01 |
Fiscaliteit
02 |
Veiligheid - Preventie
03 |
Armoedebestrijding
04 | Milieu - Energie - Klimaat 05 |
Mobiliteit
06 |
Tewerkstelling
07 |
Gezondheid
08 |
Huisvesting
09 |
Migratie - Asielbeleid
10 |
Beliris
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Justitie
Penitentiaire instellingen
Master plan 2008-2012
01 | Omschrijving De meeste van onze gevangenissen zijn verouderd en overbevolkt. Hierdoor kunnen zij niet meer voldoen aan de noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden en waarborgen zij niet meer de arbeidsvoorwaarden voor het personeel en de aanvaardbare levensvoorwaarden voor de gedetineerden. Op 18 april 2008 heeft de regering ‘het Masterplan 2008-2012 voor een gevangenisstructuur in humane omstandigheden’ goedgekeurd. Het doel is de capaciteit te verhogen door de bestaande infrastructuren te renoveren en om te bouwen en zo zeven nieuwe penitentiaire instellingen te bouwen van nu tot 2012 en oude gevangenissen te vervangen door zes nieuwe infrastructuren van nu tot 2016. Vier nieuwe gevangenissen werden voorzien: Dendermonde (gevangenis van 444 plaatsen), Antwerpen en Gent (psychiatrische centra van 120 en 272 plaatsen) en Achêne ( jeugdinstelling van 120 plaatsen). Naast deze instellingen komen er nog gevangenissen in Puurs (300 plaatsen), Sambreville (300 plaatsen) en Leuzeen-Hainaut (300 plaatsen). Oude gevangenissen zullen vervangen worden door nieuwe. Sint-Gillis, Vorst en Berkendael worden ‘Brussel I’, Brussel II’ en Brussel III’. De gevangenissen van Namen en Dinant zullen samengevoegd worden in een nieuw gebouw te Marche-en-Famenne. De gevangenissen van Antwerpen en Merksplas zullen eveneens vervangen worden door nieuwe. Tot slot voorziet het plan, in een nabije toekomst, in de renovatie of de uitbreiding van bestaande instellingen te Sint-Gillis, Vorst, Doornik, Merksplas, Hoogstraten, Everberg, Leuven, Tongeren, Saint-Hubert en Turnhout.
02 | Impact op de steden In België zijn de meeste gevangenissen ingeplant in stadscentra in volle woonzone. De inplanting van gevangenissen in een stedelijk milieu is een bron van onveiligheid en overlast voor de bewoners: ontsnappingen of rellen, geluidsoverlast (oudejaarsavond, muziekoptreden tijdens de wandeling, enz.), zware politie-interventies: naar aanleiding van een ontsnapping of een algemene oproer, verkeer van personen, vervoer van gedetineerden, vervoer van goederen. De inplanting van een penitentiaire instelling heeft voor een stad talrijke nadelen, maar ook voordelen: • Tewerkstelling in de gevangenis zelf: een gevangenis levert een rechtstreekse laaggeschoolde tewerkstelling (minstens 1 per cel). Het gaat om permanente banen: een nieuwe gevangenis zal er voor minstens 100 jaar staan; • Tewerkstelling in aanverwante sectoren: een gevangenis heeft eveneens een impact op de tewerkstelling in andere sectoren: lokale politie of veiligheidskorps (vervoer van gedetineerden), de organismen en organisaties die door de Gemeenschappen worden gesubsidieerd om hulp en diensten te verlenen aan de gedetineerden ( justitieel welzijnswerk, VDAB, onderwijsinstellingen, Justitiehuis, centra voor geestelijke gezondheidszorg, enz.), de contracten die betrekking hebben op het technisch onderhoud; • Globale tewerkstelling: de rechtstreekse tewerkstelling die een gevangenis met een capaciteit van 444 plaatsen met zich meebrengt, bedraagt bijna 500 banen; HFDST 2
1
Penitentiaire instellingen
• De economische activiteit veroorzaakt door een instelling voor 444 gedetineerden (met waarschijnlijk een werkelijke bezetting van 450 of meer) situeert zich op de volgende domeinen: toelevering van goederen en producten voor de hotelfunctie van de gevangenis (voeding, kleding, wasserij, medische zorgen, medicijnen, enz.), toelevering van producten en diensten voor het technisch onderhoud en de schoonmaak van het gebouw, toelevering met het oog op de werking van de diverse diensten van de gevangenis, toelevering van energie (elektriciteit, verwarming, …), tewerkstelling van gedetineerden (deels bedrijven uit de sociale economiesector): bedrijven leveren grondstoffen waarmee gedetineerden producten afwerken.
03 | Referenties • Beslissing van de regering van 18 april 2008. • Masterplan 2008-2012 voor een gevangenisstructuur in humane omstandigheden.
04 | Contact / info • FOD Justitie DG Penitentiaire inrichtingen Hans Meurisse - Leidend ambtenaar 02/542.65.11
05 | Opmerkingen • Er is een stijging van 76 % van de gevangenisbevolking in minder dan 30 jaar. Welnu, talrijke criminologische studies tonen aan dat er nu niet meer delinquentie is dan vroeger. • Het Masterplan blijkt eerder het probleem van een toegenomen zwaarte van de straf dan van een aanpak van de oorsprong van de factoren van de overbevolking. • Het merendeel van de criminologen is van mening dat de invoering van nieuwe plaatsen slechts de voorbode is van een verhoging van het aantal gedetineerden binnen dezelfde omstandigheden van overbevolking. • De kostprijs voor de bouw van een cel wordt door de Minister geraamd op 150.000 €. Voor 2028 cellen komt dit neer op een budget van ongeveer 300 miljoen €. • Tijdens de Ministerraad van 12 maart 2010 hebben de ministers de stand van zaken van het masterplan, dat in 2008 opgestart werd, in detail weergegeven: 161 van de 268 cellen werden reeds gerenoveerd, 144 van de 379 nieuwe cellen werden reeds ingericht op de bestaande sites. Onder de 7 nieuw te bouwen penitentiaire inrichtingen zijn er vier in de fase van de openbare aanbesteding. De vervanging van zeer verouderde instellingen zit in de haalbaarheidsfase.
HFDST 2
2
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
POD Maatschappelijke Integratie Dienst Grootstedenbeleid
Pilootproject ‘BE+’
Subsidie
01 | Omschrijving Tijdens de Ministerraad van 28 april 2006 heeft de regering beslist om de strijd tegen de jeugdcriminaliteit te versterken en extra steun te verlenen aan de steden en gemeenten om hen te helpen bij de invoering van een efficiënte bestrijding van overlast. De Minister van Grote Steden heeft vooral de steden en gemeenten willen steunen in hun strijd tegen overlast veroorzaakt door stadsbendes. De federale Staat heeft dus beslist om de gemeenten Evere, Sint-Joost en de Stad Brussel een budget ter beschikking te stellen waarmee een pilootproject kan opgestart, gekoppeld aan de ‘stadsbendes’ (S.B.). Hiervoor werd een persoon aangeworven bij de dienst preventie. Deze persoon werkt vooral aan de sociale en culturele integratie van de jongeren uit de zwartafrikaanse gemeenschap en dit om te beletten dat zij aansluiten bij een stadsbende. Dit project kadert in een partnerschap tussen de Belgische gemeenten Evere, Sint-Joost-ten-Node en de Stad Brussel. Deze terbeschikkingstelling gebeurt via een overeenkomst tussen elke gemeente en de federale Staat. De gemeenten Sint-Joost en Evere ontvangen een maximale subsidie van 47.000 € per jaar, die gebruikt moet worden in het kader van de uitvoering van de overeenkomst tussen de gemeente en de federale Staat. De stad Brussel ontvangt een maximale subsidie van 56.000 €. 47.000 € van deze subsidie is bestemd voor het project van de Stad Brussel. Daarnaast is er een bedrag van 9.000 € dat is bestemd voor de transversale aspecten van de drie gemeenten (vergaderingen, eindbalans, academische expertise).
