01 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 1 januari 2009
‘Laat zien waar je voor staat’ Premier Balkenende wil het OM nog meer in de etalage
Façade van lachende meiden Marc van Nimwegen, lastige PG?
2
HOEK VAN JAN
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 1 januari 2009 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan.
Jochie Ik had het de politie nóg een keer gevraagd. Voor alle zekerheid. Moest het echt? En zijn vriendin dan en hun zoontje? Maar de Hermandad bleef recht. De verdachte moest met het arrestatieteam worden gehaald. Dus knalde er op zomaar een grijze morgen in een portiekflat een deur uit de sponningen. Vader werd afgevoerd, vrouw en kind bleven achter. Daarna mochten wij naar binnen. De gewone politie, de rechter-commissaris, ik. Op de bank zat een vrouw. Ontredderd in haar ochtendjas. Op haar schoot hing een jochie. Jaar of drie denk ik. Speen in de mond. Ruw uit zijn slaap gerukt. We legden uit wat we kwamen doen. Het drong nauwelijks tot de vrouw door. Ze bezwoer alleen dat haar man niets had gedaan. Verder was ze ‘in shock’. Kon ik me wel voorstellen. Het is ook geen manier van wakker worden. Zwijgend begonnen de indringers in haar huis aan hun werk. Wurmden zich door stapels kleding, dozen vol papieren en
keukenkastjes. Af en toe klonk een woord als er iets gevonden was. De woning was netjes. Dat is wel eens anders. Gaandeweg de zoeking ontdooide het jongetje. Steeds vaker hoorden we een lach uit de woonkamer. Of een blije kreet. Het contrast met de zwijgende zoekers was groot. Ik besloot eens in de kamer te gaan kijken. En week als ik ben, kon ik een glimlach niet onderdrukken toen ik hem zag spelen. Met autootjes. Wat een toonbeeld van onschuld. In alle opzichten. Terwijl het hele huis wemelde van politiemensen die net zijn vader hadden opgepakt, speelde het jochie. Met autotjes. Politieautootjes… Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, ParketGeneraal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Jan Peter Balkenende, Manon Hoiting, Anna Italianer, Ellen Prummel, Nicole van der Velden, Henriëtte van Wermeskerken. Foto omslag Gerhard van Roon Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 7.750
Inhoud
OPPORTUUN · 01 / 2009
‘Laat zien waar je voor staat’ Jan Peter Balkenende, pag. 10
Januari 2009 06 Lachende meisjes Lachende meiden achter het raam, dát is wat klanten zagen. Maar gedwongen prostitutie, borstvergrotingen en abortus, mishandeling, verkrachting en uitbuiting - dát is wat officier Warner ten Kate zag. In de rubriek Alles Afwegende blikt hij terug op de mensenhandelzaak “Sneep”.
10 Premier Balkenende Het OM heeft grote bevoegdheden die diep ingrijpen in het leven van mensen. Daarbij past een open communicatie, zegt premier Jan Peter Balkenende. ‘Laat zien wat je toegevoegde waarde voor de samenleving is.’
rubrieken “lokaal’ hoofdofficier Monte van Capelle, de nieuwe directeur bedrijfsvoering Bob de Baedts en PG Henk van Brummen
02 Hoek van Jan ‘Jochie’ 04 KortOM
16 Marc van Nimwegen Híj, lastig en eigenwijs? Nou, als daarmee bedoeld wordt: scherp-op-de-inhoud, is hij akkoord. Maar Marc van Nimwegen pleit juist voor een “intrinsiek flexibel” OM. Interview met de nieuwe PG, die leerde ook te luisteren.
09 Handig met GPS ‘Notities’ 20 WaarOM ‘Financial Intelligence Unit’ 28 Personalia
21 Cameratraining
28 OMgeslagen
Hoe kom ik over bij het publiek en wat is daarvan het effect? Daarom draait het bij de cameratraining die alle officieren van justitie in Zutphen onlangs volgden.
29 Lijn 2 ‘Betreurenswaardig’
Door de “regionalisering” kunnen lokale parketten zich gaan focussen op strafzaken. Eind november deelden projectleiders regionalisering en hoofden bedrijfsvoering hun ervaringen. ‘Je kunt alles in structuren gieten, maar je moet ook de mensen meekrijgen.’
22 Stap vooruit
31 Ut Recht ‘Laat ze toch’
14 Calimero en regionalisering
26 Glazen toga
‘Schenk aandacht aan het Calimerogevoel.’ Dat is een van de reacties op vier stellingen die Opportuun voorlegde aan “regio”-hoofdofficier Albert van der Kerk,
Voorbij is de tijd waarin rechters en officieren niets hoefden uit te leggen. Van de moderne magistraat wordt “mediawijsheid” verwacht.
12 Regionalisering
In het werken met Tegenspraak en het OM-journaal heeft ressortsparket Arnhem een flinke stap vooruit gezet. Ook de samenwerking met de eerste lijn krijgt daarbij vorm.
30 Internationaal
32 AchterOM
3
4
KORTom
Assen combineert jeugdzittingen straf en civiel
GPS Release 3.1 Het nieuwe jaar brengt meteen een nieuwe GPS release. Op 9 januari 2009 wordt release 3.1 geïnstalleerd. DVOM/I CFB coördineert de installatie en zorgt ervoor dat alle betrokken partijen voorbereid en op de hoogte zijn.
Oefensessie in de Asser rechtbank
Sinds 1 januari zijn gecombineerde jeugdzittingen in het arrondissement Assen een feit. Daarmee is het mogelijk om op één jeugdzitting zowel een strafzaak als het verzoek tot een civiele kinderbeschermingsmaatregel met eventueel een uithuisplaatsing te behandelen. Door deze mogelijkheid hoeft een jongere niet langer de ene week voor de behandeling van zijn strafzaak naar de rechtbank te komen en bijvoorbeeld twee weken later zijn verhaal opnieuw te doen bij een andere rechter. De gecombineerde jeugdzittingen maken het mogelijk klantvriendelijker te werken door het leveren van maatwerk. Dat het onderwerp leeft binnen “jeugdland” bleek uit de opkomst op een kick-off bijeenkomst van vrijdag 28 november. Maar liefst 84 geïnteresseerden, medewerkers van Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, politie, advocatuur, Nederlands Instituut Forensische Psychologie en Psychiatrie, OM en rechtbank, meldden zich bij de poort van de rechtbank Assen.
Karin Fuhler, sectorvoorzitter strafrecht, wees op het nut voor de jongere, die via de gecombineerde jeugdzitting nog maar één keer de gang naar de rechtszaal hoeft te maken. Ook de ketenpartners zien de meerwaarde, wist Martin Sagel, teamleider bij de Raad voor de Kinderbescherming. Dat had een enquête naar de relevantie en haalbaarheid van de gecombineerde jeugdzitting uitgewezen. Kinderrechter Jeannete de Bock gaf een toelichting op de mogelijkheden binnen het civiel recht, zoals een uithuisplaatsing of een ondertoezichtstelling. Daarna vertelde kinderrechter Okko Jan Bosker (straf) over het verschil tussen volwassenenrecht en jeugdrecht en werd ingegaan op het pedagogische karakter van het jeugdrecht, waarbij de problematiek van het kind centraal staat. Tijdens de kick-off werd een gecombineerde zitting geoefend: de minderjarige Lisa had samen met haar vriendje een strafbaar feit gepleegd en is thuis niet langer te handhaven. De oefensessie gaf een duidelijk beeld van de mogelijkheden van en de gang van zaken tijdens een gecombineerde zitting.
‘Iedereen heeft hetzelfde doel: het belang van het kind. Maar men gebruikt hiervoor verschillende werkwijzen,’ zegt jeugdofficier Sanne Kromdijk. ‘Daarom is zo’n kick-off bijeenkomst ideaal om nader kennis te maken, ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren. Het is goed om te zien dat er zo veel enthousiaste mensen in Drenthe werkzaam zijn.’ Tekst: Manon Hoiting Foto: Anita Slomp
Na de installatie van de release controleren alle partijen (centraal én lokaal) op zaterdag 10 januari of het systeem goed functioneert. Op maandag 12 januari hebben alle arrondissementsparketten, de CVOM en het FP dan de beschikking over een verbeterde versie van GPS met de volgende uitbreidingen: - het Functioneel Parket kan met GPS gaan werken; - het proces rijbewijzen is onder de loep genomen en verbeterd; - de volgende activiteiten rondom een geleidelijst zijn toegevoegd: het starten en het terugkoppelen van de geleidelijst en het aanmaken van een scheidingsblad; - er kan een verzetszaak in DMS aangemaakt worden wanneer een verdachte verzet aantekent tegen een strafbeschikking. Hierin kan de verzetsbrief opgeborgen worden totdat de zaak vanuit het CJIB binnenkomt; - het wordt mogelijk om ad hoc telefoongesprekken in te voeren in ‘raadplegen zaak’.
OPPORTUUN · 01 / 2009
5
In memoriam
Eva Meillo Elias Canetti schreef dat hij de dood als fenomeen verwierp. Hij wilde de dood niet tegemoet komen. De dood komt naar ons toe en is niet welkom. Bij het overlijden van Eva, door een taxi ongeluk in Thailand, geven wij hem gelijk. Zo’n ontzettend levenslustige vrouw. Op haar installatie, nog maar enkele weken geleden, zaten haar man, haar moeder, tweede vader en schoonouders op de eerste rij. Op sympathieke wijze bevochten ze elkaar de eer om de kleine Cleo van anderhalf kalm te houden. Cleo darde van pappa naar oma’s en opa’s, en dan weer naar haar puzzeltje. Zo nu en dan kreeg ze een wuifje en een knipoog van moeder Eva, die samen met nog een aantal te installeren collega’s achter de officierstafel zat. De toga kon Eva’s zwangere buik nog net verborgen houden. En nu dit. Eva was een vakvrouw. Dat wist ze redelijk te maskeren door publiekelijk het vooral te hebben over bekende Nederlanders, opzichtige accessoires en koopverslaving. Haar werkplekken zijn in kleine kring beroemd en het is verbazend dat die nooit de Opportuun hebben gehaald. In Zwolle, Den Haag en op het FP in Amsterdam streden pluchen fotolijstjes met glitterobjecten om een plaats naast de mand met glossy’s. Het zal bij De Roos en Pen en bij de Amsterdamse politie, waar zij ook gewerkt heeft, niet anders zijn geweest. Het tekent haar sociale talen-
ten en haar vakvrouwschap (Eva kan onmogelijk als vakman worden aangeduid) dat haar overlijden net zo’n schok teweeg bracht bij haar oude advocatenkantoor, de politie, de FIOD/ECD als bij het OM. Nog in mei van dit jaar organiseerde Eva een heel genoeglijke maar ook uiterst informatieve bijeenkomst in de Arena in Amsterdam, waar Lian Manheims en Annelies Röttgering en het FP stevig in debat gingen over het verschoningsrecht. Voor haar zaken legde zij een zelfde soort enthousiasme aan de dag als voor de rest van haar leven. Elke verbalisant werd gebeld, elk relevant arrest omgekeerd en er ontstond een helder, overtuigend en onontkoombaar beeld van de verdachte en de toedracht. Eva hield van details. Ze liet de verdachte op zitting rustig praten over “dat stokje” om juist op tijd, vriendelijk glimlachend, het stuk van overtuiging in kwestie te voorschijn te halen. Een gemene, scharnierende ijzeren ploertendoder van tientallen centimeters lengte. Daar had ze dan wel urenlange gesprekken met politie en Domeinen voor over gehad. Ze kon collega’s ook prima motiveren. De tienprocentscontrole bij de politieparketsecretarissen kreeg gestalte op de Jan Hendrikstraat in Den Haag via het “ bakje van Eva”. Daar werd uitgekeken naar haar komst. Ze wist dat bureau van hoog tot laag aan zich te binden.
