0. INLEIDING. 1. Wat is filosofie? • •
•
•
•
philos sofia: houden van kennis historisch: ontstaan in de 6e eeuw v.C. als reactie op het mythologisch denken (overgang mythos → logos) o mythologisch denken: poging om de wereld te verklaren op verhalende manier (mythes), dus op een niet-wetenschappelijke en niet-logische manier e 1 filosoof: Thales van Mylete o Plato, Socrates: systeembouwers o filosofen voor Plato en Socrates: pre-Socratici (natuurfilosofen), vb. Pythagoras zoeken naar een ontstaansprincipe van de werkelijkheid (vb. Pythagoras: getallen) veraf van de wetenschap, maar toch op zoek naar een principe IN de wereld zelf zonder goddelijke inbreng (dus een eerder logische verklaring) bijzondere verhouding tussen wijsbegeerte en theologie & wetenschap o wetenschap: wijsbegeerte werd bij zijn ontstaan aanzien als wetenschap en beiden gingen zeer lang hand in hand o theologie: nauwe band, maar uit elkaar vanaf de 14e eeuw voorheen 2 handen op 1 buik: filosofie als dienstmaagd van de theologie maar vanaf de 14e eeuw ook filosofische waarheden die los staan van theologie o ondertussen geen specifiek onderzoeksdomein voor de wijsbegeerte meer: alles werd ingenomen door de wetenschap 3 soorten vragen die gesteld worden o meta-vragen vragen die de normale vraagstelling overschrijden • vb. wat is kunst? • vb. goed en kwaad: wat is rechtvaardigheid? • vb. wat is kennis? • vb. is er een werkelijkheid? ontologie: vragen naar het zijn epistemologie: kennisleer ethiek: wat is goed en kwaad o kritische vragen houding t.a.v. de werkelijkheid filosofie is een nooit-eindigende activiteit: men blijft vragen stellen (filosofie als de luis in de pels van de samenleving) vb. Socrates: stelde iedereen vragen en was ervan overtuigd kennis te halen uit vragen stellen (Socratisch gesprek) o normatieve vragen hoe zou het moeten zijn? (↔ descriptieve zinnen: beschrijvend: kunnen waar of vals zijn) • vb. belastingen ontduiken is slecht (kan niet waar of vals zijn, kan niet zomaar gefalsifieerd worden)
•
•
vb. alle landen moeten mensenrechten respecteren o maar: alle landen die willen toetreden tot de EU moeten mensenrechten respecteren is NIET normatief, maar descriptief) vaak foute afleidingen: vanuit een descriptief feit een normatieve gevolgtrekking doen • vb. roken schaadt de gezondheid DUS je moet roken verbieden • je kunt niets normatief afleiden uit wat er is (is/ought) het monopolie van het filosoferen ligt niet bij de filosofen: iedereen stelt zich filosofische vragen én elke academicus is ermee bezig o maar: als je vragen stelt en antwoorden tracht te formuleren, moet je je ervan bewust zijn dat je niet meer wetenschappelijk bezig bent/dat je uitspraken een andere plaats hebben/dat je een andere rol aanneemt o het onderzoeksobject in de menswetenschappen is contingent: het had er evengoed anders kunnen uit gezien hebben (↔ positieve wetenschappen)
2. Wat is politieke filosofie? • • • •
≠ partijpolitiek programma ≠ politieke ideologieën (dus niet sociaal democratie, marxisme… maar breder dan dat) ≠ empirische en verklarende studie van politiek (= domein van de politicologie en sociale wetenschappen) = een abstracte en theoretische benadering van “het politieke”
2.1 Abstracte, theoretische benadering • weinig beschrijvend: hoe meer beschrijvend, hoe meer politieke wetenschap • conceptuele analyse van termen (meta-vragen): op zoek naar de inhoud van relevante concepten • normatief/prescriptief/kritisch o hoe dingen zouden moeten zijn o zoektocht naar principes, met in het achterhoofd vaak normatieve vraagstelling 2.2 … van “het politieke” • niet eng: meer dan alleen partijpolitiek • veeleer denken rond de politieke gemeenschap (Res Publica) o dus alles wat te maken heeft met wat ons verbindt als politieke individuen o modern inzicht (Hobbes, Locke…): nood aan afspraken te maken, omdat de natuurtoestand onhoudbaar is → regels naleven etc. → ontstaan politieke gemeenschap • ontstaan van de moderne filosofie: context van een onhoudbare natuurtoestand o schaarste is inherent aan onze ‘condition humain’ o gaat uit van de maakbaarheid van de samenleving: zélf een samenleving maken (i.t.t. het natuurrecht ontdekken) en dus zelf regels maken, contracten sluiten… o mensbeeld: mens is een zoön politikon: we kunnen als groep niet overleven zonder afspraken (ergo: we kunnen niet overleven zonder het politieke te creëren) o mens streeft naar het ‘goede leven’ en iedereen heeft daarover andere opvattingen • politieke filosofie gaat ervan uit dat de mens wil leven volgens zijn opvatting
•
hoe kan de politiek hierin een rol spelen (m.a.w. hoe kan zij hiervoor zorgen)
2.3 Historisch overzicht • Plato (428 – 348 v.C.) o 1e systematische filosoof o ‘geschiedenis van de wijsbegeerte is 1 lange voetnoot bij Plato’ o schreef geen theoretische traktaten, maar dialogen o 1 daarvan: de staat (Politeia), waarin hij de ideale staat beschrijft Plato is geen democraat is een verlicht despoot: hij heeft het niet voor de massa, wel voor de mensen met het ware inzicht (dus filosofen) → macht geven aan 1 filosoof heeft een dualistisch wereldbeeld: hij kent 2 werelden • een wereld waarin we leven, met empirische ervaringen, maar dat is volgens Plato een schijnwereld • de échte wereld is de vormenwereld/ideeënwereld (έιδος) o allemaal mensen die van elkaar verschillen, maar toch kunnen we de vorm ‘mens’distilleren o men kan pas tot inzichten komen als men het volmaakte idee ‘mens’ bestudeert • vb. de allegorie van de grot o mensen vastgebonden aan een muur en op de muur mensen met figuren, die door een vuur voor schaduwen zorgen o het enige wat je weet/kent zijn de schaduwen, die je beschouwt als de echte wereld o de filosoof is de mens die zich van zijn ketenen (het aardse bestaan) ontdoet en die toegang heeft tot de echte wereld, tot de echte werkelijkheid • Augustinus (354 – 430 n.C.) o heeft het christendom geplatoniseerd o negatief mensbeeld: erfzonde, we kunnen pas bevrijd worden door de genade van God o pas op het einde der tijden kan het ‘civitate dei’ bereikt worden o pre-modern: wachten op God • Thomas van Aquino (1225 – 1274 n.C.) o verschillende niveaus van wetten: lex humana: wetten die mensen maken (men kan weten of ze rechtvaardig zijn door ze te toetsen aan het lex naturalis) lex naturalis: natuurwetten die God in de natuur heeft vastgelegd • kunnen door de rede gekend worden → de moraal kan je autonoom als mens kennen (je hebt er God niet meer voor nodig) → de bijbel is niet langer nodig om goed en kwaad te onderscheiden lex divina: komt tot ons via de openbaring (bijbel) o er zijn dus 2 wegen naar 1 waarheid: via de rede of via de openbaring, en deze kunnen nooit met elkaar botsen (ze zijn complementair) • Machiavelli (1469 – 1527 n.C.) o doel heiligt de middelen o Il Principe: deugden die een heerser moet hebben, op een realistische, nietgeromantiseerde manier beschreven (vb. pragmatisme) o wie 100% deugdzaam is, moet niet aan politiek doen
