Onderwerp: Tipi kleed beschilderen.
Datum: 23/04/’03
Groepenindeling: - Deelgroepen
Uur: 9.30 – 10.00
bg.g: Tipi kleed beschilderen. (4)
ES: EB
dg1: Thematafel. (4)
ES: ZS
dg2: Lees – en schrijfhoek. (2)
ES: ZS
dg3: Bouwhoek. (6)
ES: ZS
dg4: Vrij tekenen. (4)
ES: ZS
dg5: Kijkboekjes. (2)
ES: ZS
Doelstellingen voor de klassikale activiteit of de bg. groep(in totaal moeten er 3 doelen opstaan) -
Ontwikkelingsaspect (minstens 1 – vermeld nr. en schrijf over): Muzische ontwikkeling: 41. muzisch omgaan met materialen en beelden.
-
Leerplandoelen (hoeft niet, mag wel – vermeld naam leerplan, nr. en schrijf over) LP Beeldopvoeding: 11.4: Verschillende vormen van lijnen toepassen in tekenwerk. (gegolfd, hoekig, zigzag, vloeiend, dik, dun, …) 14.3: Een patroon vormen door herhaling.
Doelstellingen voor de deelgroepen (per deelgroep 1 ontwikkelingsaspect of 1 leerplandoel) - dg1: Thematafel. Zintuiglijke ontwikkeling: 53. actief exploreren met de zintuigen. -
dg2: Lees – en schrijfhoek. Motorische ontwikkeling: 45. kleine motorisch bewegen.
-
dg3: Bouwhoek. Positieve ingesteldheid: 6. plezier beleven.
-
dg4: Vrij tekenen. Muzische ontwikkeling: 37. eigen ervaringen creatief uitdrukken in muzische expressievormen.
-
Dg5: Kijkboekjes. Zintuiglijke ontwikkeling: 55. intens kijken.
Klasschikking – Materiaal – Beginsituatie Klasschikking: De activiteit gaat door in de knutselhoek.
-
Materiaal: prenten (een tipi, lang huis en houten huis) een kaart van Amerika laken (reeds in koffie geweekt, zodat het een bruinachtige kleur heeft) tafelbescherming verf schaaltjes (verf) verfborstels stempels (gemaakt uit aardappelen of ander materiaal) vodden Beginsituatie: De kleuters maken voor het eerst kennis met het beschilderen van een laken.
Lesvoorbereiding: Een tipi kleed beschilderen. 1. Inleiding. 1.1. Voorstelling van de deelactiviteiten. Ik heb van elke deelactiviteit een attribuut in een doos gestopt. Ik zing het liedje van de grabbelton. Ik laat telkens één kleuter een attribuut uit de doos halen. Zo zien de kleuters in welke hoeken ze kunnen spelen. Voor de kleuters naar de hoeken vertrekken, spreek ik het opruimsignaal met hen af: ik leg indianenmuziek op en dan moeten de kleuters de handen in de lucht steken. Daarna ruimen de kleuters op. 1.2. Voorstelling van de deelgroepen. bg.g: Tipi kleed beschilderen. 4 kleuters nemen plaats in de knutselhoek. dg1: Thematafel. 4 kleuters nemen plaats bij de thematafel. dg2: Lees – en schrijfhoek. 2 kleuters nemen plaats aan de tafeltjes in de lees- en schrijfhoek. dg3: Bouwhoek. 6 kleuters spelen in de bouwhoek. dg4: Vrij tekenen. 4 kleuters mogen vrij tekenen over het thema indianen. dg5: Kijkboekjes. 2 kleuters nemen plaats aan de tafeltjes in de poppenhoek. 1.3. Enkele algemene afspraken. - Ik spreek het opruimsignaal vooraf af met de kleuters. Ik maak gebruik van indianenmuziek. - De kleuters die klaar zijn met opruimen mogen in de onthaalhoek gaan zitten. Ik zorg telkens voor een bezigheid. - In de deelgroepen mag het er niet luid aan toe gaan. Als het er te luid aan toe gaat, wordt de hoek gesloten.
