In gesprek met directeur-generaal CBS
Tjark Tjin-A-Tsoi in dit nummer: In gesprek met CPB-directeur Sophie inGeest ‘t Veld Laura van in de picture
CBS viert 10 jaar Centrum Interview voor met Beleidsstatistiek SCP-directeur Kim Putters
Een beter publiek debat op nóg basis Economie van feiten nauwkeuriger in beeld
Het relatiemagazine Het relatiemagazine van het Centraal Bureau van het voor de Centraal StatistiekBureau voor de Statistiek
herfst 2014 lente 2013
xx
03 14
herfst
PADDENSTOELEN BEDREIGD Vermesting en verzuring vormen een belangrijke bedreiging voor de paddenstoelen in ons land. Hoewel het niveau van vervuilende stoffen vanaf 1981 aanmerkelijk is gedaald, hebben paddenstoelen hier in de periode 1999-2012 niet van kunnen profiteren.
Ook is de kwaliteit van het bodemleven in bossen nog steeds niet helemaal hersteld, waardoor paddenstoelen en planten nog niet optimaal kunnen profiteren van de vermindering van de neerslag van vervuilende stoffen. (Bron: CBS)
2 cbs 03/14
voorwoord
Naast de Onze bijdrage aan de informatie samenleving over sociale Het CBS publiceert informatie over en voor de samenleving. Veel cijfers, over een variëteit aan onderwerpen, zo helder mogelijk in beeld gebracht om daarmee de fenomenen ontwikkelingen in ons land te beschrijven. Alleen met kwalitatief goede, objectieve cijfers en een heldere duiding kunnen wij ervoor zorgen dat maatschappelijke is een goede debatten in Nederland voldoende gevoed worden met feiten. In dat opzicht hebben wij veel overeenkomsten met de planbureaus, zoals het Sociaal en Cultureel beschrijving Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB). Onze organisaties verrichten alle drie onafhankelijk onderzoek dat bijdraagt aan goed onderbouwd beleid. van de De directeuren van het SCP en CPB worden in dit nummer van het relatiemagazine economie geïnterviewd. Kim Putters (SCP) geeft terecht aan dat de behoefte van de maatschappij aan actuelere gegevens steeds groter wordt. Het CBS is daarom onmisbaar op verschillende gebieden bezig om te kijken of verwerkingsprocessen versneld kunnen worden, zonder teveel in te leveren op het gebied van de kwaliteit. Laura voor de van Geest (CPB) geeft daarnaast aan dat bijvoorbeeld het hanteren van meerdere definities met betrekking tot hetzelfde fenomeen tot onduidelijkheid leidt. Dat besturing was bijvoorbeeld het geval bij het bepalen van de werkloosheid, waar zowel een nationale als een internationale definitie voor bestaat. Omdat dit leidt tot verwarring van ons land gaat het CBS vanaf 2015, net als het CPB, over op de internationale definitie. Het CBS levert een belangrijke bijdrage aan de samenleving, maar het CBS kan dat uiteindelijk alleen doen als de samenleving een belangrijke bijdrage wil leveren aan het statistiekbureau. Veel van onze informatie komt weliswaar uit registraties, maar zodra het gaat om het beschrijven van complexere fenomenen, zoals bij het Onderzoek Gezinsvorming het geval is, hebben we meer informatie nodig dan uit registraties te halen is. In dit relatiemagazine wordt daar aandacht aan besteed. Naast de informatie over sociale fenomenen is een goede beschrijving van de economie onmisbaar voor de besturing van ons land. De Nationale Rekeningen – ‘het jaarverslag van de BV Nederland’ – vormen hiervan de kern. Met de revisie van de Nationale Rekeningen, die onlangs is doorgevoerd, kan de economie nu nóg nauwkeuriger in beeld worden gebracht. In dit Relatiemagazine leest u meer over het hoe en waarom van deze veranderingen. Door het leveren van onafhankelijke, actuele en samenhangende informatie over deze en andere belangrijke onderwerpen dragen wij ons steentje bij aan de samenleving. Tjark Tjin-A-Tsoi, Directeur-Generaal herfst 2014 3
colofon 03/14 is het relatiemagazine van het CBS dat als doelstelling heeft de externe relaties van het statistiekbureau te informeren over het CBS en met het CBS verwante relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Het relatiemagazine verschijnt 4 keer per jaar. Uitgave: Centraal Bureau voor de Statistiek Hoofdredactie: Miriam van der Sangen Medewerkers: Rein Kroes, Masja de Ree, Jaap van Sandijk, Miriam van der Sangen, Anita Toet en Rosenbaum Selekt Cover: Tjark Tjin-A-Tsoi is directeur-generaal van het CBS Fotografie: Hollandse Hoogte en Sjoerd van der Hucht Illustraties: Deborah van der Schaaf Oplage: 4 000 exemplaren Vormgeving: Edenspiekermann Opmaak: Centraal Bureau voor de Statistiek, Grafimedia Druk: Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam Reacties op het blad zijn welkom via e-mail:
[email protected]
Aan dit nummer werkten mee... Miriam van der Sangen (1958) studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Daarna volgde zij diverse opleidingen op het gebied van management en journalistiek. Begin jaren tachtig trad zij in dienst bij het CBS, waar zij verschil lende functies vervulde. De afgelopen 18 jaar werkte zij bij de sector Communicatie. Masja de Ree (1973) studeerde Nederlandse taalen letterkunde aan de uni versiteit van Amsterdam. Ze was docent Nederlands en alfabetisering en werkt sinds 2003 als zelfstandig bedrijfsjournalist en eind redacteur voor diverse opdrachtgevers bij de over heid en in de gezondheids zorg.
10 ‘Met samenhangende cijfers maatschappelijke fenomenen in kaart brengen’ Tjark Tjin-A-Tsoi trad op 1 april van dit jaar in dienst van het CBS als directeur-generaal. Bij het CBS zitten zijn eerste maanden er inmiddels op. Hij heeft die periode gebruikt om zowel binnen als buiten de organisatie met allerlei mensen kennis te maken. Een boeiend gesprek over de nieuwe weg die het CBS is ingeslagen.
Jaap van Sandijk (1960) studeerde aan de Pedago gische Academie, maar koos na de afronding daarvan voor de journalistiek. Na ervaring te hebben opgedaan bij de regionale radio en krant vestigde hij zich als freelance journalist. Hij schrijft voor diverse vakbladen.
20 ‘Met minder geld scherpe keuzes maken’ Sinds augustus 2013 is Laura van Geest directeur van het Centraal Planbureau (CPB). Ze heeft het in die functie erg naar haar zin. Van Geest ziet het als een uitdaging er voor te zorgen dat het CPB beleidsrelevante onderzoeken en analyses blijft presenteren, die wetenschappelijk aan de maat zijn.
4 cbs 03/14
inhoud
en verder...
30 Complexe gezinnen: een nieuwe werkelijkheid Wat voor relatie willen mensen? Hoeveel kinderen verwachten ze te krijgen en hoe vinden ze hun partner? Kunnen ouders en hun kinderen bij elkaar terecht voor hulp? Het Onderzoek Gezinsvorming van het CBS geeft actuele antwoorden op die vragen. We spraken er over met Jan Latten en Niels Kooiman van het CBS en Aat Liefbroer van het NIDI.
38 Economie nóg nauwkeuriger in beeld In verband met de nieuwe verplichte internationale methodologische richtlijnen en herziening van eigen bronnen heeft het CBS een revisie van de nationale rekeningen uitgevoerd. Belangrijke economische cijfers veranderen daardoor.
6 Kort: gezondheid 8 Unieke historische collectie beschikbaar via vernieuwde site 16 Kort: economie 18 CBS ontwikkelt nieuw product voor brancheorganisaties 26 Kort: vrije tijd en cultuur 28 Onderling vertrouwen basis voor goede samenwerking 36 Kort: criminaliteit 42 Kort: bevolking 50 Kort: actueel 52 Vandaag…
44 ‘Actuelere cijfers leveren, is de grootste uitdaging van deze tijd’ Kim Putters is vanaf juni 2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Op het werkterrein van zijn organisatie wil hij de komende tijd vooral focus aanbrengen.
herfst 2014 5
HOGERE LEVENS VERWACHTING IN 2030 Met het stijgen van de jaren gaan mensen zich vaker ongezond voelen. Hierbij kunnen lichamelijke beperkingen een rol spelen. Als de ontwikkelingen rond sterfte en gezondheid van de afgelopen 30 jaar doorzetten, zal de levensverwachting zonder fysieke beperkingen in 2030 voor mannen bijna 5 jaar hoger liggen. Voor vrouwen zal dat ruim 4 jaar hoger zijn. (Bron: CBS)
6 cbs 03/14
A a 12%
kort: gezondheid
94,2 MILJARD EURO UITGEGEVEN AAN ZORG
In 2013 is 94,2 miljard euro uitgegeven aan zorg. Dat is 1,6 procent meer dan in 2012. Die groei is lager dan in voorgaande jaren. Dit komt deels doordat het geneesmiddelengebruik minder hard is gestegen en de gemiddelde prijs van geneesmiddelen daalde. Ook daalden tarieven en vergoedingen van zorgdiensten, vooral op het terrein van verpleging en verzorging. (Bron: CBS)
50 BIJNA
VAN 18- TOT 45-JARIGE VROUWEN GEBRUIKT SPIRAALTJE
Het gebruik van het spiraaltje als methode voor geboortebeperking is de afgelopen tien jaar toegenomen. In 2013 gebruikte 12 procent van de vrouwen tussen 18 en 45 jaar een spiraaltje. In 2003 was dit 4 procent. Van alle methoden om een zwangerschap tegen te gaan, wordt de pil het meest gebruikt. In 2013 gebruikte zo’n 37 procent van de vrouwen tussen 18 en 45 jaar de pil. In 2003 was dat nog 41 procent van de vrouwen. (Bron: CBS)
%
C c
HEEFT EEN LANGDURIGE AANDOENING
Bijna de helft van de Nederlanders geeft aan één of meer langdurige lichamelijke aandoeningen te hebben, zoals hoge bloeddruk, migraine en gewrichtsslijtage van heupen of knieën. Vrouwen hebben hier vaker mee te maken dan mannen (53 procent tegenover 40 procent). Daarnaast hebben ouderen meer aandoeningen dan jongeren. Zo heeft 35 procent van de 20- tot 30-jarigen één of
meer aandoeningen tegenover 81 procent van de 75-plussers. Mensen met een langdurige aandoening voelen zich vaker niet gezond. Zo ervaart 34 procent van de mensen met tenminste één aandoening de gezondheid als minder goed. Dat geldt ook voor 64 procent van de mensen met drie of meer aandoeningen. Onder mensen zonder langdurige aandoening lag dat aandeel op 5 procent. (Bron: CBS)
herfst 2014 7
C c
Margriet van Stiphout is coördinator van het digitaliserings project bij het CBS, waarbij vijf miljoen handgeschreven en gedrukte pagina’s met statistische tabellen en bijbehorende toelichtingen worden gedigitaliseerd en voor een breed publiek beschikbaar worden gemaakt. Op dit moment bedraagt het aantal gedigitali seerde pagina’s 1,5 miljoen.