•
•
• •
•
Hobbes (1588 – 1679 n.C.) o politiek gezag als uitkomst van een contract (idem bij Locke, Rousseau, Kant) o Verlichting: mensen emanciperen los van traditie hoe kan gezag tot stand komen? cantracttheorie o als we in de natuurtoestand (“oorlog van allen tegen allen” → chaos) zouden blijven, maken we onszelf kapot → mensbeeld: homo homini lupus o win-win situatie: iedereen heeft voordeel bij staatsgezag o.b.v. een contract dit staatsgezag moet absoluut zijn (Leviathan), omdat het niet rationeel is om de gemaakte afspraken na te komen (hoewel het wel rationeel is om ze te maken) ≈ probleem van de free-rider Locke (1632 – 1704 n.C.) o 1 van de vroegste liberale denkers o vertrekt ook van de natuurtoestand, maar is ervan overtuigd dat daar wél al morele wetten aanwezig zijn (↔ Hobbes: “in een pre-politieke toestand bestaan goed en kwaad niet” → volgens hem zijn dit constructies van mensen), want er is een natuurwet o maar er is politiek gezag nodig omdat die natuurwetten niet genoeg worden nageleefd politiek gezag moet democratisch zijn overheidsgezag mag nooit de grondrechten (reeds aanwezig in het natuurrecht) van mensen schenden (↔ Hobbes: vb. tegen godsdienstvrijheid) Montesquieu (1689 – 1755 n.C.): scheiding der machten Rousseau (1712 – 1778 n.C.) o natuurmens is superieur o mens is intrinsiek goed, maar wordt verdorven door de systemen o eveneens contractdenker o volonté générale: samenleving kan niet bestaan uit verschillende willetjes, maar men moet komen tot een algemene wil, waaraan de politiek uiting moet geven hierin sluipt het gevaar van paternalisme: de overheid weet wat je preferenties zijn moest je rationeel zijn, maar je bent het niet Rousseau laat geen ruimte voor fouten Kant (1724 – 1804 n.C.) o kort essay: wat is Verlichting? o antwoord: “Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander. … Sapere aude, heb de moed, je van je eigen verstand te bedienen! is derhalve de zinspreuk van de Verlichting.” zet zich af tegen de manier van denken waarbij opvattingen van mensen voornamelijk gebaseerd waren op tradities, … individualisme: mensen als individuen hebben zélf rechten moeten zélf denken over hoe ze hun leven willen leiden etc.
2.4 Anglo-Saksische politieke filosofie • Karl Popper • 1 figuur extreem belangrijk: John Rawls
3. Liberalisme. • • • •
•
•
•
•
belangrijkste paradigma sinds de Verlichting om over politiek na te denken geen partijpolitiek programma: liberalisme kan niet geclaimd worden door liberalen door werk van Rawls opnieuw geijkt (A Theory of Justice, 1971) 1e basisidee: gaat ervan uit dat burgers vrije en gelijke individuen zijn o Rawls, 1993: xxvii: “the problem of liberalism”: “How is it possible that there may exist over time a stable and just society of free and equal citizens profoundly divided by reasonable religious, philosophical, and moral doctrines?” o hoe organiseer je een stabiele samenleving doorheen de tijd die ook rechtvaardig is? 2e basisidee: idee van neutraliteit o Christman, 2002: 18: “…the liberal claim that the fundamental obligation of the state is to secure justice for its citizens while remaining neutral concerning their individual conceptions of moral value and the good life.” o de overheid doet geen uitspraak over de waarheid en waarde van bepaalde opvattingen over het ‘goede leven’ o doet ze dat wel: paternalistische overheid (vb. theocratie) autonoom mensbeeld achter liberalisme o < αυτος – νοµος: zelf wetgever o mens is capabel om preferenties die hij heeft historisch te reflecteren, te overdenken en er conclusies uit te nemen o autonomie hangt samen met vrijheid: living from the inside mensen willen altijd volgens hun opvattingen van het goede leven leven zélf tot deze opvattingen komen, inzicht krijgen vb. 1984 (Orson Welles): hierin wordt een personage gedwongen aan te nemen dat 2 + 2 = 5 • dit is verkeerd volgens het liberalisme • niet alleen is 2 + 2 geen 5, het wordt gedwongen recht om foute opvattingen te hebben MacIntyre: verschillende vormen van liberale theorieën (progressief vs. conservatief, sociale liberalen vs. klassieke liberalen…) o maar: standaardparadigma blijft ongeveer hetzelfde: allemaal vertrekken ze van vrijheid en gelijkheid (hoewel de klemtoon op een van beiden soms verschilt) o vb. grote nadruk op gelijkheid (vb. gelijkheid van inkomen) kan drukken op vrijheid en vice versa liberalisme wordt niet opgevat als het economisch systeem van vrije markt en kapitalisme: liberalisme mondt niet altijd uit in een verheerlijking van het kapitalisme
3.1 Historische achtergrond liberalisme 3 belangrijke bronnen: • Renaissance: omwenteling in mensbeeld • Reformatie: omwenteling in politieke realiteit • Verlichting: kroon op het werk: mensen die liberalisme volledig formuleren 3.1.1 Renaissance • voorheen: Middeleeuwen: o gesloten wereldbeeld o nauwelijks scheiding Kerk en staat: verstrengeling politiek en religie, in voordeel van beiden
•
•
•
