De site www.knooppunt.net geeft je toegang tot het digitale lesmateriaal bij dit boek. Je moet jouw licentie eerst wel activeren aan de hand van een activatiecode. Bij de activatie moet je de gebruiksvoorwaarden accepteren. Deze licentie is geldig gedurende een jaar en start vanaf de activatie van deze code.
Project Sport 539611/01
Project Sport handleiding
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is slechts 365 dagen geldig.
Wetenschappelijk Werk/Socio-Economische Initiatie - Project Sport bestaat uit: - een leerwerkschrift, - een bordboek, - een handleiding - een methodesite. Opmaak cover: Wendy De Haes Lay-out: Karin Fonténai Illustraties: Alain Oosterlinck Foto’s: Thinkstock, Shutterstock Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.knooppunt.net. © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2011 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht zich tot de uitgever te wenden. Eerste druk 2011 ISBN 978-90-306-5987-7 D/2011/0078/122 Art. 539611/01 NUR 120
Inhoudstafel 1 Woord vooraf
4
2 Didactische principes 2.1 Gemeenschappelijke doelstellingen 2.2 Leerplandoelstellingen te realiseren in SEI 2.3 Leerplandoelstellingen te realiseren in WW
5 5 5 6
3 Didactische wenken
7
4 Correctiesleutels
8
Inhoudstafel
3
1
WOORD VOORAF Het Project Sport is samen met het Project Leef gezond slechts één onderdeel van de methode WW – SEI What. De methode WW – SEI What bestaat verder telkens uit een leerwerkschrift, een handleiding, bordboek en sterk uitgebouwde methodesite. In deze beknopte handleiding bij het Project Sport beperken wij ons tot: - didactische principes, - didactische wenken, - correctiesleutels.
4
Woord vooraf
2 DIDACTISCHE PRINCIPES Het leerplan gaat in de eerste plaats uit van de doelstellingen die in de loop van het schooljaar meermaals gerealiseerd moeten worden. We onderscheiden drie soorten doelstellingen.
2.1 Gemeenschappelijke doelstellingen De leerlingen kunnen: MW 1 de verschillende stappen in een wetenschappelijk onderzoek herkennen en benoemen. MW 2 gericht waarnemen en experimentele gegevens verzamelen. MW 3 een meting uitvoeren in het kader van een wetenschappelijke probleemstelling. MW 4 de resultaten van een onderzoeksopdracht weergeven in een tabel en een grafiek. MW 5 uit het verloop van een grafiek het verband tussen veranderlijken afleiden. MW 6 zowel mondeling als schriftelijk verwoorden wat men heeft waargenomen tijdens een experiment of een onderzoeksopdracht. MW 7 op basis van waarnemingen of experimenten een hypothese formuleren of een model construeren en deze toetsen aan de werkelijkheid. MW 8 formules interpreteren en toepassen in concrete situaties. MW 9 de onderlinge beïnvloeding van de verschillende wetenschappelijke disciplines inzien. MW 10 de rol van natuur- en menswetenschappen in de maatschappij toelichten. MW 11 feiten van meningen of vermoedens kunnen onderscheiden. MW 12 een eigen mening verwoorden en rekening houden met de mening van anderen. MW 13 samenwerken. MW 14 zich houden aan de instructie en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten. MW 15 zich kritisch en objectief instellen.
2.2 Leerplandoelstellingen te realiseren in SEI De leerlingen kunnen: SEI 1
SEI 2 SEI 3
voor maatschappelijke fenomenen waarmee leerlingen geconfronteerd worden als individu, in een gezin en in een gemeenschap een verklaring geven. Met maatschappelijke fenomenen wordt bedoeld: het uitgavenpatroon van de jongere, de prijsvorming op een competitieve markt, het koopgedrag van jongeren, de rol van het gezin in de samenleving, de inkomensbronnen van een gezin en het uitgavenpatroon van een gemiddeld gezin. aan de hand van voorbeelden aantonen hoe en waarom mensen zich gaan organiseren. De thema’s participatie, solidariteit, mobiliteit, milieu, inkomsten en uitgaven moeten worden behandeld gespreid over ten minstens twee items te kiezen uit: school, gemeente, België, Europa en de wereld. de eenduidige betekenis van de volgende begrippen begrijpen en correct gebruiken: gedrag, groep, behoefte, uitgavenpatroon, keuze, prijs, vraag, aanbod, in- komen, media, consument, bedrijf, gezin, overheid, buitenland, participatie, solidariteit en begroting.
Didactische principes
5
2.3 Leerplandoelstellingen te realiseren in WW De leerlingen kunnen: WW 1 alle gebruikte meettoestellen correct gebruiken en aflezen. WW 2 de grootheid en bijhorende SI-eenheid bij een uitgevoerde meting of een gekregen meetresultaat benoemen. WW 3 op een veilige en milieubewuste manier werken. WW 4 het deeltjesmodel hanteren om verschijnselen te verklaren. WW 5 de eenduidige betekenis van wetenschappelijke begrippen weergeven en correct gebruiken. Een mogelijk jaarplan voor WW – SEI What en de projecten Sport en Leef gezond staat online.
6
Didactische principes
3 DIDACTISCHE WENKEN De nummering en verwijzing naar de pagina’s op de volgende bladzijden hebben betrekking op de projectbundel – volledigheidshalve wordt ook telkens de titel van het betreffende deeltje vermeld.
Hoe sportief ben jij? p. 5-6 Laat de leerlingen de vragenlijst eerst invullen. Laat ze daarna de antwoorden aanduiden in de tabel op de volgende bladzijde en de score berekenen. Wie wil, mag zeggen wat het resultaat is. p. 6-8 Voor de tweede opdracht kun je best de tabel projecteren en samen invullen. Laat de leerlingen de kruisjes optellen en vergelijk vervolgens met de tabel van het onderzoek van Klasse. p. 8-14 De leerlingen moeten tabellen en grafieken leren lezen en interpreteren. Bestudeer eerst elke tabel en grafiek, voordat je de vragen oplost. Bespreek wat er in de tabel te zien is en haal enkele waarden uit de tabel om de betekenis te bespreken. Na elke tabel en grafiek besproken te hebben, kun je de leerlingen de vragen laten oplossen.