8 cbs 03/14
aan het woord…
Unieke historische collectie beschikbaar via vernieuwde website Wist u dat de historische collectie van de bibliotheek van het CBS uit zo’n vijf miljoen handgeschreven en gedrukte pagina’s van historische statistische documenten bestaat? Al geruime tijd is de bibliotheek bezig met het digitaal toegankelijk maken van deze unieke collectie. Via de onlangs geheel vernieuwde site www.cbs.nl/historisch heeft iedereen er online toegang toe. Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
De historische collectie van de bibliotheek van het CBS bestaat uit zo’n vijf miljoen handgeschreven en gedrukte pagina’s met statistische tabellen en bijbehorende toelichtingen, afkomstig van het CBS en zijn voorgangers. Al deze documenten worden stapsgewijs gedigitaliseerd en beschikbaar gesteld via www.cbs.nl/historisch. ‘Dat is een meerjarenproject’, vertelt coördinator Margriet van Stiphout. ‘We zijn in 1996 begonnen met de digitalisering van de volkstellingen. Daarna volgden tellingen over bedrijven, beroepen en woningen. De nieuwe website is twee jaar geleden gelanceerd en bevat boeken en tijdschriften over verschillende onderwerpen. Het begon met de internationale handel, de bevolking, het statistisch jaarboek en de Engelse variant daarvan. Sinds kort zijn er nieuwe series bijgekomen. Zo zijn inmiddels de statistieken over veiligheid en recht vanaf 1950 tot nu toegevoegd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan informatie over branden, gevangenissen, politie en criminaliteit. Ook de milieustatistieken zijn nu beschikbaar, net als documenten met gegevens over de militaire keuringen vanaf het begin van de 19e eeuw. Ze bevatten een schat aan informatie.’ De reden waarom het CBS de collectie wil digitaliseren is drieledig. Allereerst is het een manier om de collectie te conserveren. Ten tweede kan op deze manier de collectie toegankelijk worden gemaakt voor
wetenschappelijk onderzoek en het grote publiek. De derde reden voor digitalisering is dat de Europese statistische bureaus er naar streven hun informatie onderling eenvoudiger uitwisselbaar te maken. De kosten voor dit project betaalt het CBS grotendeels zelf. Wat is nu het moeilijkste deel van zo’n groot project? ‘Het digitalise ringsproces gaat weliswaar steeds sneller en de techniek wordt steeds beter, maar het resultaat is erg afhankelijk van de kwaliteit van de originele documenten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de scherpte, kleur, volgorde en volledigheid van de documenten.’ Van Stiphout vertelt dat de scans die door een digitaliseringsbedrijf worden gemaakt een steekproefsgewijze controle ondergaan. ‘Als dat gebeurd is, bewerkt het bedrijf de bestanden met OCR-software (optische tekenherkenning, red.). Dat maakt de publicatie full tekst doorzoekbaar. Het grootste voordeel zijn de sterk verbeterde zoek- en presentatie mogelijkheden. Zo zijn er filteropties toegevoegd waardoor je de zoekresultaten kunt verfijnen. In november van dit jaar organiseren we ook voor geïnteresseerden een bijeenkomst, waarin we laten zien wat er allemaal mogelijk is met het gedigitaliseerde materiaal. We hopen op een grote opkomst! Wie nadere informatie over de bijeenkomst wil, kan een e-mail sturen naar:
[email protected]’, besluit Van Stiphout.
herfst 2014 9
In gesprek met directeur-generaal Tjark Tjin-A-Tsoi van het CBS
‘Met samenhangende cijfers maatschappelijke fenomenen in kaart brengen’ Tjark Tjin-A-Tsoi trad op 1 april van dit jaar in dienst van het CBS als directeur-generaal. Daarvoor was hij algemeen directeur bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Hij viel er op door zijn kennis van zaken, verandermanagement en innovatiedrang. Bij het CBS zitten zijn eerste maanden er inmiddels op. Hij heeft die periode onder andere gebruikt om zowel binnen als buiten de organisatie met allerlei mensen kennis te maken en in gesprek te gaan. We hadden met hem een boeiend gesprek over de nieuwe weg die het CBS is ingeslagen. Auteur: Miriam van der Sangen
10 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
in gesprek met…
‘De kernvraag is: welke informatie zit er nu áchter het cijfer?’
herfst 2014 11
Curriculum vitae Tjark Tjin-A-Tsoi Tjark Tjin-A-Tsoi (1966) volgde per 1 april Gosse van der Veen op als directeur-generaal van het CBS. Tot die datum was hij algemeen directeur van het Nederlands Forensisch Instituut. Daarvoor werkte hij onder meer bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Ernst & Young, de Rabobank en Shell. Hij is afgestudeerd en gepromoveerd in de theoretische fysica aan de Universiteit van Amsterdam.
E
én van de eerste dingen die Tjark Tjin-A-Tsoi oppakte bij het CBS was het bezoeken van een groot aantal strategische relaties, zoals planbureaus en ministeries. Goede externe relaties en constructieve samenwerking vindt hij erg belangrijk. Wat viel hem het meeste op tijdens zijn kennismakingsronde? ‘Ze erkennen allemaal de belangrijke positie van het CBS, onze betrouwbaarheid en onze goede naam. Wat ze moeilijk vinden zijn de bijstellingen, bijvoorbeeld ramingen die afwijken van de vorige. Ze willen graag dat wij daar heel alert op blijven. Hun wens is dat wij óf de verschillen kleiner maken óf dat wij daar nog beter over communiceren.’ Een ander belangrijk punt tijdens zijn kennismakingsronde is het belang van de informatie áchter de cijfers. ‘Met een enkel cijfer kun je alle kanten uit redeneren. De kernvraag is: welke informatie zit er nu áchter dat cijfer? Met additionele cijfers en andere relevante informatie van het CBS gaan we meer achtergronden geven. Daarmee vermijd je verkeerde beeldvorming in de media.’
OBJECTIEVE ANALYSE Tjark Tjin-A-Tsoi heeft een duidelijke opvatting over het takenpakket van het CBS. ‘Wij voorspellen in de regel niet en we uiten geen mening. Al het andere doen we wel, dus alle vormen van objectieve analyse op basis van kwantitatief materiaal. We bieden inzicht door cijfers niet in isolement, maar juist in samenhang te bezien. Neem 12 cbs 03/14
bijvoorbeeld de werkloosheid. Is die gedaald doordat er meer banen bijgekomen zijn of doordat er mensen uit de arbeidsmarkt zijn gestapt? Dat zijn verklaringen die gebaseerd zijn op cijfers. Daar zitten onze gebruikers écht op te wachten, omdat het nogal wat uitmaakt voor wat het betekent. Wij willen nuttige informatie leveren over de Nederlandse samenleving, waar beleidsmakers mee aan de slag kunnen. Als wij iets aanleveren waarmee zij alle kanten uit kunnen redeneren, hebben zij niet zo veel aan onze cijfers.’ Tjark Tjin-A-Tsoi erkent dat deze nieuwe manier van ‘statistiek bedrijven’ een breuk is met het verleden. ‘We willen de toegevoegde waarde van ons werk maximaliseren. Wij dragen feiten aan en voeren analyses uit, die de beleidsmakers informatie geven. Op basis daarvan kunnen gefundeerde keuzes gemaakt worden. Geen keuzes die gebaseerd zijn op percepties of mythes.’ Volgens de directeur-generaal ervaren de externe relaties van het CBS de nieuwe aanpak als heel prettig, omdat het veranderingen in de cijfers minder vatbaar maakt voor wilde speculaties. ‘Er is nu een veel constructievere discussie mogelijk over wat er werkelijk aan de hand is in ons land.’
MAATSCHAPPELIJKE FENOMENEN In de huidige samenleving vinden verschillende maatschappelijke debatten plaats, bijvoorbeeld over zorg, armoede, integratie en participatie. In hoeverre zou het CBS in de toekomst ook een rol moeten spelen
in gesprek met…
‘Het CBS wil een actiever profiel in publieke debatten’
in die debatten? Tjark Tjin-A-Tsoi: ‘Als het gaat om standpunten, visies en meningen speelt het CBS geen rol. Maar ons bureau speelt wel degelijk een rol als feiten, data en informatie moeten worden aangedragen om het beleidsvormingsproces te ondersteunen. En die rol moet nog veel groter worden! Daarvoor is het onvoldoende om alleen maar enorme hoeveelheden cijfertjes aan te leveren. Je moet juist cijfers in samenhang met elkaar naar buiten brengen. Op die manier wordt het onderliggende maatschappelijke fenomeen zichtbaar en begrijpelijk gemaakt.’ Tjark Tjin-A-Tsoi is van mening dat men in het publieke debat soms een beetje in het luchtledige praat. ‘Men geeft zich onvoldoende rekenschap van de feiten, zodat niet op een reële wijze over de zaken wordt gesproken. Wij moeten als CBS proberen - zodra het nodig is - daadwerkelijk aanwezig te zijn met de juiste informatie en achtergronden. Op die manier kan het debat ook écht over de werkelijkheid gevoerd worden en wordt het niet een of andere theoretische discussie.’
NIEUWE WEG Dat het CBS een nieuwe weg is ingeslagen, blijkt volgens Tjark Tjin-A-Tsoi onder andere uit de inhoud van de persberichten. ‘Die zijn nu veel rijker qua informatie, zonder subjectieve standpunten in te nemen. Ze bevatten veel meer verschillende soorten informatie om het onderliggende maatschappelijke fenomeen te
beschrijven.’ Het betekent volgens hem ook dat het CBS in zijn statistisch programma heel gericht moet gaan kijken welke cijfers en welke informatie precies nodig zijn om dat wat er in de maatschappij werkelijk gebeurt écht te kunnen begrijpen. ‘Vaak hebben wij al heel veel informatie in huis, maar we moeten die informatie meer in samenhang naar buiten brengen.’ Het CBS is een onafhankelijk instituut. Onafhankelijkheid is zelfs één van de kernwaarden van het bureau. De cijfers die het bureau dagelijks publiceert, komen bepaalde partijen echter niet altijd goed uit. ‘De cijfers zijn de cijfers’, reageert Tjark Tjin-A-Tsoi. ‘Dat is het resultaat van een kwantitatieve benadering van de werkelijkheid: je maakt zaken zichtbaar. Dat is niet altijd waar men op hoopt, maar daar kunnen wij niets aan doen. Daar is het CBS nu juist voor: om die zaken objectief zichtbaar te maken.’
LEVERTIJDEN Tijdens zijn periode bij het NFI zorgde Tjark Tjin-A-Tsoi er voor dat de levertijden bij het instituut met 90 procent daalden. Gaat de nieuwe directeur-generaal er bij het CBS ook voor zorgen dat de statistieken veel sneller beschikbaar komen? ‘Kijk, de vraag bij iedere organisatie is ‘wat is de belangrijkste variabele’? Bij het NFI was het de lange levertijd. Dat was de reden waarom wij daar zoveel aandacht aan hebben besteed. Bij het CBS speelt levertijd ook wel een rol, maar niet in die mate als indertijd bij het NFI. Bij het CBS leveren we volgens een herfst 2014 13
vast schema, zeker bij de statistieken die maandelijks, per kwartaal of per jaar verschijnen. Desalniettemin zullen we zeker een poging doen om de levertijd te versnellen. We kunnen op het gebied van efficiëntie en projectaanpak nog wel een slag maken.’
INNOVATIE Net als andere overheidsorganisaties ontkomt ook het CBS niet aan bezuinigingen. Een deel van de bezuinigingen wordt – net als in het verleden – opgevangen door efficiëntere methoden en werkprocessen. Daardoor kan met minder middelen hetzelfde gerealiseerd worden. Echter, de bezuinigingen impliceren wel dat de financiering van een deel van de statistieken komt te vervallen. Het niet-verplichte statistiekprogramma zal dus moeten inkrimpen, tenzij er uit andere bronnen financiering wordt gevonden. ‘Dat dat bij opdrachtgevers en gebruikers pijn zal doen is onvermijdelijk’, aldus Tjark Tjin-A-Tsoi. Het CBS wil ook bezuinigingen blijven realiseren door proces-redesign en innovatie. ‘Wij zullen de processen op systematische wijze efficiënter maken met behulp van de bekende methodologie Lean Six Sigma. Verder implementeren we innovatieve dataverzamelingsmethoden en statistiekprocessen. Daardoor dalen de kosten. Er moet dus ruimte blijven voor research en development’. Tjark Tjin-A-Tsoi hecht veel belang aan innovatie. Volgens hem zullen innovatieve projecten als big data en open data ook in de 14 cbs 03/14
toekomst erg belangrijk blijven. ‘De mogelijkheden van bijvoorbeeld open data zijn groot voor gebruikers. Het is een veel gebruiksvriendelijkere manier om aan CBS-data te komen. De data zijn niet nieuw, maar ze worden nu ook van computer tot computer aangeboden. Daardoor kunnen gebruikers door middel van apps real time de CBS-cijfers ophalen en toepassen.’