14e eeuw: veranderingen die wereldbeeld doen verschuiven o denkers die nadruk leggen op feit dat christelijke God als een zeer transcendent wezen (1) moet geacht worden, die voor de menselijke rede niet toegankelijk is (enkel via het geloof) → geloof en rede uit elkaar → God wordt uit de wereld geplaatst heeft o.a. te maken met feit dat er hongersnood heerste door slechte oogsten en de pest uitbrak idee van een goede God en idee dat we inzicht zouden hebben in zijn ‘leuke plannetjes’ komt op losse schroeven te staan God is een transcendent voluntaristisch wezen, wij zien de redelijkheid van wat Hij met ons voor heeft niet meer in o → kleinheid van de mens (2) en onvoorspelbaarheid van de wereld (3) deze 3 stellingen resulteren in het omgekeerde: o God met zijn rug naar de wereld o ongrijpbaarheid van God wordt mogelijkheid voor mens om het heft zelf in handen te nemen → idee van zelfredzaamheid en autonomie o samenleving als maakbare, beheersbare werkelijkheid o (noot: dit zijn ook de voorwaarden voor secularisatie: transformatie van het religieuze → dus naast een politieke logica ook een religieuze logica voor secularisatie) o Gauchet: “la religion de la sortie de la religion”: religie transformeert zodanig dat het zichzelf doet verdwijnen 1486: Pico della Mirandolla over de waardigheid van de mens o belangrijk idee van humanisme o laat God het volgende zeggen: ‘Alle andere wezens hebben een bepaalde natuur gekregen en worden door ons onder vooraf ingestelde wetten gehouden. U echter bindt geen beperkingen, behalve als ge u die naar uw eigen wil die ik u verleend heb, zelf voorschrijft. Ik schiep u als een wezen, aards, noch hemels, noch sterfelijk, noch onsterfelijk alleen, opdat ge uw eigen vrije vormgever en overwinnaar zijt.’ o mens als tussenwezen o vroege humanistische gedachte: idee van autonomie, regels die we aan onszelf opleggen
3.1.2 Reformatie • belangrijk omdat het bepaalde ideeën over politiek en religie heeft doorbroken o idee dat er in Europa een hegemonie van 1 levensbeschouwing was → doorbreken katholiek monopolie o wil niet zeggen dat er voor de Reformatie geen andere religies waren, maar de hegemonie van het katholicisme werd toen in stand gehouden o voorbeelden van minderheden joden: • 2 groepen: in Polen, Duitsland en op het Iberisch schiereiland • christelijke theorieën: joden mogen blijven bestaan om te dienen als didactisch materiaal over hoe het niet moet • belangrijke datum voor joden op Iberisch schiereiland: 1492: tekening verdrijvingsedict: joden moesten het gebied verlaten of zich bekeren (maar zelfs dan werden ze nog steeds vervolgd)
• •
•
islam • 711 n.C.: islam komt Europa binnen o.l.v. Tarik ibn Zyad langs de Straat van Gibraltar, verovert het Iberisch schiereiland en wordt pas gestopt in Poitiers • eeuwen daarna is de islam lang aanwezig geweest en ontwikkelt zich een hoge cultuur • einde periode vreedzame samenleving in 1492, met een lange voorbereidingsperiode (reconquista: herovering van het Iberisch schiereiland door christenen) o dus wel levensbeschouwelijke diversiteit geweest, maar toch idee van 1 rijk, 1 godsdienst Luther, Calvijn Reformatie diversifieert Europa levensbeschouwelijk o Katholieken o Protestanten Calvinisten Lutheranen: gewonnen om akkoorden te sluiten met wereldlijke macht → staatskerken Anglicanen: Hendrik VIII sticht een nieuwe Anglicaanse Kerk o Orthodoxen maar voor we tot dat punt komen waren er veel spanningen: godsdienstoorlogen o Frankrijk: strijd tegen Hugenoten Hendrik IV: Edict van Nantes (1598) • zelf een Hugenoot, getrouwd met de zus van de Franse koning, dus een trouw tussen een Hugenoot en een katholiek • moeder koning was ertegen: heeft gebruik gemaakt van de aanwezigheid van de Hugenoten om een massaslachting aan te richten (= Bartholomeusnacht) • Hendrik IV kan toch koning worden, op voorwaarde dat hij katholiek wordt (“Parijs is mij wel een mis waard”) → Edict van Nantes: individuele godsdienstvrijheid is toegestaan Lodewijk XIV herroept Edict van Nantes (1685), enkel het katholicisme is toegestaan o Roomse Rijk: tweespalt tussen Lutherse landen (verenigd in Schmalkaldisch Verbond) en katholieke landen uiteindelijk uitgemond in Vrede van Augsburg (1555): heerser van het land mag bepalen welke godsdienst in zijn rijk staatsgodsdienst wordt = territoriale godsdienstvrijheid = extern pluralisme o extern pluralisme word bevestigd in Vrede van Westfalen (1648) die einde maakt aan de 30-jarige en 80-jarige Oorlog men aanvaardt dat Europa levensbeschouwelijk uiteen is gevallen, maar men houdt vast aan 1 rijk, 1 godsdienst nauwelijks individuele godsdienstvrijheid: Europa blijft een verzameling van mono-religieuze politieke ruimtes
3.1.3 Verlichting • individuele godsdienstvrijheid: morele en pragmatische/praktische nood daartoe: onvermijdelijk dat mensen een eigen levensbeschouwing ontwikkelen • Locke: brief over tolerantie o opleggen van godsdienst is inefficiënt en immoreel o scheiding Kerk en staat, zowel qua functie als qua middelen functie: • staat: wereldlijke aangelegenheden • Kerk: zielenheil middelen • staat: geweldmonopolie • Kerk: geen dwang en geweld o selectieve opvatting over tolerantie ziet geen plaats voor katholieken: ze zijn te dubieus ziet geen plaats voor atheïsten (idem Voltaire, Moore): zij zijn hoogst onbetrouwbaar want ze hebben geen God meer, niemand om verantwoording aan af te leggen, …) • kreeg politiek gestalte door ondermeer: o Bill of rights (1689) o Onafhankelijkheidsverdragen VS (1776) o Franse Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (1789) Article 10 - Nul ne doit être inquiété pour ses opinions, mêmes religieuses, pourvu que leur manifestation ne trouble pas l'ordre public établi par la loi. o UVRM (1948) Artikel 18 - Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst;dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften. • maar: kort na de Franse Revolutie een terreurregime (Robbespierre…) waar geen plaats was voor individuele gosdienstvrijheid: de Jacobijnen (iedereen moest de God van de Rede aanbidden) en later de L’Etre Suprême (= deïstisch)
3.2 Basisconcepten liberalisme Basiswaarde: AUTONOMIE • uit die erkenning volgt levensbeschouwelijke diversiteit • uit die erkenning krijgen mensen rechten en vrijheden die de staat moet garanderen • uit die erkenning volgt gelijkheid van mensen 3.2.1 Vrijheid • overheid moet vrijheden van mensen beschermen • ‘On Liberty’ van Mill: belangrijk om ideeën van vrijheid te verdedigen • grens aan vrijheid: schadebeginsel: vrijheid stopt waar ze anderen schade berokkent
•
• •
onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid (Berlin) o positieve vrijheid vrijheid die tot stand komt voor zover mensen ons gerust laten en ons leven laten leiden (passieve vorm) dus: niet verhinderd worden: de overheid beschermt dus gewoon je persoonlijke levenssfeer (vb. vrije meningsuiting, recht op privébezit…) o negatieve vrijheid gekoppeld aan idee dat anderen bepalen voor u wat je zou denken als je vrij zou zijn idee van uw ware natuur waarmee je zou moeten samenvallen (en dat weten anderen beter dan uzelf) (vb. Marx: pas écht vrij als je aan arbeid doet) risico op paternalisme!: opvattingen over het goede leven worden opgelegd door derden scheidingslijn is soms dun: vb. actieve welvaartsstaat: er wordt +/- een opvatting over het goede leven geformuleerd Berlin/Mill zijn sterke verdedigers van negatieve vrijheid o soms wel een notie van positieve vrijheid, maar niet in de betekenis van Berlin: er moeten voorwaarden gesteld worden opdat mensen iets met hun negatieve vrijheid kunnen doen (dit wordt dus ook positieve vrijheid genoemd) o Sen: capability approach: niet enkel kijken naar negatieve vrijheden om vrijheid te bepalen, ook naar wat je ermee kan doen, welke handelingsmogelijkheden je hebt