02 | Impact op de steden De problematiek van de stadsbendes (hoofdzakelijk jeugd van zwartafrikaanse oorsprong) is zowel de bron van zware criminele feiten (in het bijzonder moorden tussen rivaliserende bendes), als van overlast die het gevoel van onzekerheid en de veiligheid van de bewoners sterk beïnvloeden. De problematiek van de stadsbendes situeert zich in eerste instantie in Brussel. De geïdentificeerde stadsbendes op het territorium van het Brussels gewest concentreren zich (zowel wat de herkomst als de aanwezigheid op de openbare ruimte betreft) vooral in de Stad Brussel, Elsene, Evere en Sint-Joost. Via dit pilootproject hebben de gemeenten als doel de actieve jongeren te doen afhaken en de aspiranten te overtuigen dat zij andere mogelijkheden hebben dan criminaliteit en dat hun parcours hen niet noodzakelijk moet leiden naar de aansluiting bij een stadsbende. Dit pilootproject is het eerste in Brussel en in België en zal als onderzoekslaboratorium dienen om het fenomeen beter te leren kennen en een catalogus van goede praktijken op te stellen, waarop andere steden die met het probleem geconfronteerd worden zich kunnen inspireren. HFDST 2
3
Pilootproject ‘BE+’
03 | Contact / info • POD Maatschappelijke Integratie Federale Cel Grootstedenbeleid Emilie Deveux - Attachée (FR) 02/508.86.48
[email protected]
Anita Opfergelt - Attachée (NL) 02/508.86.74
[email protected]
04 | Opmerkingen
• Er is geen definitie van stadsbende in de wettelijke en reglementaire teksten (Strafwetboek, omzendbrief van het Parket). Moeilijkheden om het begrip ‘stadsbende’ te definiëren. • Volgens een visie van de politie is een stadsbende een groep van personen met een criminele activiteit op een bepaald grondgebied. Visie gebaseerd op drie variabelen: 1) Bende -> groep van dader; 2) Stad -> ruimte-grondgebied; 3) Activiteit -> plegen van misdrijf. • Mogelijkheid tot verschillende opvattingen: 1) Bende = groep vrienden; 2) Bepaald grondgebied -> deze jongeren maken deel uit van dezelfde wijk; 3) Activiteit (eventueel criminele) -> zij zien elkaar om samen te spelen / te zijn en soms begaan enkelen wat stommiteiten. • Complex fenomeen met meerdere dimensies (sociaal, cultureel, economisch, …). Politieactie concentreert zich op een enkele dimensie (criminele activiteit). Nood aan een partnerschap met de andere betrokken actoren. • In 1997 heeft het Parket beslist om een gegevensbank ‘stadsbendes’ in te voeren om de gerechtelijke informatie over stadscriminaliteit in bendes beter te beheren.
HFDST 2
4
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken, POD Maatschappelijke Integratie Dienst Grootstedenbeleid
Financiering van gemeenschapswachten
Subsidie
01 | Omschrijving Via de invoering van de functie van ‘gemeenschapswachten’ heeft de wetgever een algemeen kader willen geven aan de publieke niet-politionele veiligheids- en preventiefuncties, uitgevoerd op het openbaar domein, die de laatste vijf jaar werden gecreëerd (stadsstewards, stadswachten, enz.) om de mogelijke overlapping te vermijden van de taken van deze agenten met andere gereglementeerde toezichtsfuncties (bewakingsagenten), maar eveneens om de verwarring te verminderen die deze talrijke benamingen en houdingen kunnen veroorzaken bij de burger. De ‘gemeenschapswachten’ zijn agenten belast met veiligheids- en preventieopdrachten, gericht op het verhogen van het veiligheidsgevoel van de burgers en het voorkomen van openbare overlast en criminaliteit door middel van een of meerdere van de volgende activiteiten1: het sensibiliseren van het publiek aangaande de veiligheid en de criminaliteitspreventie; het informeren van de burgers om het veiligheidsgevoel te verzekeren en het informeren en signaleren aan de bevoegde diensten van problemen op het vlak van veiligheid, milieu en het wegennet; het informeren van automobilisten over het hinderlijk of gevaarlijk karakter van verkeerd parkeren en hen sensibiliseren met betrekking tot het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het correct gebruik van de openbare weg, alsook het helpen van kinderen, scholieren, gehandicapten en ouderen bij het veilig oversteken; het vaststellen van inbreuken op de gemeentelijke reglementen en verordeningen in het kader van artikel 119bis, § 6, van de nieuwe gemeentewet die uitsluitend het voorwerp kunnen uitmaken van administratieve sancties; het uitoefenen van toezicht op personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid bij evenementen georganiseerd door de overheid.
02 | Impact op de steden In 2009 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken, via verschillende ministeriële besluiten (cfr. referenties) aan 180 steden en gemeenten een budgettaire enveloppe toegekend die de invoering van gemeenschapswachten mogelijk maakt. Via deze wet van 15 mei 2007 moesten de steden en gemeenten die gemeenschapswachten hebben aangeworven of wilden aanwerven dus deze dienst gemeenschapswachten oprichten. Deze nieuwe wet houdt bepaalde verplichtingen in voor de steden en gemeenten die dit soort agent hebben aangeworven (of de bedoeling hebben dit te doen). Voortaan moeten de gemeenschapswachten een opleiding volgen, een identiek uniform dragen, in het bezit zijn van een identificatiekaart, onderworpen worden aan de controle van de politiediensten, enz. Het opleggen van een identiek uniform of een opleiding veroorzaakt kosten voor de gemeenten. Vooral voor die gemeenten die reeds over dit soort agenten beschikten vóór de inwerkingtreding van de wet.
HFDST 2
5
Financiering van gemeenschapswachten
03 | Referenties • 15 mei 2007 - Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, gewijzigd door de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), et inzonderheid Titel XII, Hoofdstuk III. • 10 februari 2009 - Ministerieel besluit tot toekenning voor het jaar 2009 van financiële hulp met het oog op de verwezenlijking van het dispositief 90 FTE gemeenschapswachten-activa in de steden en gemeenten die een strategisch veiligheids- en preventieplan hebben gesloten met de Staat. • 10 februari 2009 - Ministerieel besluit tot toekenning van financiële hulp voor het jaar 2009, aan de gemeenten die zich geëngageerd hebben in het kader van het dispositief ‘ 160 VTE gemeenschapswachten’. • 10 februari 2009 - Ministerieel besluit tot toekenning voor het jaar 2009 van financiële hulp met het oog op de verwezenlijking van de projecten ‘bijkomend contingent’ gemeenschapswachten-activa in de steden en gemeenten die een strategisch veiligheids- en preventieplan hebben gesloten met de Staat.
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie Directie Beleid integrale veiligheid Antoine Iseux - Attaché 02/557.35.31
[email protected]
Sabrina Buelens - Attaché 02 /557.35.05
[email protected]
05 | Opmerkingen
De wet van 15 mei 2007 stelt enkele problemen: • Zij verduidelijkt het professioneel en sociaal statuut van deze agenten niet. De lokale autoriteiten kunnen de sociale voorzieningen en het statuut kiezen. Dit heeft tot gevolg dat eenzelfde functie wordt uitgeoefend door personen met zeer verschillende statuten (PWA/Stadswacht, PWA/ACTIVA, enz.), dat een uitbreiding van de taken en van het profiel (door een opleiding bijvoorbeeld) niet leidt tot een opwaardering van het statuut of dat het mogelijk is om de aanwervingsvoorwaarden tijdens het contract te wijzigen (bijv. slagen in een examen op straffe van ontslag); • De politiediensten moeten de Burgemeester en de Minister van Binnenlandse Zaken een verslag bezorgen van het werk van de wachten, hetgeen een toename van het werk tot gevolg heeft. Wij kunnen ons bovendien de vraag stellen over de elementen waarop de politie zich zal baseren om het werk van de gemeenschapswachten te evalueren; • In bepaalde steden worden de ‘gemeenschapswachten’ gefinancierd door de POD Maatschappelijke Integratie - Cel Grootstedenbeleid via de contracten ‘duurzame steden’, evenals door het Ministerie van Binnenlandse Zaken via ‘Strategische veiligheids- en preventieplannen’ (cfr. andere fiches). 1
HFDST 2
De wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet (Belgische Staatsblad, 29/06/2007).
6
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Justitie
Justitiehuizen
Financiering
01 | Omschrijving Vandaag beschikt elke hoofdplaats van een gerechtelijk arrondissement over een Justitiehuis. Elk Justitiehuis vervult de volgende taken:
1. Coördinatie en sensibilisering Het justitiehuis werkt op lokaal niveau samen met de verschillende actoren van het rechtssysteem. Het is een trefpunt waar de diensten die binnen en rond justitie werken hun ideeën kunnen uitwisselen en kunnen samenwerken.
2. Slachtofferonthaal De justitieassistenten zien erop toe dat de slachtoffers de nodige aandacht krijgen tijdens de gerechtelijke procedure en hun rechten kunnen laten gelden. Taken: • Informeren: het slachtoffer specifieke informatie geven over zijn individueel dossier, over de mogelijkheden tot juridische bijstand, over psychologische hulp, over schadevergoeding of financiële hulp of de magistraat de vragen bezorgen die het slachtoffer stelt; • Bijstaan: het slachtoffer bijstaan op emotioneel vlak, tijdens de moeilijke momenten, tijdens de verschillende fases van de procedure (raadpleging van het dossier, zitting in de rechtbank, …); • Doorverwijzen: het slachtoffer doorverwijzen naar 1ste of 2delijns juridische hulp of naar een gespecialiseerde dienst, indien nodig. De assistent formuleert geen juridisch advies en is niet bevoegd om psychologische bijstand te verlenen; • Signaleren en sensibiliseren: de leden van de parketten en rechtbanken sensibiliseren voor de rechten en noden van het slachtoffer en hen wijzen op elke moeilijkheid die de slachtoffers ervaren.