Sport en records p. 15-16 1 Verwittig je leerlingen een week op voorhand om kranten met uitslagen van alle mogelijke sporten te verzamelen (liefst de kranten van maandag) of laat hen eventueel surfen naar kranten online (uitslagen printen). In de klas zelf kun je hen vragen de uitslagen die op eenzelfde manier opgemaakt worden samen te leggen. De verschillende kranten kunnen ook gebruikt worden om het rubriekje in verband met de kostprijs van een krant in te vullen. 2 De meest recente wereldrecords kun je terugvinden op de website van de Internationale Atletiekfederatie: www.iaaf.org/statistics/records/index.html. Klik op deze pagina rechts bij ‘World’ op ‘men’ of ‘women’ en je krijgt een volledig overzicht van de huidige wereldrecords. Je kunt deze lijsten uitprinten en kopiëren voor de leerlingen. Als je in je vaklokaal over een pc beschikt, kun je één of meerdere leerlingen de wereldrecords ook laten opzoeken. Op deze manier breng je heel kort ict in je les. OPGELET: de getallen op de website staan in de Amerikaanse notatie. Je moet ze dus nog omzetten in de wetenschappelijke notatie.
Didactische wenken
7
3 De bedoeling van het laatste deeltje is de leerlingen te laten inzien dat het schatten van een afstand of hoogte heel onnauwkeurig is. Laat hen schatten wat de lengte van de klas is. Daarna laat je hen de lengte meten en vergelijken met het wereldrecord verspringen. Je kunt hetzelfde doen met de hoogte van het wereldrecord hoogspringen.
Grootheden en eenheden p. 17 vraag 1 Het is uiteraard de bedoeling hier de hoofdeenheid aan te brengen. In het dagelijks leven is het soms praktischer om een andere eenheid te gebruiken. Laat de leerlingen hiervan een aantal voorbeelden zoeken.
In duel met Kim Gevaert p. 18-20 1 Aangezien Kim Gevaert bij de meeste van onze leerlingen bekend is, hebben we geopteerd voor ‘een duel met Kim Gevaert’. Dit experiment wordt sterk bepaald door de infrastructuur waarover je op school beschikt. Is de speelplaats groot genoeg? Heb je een atletiekpiste ter beschikking? Kun je op een parking terecht? 2 Laat de leerlingen de eerste keer het experiment zelf uitproberen. De leerkracht kan een leerling aanduiden die het start- en stopsignaal geeft en enkele leerlingen die gedurende 7 seconden spurten. Zorg ervoor dat de leerling die het start- en stopsignaal geeft bij de startlijn staat. De anderen meten de gelopen afstanden. Aangezien het in vele scholen niet mogelijk is om over een afstand van meer dan 100 m te beschikken, hebben wij geopteerd voor een vergelijking met het 60 m record van Kim Gevaert. 3 Na de eerste metingen kun je samen met de leerlingen de problemen bespreken en oplossingen zoeken. Uit ervaring met het project blijkt dat de leerlingen zelf met goede oplossingen naar voor komen. Op deze manier stimuleer je hun motivatie en komt onderzoekend leren op het voorplan. Herneem daarna het experiment. 4 Je kunt bij dit experiment ook gebruikmaken van een filmcamera. Zorg er dan wel voor dat de markeringen duidelijk zichtbaar zijn. Na het experiment kun je dan samen met de leerlingen het filmpje bekijken en de gelopen afstanden bepalen.
Sport kost geld p. 20-24 De opdrachten van dit hoofdstukje kun je de leerlingen best in groep laten oplossen. Bij voorkeur groepjes van 3 of 4 leerlingen. Het is misschien wel interessant om uit te leggen hoe ze een percentage berekenen. Voor opdracht 2 kun je best beschikken over pc’s. Voor opdracht 3 is het belangrijk dat de leerlingen inzien dat er veel geld gaat naar reclame, het bedrijf, transport, maar niet erg veel naar de arbeiders.
8
Didactische wenken
Opdracht 4 kun je met hen overlopen zodat ze eens stilstaan bij de grote kost van Formule-1 wagens. De onkosten verbonden aan een sport kun je klassikaal bespreken.
Natuurwetenschappen en sport p. 24 1 Het is uiteraard niet de bedoeling om de wetenschappelijke inbreng van deze voorbeelden in detail te bespreken. 2 Groepswerk Door de leerlingen informatie op het internet te laten opzoeken breng je ict in je lessen. Maak met de leerlingen duidelijke afspraken in verband met hun werkje (titelblad, teksten van internet bewerken, foto’s, bronvermelding, totaal aantal bladzijden, datum van inleveren, …). De uiteindelijke bedoeling van dit groepswerk is dat de leerlingen zelf het verband tussen wetenschappen en sport aantonen. Uiteraard mogen leerlingen in samenspraak met de leerkracht een onderwerp behandelen dat niet in de voorbeeldlijst staat. Het groepswerkje kan gebruikt worden als een onderdeel van de evaluatie van dit project.
Tijd meten: niet zo evident … p. 26 Zorg voor variatie in meettoestellen (uurwerken met secondewijzer, chronometers, gsm, …). Je kunt bepaalde leerlingen ook laten tellen hoe lang iemand onderweg is. Uiteindelijk is het de bedoeling aan te tonen dat een nauwkeurig meettoestel geen garantie is voor een nauwkeurige meting.
De grote fietsproef p. 27 Bij het uittesten van dit project is duidelijk gebleken dat dit experiment de leerlingen heel erg aanspreekt. Het is een ideale gelegenheid om een ganse klas te laten samenwerken. Laat enkele leerlingen de afstanden afpassen. Duid 3 fietsers aan en leg hen duidelijk uit wat hun opdracht is. De fietsers kun je al een eindje voor het beginpunt laten starten zodat zij aan de startlijn reeds de gewenste snelheid hebben. Zo is het gemakkelijker om deze snelheid zo constant mogelijk te houden. Fietser C krijgt halverwege een teken om te versnellen. Duid een leerling aan die na elke meting bij zijn/haar klasgenoten de gemeten tijden noteert.
Didactische wenken
9
Van meting tot grafiek p. 28-30 1 Bij de bespreking van de grafieken kunnen de leerlingen onmiddellijk zien waar eventueel fouten gemaakt zijn. Vooral foutieve tijdsopnames vallen sterk op. 2 De leerlingen zien onmiddellijk dat de punten op de grafieken van fietsers A en B in theorie een rechte lijn moeten vormen. Zo kunnen ze onmiddellijk besluiten of de metingen goed of slecht uitgevoerd werden. Laat hen bij fietser C een rechte trekken voor de eerste helft van de metingen en een tweede rechte voor de tweede helft van de metingen. Aan de helling van de lijnen kunnen ze afleiden dat de snelheid gewijzigd is.
Snelheid p. 31 Laat de leerlingen de grafieken opnieuw bekijken. Stel hen de vraag hoe het komt dat de lijn van de snelste fietser het laagst ligt.