3.2.2 Rechten • geschiedenis: eerst vooral burgerlijke rechten, nadien politieke rechten en dan sociale rechten • spelen belangrijke rol: rechten zijn soort troefkaarten die men altijd kan inzetten ter bescherming van de levenssfeer → mensen hebben een soort onschendbaarheid/onaantastbaarheid waar niet mag aan geraakt worden 3.2.3 Gelijkheid • Dworkin: onderscheid o mensen als gelijken behandelen: kan impliceren dat je ongelijke behandeling toepast o mensen gelijk behandelen • respect: iedereen heeft recht op gelijk respect: wel elkaars ideeën bevechten, maar binnen een marge van respect voor iemands persoon 3.2.4 Neutraliteit • haaks op paternalisme • verschillende invullingen o niet: racisme evenveel kansen geven als bvb. vegetarisme o niet: neutraliteit van uitkomst o maar wel: streven naar neutraliteit van de legitimering van het politieke dus in termen die niet gelinkt zijn aan 1 bepaalde levensbeschouwing (bvb. beleid niet o.b.v. de bijbel) public reason moet vorm van neutraliteit aannemen: in deze public reason mogen enkel de termen die door iedereen, los van de opvatting van het goede leven, gedeeld worden (deze termen noemt men overlapping consensus)
•
•
scheiding Kerk en staat o eigenlijk geen fundamenteel principe voor liberalen (wel godsdienstvrijheid en vrije meningsuiting die niet noodzakelijk moeten resulteren in een scheiding tussen Kerk en staat) o Frankrijk: laïcité: Staat zal geen enkele levensbeschouwing ondersteunen, subsidiëren, … o USA: laissez-faire: geen established church, geen subsidies o België?: niet zo duidelijk als bij Frankrijk en USA vb. dienaren eredienst moeten worden vergoed (wel enkel erkende godsdiensten) vb. katholieke kerk wordt gefinancierd op basis van aantal inwoners per parochie (dus iedereen telt mee in die bereking), andere godsdiensten op basis van lidmaatschap o bijna elk land heeft een eigen systeem: dé scheiding bestaat niet o grosso modo 3 soorten verhoudingen tussen Kerk en staat actief pluralisme • vb. Frankrijk: laïcité • publieke ruimte zo neutraal mogelijk • duidelijke scheiding waarbij staat actief bezig is levensbeschouwing uit het publieke leven te bannen inclusief pluralisme • vb. USA • op papier hetzelfde als Frankrijk, maar omgekeerde geest: hier wordt het principe gebruikt om levensbeschouwing zoveel mogelijk toe te laten in het publieke leven gematigd secularisme • vb. België • inspanningen om levensbeschouwingen tot hun recht te laten komen, bvb. subsidies o principe wordt dikwijls misbruikt om standpunten kracht bij te zetten heeft niet de bedoeling om levensbeschouwing te bannen uit de publieke ruimte, maar net om levensbeschouwelijk pluralisme toe te laten, om mogelijk te maken dat levensbeschouwelijke minderheden aanwezig zijn in de samenleving o foute afleiding: neutrale overheid → neutrale publieke ruimte waarom niet neutrale overheid → pluralistische publieke ruimte? o vaak gebruikt om te argumenteren dat religie een private kwestie is de “keuze” voor een bepaalde levensbeschouwing is inderdaad een private kwestie, maar dat betekent niet dat religie enkel in de privéruimte mag worden beleefd politiek liberalisme o liberale politieke theorie is een neutrale theorie, maar kan deze in de praktijk neutraal zijn? o Rawls: onderscheid politiek liberalisme: verplicht mensen niet om de waarden in hun eigen leven te integreren liberalisme als comprehensive doctrine • hiertegen verzet Rawls zich: het is geen volledige doctrine
•
vb. autonomie is een basiswaarde in het liberalisme, maar als iedereen verplicht wordt om autonoom te leven is het een comprehensive doctrine o grens is flinterdun, vb. case USA: Wisconsin vs. Joher Amish vragen dat hun kinderen vanaf 14 jaar niet meer naar school moeten gaan (anders worden ze te autonoom en een gevaar voor de Amish) Amish kregen gelijk: als je liberaal wil zijn, moet je neutraal zijn en bvb. de Amish cultuur niet tegenwerken door pakweg onderwijs 3.2.5 Tolerantie • bevat paar moeilijkheden • niet hetzelfde als onverschilligheid • = iets toelaten waar je eigenlijk niet voor bent (dus een morele waarde): meningen enz. toelaten zonder dat je er moreel onverschillig tegenover staat • het heeft geen zin om te spreken over een tolerante staat: ze moet neutraal zijn (ze is dus niet tolerant, want ze staat er onverschillig tegenover) • er is een ethische ondergrens: de staat moet niet langer neutraal zijn as deze ondergrens wordt overschreden (bvb. geen levensbeschouwing dulden die mensenoffers brengt) 3.2.6 Democratie • hoe politiek gezag legitimeren, ervan uitgaande dat iedereen vrij, gelijk en redelijk is • vandaag is democratie het beste systeem totnogtoe • laatste 10-15 jaar: veel aandacht voor inhoudelijke vorm van democratie: deliberiatieve democratie o politieke beslissingen ontlenen hun legitimiteit niet enkel o.b.v. stemmen/meerderheid: ook kansen om eigen beleid/standpunten voor te stellen o in ideaal geval consensus door deliberatie/redelijke argumentatie vb. België: sociaal overleg o maar in de praktijk schuilt er steeds een vorm van macht • gaat ervan uit dat dissensus (een structureel onderdeel van de samenleving) wezenlijk is aan het feit dat mensen in groep met elkaar samenleven o om dit volledig uit te sluiten is dwang nodig, maar dit is uit den boze bij liberalen o soms is er nood aan consensus, maar deze is steeds voorlopig o → democratie balanceert continu tussen consensus en dissensus • C. Lefort wijst erop dat democratie in wezen een gevaar voor zichzelf is o in een democratie zijn er steeds groepen/krachten die de dissensus willen opheffen o men moet opletten dat deze groepen niet teveel macht krijgen o totalitarisme als inherent gevaar voor de democratie • directe vs. representatieve democratie? o directe: iedereen! valkuil: een goede burger is iemand die politiek geïnteresseerd is dit impliceert een opvatting over het goede leven o representatief: volksvertegenwoordigers o ideaal is een mengvorm van beiden • democratie wordt dikwijls gelinkt aan de wet van de meerderheid, die kan uitmonden in de tirannie van de meerderheid waarbij belangen van minderheden genegeerd worden o er wordt gewezen op grondrechten o vb. Dworkin: rechten van minderheden kunnen niet overtroefd worden, ook niet door een meerderheid