3. Burgerlijke opdrachten Bij een burgerlijk geschil (echtscheiding of scheiding) kan de justitieassistent, op vraag van de magistraat, een sociaal onderzoek verrichten over de gezinstoestand.
4. Bemiddeling in strafzaken Het gaat om een maatregel die kan overwogen worden door de Procureur des Konings wanneer een strafbaar feit wordt gepleegd. Het is de bedoeling om een conflict op te lossen zonder tussenkomst van de rechter. Zij beoogt een verval van strafvordering en de niet-recidive. De Procureur des Konings kan eveneens bepaalde andere maatregelen voorstellen voor de dader: een behandeling of elke andere therapie; een dienstverlening; een opleiding.
HFDST 2
7
Justitiehuizen
5. Strafrechtelijke opdrachten In geval van voorwaardelijke invrijheidstelling kan de justitieassistent, op vraag van de bevoegde overheid, het toezicht en de begeleiding van de veroordeelde verzekeren. Hij is ook bevoegd in het kader van de gerechtelijke alternatieve maatregelen, zoals dienstverlening, vorming en therapeutische opvolging, waartoe door de verschillende gerechtelijke autoriteiten is beslist.
6. 1stelijns juridische bijstand en 1stelijns sociale hulp Deze dienst richt zich op elke burger, particulier of professioneel, die in aanraking komt met de gerechtelijke wereld en op zoek is naar informatie. Er wordt een permanentie georganiseerd door de advocaten. De justitieassistent zal elk burger die geconfronteerd wordt met specifieke gerechtelijke problemen in diverse materies ontvangen en inlichten: burgerlijk (scheiding of echtscheiding, ouderlijk gezag, hoofd- en tweede verblijfplaats of bilocatie van de kinderen), strafrechtelijk (bemiddeling in strafzaken, voorwaardelijke invrijheidstelling, probatie, werkstraf of werk van algemeen belang, elektronisch toezicht, penitentiair verlof, werkstraf, …) en informatie aan de slachtoffers.
02 | Impact op de steden De oprichting van een justitiehuis in de hoofdplaats van elk gerechtelijk arrondissement kadert in een bewuste decentralisatiepolitiek die tot doel heeft de efficiëntie en de effectiviteit van Justitie te verhogen, een humane aanpak te ontwikkelen en de toegankelijkheid te verbeteren. De justitiehuizen moeten een plaats zijn voor dialoog en overleg voor alle betrokken doelgroepen: professionals, burgers, daders en slachtoffers.
03 | Referenties • 13 juni 1999 - Koninklijk besluit houdende de organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie.
04 | Contact / info • FOD Justitie DG Justitiehuizen Annie Devos - Leidend ambtenaar 02/542.65.11
HFDST 2
8
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken, FOD Justitie
Nationaal veiligheidsplan 2008-2011
Beleidsinstrument
01 | Omschrijving Het nationaal veiligheidsplan legt de prioriteiten vast op het vlak van veiligheid en justitie voor de betrokken jaren om ene globale en geïntegreerde aanpak van de veiligheid te waarborgen, maar ook om de samenhang te verzekeren in het optreden van de politiediensten. Uit dit plan komen 12 prioritaire veiligheidsfenomenen naar voren, 7 beleidsdoelstellingen, 18 thema’s voor een moderne en kwaliteitsvolle politie en 8 strategische projecten voor de federale politie. De 12 criminele fenomenen die als prioritair worden beschouwd zijn: ernstige geweldmisdrijven, eigendomsdelicten, economische en financiële criminaliteit, drugproductie en druggerelateerde criminaliteit, ernstige informaticacriminaliteit, zware milieucriminaliteit, intrafamiliaal geweld / partnergeweld, terrorisme, mensenhandel en mensensmokkel, verkeersonveiligheid (met focus op snelheid, alcohol en drugs, roodlichtrijden, onaangepast rijgedrag, veiligheidsrisico’s van vrachtvervoer, recidive, overlast en straatcriminaliteit. De belangrijkste opdracht van de politie is, bijdragen tot de veiligheid en levenskwaliteit in de samenleving via de realisatie van de volgende beleidsdoelstellingen: een daling of betere beheersing van de criminaliteit en in het bijzonder van de prioritaire fenomenen, een verhoging van de ophelderingsgraad en in het bijzonder voor de meest zware eigendomsdelicten, een verhoging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder een daling van het aantal verkeerslachtoffers, een verhoging van het veiligheidsgevoel, een handhaving van het vertrouwen in politie en een verhoging van de tevredenheid over haar dienstverlening, het vrijwaren van de integriteit van het politiepersoneel. Acht strategische projecten voor de federale politie: resultaatgerichte aanpak van de prioritaire criminaliteitsfenomenen, kwaliteitsvolle dienstverlening, optimale informatiehuishouding, steunverlening, opleiding en competentiemanagement, gebruik van nieuwe technologieën, betrokkenheid van de medewerkers, zuinig en ecologisch ondernemen.
02 | Impact op de steden Dit nationaal plan heeft gevolgen op lokaal niveau: Het zonaal veiligheidsplan moet worden opgesteld, rekening houdend met de prioriteiten van het nationaal plan. Naast de hierboven vermelde prioritaire fenomenen komen ook gemotiveerde lokale beleidskeuzes voor in de zonale veiligheidsplannen, in functie van de manier waarop deze fenomenen zich uiten in de betrokken politiezone. Wanneer wij het stedelijk aspect in aanmerking nemen, ging onze aandacht naar de prioriteit ‘overlast’ en ‘straatcriminaliteit’. Overlast is een complex fenomeen dat schade toebrengt aan de levenskwaliteit op het vlak van de buurt en van de wijk. In het plan staat te lezen: ‘Overlast verschijnt in de meest diverse vormen en in de meest diverse situaties en beïnvloedt sterk het onveiligheidsgevoel van de burger. Het is een probleem dat een gepaste prioritaire aanpak vraagt (…) Kwetsbare plaatsen zijn vooral uitgaansbuurten en stadscentra met bijhorende winkelstraten, winkels, horecazaken en schoolomgevingen. Het openbaar vervoer, met inbegrip van de treinstations, metrostations, tramhaltes en bushaltes, is gevoelig voor tal van criminaliteitsvormen en overlast (gauwdiefstallen, drugs, geweld, beschadigingen, vandalisme)’. De steden die HFDST 2
9
Nationaal veiligheidsplan 2008-2011
met overlast geconfronteerd worden, kunnen een integraal en geïntegreerd overlastbeleid uitwerken, een beleid dat zal moeten worden gecoördineerd tussen de verschillende actoren, vooral op het niveau van de op te leggen sancties (cfr. fiche gemeentelijke administratieve sancties).
03 | Referenties • NATIONAAL VEILIGHEIDSPLAN 2008-2011 www.besafe.be
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie Directie Beleid integrale veiligheid Gunter Ceuppens - Diensthoofd 02/557.35.09
05 | Opmerkingen Het nationaal veiligheidsplan moet een antwoord bieden op het onveiligheidsgevoel, op de noden en de verwachtingen van de inwoners. Het onveiligheidsgevoel is immers geen loos begrip. Het evolueert voortdurend en hangt af van de mate van acceptatie van het probleem door de bevolking en van de tolerantiedrempel die wijzigt in de tijd, volgens bepaalde gebeurtenissen of wijzingingen in de bevolking van een wijk, van een stad. Dit plan is dus evolutief en er is een aanpassing nodig in de tijd. Het onveiligheidsgevoel evolueert echter sneller dan het federaal veiligheidsplan. Het plan is immers voorzien voor een duur van vier jaar, terwijl het onveiligheidsgevoel en de fenomenen van stadscriminaliteit gevoeliger zijn voor snellere en onzekere schommelingen. Het is dus nodig om een flexibel plan op te stellen dat ruimte laat voor onmiddellijke initiatieven en antwoorden, wanneer nieuwe problemen opduiken die de bevolking bezighouden.
