerplandoelstellingen kan men ook voor de Specialisatiegraad terugvallen op het overzicht in het hoofdstuk “Werkvelden”, pagina 9: Hogere Graad, 3.2.2. 3.2.5
Infrastructuur en middelen
ALGEMENE INFORMATIE in verband met infrastructuur en middelen: De algemene infrastructuur dient ‘minimaal’ te beantwoorden aan de vigerende regelgeving van het A.R.A.B., het A.R.E.I en de Welzijnswet en uitvoeringsbesluiten. Deze informatie is te raadplegen op de website van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid: www.meta.fgov.be Je kan er ook de richtlijnen op nalezen in de minimumleerplannen. (info en bevoegdheid: gemeenschapsinspecteur deeltijds kunstonderwijs, beeldende kunst) Een eigen aparte atelierruimte voorzien voor de tekenkunst Basisuitrusting: ateliervereisten om een atelier optimaal te laten functioneren - Ezel: stabiele, liefst op wieltjes. - Tekentafels. - Stoel of krukje. - Staande lampen voor belichtingseffecten (liefst mobiele exemplaren). - Verlengdraden en voldoende stopcontacten. - Planken (multiplexplaat (verschillende formaten): één per leerling om geprepareerde dragers, tekenpapier, enz. aan op te hangen). - Een bord waar men iets op kan tekenen of schrijven (stift of krijt). - Wasbakken en stromend water. - Voldoende neutraal licht (kunstmatig of daglicht). - Sokkels en/of tafels om presentaties, stillevens, etc…op te stellen (liefst van verschillende hoogte). - Podium voor modellen, interessanter om een (de)monteerbaar podium te hebben dat wordt opgebouwd met houten volumes: balken of kubussen waarmee een reliëf naar wens gemaakt kan worden in een minimum van tijd. - Een kleedhokje of minimaal een kamerscherm voor modellen voorzien. - Een douche voor modellen. - Voldoende verwarmingselementen (m.b.t. modeltekenen). - Kasten met slot om materiaal en papier in op te bergen. - Mogelijkheid tot verduisteren atelier (vb. tijdens modeltekenen). - Grote ladekast om tekeningen in op te bergen. - Prikborden, muur of wand om werken te presenteren (panelen aan de muur of een ander systeem waarop men werken, affiches, mededelingen kan presenteren). - Mogelijkheid om draperingen in school te reinigen. - Anatomische modellen (plaasters). - Skelet (+didactische platen, Cd-rom, …). Media-apparatuur - Diaprojector. - Overhead. - Episcoop, … . - Dataprojector (laptop/PersonalComputer). Deze richtlijnen waarborgen de omvang, doorstroming en verderzetting van de opleiding terzake van de studenten uit het voorafgaand niveau.
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
13/10/05
3.3
20
ANDERE VERPLICHTE OPTIEVAKKEN
3.3.1
Andere Verplichte Optievakken Hogere Graad
A.
Kunstgeschiedenis
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: KUNSTGESCHIEDENIS” (nog in voorbereiding)
3.3.2
Andere Verplichte Optievakken Specialisatiegraad
A.
Bijzondere Kunstgeschiedenis
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: (bijzondere) KUNSTGESCHIEDENIS” (nog in voorbereiding) B.
Keuzeatelier
Het artistieke dient de nodige ontwikkelingskansen te krijgen, ook in het keuzeatelier. Men streeft hierbij naar het ontwikkelen van: - uitingsdrang, - verbeelding, - probleemoplossend denken en handelen (basishandelingen, …), - durf voor experiment (proefondervindelijk), - inventief gebruik van materialen, technieken en beeldaspecten. Ook het beeldend kunnen omgaan met betreffende beeldaspecten (licht, kleur, lijn, vorm, compositie, textuur, …) op zelfstandige en creatief - artistieke wijze is hier belangrijk. En dit in samenhang met het ontwikkelen van het waarnemingsvermogen, ontledingsvermogen, emotionele ontwikkeling, abstraheervermogen, interpretatievermogen, expressievermogen, omgaan met materiaal en materieel, inzicht inzake technische begrippen, …
F:dko0405/sv-dv/not/bk/lpTK0162- HG-SG
3.4
13/10/05
21
(niet verplichte) FACULTATIEVE OPTIEVAKKEN
3.4.1
Facultatieve vakken Hogere Graad
A.
Digitale Beeldverwerking
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: DIGITALE BEELDVERWERKING” (nog in voorbereiding) B.
Informatica
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: INFORMATICA” (nog in voorbereiding) C.
Nederlands
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: NEDERLANDS” (nog in voorbereiding) D.
Tekenen
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: TEKENEN” (nog in voorbereiding)
3.4.2
Facultatieve vakken Specialisatiegraad
A.
Digitale Beeldverwerking
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: DIGITALE BEELDVERWERKING” (nog in voorbereiding) B.
Nederlands
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: NEDERLANDS” (nog in voorbereiding) C.
Tekenen
ZIE APARTE BUNDEL “VAK: TEKENEN” (nog in voorbereiding)
3.5
INFRASTRUCTUUR EN MIDDELEN (verplichte en facultatieve vakken)
ZIE APARTE BUNDEL VOOR IEDER VAN DE SPECIFIEKE VAKKEN (nog in voorbereiding)