Vragen ter voorbereiding op de commissie
2014/029
Onderwerp: Wmo-beleidsplan en Wmo-verordening 2015. Commissievergadering: Gesteld door: Portefeuillehouder: Teammanager: Deadline:
18 september 2014 CDA / Monique Krikhaar Louis Teunissen / Judith Baken 17 september 2014
Vraag: 1. Voor de invoering van de wijzigingen binnen de huishoudelijke hulp is voor de uitvoering een stappenplan opgesteld. Is er voor de invoering van het nieuwe WMO beleid ook een stappenplan opgesteld? Zo ja, kan de raad daar over beschikken? Ja. Zie hiervoor de bijlagen. 2. De 3 decentralisaties vragen om veel ambtelijke inzet. Hoe wordt de werkdruk verdeeld over de 3 gemeenten? Dat wordt praktisch aangepakt: de hoeveelheid taken wordt simpelweg verdeeld over de beschikbare mensen met als doel "doen wat er gedaan moet worden om 1 januari te halen". 3. Waarom denkt u, dat één sociaal team voldoende zal zijn voor Valkenswaard? Is € 61.000,- voldoende om de kosten te dekken, los van de inbreng van de zorgverzekeraars? Is er overleg met de zorgverzekeraars over de samenstelling van het sociaal team en de betaling van de daaraan verbonden kosten? Met het grootste deel van de organisaties die betrokken zijn bij het sociaal team, hebben wij een subsidierelatie en maken wij jaarlijks afspraken over de manier waarop de subsidie wordt ingezet. Dat geldt voor Paladijn, Lumens, GGzE en MEE (het budget hiervoor wordt vanaf 11-2015 vanuit de AWBZ overgeheveld naar de gemeenten). Dat betekent dat dit wordt meegenomen in de te maken afspraken met deze organisaties, waarbij het veelal gaat om een verandering/aanpassing in hun taken – dus geen éxtra taken. Voor wat betreft de wijkverpleegkundige geldt dat dit wordt gefinancierd door de zorgverzekeraar. Op dit moment vinden er regionale overleggen plaats met CZ over de manier waarop de wijkverpleegkundige wordt ingezet. Overigens is CZ voorstander van de inzet van sociale teams. 4. Hoe hebt u bepaald, dat 5% van het beschikbare budget vanaf 2016 besteed moet gaan worden aan innovatie? Waarom geen 1% of 10 %? De komende jaren staat in het teken van Transformatie. Hiervoor moeten middelen worden vrijgemaakt. Als we echt een verschuiving willen bewerkstelligen, dan moet hiervoor ook geld beschikbaar zijn. Het percentage van 5% is in die zin ook een schatting: 1% is té weinig om echt een verandering teweeg te brengen, 10% is hoog en gaat ten koste van de professionele ondersteuning van cliënten. Uiteraard wordt er in 2016 goed gemonitord wat er daadwerkelijk nodig is. 5. Hoe wordt de onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner bewaakt? Enerzijds moet hij/zij gáán voor de belangen van de cliënt, anderzijds is hij/zij ook deelnemer in het sociaal team en moet in die hoedanigheid ook budgetten
bewaken. Binnen de Wmo wordt vooralsnog gekozen voor een scheiding tussen het keukentafelgesprek en de indicatie voor een Wmo-voorziening. De afhandeling van aanvragen en het toekennen van voorziening vindt in de backoffice van het Wmo-loket plaats. Door deze scheiding van taken kan de cliëntondersteuner op een juiste manier zijn werk doen. Overigens gaat cliëntondersteuning verder dan alleen ondersteuning binnen de Wmo. Het gaat ook over ondersteuning op het gebied van wonen, werk, (preventieve) zorg en inkomen. 6. Op blz. 9 van het raadsvoorstel staat een tabel met WMO-taken, die niet worden betaald uit de in de meicirculaire genoemde budgetten voor nieuwe WMO taken en voor bestaande WMO taken. Komen deze budgetten straks in de begroting bij de WMO te staan? Of vinden we WMO taken straks her en der terug in de begroting? Deze budgetten vallen in de begroting onder de Wmo. Ze worden betaald uit de algemene uitkering. 7. In het WMO-beleid staat op blz. 24 waar het gaat over vrijwilligers: transformatie: “Er zal duidelijk omschreven moeten worden, wat we als basisvoorzieningen voor vrijwilligersondersteuning beschouwen. In elk geval willen we vrijwilligerssteunpunten behouden.” Kunt u praktische voorbeelden noemen van wat hier bedoeld wordt? Met de komst van de nieuwe Wmo wordt de rol van vrijwilligers nóg belangrijker. Er moet een verschuiving plaatsvinden van formele naar informele zorg. Dit is duidelijk een onderdeel van de Transformatie. Gedurende deze veranderperiode moet worden onderzocht op welke manieren vrijwilligers het beste ondersteund kunnen worden. De voorzieningen zoals we die nu kennen (bijvoorbeeld een vrijwilligerssteunpunt) dienen in ieder geval behouden te blijven. Binnen het vrijwilligerssteunpunt wordt onder andere vraag en aanbod van vrijwilligers bij elkaar gebracht en worden er cursussen en trainingen aangeboden. 