01 |
Fiscaliteit
02 |
Veiligheid - Preventie
03 |
Armoedebestrijding
04 | Milieu - Energie - Klimaat 05 |
Mobiliteit
06 |
Tewerkstelling
07 |
Gezondheid
08 |
Huisvesting
09 |
Migratie - Asielbeleid
10 |
Beliris
INITIATIEFNEMER
MAATREGEL
SOORT
Regie der Gebouwen
Toename van het aantal woningen door reconversie van onbezette panden van de Staat in grote steden Investeringen
01 | Omschrijving 1. Inleiding De Regie der Gebouwen is de vastgoedspecialist van de federale staat. Zij beheert circa 8 miljoen m2 verspreid over zo’n 1.600 gebouwen die ofwel eigendom zijn van de federale staat of die worden ingehuurd. Met 1.024 gebouwen in eigendom (4,9 miljoen m2) en 546 ingehuurde gebouwen (2,9 miljoen m2) is de Regie der Gebouwen een van de belangrijkste vastgoedbeheerders van het land (ref. juli 2009). De Regie der Gebouwen werd door een organieke wet van 1 april 1971 opgericht als een parastatale A en staat momenteel onder de voogdij van de Vice-eerste Minister, Minister van Financiën en Institutionele Hervormingen. De Regie der Gebouwen is een autonome instelling van openbaar nut en is totaal onafhankelijk van de FOD Financiën. De Regie der Gebouwen stelt 1276 personeelsleden tewerk (ref. september 2009 - d.i. ongeveer 400 minder dan in 2003). De organieke wet werd met de programmawet van 15/01/1999 aangepast. Hiermee werd een belangrijke toevoeging aangebracht bij Artikel 2: ‘De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd Koninklijk besluit, aan de Regie toestemming verlenen om gebouwen, eigendom van de Staat en beheerd door de Regie, een andere bestemming te geven dan de huisvesting van bovenvermelde diensten’. Deze toestemming werd tot nu toe slechts in uitzonderlijke omstandigheden verleend. De bestemming moet materieel aan het gebouw zijn aangepast en het algemeen belang ten goede komen. 2. Grootstedenbeleid 2001 Op de begroting ‘grootstedenbeleid’ 2001 werden twee basisallocaties van elk 50 miljoen BEF ingeschreven voor projecten van de Regie der Gebouwen in de grootsteden: • Ba 4120-24 ‘Overdracht naar de Regie der Gebouwen met het oog op onderhoudswerken aan gebouwen in het raam van de programma’s tot herwaardering van de crisiswijken’; • Ba 4120-24 ‘Overdracht naar de Regie der Gebouwen met het oog op bouwwerken in het raam van de programma’s tot herwaardering van de crisiswijken’; • Zes projecten werden gerealiseerd: 4 onderhoudswerken van gebouwen (Luik, Stad Brussel, Anderlecht, Molenbeek) en 2 investeringswerken (Antwerpen en Anderlecht); • Wegens weinig animo van de Regie en van de toenmalige voogdijminister, werden beide begrotingsposten na één jaar alweer geschrapt. 3. Interministeriële Conferentie van 5 juli 2005 Het federaal plan inzake huisvesting opgemaakt in het kader van de Interministeriële Conferentie van 5 juli 2005 stelde als doel ‘in de grote steden de reconversie te overwegen voor huisvesting van sommige onbenutte panden van de Staat die zich er toe lenen’. Twee concrete acties werden naar voren geschoven. Enerzijds is er de opmaak van een inventaris van de gebouwen die door de Regie der Gebouwen worden beheerd, ongebruikt zijn en zich lenen voor een herbestemming tot huisvesting. Anderzijds dienen de concrete modaliteiten voor de renovatie en het beheer van deze gebouwen verder onderzocht te worden. Dit heeft evenwel niet tot concrete maatregelen geleid.
HFDST 8
1
Toename van het aantal woningen door reconversie van onbezette panden van de Staat in grote steden
02 | Impact op de steden De openbare gebouwen van de Regie hebben meestal een zeer strategische ligging in de stad en zijn ook monumentaal van omvang. De impact van hun reconversie in de stad is dan ook zeker niet te verwaarlozen.