Sport en reclame p. 32-33 Deze opdracht kan best per twee gemaakt worden door de leerlingen. Hier kunnen ze oefenen op het berekenen van percentages. Ook opdracht 3 kan best per twee. Hiervoor heb je computers nodig, maar het is handig wanneer de leerlingen tijdschriften, kranten, … meenemen. Laat de leerlingen de reclamefolder/-campagne voorstellen.
10
Didactische wenken
4 Correctiesleutels
Correctiesleutels
11
INHOUDSOPGAVE
4
1
Hoe sportief ben jij?
2
Sport en records
15
3
Grootheden en eenheden
17
4
In duel met Kim Gevaert
18
5
Sport kost geld
20
6
Natuurwetenschappen en sport
24
7
Tijd meten: niet zo evident …
26
8
De grote fietsproef
27
9
Van meting tot grafiek
28
5
10 Snelheid
31
11 Sport en reclame
32
Inhoudsopgave
1
HOE SPORTIEF BEN JIJ?
De vakantie is definitief voorbij. Misschien heb jij een heel actieve vakantie achter de rug, of was het eerder een strandvakantie met veel luieren in de zon. Ben jij een sportjunk of eerder een zetelhanger? Is sport van levensbelang voor jou of doe je louter voor je plezier aan sport? Wat voor type ben jij? Doe de test en je weet het!
1 Hoe sportief ben jij?
1
eigen antwoord van de leerlingen
Welke zaterdagmorgen past het best bij jou? a Luieren voor de televisie. b Sport, spelen of luisteren naar muziek, afhankelijk van het weer en je humeur. c Vroeg uit je bed om te sporten.
2
Hoe voel je je als je wakker wordt op een weekdag? a Ik ben nog doodmoe. b Ik ben klaar om de wereld te veroveren. c Mijn lichaam heeft een frisse douche nodig om de dag fit te beginnen.
3
Wat vind je van de lessen LO? a Ze kunnen best leuk zijn. b Mijn lievelingsvak! c Pure marteling!
4
Hoe vaak zit je voor de televisie? a Als er mij iets interesseert. b Onafgebroken. Ik ben echt verslaafd. c Ik kijk heel zelden televisie en dan nog enkel naar sportprogramma’s.
5
Wanneer liep er laatst nog zweet over je rug? a Tijdens een sportwedstrijd. b Toen ik onlangs naar de tweede verdieping van de school moest. c Toen ik aan het spelen was met vrienden.
6
Hoe ziet jouw wekelijks trainingsprogramma eruit? a Ik vind het belangrijk dat ik een paar keer per week beweging of sport heb. b Lopen, fietsen, zwemmen? Dat is voor volgende week! c Sporten en trainen? Ik kan geen dag zonder!
7
Waaruit bestaat voor jou een typische maaltijd? a Ik eet fastfood. b Ik neem zoveel mogelijk afwisseling, gewoon gezond. c Ik eet deegwaren, veel rauwe groenten met een sportdrankje. Hoe sportief ben jij?
5
Antwoord a
Antwoord b
Antwoord c
Vraag 1
1
2
3
Vraag 2
1
3
2
Vraag 3
2
3
1
Vraag 4
2
3
1
Vraag 5
3
1
2
Vraag 6
2
1
3
Vraag 7
1
2
3
Score 7 -11: ZETELHANGER – Je geniet van nietsdoen en luieren in je vrije tijd. Het is hoog tijd dat je wat actiever wordt. Neem eens wat beweging. Begin met uit je zetel te klimmen.
Score 12-16: KWIKKIE – Je probeert in vorm te blijven door voldoende te bewegen. Je overdrijft niet en bent gezond en fit. Je jogt en sport voor je plezier. Je behaalt zilver en bent daarmee tevreden.
Score 17-21: SPORTJUNK – Je bent een superatleet! Je leven staat in het teken van je lichaam. Een dag zonder sport is voor jou een verloren dag. Je behaalt goud met gemak!
Bron: vrij naar www.klasse.be
Een test zegt natuurlijk ook niet alles. Een jongere die niet aan sport doet, hoeft nog niet noodzakelijk een luiwammes te zijn.
2 Stel dat je een namiddag helemaal vrij bent, wat zou je dan doen? - Vul de tabel op de volgende pagina aan voor jezelf. Plaats een kruisje in de kolom als je deze activiteit zou doen op een vrije namiddag. eigen antwoord van de leerlingen - Vervolledig de tabel met de gegevens van de andere leerlingen. - Bereken de totalen en de percentages.
6
Hoe sportief ben jij?
Radio luisteren
TV/video kijken
Sporten
Schrijven
Lezen
Kletsen/ telefoneren
Hobby
Naam leerling
Totaal aantal kruisjes
Totaal in %
Hoe sportief ben jij?
7
3 In Vlaanderen heeft Klasse duizenden jongeren op dezelfde manier ondervraagd. Hieronder zie je de resultaten in een staafdiagram. Wat doen Vlaamse jongeren op een vrije namiddag? 93
hobby tv/video
87 87
kletsen/telefoneren
76
sport lezen
55 34
schrijven
27
radio luisteren 0
10
20
30
40
50
60
70 80 90 100 Aantal jongeren in % Bron: vrij naar Klasse
a Zie je dezelfde trend in je eigen klas? eigen antwoord van de leerlingen
4 De afgelopen jaren stond de jeugdsport in het Vlaamse sportbeleid centraal. Om zich een beeld te vormen over de jeugdsport in het algemeen, heeft men o.a. onderzocht in welke mate jongeren actief aan sportbeoefening doen. Hieronder vind je het resultaat van deze bevraging.
8
< 10 jaar
J
M
Totaal
aantal
103
138
241
%
16,0 %
18,7 %
17,5 %
aantal
539
599
1 138
%
84,0 %
81,3 %
82,5 %
Totaal
642
737
1 379
10 - 12 jaar
J
M
Totaal
aantal
80
103
183
%
11,3 %
13,6 %
12,5 %
aantal
628
656
1 284
%
88,7 %
86,4 %
87,5 %
Totaal
708
759
1 467
Hoe sportief ben jij?