INTERNATIONAAL Op internationaal gebied heeft het CBS altijd op veel fronten een voortrekkersrol. Ook in de toekomst heeft dit hoge prioriteit volgens Tjark Tjin-A-Tsoi. ‘Het is heel belangrijk om internationaal een stevige vinger in de pap te hebben, want er wordt steeds vaker internationaal beleid gemaakt op het gebied van de statistiekvoorziening. Daarom blijven we hierin investeren. Daarnaast kunnen we met collega-instituten in het buitenland gezamenlijk technieken ontwikkelen en die onderling uitwisselen. Dat bespaart kosten.’
‘De CBS-persberichten zijn nu veel rijker qua informatie’
in gesprek met…
‘Men geeft zich onvoldoende rekenschap van de feiten, zodat niet op een reële wijze over de zaken wordt gesproken’
Tot slot de vraag wat de buitenwereld de komende periode nog meer van het CBS kan verwachten. ‘Een actiever profiel in publieke debatten. Niet zozeer in het debat zelf, alswel in het tijdig aanleveren van nuttige informatie op een zeer gebruiksvriendelijke manier. Daardoor kan men heel snel en gemakkelijk zien en begrijpen wat er in de samenleving aan de hand is.’
Open Data Open Data zijn overheidsdata die op eenduidige wijze elektronisch beschikbaar worden gesteld op een manier dat programmeurs hier direct gebruik van kunnen maken voor allerlei toepassingen. Vanuit combinanties van dit soort data kunnen veel nieuwe soorten diensten en apps worden ontwikkeld. Vaak zal dit in de vorm van apps voor smart-phones en tablets zijn, maar ook voor pc-gebruik of andere apparaten zijn toepassingen goed mogelijk.
herfst 2014 15
40
RUIM DUIZEND INWONERS VAN NEDERLAND WERKEN OVER DE GRENS In 2013 verrichten ruim 1,8 miljoen inwoners van de Europese Unie (EU) hun werkzaamheden over hun eigen landsgrens heen. Dit komt overeen met 0,8 procent van de werkzame bevolking in de EU. Het aantal grensarbeiders is de laatste jaren toegenomen. Vijf jaar geleden waren er nog bijna 1,5 miljoen. Vooral inwoners van Slowakije (bijna zes procent) en Estland (bijna vier procent) werkten relatief vaak in het buitenland. In de overige EUlanden kwam het aandeel grensarbeiders niet boven de 2,5 procent uit. (Bron: Eurostat)
2 GRENSARBEIDERS VANUIT ZEELAND EN LIMBURG %
Vanuit de Belgische provincies Limburg en Luik wordt relatief veel over de grens gewerkt. In 2013 gaat het om respectievelijk 5 en 3,5 procent van alle werkenden. Daarbij gaat het in veel gevallen om mensen met de Nederlandse nationaliteit die in België zijn gaan wonen en in Nederland werken. De Nederlandse provincies Zeeland en Limburg volgen op gepaste afstand met rond de 2 procent grensarbeiders. Vanuit de Duitse grensregio’s wordt relatief weinig over de grens gewerkt. (Bron: Eurostat)
16 cbs 03/14
C c
MINDER PERSONENAUTO’S PER
1 000 INWONERS
Op 1 januari 2014 stonden er in Nederland 7,9 miljoen personenauto’s geregistreerd. Dat waren er iets meer dan begin 2013. Doordat de bevolking harder groeide dan het aantal personenauto’s, daalde het aantal personenauto’s per duizend inwoners voor het eerst sinds 1990. In 2014 waren er 471 personenauto’s per 1 000 inwoners. Een jaar eerder waren dit er 472. In 1990 telde ons land overigens nog 344 personen auto’s per duizend inwoners. De meeste personen auto’s (bijna 7,1 miljoen) staan op naam van een natuurlijk persoon (inclusief eenmansbedrijven). (Bron: CBS)
kort: economie
GASPRIJS VOOR BEDRIJVEN AFGELOPEN
3
a A
JAAR FLINK OMHOOG
De gasprijs voor bedrijven is de afgelopen drie jaar flink omhoog gegaan. Ondernemingen met een klein tot middelgroot verbruik betaalden in 2013 gemiddeld 33 procent meer voor gas dan drie jaar eerder. Bedrijven met een zeer groot verbruik zagen de prijs stijgen met 23 procent. Ondernemingen met een groot verbruik hadden te maken met een stijging van 18 procent. Bij kleine tot middelgrote verbruikers vormt belastingverhoging een belangrijke oorzaak van de gestegen gasprijs. Zo vallen deze bedrijven sinds 2013 in dezelfde schijf van energiebelasting als particulieren, waardoor het tarief flink hoger werd. (Bron: CBS)
a A 2,2 BESTAANDE KOOPWONINGEN IN JUNI
%
DUURDER
Bestaande koopwoningen waren in juni van dit jaar 2,2 procent duurder dan in juni 2013. Al drie maanden achter elkaar zijn de prijzen van koopwoningen hoger dan in de vergelijkbare maand van een jaar eerder. Het gemiddeld prijsniveau van bestaande
koopwoningen is ongeveer even hoog als begin 2003. Ten opzichte van augustus 2008, toen de huizen prijzen een piek bereikten, is sprake van een prijsdaling van 19, 7 procent. (Bron: CBS, Kadaster)
herfst 2014 17
Ron Duijkers (rechts) behaalde zijn kandidaatsexamen bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en werkt sinds 1973 bij het CBS in allerlei management- en onderzoeksfuncties. Sidney Vergouw studeerde economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en trad in 2006 in dienst van het CBS. Hij hield zich bezig met de ontwikkeling van de Conjunctuurenquête Nederland, economische berichtgeving en bedrijfseconomische statistieken. 18 cbs 03/14
aan het woord…
CBS ontwikkelt nieuw product voor brancheorganisaties Het CBS heeft in de afgelopen periode een mooi product voor de verschillende branches ontwikkeld: de kwartaalmonitor. Het is een elektronische uitgave voor verschillende bedrijfstakken, zoals de industrie, detailhandel, motor- en autobranche, horeca en zakelijke dienstverlening. Sinds kort is er ook een kwartaalmonitor voor de transportwereld en de groothandel. Voor de bouw, de energie en delfstoffenwinning zijn er eveneens kwartaalmonitoren in de maak. Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
Ron Duijkers is vanaf het begin nauw betrokken bij de totstandkoming van de huidige kwartaalmonitoren. ‘Eind 2012 hebben we onze ambities op het gebied van de bedrijfseconomische output op een rij gezet. We wilden meer duiding en samenhang, een verbetering van de toegankelijkheid van onze statistieken en meer externe bekendheid.’ Een van de eerste stappen om deze ambities te realiseren was de verdere ontwikkeling van de kwartaalmonitoren. Belangrijkste streven hierbij was volledige terreindekking en meer uniformiteit in de presentatie van actuele ontwikkelingen in branches en bedrijfstakken met als absolute ‘must’ het aanbrengen van duiding en samenhang. Omdat het CBS nog niet alle branches bediende werd gestart met de ontwikkeling van nieuwe monitoren voor de transportwereld en de groothandel. Sidney Vergouw: ‘Deze en andere nieuwe monitoren komen in overleg met de brancheorganisaties tot stand. Ook de overkoepelende organisaties MKB Nederland en VNO/NCW zijn betrokken. We hebben er bewust voor gekozen om de kwartaalmonitor in pdfformaat te gieten. Daardoor kan de publicatie makkelijk binnen de brancheorganisaties worden rondgestuurd. Overigens zijn alle publicaties niet alleen op de CBSwebsite te vinden, maar worden ze ook op ondernemers plein.nl gepubliceerd. Dat is een portal waar onder nemers terecht kunnen voor alle informatie van de (semi) overheid, bijvoorbeeld om slagvaardig te kunnen onder nemen of innoveren.’ Duijkers vertelt dat de kwartaal
monitor door een heel team van CBS-collega’s wordt gemaakt. ‘Deze mensen zijn betrokken bij het gehele statistische proces en brengen aan het eind van de statistische keten alle relevante korte termijn ontwikkelingen op een samenhangende, toegankelijke, aantrekkelijke manier naar buiten. Dat deze formule aanslaat, blijkt uit het toenemend gebruik ervan. Dat werkt stimulerend voor ons en betekent dat we op de goede weg zijn.’ Volgens Vergouw en Duijkers heeft het CBS in de afgelopen twee jaren ook veel tijd en energie gestoken in een meer intensieve samenwerking met de brancheorganisaties. ‘Als we het maatschappelijk nut van onze cijfers verder willen vergroten en onze rol voor de brancheorganisaties en andere gebruikers prominenter willen maken, is het nodig dat we hen opnemen in ons netwerk en deze positie benutten om goed zicht te krijgen en houden op de informatiebehoefte. Daarnaast kunnen we kennis opbouwen en delen door het organiseren van symposia, expertgroepen, gezamenlijke publicaties, artikelen in vakbladen en presentaties.’ Geo Aldershof, werkzaam bij het Nederlands Verbond van de Groothandel (NVG), ontvangt sinds maart van dit jaar de Kwartaalmonitor Groothandel. ‘Het CBS brengt voor diverse sectoren vernieuwde kwartaalmonitoren in pdfformaat uit. Voor ons als overkoepelende organisatie voor de groothandelsector is deze aparte update over de groothandel nuttige informatie. De Kwartaalmonitor is prettig leesbaar en overzichtelijk.’ herfst 2014 19
20 cbs 03/14
relaties
Laura van Geest, directeur Centraal Planbureau
‘Met minder geld scherpe keuzes maken’ Sinds augustus 2013 is Laura van Geest directeur van het Centraal Planbureau (CPB). Ze heeft het in die functie erg naar haar zin. ‘Het is een hele mooie club met veel slimme, hardwerkende mensen. Ze leveren producten waar veel publieke belangstelling voor bestaat.’ Van Geest ziet het als een uitdaging er voor te zorgen dat het CPB beleidsrelevante onderzoeken en analyses blijft presenteren, die weten schappelijk aan de maat zijn. ‘Daarvoor is het belangrijk om steeds goed in de spiegel te kijken’, aldus de hoogste baas van het CPB. Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
herfst 2014 21
Het zijn tijden van bezuinigingen in Nederland. Ook het CPB moet bezuinigen. Welke gevolgen heeft dat voor uw organisatie en voor het werk? Het CPB heeft bezuinigingen in het verleden opgelegd gekregen. Dat heeft onder andere geleid tot het schrappen van een sector. De commissie Frijns (deze commissie verrichtte vorig jaar onderzoek naar de kwaliteit van het werk van het CPB en deed aanbevelingen voor verbeteringen, red.) heeft aangegeven dat het uit de lengte of uit de breedte moet komen. Tegen die achtergrond ben ik het gesprek met het ministerie aangegaan. Zonder extra geld zou het onvermijdelijk zijn dat we opnieuw zouden moeten schrappen in het takenpakket. Op een zeker moment zakt dan de kwaliteit door de bodem. Dat was ook de waarschuwing van de commissie Frijns. Het ministerie heeft gelukkig ruimte gezien voor een verhoging van de middelen. Het CPB is kleiner dan in zijn hoogtijdagen, maar het takenpakket is evenwichtig qua samenstelling en budgettair adequaat afgedekt. De omvang waarvoor is gekozen houdt ons scherp! U hebt onlangs een gesprek gehad met de nieuwe DG van het CBS. Hoe is het gesprek verlopen? Het was een prima kennismakingsgesprek. We hebben geconstateerd dat het CPB en het CBS onafhankelijke instellingen zijn met een publieke taak. We trekken graag samen op, ieder vanuit zijn eigen expertise en vakgebied. Het CBS levert statistiek en beschrijft het verleden. Op 22 cbs 03/14