03| Referenties Interministeriële conferentie van 5 juli 2005: Plan van de Federale overheid inzake huisvesting.
04 | Contact / info • Regie der Gebouwen 02/541.65.11 02/541.71.94 Woordvoerder Johan Vanderborght 02/541.65.05 02/541.70.70
[email protected] Dienst Patrimoniumbeheer Ir. Georges Biart - afdelingshoofd, adviseur generaal 02/541.69.50 02/541.69.51
[email protected] Philippe Leloux 0477/66.91.25
[email protected] • Dienst Grootstedenbeleid Etienne Christiaens
[email protected]
05 | Opmerkingen Door de aanpassing van de organieke wet in 1999 is het mogelijk om aan de gebouwen van de Regie een huisvestingsbestemming te geven. Daarnaast kan de Regie ook eigendommen verkopen voor huisvestingsdoeleinden (cfr. de kazernes). Ingevolge onze vraag (6 oktober en 13 november 2009) werd een lijst overgemaakt met het aandeel aan m2 en aan gebouwen die terug te vinden zijn in de 17 Belgische Steden en gemeenten die het Grootstedenbeleid betoelaagt.
HFDST 8
2
Toename van het aantal woningen door reconversie van onbezette panden van de Staat in grote steden
Staatseigendom Bruto vloeroppervlakte (m2) 27.433
Gehuurd Aantal complexen
Totaal Bruto vloeroppervlakte (m2)
Aantal complexen
Bruto vloeroppervlakte (m2)
6
27.433
Gemeente (NL)
Commune (FR)
Aantal complexen
ANDERLECHT
ANDERLECHT
6
ANTWERPEN
ANVERS
45
170.237
28
243.431
73
413.668
BERGEN
MONS
24
107.386
13
68.660
37
176.046
BRUSSEL
BRUXELLES
44
1.086.492
56
995.637
100
2.082.129
CHARLEROI
CHARLEROI
13
68.685
9
63.830
22
132.515
GENT
GAND
27
146.774
11
130.609
38
277.383
LA LOUVIERE
LA LOUVIERE
2
2.990
2
8.464
4
11.454
LUIK
LIEGE
24
162.611
28
101.738
52
264.349
MECHELEN
MALINES
7
31.364
7
28.871
14
60.235
OOSTENDE
OSTENDE
8
49.526
1
180
9
49.706
SCHAARBEEK
SCHAERBEEK
4
6.262
5
182.423
9
188.685
SERAING
SERAING
3
5.774
1
2.764
4
8.538
3
184.728
4
198.552
2
4.304
5
102.288
SINT-GILLIS
SAINT-GILLES
1
13.824
SINT-JANS-MOLENBEEK
MOLENBEEK-SAINT-JEAN
2
4.304
SINT-JOOST-TEN-NODE
SAINT-JOSSE-TEN-NOOD
1
6.430
SINT-NIKLAAS
SAINT-NICOLAS
1
5.899
1
8.165
2
14.064
VORST
FOREST
4
28.742
2
35.540
6
64.282
4
95.858
In verband met de vraag dat: ‘de Regie der Gebouwen zich ertoe verbonden heeft een inventaris op te maken van de goederen van de Staat die vrij zijn en zal nagaan in welke mate de nog deels door ‘rechthebbenden’ ingenomen gebouwen bij wijze van gunst ter beschikking kunnen worden gesteld’ wordt meegedeeld dat aan de hand van de Patrimoniumdatabank steeds een inventaris kan opgemaakt worden van de gebouwen of bouwdelen die niet bezet zijn. Deze niet-bezetting kan verschillende oorzaken hebben: • Tijdelijke niet-bezetting in afwachting van de huisvesting door een andere overheidsdienst; • Tijdelijke niet-bezetting om reden van renovatie; • Niet-bezetting in afwachting van verkoop. Leegstaande gebouwen, vooral logementen, kunnen in sommige gevallen met een contract ten precaire titel verhuurd worden aan openbare instanties of privaatpersonen. In andere gevallen worden logementen ter beschikking gesteld voor een proefproject voor Uitgeprocedeerde asielzoekers. Teneinde leegstaande gebouwen te vrijwaren werd thans eveneens een project opgestart waarbij firma’s voor Vastgoedbescherming privaatpersonen tijdelijk kunnen huisvesten in leegstaande gebouwen. De vermelding ‘bij wijze van gunst’ is, gelet op de contractuele verbintenis en de korte duur van deze contracten, dus niet geheel correct.’ Verduidelijking is nog nodig omtrent welke vorm van leegstand en welke rechthebbenden men op het oog heeft.