Ook bij het Functioneel Parket en in haar relatie met de FIOD/ ECD kwam die binding tot stand. Alle collega’s droegen haar op handen. Met duidelijkheid en die o zo innemende glimlach wist zij alles voor elkaar te krijgen. Maar dat kwam natuurlijk niet zomaar. Zij zelf legde daarvoor de basis. Een basis die gevonden kan worden in haar ijver om andere schakels in het proces van de opsporing en vervolging zo op elkaar af te stemmen dat met graagte aan haar verzoeken werd voldaan. Daarnaast die sociale kant van Eva, altijd in voor overleg en gezelligheid. Binnen het Functioneel Parket in Amsterdam was zij een dagelijkse bron van plezier en inspiratie. Als het op de organisatie van collegiale activiteiten aankwam, nam Eva dat voor haar rekening. En ieder feestje werd een feest met haar in het middelpunt. De vele foto’s geven daar blijk van. Legendarisch waren de door haar georganiseerde lunches op het Functioneel Parket in Amsterdam. Voorzien van zalm, makreel en diverse salades met meerdere soorten brood was het een feest om aan te schuiven, gebruik makend van
de door haar ingebrachte messenset in de kleur roze. In de nazomer van 2008 organiseerde zij met Annemieke Drogt het jaarlijkse uitje van het Amsterdamse Functioneel Parket. Ook dat deed zij in de haar geëigende stijl. Rond het middaguur verstoorde de brandsirene de rust. In BHV gehuld kostuum trok Eva ons weg van onze werkplek. Beneden in de hal aangekomen dansten Eva en Annemieke ter verwelkoming van hun gasten en werden deze op sleeptouw genomen in de verderfelijke Amsterdamse onderwereld van het verleden en het heden. Fantastisch om mee te maken. Nu dan die onbegrijpelijke stilte. Met bijzonder veel moeite maar met dank voor wat Eva in haar leven voor het Nederlandse Openbaar Ministerie heeft betekend is afscheid genomen van Eva. Een bijzondere vrouw met bijzondere talenten. Josien Mooijen, teamleider van Eva op het Haagse Parket (2005-2007) Henk van der Werff, teamleider van Eva op het Functioneel Parket.(2007-2008)
6
ALLES AFWEGENDE
‘Voordat we het in de gaten hadden scheurden de hoofddaders in hun Porsche Cayenne richting Turkije’ Warner ten Kate
Foto: Herman Engbers
OPPORTUUN · 01 / 2009
7
‘Lachende’ meisjes In “Sneep” ontdeed Warner ten Kate vrouwenhandel van zijn façades Lachende meiden achter het raam, dát is wat klanten zagen. Maar gedwongen prostitutie, borstvergrotingen en abortus, mishandeling, verkrachting en uitbuiting - dát is wat officier Warner ten Kate zag. In de zaak “Sneep” vervolgde hij twee Turkse broers die een gewelddadige bende vrouwenhandelaren leidden, met meer dan honderd prostituees in Amsterdam, Utrecht en Alkmaar. ‘We hebben tot de laatste snik aan deze zaak gewerkt.’
Nog voordat Warner ten Kate aan het woord is, dient de Sneep-zaak zich al in volle omvang aan, en wel in de gang van het OM in Zwolle. Volgepakte kasten en dozen bevatten meer dan twaalfhonderd dossiers van de zestien verdachten die in de Sneep-zaak nog voor de rechter moeten komen, het betreft hier de tweede zitting in de Sneep zaak. De zes hoofdverdachten zijn afgelopen zomer berecht in Almelo. ‘Het dossier staat bol van geweld en intimidaties’ zo oordeelde de rechtbank. ‘Het is een verschrikkelijke zaak’, beaamt Ten Kate, officier en landelijk coördinator mensenhandel. ‘Mensenhandel is een van de laagste delicten, het is zó mensonterend. Het punt is dat dit soort criminaliteit zich vanaf de buitenkant niet meteen als gruwelijk laat aanzien. Je moet er de thermometer in steken om te zien hoe hoog de temperatuur oploopt. In Sneep was de patiënt behoorlijk ziek, maar als je de thermometer er niet in steekt, dan weet je dat niet. Wanneer je ‘s avonds over de Wallen loopt zie je immers alleen maar lachende meisjes. Maar die meisjes moeten wel lachen want als ze dat niet doen, zien ze er chagrijnig uit en krijgen ze geen klandizie. Dan krijgen ze op hun donder. Wij zagen dus wel dat het behoorlijk heftig was maar de kunst was om dit zichtbaar te maken niet alleen voor de rechtbank, maar ook voor het bestuur.’
Programmatische aanpak In 1998 kwamen de broers Saban en Hasan vanuit Mannheim naar Amsterdam, waar ze klein begonnen met enkele prostituees achter de ramen op de Wallen. Gebruik makend van grof geweld, intimidatie en afpersing groeide de groep rond de Turkse broers uit tot een crimineel samenwerkingsverband van zo’n vijftig pooiers, bodyguards en andere handlangers. Aangezien de beide broers zich in Duitsland al bezig hielden met criminele activiteiten, was de Nederlandse politie in 1998 door hun Duitse collega’s al gewaarschuwd voor dit duo. Toch is pas in 2006 een grootschalig onderzoek gestart naar de handel en wandel van deze mannen. ‘Er is een aantal keren geprobeerd deze groep aan te pakken’, vertelt Warner ten Kate.’ Helaas is dat toen niet gelukt. Vanwege capaciteitsdruk was er onvoldoende tijd om deze zaak tot de bodem toe uit te zoeken. In 2006 wilde PG Herman Bolhaar vanuit een zaak gaan werken met de programmatische aanpak. Ik heb toen samen met het toenmalige hoofd van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel een presentatie gegeven over deze zaak. Daar zaten een paar vreselijke foto’s bij. We hebben op dat moment besloten de zaak programmatisch te gaan aanpakken door te werken met verschillende (opsporings)instanties
en later ook met het bestuur. Het was de bedoeling ook aan de buitenwereld laten zien dat het binnen de vergunde sector van de prostitutie niet allemaal koek en ei is. Tot dan toe bestond het beeld van een mondige prostituee die, na de opheffing van het bordeelverbod in 2000, haar eigen boontjes wel kon doppen. In de Sneepzaak was dit wel anders. Niks mondigheid maar gewoon bek houden en werken, terwijl er gebruik werd gemaakt van de legale mogelijkheden. Dat was ook een doel van de Sneep zaak: het beeld van mensenhandel in Nederland te laten kantelen ’
Bank-lek In de zomer van 2006 werd de hele criminele groepering die betrokken was bij de Sneep-zaak in kaart gebracht. Er werd getapt, geobserveerd en gekeken welke andere bijzondere opsporingsmethodes gehanteerd konden worden. Ook werden de nodige contacten gelegd met Duitsland, waar de verdachten ook nog een aantal “zaken” hadden lopen. Tevens werd een bezoek gebracht aan Turkije, alwaar een groot deel van het door de criminelen verdiende vermogen (in totaal zo’n 19 miljoen euro) was geïnvesteerd. Het opsporingsteam was hard bezig het nodige bewijsmateriaal tegen de verdachten te verzamelen. Tot er een kink in de kabel kwam: de groep ontdekte dat OM en politie hen op de hie- >
8
ALLES AFWEGENDE
‘Vrouwen die eerst zeer belastende verklaringen aflegden, trokken deze vervolgens weer in’
eisen. De rechtbank was verder niet erg te spreken over de tenlastelegging. ‘Het wekt bevreemding dat het Openbaar Ministerie, mede gelet op het feit dat deze in de publiciteit is gebracht als de grootste mensenhandelzaak ooit, aan de tenlastelegging niet meer zorg heeft besteed’, aldus de rechtbank. ‘Er is best veel kritiek geweest op het OM’, erkent ten Kate. ‘Natuurlijk is er zorg besteed aan de tenlastelegging maar het was een tour de force. We hebben tot de laatste snik aan deze zaak zitten werken. Kritiek is niet erg, daar moet je tegen kunnen. Het ging in deze zaak echter niet om vaststaande gegevens, zoals bijvoorbeeld duizend kilo cocaïne, maar om mensen. Tijdens de zitting gingen de getuigenverhoren gewoon door. Veel vrouwen die eerst zeer belastende verklaringen aflegden, hebben deze vervolgens weer ingetrokken. Vervelend, maar wel voorstelbaar: je bent twintig, prostituee en je hebt al een beladen verleden. Als je er dan mee wilt stoppen, bedreigen deze mannen je familie, ze blazen een voordeur op in Polen. Wat voor keus heb je dan? Het was een hels karwei voor de politie en het OM, maar ook voor de rechtbank om hier aan de hand van wetmatigheden mee om te gaan want je verhoort een mens. Gedwongen abortussen, verkrachtingen, met honkbalknuppels slaan, de rechtbank heeft het allemaal bewezen verklaard.’
Huiskamer > len zaten. Ten Kate: ‘De zaak klapte veel te vroeg. Er was een lek in Duitsland bij de bank. We deden ook een financieel opsporingstraject en bij de bank in Mannheim waren per brief gegevens opgevraagd. Een bankmedewerker heeft deze brief aan een familielid van de hoofddaders laten zien. Toen volgden de ontwikkelingen elkaar in een razendsnel tempo op. Voordat we het in de gaten hadden zaten de vier hoofddaders al in hun Porsche Cayenne op weg naar Turkije. Dat moesten we niet hebben, want vanuit Turkije kunnen deze mannen niet aan Nederland worden uitgeleverd. Ze moesten worden aangehouden. Vervolgens hebben we allerlei observatieen arrestatieteams in het hele land weggetrokken om hiermee aan de slag te gaan. We hadden deze teams hard nodig want behalve de vier in de Porsche, moesten er ook mensen in het hele land worden aan-
gehouden en we wisten dat de groep vuurwapengevaarlijk was. Uiteindelijk heeft een Nederlands arrestatieteam de Porsche met de vier verdachten vlak voor Keulen klemgereden.’
Tour de force De vrouwenhandel in de Sneepzaak had zich wijd vertakt. Er werden in totaal zo’n vijftig verdachten aangehouden. In juni 2008 kwamen de eerste zes hoofdverdachten in de Sneep zaak op de zitting in Almelo. Een spektakel met Nederlandse topadvocaten, grote belangstelling van de zijde van de media en zware beveiliging. De vrouwenhandelaren zijn veroordeeld, maar de hoogte van de straffen viel tegen: hoofdverdachte Saban kreeg een celstraf van zevenenhalf jaar opgelegd, zijn broer Hasan tweeënhalf jaar, terwijl beide broers twaalf respectievelijk zeven jaar gevangenisstraf tegen zich hadden horen
‘Gelet op de motivering die de rechtbank heeft gebruikt in het vonnis hadden we veel hogere straffen verwacht. Maar goed, beide partijen zijn in hoger beroep gegaan en we gaan kijken wat het Hof in Arnhem van deze zaak vindt. Het was een heftige zaak met veel emoties, het team kraakte in zijn voegen, maar we hebben er veel van geleerd.’ ‘Ik vond alle aandacht van de media overigens uitstekend, want daarmee werd het probleem van mensenhandel levensgroot op de kaart gezet. Het werd tot in de Nederlandse huiskamer duidelijk welke vreselijke gebeurtenissen zich hadden afgespeeld en dat was ook een van de doelstellingen van de Sneep-zaak: aan de buitenwereld laten zien hoe mensenhandel in elkaar steekt. Dat doel hebben we wel bereikt.’ Tekst: Anna Italianer
OPPORTUUN · 01 / 2009
9
Deze maand: “Notities”
Handig met GPS Bij de meeste OM’ers is het intussen wel bekend: met de komst van GPS zien we steeds minder dossiers op de bureaus liggen. Dat geeft lucht. Maar met de dossiers verdwijnen ook hun kaften uit zicht. En daarop staat vaak belangrijke informatie. Hoe kun je die nu in digitale dossiers verwerken?
Digitale notities
Gespreksnotities
Geen nood, GPS heeft hiervoor met release 3.1 – beschikbaar vanaf 12 januari - een handige oplossing. Digitaal, natuurlijk. Vanuit elk scherm waarin de GPSgebruiker een zaak voor zich heeft, is een notitie toe te voegen door middel van het gele telefoontje bovenin de menubalk. Klik hierop en er verschijnt een notitiescherm.
De notities zijn ook te gebruiken voor het vastleggen van officiële gespreksverslagen. Daarom is er de mogelijkheid om functionarissen en overige betrokkenen bij de notitie vast te leggen.
Mogelijkheden Je kunt in het notitiescherm verschillende gegevens kwijt. Ten eerste het moment waarop je de notitie maakt. Ten tweede natuurlijk de notitie zelf. Ook kun je aangeven wie de notitie mag zien: - OM: alleen medewerkers van het OM; - ZM: alleen medewerkers van de Rechtspraak; - OM en ZM: alleen medewerkers van het OM en de Rechtspraak; - OM, ZM en derden: deze mogelijkheid is alvast gecreëerd voor de toekomst, wanneer bijvoorbeeld ook advocaten GPS kunnen raadplegen.