basis van data uit het verleden doen wij onderzoek. Met ons onderzoek hopen wij inzicht te kunnen bieden in hoe bepaalde maatregelen uitwerken in het verleden en de toekomst. Wij maken ook ramingen over de Nederlandse economie. In de tijdlijn zit dus een deel dat het CBS afdekt en een deel dat het CPB afdekt. We moeten er voor zorgen dat het brede publiek, de politiek en de burgers, informatie krijgen, die zij kunnen plaatsen. We willen voorkomen dat er verwarring ontstaat. Er bestaan cijfers en statistieken waarvoor een nationale definitie bestaat, maar er zijn er ook waar een internationale definitie voor is. Wij hebben geconstateerd dat dit een bron van verwarring is. Hoe gaan we daar mee om? Op dat gebied houden wij elkaar altijd scherp. Het CPB is lid van één van de adviescommissies van het CBS. Daardoor hebben we bij het verzamelen van data direct de goede achtergronden en inzichten. Het CBS is voor ons een belangrijke leverancier van data. Die data gebruiken wij als wij onze modellen schatten. Verder zijn we altijd in gesprek met het CBS over bepaalde data die wij graag willen hebben, omdat wij daar weer interessant ander onderzoek mee kunnen doen. U bent grootverbruiker van economische statistieken van het CBS, maar ook van sociale statistieken. Kunt u iets zeggen over de kwaliteit van de statistieken? In algemene zin staan statistieken in Nederland goed aangeschreven. Maar je moet altijd kijken of de statistieken die je besloten hebt te maken de juiste zijn en of je ze herfst 2014 22
relaties
‘Maximaal 20 procent van onze inkomsten mag uit opdrachten van derden komen. Dit vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid’
zo goed mogelijk kunt maken met de informatie en de data die je zelf kunt verzamelen. Daar is het CBS mee bezig, net zoals wij voortdurend proberen precies te kunnen verklaren, voorspellen of uit te leggen waar de economische groei naartoe gaat. Die spanning herken ik wel. Aan onze kant is er altijd een voorkeur voor lange reeksen. Hoe langer de reeks, hoe beter het is. Bijvoorbeeld als er een nieuwe definitie komt, die meestal verandering van cijfers tot gevolg heeft. Dat maakt het voorspellen voor ons lastiger. Dat zijn de gebruikelijke discussies tussen afnemers en producenten. Werkt het CPB ook in opdracht van derden? Zo ja, om welke opdrachten gaat het dan? Wij werken voor derden indien en voor zover de aanwijzin gen voor planbureaus dit toelaten. Bij ons begint dat bij departementen en de Staten-Generaal. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om vragen te beantwoorden van de vakbonden of werkgevers. Internationaal werken we voor de Europese Commissie. Wij moeten bij vragen van hen afwegen of we daar iets over kunnen vertellen en of we er de capaciteit voor hebben. Het is niet de bedoeling dat wij in concurrentie treden met anderen, bijvoorbeeld met commerciële partijen. Wij zijn geen commercieel bureau en verrichten ook geen commerciële activiteiten voor derden. We zijn daar heel voorzichtig in. In mijn korte loopbaan hier zijn er al twee keer mensen langs geweest met een plan en of wij daar dan niet het goedkeurende stempel
van het CPB op willen zetten. Het antwoord was: nee. Dat is niet onze taak. We zijn opgericht om bij te dragen aan beter onderbouwd beleid en partijen te helpen die daarbij betrokken zijn. Maximaal twintig procent van onze inkomsten mag uit opdrachten voor derden komen. Dit vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid. Moet het instituut voor de openbare financiën en voor de doorrekening van de economie opschalen naar een wetenschappelijk topinstituut voor economische beleidsanalyses? Mijn idee is dat het CPB er is om bij te dragen aan beter onderbouwd beleid. Wij bieden ramingen en analyses en wij schetsen de pro's en contra's zodat beleidsmakers een goede keuze kunnen maken. Willen wij dat goed doen, dan moeten die analyses hout snijden. Daarom vinden wij het heel belangrijk dat het wetenschappelijk aan de maat is. Dat is niet altijd hetzelfde als wetenschappelijk. Als je immers iets in een wetenschappelijk blad wilt publiceren, moet dat enorm vernieuwend zijn en iets toevoegen aan eerdere publicaties. Voor ons kan het soms genoeg zijn onderzoek te doen naar al eerder toegepaste technieken, maar daarbij doen we wel iets wat wetenschappelijk aan de maat is. Iets dat de wetenschappelijke toets kan doorstaan, zonder het nu gelijk toe te voegen aan de body of knowledge. Wij doen hier onderzoek, omdat we willen bijdragen aan beter onderbouwd beleid. We bedrijven hier geen l'art pour l'art. Daarom moet het beleidsrelevant herfst 2014 23
Curriculum vitae Laura van Geest Laura van Geest (1962) studeerde Algemene Economie en vervolgens Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij startte haar loopbaan bij het ministerie van Financiën en werkte vervolgens een paar jaar bij het International Monetair Fonds (IMF). In 2002 ging zij weer aan de slag bij het ministerie van Financiën, waar zij in 2008 directeurgeneraal rijksbegroting werd. In 2011 volgde de benoeming tot loco secretaris-generaal. Sinds augustus 2013 is Van Geest directeur van het Centraal Planbureau.
zijn. We moeten kunnen uitleggen waarom dat zo is. Dat is de mix die wij zoeken. Daarbij zijn wij nu al een instituut dat breder is dan alleen de overheidsfinanciën, want van onze vijf sectoren heet er maar één 'publieke financiën' en de overige vier dekken andere onderwerpen. Naast de ramingen en de analyses van de economie en de ramingen voor de budgettaire uitkomsten hebben wij ook een hele tak van sport die over de fysieke omgeving gaat, dus maatschappelijke kosten-batenanalyses van bijvoorbeeld het aanleggen van dijken. Hoe houden we droge voeten in Nederland? We doen ook onderzoek naar klimaatbeleid. Dat is meer en breder dan openbare financiën. We hebben ook mensen die naar onderwijs kijken. Wat is effectief onderwijsbeleid? Er zijn mensen die kijken naar de zorg: hoe hebben we de zorg in Nederland georganiseerd en doen we dat zo efficiënt mogelijk? Wij hebben zestien programma's, die over allerlei verschillende onderwerpen gaan. Het is breder dan overheidsfinanciën of de ramingen van het CPB alleen. Het gaat juist om die mix van ramingen en analyses op economisch interessante terreinen. Er zijn regelmatig kritische geluiden te horen over de betrouwbaarheid van de voorspellingen van het CPB. Hoe kijkt u aan tegen die kritiek? Aan de ene kant gaat ramen gepaard met onzekerheid en met het feit dat de meeste ramingen niet precies zo uitkomen als je verwacht. De werkelijkheid voltrekt zich nooit precies conform de raming. De toets is te kijken of 24 cbs 03/14
de ramingen niet een stelselmatige fout bevatten. Dat je niet altijd te optimistisch bent of altijd te pessimistisch. En je moet kijken naar fouten in algemene zin, dus de afwijkingen tussen realisatie en raming – dat je dat vergelijkbaar doet. Ook moet je bekijken of jouw fouten niet groter zijn dan die van andere partijen, die ook dat soort ramingen geven: het IMF, de Europese Commissie of de ECB. Als je geen stelselmatige fouten hebt en je foutmarges zijn ongeveer net zo klein als die van je soortgenoten, dan heb je het volgens mij goed gedaan. We maken die ramingen met een model, waar we input in stoppen. Dan gaat het model zijn werk doen en komt er een resultaat uit, dat we nog eens aan onze expert opinion onderwerpen. Als je de werkelijkheid dan achteraf ziet, zou je kunnen zeggen dat de uitkomst afwijkt omdat de input anders was dan verwacht. Bijvoorbeeld omdat de wereldhandel zich anders heeft ontwikkeld of dat het kabinet een ander beleid is gaan voeren dan het drie maanden daarvoor had aangekondigd. Dat is dan niet irrelevant. Vervolgens zou een verklaring kunnen zijn dat het model de werkelijkheid toch niet perfect beschrijft. Het kan dus anders zijn gegaan met de input van de economische variabelen. Dat zijn de zaken waarop het mis kan gaan. Dat bekijken we dan. Het biedt weer inspiratie voor waar wij ons werk het beste op kunnen richten. Wat onze modellen betreft: die hebben wij in alle soorten en maten. We hebben modellen voor de groei, maar ook koopkrachtmodellen en modellen om zorguitgaven te ramen. Een van de belangrijke modellen
relaties
‘De werkelijkheid voltrekt zich nooit precies conform de raming’
is het SAFFIER-model, waarmee we de groei ramen en waarmee we grote beleidspakketten doorrekenen. In economenland heeft een grote discussie gewoed over wat daar het beste model voor is. Die discussie hebben wij nog eens bekeken. Geïnspireerd door de commissie Frijns hebben wij nagedacht over hoe we daarmee verder willen gaan. We hebben geconstateerd dat een macroeconometrisch model als SAFFIER het geschiktst is voor ons doel. Met onze modellen moeten wij heel veel dingen tegelijk kunnen doen. Dat heeft ook een verfijning nodig, die in heel veel academische modellen eigenlijk niet mogelijk is. Steeds meer externe partijen houden zich tegenwoordig bezig met het voorspellen van de Nederlandse economie. U noemde zelf al het IMF, de OESO, de economen van de Rabobank en zo meer. Wat vindt u daarvan? We bekijken die voorspellingen natuurlijk met belangstelling. Er waren altijd al veel ramingen. Dat er meer over wordt gerapporteerd, vind ik een teken van de slechte economische tijden. Dan is er meer belangstelling dan wanneer alles goed gaat. In algemene termen geldt: de beste raming is de recentste raming bij de grote instellingen, zoals het IMF, OESO en de Europese Commissie. Je moet niet kijken naar de publicatiedatum, maar naar de datum waarop de input is afgesloten. Daar zit nog wel eens wat speling tussen. Je kunt altijd zien wanneer de data
zijn vastgeprikt, bijvoorbeeld de olieprijs of de wisselkoers. Wij maken onze ramingen helemaal zelfstandig, helemaal vanaf nul. Wij hebben een eigen model. Er zijn andere instellingen die ook ramingen maken van de Nederlandse economie, maar zij doen dat meer op basis van informatie in den brede. Zij komen dus niet met een model tot een analyse. Zij kijken bijvoorbeeld naar wat wij hebben geraamd en hoe wij dat hebben gemotiveerd. Als ze het met die motivatie niet helemaal eens zijn, nemen ze onze raming als uitgangspunt en daar plussen of minnen ze wat op.