HFDST 8
3
Toename van het aantal woningen door reconversie van onbezette panden van de Staat in grote steden
HFDST 8
4
VOORSTEL
SOORT
Erkenning van het groepswonen, ook ‘solidair wonen’ genoemd, voor mensen in een kwetsbare sociale toestand Wetswijziging/reglementering/ subsidies voor pilootprojecten
01 | Omschrijving De Interministeriële Conferentie (IMC) van 5 juli 2005 heeft een begeleidingscomité opgericht dat belast werd met het onderzoek naar de mogelijkheid om het groepswonen omwille van bestaansonzekerheid een erkenning te geven. Concreet was dit onderzoek gespreid over de drie gewesten, en bestond het uit vijf luiken: a) het solidair wonen en zijn doelgroepen definiëren; b) de elementen waar het solidair wonen uit bestaat, definiëren; c) nagaan wat de financiële gevolgen van het groepswonen zijn voor de sociale zekerheid; d) een studie maken van de bestaande juridische voorzieningen op het vlak van statuut en van de in te voeren maatregelen voor solidair wonen; e) aanbevelingen formuleren voor de erkenningscriteria voor het solidair wonen. De studie kan als volgt worden samengevat: 1. Het huisvestingsprobleem is een grote maatschappelijke uitdaging, een bron voor kwetsbaarheid of zelfs vergroting van armoede, die moet worden aangepakt met een hele rist maatregelen (versterken van de mogelijkheden voor sociale huisvesting, SVK’s, ... ); 2. Doordat middelen en lasten worden gedeeld, biedt het groepswonen een gedeeltelijk antwoord op dit probleem; helaas wordt de financiële doeltreffendheid ervan teniet gedaan doordat iemand die een vervangingsinkomen trekt zijn inkomen ziet dalen wanneer hij het statuut van samenwonende krijgt; 3. Als innoverende ervaring op het vlak van maatschappelijke kwetsbaarheid is het solidair wonen (institutioneel of privé-initiatief) een derde weg die zichzelf in het verleden al heeft bewezen en vandaag wettelijke erkenning vraagt om gemakkelijker toegankelijk te zijn en zich meer te veralgemenen; 4. Het solidair wonen biedt een maatschappelijke begeleiding / omkadering / opvolging in de tijd aan kwetsbare personen die alleen niet over voldoende middelen beschikken om het leven aan te kunnen; in die zin draagt het groepswonen bij tot voorkoming van elke vorm van terugval; 5. Het groepswonen heeft nood aan een juridische omkadering, niet om een derde statuut in het leven te roepen, maar wel om dit woonmodel structureel te beschermen, door de creatie van een label ‘groepswonen’; 6. Concreet moeten twee soorten / modellen van groepswonen worden geïmplementeerd, die elk voldoen aan verschillende normen voor juridische erkenning. Het eerste model moet soepel zijn en administratief gesproken gemakkelijk toegankelijk, het gaat hier om het informele groepswonen, bedoeld voor individuele initiatieven (zoals een gezin dat een kwetsbaar familielid in huis neemt). De erkenning zal gelden voor een periode van 3 jaar en na die periode verlengbaar zijn. Het tweede model, het formele groepswonen, is strikter en bedoeld om het werk van institutionele actoren met personen in een zwaardere kwetsbare positie te vergemakkelijken. Die erkenning zal gelden zo lang de begeleiding van die personen voorzien is; 7. Het groepswoonproject, de duur ervan en de naleving van de erkenningscriteria zullen worden geëvalueerd door een op te richten federale of gewestelijke dienst;
HFDST 8
5
Solidair wonen