3.2.7 Rechtvaardigheid • wat is rechtvaardigheid? o egalitarisme vs. liberalisme o vb. is belastingen heffen rechtvaardig of niet? o gelijke kansen of gelijke uitkomsten? gelijke kansen is belangrijk voor liberalen gelijke uitkomsten niet: mensen moeten zelf verantwoordelijk zijn voor wat ze doen met hun gelijke kansen (vb. niet iedereen moet hetzelfde verdienen) • wat moet rechtvaardig verdeeld worden? o moet iedereen in gelijke mate zijn eigen preferenties kunnen vervullen? o moet de overheid actieve inspanningen doen om gelijke kansen te realiseren? o Sen: vooral capabilities: kijken naar wat de concrete handelingsmogelijkheden van mensen zijn • wie is subject van rechtvaardigheid? o instellingen of individuen? Rawls: rechtvaardigheid is het eerste kenmerk van instellingen (basic structures of society moeten rechtvaardig zijn) o globalisering: rechtvaardigheid heeft ook te maken met solidariteit en zetten van grenzen hoe rechtvaardigheid creëren over de grenzen heen? solidariteit impliceert ook uitsluiting
3.3 Why be a liberal? • • •
meerwaarde liberalisme voor sommigen: staat meest garant voor stabiele samenleving Rawls: liberalisme wordt gedragen door freestanding moralp remises: principes die los staan van levensbeschouwingen of opvattingen over het goede leven → iedereen heeft er dus baat bij in een liberale samenleving te leven waardenpluralisme: gaat ervan uit dat er altijd botsingen van waarden zullen zijn, waarin het niet zomaar duidelijk is welke de beste is → liberalisme laat dit toe
1. UTILITARISME. 1.1 Methode van het reflectieve evenwicht • • •
geëxpliciteerd door Rawls op zoek naar principes om een rechtvaardige samenleving vorm te geven Rawls: onderscheid tussen: o morele opvattingen en intuïties: selectief, beïnvloedbaar door bvb. media, nabijheid… o abstracte theorieën en principes o → volgens Rawls moet een politieke theorie beiden in evenwicht brengen: als beiden botsen is het geen goede theorie opvattingen kunnen door theorie veranderd worden en omgekeerd inductie en deductie
1.2 Utilitarisme • •
•
• •
2 principes: o greatest happiness of the greatest number o iedereen telt voor 1 en niet meer dan 1 (= principe van gelijkheid) Bentham o vertrekt van 2 principes die verder niet meer bevraagd worden o verzet zich tegen het idee van natuurrecht: regels moeten worden afgewogen aan hun nut, m.a.w. zorgen regels ervoor dat meer mensen meer geluk ervaren? Singer: radicale utilitarist o boek: Animal Liberation o pijn reduceren, genot maximaliseren en dieren erbij betrekken o beschuldigt de samenleving van specicisme: feit dat je tot een andere soort behoort maakt je minderwaardig concept van mensenrechten ligt moeilijk bij utilitarisme Bentham: idee van panopticon: bepaalde ruimte zo organiseren dat iedereen altijd sociaal gecontroleerd wordt o < utilitarisme = consequentialistische theorie: morele waarde van een handeling wordt afgemeten aan de consequenties van de handeling
1.2.1 Voordelen utilitarisme • sluit aan bij onze intuïtie dat moraal te maken heeft met geluksmaximalisatie en pijnreductie • mogelijkheid om moraal te denken zonder God (seculiere theorie) • geeft indruk dat goed en kwaad getest kunnen worden: utilitaristische calculus maken om dilemma op te lossen • consequentialistisch: kijkt alleen naar de gevolgen van handelingen 1.2.2 Soorten moreel denken • deontologisch: vertrekt vanuit bepaalde principes/plichten o volgen van de principes los van de gevolgen daarvan o vb. Kant, natuurwetdenken • consequentialistisch: enkel gevolgen tellen
•
o vb. leugen mag (↔ deontologisch denken) als het pijn kan vermijden of geluk kan creëren deugdenethiek: hoe word ik een goed mens? o vb. Grieks antiek denken: dapper, moedig zijn, …
De gevolgen van ons handelen zin afhankelijk van welke ethiek je volgt! • consequentialistisch: 5 mensen redden door 1 te doden (organen) mag • deontologisch: gij zult niet doden → mag niet: 5 mensen passief laten sterven (letting die) is beter dan 1 persoon actief te doden (killing) • deugdenethiek: je kan/mag jezelf opofferen
1.2.3 Wat is ‘nut’? • ervaring van welbevinden, geluk, … maximaliseren o = welfare hedonisme o = elke preferentie is evenveel waard • waardevolle ervaringen, ruimer dan ‘genot’ o niet kiezen voor een ervaring van lust/aangename sensatie, omdat we andere dingen waardevoller vinden o = non-hedonistic mental-state utility • idee van preference satisfaction o invulling van zoveel mogelijk preferenties van mensen o probleem 1: mensen hebben vaak foutieve preferenties doordat we niet voldoende geïnformeerd zijn over de externe wereld (vb. dorst: preferentie is drinken, maar water kan vergiftigd zijn) er zullen ALTIJD foutieve preferenties zijn door een informatiedeficit: je kan nooit weten of je preferentie al dan niet foutief is o probleem 2: objecten krijgen waarde voor zover ze geprefereerd/geliefd zijn, maar we gaan meestal van het omgekeerde uit: iets is waardevol en daarom vinden veel mensen het waardevol o probleem 3: wilszwakte: we weten wat we willen maar toch doen we het niet (vb. rookverslaving) vb. liefde: weten dat we niet moeten bedriegen, maar toch gebeurt het vb. sociale context: ook al weten we dat we beter niet zo zouden handelen, toch doen we het oplossing: het kan goed zijn om je eigen vrijheid een stuk in te perken: imperfecte rationaliteit/zelfbinding (vb. sleutels van de auto al op voorhand afgeven voor je dronken bent) • (contra)-adaptieve preferenties o adaptief: mensen passen preferenties aan aan omstandigheden die ze zijn/aan wat ze kunnen krijgen vb. 2 mensen: Pol prijst Lies de hemel in, 2 weken later zegt hij dat ze een trut is → Pol is afgewezen o contra: maakt datgene interessant dat we niet kunnen krijgen (verboden vrucht, gras is groener) o maar: de mens heeft last van mimetische preferenties: we zijn voor onze preferentievorming afhankelijk van de preferentievorming van andere mensen → informed preferences op losse schroeven • rational of informed preferences