Geen actieve sportbeoefening Actieve sportbeoefening
Geen actieve sportbeoefening Actieve sportbeoefening
13 - 15 jaar
J
M
Totaal
aantal
52
81
133
%
8,3 %
12,3 %
10,4 %
aantal
571
575
1 146
%
91,7 %
87,7 %
89,6 %
Totaal
623
656
1 279
> 15 jaar
J
M
Totaal
aantal
60
98
158
%
12,0 %
18,0 %
15,1 %
aantal
440
445
885
%
88,0 %
82,0 %
84,9 %
Totaal
500
543
1 043
Geen actieve sportbeoefening Actieve sportbeoefening
Geen actieve sportbeoefening Actieve sportbeoefening
Bron: Jeugdsport in cijfers, uitgeverij Lannoo
a Hoeveel jongeren werden er in totaal bevraagd? 1 379 + 1 467 + 1 279 + 1 043 = 5 168 b Noteer de ontbrekende percentages in de tabel bovenaan. c Wie zijn het meest sportief op 14-15-jarige leeftijd: de jongens of de meisjes? Bewijs je antwoord met cijfers. De jongens zijn het meest sportief. 91,7 % van de jongens doen actief aan sport.
5 Is dit in jouw klas ook het geval? Vul onderstaande tabel in. eigen antwoord van de leerlingen Onze klas
J
aantal % aantal %
M
Totaal Geen actieve sportbeoefening Actieve sportbeoefening
Totaal
Besluit eigen antwoord van de leerlingen
Hoe sportief ben jij?
9
6 Actief sporten gebeurt vaak in clubverband maar de laatste jaren zijn er heel wat andere mogelijkheden ontstaan. De onderstaande grafiek geeft aan in welk verband jongens en meisjes hun sport beoefenen. Sportcontext naar geslacht, in % van de sportieve populatie % 80 70 60 50 40 30 20 10 0
% 80
1
2
Legende: 1 clubverband 5 met vrienden
3
4
5
6
7 jongens
2 schoolsport 6 familieverband
70 60 50 40 30 20 10 0
1
2
3 sportkamp 7 alleen
3
4
5
6
7 meisjes
4 jeugdbeweging Bron: Jeugdsport in cijfers, uitgeverij Lannoo
a Zoek de betekenis van het begrip 'populatie' in het woordenboek. Populatie = verzameling waaruit men een steekproef neemt.
b Welke verschillen merk je op tussen jongens en meisjes? Jongens sporten meer in clubverband, met vrienden of alleen.
10
Hoe sportief ben jij?
7 Zou dit ook zo zijn voor jouw klas? Je kunt in meerdere omstandigheden sport beoefenen. a Vul onderstaande tabel in.
eigen antwoord van de leerlingen
Jongens
Meisjes %
%
Clubverband Schoolsport Sportkamp Jeugdbeweging Met vrienden Familieverband Alleen b Maak op een apart wit blad een grafiek zodat je bijvoorbeeld in één oogopslag kunt zien hoeveel procent van de leerlingen van jouw klas sporten in clubverband. Je kiest hiervoor best voor een kolomgrafiek.
8 Of er ook een verschil is wat de leeftijd betreft, kun je aflezen van de volgende grafieken. Sportcontext naar leeftijd in % van de sportieve populatie % 70
% 70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
1
2
3
4 < 10 j
5
6
7
0
% 70
% 70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
1
2
Legende: 1 clubverband 5 met vrienden
3
4 13-15 j
5
6
2 schoolsport 6 familieverband
7
0
1
2
3
4 10-12 j
5
6
7
1
2
3
4 > 15 j
5
6
7
3 sportkamp 7 alleen
4 jeugdbeweging
Hoe sportief ben jij?
11
8
a Welke sportcontexten worden populairder op jouw leeftijd? Op 13 tot 15-jarige leeftijd sporten jongeren liever met vrienden of alleen, minder in familieverband.
b Zoek op internet twee organisaties die sportkampen organiseren. Geef hun naam, adres, telefoonnummer, eventueel een mailadres en website. Naam:
Naam:
Adres:
Adres:
Telefoonnummer:
Telefoonnummer:
E-mail:
E-mail:
Website:
Website:
9 In Vlaanderen heeft de overheid een bevraging gedaan bij een aantal sportclubs over hun aanbod, inkomsten en uitgaven. Hieronder vind je een overzicht van het aantal sportclubs dat aan die bevraging deelnam. Aantal sportclubs per provincie Antwerpen
193 Oost-Vlaanderen
119
Brussel hoofdstedelijk gewest
28 Vlaams-Brabant
110
Limburg
75 West-Vlaanderen
105
a Hoeveel sportclubs vulden uiteindelijk de bevraging in? 193 + 28 + 75 + 119 + 110 + 105 = 630 b Stel deze gegevens grafisch voor in een cirkeldiagram. Vermeld het percentage per provincie zodat je onmiddellijk een beeld krijgt van de spreiding van de bevraagde sportclubs over Vlaanderen.
Spreiding van het aantal bevraagde sportclubs over Vlaanderen
Antwerpen
17 % 31 %
Brussel hoofstedelijk gewest Limburg
17 %
Oost-Vlaanderen 4% 19 %
12
Hoe sportief ben jij?
12 %
Vlaams-Brabant West-Vlaanderen
10 Om te kunnen overleven hebben ook sportclubs inkomsten nodig. Overzicht belangrijkste inkomstenbronnen < 61 leden
61-200 leden
> 200 leden
andere geldacties / evenementen wedstrijden / tornooien kantine sponsoring subsidies federatie subsidies gemeente lidgelden 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Percentage sportclubs
a Vul in onderstaande tabel de vijf belangrijkste inkomstenbronnen in voor kleine en grote sportclubs. Wat kun je hieruit afleiden? lidgelden, subsidies gemeente, sponsoring, kantine, geldacties / evenementen
b Bestudeer de grafiek die bovenaan staat. Wat is de belangrijkste inkomstenbron van de sportclubs (zonder rekening te houden met het aantal leden)? lidgelden Kleine sportclubs (< 61 leden)
Grote sportclubs (> 200 leden)
1
lidgeld
lidgeld
2
subsidies gemeente
subsidies gemeente
3
sponsoring
sponsoring
4
geldacties en evenementen
inkomsten kantine
wedstrijden en tornooien
geldacties en evenementen
5
Hoe sportief ben jij?
13
11 Al deze inkomsten dienen om de uitgaven van de sportclubs te financieren. Overzicht belangrijkste uitgavenposten < 61 leden
61-200 leden
> 200 leden
salarissen andere energie onderhoud opleiding & vorming vergoedingen promotie / ledenblad evenementen / activiteiten materiaal lidgelden huur verzekeringen 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Percentage sportclubs
a Vul in onderstaande tabel de vijf belangrijkste uitgavenposten in voor kleine en grote sportclubs. Kleine sportclubs (< 61 leden)
Grote sportclubs (> 200 leden)
1
verzekeringen
verzekeringen
2
huur
huur
3
lidgelden
lidgelden
4
evenementen / activiteiten
materiaal
5
materiaal
evenementen / activiteiten
Wat kun je hieruit afleiden?