8. Zoals voorgesteld in het Algemeen Verslag over de Armoede en door de OESO, wordt het inkomen (60% van de nationale inkomensmediaan) beschouwd als een criterium om de kwetsbaarheid te bepalen, naast andere factoren die de kwetsbaarheid nog erger maken, zoals een handicap van lichamelijke, psychische of mentale aard; 9. Op basis van de schattingen van de geraadpleegde deskundigen en bestaande statistieken over vier soorten statuten (werklozen, IGO-gerechtigden, gehandicapten, leefloontrekkers) zouden 19.000 tot 23.000 mensen voor een periode van 5 jaar genieten van het tarief alleenstaande in solidair wonen wat overeenkomt met een geraamde jaarlijkse kost van om en bij de 80.000.000 €. De steun kan ook in de eerste plaats worden geconcentreerd op de meest kwetsbare vervangingsinkomens (IGO en leefloon); 10. Pilootprojecten voor een beperkte duur van drie jaar zullen worden uitgevoerd, omkaderd, geëvalueerd door deskundigen van buitenaf en regelmatig bijgestuurd; 11. Er moet snel worden gehandeld want alle bevraagde deskundigen en doelgroepen ( jongeren met een leefloon, ouderen, enz.) wijzen erop dat de tijd dringt.
02 | Impact op de steden Uitsluiting en kwetsbaarheid zijn niet noodzakelijk stedelijke verschijnselen, maar toch is iedereen het erover eens dat de erkenning van het territoriaal aspect van armoede een belangrijke dimensie van het probleem vormt. De meeste van de voorbeelden bevinden zich trouwens in de grote steden.
03 | Referenties • Interministeriële Conferentie van 5 juli 2005. • Solidair wonen. Studie over de mogelijkheden voor de erkenning van het groepswonen voor mensen in een kwetsbare sociale toestand, uitgevoerd door Habitat et Participation, SUM Research en de Facultés Universitaires St. Louis, voor rekening van de POD Maatschappelijke integratie. Een uitstekende samenvatting van 16 bladzijden verscheen in het tijdschrift Les Echos du Logement de la Région Wallonne van mei 2007 (nr. 5) onder de titel ‘L’habitat groupé pour personnes en précarité sociale: et si on arrêtait de pénaliser la solidarité?’. Het artikel is van de hand van Nicolas Bernard, Daniel Mignolet, Pascale Thys en Martine van Ruymbeke.
04 | Contact / info • POD Maatschappelijke Integratie Dienst GSB Etienne Christiaens
[email protected] Juridische dienst Brigitte Dewulf
[email protected] Ontwerpers Nicolas Bernard Daniel Mignolet Brecht Van Kerckhove
HFDST 8
6
[email protected] [email protected] en
[email protected]
Solidair wonen
05 | Opmerkingen 1. Rol van de OCMW’s Om onder de federale bevoegdheid te vallen, is het essentieel dat de OCMW’s betrokken worden, zodat ze stevige samenwerkingsverbanden (via overeenkomst) met de verenigingen op het terrein kunnen vestigen. Die verenigingen zijn vaak initiatiefnemer voor dit soort van groepswonen, vooral in het Waalse en Brusselse Gewest. Via het sociaal onderzoek zijn de OCMW’s immers de toegangsdeur voor de definiëring van het statuut van ‘samenwonende’ of ‘alleenstaande’. Men zou het statuut van zelfstandige (alleenstaande) persoon kunnen erkennen in een erkende structuur van solidair wonen (zie punt 4), of anders gezegd, zou het hier gaan om ‘alleenstaande personen die nood hebben aan een omkaderde autonomie’. Erkend groepswonen of groepswonen met een label zou beantwoorden aan die behoefte aan structuur. 2. Het idee van pilootprojecten De auteurs van de studie geven de voorkeur aan de piste van pilootprojecten gedurende 3 jaar en ze stellen een fasering voor in 15 etappes (zie p. 124 en 125). Men kan zich de vraag stellen waarom ze die piste verkiezen boven een snelle implementatie? Wij menen immers dat de formule zichzelf al heeft bewezen en dat een bredere actie mogelijk moet zijn. De keuze voor die piste lijkt ons niet erg onderbouwd. Het is waar dat men bijvoorbeeld zou kunnen starten met het uitreiken van een label aan 10 groepswoonprojecten. Maar op welke manier? De auteurs stellen een oproep tot kandidaatstelling voor. 3. De financiële impact beperkt tot het leefloon Als we het overzicht