Centraal Planbureau Het Centraal Planbureau (CPB) is een onderdeel van het Nederlandse ministerie van Economische Zaken en maakt economische prognoses en analyses. Het planbureau probeert daarbij wetenschappelijk verantwoord en actueel te zijn. Het CPB, gevestigd in Den Haag, is opgericht in 1945. Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen was de eerste directeur. Anderhalf jaar later (in 1947) krijgt het CPB zijn wettelijke basis. Belanghebbenden voor het onderzoek van het CPB zijn: regering, parlement en andere maatschappelijke organisaties zoals politieke partijen, vakbonden en werkgeversorganisaties.
herfst 2014 25
65 -PLUSSERS MAKEN INHAALSLAG OP GEBIED VAN INTERNETVAARDIGHEID Nederlanders van 16 tot 75 jaar zijn tussen 2010 en 2013 vaardiger geworden in het gebruik van internet. Met name 65-plussers hebben op het gebied van internet een inhaalslag gemaakt. In 2010 kon 57 procent van de 65-plussers met internet overweg, in 2013 was dat 75 procent. De belangrijkste reden is dat meer ouderen zijn gaan internetten. Vooral het gebruik van de zoekmachine, het versturen van e-mails met bijlagen en het bellen via internet is tussen 2010 en 2013 onder ouderen gestegen. (Bron: CBS)
26 cbs 03/14
kort: vrije tijd en cultuur
G g
18-
58
25-
TOT JARIGEN VOORAL ONLINE MET SMARTPHONE
De smartphone is onder jongeren verreweg het meest gebruikte apparaat voor mobiel internet buitenshuis. In 2013 ging drie kwart van de 12- tot 18-jarigen onderweg online met een smartphone. Van de 18- tot 25-jarigen deed zelfs 90 procent dat. Voor 25-plussers ligt dit met een percentage van 63 lager. Als ze online zijn, besteden jongeren hun tijd vooral aan gamen, filmpjes kijken en het bezoeken van sociale netwerken. Ook kopen ze vaak kaartjes voor evenementen online. (Bron: CBS)
83
MILJOEN PASSAGIERS VIA NEDERLANDSE LUCHTHAVENS Het aantal reizigers via de Nederlandse luchthavens blijft toenemen. In 2013 reisden meer dan 58 miljoen passagiers via de Nederlandse luchthavens. In 2009 lag dit aantal nog op 46 miljoen. Het vrachtvervoer via de lucht vertoonde vanaf 2010 aanvankelijk een dalende lijn. Het transport had veel te lijden onder de economische crisis. Maar in 2013 klom het vrachtvervoer uit het dal. In het vierde kwartaal lag het vervoerd gewicht weer op het zelfde niveau als in het laatste kwartaal van 2010. Dankzij de toename van het aantal reizigers lag in het vierde kwartaal van 2013 de omzet van de luchthavens (1,6 miljard euro) ruim 5 procent hoger dan in dezelfde periode een jaar eerder. (Bron: CBS)
%
VAN 12- TOT 75-JARIGE INTERNETTERS SHOPT ONLINE
Het online winkelen neemt nog steeds toe. In 2013 gaf 83 procent van de 12- tot 75-jarige internet gebruikers aan online te winkelen. Dat komt neer op 10,3 miljoen mensen. Dat zijn er 0,4 miljoen meer dan in 2012. Het online kopen van kleding is vooral
c C
d D
populair bij 12- tot 25-jarigen. Online winkelende 65-plussers boekten vooral reizen, vakanties en accommodaties (ruim 60 procent), gevolgd door aankopen van elektronische boeken, tijdschriften en kranten. (Bron: CBS)
herfst 2014 27
‘Er is een groeiende behoefte aan snelle economische cijfers’
Curriculum vitae Maico Hoksbergen Maico Hoksbergen (1976) studeerde Vrijetijdweten schappen in Tilburg en werkte na zijn afstuderen als beleidsadviseur en projectleider op het gebied van sociaal-economische zaken bij de gemeente Emmen. In 2008 trad hij bij het CBS in dienst. Daar werkte hij achtereenvolgens als statistisch onderzoeker, projectleider en leidinggevende. Sinds 2011 is hij werkzaam als relatiebeheerder.
28 cbs 03/14
aan het woord…
‘Onderling vertrouwen basis voor goede samenwerking’ Sinds 2011 is Maico Hoksbergen relatiebeheerder bij het CBS. Zijn portefeuille omvat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het ministerie van Binnenlandse Zaken voor zover het het onderdeel wonen en bouwen betreft en een aantal andere relaties, zoals gemeenten en overige samenwerkingspartners. Auteur: Miriam van der Sangen Fotografie: Sjoerd van der Hucht
Hoksbergen is beleidsadviseur bij het CBS. Daarnaast houdt hij als relatiebeheerder frequent contact met diverse strategische relaties. Een goede verstandhouding met belangrijke leveranciers, afnemers en samen werkingspartners is essentieel voor het CBS. ‘Onderling vertrouwen vormt de basis van elke goede relatie. Voor onze samenwerking met belangrijke stakeholders geldt dat ook’, aldus Hoksbergen. Het is de taak van de relatiebeheerder te investeren in wederzijds vertrouwen. ‘Dat gebeurt door er voor te zorgen dat de mensen in beide organisaties elkaar goed weten te vinden, elkaars wensen en doelen kennen en begrijpen en daarop kunnen inspelen. Dat geldt van hoog tot laag, van de directeur-generaal en de directeuren tot de operationele projectleiders.’ Volgens Hoksbergen is het SCP een belangrijke partner voor het CBS. ‘We doen veel onderzoek samen en maken ook gezamenlijke publicaties. Denk bijvoorbeeld aan de Emancipatie monitor en aan het Armoedesignalement. We houden elkaar goed op de hoogte van zaken die wederzijds spelen. Dit najaar verrichten we in opdracht van het SCP meerdere onderzoeken, onder andere naar informele hulp en vrijetijdsgedrag. Ook voor de komende jaren staan onderzoeken gepland.’ Hoksbergen is erg tevreden over de relatie met het SCP. ‘We hebben verschillende rollen. Het SCP adviseert de politiek en maakt de vertaling van onderzoek naar beleid. Het CBS verstrekt objectieve informatie over de stand van zaken. Dat is wel eens
lastig. Onderling zijn er dan ook wel eens discussies, maar de gesprekken worden altijd met een positieve toon afgesloten’. Eind 2013 sloten beide organisaties een nieuwe mantelovereenkomst met elkaar af, waardoor de onderlinge relatie verder werd verstevigd. De relatie met de medewerkers van het onderdeel Wonen en Bouwen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken noemt Hoksbergen ook goed, al is die van geheel andere aard. ‘Het aandachtsgebied is daar natuurlijk heel anders dan bij het SCP, maar ook met hen werken we in veel projecten goed samen. Daarnaast voeren we onderzoek in opdracht uit. Zo verrichten wij één keer in de circa 3 jaar het grootschalige WoON-onderzoek (dit onderzoek brengt de woonsituatie, woonwensen en woonbeleving in kaart, red.) voor hen.’ Hoksbergen heeft ook veel relaties in zijn portefeuille van de CBS-sector die onderzoek verricht naar arbeid en leefsituatie. ‘We hebben een breed pakket aan onderwerpen, variërend van veiligheid en arbeid tot mobiliteit, toerisme en inkomen. Departementen, planbureaus en gemeenten hebben daar veel belangstelling voor. Met hen zit ik dan ook regelmatig aan tafel, bijvoorbeeld om te praten over de voorwaarden waaronder we bepaalde gegevens leveren, de privacy en de kosten.’ Hoksbergen vindt zijn werk boeiend, zeker nu het CBS zelf actiever de relaties benadert. ‘We willen onze relaties interesseren voor de grote hoeveelheid gegevens die we hebben en voor nieuwe informatie die we kunnen leveren.’ herfst 2014 29
Complexe gezinnen: een nieuwe werkelijkheid
Zicht op het gezin van nu Wat voor relatie willen mensen? Hoeveel kinderen verwachten ze te krijgen en hoe vinden ze hun partner? Kunnen ouders en hun volwassen kinderen bij elkaar terecht voor hulp? Het Onderzoek Gezinsvorming van het CBS geeft actuele antwoorden op die vragen. In 2013 werd het voor de negende keer uitgevoerd, dit keer geïntegreerd met de Generations and Gender Survey van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Auteur: Masja de Ree
30 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
'Dat mensen steeds vaker scheiden, zal ook ook in de toekomst zo blijven'
samenwerking
herfst 2014 31
Curriculum vitae Jan Latten Jan Latten studeerde sociologie en demografie. In 1986 promoveerde hij op een typologie van gemeenten op basis van bevolkingsontwikkeling. Sinds 2004 is hij bijzonder hoogleraar sociale demografie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn oratie ‘Zwanger van segregatie’ was in 2005 voorpaginanieuws. In 2007 publiceerde hij samen met Malou van Hintum het populair wetenschappelijke boek ‘Liefde á la Carte’. Naast wetenschappelijke artikelen schrijft hij ook columns en populaire artikelen. Voor de pers is Jan Latten namens het CBS woordvoerder als het om sociale en demografische onderwerpen gaat.
Het Onderzoek Gezinsvorming van het CBS bestaat sinds 1974 en is daarmee één van de langstlopende onderzoeken op het gebied van demografie. Elke vijf jaar vraagt het CBS ongeveer 10 000 mensen naar hun ideeën over ouderschap en relaties. Want op basis van bevolkingsregisters kun je wel beschrijven hoeveel mensen geboren worden, verhuizen of gaan samenwonen, maar niet waarom ze dat doen, hoe ze hun relaties vormgeven en wat hun plannen zijn voor de toekomst. Mede aan de hand van deze enquête stelt het CBS prognoses op voor de toekomstige groei van de bevolking en de samenstelling van huishoudens.
beschikken over veel meer data over aanzienlijk meer leeftijdsgroepen. De steekproef is goed en het CBS kan de antwoorden van respondenten koppelen aan registers, bijvoorbeeld de Gemeentelijke Basisadministratie. De kwaliteit van onze informatie neemt daardoor toe. Zo’n zeventig procent van de vragen uit het Onderzoek Gezinsvorming en de GGS komt nu overeen.’
AAN DE PIL De noodzaak voor het Onderzoek Gezinsvorming ontstond halverwege de jaren zestig, met de komst van de anticonceptiepil. Latten: ‘Het CBS maakt van oudsher
NIEUWE KANSEN Sinds 2013 werkt het CBS bij het onderzoek naar gezinsvorming samen met het NIDI. Het NIDI is namelijk samen met de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam verantwoordelijk voor een vragenlijst die elke drie jaar aan een vaste groep respondenten wordt voorgelegd: de Generations and Gender Survey (GGS). De samenwerking tussen CBS en NIDI biedt onderzoekers nieuwe kansen. ‘Het maakt het bijvoorbeeld gemakkelijker een internationale vergelijking te maken, omdat de GGS in negentien landen wordt uitgevoerd’, zegt Jan Latten, hoogleraar sociale demografie aan de Universiteit van Amsterdam en CBSdemograaf. Professor Aat Liefbroer van het NIDI: ‘Door de samenwerking met het CBS kunnen onderzoekers 32 cbs 03/14
Wat is het NIDI? Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) is een onderzoeksinstituut op het gebied van demografie en sociale wetenschappen. Het instituut is in 1970 opgericht en valt sinds 2003 onder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het NIDI bestudeert bevolkingsvraagstukken. Ook analyseert het de bevolkingsontwikkeling en de samenhang met maatschappelijke beleidsvraagstukken. Tevens worden demografische gegevens ontsloten voor wetenschap, beleid en samenleving.
samenwerking
‘Gezinnen worden steeds ingewikkelder qua samen stelling en de overheid moet daarop inspelen’
bevolkingsprognoses: voorspellingen over de omvang van de bevolking. Maar met de introductie van de pil in Nederland zagen we een trendbreuk.’ Nederlandse vrouwen kregen begin jaren zestig nog gemiddeld drie kinderen. Dat aantal daalde plotseling naar anderhalf. Latten: ‘Onderzoekers en beleidsmakers leefden nog in de roes van de babyboom, de plotselinge omslag kwam als een volkomen verrassing. Wat betekende die omslag?’ Er werd een staatscommissie opgericht om helderheid te brengen en de bevolkingsprognose te verbeteren. Die concludeerde onder andere dat een enquête nodig was om het gedrag van mensen te begrijpen en zo ontstond het Onderzoek Gezinsvorming. ‘We vragen mensen inmiddels niet alleen hoeveel kinderen ze willen en verwachten te krijgen, maar ook wat dit voor invloed zal hebben op hun carrière en relatie’, zegt Niels Kooiman, statistisch onderzoeker bij het CBS. Latten benadrukt het belang van de huishoudens- en bevolkingsprognoses. ‘Uit die cijfers leidt de overheid bijvoorbeeld af hoeveel scholen er moeten komen, maar ook welke juridische regelingen nodig zijn om nieuwe relatievormen te ondersteunen.’ Aat Liefbroer: ‘Voor het NIDI is het van belang dat we de keuzes die mensen maken wetenschappelijk kunnen verklaren. De internationale vergelijking is daarbij interessant omdat het laat zien of mensen zich in andere landen door dezelfde factoren laten beïnvloeden als hier, bijvoorbeeld als zij keuzes maken over kinderen, scheiden, etc.’