o full information is een illusie: adaptieve preferentievorming is niet uit te schakelen o incommensurabiliteit van waarden (onvergelijkbaarheid van waarden): utilitarisme gaat ervan uit dat we altijd een keuze kunnen maken tussen preferenties, maar dit is niet zo o ervaringscomponent valt weg: bij welfare hedonisme stond die centraal, hier is het belangrijk dat er aan preferenties wordt voldaan, niet dat er ervaren wordt (= unexperienced preferences) vb. denken dat partner trouw is: welfare hedonism: ervaring → is niet erg 1.2.4 Politieke gevolgen • samenleving zo organiseren dat de juiste condities ontstaan, opdat mensen tot geïnformeerde preferenties zouden komen → investeren in onderwijs, opvoeding… • vorm van resourcism: nadruk leggen op goederen die bruikbaar zijn voor eender welke preferentie die mensen hebben (all-purpose goods)
1.3 Why be an U-agent? •
•
•
onderscheid tussen utilitarisme als politieke theorie en als comprehensive theory o politieke theorie: samenleving zo organiseren zodanig dat het grootste geluk voor het grootst aantal mensen wordt gerealiseerd o comprehensive theory: ook individuen moeten handelen volgens het utilitarisme onderscheid tussen direct of indirect utilitarisme o direct: door te willen dat de bevolking ook utilitaristisch denkt o indirect: “private vices, public benefits”: laat iedereen zijn eigen belangen maar nastreven (egoïsme) door iedereen niet utilitaristisch te laten redeneren → dan wordt het utilitaristisch doel op een indirecte manier bereikt onderscheid tussen positief utilitarisme en negatief utilitarisme o positief: streven naar nutsmaximalisatie o negatief: streven naar pijn vermijden o probleem: onhoudbaar: je moet tot de conclusie komen dat we er beter niet waren geweest wordt gebruikt in de bio-ethiek, vb. baby met zware handicap laten aborteren ↔ deontoligische ethiek: elk leven is een leven en dat mag niet gedood worden o vb. Thomas van Aquino: leer van het dubbeleffect wordt nog gebruikt in het debat over levensbeëindiging vb. persoon is terminaal, veel pijn: pijn kan verzacht worden door morfine leer van het dubbeleffect: uitweg voor probleem: “gij zult niet doden”, dus ofwel laten lijden, ofwel morfine en dus sterven Aquino: 2 effecten: pijnreductie en sterven: wat je wil is het 1e, een ongewild gevolg is de dood, maar het mag omdat je het niet voor ogen had voordeel: geweten is gesust
1.3.1 Why be moral? • vraag “why be an U-agent” is gelinkt aan een ruimere vraag: why be moral? • duidelijker in theïstische context: hier ben je immers nooit anoniem, God ziet je altijd o vb. omdat je gelooft in het hiernamaals
•
o vb. omdat het in sommige godsdiensten van mensen wordt gevraagd voor seculieren filosofen moeilijker te beantwoorden: als er niet noodzakelijk een sraf- of beloningssysteem is, waarom dan moreel handelen? o vb. anonieme situatie, zonder sociale controle: is er dan nog een reden om moreel te handelen werken als stockmanager bij wijnhandelaar: je kan perfect met 100% zekerheid wijn meenemen (diefstal) zonder dat iemand het te weten komt bijkomende impuls: je kan er je schoonvader een plezier mee doen → in een anonieme situatie heeft de regel “gij zult niet stelen” minder overtuigingskracht o vb. matroos op zee die verstekeling overboord gooit is een perfect anonieme situatie: het betreft mensen zonder papieren en men zit op volle zee o → DUS: belangrijk om te vermijden dat mensen in zo’n anonieme situatie terechtkomen, bvb. door democratie
1.3.2 Waarom het utilitarisme aanhangen? • 2 niveaus: o politieke vraag: beperken tot politieke theorie: als samenleving zoveel mogelijk nutsmaximalisatie o ook in privéleven utilitaristisch zijn: comprehensive doctrine • men kan utilitarisme dus op 2 manieren bereiken o zelfde doel, andere weg is geen probleem door consequentialisme o als alle individuen utilitaristisch denken, bekomt men ook een utilitaristische samenleving (=comprehensive doctrine) o kan ook zijn dat het goed is voor de samenleving dat mensen bvb. egoïstisch zijn (= politieke theorie) a. Utilitarisme als comprehensive doctrine • direct utilitarisme: als je een utilitaristische samenleving wil, moet je stimuleren dat mensen als individu ook utilitaristisch zijn • we kunnen op veel vlakken zonder problemen utilitaristisch leven, maar er zijn 2 problemen: o probleem van de speciale relaties o probleem van de unreasonable preferences • probleem van de speciale relaties o het utilitarisme is een onpartijdige theorie (iedereen telt voor 1 en niet meer dan 1), dus het idee van de speciale relaties kan niet gedacht worden o vb. volgens het utilitarisme mag je geen onderscheid maken tussen je eigen kinderen en andere kinderen o menselijk gezien kom je hiermee in de problemen: mensen worden voortdurend geconfronteerd met speciale relaties (bv. familie, vrienden, Vlamingen, …) o bv. het utilitarisme heeft het moeilijk met het feit dat mensen zaken aan elkaar kunnen beloven (bv. ticket betalen op voorwaarde dat je later het geld teruggeeft: volgens het utilitarisme zou je het geld beter kunnen geven aan iets wat het nut weer maximaliseert) → utilitarisme ondermijnt het idee van afspraken o moraal wordt onmenselijk, vervreemdend (alienating): omdat je voortdurend moet nadenken of je nutsmaximaliserend bezig bent • probleem van de unreasonable preferences
•
o utilitarisme maakt geen onderscheid tussen legitieme en niet-legitieme preferenties o bv. racist heeft bepaalde preferenties en zijn preferenties tellen ook mee o dit botst met wat wij onder moraal verstaan, maar volgens het utilitarisme geldt: hoe meer mensen het OK vinden, hoe minder slecht het is o bv. utilitarisme kan niet in mensenrechten denken (=deontologische constraints) het is dus onmogelijk om alle individuen utilitaristisch te laten leven → voorstel: regelutilitarisme o kijken naar de effecten van bepaalde regels o ↔ dadenutilitarisme: kijkt naar de gevolgen van particuliere daden o bvb. voor je eigen kinderen zorgen is niet nutsmaximaliserend/utilitaristisch, maar de regel “wie kinderen heeft moet voor hen zorgen” wel o regel-utilitarisme is een vorm van indirect utilitarisme: mensen laten leven volgens bepaalde regels, waarvan je weet dat die uitmonden in een positief utilitaristisch resultaat o probleem: free-riders: vinden het rationeel dat regels gemaakt worden, maar vinden het niet rationeel dat ze worden nageleefd • maken gebruik van collectieve goederen tegen afgesproken regels in/op een niet legitieme manier • paradoxaal: free-riders hebben er belang bij dat alle anderen zich wel legitiem gedragen • bv. pechstrook gebruiken om file voorbij te steken kan pas omdat iedereen de afspraken om op 2 rijstroken te rijden naleeft • keyword: afspraken o beschermt niet altijd minderheden, en indien wel, om de verkeerde redenen • bv. mensenrechten blijven bestaan voor zover je kan aantonen dat ze positieve effecten hebben • maar: indien je kan aantonen dat ze negatieve effecten hebben, zouden ze geschrapt moeten worden