De notities zijn altijd weer terug te vinden via ‘Raadplegen zaak’ onder het tabblad ‘Gesprekken’:
Het is dus altijd een goed idee om dit tabblad te bekijken als je met een zaak bezig bent - wie weet heeft een collega hier belangrijke informatie achtergelaten! Vragen over GPS? Stel ze via: OMtranet > GPS > Vragen aan GPS
10
PREMIER BALKENENDE
In dienst van de samenleving Enige tijd geleden bezocht ik een lotgenotenbijeenkomst van families die een dierbare hebben verloren door een ernstig geweldsmisdrijf. Hun verhalen zijn schrijnend en hun verlies enorm. Maar wat mij vooral raakte, is dat zoveel nabestaanden zich in de steek gelaten voelen. Bij velen van hen overheerst het bittere gevoel dat daders meer hulp en aandacht krijgen dan zij en dat er in de rechtsgang te weinig rekening wordt gehouden met hun gevoelens. Toegepaste rechtvaardigheid en de beleving van rechtvaardigheid zijn dus blijkbaar heel verschillende zaken. Natuurlijk is de straf in de perceptie van nabestaanden meestal te laag. Maar het zit ook in andere dingen. Zo herinner ik me een verhaal van een dader die op vrije voeten kwam zonder dat de ouders van een vermoord kind daarvan op de hoogte waren. Dat was voor deze mensen onverteerbaar. Ik kon dat heel goed begrijpen. Het werk van het OM draait om zaken die mensen raken in hun diepste emoties. Dat maakt de taak van al die OM’ers die dagelijks in de frontlinie van veiligheid en rechtshandhaving hun werk moeten doen ook zo moeilijk. Ik heb groot respect voor de manier waarop ze die klus klaren en ik
‘Gezag en autoriteit moeten elke dag weer opnieuw worden verdiend en waargemaakt. Werken in de frontlinie schept grote verplichtingen’ waardeer hun enorme inzet. Er wordt op de parketten veel en goed werk verricht. Maar ‘gewoon’ goed is soms niet goed genoeg. In de grote en ernstige zaken moet alles uit de kast worden gehaald om procedures foutloos te laten verlopen. Het zal je kind maar zijn dat door een wegpiraat wordt doodgereden of dat na een avondje stappen niet meer thuiskomt. Dat vraagt van het OM uiterste zorgvuldigheid; niet alleen in de juridische procedures, maar ook in de omgang met mensen. Sommige omissies zijn in hun maatschappelijke
consequenties nu eenmaal onaanvaardbaar. Met alle drukte in de OM-agenda: daar moet toch de prioriteit liggen! Het is waar: de samenleving is kritisch en kijkt in toenemende mate mee over de schouder van de officier van justitie. Missers worden breed uitgemeten en applaus is zeldzaam, terwijl daar vaak genoeg aanleiding voor is. Tegelijkertijd is het ook waar dat gezag en autoriteit elke dag weer opnieuw moeten worden verdiend en waargemaakt. Werken in de frontlinie schept nu eenmaal grote verplichtingen. ‘In dienst van de samenleving’ was de titel van het eerste OM-congres dat onlangs gehouden werd. Dat is een treffende omschrijving van de rol van het OM, maar ook een opdracht om adequaat in te spelen op actuele maatschappelijke gebeurtenissen. Denk bijvoorbeeld aan geweld tegen buschauffeurs, politiemensen en ambulancemedewerkers. Of denk aan het gedrag van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. In dat soort gevallen verwachten samenleving en politiek dat het OM een zaak snel voor de rechter brengt. Het was een goed signaal dat prominente
OPPORTUUN · 01 / 2009
11
OM’ers actief deelnamen aan het gesprek dat het kabinet hierover met een aantal gemeenten organiseerde. Zo moet het. Het OM heeft grote bevoegdheden die diep ingrijpen in het leven van mensen. De burger moet het vertrouwen hebben dat daar goed en zorgvuldig mee wordt omgegaan. Daarom vraagt werken in dienst van de samenleving ook om open communicatie. Wat mij betreft mag het OM zichzelf nog meer in de etalage zetten. Laat zien waar je voor staat! Laat zien wat je toegevoegde waarde voor de samenleving is! Maar ook als het misgaat is transparantie geboden, bij wijze van verantwoording en als een manier om lessen te trekken uit gemaakte fouten. Daar heeft de samenleving recht op. Ik zie die transparantie gelukkig steeds meer vorm en inhoud krijgen. Het is mijn overtuiging dat dit niet alleen bijdraagt aan de kracht en kwaliteit van het OM zelf, maar ook aan het begrip en draagvlak voor een organisatie die opereert in een turbulente omgeving. Werken in de frontlinie van veiligheid en rechtshandhaving: de verantwoordelijkheid die dat met zich brengt, is groot. Maar wat is er mooier dan elke dag weer een
Foto: RVD / Eric Maas
bijdrage te mogen leveren aan versterking en onderhoud van onze rechtsstaat? In dat mooie en verantwoordelijke werk wens ik het OM alle succes toe! Mr.dr. Jan Peter Balkenende Minister-president
12
LOKAAL EN REGIONAAL
Regionalisering ‘Zorg voor de zachte kant, zorg voor de mensen’ Regionalisering geeft kansen en zorgen. Kansen: lokale parketten kunnen zich nu gaan focussen op strafzaken. Zorgen: gedoe komt er toch van. Eind november deelden projectleiders regionalisering en hoofden bedrijfsvoering hun ervaringen over de komst van regio- en lokale parketten. ‘Je kunt alles in structuren gieten, maar je moet ook de mensen meekrijgen.’
Het is woensdagochtend 26 november. Voor de tweede keer komen de projectleiders Regionalisering, waaronder ook een aantal hoofden bedrijfsvoering, bijeen om de voortgang van de samenwerking tussen de regio- en lokale parketten te bespreken. Op 1 januari 2009 gaat immers de tweede fase van het project Regionalisering in. Dat betekent dat de daadwerkelijke invoering van de hoofdlijnen rond moet zijn. En de tijd dringt, weet iedereen.
Directeur bedrijfsvoering Na 1 januari zullen op de regio-parketten directeuren bedrijfsvoering de verdere regionalisering doorvoeren. De directeursfunctie is nieuw binnen het OM en een tiental hoofden bedrijfsvoering heeft daarop gesolliciteerd. Lang niet iedereen komt door de sollicitatieprocedure heen en juist op deze ochtend ontvangen een aantal hoofden de uitslag. Dat zet de toon
van de vergadering. Wie is er door en wie niet? De spanningen en onzekerheden die de regionalisering met zich meebrengt zijn niet vaak uitgesproken. Maar vandaag is er geen ontkomen aan. Wat gebeurt er met hoofden bedrijfsvoering die niet door de procedure zijn gekomen, vraagt men zich nu af. Heb je als nieuwe directeur invloed op je standplaats? Hoe verloopt de procedure voor ad-interims? Hoe overbruggen we de tussentijd? Hoe gaan we om met kennisverlies? En, niet onbelangrijk, wie is waar formeel verantwoordelijk voor? Maandelijks delen de projectleiders in themabijeenkomsten hun kennis over de regionalisering. Elke regio is zelf verantwoordelijk voor de invoering daarvan. Lou Quax, hoofd bedrijfsvoering Roermond, heeft voor deze bijeenkomst een boekje meegenomen, “Gedoe komt er toch van”, dat ook zijn parketleiding cadeau heeft gekregen. Het is herkenbaar
voor het proces wat zich binnen het OM voltrekt, vindt hij. Iemand anders merkt op dat het OM een uitermate duidelijke en overzichtelijke gezagsstructuur kent en daardoor makkelijk structuren kan veranderen. ‘Maar het zijn wel mensen die het moeten doen. De cultuuraspecten zijn ook belangrijk,’ reageert Jan van Dorp, projectleider Regionalisering van Rotterdam/ Dordrecht.
Autonomie Eén regioparket heeft een ad-interim directeur bedrijfsvoering aangetrokken zonder daarbij het lokale parket te betrekken. ‘Mijn positie als projectleider is daardoor onduidelijk geworden’, schetst iemand de situatie. Een andere projectleider verwoordt het samenwerken met een lokaal parket met ‘een dikke achterstand oplopen.’
OPPORTUUN · 01 / 2009
13
Illustratie: Linda van Bruggen
‘Maar,’ werpt een ander tegen, ‘door de bedrijfsvoering op regionaal niveau te beleggen kunnen lokale parketten zich meer focussen op het goed afdoen van strafzaken en zich meer richten op lokale initiatieven, zoals de veiligheidshuizen en het contact met de ketenpartners.’ ‘Lokale parketten zijn bang overgenomen te worden. Het is de angst voor het verlies van autonomie’, geeft iemand het gevoel weer.
Zeebra Tijdens de vergadering geeft projectleider Hanneke Theloesen een presentatie van de regionalisering Breda en Middelburg. De samenwerking is daar verder gevorderd dan in andere regio’s. ‘Zorg voor de zachte kant, zorg voor de mensen’, steekt Hanneke de projectleiders een hart onder de riem. ‘Je kunt alles in structuren gieten, maar je moet
ook de mensen meekrijgen. En’, geeft ze de toehoorders mee, ‘een van de eerste voorwaarden van regionalisering is de samenwerking tussen de hoofdofficieren. In Breda en Middelburg opereren ze als eenheid.’ Dat blijkt niet zo vanzelfsprekend en de projectleiders willen dan ook graag weten waarom hoofdofficier Greive van het lokale parket Middelburg zijn autonomie heeft opgegeven. Waarop Hanneke fel reageert: ‘Hij geeft géén stukje autonomie op, maar hij néémt een andere rol!’ Zij adviseert de projectleiders om het gedachtegoed van de regionalisering herkenbaar te maken met een symbool. Zo hebben ze in Zeeland en Breda de Zeebra: het pad waar je samen overheen loopt. Er zijn gezamenlijk Zeebra-teams op sportdagen, gezamenlijke parketuitjes en een estafetteloop waarbij de twee parketten elkaar halverwege (in Rilland) tegenko-
men. Er is heel veel geïnvesteerd in de zachte kant. Strategiedagen, zeepkistbijeenkomsten, gezamenlijke overleggen op werkvloer-, OR- en MT-niveau. Zijn we er dan al? ‘Nee,’ geeft Theloesen zichzelf antwoord. ‘We hebben vasthoudend geïnvesteerd op de zachte kant. Maar mensen willen nu op functioneel niveau geïnformeerd worden. Wat hebben we nu bereikt?’ Tekst: Thea van der Geest
14
CALIMERO
Reacties op stellingen over regionalisering
‘Wel aandacht schenken aan Calimero-gevoel’ Vier heren geven hun visie op de regionalisering die op 1 januari officieel is gestart. “Regio”-hoofdofficier Albert van der Kerk, “lokaal’ hoofdofficier Monte van Capelle, de nieuwe directeur bedrijfsvoering Bob de Baedts en PG Henk van Brummen reageren op stellingen die hen door Opportuun worden voorgelegd. Er zijn geen winnaars of verliezers, alleen samenwerkers, vinden ze unaniem.
1 “Regionalisering is net als goede wijn, zij heeft tijd nodig om te rijpen.” Henk van Brummen reageert direct: ‘Tegenwoordig heb je aardige wijnen die veel jonger worden geschonken.’ Om in dezelfde beeldspraak uit te leggen dat er naar zijn mening geen tijd meer is om te rijpen. ‘Vóór 2008 lag er een schets. Daarin was duidelijk gemaakt hoe het eruit zou gaan zien, maar er bestond geen beeld over de inhoud. Dat is allemaal in 2008 voltooid. Het tempo is sterk vooruit gegaan.’ Waarop Van Capelle het gezelschap voorzichtigheid gebiedt; hoe hoog kan de druk op een organisatie zijn, waar ligt de grens? ‘Het tempo van veranderingen mag dan snel gaan, maar er moet oog blijven voor overvraging. Als je een aanhanger overlaadt dan zakt die ook door zijn asjes.’ Op 1 januari is officieel de start van de regionalisering. ‘De wereld zal daardoor niet veranderen’, reageert Van der Kerk. ‘Men zal nu formeel een regio zijn, maar de
beweging van regiodenken is al lang geleden ingezet. In de uitvoering zal er voor of na Oud en Nieuw niet veel verschil zijn. Hooguit dat je na 1 januari verslagen krijgt van een Regionaal Management Team (RMT) en niet meer van het lokale parket.’ ‘Juist op het niveau van het RMT moeten de zaken goed geregeld zijn,’ vindt de “lokale” hoofdofficier Van Capelle. ‘Er kan geen sprake zijn van hegemonie van het regioparket en ondergeschiktheid van het lokale parket, er kan slechts sprake zijn van goede samenwerking. Er moet een goed bestuur staan. Dat vergt een inslag van wat kan een regio voor ons doen. Het is geen kwestie van brengen, maar van halen!’ ‘Het gaat hierbij ook om de vraag: wat kan ik bijdragen aan de regio?’ brengt Albert van der Kerk ertegenin. Het gaat niet alleen om wat er te halen valt, maar ook om wat ik kan brengen. Als er een lijk gevonden wordt in Apeldoorn komt de TGO-officier uit Zutphen of Arnhem. Het is ook een kwestie van organisch naar een geheel groeien.’
‘Als we eind 2009 kunnen zeggen dat de regio’s staan en werken en de bedrijfvoering en middelen op elkaar zijn afgestemd, dan zijn we geslaagd’, geeft Bob de Baedts als voorzet op de vraag wat de stip aan de horizon zou zijn. ‘Maar we zullen nooit klaar zijn’, verklaart Henk van Brummen. ‘De organisatie zal altijd veranderen. Stilstaan zal het OM nooit meer. De omgeving blijft veranderen. Kijk maar naar de politie, de ZM, GPS... de wereld verandert en het OM moet de flexibiliteit hebben daarop te kunnen inspelen.’ Monte van Capelle herinnert zich de legendarische woorden van Ruud Daverschot, de man van de houtskoolschets: ‘Het wordt nooit meer rustig.’
2 “De lokale hoofdofficier verliest altijd van een regionale hoofdofficier.” ‘Absoluut niet’, zegt Van Capelle. ‘Er zijn geen winnaars of verliezers, alleen samenwerkers. Als je dat niet kunt moet je vertrekken.’