8. Op die zelfde bladzijde wordt bij burgerinitiatieven gesproken over te maken beleid, om burgerinitiatieven te stimuleren. Wat zou er in dat beleid bijvoorbeeld kunnen staan? De eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van burgers, instellingen en bedrijven wordt steeds meer voorop gezet. Bij deze Overheidsparticipatie past een nieuwe, meer faciliterende rol van de gemeente, waarbij er ruimte is voor (het bieden van ondersteuning aan) initiatieven van groepen en organisaties in de samenleving. Dat betekent dat de gemeente goed moet weten wat er nodig is om deze initiatieven te ondersteunen: dat kan bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van ruimte maar ook het terugdringen van regeldruk. 9. Op blz. 25 staat bij de algemene voorzieningen, dat elke gemeente zelfstandig beleid maakt om algemene voorzieningen te stimuleren. Wat zou er in dat beleid bijvoorbeeld kunnen staan? Binnen de ontwikkeling van de nieuwe Wmo nemen algemene voorzieningen een belangrijke plaats in. Het verbetert de leefbaarheid van wijken, draagt bij aan participatie en het zorgt voor een minder grote druk op individuele maatwerkvoorzieningen. Deze algemene voorzieningen moeten goed aansluiten op de lokale wensen van inwoners uit Valkenswaard. In het beleid over algemene voorzieningen
zou bijvoorbeeld kunnen staan waar de behoeften van inwoners uit Valkenswaard liggen, waar zij mee geholpen zijn en hoe de gemeente daarop in kan spelen. 10. Blz. 32 staat, dat mócht het niet lukken een opdracht uit te zetten met een bestuurlijke aanbesteding en er tijdnood is, dan kan er teruggegrepen worden op de regeling Diensten van Algemeen Economisch Belang. Wat houdt deze regeling in? Diensten van algemeen (economisch) belang zijn (economische) diensten die een publiek belang dienen. Hierbij valt onder andere te denken aan onrendabele openbaarvervoersdiensten, sociale verzekeringsdiensten, publieke omroepdiensten, enzovoort. Overheidsoptreden bij de uitvoering van deze diensten is noodzakelijk omdat deze diensten anders niet (vanzelf) door de markt naar maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden worden verricht of door de markt zelf worden opgepakt. Er is in die zin sprake van enige vorm van marktfalen. Praktisch betekent dit, dat wanneer de bestuurlijke aanbesteding mislukt er dús sprake is van "marktfalen" en er dús een of meerdere zorgaanbieders aangewezen kunnen worden om de opdracht (dienstverlening via Begeleiding etc) te leveren. 11. In het kader van opdrachtgeverschap wordt op blz. 32 gezegd, dat men wil toegroeien naar gezamenlijke inkoop/aanbesteding van alle maatwerkvoorzieningen. Er moet in deze fase veel nieuwe afspraken worden gemaakt. Waarom worden deze afspraken/contracten niet meteen voor de 3 gemeenten afgesloten? De inkoop voor begeleiding wordt al in gezamenlijkheid opgepakt. Binnen de Wmo worden echter ook nog andere zaken ingekocht (bijvoorbeeld hulpmiddelen). Het streven is om de inkoop van deze maatwerkvoorzieningen ook gezamenlijk te doen. Dit vergt alleen wat meer tijd omdat we te maken hebben met nog lopende contracten en afspraken. 12. Op blz. 14 van de verordening wordt aangegeven, dat gemeenten de vrijheid hebben hun taken op het gebied van het lokale gezondheidsbeleid zelf ergens onder te brengen. De wettelijke taken zijn ondergebracht bij de GGD waar ook de andere 20 gemeenten uit deze regio bij zijn aangesloten. Voor het Lokaal gezondheidsbeleid wordt er tweejaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld. Is overwogen om dat vierjaarlijks te doen tegelijk met het opstellen van een nieuw WMO-beleidsplan? Het lokaal gezondheidsbeleid is binnen het Wmo-beleidsplan geïntegreerd. De uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid wordt vastgelegd in een uitvoeringsplan. Omdat er vaak wat sneller dan om de vier jaar moet worden ingespeeld op bepaalde ontwikkelingen, is ervoor gekozen dit uitvoeringsplan tweejaarlijks vast te laten stellen door het college. Het gaat hierbij om de praktische uitvoering van het beleid. 13. In het kader van maatwerkvoorzieningen zijn regels vastgesteld bijvoorbeeld wanneer iemand recht heeft op woningaanpassingen. Ons staat bij, dat er bijvoorbeeld geen woningaanpassing zou komen, als men door verhuizing naar een meer passende woning het probleem kan oplossen. Zijn al deze regels nog van toepassing, of zullen ook die worden aangepast? Dit is nog steeds van toepassing. Hierbij geldt artikel 3.2 lid 3: ‘indien meerdere maatwerkvoorzieningen als passend aan te merken zijn, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening’. Wanneer