Grote en kleine sportclubs besteden het meeste geld aan verzekeringen en huur. Kleinere sportclubs geven minder geld uit aan evenementen dan grotere sportclubs. b Waarom is het aandeel van de salarissen kleiner bij kleine sportclubs? Zij werken vaker met vrijwilligers.
c De premies voor verzekeringen blijken in alle sportclubs de grootste uitgavenpost te zijn. Kun je hiervoor een verklaring geven? De sportclubs sluiten heel vaak een verzekering af voor hun leden, het personeel en hun vrijwilligers.
14
Hoe sportief ben jij?
2
SPORT EN RECORDS 1 Niet iedereen doet actief aan sport. Wil je toch op de hoogte blijven van het sportgebeuren, dan kunnen de sportpagina’s in kranten (of online) een uitkomst bieden. a Welke sporten komen vooral aan bod op de sportpagina's in de kranten? – voetbal
– volleybal
– wielrennen
– zwemmen
– atletiek
– motorcross
– autosport
– handbal
– basketbal
–
b Bekijk de uitslagen van zwemmen, atletiek, wielerwedstrijden, autosport. Hoe worden deze uitslagen opgemaakt? rangschikking volgens aankomst
c Welke 'twee belangrijke elementen' vind je vrijwel altijd terug in deze uitslagen? afstand en tijd
d Hoe komt men aan deze 'belangrijke elementen'? afstand en tijd worden gemeten
Besluit Meten is dus heel belangrijk in de sportwereld.
2 Elke atleet droomt ervan een record te behalen. We zochten enkele wereldrecords op van verschillende atletiekdisciplines.
Sport en records
15
a Vul de volgende tabel verder aan met de meeteenheid. Atleet / atlete
Wereldrecord
Discipline
Meeteenheid
Usain Bolt
9.58
100 m heren
seconde
Florence Griffith-Joyner
21.34
200 m dames
seconde
Usain Bolt
19.19
200 m heren
seconde
Javier Sotomayor
2.45
hoogspringen heren
meter, centimeter
Stefka Kostadinova
2.09
hoogspringen dames
meter, centimeter
Mike Powell
8.95
verspringen heren
meter, centimeter
Galina Tsjistjakova
7.52
verspringen dames
meter, centimeter
Sergej Boebka
6.14
polsstokhoogspringen heren
meter, centimeter
Yelena Isinbayeva
5.06
polsstokhoogspringen dames
meter, centimeter
Haile Gebrselassie
2.03.59
marathon heren
uur, minuut, seconde
Paula Radcliffe
2.15.25
marathon dames
uur, minuut, seconde
3 Vergelijk de lengte van de klas met het wereldrecord verspringen bij de heren. a Wat is het wereldrecord verspringen bij de heren? 8,95 m
b Meet de lengte van de klas.
c Pas de hoogte van het wereldrecord hoogspringen bij de dames en heren af op de muur van de klas.
16
Sport en records
3
GROOTHEDEN EN EENHEDEN 1 Om de resultaten van sporters te kunnen meten maken we gebruik van verschillende grootheden en eenheden. a Welke grootheden worden telkens gemeten bij de sportnummers in de tabel hieronder? b Welke eenheid wordt er gebruikt? c Vul ook telkens de juiste symbolen in.
Sportnummer
Grootheid en symbool
Hoofdeenheid en symbool
100 m heren
tijd
t
seconde
200 m dames
tijd
t
seconde s
Hoogspringen heren
afstand
x
meter m
Polsstokhoogspringen dames
afstand
x
meter m
Marathonloop dames
tijd
t
seconde s
24 uur van Zolder
afstand
x
meter m
Ronde van Vlaanderen
tijd
t
seconde s
s
Besluit 1 We meten grootheden en drukken ze uit in een hoofdeenheid. 2 Grootheden en eenheden worden voorgesteld met een symbool.
Besluit Uit de vorige tabel onthouden we twee grootheden met hun eenheid en symbool.
Grootheid
Symbool
Hoofdeenheid
Symbool
afstand
x
meter
m
tijd
t
seconde
s
Opmerkingen 1 Voor afstand worden soms ook andere symbolen gebruikt: l lengte h hoogte b breedte r straal d diameter ... 2 Naast de hoofdeenheid gebruiken we vaak om praktische redenen veelvouden en onderverdelingen: meter (m): millimeter (mm), centimeter (cm), kilometer (km) … seconde (s): minuut (min), uur (h) … Grootheden en eenheden
17
4
IN DUEL MET KIM GEVAERT Kim Gevaert is de beste Belgische sprintster ooit. Zij was drievoudig Europees kampioene op de 60 m in zaal. Op de wereldkampioenschappen indoor behaalde ze op deze afstand zilver in 2004, brons in 2006. Haar Belgisch record op de 60 m in de zaal bedraagt 7,11 s. In 2006 werd ze Europees kampioene op de 100 m en de 200 m. Op de wereldkampioenschappen in 2007 behaalde ze brons met de Belgische estafetteploeg 4 x 100 m. Op de Olympische spelen in Peking mocht ze een bronzen medaille ontvangen op de 4 x 100 m. Enkele cijfers: - Goud en Europees kampioene 60 m op het EKindoor 2002 in Wenen - Twee keer zilver, 100 en 200 m, op het EK 2002 in Munchen - Zilver op de 60 m op het WKindoor 2004 in Boedapest - Tweevoudig finaliste, 200 m en 4 x 100 m, op de Olympische Spelen in Athene - Goud en Europees kampioene 60 m op het EKindoor 2005 in Madrid - Finaliste op de 200 m op het WK 2005 in Helsinki - Brons op de 60 m op het WKindoor 2006 in Moskou - Tweevoudig Europees kampioene 100 en 200 m in Göteborg 2007 - Goud op de 60 m op het EKindoor 2007 in Birmingham Bron: www.kimgevaert.be
Als we ons spurttalent willen vergelijken met dat van Kim Gevaert kunnen we dat op twee manieren doen. We kunnen meten hoeveel tijd wij nodig hebben om 60 m af te leggen. We gaan echter meten welke afstand we afleggen in 7 seconden. Deze tweede manier testen we op de speelplaats. Experiment • Probleemstelling Welke afstand kunnen wij lopen in 7,0 s? • Benodigdheden Chronometer, lintmeter (20 m, 30 m of nog langer) • Uitvoering en waarneming Naam
eigen antwoord van de leerlingen Gelopen afstand
Naam
Gelopen afstand
• Conclusie Welke problemen ondervonden we in verband met de opstelling, de te meten en te lopen afstand en de start- en stopsignalen? - Het start- en stopsignaal heeft tijd nodig om ons te bereiken.