HFDST 2
10
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken en FOD Justitie (+ de gemeenten en gewesten)
Strategisch veiligheids- en preventieplan (2007-2010) Subsidiëring
01 | Omschrijving Deze subsidies, die oorspronkelijk (in 1992) via’veiligheidscontracten’ werden toegekend, zijn ondertussen sterk geëvolueerd en uitgewaaierd van 12 begunstigde steden in 1992 naar 101 steden in 2007. Het oorspronkelijke ‘veiligheidscontract’ (1992) wordt omgedoopt tot ‘veiligheids- en samenlevingscontract’ (1996) en krijgt vervolgens concreet vorm in het ‘veiligheids- en preventiecontract’ (2001), om uiteindelijk uit te groeien tot het ‘strategisch veiligheids- en preventieplan’ (2007). De lokale aanpak leidt tot de oprichting van een preventieraad en de aanstelling van een preventieambtenaar. De contracten worden gesloten tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en de steden en bevatten een onderdeel politie en een onderdeel preventie. Binnen de steden sluiten geleidelijk meer partners zich bij dit plan aan. In 1994 worden ook de maatregelen tegen schoolverzuim (de schoolbemiddelaar) in de veiligheidscontracten ingebouwd. In 1995 worden de veiligheids- en preventiewerkers aan het arsenaal van de veiligheidscontracten toegevoegd1. In 1996 worden interne evaluatoren aangesteld die de contracten moeten evalueren. De contracten worden dan omgedoopt tot ‘veiligheids- en samenlevingscontracten’ en aan sommige contracten wordt een dimensie ‘stadsvernieuwing’ toegevoegd met vijf krachtlijnen: armoedebestrijding, verbetering van de stadsomgeving en levensomstandigheden in de wijken, versterkte aanwezigheid van de politie, een geïntegreerde maatschappelijke ontwikkeling en tot slot de oprichting van justitieantennes. In 1998 wordt daar nog een dimensie ‘beroepsdoorstroming’ aan toegevoegd. In 2001 wordt het onderdeel ‘politie ‘geschrapt. De contracten heten voortaan ‘veiligheids- en preventiecontracten’. In 2004 bepaalt de overheid dat de steden een lokale veiligheidsdiagnose dienen uit te voeren en verstrekt ze aan sommige gemeenten een ander budget voor de’preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugsverslaving’2, in het kader van de zogenaamde drugsplannen. In 2006 groeien de veiligheids- en preventiecontracten, gekoppeld aan de drugsplannen, uit tot volwaardige strategische veiligheids- en preventieplannen. Momenteel hebben 101 steden en gemeenten zo’n plan ondertekend voor een periode van vier jaar (2007-2010).
02 | Impact op de steden 55 begunstigden van deze plannen zijn steden. Om een overeenkomst te kunnen sluiten, moeten de steden eerst een lokale veiligheidsdiagnose uitvoeren en moeten ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen: 1. Een bevolking van meer dan 60.000 inwoners hebben; 2. Behoren tot de gemeenten met het hoogste criminaliteitscijfer per inwoner; 3. Behoren tot de gemeenten met het laagste gemiddelde inkomen per inwoner en bovendien meer dan 10. 000 inwoners tellen en een criminaliteitsgraad hebben die behoort tot het eerste nationale kwartiel. HFDST 2
11
Strategisch veiligheids- en preventieplan (2007-2010)
De Minister van Binnenlandse Zaken rangschikte daartoe alle gemeenten in ieder gewest op basis van de criteria onder 2° en 3° en selecteerde de hoogst gerangschikte gemeenten, rekening houdend met de beschikbare kredieten. De beschikbare kredieten worden onder de begunstigde gemeenten verdeeld op basis van hun aantal inwoners, hun criminaliteitsgraad en het gemiddelde inkomen per inwoner. Met behulp van de lokale diagnose kunnen de steden zelf hun sterke en zwakke punten op het gebied van veiligheid opsporen en analyseren en hun plan in die zin bijsturen. De fenomenen die daarbij in aanmerking kunnen worden genomen (inbraak, diefstal van en uit wagens, zakkenrollen, overlast…) en de strategische doelstellingen die worden nagestreefd (vermindering van risicogedrag, inwerken op de criminogene omstandigheden en omgeving, ontrading van potentiële inbreuken, …) worden bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken.
03 | Referenties • 7 december 2006 - Koninklijk besluit betreffende de strategische veiligheids- en preventieplannen. • 9 april 2007 - Koninklijk besluit tot bepaling van de toekennings-, aanwendings- en controlevoorwaarden van de financiële toelage van de steden en gemeenten die begunstigde zijn van een strategisch veiligheids- en preventieplan. • 15 januari 2007 - Ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010. • 9 maart 2009 - Ministerieel besluit betreffende de opvolging, de evaluatie en de wijzigingen van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010. • 23 mei 2007 - PREV 30. - Omzendbrief ter verduidelijking van artikel 11 van het ministerieel besluit betreffende de invoering van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010.
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie - Directie Lokale Integrale Veiligheid Directeur: Philip Willekens (Adviseur, NL) Tel.: 02 557 35 55
[email protected] • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie Directie Lokale Integrale Veiligheid Philip Willekens (Adviseur NL) - Directeur 02/557.35.55
[email protected]
HFDST 2
12
Strategisch veiligheids- en preventieplan (2007-2010)
05 | Opmerkingen
• Het strategische plan wordt ondersteund door tal van partners. Het is niet altijd gemakkelijk om deze actoren, hun respectieve rol, hun wisselwerking en samenwerking duidelijk af te bakenen. • Na 15 jaar te hebben gewerkt met een jaarlijkse subsidiëring, sluit de overheid deze keer overeenkomsten voor 4 jaar. Deze beslissing geeft het personeel meer jobzekerheid en biedt de lokale overheden bovendien de mogelijkheid om duurzame preventiedoelstellingen te bepalen. De fenomenen die in aanmerking kunnen worden genomen en de strategische doelstellingen die worden nagestreefd, zijn niettemin afgebakend, wat in sommige steden voor problemen zorgt: verlies van subsidie voor sommige duurzame projecten, verplichte heroriëntering van projecten en verlies van relevantie, te vaak teruggrijpen naar het politiebeleid. • De plannen bestrijken een periode van 4 jaar. Met het oog op een betere samenhang tussen de lokale beleidsmaatregelen zou het oordeelkundig zijn om de duur en startdatum van de aanvullende programma’s bij de strategische plannen die door de federale overheid worden gefinancierd, te laten samenvallen, waaronder het Grootstedenbeleidprogramma (één jaar sinds 2008) en het programma ‘Europese toppen ‘in het Brussels Gewest (één jaar), maar ook de beleidsprogramma’s die door de gefedereerde entiteiten worden gesubsidieerd, namelijk de Waalse preventie- en nabijheidsplannen, de preventiecontracten en nieuwe veiligheidsplannen van het Brussels Gewest. De steden en gemeenten moeten deze gesubsidieerde programma’s immers lokaal inbedden, wat gezien de vele financieringsbronnen resulteert in een complex administratief, financieel en operationeel beheer. Een coherentere programmering zou het werk van de lokale overheden alvast verlichten. • De thema’s die via de projecten van de strategische plannen worden behandeld, hebben betrekking op transversale domeinen (Binnenlandse Zaken, Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Grootstedenbeleid). Overleg tussen de gewestelijke en federale subsidiërende overheden is noodzakelijk. Het zou derhalve interessant en nuttig zijn om een interministeriële conferentie te organiseren belast met het beheer van die transversale domeinen die te maken hebben met preventie en veiligheid. • De nieuwe strategische plannen 2011-2014 worden momenteel voorbereid.
1
Omzendbrief van 29/11/1995 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid i.v.m. de specifieke instructies betreffende de veiligheids- en preventiewerkers.
2
Koninklijk besluit van 17/01/2005 tot toekenning van financiële hulp aan bepaalde steden en gemeenten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugsverslaving (Belgische Staatsblad 11/02/2005).
HFDST 2
13
Strategisch veiligheids- en preventieplan Civiele (2007-2010) veiligheid
HFDST 2
14
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken
Fonds ‘Europese toppen’
Financiële hulp
01 | Omschrijving Tijdens de Europese raad van december 2000 in Nice werd beslist dat de Europese raden voortaan zouden plaatsvinden in Brussel. De rol van Brussel als hoofdstad van Europa wordt daarmee bevestigd. Deze verantwoordelijkheid vereist dat België forse inspanningen levert op het gebied van veiligheid, met het oog op zowel ordehandhaving als preventie. Deze inspanningen vergden een flinke financiële injectie, evenals een investering in extra personeel. Om de aanzienlijke werklast voor het organiseren van deze Europese toppen zo goed mogelijk te dragen, was het van kapitaal belang dat de Brusselse politiezones over voldoende mankracht zouden beschikken. Het zijn precies die diensten die momenteel kampen met onderbezetting omwille van de taalvereisten die gelden in Brussel, maar ook omwille van het verloop van Brusselse agenten naar de twee andere gewesten van het land. Opdat Brussel deze nieuwe rol als hoofdstad van Europa naar behoren zou kunnen opnemen, besloot de ministerraad om gerichte maatregelen te nemen om het veiligheidsprobleem in het kader van de organisatie van Europese toppen in Brussel aan te pakken. In een nota van 14 juni 2002 werd bevestigd dat daarvoor een budget van 12.500.000 € zou worden vrijgemaakt voor 2003 dankzij de opzet van een ‘fonds ter financiering van sommige uitgaven die verband houden met de veiligheid van de organisatie van de Europese toppen te Brussel’. Deze begroting werd vanaf 2004 geïndexeerd en aangepast voor de gemeenten en 6 politiezones van het Brussels Gewest. In 2009 bedraagt deze begroting 25.000. 000 €. Dit bedrag werd als volgt verdeeld: • Hulpkader (50.000 €): voorbereidende opleiding van de politieagenten van de Brusselse zones via de Gewestelijke en Intercommunale Politieschool (GIP); • Hulp om te slagen voor de taalproeven (1.550.000 €): GIP organiseert taalopleidingen + taalbad voor politieagenten; • Premie Brussel (5.450.000 €): bevorderen van de aanwerving van nieuwe personeelsleden; • Investeringen in infrastructuur (3.750.000 €): de politiezones investeren in infrastructuren en in veiligheidsuitrusting; • Trekkingsrecht in het kader van Europese toppen (1.500.000 €): betaling van overuren in het kader van ordehandhavingsopdrachten; • ASTRID (5.000.000 €): aankoop ASTRID-toestellen en betaling van werkingskosten (abonnementen, onderhoud, …); • Preventie (7.500.000 €): versterking van het preventiebeleid van de gemeenten. Daarnaast werd een bedrag van 200.000 € op het totaalbudget van 25 miljoen € uitgetrokken voor de evaluatie en opvolging van de maatregel door bekwaam personeel, momenteel in dienst bij de FOD Binnenlandse Zaken.