van de financiële impact van bladzijde 107 bekijken, stellen we vast dat die zich voor leefloontrekkers beperkt tot ongeveer € 300.000 op maandbasis (in verhouding tot € 6 of 7.000.000). Op jaarbasis zou dat € 3.600.000 betekenen. Men zou dus kunnen starten met de financiële tussenkomst te beperken voor ‘onze’ doelgroepen en bijgevolg prioriteit verlenen aan leefloontrekkers. Voorlopig zou men IGO-gerechtigden, gehandicapten en werklozen uitsluiten van de gelijkschakeling ... Dat zou een eerste stap zijn. Volgens de deskundigen zou het hier om ongeveer 10.000 personen gaan. 4. Een label uitreiken Het werken met een label wordt ook vaak ter sprake gebracht door de auteurs van de studie en dat rekening houdend met twee modellen: het meer institutionele model (verenigingen, OCMW’s) of het meer informele model (bijv. een vader of moeder die bijvoorbeeld de oudste zoon in huis neemt om hem te helpen zich opnieuw te integreren in de maatschappij na een verblijf in een psychiatrische instelling). Dit label houdt rekening met factoren zoals (blz. 117) structuur, inrichting van het verblijf, statuut van de bewoners, de controle, de solidariteit, de maatschappelijke begeleiding, de doelgroep, de duur van het verblijf en het levensproject/de overeenkomst. De auteurs stellen voor dat het label zou worden toegekend door een federaal Agentschap, maar sluiten niet uit dat die opdracht zou worden toegekend aan de gewesten. Ze dringen erop aan dat dit agentschap ook moet bestaan uit ervaringsdeskundigen en deskundigen van de administratie.
HFDST 8
7
Solidair wonen
HFDST 8
8
VOORSTEL
SOORT
Registratie huurcontract - observatorium voor het verhuurd residentieel vastgoed Wetswijziging/Reglementering/Observatorium
01 | Omschrijving Het plan van de federale regering betreffende de huisvesting, dat werd goedgekeurd tijdens de Interministeriële Conferentie van 5 juli 2005, voorzag onder de doelstelling 1.2 ‘De verhoudingen tussen de huurders en de eigenaars in evenwicht brengen’ om ‘de registratie van het huurcontract kosteloos te maken’ (1.2.2). Hiervoor waren drie acties voorzien: 1. Overleg tussen de Task Force Huisvesting (TFH) en de gewesten over de kosteloosheid van de registratie; 2. Onderzoek door diezelfde TFH naar de mogelijkheid om het huurcontract via internet te registreren; 3. De TFH zal ook de mogelijkheden evalueren om de huurdersbonden toe te laten om een huurcontract te registreren in de plaats van de huurder. De programmawet van 27 december 2006 (Belgisch Staatsblad 28/12/2006) bevatte diverse fiscale bepalingen. Zo werden de eigenaars van verhuurde woningen verplicht om hun huurcontracten uiterlijk op 30 juni 2007 te registreren, bij niet-tijdige registratie worden fiscale en burgerrechtelijke sancties opgelegd. Die registratie, verplicht ten laste van de eigenaar, is nu gratis. Tot nog toe kostte een registratie 35 €, d.w.z. 25 € rechten en twee keer 5 € voor een fiscale zegel. Maar ondanks die lage kostprijs werden heel wat contracten niet geregistreerd omdat tal van huurders nalieten om die formaliteit te vervullen, die nochtans over het algemeen contractueel te hunnen laste werd gelegd. Nu is die formaliteit gratis voor huurcontracten van woningen en moet de registratie gebeuren binnen de twee maanden na ondertekening van het huurcontract. Indien de registratie niet of laattijdig gebeurt, is de verhuurder niet alleen een geldboete van 25 € verschuldigd, maar burgerrechtelijk heeft de huurder het recht om het contract eenzijdig te beëindigen, zonder opzegtermijn of vergoeding, zolang het huurcontract niet werd geregistreerd (zou dit werkelijk een ‘straf’ zijn indien de huurmarkt stijgt?). Het bevoegde registratiekantoor