NA DE SCHEIDING Ter gelegenheid van het verschijnen van de nieuwe data uit het Onderzoek Gezinsvorming en de GGS werd op 19 juni bij het CBS een seminar georganiseerd voor vakgenoten. Daar gingen onderzoekers van het CBS en het NIDI in op enkele eerste bevindingen. ‘Het is informatie die dicht bij de mensen staat’, zegt Kooiman, die zelf een presentatie hield over het onderwerp scheiden. Uit de data blijkt dat ex-partners tegenwoordig vaker contact houden met elkaar en met de kinderen. Aan de andere kant geeft een groeiend percentage gescheiden ouders aan dat dit contact slecht is. Kooiman: ‘Zij zien elkaar dus tegen heug en meug. Deze ontwikkelingen hebben waarschijnlijk te maken met het ouderschapsplan dat scheidende ouders sinds 2009 moeten opstellen. De overheid kan uit onze data concluderen dat dit plan in elk geval effect heeft, maar dat er wel meer ruzie door lijkt te ontstaan.’ ‘Dat mensen steeds vaker scheiden, zal ook in de toekomst zo blijven’, zegt Latten. ‘Je hebt er als overheid dan niet genoeg aan om het aantal scheidingen in kaart te brengen. Je moet ook iets weten over de gevolgen voor de betrokkenen en over de factoren die de periode daarna bepalen.’
VEERTIG JAAR ONDERZOEK Het onderzoek naar gezinsvorming heeft zich in de loop van de tijd sterk ontwikkeld. Alleen al de groep respondenten is compleet veranderd: aanvankelijk alleen herfst 2014 33
Aat Liefbroer
jonge gehuwde vrouwen (het ging immers om kinderen krijgen). Nu zijn mannen én vrouwen betrokken en wel in de leeftijd van 18 tot 79 jaar. Liefbroer: ‘We brengen het gezin thuis in kaart en ook de ontwikkelingen en relaties tussen gezinsleden nadat de kinderen het huis verlaten hebben.’ Het perspectief werd ook steeds breder. Van alleen de vraag naar kinderen krijgen tot relaties en gezinsvorming in zijn hele breedte, inclusief uit elkaar gaan, ouderschap en het steunen van ouders. Het beleid van de overheid speelt in op demografische ontwikkelingen en de vragen van de overheid veranderen steeds. Nu is het onderwerp participatie
Curriculum vitae Niels Kooiman Niels Kooiman (1982) studeerde Sociale Geografie aan de Universiteit van Amsterdam (research master, cum laude). Eerder verrichtte hij bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek naar de acceptatie van homoseksualiteit. Sinds 2012 werkt hij bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daar is hij werkzaam op twee onderzoeksterreinen: relatie- en gezinsvorming enerzijds en verhuis bewegingen en bevolkingskrimp anderzijds. Binnen dat laatste thema is hij bezig met een promotietraject aan de Universiteit van Amsterdam.
34 cbs 03/14
actueel. Uit de enquêtes blijkt dat mensen in principe positief staan tegenover het helpen van ouders of andere naasten. Er is echter ook een groep die hulp wil, maar die niet krijgt. ‘Terwijl de participatiesamenleving officieel nog moet beginnen’, benadrukt Latten. ‘Ook zien we in de eerste resultaten dat ouderen die hulp nodig hebben die hulp voor een groot deel van professionals krijgen. Hoe gaat dat straks als daarop bezuinigd wordt?’
COMPLEXE GEZINNEN Kooiman: ‘De helft van de Nederlanders vindt dat volwassen kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg van hun ouders. Maar veel minder mensen zijn bereid hun ouders ook in huis te nemen als de zorgvraag groot wordt. Bovendien zien we dat gescheiden ouders minder contact hebben met hun volwassen kinderen dan ouders die nog samen zijn.’ Tijdens het seminar werd door de aanwezigen veel gesproken over complexe gezinnen: een nieuwe werkelijkheid waarvan de gevolgen nog niet altijd duidelijk zijn. Latten: ‘Veel uitkomsten uit het Onderzoek Gezinsvorming en het GGS lijken ‘nice to know’. Bijvoorbeeld het feit dat vooral ouderen een partner vinden via internet-daten. Dat haalt de kranten en het RTL-nieuws. Maar let op: het zijn niet alléén leuke weetjes. Al die ouderen die elkaar via internet gevonden hebben, hebben in de komende jaren namelijk wel iemand die voor hen kan zorgen. Dat is een belangrijk gegeven voor de participatiemaatschappij.’
samenwerking
‘Al die ouderen die elkaar hebben gevonden via internet hebben in de komende jaren wel iemand die voor hen kan zorgen’
Liefbroer wil de samenwerking tussen het NIDI en het CBS op het gebied van onderzoek naar gezinsvorming graag voortzetten. ‘We hopen dat we in de toekomst de respondenten uit het onderzoek uit 2013 nog eens opnieuw kunnen ondervragen. Daar is wel geld voor nodig. Als je dezelfde respondenten terugvraagt, wordt het onderzoeksdesign ingewikkelder. We zoeken bij het NIDI daarom hard naar sponsoren.’ Latten: ‘Gezinnen worden steeds ingewikkelder van samenstelling en
de overheid moet daarop inspelen. Om de data te leveren die daarvoor nodig zijn, heb je niet genoeg aan informatie uit de registers van de overheid. Enquêtes blijven nodig.’ Kooiman: ‘Het leuke is dat wij van de enquêtrices, die deze enquête face-to-face uitvoeren, horen hoe enthousiast en bereidwillig de respondenten bij dit onderzoek zijn. Ze zijn openhartig, ook al zijn de vragen erg persoonlijk.’
herfst 2014 35
% 74 VAN INWONERS ZUIDNEDERLAND VERTOONT PREVENTIEF GEDRAG TEGEN CRIMINALITEIT
Preventief gedrag tegen criminaliteit komt het meest voor in Zuid-Nederland en het minst in Noord-Nederland. Inwoners van Zuid-Nederland (Noord-Brabant en Limburg) letten beter op hun spullen en beveiligen hun woning beter. Zo zegt 74 procent van de zuiderlingen vaak waardevolle spullen uit de auto mee te nemen om diefstal te voorkomen. In Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe) wordt dit gedaan door 64 procent. Ook laat 40 procent van de zuiderlingen waardevolle spullen thuis om diefstal of beroving op straat te voorkomen, tegenover 30 procent van de noorder lingen. (Bron: CBS)
36 cbs 03/14
d D 450 4
kort: criminaliteit
BIJNA
DUIZEND NEDER LANDERS OPGELICHT VIA INTERNET
In 2013 gaf 3,3 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder aan dat ze wel eens opgelicht zijn bij het kopen of verkopen via internet. Dat komt neer op bijna 450 duizend personen. Het gaat daarbij vooral om koopfraude: bestelde en betaalde spullen die niet geleverd zijn. Het aandeel mensen dat daarmee naar eigen zeggen te maken had, nam toe van 2,7 procent in 2012 naar 3,1 procent in 2013. Verkoopfraude, waarbij geleverde goederen of diensten niet betaald worden, komt veel minder voor en bleef vrijwel gelijk. Van 1 op de 5 gevallen van koop- of verkoopfraude via internet is in 2013 aangifte gedaan bij de politie. (Bron: CBS)
1,3
OP DE
10
MENSEN VOELEN ZICH WEL EENS ONVEILIG BIJ EEN HANGPLEK Uit de Veiligheidsmonitor 2013, een jaarlijkse publicatie die het CBS onder andere maakt met het ministerie van Justitie, blijkt dat het gevoel van onveiligheid het grootst is rondom plekken waar jongeren rondhangen. Ruim 4 op de 10 mensen voelen zich in hun woonplaats in de buurt van deze plekken wel eens onveilig. Ook de onveiligheids gevoelens in de buurt van uitgaansgelegenheden zijn relatief groot. Dit is het geval bij 1 op de 4 mensen. Het laagst zijn de onveiligheidsgevoelens thuis. In de eigen woning voelt 9 procent zich wel eens onveilig. (Bron: Veiligheidsmonitor 2013)
%
MINDER JONGEREN AANGEHOUDEN IN 2012
In 2012 hield de politie 66 duizend jongeren van 12 tot 25 jaar aan op verdenking van het plegen van minimaal één misdrijf. Dat is bijna een derde minder dan in 2007. Vooral het aantal aangehouden minderjarigen is afgenomen. In totaal werden 18 000
c C
jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar aangehouden. Het aantal aangehouden jongvolwassenen bedroeg 48 000. Dat is een daling van 20 procent. (Bron: CBS, WODC)
herfst 2014 37
CBS-econoom Van Mulligen over revisie nationale rekeningen
Economie nóg nauwkeuriger in beeld In verband met de nieuwe verplichte internationale methodologische richtlijnen en een herziening van eigen bronnen heeft het CBS een revisie van de nationale rekeningen uitgevoerd. Belangrijke cijfers over onder meer het bruto binnenlands product (bbp), het overheidstekort en de overheidsschuld veranderen hierdoor. Peter Hein van Mulligen, econoom bij het CBS, legt uit waarom de revisie nodig was. ‘We brengen de economie nu nóg nauwkeuriger in beeld.’ Auteur: Jaap van Sandijk
38 cbs 03/14
Fotografie: Sjoerd van der Hucht
cbs-project
‘De wereld verandert en daar moet je je meetmethode op aanpassen’ herfst 2014 39
Het gaat dus best goed met de economie dachten we in maart van dit jaar. Het CBS meldde die maand namelijk dat het bruto binnenlands product van het jaar 2010 met 44,7 miljard naar boven was bijgesteld. Ook cijfers over de overheidsschuld en het overheidstekort zagen er na de aanpassingen positief uit. Toch was er geen aanleiding voor een feestje. Het ging namelijk om uitsluitend cijfermatige bijstellingen. En die veranderen niets aan de economische realiteit, vertelt Peter Hein van Mulligen, econoom bij het CBS. ‘We hebben het hier over de statistische werkelijkheid. En daar word je met elkaar geen cent rijker van. Het algemene beeld van de economie verandert daardoor niet.’ Dat is misschien jammer, want wie wil er nou geen economische boost?