18
In duel met Kim Gevaert
- We wisten niet goed hoe ver de lopers zouden geraken: we stonden te dicht of te ver opgesteld. - We verliezen veel tijd als we telkens vanaf de startlijn beginnen te meten.
Hoe kunnen we deze problemen oplossen? - De starter staat bij zijn / haar klasgenoten die de afstand meten en geeft bij de start en stop ook een armgebaar. Vanaf 30 m zetten we elke 2 m een merkteken op de grond. - Vanaf 30 m plaatsen we elke 2 m iemand om te meten. -
Experiment • Probleemstelling Hoe kunnen wij de afstand die we in 7,0 s lopen zo nauwkeurig mogelijk meten? • Benodigdheden Chronometer, lintmeter, krijt, … • Uitvoering en waarneming We hernemen de proef en proberen de metingen nauwkeuriger uit te voeren. We noteren onze meetresultaten weer in een tabel. Naam
Gelopen afstand
Naam
Gelopen afstand
• Conclusie Zijn je meetresultaten nauwkeuriger dan bij het vorige experiment?
Hoe wordt een zeer nauwkeurige tijdmeting uitgevoerd bij de aankomst van een loopwedstrijd? - elektronische tijdsopname - fotofinish Hoe vinden we in de wetenschappen steeds nauwkeuriger en betrouwbaardere metingen? - Metingen uitvoeren met materiaal dat nauwkeurig werkt. - Metingen herhalen om te zien of ze correct zijn.
In duel met Kim Gevaert
19
5
SPORT KOST GELD!
1 Sport heeft een enorme economische impact. Niet alleen de gezinnen maar ook de overheid geeft heel wat geld uit aan sport.
Uit een onderzoek uit 2010 blijkt dat een Vlaams gezin gemiddeld 1 750 euro per jaar aan sport uitgeeft. Hieronder vind je een meer gedetailleerd overzicht. Gemiddelde uitgave van een Vlaams gezin per jaar Actieve sportbeoefening
Verplaatsing
€ 448,46
Uitrusting
€ 369,48
Sociale kosten (*)
€ 316,80
Lidgeld
€ 182,11
Begeleiding
€ 153,62
Totaal Passieve sportbeoefening Algemeen Totaal
€ 1 470,47 € 280,29 € 1 750,76
(*) Sociale kosten: après sport a Hoeveel procent van het inkomen besteedt een gezin aan sport als je weet dat in 2010 het gemiddelde inkomen van een Vlaams gezin 25 372,26 euro bedroeg? = (1750,76 / 25 732,26)* 100 = 69 % b Welke onkosten heeft iemand die aan passieve sportbeoefening doet? Geef drie voorbeelden. verplaatsing, abonnement, sociale kosten, ...
2 Niet alleen de gezinnen maar ook de overheden doen een aardige duit in het zakje. Zij geven gemiddeld 372 miljoen euro uit aan sport. In Vlaanderen alleen al zijn er 23 861 sportclubs met 1,4 miljoen leden. Hier zijn 313 000 vrijwilligers bij betrokken. Hoeveel leden heeft elke sportclub gemiddeld? 1 400 000 / 23 861 = 58,67 leden
20
Sport kost geld
2 Sport betekent niet alleen maar uitgaven. Heel wat mensen die direct of indirect met sport te maken hebben, verdienen hiermee hun brood. Voor Vlaanderen zijn dit 70 697 voltijdse jobs. a Hoeveel sportclubs telt jouw gemeente of stad? Je kunt hiervoor terecht op de website van de gemeente of stad. eigen antwoord van de leerlingen b Som vijf jobs op die rechtstreeks te maken hebben met sport. trainer, verzorger van de spelers, kantinepersoneel, sportdokter, onderhoudspersoneel
c Ken je ook jobs die onrechtstreeks te maken hebben met sport? Som ze op. reclamemensen, arbeiders van een fabriek die sportkleding maakt, verkopers in een sportwinkel, sportjournalisten
3 Spijtig genoeg verdient niet iedereen een eerlijke boterham in deze sector. Hieronder zie je de samenstelling van de verkoopprijs van een sportschoen die geproduceerd wordt in de Derde Wereld. Materiaal e 8,50 Productiekosten e 1,5 BTW e 17,-
Winst onderaannemer e 3,Loonkosten arbeiders e 0,50
Publiciteit merk e 8,-
Loonkosten sportwinkel e 18,-
Research e 11,Winst merk e 13,-
Transport, taksen e 5,-
Huur/opslag sportwinkel e 12,-
Publiciteit sportwinkel e 2,50
Hoeveel procent maken de loonkosten van de arbeiders uit van een verkoopprijs van 100 euro? (€ 0,50 * 100)/100 = 0,50 %
Sport kost geld
21
Uit een nieuw rapport van de Landelijke India Werkgroep over de Indiase voetbalindustrie blijkt dat het aantal full-time werkende kinderen, ondanks een door de FIFA betaald inspectiesysteem, nauwelijks is afgenomen. Volwassenen verdienen iets meer dan vier jaar geleden, maar voor de meerderheid is dat nog steeds niet meer dan ruim de helft van het officiële minimumloon van bijna 2,00 euro per dag. Het stikken van voetballen gebeurt grotendeels thuis en in kleine werkplaatsen. Vrouwen krijgen gemiddeld voor het stikken van een bal een derde minder dan mannen.
Voor het eerst is door het Hong Kong Christian Industrial Committee onderzoek gedaan naar de voetbalproductie in China. Daar vindt de productie deels machinaal in fabrieken plaats voor afnemers als grote sportmerken. De werknemers maken dagen van gemiddeld 11 tot 15 uur en verdienen in het laagseizoen minder dan het officiële
In Pakistan zijn de arbeidsomstandigheden niet veel beter, hoewel daar wel meer vooruitgang is geboekt met een programma tegen kinderarbeid in ‘wereldvoetbalhoofdstad’ Sialkot. Toch blijkt uit een onderzoek van de Global March Against Child Labour dat op 250 kilometer afstand van Sialkot kinderen vanaf zes jaar nog steeds voetballen stikken.
minimumloon. Overwerk wordt niet uitbetaald. De werknemers worden blootgesteld aan tal van gezondheidsrisico’s (vergiftiging, snijwonden, brandwonden, vergroeiingen, enz…) zonder dat de nodige veiligheidsmaatregelen worden genomen. Dit alles is in strijd met de Chinese wetten.