OPPORTUUN · 01 / 2009
15
Van der Kerk: ‘Op dit moment is het belang van het RMT het grootst op het terrein van de bedrijfsvoering.’ Van Capelle: ‘Door de komst van DVOM en de directeuren bedrijfsvoering zijn zaken verder van het lokale parket af komen te staan. De sfeer van, we waren sneller toen we het zelf deden, leeft. Dat niveau van service haal je niet makkelijk met regionalisatie en centralisatie.’ Van der Kerk: ‘Dat is waar, maar er is ook enorme vooruitgang geboekt. Er kunnen nu heel veel dingen wel. Voor kwetsbare functies is nu altijd een regionale achtervang. Piketdiensten en zittingen zijn nu altijd geregeld. Er is nu altijd achtervang geregeld. En kijk ook eens OM-breed: Kijk naar de uitgebreidere services van Bureau Reizen OM, de e-factuur en het register beëdigde tolken/vertalers.’
4 “Op de werkvloer is niemand geïnteresseerd in regionalisering.”
V.l.n.r.: Hoofdofficieren Monte van Capelle en Albert van der Kerk, directeur bedrijfsvoering Bob de Baedts en PG Henk van Brummen. Foto: Gerhard van Roon
Albert van der Kerk beaamt dat. ‘Als we op dit niveau niet kunnen samenwerken moet je een andere baan zoeken.’ Van Capelle: ‘Je deelt de autonomie met de regio. Ik voel het niet alsof ik een stuk onafhankelijkheid kwijt ben.’ Van der Kerk: ‘Ik geloof niet in autonomie. Je bent eindverantwoordelijk en legt verantwoording af. We hebben nooit autonomie gehad; je bent onderdeel van een grote OM organisatie.’ ‘Op bedrijfseconomisch gebied geldt hetzelfde’, constateert De Baedts. ‘De middelen die beschikbaar zijn, zijn niet van een parket, maar van het OM. Met de reorganisatie wordt het OM geld hergeschikt.’ ‘Maar we moeten wel aandacht schenken aan het Calimero-gevoel’, vindt lokale hoofdofficier Van Capelle. ‘Mensen voelen zich soms erg gebonden aan het eigen parket. Daar moeten we onze ogen ook niet voor sluiten’, merkt Van der Kerk op. Van Capelle: ‘Precies, ik ken iemand die al meer dan 40 jaar op dezelfde plek zit en
hetzelfde werk doet, die kan ik onmogelijk naar een noordelijker parket sturen. ‘Maar,’ vult Van der Kerk aan, ‘we werven onze nieuwe medewerkers voor de regio Arnhem/Zutphen. Dan kun je ook afspreken dat je geplaatst wordt in een veiligheidshuis in Apeldoorn, op het regioparket Arnhem of op het lokale parket in Zutphen.’
3 “Het RMT heeft alleen een symbolische waarde, uiteindelijk worden beslissingen toch genomen op lokaal niveau.” ‘Dat hoop ik niet’, zegt de Arnhemse regiohoofdofficier. ‘Je ziet een verschuiving naar het RMT met de aanstelling van de directeuren bedrijfsvoering. In het RMT worden kaders gesteld en zakelijke afspraken gemaakt over mensen en middelen. Monte van Capelle: ‘Maar in het RMT wordt niet alles in beton gegoten. Je moet verschillen in sfeer kunnen behouden. Op het parket in Leeuwarden bijvoorbeeld blijven ze gewoon Fries spreken.’
‘Dat is afhankelijk van het parket’, weet Bob de Baedts uit ervaring. ‘In Den Haag is weinig interesse, maar in Dordrecht weer wel. Dat is afhankelijk van de plaats in de regio en de functie van het parket. In ieder geval moet de bedrijfsvoering in 2009 helder worden. De directeuren zullen een andere rol krijgen dan de hoofden bedrijfvoering. Zij zullen in directe relatie staan met de hoofdofficieren en zitting hebben in het RMT.’ Henk van Brummen: ‘Van uitvoerder naar medebestuurder.’ Van der Kerk: ‘De verantwoordelijkheden moeten helder belegd worden. Als het mis gaat is de regiohoofdofficier verantwoordelijk. Het is belangrijk om te weten wie waar verantwoordelijk voor is.’ Van Brummen: ‘Het mandaatbesluit zal 5 januari worden behandeld in het college.’ De Baets: ‘De regiohoofdofficier is verantwoordelijk en de directeuren zijn gemandateerd, maar ze hebben wel een eigen plek en positie in het RMT. Zij ontlasten de regiohoofdofficier.’ Van der Kerk: Uiteraard zal de directeur volwaardig en gelijkwaardig in het RMT opgenomen worden. Om er lachend aan toe te voegen: ‘Dan kan de hoofdofficier ook heel even achterover leunen.’ Tekst: Thea van der Geest
16
LASTIGE PG?
‘Het OM heeft 16 miljoen bondscoaches: iedereen heeft een mening over ons. Dat is niet lastig, da’s een teken van interesse’
Foto’s: Peter van der Struijs
OPPORTUUN · 01 / 2009
17
‘Onze eigen mensen meester over de professie’ Nieuwe PG Marc van Nimwegen wil “horizontaal “ sturen Híj, lastig en eigenwijs? Nou, als daarmee bedoeld wordt: scherp-op-de-inhoud, is hij akkoord. Maar Marc van Nimwegen pleit juist voor een “intrinsiek flexibel” OM. Interview met de nieuwe PG, die leerde ook te luisteren.
Hij weet het. “Lastig en eigenwijs” is de reputatie van Marc van Nimwegen. Maar de nieuwe PG is eigenwijs genoeg om die lastigheid te ontkennen: ‘Heel eerlijk: dat beeld heb ik van me zelf niet.’ Maar dat is wél het beeld dat aan de muur van zijn eigen werkkamer hangt. Een slinger van kaarten met daarop “Loesje”teksten. Aardigheidje dat hij van de medewerkers van parket Utrecht kreeg, toen hij van plaatsvervangend hoofdofficier, hoofdofficier werd. De teksten verraden dat de Domstedelingen het karakter van Van Nimwegen kenden: “Ik doe gewoon wat mij niet verteld wordt.” “Je moet de waarheid niet verwarren met de mening van de meerderheid.” Nou ja, krabbelt Van Nimwegen wat terug, hij kan zich eigenlijk wel voorstellen dat het met hem lastig werken is, want “ik leg de lat wel hoog”. ‘Tegelijkertijd houd ik wel van humor en ontspannen gesprekken. Niet kleinzielig, niet beschuldigend, we kunnen om dingen lachen - maar de dingen worden wél benoemd. Ik ben recht-
streeks. Ook wat betreft de positieve kant: Ik kan oprecht vrolijk worden als iemand goed presteert. Maar ik kan ook extravert chagrijnig zijn als er ondermaats wordt gepresteerd. Dan ga ik niet mooi weer spelen.’ ‘Mijn motto is: scherp op de inhoud, zorgvuldig op de relatie. Hoe ingewikkeld de inhoud van een conflict ook is, dat moet wel respectvol aan de orde komen. In de zittingzaal hebben we dagelijks met “schuld en onschuld” te maken, maar ik probeer “schuld” en “onschuld” buiten de werkrelatie te houden.’ En dan komt Van Nimwegen nog eens terug op een eerder gestelde vraag wat zijn grootste miskleun is geweest. ‘Als mensen die inhoudelijk met mij hebben gebotst, daaraan ook het gevoel over hebben gehouden dat ik niet fatsoenlijk ben geweest, dan zijn dát mijn grootste miskleunen geweest.’ Eerder had hij zich open getoond op die miskleun-vraag. Na enig gepeins: ‘Ik heb er niet eentje voor ogen waarbij ik denk: dat was de grootste. Maar elke dag maak ik fouten. Ik probeer ervan te leren. Ik heb
op de zitting fouten gemaakt waardoor zaken de mist in zijn gegaan. Ik heb misschien wel veroordelingen eruit gesleept, waarover je achteraf ook anders had kunnen denken. Maar of het nu gaat om de inrichting van de organisatie of over hoe je communiceert: je maakt fouten. Ik probeer er echt van te leren. Ik probeer een houding te hebben dat fouten bij mezelf en anderen op een ontspannen manier bespreekbaar zijn. Ik probeer niet direct defensief te reageren. Dat heb ik me echt moeten aanleren, want van nature reageer ik fel en defensief. Ik heb me zelf moeten aanleren om eerst te luisteren. In de loop der jaren lukt dat steeds beter en ben ik milder geworden – het heeft te maken met volwassen worden, denk ik.’ Van Nimwegen wil best proberen een profiel van zichzelf te schetsen, ontloopt de vraag naar een sterkte/zwakte-analyse niet. Wat gedrevenheid en commitment betreft, week hij niet af van de gemiddelde officier, denkt hij: die waren namelijk erg groot. ‘Ik had een voorliefde voor de meer “alledaagse” vormen van criminaliteit. Ik heb ook fraudezaken gedaan in een tijd >
18
LASTIGE PG?
> dat je als officier op dat gebied al snel specialist was. Da’s anders dan de huidige tijd waarin het fraudespecialisme binnen het Functioneel Parket echt wordt geborgd. Hoe dan ook, na twee jaar was ik landelijk fraudeofficier, maar na een paar jaar miste ik toch de binding met de gewone zaken.’ ‘Als ik me zelf met collega-officieren vergeleek, zag ik dat anderen er veel beter in waren geduldig en vasthoudend langere onderzoeken te draaien. En was ik jaloers op kordate collega’s. Over een requisitoir of een strafeis kon ik lang nadenken, ik kon er lang mee rondlopen. Anderen waren veel kordater.’ ‘In mijn manier van optreden was ik denk ik benaderbaar en bereikbaar. Ik had veel contacten met burgers en slachtoffers, en als een zaak veel impact had, dan vond ik het belangrijk om op informatieavonden in wijken aanwezig te zijn. Dat gold ook voor mijn contact met de politie. Ik was vaak ’s avonds nog op het politiebureau. Niet alleen vanuit een groot verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook omdat ik dat gewoon heel leuk vond. Later kwam ik tot de conclusie dat zo’n directe manier van benaderen niet altijd de manier is waarmee je de professionaliteit van de politie het meest uitdaagt, maar ik heb er vooral goede ervaringen mee.’ ‘Wil je dat ik onbescheiden zeg wat ik gewoon heel goed kan? Ik ben er, als ik dat dan mag zeggen, goed in om met een open blik zicht te hebben op wat de samenleving en de externe omgeving van het OM vraagt. Het vermogen om dat te vertalen in koersontwikkeling. Maar wel vertrekkend vanuit het heden, niet redenerend vanuit 2015. Elke dag zijn er weer verwachtingen. Altijd is er een slag te maken, het wordt nooit meer rustig. De echte uitdaging is dan om een organisatie te bouwen die “intrinsiek flexibel” is. Die kan inspelen op wat de samenleving nodig heeft. Ik bedoel niet dat je een diffuse organisatie moet hebben, maar er moet wel een juist frame worden neergelegd. Het gaat erom: wat kunnen we met het totále OM? Wat merkt de samenleving ervan als het OM anders en professioneler wordt ingericht? Het gaat niet zo zeer om structuren en domeinen van alle OM-onderdelen, en hun taken en specialismen. Uiteindelijk gaat het bij het aanpakken van een probleem om samenhang en om verbinding; binnen het OM, met andere professionals en partners,
en met de samenleving. Voorbeelden? De Veiligheidshuizen in de grote steden waaraan het OM samen met ketenpartners deelneemt. En denk aan het programmatisch werken, waarbij het OM op thema’s zoals mensenhandel of georganiseerde hennepteelt, met anderen leert in “proeftuinen” en bestuurlijke rapportages aan gemeenten verstrekt. Het gaat erom dat het OM-werk wordt ingebracht in een bredere aanpak van problemen, zonder dat je daarbij gaat verpolderen of verantwoordelijkheden uit handen geeft. Het vereist wel dat wij de kunst verstaan van beïnvloeden en beïnvloed worden. Zowel bij de veiligheidshuizen als bij de programmatische aanpak is dat de essentie.’
wijsheid losgelaten. Begin dit voetbalseizoen trad Van Nimwegen vrijwillig terug als leider van het elftal van zijn zoon. Liet de mild geworden Marc na acht jaar leiden eindelijk zijn eigenwijsheid los? Hoe dan ook, hij laat nu de tactiek over aan gediplomeerde coaches. Maar elk weekend gaat hij wel naar de sportvereniging van zijn kinderen. Hij vindt het onbegrijpelijk als ouders niet aan vrijwilligerswerk doen, als ze niet participeren in de vrijetijdsbesteding van hun kinderen. ‘Maar je ziet het bij verenigingen: er wordt een auto voorgereden, een deur gaat open, de kinderen worden afgezet, en wég is de auto weer. Anderen moeten de kinderen maar opvangen. Da’s toch niks?’