SCHERPER Toch is die revisie goed nieuws. ‘Ons beeld van de economie wordt er namelijk een stuk scherper door’, legt Van Mulligen uit. Eerst even het waarom van die bijgestelde cijfers. Die waren nodig omdat de nationale rekeningen zijn gereviseerd. De nationale rekeningen – zeg maar het jaarverslag van de BV Nederland – brengen alle inkomsten en uitgaven en ook de investeringen en beleggingen in beeld. Dat leidt tot een breed overzicht, dat laat zien hoe de economie van ons land er voorstaat. De nationale rekeningen zijn de bron voor veelgebruikte macro-economische variabelen, zoals het bruto binnenlands product (bbp), het handelssaldo, het 40 cbs 03/14
bruto nationaal inkomen (bni), het overheidstekort en de overheidsschuld.
ECONOMIE METEN Revisies aan de nationale rekeningen worden met regelmaat uitgevoerd. Dat gebeurt in internationaal verband en onder auspiciën van de Verenigde Naties, dat met het System of National Accounts (SNA) model staat voor de nationale rekeningen in veel landen. Het SNA is tegelijkertijd de basis voor het European System of Accounts (ESA), dat alle lidstaten van de EU verplicht zijn te gebruiken. Door het gebruik van dit model blijven landen op onderling vergelijkbare wijze hun economie meten. ‘De wereld verandert en daar moet je je meetmethode dan op aanpassen’, legt Van Mulligen de noodzaak voor de revisie uit.
INTERNATIONALE REGELS De econoom noemt twee belangrijke economische veranderingen die hebben geleid tot een aanpassing van internationale methodologische regels. ‘Neem de globalisering. Hierdoor zijn productieketens meer opgeknipt dan vroeger. Toen werd alles dat de landsgrens over ging gerubriceerd onder buitenlandse handel. Het ging immers om export. Tegenwoordig zie je echter dat bij al die grenspasseringen het bedrijf de eigenaar blijft van het product, ook al vindt in het ene land de productie plaats terwijl in het andere land
CBS kiest voor internationale definitie werkloosheid Naast de revisie van de nationale rekeningen vindt er bij het CBS ook een wijziging plaats op het gebied van het werkloosheidscijfer. Met ingang van 2015 zal het CBS de definitie van de International Labour Organisation (ILO) gebruiken als hoofdindicator van de werkloosheid. De stap maakt deel uit van een bredere strategie om zoveel mogelijk aan te sluiten bij internationale definities om onderlinge vergelijkbaarheid mogelijk te maken en verwarring te voorkomen. Het CBS publiceert maandelijks over de werkloosheid en de beroepsbevolking in Nederland, op basis van twee benaderingen: de nationale definitie en vanaf 2001 ook de internationale definitie. Het belangrijkste verschil is het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. Volgens de internationale definitie wordt iedereen geteld die werkt of wil werken, ook scholieren met kleine bijbaantjes. Dat betekent dat de grens op 1 uur per week ligt. De nationale definitie omvat alleen mensen die substantieel werk hebben of willen en voor wie betaald werk een belangrijk onderdeel is van hun dagelijks leven. Daarom is de grens bij 12 uur per week gelegd.
bijvoorbeeld aan het design wordt gewerkt. Nu zeggen we: zolang het product eigendom van het bedrijf is, worden geen goederen, maar alleen diensten uitgevoerd. Dat heeft gevolgen voor de cijfers.’ Een ander voorbeeld is het rubriceren van een economische activiteit als onderzoek en ontwikkeling. Ook daarover zijn nieuwe internationale afspraken gemaakt. ‘De aard van research and development – R&D – is nu heel anders dan in het verleden’, vertelt Van Mulligen. ‘In de oude opzet werd dit beschouwd als kostenpost. Maar voor veel bedrijven is het juist een investering. Er is ook een toenemend aantal bedrijven dat research and development verricht als kernactiviteit. Daarom is in internationaal verband afgesproken om R&D te rekenen onder investeringen. Dit verhoogt het bbp substantieel.’
REVISIE VAN BRONNEN Naast bovengenoemde aanpassingen aan het meetsysteem is er een tweede aanleiding voor de revisie van de nationale rekeningen. Er heeft namelijk ook een herijking van de bronnen plaatsgevonden. ‘Bronnen die we gebruikten voor het meten van de groei van de economie werden niet gebruikt voor het vaststellen van de omvang van de economie. Het tussentijds doorvoeren daarvan zou de economische groeicijfers verstoren. Met de huidige revisie worden die bronnen nu wel gebruikt voor het meten van de omvang van de economie. Je moet hierbij denken aan administratieve bronnen van
bijvoorbeeld de Belastingdienst, Kamer van Koophandel, DNB en lagere overheden.’ De revisie is uitgevoerd op het ijkjaar 2010. Uit de cijfers na de herziening blijkt dat de economie dat jaar bijna 45 miljard groter was, een toename van 7,6 procent. Van Mulligen: ‘Door de aanpassing wordt het bbp groter en onze schuld naar verhouding kleiner. Die daalt met vijf procent – al blijft deze in absolute cijfers, 440 miljard euro, natuurlijk ongewijzigd. Ook krijgen we een beter beeld van onze overheidsfinanciën in relatie tot het bbp. In 2013 was de schuld 68,8 procent van het bbp, wat nog steeds boven de norm van 60 procent is. Het tekort kwam in 2013 wel beneden de EMU-norm van 3 procent uit en bedroeg 2,3 procent van het bbp.’ Groot voordeel van de revisie is dat we nu nóg beter weten hoe ons land er economisch voor staat, aldus Van Mulligen. ‘We brengen de omvang van de economie nu nóg nauwkeuriger in beeld en dat is een belangrijk winstpunt.’ De VS werken, als eerste land, sinds 2013 met gereviseerde nationale rekeningen. Uiterlijk vanaf september dit jaar moeten alle lidstaten van de Europese Unie volledig werken volgens de nieuwe internationale richtlijnen, zo is binnen Eurostat – het statistische bureau van de Europese Unie – afgesproken.
herfst 2014 41
% 70 VAN DE NEDERLANDSE BEVOLKINGSGROEI VINDT PLAATS IN DE 4 GROTE STEDEN
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht namen een groot gedeelte van de groei van de Nederlandse bevolking voor hun rekening. Sinds 2009 vond 37 procent van de totale Nederlandse bevolkingsgroei plaats in deze vier grote steden. In de periode 2004-2009 was dit aandeel slechts 21 procent. Door de sterke concentratie van de bevolkingsgroei in de grote gemeenten wordt het inwonertal van de steden snel groter. Utrecht passeerde in 2009 de grens van 300 duizend inwoners, Rotterdam had in 2010 meer dan 600 duizend inwoners. Den Haag passeerde de grens van 500 duizend inwoners in 2011 en Amsterdam groeide in 2013 tot meer dan 800 duizend inwoners. Vergeleken met 2009 zijn er in 2014 vijf nieuwe gemeenten met meer dan 100 duizend inwoners. Het zijn Alphen aan den Rijn, Delft, Leeuwarden, Venlo en Westland. (Bron: CBS)
42 cbs 03/14
kort: bevolking
10 RUIM
%
MINDER STERFTE DOOR MILDE WINTER
In het eerste kwartaal van 2014 overleden 35 duizend personen. Dat zijn er 4,6 duizend minder dan in het eerste kwartaal van 2013 en 2,6 duizend minder dan in het eerste kwartaal van 2012. De daling van de sterfte valt samen met een relatief milde winter en een lichtere griepepidemie dan voorgaande jaren. Onder meer de griepepidemieën in 2012/2013 en de relatief koude winter droegen bij aan een hogere sterfte in die jaren. De afname van sterfte is met name zichtbaar onder ouderen. (Bron: CBS)
13
%
MEER DAN
50
%
KINDEREN BIJ EEN GEHUWD PAAR GEBOREN
i I
Meer dan de helft van de kinderen (56 procent) wordt bij een gehuwd paar geboren. 33 procent komt op de wereld bij een ongehuwd stel en 8 procent wordt geboren in een eenoudergezin. Een klein deel van de kinderen (2 procent) wordt geboren in een ander huishouden. Meestal maken de moeders van deze kinderen deel uit van een driegeneratiehuishouden. Het kind wordt dan geboren uit een moeder die nog inwoont bij haar eigen ouders. (Bron: CBS)
e E
SAMENWONENDE STELLEN VOND ELKAAR ONLINE
Van de stellen die in de afgelopen 5 jaar zijn gaan samenwonen, heeft ruim 13 procent elkaar gevonden via internet. Het web wordt steeds meer een middel om een vaste partner te ontmoeten. Van de vaste partners die tussen 1998 en 2003 gingen samenwonen had nog minder dan 2 procent elkaar via internet ontmoet. Vijf jaar later was dit al bijna
10 procent en tussen 2008 en 2013 steeg het percentage verder naar ruim 13 procent. Overigens hebben de meeste stellen die gaan samenwonen elkaar ontmoet bij het uitgaan, op vakantie of tijdens een andere vorm van vrijetijdsbesteding. Maar het aandeel hiervan loopt duidelijk terug. (Bron: CBS)
herfst 2014 43
Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau
‘Actuelere cijfers leveren, is de grootste uitdaging van deze tijd’ Kim Putters is vanaf juni 2013 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Op het werkterrein van het SCP wil hij de komende tijd vooral focus aanbrengen. ‘In hoeverre doen mensen mee in de maatschappij en wat zijn de gevolgen van de veranderingen in de verzorgingsstaat? Dat worden belangrijke thema’s.’ Daarnaast wil hij met het CBS om de tafel gaan zitten om de mogelijkheden van snellere datalevering te bespreken. ‘Dat is voor onze organisaties de grootste uitdaging van deze tijd.‘ Auteur: Masja de Ree Fotografie: Sjoerd van der Hucht
44 cbs 03/14
relaties
'Het advies dat we als SCP geven is niet vrijblijvend'
herfst 2014 45
Sociaal en Cultureel Planbureau Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een nationaal sociaalwetenschappelijk onderzoeksinstituut en belangrijk adviesorgaan van de Nederlandse regering. Formeel en organisatorisch is het onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het SCP onderzoekt ontwikkelingen in de samenleving, bijvoorbeeld door het bestuderen van de belevingsgevoelens op allerlei gebieden. Ook wordt onderzoek gedaan naar allerlei culturele en godsdienstige verschijnselen. Het SCP brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit aan de regering, De Eerste en Tweede Kamer, ministeries, overheidsorganisaties en andere maatschappelijke instellingen.