Bron: www.schonekleren.nl
Welke mistoestanden wil de 'Schone Kleren'-campagne hier aanklagen? De slechte arbeidsomstandigheden waarin sportkleding gemaakt wordt. Het personeel wordt slecht betaald en moet in onveilige omstandigheden werken. De campagne klaagt ook kinderarbeid aan.
22
Sport kost geld
4 Sommige sporten kosten echt immens veel geld. Hieronder vind je de gemiddelde kostprijs van een Formule 1-bolide (uitgedrukt in euro). Stuur 520 000
Voorvleugel 65 000 Koetswerk 400 000
Remschijven 500 000 Stickers 50 000
Ophanging 750 000
Overige 1 000 000
Cockpit 900 000
Pedalen 15 000
Achtervleugel 320 000 Uitlaat 350 000
Kuipzetel 36 000
Brandstoftank 115 000 Banden 2 000 000
Velgen 50 000
Versnellingsbak 1 500 000 Bodemplaat 70 000
Totaal e 52 641 000 Bron: www.hln.be
Gelukkig is dat niet voor alle sporten het geval. Ga met drie leerlingen samen zitten. Kies een sport die één van jullie beoefent en dokter uit welke onkosten aan deze sport verbonden zijn op jaarbasis. eigen antwoord van de leerlingen
Sport kost geld
23
6
NATUURWETENSCHAPPEN EN SPORT Wetenschappen en sport zijn op heel wat gebieden met elkaar verbonden: - biologie: het menselijk lichaam is ons eigen sporttoestel - natuurkunde: de beste bewegingen en vormen van materiaal bepalen - chemie: zoeken naar betere sportmaterialen - techniek: ontwikkelen van nieuwe sportmaterialen - biochemie: ontwikkelen van voeding, vitamines, sportdranken, … - psychologie: leren omgaan met de druk om prestaties te leveren Wetenschappelijk onderzoek en sport gaan dan ook vaak samen. Sportprestaties worden steeds verbeterd door toepassingen vanuit wetenschappelijk onderzoek. We illustreren dit met enkele bekende voorbeelden: 1 De fosbury-flop: het lager leggen van het zwaartepunt
2 De fastskin of haaienpak
3 De vorm van de valhelm bij wielrenners
Besluit Wetenschappelijk onderzoek heeft een grote invloed op sportprestaties.
24
Natuurwetenschappen en sport
Groepswerk Zoek zelf een voorbeeld op waarbij aangetoond wordt dat wetenschappelijk onderzoek toegepast wordt in de sport. Elk groepje mag zelf een onderwerp kiezen en zoekt hierover de nodige informatie. Ieder groepje levert een uitgetypt bundeltje in op een afsgesproken tijdstip. Enkele mogelijke opdrachten. Zoek uitleg over:
1 2 3 4 5
Als een sporter enkele weken EPO slikt, dan verbetert zijn conditie voor maanden.
6
De klapschaats ontketent revolutie in de schaatswereld!
Creatine, de toegelaten drug! Hoogtetraining voor competitie op zeeniveau. Hogesnelheidscamera’s: veelzijdig gebruik in de sport! Sportieve grenzen van de mens worden verlegd door nieuwe technologische vondsten! - wielrennen: ossenkopsturen, carbon frames, … (bezoek aan wielerspeciaalzaak) - watersport: zwem- en waterpolopakken, … - atletiek: speciale loopschoenen, spikes, …
Mogelijke informatiebronnen 1 Websites: Check de websites op www.wwwhat.be. 2 Breng een bezoek aan een fietsenwinkel en vraag uitleg over de gebruikte materialen bij racefietsen, helmen, … Vraag folders of andere documentatie. 3 Breng een bezoek aan een winkel waar men artikelen voor 'outdoor sport' verkoopt (bergschoenen, sokken, regenkledij, slaapzakken, tenten, rugzakken, …). Vraag uitleg over de gebruikte materialen en breng folders of andere documentatie mee.
Natuurwetenschappen en sport
25
7
TIJD METEN: NIET ZO EVIDENT … Intussen weet je al dat nauwkeurig meten in de sport heel belangrijk is. Nauwkeurig meten is echter niet zo eenvoudig. We voeren een experiment uit om dit te bewijzen. Experiment • Probleemstelling Hoe kunnen we de tijd die iemand nodig heeft om een bepaalde afstand af te leggen zo nauwkeurig mogelijk meten? • Benodigdheden Chronometers, uurwerken, lintmeter 20 m, krijt • Uitvoering en waarneming - De klas wordt opgesplitst in een aantal groepen. - Op de speelplaats meet elk groepje een afstand van 20 m. - Eén leerling uit elk groepje stapt of loopt deze afstand. - De anderen meten de tijd die hun klasgenoot nodig heeft om deze afstand af te leggen. - We noteren de resultaten in de volgende tabel: Naam
Gemeten tijd (s) 1
2
• Conclusie 1 Vergelijk de resultaten binnen elk groepje. Wat valt je op? Niemand heeft dezelfde tijd gemeten. 2 Wat kan hiervan de oorzaak zijn?
- Chronometers zijn te vroeg of te laat gestart.
-
Chronometers zijn te vroeg of te laat gestopt.
-
Uurwerken met secondewijzer = onnauwkeurige tijdmeting
3 Welke elementen zijn belangrijk om nauwkeurig te meten?
- Een goede meting wordt bepaald door: 1) de nauwkeurigheid van het meettoestel.
26
-
2) de nauwkeurigheid waarmee de meting uitgevoerd wordt.
Tijd meten: niet zo evident ...