blijkt dat verhuizen het goedkoopste is, heeft dit dus voorrang. 14. Op blz. 17 van het beleid wordt aangegeven, dat het beleid zich richt op 18plus. Wat voor beleid is er dan voor 18 min? Waar gaan zij met hun WMO vraag naar toe? In de verordening wordt wel rekening gehouden met aanvragen voor jongeren jonger dan 18 jaar (PBG art. 4.1.4 c en d). De reden dat er in de verordening rekening wordt gehouden met cliënten jonger dan 18 jaar is technisch van aard: het Ministerie heeft aan de VNG laten weten dat de voorzieningen voor jeugdigen vallen onder de Wmo. Dit is een aanpassing geweest ten opzichte van de eerdere plannen. Deze aanpassing moet nog gepubliceerd worden in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo. Beleidsmatig vallen inwoners tot 18 jaar dus onder het jeugdbeleid. Als gevolg van landelijk beleid moeten er echter ook zaken worden geregeld binnen de Wmo-verordening. 15. Op blz. 11 van de verordening wordt in art. 9.3 gesproken over een regeling voor de afhandeling van klachten. Hoe gaat de klachtenregeling eruitzien? Bij wie kan men zijn klacht kwijt? In het geval van klachten geldt de reguliere klachtenprocedure van de gemeente. Volgens deze klachtenregeling dient een klacht schriftelijk te worden ingediend bij het college en wordt de klacht vervolgens beoordeeld (wanneer een klacht mondeling wordt ingediend, wordt de klacht in overleg met betrokkene op schrift gesteld en als schriftelijke klacht behandeld). Het kan zijn dat daarna wordt gevraagd de klacht mondeling toe te lichten. De klacht wordt opgepakt door de klachtenbehandelaar en hij schakelt met de Wmo-afdeling. 16. In art. 11.2 van de verordening staat, dat het college bedragen kan verhogen of verlagen. Hoe moeten we dit lezen in het licht van de eigenbijdrage regeling, waar Valkenswaard mee werkt en die door het C.A.K. wordt verwerkt en waarin de hoogst mogelijke bijdrage wordt gevraagd? Met 11.2 wordt niet de eigen bijdrage-regeling genoemd. De hoogte hiervan is geregeld in artikel 6.1. Hier staat dat de maximale variant vanuit de landelijke regelgeving wordt gevolgd. Dus als in de landelijke regelgeving de bedragen worden aangepast dan gelden deze ook automatisch voor de gemeente Valkenswaard. Het kan bijvoorbeeld gaan om de aanpassing van de pgb-bedragen. 17. In art. 2.3.lid 4 staat, dat het college binnen 6 weken nadat er een aanvraag is binnengekomen, de vragen inventariseert/het keukentafelgesprek houdt. Vervolgens staat nergens in de verordening hoe lang het duurt voordat het college deze inventarisatie deelt met de cliënt. Daarna moet de cliënt een aanvraag bij het college indienen. Hoe lang duurt het voordat het college hierop beslist? Kunt u aangegeven hoelang een aanvraag van begin tot eind maximaal kan duren? Naar welke termijn streeft het college in de praktijk? Binnen de Wet wordt een duidelijke scheiding gemaakt tussen melding (het melden van een ondersteuningsbehoefte) en een aanvraag (een aanvraag voor een Wmo-voorziening). Wanneer een inwoner zicht meldt met een ondersteuningsvraag, voert het college binnen 6 weken een onderzoek uit (deze termijn is bij Wet geregeld). Indien blijkt dat hier een aanvraag voor een Wmo-voorziening uit voortvloeit, dient een eventuele beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag afgegeven te zijn (deze termijn is ook bij wet geregeld). Al met al blijft de totale maximale doorlooptijd dus 8 weken, zoals dat nu ook al is.
18. Door Paladijn wordt gevraagd naar het vluchtelingenwerk. Het college geeft aan, dat de subsidie voor het vluchtelingenwerk nu ter discussie staat. Hoort het vluchtelingenwerk bij de WMO? Waar vinden we het terug in het staatje op blz. 9 van het raadsvoorstel? De subsidie an sich staat niet ter discussie. Uit het oogpunt van efficiency wordt overwogen om het Vluchtelingenwerk onder te brengen bij Paladijn. Dit zou dan vallen onder de post ‘welzijnswerk’.