Sinds juni 2013 bent u directeur van het SCP. Hoe bevalt het? Het is geweldig interessant en relevant. Als je ziet welke onderwerpen in het maatschappelijk domein – de zorg, het onderwijs, armoede – hier in één week voorbij komen, dat is heel bijzonder. Voor mij betekent deze nieuwe functie een wisseling van rol. Ik was altijd vooral onderzoeker. Nu maak ik, nog steeds als onderzoeker overigens, de vertaling naar het beleid. Dat bevalt heel goed. Het is plezierig om verbanden te kunnen leggen tussen de trends die je waarneemt. Het advies dat we als SCP geven, is niet vrijblijvend. Het heeft een vaste plek in de overlegstructuren van politici en beleidsmakers. Dat maakt een verschil. Waar liggen uw prioriteiten de komende tijd? Toen ik hier een jaar geleden begon, heb ik gezegd dat ik behoefte heb aan meer focus. Ik wil dat het SCP op metaniveau een bijdrage levert aan een aantal belangrijke maatschappelijke debatten. Daarin wil ik herkenbaar zijn. Het SCP monitort van oudsher de kwaliteit van leven op alle terreinen van de maatschappij. Dat blijven we doen. Daarnaast leg ik de nadruk op de thema’s in- en uitsluiting en transitie van de verzorgingsstaat. Doe je mee of doe je niet mee in de maatschappij? En aan welke factoren ligt dat? Niet langer is alleen iemands opleiding en economische situatie van belang. Je ziet nieuwe scheidslijnen 46 cbs 03/14
g G
ontstaan, die bijvoorbeeld te maken hebben met de mate waarin mensen meegaan in ICT-ontwikkelingen. In de verzorgingsstaat verandert van alles. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van burgers en allerlei taken verschuiven van rijksoverheid naar gemeentes. Die veranderingen gaan wij monitoren. Daarbij scheppen we een integraal beeld: we bundelen de gevolgen van de veranderingen op verschillende terreinen, bijvoorbeeld onderwijs en economische situatie. Het CBS en het SCP werken al tientallen jaren samen en er is veel waardering voor elkaar. Hoe ziet u die samenwerking in de toekomst? Voorop staat dat het CBS één van onze belangrijkste partners is. We verzamelen zelf data, maar voor het grootste deel van onze gegevens zijn we afhankelijk van het CBS. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Ik vind het met het oog hierop belangrijk dat we geraadpleegd worden over de gevolgen van bezuinigingen voor de dataproductie van het CBS. Dat overleg vindt ook plaats. Sommige gegevens hebben we echt nodig. Mensen – ook in de politiek – realiseren zich soms niet dat een bezuiniging op het CBS doorwerkt op onder meer de planbureaus. Als de taakstelling bij het CBS ertoe leidt dat wij onze data over bijvoorbeeld gezondheid of veiligheid ergens anders moeten halen, dan schiet de overheid daar financieel niets mee op. Het CBS en het SCP vullen elkaar
relaties
‘We hechten zeer aan onze wetenschappelijke uitgangspunten’
aan. Wij zijn sterk in het duiden van trends in lang lopende onderzoekstrajecten, het CBS helpt ons daarbij door data beschikbaar te stellen. Onlangs maakten het SCP en het CBS nieuwe afspraken over onder meer geheimhouding en datalevering. Waarom was dat nodig? Zowel het CBS als het SCP hechten veel waarde aan de vertrouwelijkheid van onze gegevens en de privacy van degenen op wie de data betrekking hebben. Dat wordt door alle koppelingen van registers bij de overheid een steeds belangrijker onderwerp. Het is goed dat we de afspraken op dat terrein nog eens bekeken en hernieuwd hebben. Verder hebben we gesproken over wanneer het SCP welke gegevens van het CBS kan raadplegen en gebruiken. Dat is een lastig punt: wij zitten er op te wachten, maar het CBS heeft zelf ook een verantwoorde lijkheid voor de eigen data. Het lukt tot nu steeds daar goede afspraken over te maken. Die dialoog met het CBS is belangrijk voor ons. We kunnen onze gegevens niet zomaar ergens anders halen.
verzoeken van onze kant. Wat niet specifiek is voor het CBS, maar wat ik wel in toenemende mate als een probleem zie, is de mate waarin we achterlopen met onze gegevens. Begin juni hebben we onze evaluatie van de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning, red) gepubliceerd. Met de nieuwe wetswijzigingen op dit terrein voor de deur is dat voor de politiek een uiterst relevante uitgave. Maar de gegevens lopen maar tot 2012. Dat het anderhalf tot twee jaar duurt voordat wij met gegevens van het CBS een onderzoekspublicatie kunnen uitbrengen, is eigenlijk niet meer uit te leggen in deze tijd van snelle media. De doorlooptijd van een onderzoek is even lang als de gemiddelde zittingstijd van een kabinet tegenwoordig. Dat betekent dat de meeste
Continu Onderzoek Burgerperspectieven Met het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) brengt het SCP de mening van de burgers in kaart. Sinds 2008 vindt dit onderzoek regulier plaats onder de Nederlandstalige bevolking van 18 jaar en ouder. Het
Het SCP is een grootverbruiker van de sociale statistieken van het CBS. Bent u tevreden over de kwaliteit van deze statistieken? De kwaliteit is goed en ik hoor van mijn medewerkers dat de samenwerking met de CBS’ers die de data leveren ook goed verloopt. Het CBS staat open voor vragen en
SCP onderzoekt waarover burgers zich zorgen maken, wat ze belangrijk vinden, hoe het met hen gaat, en hoe ze vinden dat het met de maatschappij en de politiek gaat. Het COB besteedt vooral aandacht aan waarom de respondenten dat vinden.
herfst 2014 47
ministers die een onderzoek aanvragen de uitkomst daarvan niet meer meemaken. Ziet u een oplossing waardoor het SCP met actuelere cijfers kan werken? Ik wil graag met het CBS om de tafel gaan zitten om de mogelijkheden van snellere datalevering te bespreken. Dat is voor onze organisaties volgens mij de grootste uitdaging van deze tijd. Die snelheid mag overigens niet ten koste gaan van de kwaliteit. Dat kwaliteitsprotocollen tijdrovend zijn, is ook iets dat we moeten accepteren. We willen het graag sneller als het kan, maar het is net zo goed onze taak om de politiek en onze andere klanten duidelijk te maken dat betrouwbare cijfers tijd kosten. Als je ons advies vraagt, accepteer dan ook dat we check op check doen.
vonden we te eenzijdig, omdat de effecten van de regelingen ook elkaar beïnvloeden. We hebben toen een breder onderzoek ingesteld. We bekijken altijd zelf hoe we een vraag wetenschappelijk verantwoord en objectief kunnen formuleren. Een ander punt is dat de politiek niet altijd blij is met de uitkomsten van onze onderzoeken. Dan kan het zijn dat iemand probeert de publicatie van de uitkomsten te vertragen. Het komt dan op mijn rechte rug aan om toch op de voorgenomen tijd tot publicatie over te gaan. Daar houden we ons strikt aan.
Curriculum vitae Kim Putters Kim Putters (1973) studeerde Bestuurskunde en promoveerde op een studie naar het management in Nederlandse ziekenhuizen. Putters werkte onder meer als universitair (hoofd)docent bij de Erasmus
Hoe waarborgt het SCP zijn onafhankelijkheid van de ministeries en de objectiviteit van de adviezen? We vallen onder het ministerie van VWS, maar de minister mag ons niet vertellen wat we moeten doen. We hechten zeer aan onze wetenschappelijke uitgangspunten. Dat betekent dat we vragen uit de politiek of van de ministeries, nooit zomaar één op één over nemen. Vorig jaar was er bijvoorbeeld veel te doen om de zogeheten kind-regelingen, waaronder de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag, van de overheid. Het kabinet vroeg ons toen één van die regelingen te onderzoeken. Dat 48 cbs 03/14
Universiteit Rotterdam en de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur. Vanaf 2008 is hij bij de Erasmus Universiteit bijzonder hoogleraar Management van instellingen in de gezondheidszorg en sinds 1 juni 2013 bijzonder hoogleraar Beleid en Sturing van de Zorg. Die functie bekleedt hij één dag per week, naast zijn werk voor het SCP. Van 2002 tot 2012 was Putters lid van de gemeenteraad van HardinxveldGiessendam en van 2003 tot 2013 lid van de Eerste Kamer voor de Partij van de Arbeid.
relaties
‘Vragen uit de politiek of van de ministeries nemen we nooit één op één over’
Eind 2016 komt het SCP samen met het Centraal Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving in één gebouw te zitten. Wat betekent dit voor jullie samenwerking? Ik kijk uit naar die verhuizing, omdat ik denk dat de uitwisseling tussen de drie planbureaus waardevol is. We zijn heel verschillend en gebruiken ieder onze eigen onderzoeksmethoden. We zullen daarom niet echt samengaan, zoals in een fusie. Maar als je de drie perspectieven - economisch, ruimtelijk en maat schappelijk - naast elkaar legt, krijg je een belang wekkend beeld. Samen kunnen we scenario-achtige studies voor de toekomst maken. Daarmee beginnen we
trouwens nu al, terwijl we nog niet samen in een gebouw zitten. Voor het SCP is de verhuizing ook van belang omdat het onze onafhankelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) – waar we nu nog in huis zitten – benadrukt. Ik ben niet bang de binding te verliezen: we hebben een goede en gestructureerde dialoog. Twee keer per jaar overleg ik op DG-niveau met alle departementen voor wie we werken. Niet alleen VWS maar bijvoorbeeld ook de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken en de ambassades. Ja, we werken ook voor de ambassades. Als in Nederland een zwartepietendiscussie losbarst of een Polenmeldpunt wordt opgericht, dan bellen ze ons.
herfst 2014 49
HANDELSOVERSCHOT MET POLEN IN VERDRIEVOUDIGD
10 JAAR
De handelsrelatie tussen Polen en Nederland wordt steeds belangrijker. Van de landen die de afgelopen tien jaar lid zijn geworden van de Europese Unie is het handelsbelang met Polen verreweg het grootst. In 2013 bedroeg de waarde van de invoer uit Polen 5,5 miljard euro en van de uitvoer naar Polen 9,2 miljard euro. Hierdoor kwam het handelsoverschot uit op 3,7 miljard euro. In de periode 2003-2013 is het handelsoverschot met Polen ruimschoots verdrievoudigd. Binnen de Europese Unie is Polen de achtste handelspartner van Nederland. (Bron: CBS)
50 cbs 03/14
e E 660 GEMEENTEN VERWACHTEN
kort: actueel
BIOSCOOP EN THEATERBEZOEK
MILJOEN EURO PARKEERBELASTING IN 2014
Gemeenten verwachten dit jaar 660 miljoen euro op te halen aan parkeerbelasting. Dat is 15 miljoen euro meer dan in 2013 en 94 miljoen euro meer dan in 2010. De opbrengst uit parkeerbelasting stijgt door tariefverhogingen en de uitbreiding van zones voor betaald parkeren. In 2014 heffen 155 gemeenten parkeerbelasting. De vier grote gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht innen bijna de helft van de Nederlandse parkeerbelasting. (Bron: CBS)
27
25
DUURDER
Kaartjes voor bioscopen, theaters en festivals zijn 25 procent duurder geworden tussen juli 2009 en juli 2014. De toegangsprijzen van attractieparken, dierentuinen en musea stegen de afgelopen vijf jaar ook en wel met 19 procent. Dat is bijna 2 keer zoveel als de inflatie in diezelfde periode. Ook de vervoerskosten van een dagtrip zijn gestegen. In vijf jaar tijd ging de prijs van het openbaar vervoer en de taxi met gemiddeld 17 procent omhoog. Wie met de eigen auto ging betaalde nog meer, omdat benzine in diezelfde periode 27 procent duurder werd. (Bron: CBS, Travelcard)
%
NEDERLANDSE BEDRIJVEN ACTIEF OP TWITTER
In 2013 gebruikte 27 procent van de bedrijven in Nederland blogs of microblogs, zoals Twitter. Binnen de Europese Unie (EU) lopen de bedrijven in Nederland voorop wat betreft het gebruik van Twitter. In de EU maakte dat jaar gemiddeld slechts 10 procent van de bedrijven gebruik van Twitter of
a A
%
c C
soortgelijke media. Sociale netwerken zijn onder bedrijven de populairste vorm. In 2013 had 46 procent een account bij een netwerk zoals Facebook of LinkedIn. In 2012 was dit nog maar 35 procent. (Bron: CBS, Eurostat)
herfst 2014 51
vandaag...
HEBBEN 1 MILJOEN HUISHOUDENS
2
KINDEREN
413
DUIZEND HUISHOUDENS HEBBEN 3 KINDEREN OF MEER
1 ZIJN ER
MILJOEN HUISHOUDENS MET 1 KIND Het CBS heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Voor de meest actuele CBSinformatie kunt u de website www.cbs.nl raadplegen. Het CBS verspreidt zijn informatie ook via de sociale media YouTube (www.youtube.com/statistiekcbs) en Twitter (www.twitter.com/statistiekcbs). Het centrale informatiepunt voor algemene vragen over het CBS en zijn producten is te bereiken via telefoon (088) 570 70 70 of
[email protected]