Eigenwijs? Misschien verhult hij zijn ware aard, maar wie de nieuwe PG aanhoort, hoort dus juist iemand die zich gemakkelijk aanpast. Wel extravert, maar niet enorm uitgesproken. Zijn favoriete parket of functie? Heeft ie niet. ‘Waar ik werk, dát vind ik na een tijdje altijd het mooiste.’ Zijn OM-held? ‘Heb ik in alle lagen van de organisatie. Als mijn computer het niet doet en mijn i-Mac synchroniseert niet, en een ICT-jongen lost dat binnen tien minuten op terwijl hij een praatje maakt en een grapje maakt, dan is dat mijn held. Je hebt wel een categorie boegbeelden: Harm Brouwer, Arthur Docters van Leeuwen. En destijds ben ik heel gehecht aan het OM geraakt door Toon Kalthof, hoofdofficier Breda.’ En ja, hij is trots op het OM, mag er graag over praten, maar kan zich best voorstellen ook elders met hart en ziel te werken. ‘Als ik iets anders zou kunnen doen, zou ik, met mijn huidige ervaring, graag een bestuursfunctie in de zorg of hulpverlening bekleden. Naarmate ik ouder word, denk ik vaker: door mijn werk heeft nog nooit één kind op de wereld –ja, die van mijzelf– een boterham meer gegeten.’
‘Het OM is net voetbal: we hebben 16 miljoen bondscoaches. Iedereen heeft een mening over ons, bemoeit zich met ons werk. Nee, dat is niet lastig, dat is een teken van veel belangstelling. Men vindt wat wij doen erg interessant. Daarom ga ik ook graag in op uitnodigingen, of het nou om een congres gaat of om een meeting met studenten of bijvoorbeeld om huisartsen te vertellen over de regelgeving bij euthanasie.’ Er is belangstelling – toch wil de PG de band met vooral jongeren aanhalen. ‘Heel veel moeite om jonge mensen binnen te halen hebben we nu nog niet, maar de vergrijzing leidt er toe dat toptalenten steeds vroeger tijdens hun opleiding worden “weggekaapt”. Dus moeten we de communicatie met jonge mensen verbeteren, de belangstelling voor het OM stimuleren. Als we dat niet beter gaan doen, wordt het steeds moeilijker om de beste jonge mensen binnen te halen.’
Jonge Marc had andere ambities. ‘Toen ik acht was wilde ik beroepsvoetballer worden. Bij mijn droomclub Manchester United, waar George Best toen over de linkerflank dartelde. Zelf speelde ik ook linkshalf en linksbuiten.’ Laten linksbuitens in de voetballerij – om over George Best maar te zwijgen – nu nét de reputatie van lastige eigenwijzelingen genieten! De afgelopen jaren heeft Van Nimwegen ook op voetbaltactisch gebied zijn eigen-
Op zijn zestiende - toen profvoetbal onrealistisch bleek en George Best inmiddels meer van alcohol dan van de bal hieldwilde Van Nimwegen aanvankelijk advocaat worden of medicijnen studeren. Pas toen hij het OM en zijn mensen leerde kennen, groeide de liefde voor het OM. ‘Ik zag dat mijn werkelijke drijfveren beter pasten bij het OM, waarin het strafrecht onlosmakelijk is verbonden met maatschappelijk functioneren. Daar vind je de ingewikkelde balans tussen positief stimuleren en dwingend handhaven.’ Het OM moet voor elkaar krijgen dat jongeren wél al op hun zestiende OM’er willen worden. ‘Het lastige is niet dat studenten geen interesse in het OM hebben.
OPPORTUUN · 01 / 2009
19
Het probleem is: hoe houden we die interesse vast, en wat hebben we te bieden? Officier worden is geen beroepskeuze, het ligt niet onmiddellijk binnen hun bereik. Studenten kunnen alleen voor een traject kiezen, aan het eind waarvan ze dan officier zouden kunnen worden. Dat is lastig voor het ontwikkelen van arbeidsmarktcommunicatie, het stelt andere eisen aan het contact leggen en aandacht vasthouden. Meer dan we nu doen, moeten we contact maken met het onderwijs. Op álle niveaus: mbo, hbo en universiteit. We moeten het ook aandurven om te proberen het onderwijs te beïnvloeden, zodat het beter aansluit op de praktijk.We merken nu dat we bij stagiairs nog veel moeten investeren om ze te kunnen laten meewerken. Er zijn parketten die al veel doen. Parket Utrecht bijvoorbeeld. Er gaat daar geen maand voorbij zonder contact met studenten van het law college. Ze houden praktijkdagen, organiseren stages. Het is belangrijk dat parketten goede contacten met rechtenfaculteiten hebben, maar ook met HBO en MBO. De afdeling HRM van het OM moet ervoor zorgen dat die parketcontacten ondersteund worden door een HRM-strategie en een professionele arbeidsmarktcommunicatie.’ Parketten die hun doelstelling niet halen, hebben aan de nieuwe procureur-generaal een lastige. Van Nimwegen is niet vies van verticale sturing. Neem de sturing bij bijvoorbeeld financiën, of bij afgesproken resultaten. ‘Dat kan strak en top-down,’ zegt hij, ‘daar moeten we niet geheimzinnig over doen.’ Ook hier doet het beeld van een lastig manager toch weer geen recht. Want Van Nimwegen houdt tegelijkertijd van “horizontale kwaliteitsinstrumenten”. Wijzend op de medische en de wetenschappelijke professie: ‘Daar zijn er veel protocollen over opereren, diagnose, nazorg. Wat ik van hun wereld zou willen is de houding dat de protocollen van de specialisten zelf zijn. Het zijn de vakmensen die state of the art protocollen maken. Men vindt zelf dat men zich daaraan moet houden; wie dat niet doet schiet te kort. Binnen het OM kennen wij gelukkig rechercheofficieren, kwaliteitsofficieren en tal van andere functies die zich richten op de professionele ontwikkeling van het OM en de OM’ers; de medewerkers van het OM moeten zelf meester zijn over de professionele ont-
‘Professionals moeten zelf hun protocollen maken. Als je alleen maar topdown stuurt, krijg je op gedragsniveau niet wat je beoogt’ wikkeling van het OM. Top-down sturing op het concern en horizontale sturing op de professionele state of the art, moeten samen een stelsel van checks and balances zijn. Als er teveel top-down wordt gestuurd op de uitoefening van het vak, krijgen we op gedragsniveau niet wat we beogen. Dan krijg je de afwachtende, afhankelijke OM-medewerker. Bij de ontwikkeling van normen moeten medewerkers nét zo handelen als dat ze doen in hun eigen zaak: stevig, alert, wakker, meester over de orga-
nisatie. Dat gebeurt nu al in het tweede spoor van het Versterkingsprogramma en daar wil ik de komende jaren verder over nadenken.’ Horizontale sturing - het werpt een ander licht op Loesjes levenswijsheid “Ik doe gewoon wat mij niet verteld wordt.” Tekst: Pieter Vermaas
20
WAAROM?
Financial Intelligence Unit – Nederland Wat doet FIU-Nederland? De FIU-Nederland heeft als taak het voorkomen en bestrijden van witwassen en de financiering van terrorisme. Hiertoe ontvangt de unit ongebruikelijke transacties van de (door de wet vastgestelde) meldplichtige instellingen. Het hoofd van de FIU-Nederland heeft wettelijk de exclusieve bevoegdheid om een ongebruikelijke transactie verdacht te bepalen. Het voegt, indien daar aanleiding toe is, (openbare) informatie toe uit de registers van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, het Kadaster, bedrijfsinformatiebureaus, nationale en internationale dagbladen, bijzondere opsporingsdiensten en buitenlandse opsporingsinstanties. De FIU-Nederland voorziet opsporing-, controle- en toezichtorganisaties van diverse producten waaronder analyses, kennisdocumenten en financiële rapportages. De FIU-Nederland werkt met een afgeschermde database, de “Buffer”, waarin ongebruikelijke transactie-informatie van de diverse melders geregistreerd wordt. Uitsluitend geautoriseerde medewerkers van FIU-Nederland hebben toegang tot deze database.
Hoe wordt een ongebruikelijke transactie verdacht? Een door de FIU-Nederland ontvangen ongebruikelijke transactie kan, onder andere, op de volgende wijze verdacht worden bepaald: - Als blijkt dat een ongebruikelijke transactie via een volledig automatische match met een opsporingssysteem gerelateerd kan worden aan een in dat opsporingssysteem voorkomend subject; - Als uit eigen onderzoek blijkt (op basis van eigen kennis, ervaring, opgedane expertise en/of aanbevelingen uit nationale en internationale overleggen) dat er redenen zijn waarom de onderzochte transactie niet langer slechts ongebruikelijk is, maar relevant is geworden voor de opsporing; - Als door middel van een verzoek van of via de landelijk officier van justitie duide-
lijk wordt dat een transactie die zich in de “Buffer” bevindt, te relateren is aan een natuurlijk persoon, rechtspersoon, c.q. natuurlijke personen of rechtspersonen die in het Lovj-verzoek genoemd wordt/ worden; - Als op basis van een internationale bevraging er reden is om aan te nemen dat aangeleverde informatie van een FIU uit het buitenland het rechtvaardigt de status van een ongebruikelijke transactie te wijzigen in een verdachte transactie.
En MOT en BLOM dan? In 1994 is de verplichting tot het melden van ongebruikelijke transacties ontstaan, met de invoering van de wet MOT. De financiële instellingen waren de eerste die ongebruikelijke transacties dienden te melden bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT). Per 28 december 2001 zijn ook de handelaren in zaken van grote waarde meldplichtig. Op 1 juni 2003 volgden de vrije beroepsbeoefenaren. Sinds 1 augustus 2008 zijn tevens alle overige handelaren meldplichtig. Het Bureau ter politiële onderteuning van de Landelijke Officier van justitie inzake de Wet MOT (BLOM) was sinds 1 maart 1999 de aangewezen instantie om verdachte transacties te veredelen en te onderzoeken. Door het samenvoegen van het voormalig MOT en het BLOM is de organisatie FIU-Nederland ontstaan. De FIU-Nederland is een zelfstandige entiteit en is beheersmatig ondergebracht bij de dienst IPOL van het KLPD.
Hoe ziet de meldketen er uit? De FIU-Nederland is onderdeel van een zogeheten keten. Deze keten bestaat uit diverse instanties zoals de toezichthouders, de meldplichtinge instellingen, de (bijzondere) opsporingsdiensten, het OM en de rechtssprekende macht. In de executiefase spelen het BOOM en het CJIB een belangrijke rol. Onder de meldplicht vallen: krediet-, effecten-, beleggingsinstellingen en geldtransactiekantoren; geldtransfers; levensverze-
keraars en assurantietussenpersonen; creditcardmaatschappijen; casino’s; handelaren in zaken van grote waarde; overige handelaren; vrije beroepsgroepen waaronder accountants, advocaten, bedrijfseconomisch adviseurs, belastingadviseurs, bemiddelaars in onroerende zaken, makelaars in onroerend goed, notarissen, onafhankelijk juridisch adviseurs en trustmaatschappijen.
Wat moet bij FIU worden gemeld? Instellingen met een meldplicht dienen, op basis van objectieveen subjectieve indicatoren, ongebruikelijke transacties aan de FIU-Nederland te melden. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een ongebruikelijke transactie is er een lijst met meldindicatoren opgesteld. Deze indicatorenlijst is te raadplegen op: http:// www.FIU-Nederland.nl
OPPORTUUN · 01 / 2009
21
Kijken naar je eigen requisitoir Cameratraining in Zutphen
Spreek ik te snel of juist te langzaam? Hoe is mijn houding erbij als ik mijn requisitoir houd? En is het begrijpelijk wat ik zeg? Kortom, hoe kom ik over bij het publiek en wat is daarvan het effect? Dat zijn de vragen waar het allemaal om draait bij de cameratraining die alle officieren van justitie in Zutphen onlangs volgden.