HFDST 2
15
Fonds ‘Europese toppen’
02 | Impact op de steden De maatregel wordt toegepast in de stedelijke context van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
03 | Referenties • 10 december 2009 - Koninklijk besluit houdende de toekenningsmodaliteiten van een financiële tussenkomst voor 2009 ten laste van het ‘Fonds ter financiering van sommige uitgaven die verband houden met de veiligheid van de organisatie van de Europese toppen te Brussel’ aan de Brusselse politiezones om er de toetreding van de politieagenten tot het basiskader aan te moedigen. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit houdende de toekenningsmodaliteiten van een financiële tussenkomst voor 2009 ten laste van het ‘Fonds ter financiering van sommige uitgaven die verband houden met de veiligheid van de organisatie van de Europese toppen te Brussel’ aan de Brusselse politiezones om de taalverwerving door hun personeel aan te moedigen. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit tot toekenning van financiële hulp om de aan de organisatie van de Europese toppen verbonden last te dekken en meer in het bijzonder de in het kader van deze toppen gepresteerde uren. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit tot toekenning van financiële hulp voor investeringen inzake infrastructuur en veiligheidsmaterieel in verband met de veiligheid in Brussel in het kader van de organisatie van de Europese toppen. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit houdende de toekenningsmodaliteiten van een financiële tussenkomst voor 2009 ten laste van het ‘Fonds ter financiering van sommige uitgaven die verband houden met de veiligheid van de organisatie van de Europese toppen te Brussel’ aan de Brusselse politiezones voor de aanmoediging van de rekrutering en van het behoud van het aanwezige personeel. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit tot toekenning van een financiële tussenkomst voor 2009 aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de uitgaven te dekken die verband houden met de criminaliteitspreventie in het kader van de Europese toppen en andere initiatieven die voortvloeien uit de internationale functie van de stad Brussel en van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit tot regeling van de toekenningsmodaliteiten van een financiële tussenkomst voor 2009 ten laste van het ‘Fonds ter financiering van sommige uitgaven die verband houden met de veiligheid van de organisatie van de Europese toppen te Brussel’ aan de Brusselse politiezones om er het ASTRID-systeem te ondersteunen.
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie Directie Lokale Integrale Veiligheid Philip Willekens (Adviseur NL) - Directeur 02/557.35.55
[email protected] HFDST 2
16
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken, POD Maatschappelijke Integratie
Wet Gemeentelijke Administratieve Sancties + GAS-bemiddelaar Wetgeving + Subsidie
01 | Omschrijving Handelingen zoals het achterlaten van afval, wildplakken, graffiti en overlast veroorzaakt door jeugdbendes dragen bij tot het creëren van een onveiligheidsgevoel in de steden. Meestal wordt geen enkel gevolg gegeven aan dit soort ontoelaatbaar gedrag, omwille van een gebrek aan middelen en tijd van het Parket. Via de wet van 13 mei 19991 hebben de steden en gemeenten de middelen ontvangen om bepaalde inbreuken vast te stellen, te vervolgen en te sanctioneren op basis van hun politiereglement. Er wordt voorzien in vier soorten administratieve sancties: de administratieve geldboete (max. 250 €); de administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; de administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; de administratieve sluiting van een instelling die tijdelijk of definitief kan zijn. De administratieve geldboete wordt opgelegd door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen, ‘de sanctionerende ambtenaar’. De schorsing, intrekking en sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. De wetgever heeft eveneens in de mogelijkheid voorzien om een administratieve geldboete op te leggen aan minderjaren van ouder dan 16 jaar (max. 125 €). De gemeenteraad kan voorzien in een bemiddelingsprocedure. Dit is verplicht voor de minderjarigen van ouder dan 16 jaar. Het doel is de dader van de inbreuk toe te laten de schade die werd berokkend te vergoeden of herstellen.
Subsidie Grootstedenbeleid stelt GAS-bemiddelaars ter beschikking per gerechtelijk arrondissement. Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, gebeurt de verdeling van de bemiddelaars per politiezone. Deze bemiddelaar wordt ondergebracht in de hoofdplaats van het gerechtelijk arrondissement. Momenteel hebben 27 gerechtelijke arrondissementen/politiezones een gesubsidieerd bemiddelaar: Antwerpen, Aarlen (Aubange), Oudenaarde (Geraardsbergen), Charleroi, Kortrijk, Gent, Brussel-Halle-Vilvoorde2 (Vilvoorde), Hasselt (SintTruiden), Huy, Luik, Leuven, Mechelen, Marche-en-Famennes, Bergen, Namen (Sambreville), Neufchâteau (Bastenaken), Dendermonde, Tongeren, Doornik, Turnhout, Verviers en de politiezones 5339 (Elsene), 5340 (Jette), 5341 (Sint-Gillis), 5342 (Oudergem), 5343 (Sint-Lambrechts-Woluwe), 5344 (Sint-Joost).
02 | Impact op de steden Met het systeem van de administratieve sancties hangen de steden niet meer af van de parketten voor de vervolging van de inbreuken, noch van de repressieve rechtspraak voor het opleggen van de sancties. Zo kunnen zij de ‘kleine criminaliteit’ sneller en efficiënter bestrijden, net als de ‘openbare ordeverstoring’ op hun grondgebied. Bovendien biedt dit systeem de steden de mogelijkheid om het gevoel van straffeloosheid dat leeft bij de burger te verminderen. De bemiddeling is verplicht voor de minderjarigen. De steden en gemeenten hadden niet de middelen om een bemiddelaar aan te werven en moesten dus de dossiers over de minderjarigen klasseren. Er was een totale straffeloosheid. De toekenning van de subsidie Grootstedenbeleid heeft geleid tot de oplossing van dit probleem. HFDST 2
17
Wet Gemeentelijke Administratieve Sancties + GAS-bemiddelaar
03 | Referenties • 13 mei 1999 - Wet tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties. • 7 mei 2004 - Wet tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming en de nieuwe gemeentewet. • 17 juni 2004 - Wet tot wijziging van de nieuwe gemeentewet. • 20 juni 2005 - Wet houdende diverse bepalingen. • 25 januari 2007 - Wet houdende bestraffing van graffiti en van beschadiging van onroerende eigendommen en tot wijziging van de nieuwe gemeentewet. • 25 april 2007 - Wet houdende diverse bepalingen. • 15 mei 2007 - Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet.
04 | Contact / info • POD Maatschappelijke Integratie Federale Cel Grootstedenbeleid Emilie Deveux - Attachée (FR) 02/508.86.48
[email protected]
Anita Opfergelt - Attachée (NL) 02/508.86.74
[email protected]
05 | Opmerkingen Verschillende steden ondervinden moeilijkheden bij het invoeren van de gemeentelijke administratieve sancties en bij de bemiddeling en dat om verschillende redenen (algemene miskenning van het GAS-systeem en van de bemiddeling; ontbreken van voldoende wettelijk kader; logheid van de procedure, meer bepaald wat de minderjarigen betreft; …). Een wijziging van de wetgeving ter zake is noodzakelijk voor wat het bemiddelingsproces betreft. Verschillende verbeteringen kunnen overwogen worden: de definitie verduidelijken van het bemiddelingsproces en van het soort herstel dat in dit kader overwogen wordt; de gevallen uitbreiden waar het voorstel tot bemiddeling verplicht is; het bemiddelingsproces invoeren als een geval van opschorting van de verjaringstermijn, … De Federale Cel Grootstedenbeleid werkt momenteel aan een wijziging van de wetgeving.
1 2
Wet tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties van 13 mei 1999 (Belgische Staatsblad, 10/06/1999) Met uitzondering van de 19 Brusselse gemeenten die over verspreide diensten van bemiddelaars beschikken in functie van de politiezones.