b. Utilitarisme als politieke theorie • indirect utilitarisme: 2 opties o nutsmaximalisatie is primair en je moet daarom iedereen gelijk behandelen o vertrekken van de basisregel dat iedereen als gelijke behandeld moet worden en dat nutsmaximalisatie daar een bijproduct van is • nutsmaximalisatie is primair o wordt bijna door niemand verdedigd omdat het mensen ondergeschikt maakt aan nutsmaximalisatie o voorbeeld: 100.000.000 mensen met 1 utility = 100.000.000 5.000.000 mensen met 18 utility = 90.000.000 → voor het totaal is het eerste scenario het beste volgens deze vorm mensen worden gebruikt als dragers van nut o bijkomend probleem: voor wie zou je nut moeten maximaliseren als het niet in het belang is van mensen? o er wordt gewoon een optelsom gemaakt zonder te kijken naar de belangen van mensen • nutsmaximalisering is bijproduct o vertrekt van idee dat iedereen gelijk is → utilitarisme als gelijkheidstheorie o 2 belangrijke componenten:
elk telt voor 1 en niet meer dan 1 wet van het dalende grensnut: hoe meer ik al heb, hoe minder nut/deugd ik heb van iets wat daar nog bijkomt → veel potentieel qua herverdeling: hierdoor kan het utilitarisme in een zeer grote vorm van gelijkheid resulteren o probleem blijft: het is nog niet zo dat preferenties die wij moreel niet vinden kunnen niet meetellen: er is geen kwalitatief onderscheid tussen preferenties die moreel wenselijk zijn en preferenties die moreel onwenselijk zijn o 2e probleem: nog geen onderscheid met egoïstisch/dure preferenties bv. volgens het utilitarisme is het verdedigbaar om iemands tuin af te nemen om er een hondenpark van te maken, want iedereen heeft de preferentie een hondenpark en tuin te hebben → de belangen van 1 individu kunnen dus worden opgeofferd voor de belangen van een groep discussie Mackie (neen) en Hare (ja) o het utilitarisme wordt als gelijkheidstheorie gezien, hoewel ze botst met onze intuïties over gelijkheid bv. Sheriff-probleem: 1 persoon wordt opgeofferd, schuldig of onschuldig, om het doel te bereiken (hier: om de rust te laten wederkeren)
1.4 Utilitarisme en politiek • theorie kan zowel door conservatieven als radicalen ingezet worden • in oorsprong was het revolutionair (ging in tegen de principes van het A.R.), maar soms ook conservatief door: beter bepaalde regels behouden, ook al zijn ze niet zo goed, omdat veranderingen misschien meer negatieve gevolgen hebben/de boel zouden ontwrichten • de situatie waarin utilitarisme is ontstaan (macht lag bij een minderheid en de belangen van de meerderheid werden miskend) is nu veranderd (belangen van de minderheid worden miskend) • utilitarisme is politiek moeilijk houdbaar door problemen met mensenrechten en minderheden
2. JOHN RAWLS. • • •
1971: A Theory of Justice: denken over rechtvaardigheid in samenleving 1993: Political Liberalism: denken over problemen van de pluralistische samenleving 1999: The Law of People: denken over rechtvaardigheid tussen samenlevingen
1. Theory of Justice. •
• •
reactie op utilitarisme o Rawls vertrekt van idee van “justice as fairness”, met aandacht voor de verdeling van middelen (wat niet aan bod komt bij utilitarisme) o Rawls heeft dus aandacht voor de verdeling tussen mensen reactie op intuïtionisme, want intuïties botsen met elkaar → nood aan politieke theorie die ordening aanbrengt algemeen idee van rechtvaardigheid: alle sociale primaire goederen moeten op een gelijke manier verdeeld worden, TENZIJ een ongelijke verdeling ten goede komt aan/in het voordeel is van de minstbedeelden o Rawls is niet tegen ongelijkheid, enkel tegen ongelijkheid die ten koste gaat van zwakken o wat zijn primaire sociale goederen? vertrekpunt: alle mensen streven naar een leven volgens hun opvatting over het goede leven, maar er zijn een aantal zaken waar we allemaal naar streven om ze te maximaliseren (= primaire goederen) onderscheid tussen primaire sociale goederen en primaire natuurlijke goederen • natuurlijke goederen: hebben we zelf weinig vat op, bv. gezondheid • sociale goederen: hebben we zelf vat op: worden verdeeld door de samenleving o vrijheid en gelijkheid van kansen, inkomen en vormen van rijkdom, basis van zelfrespect o deze moeten zo gelijk mogelijk verdeeld worden o bv. inkomens voor hoog- en laaggeschoolden in samenleving
A B C
Laaggeschoold 15 20 17
Hooggeschoold 50 95 17
o Rawls gaat voor optie B: zwakkere groepen in de samenleving hebben soort vetorecht: er mag ongelijkheid zijn, zolang het hen goed uitkomt o algemene definitie botst op zijn grenzen omdat er verschillende primaire sociale goederen zijn die met elkaar kunnen botsen bv. maatregel die het ene goed ten goede komt en andere beknot → prioriteitsregels opgesteld
• •
•
maximale garantie van basic liberties: vrijheid heeft absolute voorrang: je kan niet zomaar vrijheid inperken sociale en economische ongelijkheid is alleen gerechtvaardigd als o die zijn verbonden aan posities die openstaan voor iedereen o als ze ten goede komen aan de minst bevoordeelden in de samenleving hierbij geldt volgende voorrang: vrijheid > gelijkheid van kansen > inkomen
2. Het intuïtieve gelijkheid van kansen argument. •
• •
•
ongelijke inkomens, … worden gerechtvaardigd indien er sprake is van faire competitie: iemand een loon betalen dat 3 keer het gemiddelde loon bedraagt is gerechtvaardigd als niemand werd benadeeld o.b.v. ras, geslacht of sociale achtergrond → het ongelijke inkomen is dus steeds gerechtvaardigd, ongeacht het feit of de minstbedeelden er voordeel uit halen ↔ Rawls: mensen mogen slechts bevoordeeld worden indien het de zwakkere leden van de samenleving ten goede komt de heersende visie stelt dat een omgeving met gelijke kansen impliceert dat het lot van mensen bepaald wordt door hun keuzes (choices) i.p.v. hun omstandigheden (circumstances): ieder heeft zijn eigen lot in handen, maar erkent enkel verschillen in sociale omstandigheden en gaat voorbij aan natuurlijke omstandigheden ↔ Rawls stelt dat talent en sociale én natuurlijke omstandigheden afhankelijk zijn van ‘brute (bad) luck’, dat volgens hem moet worden uitgeschakeld o niemand verdient het om meer te krijgen omwille van veel talenten, maar het is niet onfair dat een getalenteerd iemand meer krijgt als dat in het voordeel van de minderbedeelden is