In september en oktober kregen zij een cameratraining van communicatietrainer Kees Brandsma. De aanleiding: de nieuwe persrichtlijn voor de gerechten en de toenemende aanwezigheid van audiovisuele media in de zittingszalen. De training begint met een korte inleiding over communicatie. ‘Het gaat altijd om de combinatie van wát je zegt en hóe je het zegt’, vat Brandsma samen. Daarna is het de beurt aan de officieren. Ze houden een door hen voorbereid requisitoir dat wordt opgenomen met een videocamera. Bij het terugkijken van de opnamen licht Brandsma er enkele fragmenten uit. De officieren krijgen zowel complimenten als tips, waarbij wordt gelet op de nonverbale aspecten zoals houding, beweging en mimiek, maar ook op woordkeuze, zinsconstructie, spreektempo en verstaanbaarheid. De deelnemers krijgen zo meer inzicht in hoe zij overkomen. Belangrijk, omdat uitstraling van grote invloed is op de boodschap die een officier wil overbrengen. Na de nabespreking kunnen de officieren nogmaals oefenen, ditmaal met toepassing van één of enkele tips. De reacties op de training zijn zeer positief. ‘Kijken naar je eigen “tics”, tekortkomingen en wijze van communiceren is confronterend en leerzaam. Dat je een aantal zaken
ook goed doet is een prettige bijkomstigheid en geeft de burger moed voor een volgende confrontatie met de camera.’ Een ander: ‘Ik vond de training niet alleen leuk, maar ook nuttig. Mij spreekt de benadering aan van: je doet het al goed en hoe kan het nog beter? Heel positief en zeer deskundig commentaar!’ Een derde: ‘Het was een training met veel ruimte om zelf aan te geven wat je wilde trainen in een hele rustige, stimulerende en open sfeer. Ik heb er veel van geleerd, niet alleen van mijn eigen optreden, maar ook van het kijken naar
anderen en de opmerkingen en opbouwende kritieken van de trainer daarover.’ De training krijgt in januari een vervolg. De officieren krijgen dan wederom de mogelijkheid om te oefenen onder het registrerend oog van de videocamera. Ditmaal ligt de focus op de effectiviteit van de repliek. Hoe zet je jouw repliek sterk neer en zorg je ervoor dat de kern van je boodschap goed naar voren komt? Tekst: Ellen Prummel
‘Kijken naar je eigen “tics” en tekortkomingen: confronterend en leerzaam’
22
VERSTERKINGSPROGRAMMA
RP Arnhem over tegenspraak, OM-journaal en samenwerking met eerste lijn:
‘Een forse stap vooruit gemaakt’ In het werken met Tegenspraak en het OM-journaal heeft ressortsparket Arnhem een flinke stap vooruit gezet. Ook de samenwerking met de eerste lijn krijgt daarbij vorm. ‘Het is duidelijk dat het OM serieus werk maakt van kwaliteit.’
‘Een van de eerste dingen die ik heb opgepakt bij mijn aantreden in 2007 is het Versterkingsprogramma Opsporing en Vervolging (VOV)’, vertelt plaatsvervangend hoofdadvocaat-generaal (HAG) Albert Hazelhoff. Samen met advocaatgeneraal (AG) Martina Bijker, projectsecretaris Rosemarijn van Andel en enkele andere medewerkers maakt hij deel uit van de werkgroep VOV van het ressortsparket Arnhem. Het doel van de werkgroep is te komen tot een structurele kwaliteitsverbetering in de tweede lijn. Tegenspraak, samenwerking met de eerste lijn en het ontwikkelen van een basisopleidingsplan zijn de onderwerpen waarmee de werkgroep aan de slag is gegaan. In het voorjaar van 2009 moet het programma worden afgerond.
Tegenspraak Projectsecretaris Rosemarijn van Andel heeft in eerste instantie alle binnen het OM bestaande stukken en al ontwikkelde protocollen verzameld. In deze protocollen staan vermeld welke zaken in aanmerking komen voor tegenspraak, de overdracht van de eerste naar de tweede
‘Heb je niet voldoende tijd en discipline, dan is tegenspraak een wassen neus’ Rosemarijn van Andel, projectsecretaris
lijn, het OM journaal en opleidingen. ‘Ik heb kennis en ervaringen uitgewisseld met collega’s van het Parket-Generaal en de andere ressortsparketten. Vervolgens heb ik een protocol opgesteld dat is aangepast aan de werkprocessen van de tweede lijn’ zegt Rosemarijn. Protocollen schrijven is echter één ding. Daadwerkelijk komen tot een goede tegenspraakpraktijk is een tweede. In hoger beroep dient zich vaak de vraag aan: wáárop spreek je tegen en hoe ver ga je daarin? Martina Bijker: ‘Dit geldt zeker als er in eerste aanleg ook tegenspraak is geweest. Je kunt je afvragen of de juridisch technische kwesties die in hoger beroep spelen wel tegenspraak zijn. Het is best
lastig om dat helder te krijgen.’ Daarnaast spelen de vragen: • Op basis van welke stukken wordt tegengesproken? • Leest een tegenspreker het ‘setje’ ( het vonnis in eerste aanleg, het requisitoir en het pleidooi)? Of begeeft een tegenspreker zich daarmee onmiddellijk in de tunnel die vermeden moet worden? Moet hij of zij eigenlijk alleen het dossier en de tenlastelegging lezen? • Is tegenspraak ook bedoeld voor juridische punten, bijvoorbeeld de vraag of bewezen kan worden dat er sprake is van moord? De projectgroep gaat met deze vragen aan de slag en hoopt ze in het voorjaar van 2009 concreet te kunnen beantwoorden. Rosemarijn: ‘Tegenspraak kan bijzonder nuttig zijn maar het is soms best lastig en het vergt veel tijd en discipline om het op een goede manier uit te voeren. Heb je niet voldoende tijd en discipline, dan is het een wassen neus.’ Albert Hazelhoff: ‘Bovendien hoeft tegenspraak in de eerste lijn niet noodzakelijkerwijs tegenspraak in de tweede lijn te
OPPORTUUN · 01 / 2009
23
V.l.n.r.: Rosemarijn van Andel, Albert Hazelhoff, Martina Bijker
OM-journaal
tegenspraak heeft plaats gevonden. ‘Op dit gebied valt er nog wel een verbeterslag te maken,’ meent Martina Bijker. ‘Bijvoorbeeld: wie zet wat in het OM-journaal, wie is verantwoordelijk voor de inhoud en op welke manier kan je het standaardiseren? Sommige journaals zijn heel kort, anderen weer hele romans, hier moet een duidelijke lijn in komen.’
Het OM-journaal bevindt zich in ieder dossier van het OM, waar een Team Grootschalig Onderzoek (TGO) bij betrokken is geweest. Het journaal doet onder andere verslag van de wijze waarop de
Rosemarijn en Martina zijn twee keer aangeschoven bij bijeenkomsten van het arrondissementsparket Arnhem. Eén keer was het onderwerp TGO’s en de
betekenen, soms kan je ook volstaan met Foto: tweeOnno AG’s Kummer op één zaak te zetten. Het pro-
jectteam heeft in discussie met zowel de advocaten-generaal als de secretarissen de criteria voor tegenspraak in de tweede lijn om die reden dan ook verder aangescherpt.’
Foto: Onno Kummer
daarmee samenhangende tegenspraak. De andere bijeenkomst ging over het invullen van OM-journaals. Rosemarijn: ‘In sommige zaken in de eerste lijn zijn de OM-journaals erg lang en onoverzichtelijk. Het leuke van deze bijeenkomst was dat wij als tweede lijn konden aangeven met welke soort OM-journaals wij goed kunnen werken. Voor ons moet zo’n journaal immers ook goed leesbaar zijn.’ Albert: ‘OM-journaals moeten kort en bondig worden geformuleerd en er moet meer structuur in worden gebracht. Er bestaan modellen voor het opstellen van een >
24
VERSTERKINGSPROGRAMMA
‘Voor het begrip van de zaak is het goed als een AG het dossier een keer met de officier doorspreekt’ Martina Bijker, advocaat-generaal
> OM-journaal, het Zutphense model bijvoorbeeld, daar bouwen wij op voort.’ Naast de invulling van het OM-journaal is het ook van belang dat men duidelijke afspraken maakt over het moment van de overdracht van het dossier en de wijze waarop de eerste en tweede lijn elkaar informeren. In grote zaken waar je er al vrijwel zeker van bent dat er hoger beroep zal worden ingesteld, is het noodzakelijk dat de zaaksofficier de zaaks-AG nog voor het vonnis van de ins en outs van de zaak op de hoogte stelt. Het is van belang dat in het overleg van de kwaliteitsofficier en de contact-AG hierop wordt toegezien. Het verwachtingspatroon dat de eerste en tweede lijn van elkaar hebben is hierbij van groot belang. ‘Als wij ons actiever opstellen ten aanzien van de eerste lijn, zal die zich ook actiever ten opzichte van ons opstellen,’ zegt Martina. ‘Ik begrijp best dat dit lastig is. Toen ik vroeger als officier van justitie (OvJ) door een AG werd gebeld over een zaak dacht ik ook wel eens: “Man, lees het dossier dan!” Toch is het voor het begrip van de zaak juist heel goed dat een AG de zaak een keer met een OvJ doorspreekt. Het is een kwestie van werkhouding om de overdracht zo goed mogelijk te laten verlopen. Persoonlijk contact is daarbij heel belangrijk. Daarnaast dien je elkaar aan te spreken indien afspraken niet worden nagekomen. De wil om te communiceren en elkaar ergens bij te betrekken is cruciaal. Deze is wel aanwezig maar heeft in eerste aanleg vaak te lijden onder de
tijdsdruk waarbinnen een zaak behandeld moet worden.’
Eerste en tweede lijn Tussen de eerstelijnsparketten en het ressortsparket Arnhem bestaan al convenanten over de wijze waarop een zaak moet worden overgedragen wanneer er sprake is van hoger beroep. Rosemarijn: ‘Deze convenanten zijn enigszins aangepast aan de ontwikkelingen ten gevolge van het Versterkingsprogramma. Vastgelegd is bijvoorbeeld dat de OvJ het OM-journaal (als dat er is) aan de zaaks-AG overdraagt. In deze convenanten is ook vastgelegd dat ieder parket een eigen contact-AG heeft. In ieder geval zal één keer per maand een contact-AG aanwezig zijn op het parket. Er zijn afspraken gemaakt over hoe om te gaan met OM-appellen als er een verschil van mening bestaat tussen de OvJ en de AG. In de praktijk blijkt dit goed te werken. Er is regelmatig overleg tussen de contactAG en de parketten en de drempels zijn laag.‘ Desalniettemin is het ressortsparket Arnhem zich er van bewust dat het altijd beter kan. In dat kader heeft Albert Hazelhoff dan ook het voorzitterschap van de landelijke projectgroep “Versterking relatie eerste en tweede lijn” op zich genomen. Deze projectgroep maakt deel uit van de reorganisatie van de tweede lijn naar één landelijke ressortelijke organisatie (LRO). In dit deelproject nemen naast vertegenwoordigers van alle ressortsparketten ook officieren uit de eerste lijn deel. Het is de bedoeling dat de ressortsparket-
ten een meer uniforme werkwijze gaan hanteren, door bijvoorbeeld met dezelfde convenanten te werken. Albert: ‘We weten dat de eerste en tweede lijn sterk op elkaar dienen aan te sluiten. Dit klinkt logisch en de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is zeker niet slecht, maar er moet meer structuur in worden aangebracht. Je moet de overdracht van een dossier niet aan het toeval overlaten. Er moet overleg zijn tussen de eerste en de tweede lijn over het vervolg van een zaak. Het gaat er immers om dat het Openbaar Ministerie als één organisatie kan werken. In die zin is het goed dat het College een stevig audit-programma heeft neergezet om te zien hoe het met de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn is gesteld. Uit de audit kwam naar voren dat de convenanten meer eenduidig moeten worden en dat in (middel) grote zaken de AG tijdig wordt geïnformeerd en wordt betrokken bij het verloop van de zaak. Het is niet zo dat de overdracht van zaken regelmatig misloopt, maar het gaat nu nog te verschillend, te individueel. Als wij als één landelijke ressortsorganisatie gaan werken, dan moet je de kennis en informatie overdacht niet laten afhangen van een toevallige situatie op een bepaald parket. Al deze aspecten worden meegenomen in de planvorming van ons landelijke project.’
Aandachtspunten Albert is blij met de wijze waarop het ressortsparket de samenwerking met de eerste lijnsparketten al heeft geregeld.
OPPORTUUN · 01 / 2009
‘Onze contactschappen waarbij zowel AG’s als secretarissen zijn betrokken vormen een goede basis waarop voortgebouwd moet worden. Ieder parket heeft een eigen contact-AG en contactsecretaris. Ook het huidige systeem van convenanten voldoet goed, omdat er concrete afspraken instaan met betrekking tot de onderwerpen waarover overleg plaats vindt en hoe vaak er contact is tussen de eerste en tweede lijn. Alle contact-AG’s en -officieren leven dit na.’ Volgens Martina is het echter zeker niet zo dat alles al helemaal goed gaat: ‘De samenwerking en uitwisseling met bijvoorbeeld het Functioneel en Landelijk Parket kunnen we gezamenlijk nog meer versterken. Vanuit die twee parketten komen zaken van een ander kaliber. Het zijn grote, specialistische zaken die veel aandacht vanuit de media en de politiek genereren.’ Alle drie de werkgroepleden zijn het er over eens dat een ressortsparket met de eerste lijn maatwerkafspraken (checklist nalopen, omgaan met getuigen, een zaaksAG toekennen nog voor de zaak op zitting staat) moet kunnen maken. Het ressortsparket moet zich realiseren dat bij grote zaken de betrokkenheid van de OvJ in de eerste lijn sterker dient te worden. Dit geldt omgekeerd ook. De eerste lijn moet zich realiseren dat het tijdig, bij voorkeur voor het vonnis of het opstellen van de tenlastelegging, het betrekken van een AG in een zaak belangrijk is. ‘In het onderzoek Sneep bijvoorbeeld, is in het begin van de raadkamerfase geen contact geweest tussen de eerste en tweede lijn,’ vertelt Rosemarijn. ‘Van een aantal verdachten werd in hoger beroep de voorlopige hechtenis opgeheven. Dit had wellicht voorkomen kunnen worden als er tijdig contact was gelegd tussen de OvJ en de AG.’ Er valt dus nog wel het een en ander te verbeteren op het terrein van informatie-uitwisseling op zaaksniveau tussen eerste en tweede lijn. ‘Gelukkig bieden de uitgangspunten van de al bestaande convenanten en het Versterkingsprogramma voldoende aanknopingspunten om hiermee aan de slag te gaan,’ meent Albert. ‘Ik ben geen groot voorstander van bureaucratisering, maar ik vind het belangrijk dat bij de overdracht van grotere zaken iedereen dezelfde criteria hanteert. Een al te vrijblijvende overdracht van zaken kunnen wij ons, zeker bij grote publiciteitsgevoelige zaken, niet veroorloven. Het moment van de overdracht moet fysiek gemaakt worden.