voor de registraties van huurcontracten is dat van het gerechtelijk arrondissement waar het verhuurde goed gelegen is. Indien het huurcontract elk ander goed dan een woning betreft, bedraagt het registratierecht 25 €. Uiteraard zal de op die manier aan de eigenaars opgelegde nieuwigheid niet alleen tot gevolg hebben dat de fiscus op de hoogte wordt gebracht (met het oog op een perequatie van de kadastrale inkomens of met een andere bedoeling?), maar krijgt het huurcontract ook een vaste datum. Op die manier is de huurder beschermd, meer bepaald wanneer het onroerend goed wordt verkocht. Merken we ten slotte op dat er (nog) geen verplichting is om een mondeling huurcontract te registreren. Het OSIRIS project (2006-2009), gefinancierd door AGORA (Federaal Wetenschapsbeleid) is een programma voor de valorisatie van de statistische informatie in de gegevensbanken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, via de implementatie van een interface voor uitwisseling met de wetenschappelijke wereld. Doelstelling van het project is meer bepaald een studie van de kadastergegevens, de verspreiding van metadata voor wetenschappelijk onderzoek en de oprichting van een instelling die de aanvragen centraliseert. In het kader van OSIRIS werd de kwestie van de registratie van huurcontracten naar voor gebracht. Op 7 mei 2008 zouden 500.000 huurcontracten geregistreerd zijn.
HFDST 8
9
Registratie huurcontract
02 | Impact op de steden De transparantie van de huurmarkt is des te belangrijker voor de steden omdat daar het aantal huurders en verhuurders statistisch gesproken het grootst is. Zo zijn er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemiddeld 6 huurders per 4 eigenaars.
03 | Contact / info
• POD Maatschappelijke Integratie Dienst GSB Etienne Christiaens
[email protected]
04 | Opmerkingen De haalbaarheid van een vervanging van de gegevens van de volkstelling door die van het kadaster wordt besproken in: J. SURKYN & P. DEBOOSERE, 2005, ‘Databank Woningen - Een vergelijking tussen census en kadaster: Empirisch onderzoek naar de vergelijkbaarheid van administratieve data met de census’, Rapport van de wetenschappelijke adviseurs over de uitbouw van een statistisch systeem ter vervanging van de Algemene Socioeconomische Enquête 2001, Studie in opdracht van de Hoge Raad voor de Statistiek. Website: http://www.vub.ac.be/SOCO/demo/papersonline/woningen_census_kadaster.pdf Alle auteurs zijn het erover eens dat er in België een te grote discrepantie is tussen de fiscaliteit op werk, de fiscaliteit op roerende goederen (aandelen enz.) en de fiscaliteit op onroerend goed. Op dit ogenblik wordt alleen rekening gehouden met een onroerende voorheffing die gebaseerd is op een kadastraal inkomen dat omstreeks 1985 werd vastgesteld. Het is duidelijk dat het kadastraal inkomen niet langer is aangepast aan de huidige vastgoedmarkt (residentieel of niet-residentieel) behalve wanneer dit inkomen werd aangepast na een renovatie of werd bepaald bij nieuwbouw. De waarde van een residentieel vastgoed zou kunnen worden bepaald op basis van de reële huurwaarde min de onderhoudskosten die voor het goed werden gedaan. Die aftrek van onderhoudskosten kan een krachtige hefboom zijn om woningen te renoveren (hypothese te bewijzen). Door de verplichting om huurcontracten te registreren, krijgt men een nauwkeurig beeld van de huurmarkt in België, iets wat op dit ogenblik niet bestaat. Elk gewest probeert zo goed en zo kwaad als het kan om dure observatoria voor huurwoningen op te richten, gebaseerd op enquêtes of advertenties (VLAN e.a.). Op termijn kan een dergelijk observatorium een instrument worden voor een billijke vastgoedfiscaliteit.
HFDST 8
10