HFDST 2
18
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken
Aanwerving van vrijwillige buurtbemiddelaars
Subsidie
01 | Omschrijving Huisvuil laten rondslingeren, geen aandacht schenken aan de takken van een boom, ‘s nachts kabaal maken, het geluid van de grasmaaier op zondag morgen... dit zijn talrijke valse noten die spanningen veroorzaken en de relaties tussen buren verzuren en de levenskwaliteit van de wijkbewoners verminderen. De communicatie tussen de partijen in conflict is vaak erg onzeker. De personen trachten niet te discussiëren om een oplossing te vinden en doen een beroep op de politie- en gerechtelijke diensten om het conflict op te lossen. Deze instanties moeten het hoofd bieden aan een niet te verwaarlozen bijkomende werklast. Om dit soort wijk- of buurtconflicten op te lossen, hebben bepaalde lokale overheden beslist om een beroep te doen op vrijwillige en belangeloze buurtbemiddelaars. Via het bemiddelingsproces kunnen de personen in conflict in dialoog treden, de motieven begrijpen en hun wederzijdse belangen, de communicatie herstellen en zelf een oplossing vinden voor het conflict. De beslissing om vrijwilligers te mobiliseren is een keuze die niet enkel beantwoordt aan de puur economische principes. De lokale vrijwilligers kennen de wijk en weten wat er gebeurt. De vrees voor het onbekende is vaak minder aanwezig dan bij de professionele bemiddelaar. De onbewuste machtsverhouding die vaak bestaat tussen de bemiddelaar en de betrokken partijen is minder belangrijk met een vrijwillige bemiddelaar, waardoor de procedure van conflictoplossing horizontaler verloopt. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft beslist om de lokale overheden te steunen in hun zoektocht naar deze vrijwilligers om de wijk- of buurtconflicten op te lossen en hij maakt daarvoor een budget van 435.000 € per jaar vrij. Het project van de Minister van Binnenlandse Zaken heeft als doel de nodige opleiding en opvolging te verlenen aan de vrijwilligers die de steden en gemeenten willen mobiliseren. Concreet wil het project de steden en gemeenten: • Een financiële impuls bieden van 1.500 € per bijkomende vrijwillige bemiddelaar. Deze impuls moet de werkingskosten van de bemiddelaar dekken, evenals de kosten van de stage bij een opgerichte bemiddelingsdienst of de publicatiekosten van het bemiddelingsaanbod; • Een gratis theoretische opleiding aanbieden in de wijkbemiddeling voor elke vrijwilliger die gemobiliseerd wordt in het kader van dit project; • De constante opvolging en steun bieden aan de bemiddelaar door de coördinator van de FOD Binnenlandse Zaken; • Een gids aanbieden over de wijkbemiddeling die een leidraad vormt op het vlak van methodologische bemiddeling; • Een mogelijkheid bieden om deel te nemen aan het lerende netwerk inzake wijkbemiddeling, waar de FOD Binnenlandse Zaken zowel de vrijwillige als de professionele bemiddelaars wil samenbrengen om theoretische begrippen en betere praktijken uit te wisselen.
HFDST 2
19
Aanwerving van vrijwillige buurtbemiddelaars
02 | Impact op de steden Er werd een projectoproep gelanceerd. Van de steden en gemeenten die schriftelijk hun interesse hebben getoond voor de projectoproep werden er 78 gekozen. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft prioritair gevolg gegeven aan de aanvragen van gemeenten die niet over een strategisch veiligheids- of preventieplan en/of een overeenkomst gemeenschapswachten beschikken. De eventuele saldi worden verdeeld in functie van een klassement dat proportioneel rekening houdt met de volgende voorwaarden: het grootste bevolkingsaantal; de grootste bevolkingsdichtheid. Deze subsidie wordt toegekend aan de lokale overheden om hen te steunen in hun zoektocht naar deze vrijwilligers om wijk- of buurtconflicten op te lossen. Het bemiddelingsproces heeft tot doel de sociale cohesie in een wijk te versterken en de sociale relaties tussen buren of binnen een wijk te verbeteren. Zo wordt een escalatie van een bestaand conflict vermeden en kan preventief gehandeld worden om nieuwe conflicten te vermijden.
03 | Referenties • 21 februari 2010 - Koninklijk besluit betreffende de invoering, opvolging en evaluatie van het project buurtbemiddeling. • 26 februari 2010 - Ministerieel besluit tot toekenning van de subsidies en de federale coördinatie in het kader van het project buurtbemiddeling
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en preventie Directie Beleid integrale veiligheid Axelle François - Attachée (FR) 02/557.35.63
[email protected]
Julien Vandenhoucke - Attachée (NL) 02/557.35.59
[email protected]
05 | Opmerkingen • Maximum 120 vrijwilligers voor gans België. • Mag men zich afvragen of deze bemiddelaars geen dubbel werk doen als je de bemiddelaars inzake gemeentelijke administratieve sancties, gesubsidieerd door Grootstedenbeleid ook in beschouwing neemt? Wij stellen immers vast dat deze laatsten dezelfde problemen behandelen (afval, kabaal, …), maar in het kader van de procedure van de administratieve sancties. Zij komen enkel tussen wanneer een vaststelling van het probleem (van de inbreuk) werd opgesteld en dat de administratieve procedure werd opgestart. In deze veronderstelling kan de sanctionerende ambtenaar een sanctie opleggen of een bemiddeling voorstellen. Indien er reeds een wijkbemiddeling heeft plaatsgevonden, maar er recidivisme is en een administratieve procedure werd opgestart, is een tussenkomst van een GAS-bemiddelaar minder aangewezen, aangezien de wijkbemiddeling mislukt is. • De gids over de wijkbemiddeling wordt binnenkort gepubliceerd en de opleiding is in voorbereiding. HFDST 2
20
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken, FOD Justitie
Globaal Plan
Financiële hulp voor de aanwerving van personeel belast met de omkadering van alternatieve gerechtelijke straffen en maatregelen
01 | Omschrijving Het ‘Globaal Plan’ is een jobcreatieprogramma dat financiële hulp verstrekt aan steden en gemeenten voor de aanwerving van personeel belast met de omkadering van alternatieve gerechtelijke straffen en maatregelen ter vervanging van de gevangenisstraf, de voorlopige hechtenis of vervolging (dienstverlening en opleiding in het kader van de proeftijd; strafbemiddeling; alternatieve maatregelen ter vervanging van de voorlopige hechtenis; alternatieve maatregelen ter vervanging van een beslissing door de jeugdrechter, of zogenaamde ‘diversiemaatregelen’)1. Vanaf 1994 werden de omkaderingsdiensten (= Globaal Plan-projecten) in de verschillende steden opgestart, onder het gezag van de burgemeester. De meeste projecten werden uitgevoerd tussen 1996 en 1997 (48 van de 78 respondenten). Daarna vertraagde de ontwikkeling van deze diensten: tussen 1998 en 2006 werden nog 27 projecten opgezet. De Globaal Plan-projecten krijgen op verschillende manieren concreet vorm: ze kunnen worden beheerd door de gemeentelijke preventiedienst; ze kunnen kaderen binnen de werking van een vzw die al dan niet andere opdrachten vervult; de projecten kunnen ook worden uitgevoerd door een andere gemeentelijke dienst dan de preventiedienst (schepenkantoor van sociale zaken, de bemiddelingsdienst, dienst slachtofferhulp en omkadering van alternatieve gerechtelijke maatregelen…); het is ook mogelijk dat een project niet aan een of andere specifieke structuur is toe te wijzen. Het betreft hier gemeentelijke diensten voor de omkadering van alternatieve gerechtelijke maatregelen. De voornaamste doelstellingen zijn: een betere bewustmaking van inbreukplegers omtrent de aantasting van de levenskwaliteit als gevolg van hun gedrag en de bestrijding van de banalisering van dit gedrag; het aantal en de duur van de vrijheidsberovingen in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis verminderen; het gevoel van straffeloosheid uitbannen dat kan ontstaan bij niet-vervolging in die gevallen die om een georganiseerde maatschappelijke reactie vragen; opleidingsmogelijkheden aanbieden met de uitoefening van een activiteit binnen een beroepskader; de herinschakeling van personen die minder ernstige feiten pleegden in het maatschappelijke weefsel ondersteunen; de lokale besturen betrekken bij geloofwaardige initiatieven die de terugdringing van criminaliteit beogen; de materiële en morele schade aan personen en aan de maatschappij op een zinvolle manier herstellen en de rechten van het slachtoffer waarborgen; recidivisme terugdringen.