3
4
8
DE GROTE FIETSPROEF Uit het vorige experiment weten we waarop we moeten letten om de tijd zo nauwkeurig mogelijk te meten. Experiment • Probleemstelling Hoe meten we zo nauwkeurig mogelijk de tijd van een fietser? • Benodigdheden Lintmeter, chronometers, 3 fietsen, krijt • Uitvoering en waarneming - Op de speelplaats meten we heel nauwkeurig afstanden van 5 of 10 m af, tot 50, 60, of misschien wel tot 100 m. Zet bij elk meetpunt een duidelijk merkteken. - Aan elk merkteken neemt één leerling plaats. Fietser A rijdt met een constante lage snelheid. De andere leerlingen meten de tijd die de fietser nodig heeft om tot aan het merkteken te komen waar hij / zij staat. Fietser B rijdt met een constante hogere snelheid. De andere leerlingen meten de tijd die de fietser nodig heeft om tot aan het merkteken te komen waar hij / zij staat. Fietser C rijdt de eerste helft aan een constante lage snelheid en spurt gedurende de tweede helft. De andere leerlingen meten de tijd die de fietser nodig heeft om tot aan het merkteken te komen waar hij / zij staat. Noteer de meetresultaten in onderstaande tabel. eigen antwoord van de leerlingen
fietser
… m
… m
… m
… m
… m
… m
… m
… m
… m
… m
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
tijd (s)
A B C
De grote fietsproef
27
9
VAN METING TOT GRAFIEK 1 We stellen meetresultaten voor op een rooster. We vertrekken van de meetresultaten van de fietsproef. We leren nu eerst hoe meetresultaten op een wetenschappelijke manier worden voorgesteld op een rooster. Een rooster bestaat uit twee assen: de horizontale as (of x-as) en de verticale as (of y-as). a Welke grootheid hebben we op voorhand vastgelegd? de afstand b Op welke as wordt deze grootheid uitgezet? op de horizontale as (X-as)
We noemen deze grootheid de gegeven waarde.
c Welke grootheid hebben we tijdens de proef gemeten? de tijd d Op welke as wordt deze grootheid uitgezet? op de verticale as (Y-as)
Deze grootheid noemen we de gemeten waarde.
e Vul bij de volgende voorbeelden de gegeven en gemeten waarde in. 1 Coopertest
gegeven waarde: tijd
gemeten waarde: afstand
2 Werelduurrecord fietsen
gegeven waarde: tijd
gemeten waarde: afstand
3 Tijdrit in de Ronde van Frankrijk
28
gegeven waarde: afstand
gemeten waarde: tijd
Van meting tot grafiek
f Vul de metingen in op onderstaande grafiek. Gebruik een andere kleur voor fietser A, B en C. eigen antwoord van de leerlingen tijd (s)
Afstand (m)
2 Grafieken interpreteren. a Fietser A Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de eerste 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de volgende 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen
En om de volgende 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen Heeft de fietser steeds dezelfde tijd nodig om 10 m af te leggen eigen antwoord van de leerlingen Kun je hier een verklaring voor geven?
-
De snelheid van de fietser was niet altijd constant.
-
De tijdmeting was niet altijd even nauwkeurig.
Conclusie Duid hieronder aan wat juist is. Fietser A versnelt. vertraagt. 8 versnelt noch vertraagt.
Van meting tot grafiek
29
b Fietser B Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de eerste 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de volgende 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen
En om de volgende 10 m af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen Heeft de fietser steeds dezelfde tijd nodig om 10 m af te leggen Elke 10 m heeft fietser B steeds dezelfde tijd nodig. Kun je hier een verklaring voor geven? -
Conclusie Duid hieronder aan wat juist is. Fietser B versnelt. vertraagt. 8 versnelt noch vertraagt.
c Fietser C Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de eerste helft af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen Hoeveel tijd heeft hij of zij nodig om de tweede helft af te leggen? eigen antwoord van de leerlingen
30
Conclusie Duid hieronder aan wat juist is. vertraagt fietser C. In de tweede helft 8 versnelt fietser C. versnelt noch vertraagt fietser C.
Van meting tot grafiek
10 SNELHEID 1 We bekijken opnieuw de tabel met onze meetresultaten van de fietsproef. a Welke fietser heeft de afstand afgelegd in de kortste tijd? eigen antwoord van de leerlingen b Welke fietser heeft de afstand het snelst afgelegd? eigen antwoord van de leerlingen Snelheid is een grootheid.
Conclusie Welke twee grootheden bepalen de snelheid? afstand en tijd
2 Vul de tabel aan:
grootheid
symbool
eenheid
symbool
afstand
x
meter
m
tijd
t
seconde
s
snelheid
v
meter per seconde
m/s
3 Welk verband bestaat er tussen de grootheden afstand, tijd en snelheid? - Hoe minder tijd je nodig hebt om een afstand af te leggen, hoe groter de snelheid. - Hoe meer tijd je nodig hebt om een afstand af te leggen, hoe kleiner de snelheid.
Snelheid
31
11 SPORT EN RECLAME 1 Bond Beter Leefmilieu onderwierp een aantal tijdschriften aan een onderzoek naar de hoeveelheid reclame. Hieruit bleek dat gemiddeld 34 % van het totaal aantal pagina’s wordt besteed aan reclame. Consumenten die deze bladen kopen, betalen dus voor een groot deel om zich te laten overtuigen geld uit te geven aan zaken die ze in vele gevallen niet nodig hebben. Tijdschrift
Totaal aantal pagina’s
Totaal aantal pagina’s reclame in %
Marie-Claire
184
112
60,87 %
Dag Allemaal
184
33
17,93 %
Humo
192
35
18,23 %
Feeling
300
111
37,00 %
Weekend Knack
140
53
37,86 %
Trends
140
54
38,57 %
Exclusief
208
60
28,85 %
Flair
118
30
25,42 %
Nouveau
162
50
30,86 %
Elegance
178
62
34,83 %
Allure
162
66
40,74 %
Totaal
1 968
34 %
Vul de ontbrekende cijfers in bovenstaande tabel in. Neem een tijdschrift dat niet in het bovenstaand lijstje staat. Hoeveel bedraagt het totaal aantal pagina’s van dit ene exemplaar? Hoeveel (volledige) pagina’s worden er besteed aan reclame? Tip: je kunt best de oppervlakte berekenen. Tijdschrift:
eigen antwoord van de leerlingen
Aantal pagina’s:
eigen antwoord van de leerlingen
Aantal pagina’s reclame:
eigen antwoord van de leerlingen
% reclame: eigen antwoord van de leerlingen
2 Sport en reclame zijn heel nauw met elkaar verwant.
Waaraan denk je als je de woorden 'sport' en 'reclame' hoort? eigen antwoord van de leerlingen
32
Sport en reclame
3 Als we de relatie tussen reclame en sport wat van dichterbij gaan bekijken, kunnen we de volgende indeling maken: Sport(artikelen) Commerciële doelen
Andere goederen en diensten Niet-commerciële doelen
Reclame in de sport
Sport in de reclame
fragment 2
fragment 1
fragment 3
fragment 4
advertentie 2
advertentie 4
advertentie 1
advertentie 3
Bekijk de advertenties, de reclamefilmpjes (op www.seiwhat.be), … heel grondig en plaats ze in de juiste kolom. Werk per twee een reclamecampagne uit voor je favoriete sport. Dit kun je doen aan de hand van een affiche, een folder, … Ga ook na hoeveel het kost om deze affiche of folder te drukken. eigen antwoord van de leerlingen
Sport en reclame
33