25
Er moet daadwerkelijk contact gelegd worden tussen de OvJ en de AG. Daarbij zou het niet uit moeten maken of je in hetzelfde gebouw zit of 80 kilometer verderop. ‘
Kwaliteit en deskundigheid Cruciaal voor het functioneren van de tweede lijn is het hebben van een sterke kwalitatieve, juridische meerwaarde. Rosemarijn: ‘In de werkgroep hoorden wij hierover verschillende geluiden. Zo zien sommige OvJ‘s een AG als raadgever en maken graag gebruik van zijn of haar adviezen. Het is ons doel dat alle OvJ’s zo tegen AG’s gaan aankijken.’ Wil je een sterke juridische meerwaarde hebben, dan moet je investeren in opleidingen. Om die reden is er nagedacht over een opleidingsprogramma voor AG’s en secretarissen in het kader van het Versterkingsprogramma. Op initiatief van de projectgroep is er een uitwerking gekomen van de cursussen voor AG’s en secretarissen. Het betreft hier stages voor secretarissen (bijvoorbeeld bij
‘Je moet de overdracht van een dossier niet aan het toeval overlaten’ Albert Hazelhoff, plaatsvervangend hoofdadvocaat-generaal
de recherche of bij grootschalige verkeersonderzoeken) en meer specialistische cursussen (bijvoorbeeld over fraude- of zedenzaken), maar ook “zachtere” cursussen over communicatie, samenwerking en feedback. Ook zijn er in company trainingen (plaatsdelictdag, toepassen van het OM-journaal en tegenspraak) gegeven. Rosemarijn heeft meerdere stages achter de rug. Zij is onder andere mee geweest bij een binnentreding. ‘Het was niet alleen leuk maar ook heel leerzaam om te zien hoe bij een binnentreding bepaalde juridische vragen heel direct kunnen spelen. Bijvoorbeeld: mag ik deze deur nu wel of niet open doen? Vaak zie je dat soort vragen alleen op papier. Als je daar daadwerkelijk staat, word je ermee geconfronteerd dat deze beslissing niet altijd even gemakkelijk is.’
Het volgen van opleidingen is cruciaal, vinden de drie projectleden. Daarbij gaat het niet alleen om de juridische kennis en nieuwe onderzoeksmethoden, maar ook om houding en gedrag. Het ressortsparket Arnhem vindt het noodzakelijk dat ervaren OvJ doorstromen naar de tweede lijn. Dat geldt tevens omgekeerd; AG’s dienen na enige jaren werkzaam te zijn geweest op een ressortsparket weer in de eerste lijn te gaan werken in een functie als bijvoorbeeld rechercheofficier of teamleider. Martina: ‘En dan spreken we niet alleen over reguliere parketten, maar ook over het Landelijk en Functioneel parket.’ Hoe belangrijk het ressortsparket Arnhem kwaliteit vindt, mag blijken uit het feit dat sinds bijna een jaar Paul Frielink kwaliteits-AG is. Inmiddels is er ook een kwaliteitssecretaris gekomen. Rosemarijn geeft al enige tijd vorm en inhoud aan deze functie. Er valt nog wel wat werk te verrichten voor de werkgroep, maar de bedoeling is dat het project in Arnhem in het voorjaar van 2009 is afgerond. Albert: ‘We gaan over op een hoger kwaliteitsniveau, dat onderdeel moet zijn van onze normale werkzaamheden. Mijn doel is een heel goede samenwerking tussen de eerste en tweede lijn, die blijft groeien. De betrokkenheid van de eerste lijn moet naadloos overlopen naar de tweede lijn. We hebben een forse stap vooruit gemaakt, het is duidelijk dat het OM serieus werk maakt van kwaliteit.’ Tekst: Anna Italianer / Nicole van der Velden
26
RAIO-CONGRES
Glazen toga Mediawijsheid een must voor moderne magistraten Voorbij is de tijd waarin rechters en officieren niets hoefden uit te leggen. Van de moderne magistraat wordt “mediawijsheid” verwacht. Op het Raio-congres ‘De glazen toga’ tastten togadragers af hoe transparant hun optreden moet zijn. ‘Wees niet ijdel, maar vooral niet bang.’
‘De zwarte toga is vervangen door de glazen toga, dat wel. Maar anders dan een glazen huisje heeft de glazen toga als kenmerk dat de drager kan bepalen wat er te zien is. Rechters en officieren hebben ook gewoon vrijheid van meningsuiting en mogen dus naar buiten treden over zaken die de rechtspleging betreffen.’ Aldus Reinier van Zutphen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR). Onmiddellijk daarop liet hij de vraag volgen: ‘Maar ís dat wel zo?’ Hij gaf wat voorbeelden: ‘Kan een magistraat in een actualiteitenrubriek op televisie zijn eigen opvatting geven over de Schiedammer parkmoord? Mag een magistraat in een gastcollege een uitspraak van de Hoge Raad op de korrel nemen? Kan hij zijn hart luchten in Trema als hij vindt dat de presidentenvergadering een onzinnige beslissing heeft genomen?’ De NVvR-voorzitter stelde deze vragen tijdens het eind november gehouden Raio-congres over De glazen toga: van anoniem ambtsdrager naar zichtbare persoonlijkheid. Het congres voor en door rechterlijk ambtenaren in opleiding (raio’s), was georganiseerd door een congrescommissie onder voorzitterschap van Kim van der Kraats. SSR, Studiecentrum Rechtspleging, het opleidingsinstituut van de Nederlandse rechterlijke organisatie, faciliteerde daarbij. Van Zutphen maakte duidelijk dat de magistraat, drager van de glazen toga, zelf
verantwoordelijk is voor de boodschap die hij overbrengt. De zwarte toga is passé en de tijd dat rechters en officieren niets uit hoeven te leggen en niets uit hebben te leggen is voorbij. Rechters en officieren moeten het hebben over de boodschap die zij uitdragen, want er moet binnen de beroepsgroep overeenstemming over bestaan. Niet spreken over individuele zaken bijvoorbeeld, dat is een beroepscode waar men zich aan houdt. En de beroepsgroep mag geen tegenstrijdige signalen geven, zei Van Zutphen.
ring, toen hij telefonisch informatie probeerde te krijgen bij het Hof Amsterdam. Jensma wilde zijn lezers informeren over de uitspraak waarbij het Hof het OM nietontvankelijk had verklaard in de zaak van de gewelddadige overval op een discotheek, omdat het dossier kwijt was. Pas een week na de uitspraak had Jensma de tekst van het arrest. ‘Bellen met de negentiende eeuw’, zo betitelde Jensma de gang van zaken, en hij waarschuwde het publiek van raio’s: ‘Als u zo handelt, mist u de boot. U laat na de maatschappij in te lichten over wat u doet.’
Pauw & Witteman Een paar maanden geleden liet Reinier van Zutphen in het blad Mr. weten: “Pauw en Witteman? Ik ben er klaar voor.” Folkert Jensma, commentator van NRC Handelsblad en oud-hoofdredacteur, vroeg zich in een paneldiscussie af of dat programma, waarin de controverse wordt opgezocht, nu het meest geschikte programma is voor magistraten. ‘Het is de moeilijkste stamtafel van Nederland.’ De rechterlijke macht moet zich ervan bewust zijn aan wie men wat wil uitleggen en onder welke condities. “Mediawijsheid”, noemde Jensma dat. Wat betreft het omgaan met de media gaf Jensma een pluim aan het Openbaar Ministerie: ‘Het OM heeft in grote lijnen de zaken op orde. Men is ingespeeld op de 24-uursnieuwscyclus, gewend aan druk, en men is op de hoogte van wat media kunnen aanrichten.’ Bij de zittende magistratuur had Jensma recent tot zijn spijt een heel andere erva-
Openheid Voor het OM is openheid naar de burger en de media geen keuze maar een bestaansvoorwaarde. Procureur-generaal Rieke Samson-Geerlings gaf toe dat het wel even geduurd heeft voordat het OM er van doordrongen was dat openheid wel wat meer betekende dan openbaarheid van de zitting. Er wordt nu actief voorlichting gegeven. ‘Het nee, tenzij, is vervangen door ja, mits’, aldus Samson. ‘Maar dit heeft wel degelijk een keerzijde’, zo stelde zij vervolgens. Niet alleen is de media geïntensiveerd en steeds meer gericht op spanning en emotie, maar ook de belangstelling voor de persoon in de toga is toegenomen. Volgens Samson is deze human interest-achtige aandacht minder gewenst. Het moet blijven gaan om de zaak en niet om de persoon in de toga. Ook het feit dat de media eerder gericht is op slecht nieuws, heeft een risico dat de
OPPORTUUN · 01 / 2009
27
Illustratie Erwin Suvaal
burger een vertekend beeld krijgt van de Nederlandse rechtsstaat. En terwijl er juist zo heel veel goed gaat. ‘Toch moet een toekomstige officier van justitie niet bang zijn voor de pers’, hield persofficier Hanneke Festen en ook oudraio, de vele raio’s voor. Het gaat niet om jou als persoon maar om het ambt en het gezag dat je vertegenwoordigt, aldus Festen. Laat je niet afschrikken maar maak goede afspraken met de media en bereid je goed voor. ‘Wees niet ijdel, maar vooral niet bang.’