02 | Impact op de steden In 2008 genoten in totaal 81 begunstigden financiële hulp, waarvan 48 steden. Enkele van de redenen waarom de steden beslisten (of beslissen) om een omkaderingsdienst op te zetten, zijn: • De stad kan de omkaderingsdienst nuttig inschakelen ten gunste van haar inwoners, meer bepaald met het oog op de herstelling van de schade en het tegengaan van een gevoel van straffeloosheid; • Met de middelen die via het Globaal Plan worden toegekend, kan het gemeentebestuur extra personeel aanwerven, dat soms wordt gebruikt voor andere taken dan louter de omkadering van alternatieve maatregelen.; HFDST 2
21
Globaal Plan
• Sommigen vinden dat de diensten die door de inbreukplegers worden verleend een meerwaarde betekenen voor de stad. We stippen evenwel aan dat de steden zelf de werkingskosten en de kosten m.b.t. de anciënniteit van het projectpersoneel moeten dragen. Het ‘voordeel’ dat het werk van een justitiabele zou kunnen opleveren, is dus, zo lijkt het, niet altijd zeker of is niet al te groot; • De manier waarop een stad de uitvoering van gemeenschapsdiensten ziet en opvat, lijkt min of meer de doorslag te geven bij de keuze om al dan niet een omkadering voor de dienstverleners te voorzien. Andere bepalende factoren zijn de politieke strekking en sociaaleconomische samenstelling van de gemeentebevolking.
03 | Referenties • 30 maart 1994 - Wet houdende sociale bepalingen. • 21 december 1994 - Wet houdende sociale en diverse bepalingen. • 31 mei 2009 - Koninklijk besluit tot toekenning van een financiële hulp aan de gemeenten en de steden voor de aanwerving van personeel belast met de omkadering van alternatieve gerechtelijke straffen en maatregelen voor het jaar 2008
04 | Contact / info • FOD Justitie DG Justitiehuizen Annie Devos - Leidend ambtenaar 02/542.65.11
05 | Opmerkingen • Wat alternatieve gerechtelijke maatregelen aangaat, worden nog andere projecten, of ‘nationale projecten’, rechtstreeks door de FOD Justitie gefinancierd. De projectorganisaties ontvangen subsidies voor de volgende activiteiten: verstrekken van opleidingen tijdens de proeftijd of bemiddeling, gemeenschapsdiensten in het kader van bemiddeling, alsook werkstraffen en bemiddeling. Deze verschillende subsidieringsvormen geven echter aanleiding tot een versnippering van de initiatieven, grote geografische verschillen wat betreft de inhoud van het aanbod en een onevenwicht tussen vraag en aanbod. • Hoewel het strafbeleid de niet vrijheidsberovende straffen en maatregelen meer wil ondersteunen, moeten wel voldoende middelen worden vrijgemaakt die een geloofwaardige (in de ogen van de judiciële beslissers en de publieke opinie) en effectieve (nl. een optimale organisationele) uitvoering van deze straffen en maatregelen waarborgen, meer bepaald door aan de diensten die belast zijn met de uitvoering van deze straffen voldoende menselijke en logistieke middelen ter beschikking te stellen via stabiele subsidiekanalen. Bedoeling is de statutaire en financiële onzekerheid omtrent de lokale of nationale projecten die deze maatregelen effectief uitvoeren, weg te nemen: De statutaire en financiële stabiliteit van de projecten moet op lange termijn verzekerd worden, waarbij het aanbod niet uitsluitend afhankelijk mag zijn van de vraag. 1
Wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen en bij de wet van 25 mei 1999.
HFDST 2
22
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken
Civiele veiligheid
Beheer
01 | Omschrijving In België heeft de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken als opdracht om toe te zien op de veiligheid van de bevolking, met de hulp van de brandweerdiensten en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. De Algemene Directie van de Civiele Veiligheid vormt de kern van de niet-politionele hulpdiensten. De Directie houdt zich bezig met de reglementering voor de brandweer, de aankoop van materieel, de opleidingen, de inspectie en de coördinatie van de operaties op het terrein. Ze stelt bovendien veiligheidsnormen op voor gebouwen en beheert rechtstreeks de operationele eenheden van de Civiele Bescherming. De operationele eenheden worden bemand door agenten van de Civiele Bescherming. Deze federale agenten verlenen, uitsluitend op vraag van de brandweer en van de overheid, hulp aan de bevolking bij schade, een ongeval of ramp. De zes operationele eenheden zijn gevestigd in: Brasschaat (bij Antwerpen), Crisnée (bij Luik), Ghlin (bij Bergen), Jabbeke (tussen Brugge en Oostende), Libramont (in de provincie Luxemburg) en Liedekerke (in de provincie Vlaams-Brabant, bij Brussel). De operationele eenheden van de Civiele Bescherming vervullen allerhande opdrachten: versterking van de brandweer, technische hulpverleningswerkzaamheden, strijd tegen vervuiling, hulp bij overstromingen, telecommunicatie en coördinatie, preventieve opdrachten, alarmering van de bevolking, logistieke steun, internationale opdrachten en waterverdeling. De brandweer is als eerste ter plaatse bij een ongeval, brand of ramp. De brandweer wordt georganiseerd op gemeentelijk niveau en houdt zich ook bezig met preventie. België telt vandaag 251 brandweerkorpsen die snel en efficiënt werken. Er zijn er 165 in het Vlaams Gewest, 85 in het Waals Gewest en 1 in het Brussels Gewest. De brandweerdiensten zijn onderverdeeld in 4 categorieën. Categorie X bestaat uitsluitend uit beroepspersoneel. Zo’n beroepskorps vinden we in Charleroi. De korpsen in categorie Y bestaan ofwel uitsluitend uit beroepspersoneel, ofwel uit beroepspersoneel en vrijwilligers. We spreken daarom van ‘gemengde diensten’. Categorie Z omvat de korpsen die hoofdzakelijk uit vrijwilligers bestaan. Doorgaans is er ook één beroepsbrandweerman (korporaal monteur). Het diensthoofd kan tevens een beroepsagent zijn. De brandweerdiensten van Categorie C worden ook wel ‘autonome centra’ genoemd. Het betreft een speciale brandweerdienst die slechts één gemeente bedient. De diensten van Categorie X, Y en Z hebben meerdere gemeenten onder hun hoede. De gemeente waaraan de brandweer verbonden is, wordt groepscentrumgemeente genoemd. De beschermde gemeenten betalen een vergoeding aan de groepscentrumgemeente. Zo dragen ze bij tot de financiering van de brandweerwerking. De opdrachten van de brandweer zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 april 2003 en zijn zeer uiteenlopend. Ze beperkingen zich niet louter tot het blussen van branden, maar omvatten tal van andere noodinterventies: interventies bij brand en ontploffing, technische hulpverleningswerkzaamheden, dringende medische bijstand, preventie, vervuiling, overstromingen, telecommunicatie, internationale opdrachten, preventieve opdrachten, ondersteuning van politie en justitie. HFDST 2
23
Civiele veiligheid
02 | Impact op de steden Vandaag woont 80 tot 90 % van de bevolking in de geïndustrialiseerde landen in steden. De bevolkingsdichtheid en concentratie van inwoners in de stad maken de steden kwetsbaar voor allerlei gevaren (sanitaire, technologische of geopolitieke risico’s en milieugevaren). Bij gevaren denken we in de eerste plaats aan aanslagen, grote branden (te wijten aan de sterke concentratie van woningen, verouderde bebouwing, hoogbouw…), of overstromingen (omwille van de ondoorlatendheid van de grond, die volledig bebouwd is of waarop wegen werden aangelegd). Civiele veiligheid is dus een van de voornaamste bekommernissen van de grootsteden.
03 | Referenties • 31 december 1963 - Wet betreffende de civiele bescherming (Belgische Staatsblad van 16.01.1964).
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Civiele Veiligheid Directie Operaties Marc Looze - Algemeen adviseur NL 02/500.22.34
HFDST 2
24
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken
Federale financiering van de lokale politie
Subsidiëring
01 | Omschrijving De politie speelt een sleutelrol op het vlak van veiligheid. Het land is onderverdeeld in 196 politiezones, bestaande uit meergemeentezones en zones met afzonderlijke gemeenten. De politie is georganiseerd op lokaal en op federaal niveau. De taken van de lokale politie zijn: alle administratieve en gerechtelijke politietaken die nodig zijn voor het in goede banen leiden van lokale evenementen en gebeurtenissen op het grondgebied van de zone. Bepaalde politionele taken hebben tevens een federaal karakter. De lokale politiekorpsen verschillen onderling in omvang en karakter naargelang de oppervlakte en de verstedelijkingsgraad van de zone. Het aantal personeelsleden varieert van een vijftigtal in de kleinste zones tot 2800 in de grootstedelijke korpsen. De wetgever heeft ervoor gezorgd dat een deel van het budget van de (lokale) politiezone ten laste is van de federale Staat. Dat deel wordt volgens de KUL-norm1 berekend. Deze dotatie wordt bepaald op basis van het aandeel van de federale overheden in de financiering van lokale politietaken en in algemene of specifieke federale taken die binnen de betrokken zone worden uitgevoerd. In 2009 werden er een rist koninklijke besluiten inzake de financiering van de lokale politie getroffen: de gebruikelijke beslissingen in verband met de vaststelling van de federale basisdotatie, de aanvullende indexeringstoelage, de aanvullende toelage voor de financiering van de lokale politie, of nog, de rechtstreeks aan de RSZPPO2 gestorte federale sociale toelage. Verder worden eveneens een toelage voor de uitrusting en handhaving van de openbare orde voorzien, en een toelage voor het civiele preventieluik van de ‘veiligheids- en samenlevingscontracten’ (wat betreft politiemateries). Tot slot zijn er de actieplannen inzake verkeersveiligheid. Daarbij kunnen de politiezones een federale subsidie ontvangen voor het uitvoeren van een reeks maatregelen die kaderen in het terugdringen van het aantal verkeersdoden en zwaargewonden op onze wegen.