2. Eigenlijke activiteit. 2.1. Inleiding. Ik help indien nodig de kleuters hun schortje aandoen. De 4 kleuters nemen plaats. (Eerst zitten voor het impressiemoment, daarna gaan ze staan.) 2.2.Impressiemoment. • Aanbrengen van het thema met behulp van concreet materiaal. Ik breng de verschillende indianenwoningen aan. Ik toon de kleuters prenten van houten huizen + totempaal, tipi, wigwam en het lange huis. Ik vraag de kleuters in welke huizen wij zoal wonen. Ik laat de kleuters antwoorden en speel op hen in.
Wij kunnen dus ook in verschillende huizen wonen, zo ook de indianen, het hangt af van het gebied waar zo wonen. Ik toon de kleuters de prent van de verschillende gebieden. Kennen jullie een groot indianenhuis? (Ik denk dat de kleuters of tipi of wigwam gaan zeggen.) Ik toon hun prenten van een tipi en een wigwam, ik maak het verschil duidelijk. Namelijk: - TIPI: Is een zwerftent, dat waren de tenten van de Indianen die van de bizonjacht leefden. (Ik duid dit aan op de prent.) Ze volgden de bizons: daarom moesten ze hun huis kunnen meenemen. - WIGWAM: Is een hut die gemaakt is van takken en bomen, schors of rieten matten. Dat zijn de hutten van de indianen die gedeeltelijk van de bizonjacht en de landbouw leven. Het zijn boeren en ze leven in de bossen. - LANG HUIS: Dit is een hut, een huis gemaakt uit bast. (Het zit rond een boom) Ze maken een geraamte van stokken en leggen er dan stukken bast op. In zo’n lang huis wonen er verschillende families samen. Ze hebben elk hun eigen deel in het huis. De gaten in het dak zijn de schoorstenen. - HOUTEN HUIS + TOTEMPAAL: Deze huizen worden gemaakt uit hout door de indianen die leven aan de kust. Deze indianen leven van de visvangst. Het zijn de enige indianen die een totempaal maken uit boomstammen. Ik maak de kleuters duidelijk dat wij een tipi gaan maken. Een tipi is dus van de prairie indianen. 2.3. Bespreking en verkenning van het materiaal. Ik haal het met koffie ingedrongen doek tevoorschijn. Ik vraag de kleuters waarom ik het doek een tijdje in de koffie gelegd heb. (Omdat het doek dan bruin ziet net als de huiden van dieren.) Ik vraag de kleuter wat we zoal kunnen doen met het doek. (onze handen en voeten erop afdrukken, andere stempels gebruiken, met de verfborstel allerlei lijnen trekken…) 2.4.Midden. 2.4.1. Opdracht geven. De kleuters mogen starten met het doek te versieren. 2.4.2. Voortonen en verwoorden van de technieken. De kleuters mogen hun handen in de schaaltjes in de verf drukken en zo op het doek. Ze moeten hun handen daarna met een vod wat afkuisen. Dit hetzelfde met de andere stempels. 2.4.3. Begeleiden tijdens het werken. • INTENTIE We versieren het doek, zodat het een mooi kleurrijke tipi wordt. • TECHNIEK Stempelen van verschillende stempels zo ook de handen en eventueel voeten.
Met verfborstels lijnen trekken en hoekige figuren maken. Belangrijk is dat de verfborstel op de juist manier wordt vastgehouden. • BEELDASPECT Het zal heel mooi zijn als je verschillende kleuren gebruikt. Terwijl de kleuters bezig zijn, ga ik alle deelgroepen bekijken. 2.5.Slot. 2.5.1. Opruimen. Ik heb reeds in bepaalde hoeken (bouwhoek, knutseltafel…) de kleuters verwittigd dat we bijna gaan opruimen. Ik zet de indianenmuziek aan. De kleuters steken hun handen in de lucht, op mijn teken ruimen de kleuters op. Wanneer de kleuters klaar zijn met opruimen gaan ze in de onthaalhoek zitten. Ik geef hun een bezigheid.