Fatsoen Glas is niet alleen transparanter dan zwart, het is ook breekbaar. Geert Corstens, president van de Hoge Raad, gebruikte de glazen toga als metafoor voor de breekbaarheid van de reputatie van de rechter. De rechter laat steeds meer van zichzelf zien en dat is een gewenste ontwikkeling, zo betoogde Corstens, voor zover dat bijdraagt aan een beter begrip voor het
rechterlijk werk. Maar de keerzijde van de medaille is het risico op uitholling van de verhullende functie van de toga. Corstens: ‘Als de persoon van de rechter te veel op de voorgrond treedt, verliest de toga aan symbolische waarde en komt de noodzakelijke distantie in het gedrang.’ De glazen toga is eerder van rookglas dan van helder glas, zo bleek op het congres. Bénédicte Ficq, strafrechtadvocaat, had opmerkingen over de persoon van de rechter van een andere strekking. In de paneldiscussie vertelde zij dat ze zich ongelooflijk ergert aan het gedrag van sommige rechters ter zitting. ‘De cliënt heeft vaak maanden op de zitting gewacht, soms in detentie, en leeft daarnaar toe. Het is een belangrijk moment’, zo liet Ficq het publiek zich verplaatsen in de positie van de verdachte. ‘En dan schrik ik als het betoog van de advocaat wordt onderbroken met de vraag of hij zich verder wil beperken tot relevante punten, daarmee dus implicerend dat het betoog tot dan
toe niet relevant was. De rest van de zitting staarde de rechter naar het plafond, en vertoonde gezichtsuitdrukkingen van desinteresse en irritatie.’ Zo’n bejegening heeft tot gevolg dat de cliënt zich niet gehoord voelt en eerder geneigd is zijn heilig hogerop te zoeken. ‘Luister naar de verdachte, naar de advocaat, richt uw ogen op hen en niet op een punt op het plafond waar niets te zien is’, adviseerde Ficq de raio’s. Ficq kreeg bijval van enkele raio’s uit de zaal uit de zaal, die hun buitenstage op een advocatenkantoor liepen en soortgelijke ervaringen hadden. Sommige collega-rechters waren haar erg tegengevallen. Rechters moeten minimaal de normale fatsoensnormen in acht nemen, zei Ficq, en zij durfde de stelling aan dat het aantal appellen zal verminderen naarmate de bejegening wellevender is. De raio’s kunnen er hun voordeel mee doen. Tekst: SSR / Henriette van Wermeskerken
LIJN 2
OPPORTUUN · 01 / 2009
Betreurenswaardig Het is ongelijk verdeeld in de wereld. Stel: je bent één van de vier topclubs in de eredivisie. Dan speel je in de competitie tegen maar drie andere toppers, en tegen vier staartploegen. Maar als je tot de vier laagst geklasseerde clubs behoort, dan moet je tegen vier topclubs en tegen maar drie andere staartploegen. Waarom hoor je daar nou nooit eens iemand over? En hoe zit het nu met de ongelijkheid in het strafrecht? Stel nu eens dat ik tegen mijn partner de volgende woorden zou spreken: “ophouden met piepen anders vermoord ik je”, “je kunt maar beter snel weg zijn uit huis, anders vermoord ik je echt” en “ik wil gerust twintig jaar voor je gaan zitten”. Zou er dan iemand aan twijfelen dat ik voor bedreiging veroordeeld zou worden? Ik denk het niet. Toch werd enige tijd geleden een man die deze woorden in de richting van zijn vriendin zou hebben geroepen door de Arnhemse rechtbank vrijgesproken. Zou hebben geroepen, want hij zegt zelf dat hij “iets heeft gezegd van “ik schop je kapot”.” En die vrijspraak had alles te maken met de relatie waarbinnen het feit zich afspeelde. Door de raadman was namelijk aangevoerd dat “in onderhavig geval sprake was van een relatie met omgangsvormen die minder gepolijst waren dan te doen gebruikelijk en vaak gepaard zouden zijn gegaan met schreeuwen over en weer.” Ook het feit dat aangeefster na het feit aanwezig is gebleven in de woning en rustig is gaan douchen zou betekenen dat het slachtoffer de situatie (en de woorden van verdachte) niet als bedreigend heeft ervaren, aldus de raadsman. In die redenering kon de rechtbank zich vinden: “de rechtbank is (...) met de raadsman van oordeel dat het hier lijkt te gaan om minder gebruikelijke en betreurenswaardige omgangsvormen, maar dat met name uit het gedrag van het slachtoffer moge blijken dat van een bedreiging als tenlastegelegd geen sprake is geweest.” Op haar beurt vond de officier van justitie deze uitspraak
weer zo betreurenswaardig dat ze hoger beroep instelde. In een arrest van 3 december 2008 (parketnr. 211-000915-08) maakte het Arnhemse hof duidelijk de opvatting van de rechtbank niet te delen: “Gelet op de handelingen (verdachte had ook nog met zijn hand de mond van aangeefster dichtgedrukt en haar bij haar keel gepakt, JWG) en het verbale geweld die verdachte heeft toegegeven kon het slachtoffer zich wel degelijk bedreigd voelen, zoals zij tegenover de politie heeft verklaard. Dat verdachte en het slachtoffer een relatie hadden waarbij sprake was van minder gebruikelijke en ruwe omgangsvormen doet hieraan naar het oordeel van het hof niet af. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven, waaronder een poging tot doodslag en een eerdere mishandeling van (slachtoffer) in verband waarmee verdachte (langere) vrijheidsstraffen heeft moeten ondergaan. Het slachtoffer was op de hoogte van het strafrechtelijk verleden van verdachte en heeft meermalen verklaard dat zij bang was dat verdachte de bedreigingen zou uitvoeren. Beslissend is, dat de gebezigde woorden en gedragingen van dien aard waren, dat bij het slachtoffer redelijkerwijs de vrees kon ontstaan, dat zij van het leven zou worden beroofd.” Die ongelijkheid is dus opgelost. Nu nog die in de eredivisie... Jan-Willem Grimbergen, Advocaat-generaal ressortsparket Arnhem
29
30
INTERNATIONAAL
Internationaal Het specialiteitsbeginsel (doelbinding) Het specialiteitsbeginsel betekent in internationale rechtshulp dat een rechtshulpverzoek door het aangezochte land alleen wordt verleend in het kader van die specifieke strafzaak en alleen met betrekking tot de, zoals door de verzoekende staat gestelde, feiten in het verzoek. Bij overig gebruik dient het verzoekende land aanvullende toestemming te vragen. Het specialiteitsbeginsel geldt ook in geval van uit- en overlevering. Uitzondering daarop vormt voor Nederland de uitlevering volgens de verkorte procedure, waarbij de opgeëiste persoon afstand doet van het specialiteitsbeginsel. Andere landen kennen deze uitzondering overigens niet altijd, zodat zij, ook na uitlevering volgens de verkorte procedure, een aanvullend verzoek om toestemming vergen.
Jurisprudentie Hoge Raad, 8 april 2008, LJN BC6726 Betrokkene is door de VS aan Nederland uitgeleverd voor mensenhandel en onvrijwillige prostitutie. In cassatie stelt hij echter dat de rechtbank en het hof niet hebben vastgesteld dat aan de voorwaarden van de verkorte uitleveringsprocedure is voldaan. Volgens betrokkene blijkt uit niets dat hij onherroepelijk afstand heeft gedaan van het recht op een volledige uitleveringsprocedure. In het dossier bevindt zich echter een door de verdachte ondertekende verklaring van afstand. Het beroep wordt dan ook verworpen. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat bij de beoordeling of uitlevering voor artikel 140 Sr was verzocht, ook indien
het specialiteitsbeginsel wél van toepassing zou zijn, niet de inhoud van het verzoek tot uitlevering maar de beslissing op dat verzoek bepalend is voor de vraag ter zake van welke feiten de uitgeleverde persoon in Nederland kan worden vervolgd. Rechtbank Amsterdam, 11 juli 2008, LJN BD9560 Het gaat om een doorlevering aan Duitsland van een opgeeiste persoon die door België aan Nederland was overgedragen. De opgeëiste persoon stelt dat er sprake is van strijd met het specialiteitbeginsel en dat aanvullende toestemming van België voor de doorlevering ontbreekt. In het midden blijft of zo een beding in de weg staat aan de toelaatbaarheid van de overlevering dan wel alleen de feitelijke overlevering verhindert, nu de Belgische autoriteiten op 24 april 2006 toestemming hebben verleend voor doorlevering. Op grond van artikel 28, tweede lid, Kaderbesluit EAB doorbreekt latere toestemming van de uitvoerende justitiële autoriteit het specialiteitsbeding. Rechtbank Amsterdam, 14 oktober 2008, LJN BF9015 De verdachte is door Spanje aan Nederland overgeleverd wegens moord. De rechtbank oordeelt dat een redelijke uitleg van het begrip feit in artikel 27 Kaderbesluit EAB met zich brengt dat ‘moord’ of ‘doodslag’ op eenzelfde slachtoffer, door dezelfde dader op dezelfde dag en plaats niet als verschillende feiten zijn aan te merken. De overlevering kan dus voor beide kwalificaties toegestaan worden geacht. Tenslotte oordeelt de rechtbank dat het Europees Uitleveringsverdrag artikel 14, lid 3, het de verzoekende staat mogelijk maakt om de
omschrijving of kwalificatie van het feit te wijzigen. Dat betekent dat de verzoekende staat ook rekening kan houden met later bekend geworden strafverzwarende omstandigheden. De grens ligt bij een zodanige wijziging van de feitelijke omschrijving van de gedraging van verdachte dat deze niet meer wordt vervolgd voor het feit waarvoor hij werd uitgeleverd. Dit is volgens de rechtbank ook in lijn met het Kaderbesluit. Rechtbank Haarlem, 22 januari 2008, LJN BC2645 Het EAB en de overlevering van betrokkene door Roemenië hebben betrekking op feiten begaan in de periode van 1 juli tot 1 september 2004. In de tenlastelegging wordt verdachte echter verweten van 1 juli tot en met september 2004 deze feiten te hebben begaan. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van strijd met het specialiteitsbeginsel. Van schending van dit beginsel is sprake als de verdachte zou worden vervolgd voor een ander feitencomplex dan waarvoor de overlevering is toegestaan en niet als hij wordt vervolgd voor hetzelfde feitencomplex gedurende een enigszins langere periode, zoals hier het geval is. Europese Hof van Justitie, Luxemburg, 1 december 2008, Case C-388/08 PPU Het Europese Hof van Justitie (EHJ) antwoordt op enkele prejudiciële vragen van Finland over het specialiteitsbeginsel. In het Finse EAB staat dat de opgeëiste personen worden verdacht van een ernstige drugshandel in grote hoeveelheden amfetamines tussen respectievelijk 1 januari 2005 en 31 maart 2006 (Leymann), en tussen 19 en 25 februari 2006 (Pustovarov). Na overlevering
door Spanje aan Finland luidde de tenlastelegging echter: ernstige drugshandel in grote hoeveelheden hasjiesj in de periode tussen 15 en 26 februari 2006. Na het nieuwe EAB gaf Spanje pas na de veroordeling in eerste aanleg de aanvullende toestemming. Tijdens het cassatieberoep besloot de Finse Hoge Raad om het EHJ om opheldering te vragen over het specialiteitsbeginsel in het Kaderbesluit. Het EHJ oordeelt dat de eis om aanvullende toestemming te vragen voor elke aanpassing aan het feitencomplex voorbij gaat aan de bedoeling van het specialiteitsbeginsel en de doelstelling van het Kaderbesluit hindert. Om te beoordelen of er sprake is van een ander strafbaar feit, moet men bekijken of de ingrediënten van het misdrijf zoals het in het EAB is vermeld, nog steeds aanwezig zijn in de tenlastelegging en of er sprake is van voldoende overeenkomsten. Aanpassingen aan de omstandigheden van datum en plaats moeten mogelijk zijn. Het EHJ oordeelde in deze dat Finland geen toestemming hoeft te vragen omdat de in de tenlastelegging vermelde feiten met een vergelijkbare gevangenisstraf strafbaar zijn en ook onder de noemer ‘illegal trafficking in narcotic drugs’van het EAB vallen. Een andere classificatie van de drugs betekent volgens het EHJ niet dat er sprake is van een ander strafbaar feit en het OM mag in de loop van het proces de beschrijving van de feiten en de ingrediënten van het delict dus beperkt veranderen. Zie tevens: Hoge Raad, 27 november 2007, LJN BB3994. Tekst: Nina Janssen, AIRS Telefoon: 070 370 3033
UT RECHT
OPPORTUUN · 01 / 2009
Laat ze toch! Aan de manier waarop de achterdeur dicht slaat en mijn 15-jarige hangjongere de trap op loopt, hoor ik dat er wat is. “Een echte vent wordt geen agent”, bast het door het huis als uitleg. Met als toelichting: ze stonden op het plein, gewoon net als altijd, en toen het pakje sigaretten leeg was, stak een van de jongens dat aan. Twintig minuten later was de agent er, die dreigde met hoge boetes voor brandstichting en de jongens sommeerde de as, die niet meer te vinden was, op te ruimen. “En we deden niets”, sluit hij verontwaardigd af.
‘Ze doen wat alle 15-jarigen doen die te oud zijn om bij hun ouders op de bank te zitten en te jong voor de kroeg en de disco’
Natuurlijk deden ze wel wat. Ze zijn met hun grote lijven en zware stemmen heel erg aanwezig tussen de huizen rond het schoolplein. Je zult maar in zo’n huis wonen en pijn hebben. Of angstig of verzuurd zijn. Dan is die groep daar buiten je een doorn in het oog. De jongens zelf realiseren zich dat niet. Ze zijn veel te druk met zichzelf en met elkaar. Ze lopen op en neer naar de Albert Heijn voor blikjes energydrank (alcohol krijgen ze echt niet mee). Ze maken grappen over anderen en over elkaar, roken een experimentele sigaret, trekken wheelies met hun fiets en praten over scooters en seks. Kortom: ze zijn heel druk bezig volwassen te worden. Ze doen wat alle 15-jarigen doen die te oud zijn om bij hun ouders op de bank te zitten en te jong voor de kroeg en de disco: ze zoeken hun peers op om te chillen. Waarom worden ze als een probleem ervaren? Komt dat door het beeld in de media, door een gebrek aan communicatie, door gevoelens van angst? Hoe het zij, de goeden lijden onder de slechten en het stempel van hinderlijke, overlastgevende, criminele groep veelplegers is snel gedrukt. Zo kreeg het groepje van mijn zoon het jongerenwerk achter zich aan. Ze moesten hun naam opgeven, want dan konden ze de groep bij elkaar houden en gezamenlijk leuke dingen doen, zo slijmde de jongerenwerker. “Onzin”, was de reactie, “ze willen ons gewoon in de gaten houden.” De week erop beweerden de jongerenwerkers dat er een samenscholingsverbod zou
gelden: na tien uur ‘s avonds mogen er niet meer dan drie personen samenzijn. Ook daar trappen ze niet in. “Dat is toch alleen in Kanaleneiland en dan krijg je toch een brief”, komen ze bij mij informeren. Ik kan niet anders dan dit beamen. Hoe graag ik het werk van de gemeente wil steunen, ik ga niet liegen. Wat een verspilde moeite van die jongerenwerkers: ze schatten de jongens verkeerd in, maken geen echt contact en het mooie middel van het samenscholingsverbod gooien ze te grabbel. In Utrecht wonen 75.000 jongeren tussen de 12 en 25 jaar. Zo’n 1,3 procent daarvan is overlastgevend en 0,3 procent crimineel. De rest, 98,4 procent, wil geen auto’s openbreken of tasjes roven, die willen gewoon onder elkaar zijn. Tegen de jongerenwerkers zou ik willen zeggen: spreek ze oprecht aan of houd je mond. Tegen de agent: kijk toch goed wat voor vlees je in de kuip hebt, met de meesten is niets mis. En tegen iedereen: stop met ze te stigmatiseren en laat ze toch! Mary Hallebeek Persvoorlichter parket Utrecht
31