02 | Impact op de steden De grootsteden zijn vaak het toneel van evenementen (manifestaties, …) die de tussenkomst van de politie noodzakelijk maken. Als gevolg van de politiehervorming beschikt de federale politie niet langer over voldoende menselijke middelen om tussen te komen. Het is dan ook aan het lokale niveau om zich te organiseren om deze ordehandhavingstaak op zich te nemen. In de grootsteden wordt er zeer frequent een beroep gedaan op de lokale politie. De klachten over een tekort aan politiemensen in de grootsteden zijn dan ook niet van de lucht.
03 | Referenties • 7 december 1998 - Wet over de organisatie van een geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus. • 10 december 2009 - Koninklijk besluit betreffende de voorafname op het verkeersveiligheidsfonds van een bedrag voor de projecten van de geïntegreerde politie.
HFDST 2
25
Federale financiering van de lokale politie
• 14 december 2009 - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een toelage voor een veiligheids- en samenlevingscontract voor gemeenten die vroeger een veiligheids- en samenlevingscontract hadden in het kader van de implementatie van lokaal beleid voor veiligheid en preventie van criminaliteit voor het jaar 2009. • 18 december 2009 - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van een federale basisdotatie voor de uitrusting en handhaving van de openbare orde aan de gemeente of de politiezone voor het jaar 2009. • 18 december 2009 - Koninklijk besluit houdende toekenning van een bijkomende federale toelage ter financiering van de lokale politie voor het jaar 2009. • 18 december 2009 - Koninklijk besluit houdende toekenning van een bijkomende federale toelage ter indexering van de financiering van de lokale politie voor het jaar 2008. • 25 januari 2010 - Koninklijk besluit houdende toekenning aan de gemeente of aan de meergemeentepolitiezone van een federale sociale toelage voor het jaar 2009.
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Civiele Veiligheid Directie Politiebeheer Paul Vandenbergh - Directeur 02/557.35.40
[email protected]
05 | Opmerkingen
De politiehervorming is een financiële aderlating voor de noodlijdende lokale besturen. De zones zouden moeten kunnen rekenen op een ernstige en blijvende herfinanciering. Er is nood aan een structurele verhoging van de federale middelen om het hoofd te bieden aan de reële lastenverhoging van de politiezones. De taakverdeling moet herschikt worden zodat er meer blauw in het straatbeeld verschijnt en de nabijheidspolitie geen dode letter blijft. De KUL-norm is toe aan een grondige herziening, het politie-effectief moet worden uitgebreid, met name ‘s nachts, zodat het gevoel van straffeloosheid wordt gecounterd en er minder aanleiding ontstaat tot het plegen van delicten op die momenten. Gebrek aan voldoende financiële middelen: • De wijze van indexering laat de politiezones structureel niet toe om de evoluties in de loonschalen en de verschillende premies ten laste te nemen. Hetzelfde geldt voor de nieuwe maatregelen voor de openbare veiligheid, een rechtmatige eis van de burgers. • De bedragen van het Verkeersveiligheidsfonds zorgden tot voor kort voor meer middelen voor de zones maar worden momenteel afgeroomd. 1
De ‘KUL-norm’ leidt ertoe dat het aantal politieagenten voor elke gemeente van het Koninkrijk of van elke zone wetenschappelijk wordt bepaald aan de hand van bepaalde objectieve parameters.
2
Dit besluit kent de gemeente of de meergemeentepolitiezone een federale sociale toelage toe als gedeeltelijke compensatie voor de bijdragen die ze aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZPPO) verschuldigd zijn.
HFDST 2
26
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
FOD Binnenlandse Zaken
Veiligheid rond de voetbalstadions
Administratieve sancties + Credit fair play
01 | Omschrijving Binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ‘de Voetbalcel’ belast met de coördinatie van het veiligheidsbeleid voor de Minister van Binnenlandse Zaken tijdens de voetbalwedstrijden. De Voetbalcel steunt op een geïntegreerde aanpak die bestaat uit een luik repressie en een luik preventie. De nadruk ligt op de bewustmaking en het overleg tussen de verschillende actoren.
Repressie: De Voetbalwet1 bevat een reeks verplichtingen, zowel voor de organisatoren, als voor het publiek. Zo mogen de supporters: geen voorwerpen gooien of projecteren binnen de perimeter van het stadion of in de onmiddellijke omgeving (dus het gemeentelijk grondgebied); het stadion niet onrechtmatig binnendringen of trachten binnen te dringen in overtreding van een stadionverbod of wanneer hen om de een of andere reden de toegang tot het stadion wordt geweigerd; de richtlijnen of orders van het veiligheidspersoneel in en rond het stadion negeren; geen supporters met een stadionverbod helpen om deze overtreding te omzeilen; geen zones te betreden waarvoor zij geen geldig toegangsbewijs hebben; niet aanzetten tot slagen en verwondingen, tot haat of verwondingen in en rond het stadion; pyrotechnische middelen meebrengen om licht, rook of geluid te maken (zoals vuurwerk). De Voetbalcel van de FOD Binnenlandse Zaken kan een administratieve geldboete opleggen van 250 tot 5000 € en/of een stadionverbod van die maanden tot 5 jaar aan diegene die de wet overtreedt. Minderjarigen die ouder zijn dan 14 jaar kunnen eveneens gesanctioneerd worden, maar krijgen enkel een stadionverbod.
Preventie: • Gids ‘Beste praktijken - Preventie van voetbalgeweld’ De Voetbalcel heeft een gids opgesteld ‘Beste praktijken - Preventie van voetbalgeweld’ met als doel te sensibiliseren. • Fairplaykrediet2 Het fairplaykrediet heeft als doel financiële steun te bieden aan de voetbalclubs en aan de coördinerende sportfederaties. Het Fairplaykrediet voorziet in een jaarlijks krediet van 100.000 € om de projecten te promoten die opgestart werden in het voetbalmilieu en die een positieve impact hebben op de veiligheid tijdens voetbalwedstrijden.
HFDST 2
27
Veiligheid rond de voetbalstadions
02 | Impact op de steden Bepaalde steden hebben voetbalstadions op hun grondgebied. Elke wedstrijd die er gespeeld wordt, brengt supporters en overlast met zich mee, zowel binnen als buiten het stadion. Via de Voetbalwet kan deze overlast, die de stedelijke levenskwaliteit schaadt, gesanctioneerd worden.
03 | Referenties
• 21 december 1998 - Wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. • 10 maart 2003 - Wet tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. • 3 oktober 2008 - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de procedure inzake de toekenning van een projecttoelage, als bedoeld in artikel 2.13.2 (programma 56/5) van de wet van 1 juni 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar, ter bevordering van de veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden.
04 | Contact / info • FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie Civiele Veiligheid Voetbalcel Jo Vanhecke (Attaché NL) - Diensthoofd 02/557.34.05 cellfoot@ibz. fgov.be
05 | Opmerkingen In 2008 werden 1044 PV’s ontvangen tegen supporters. (In 2007: 1736, in 2006: 1138 en in 2005: 911). De Voetbalcel heeft 1.344 beslissingen genomen tegen supporters (sommige PV’s werden in 2007 opgesteld). In 1170 gevallen werd een stadionverbod opgelegd. Uit deze cijfers kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • Een groeiend aantal politiediensten kiest voor een coherent verbalisatiebeleid tegenover de harde kern. Dat neemt niet weg dat er nog veel vooruitgang ter zake kan worden geboekt in bepaalde steden. • De meest voorkomende inbreuken zijn provocatie en het aanzetten tot slagen en verwondingen, tot haat en tot heftige discussies met andere personen, evenals het gebruik van pyrotechnische voorwerpen. • De overtreders zijn meestal tussen 21 en 30 jaar. 1
Wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, Belgische Staatsblad, 3/02/1999
2
Koninklijk besluit van 3 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden en de procedure inzake de toekenning van een projecttoelage, als bedoeld in artikel 2.13.2 (programma 56/5) van de wet van 1 juni 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008, ter bevordering van de veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden.
HFDST 2
28