3. Het sociaal contract argument. • • • •
• •
sociaal contract werd reeds gebruikt door o.a. Hobbes, Locke, Kant, Rousseau het veronderstelt een natuurtoestand waarin er geen hogere politieke autoriteit is die mensen zaken oplegt of hun belangen behartigt het gaat om een hypothetisch contract, aangezien er nooit zo’n natuurtoestand is geweest en dus ook geen contract waar burgers door gebonden zijn het idee van een natuurtoestand claimt eerder de afwezigheid van een natuurlijke onderschikking tussen mensen: volgens Rawls is het contract bedoeld om de rechtvaardigheidsprincipes (maximale garantie van basisrechten en garantie van gelijke rechten) te bepalen: het is een manier om mensen als gelijken te denken Rawls stelt dat een rechtvaardige verdeling of een rechtvaardige maatschappij alleen tot stand zou kunnen komen als de personen die de maatschappij inrichten zich - bij wijze van gedachte-experiment - tijdelijk achter een 'veil of ignorance' bevinden binnen het gedachte-experiment van de Original Position zouden mensen volgens Rawls voor deze principes kiezen o om te kunnen garanderen dat iedereen op een vrije en gelijke manier kan nadenken over deze principes, plaatst Rawls ze achter een sluier der onwetendheid o achter die sluier zijn ze onwetend over de positie die ze in de toekomstige maatschappij gaan bekleden
•
•
o hierdoor kan vermeden worden dat personen met meer onderhandelingscapaciteiten, talenten of macht hun mening gemakkelijker doordrukken o dit te bereiken is het doel, zodat men niet uit eigenbelang/egoïsme zal handelen bij het kiezen van de rechtvaardigheidsprincipes zullen mensen trachten te verzekeren dat ze de best mogelijke toegang hebben tot primaire sociale goederen (bv. inkomen), maar dankzij de sluier der onwetendheid weet niemand in welke positie hij zal terechtkomen: men moet zich dus verplaatsen in de schoenen van anderen en kijken wat voor hen het beste is, aangezien je zonder het nu te weten in hun plaats kan komen te staan er zijn echter verschillende principes die ze kunnen kiezen o gelijke verdeling van primaire sociale goederen voor iedereen o utilitaristisch principe: primaire goederen verdelen zodat ze het nut maximaliseren, maar hierbij loopt men het risico zelf een van die mensen te zijn die zich moeten opofferen voor het welvaren van anderen, waardoor het een irrationele keuze wordt o volgens Rawls is de meest rationele keuze het gebruik van de ‘maximin’-strategie: maximaliseren wat je krijgt mocht je in de slechtst mogelijke positie eindigen ∑
a b
50 12
49 12
1 12
100 36
≠ GrKl 49 0
c
65
15
15
95
50
utilitarist strikte egalitari st Rawls
Rawls kiest voor optie c mocht je in de slechtste positie belanden, dan krijg je in optie c meer dan in de bovenstaande opties o velen hebben betwist dat de maximin strategie van Rawls de mest rationele keuze is: sommigen zeggen dat het even rationeel is om te gokken op utilitarisme anderen zeggen dat de rationele strategie een vorm van ‘prioritarisme’ is, dat een groter gewicht zou leggen in de belangen van de minderbedeelden, maar nog steeds een grote voordelen zou toelaten voor de rijken om de kleine verliezen ten voordele van de armen te compenseren nog anderen zeggen dat het onmogelijk is om de rationaliteit van gokken te beoordelen zonder iets te weten over de kansen, of iemands afkeer van risico’s
4. Interne problemen • • •
een van Rawls’ centrale intuïties is het onderscheid tussen keuzes en omstandigheden zijn argument tegen de gangbare visie van gelijkheid van kansen is zwaar afhankelijk van de claim dat het teveel plaats laat voor de invloed van onverdiende natuurlijke talenten maar Rawls zelf laat teveel ruimte voor de invloed van natuurlijke ongelijkheden, en te weinig ruimte voor de invloed van onze keuzes
4.1 Compensatie voor natuurlijke ongelijkheden • Rawls zegt dat de claim van mensen op sociale goederen niet afhankelijk mag zijn van hun natuurlijke talenten: getalententeerden verdienen geen het niet een groter inkomen te hebben, en indien ze wel een groter inkomen hebben, dan enkel als het ten goede komt van de minderbedeelden → volgens Rawls is het verschilprincipe dus het beste principe om te verzekeren dat natuurlijke troeven geen oneerlijke invloed uitoefenen • maar Rawls’ suggestie laat teveel plaats voor de invloed van willekeurige factoren op het lot van mensen o dit komt doordat Rawls de slechtste positie definieert in termen van het bezit van sociale primaire goederen (rechten, mogelijkheden, …) o hij kijkt niet daar het bezit van natuurlijke primaire goederen om te bepalen wie er het slechtst af is o in deze context zijn 2 mensen gelijk af volgens Rawls indien ze hetzelfde pakket sociale primaire goederen hebben, zelfs wanneer een van de 2 ongetalenteerd is of gehandicapt o overeenkomstig: wanneer iemand zelfs een klein voordeel in sociale goederen heeft dan anderen, dan is ze volgens Rawls beter af (zelfs indien het extra inkomen niet voldoende is om de kosten te dekken die sommige natuurlijke nadelen met zich meebrengen) • het feit dat de vooruitzichten van de mensen die het slechtst af zijn (in termen van sociale goederen) de maatstaf is om te bepalen of sociale instituties rechtvaardig zijn, is conflicterend met zowel het intuïtieve als het contract argument o contractargument indien gezondheid even belangrijk is als geld om een goed leven te kunnen leiden, en als de partijen handelen volgens de maximin-strategie, waarom zouden ze een gebrek aan gezondheid of geld dan niet als gelijke situaties aanzien (nl. slechtst af) voor sociale herverdeling? o het intuïtieve argument niet alleen zijn natuurlijke primaire goederen even noodzakelijk voor een goed leven, mensen verdienen hun plaats in de verdeling van natuurlijke troeven niet hierdoor is het verkeerd dat mensen bevoordeeld of benadeeld zouden worden o.b.v. die plaats Rawls vindt dat zijn intuïtie leidt tot het verschilprincipe, we zouden er sowieso naartoe geleid worden indien we een sociaal systeem zouden opzetten zodat niemand voordeel of nadeel ondervindt van zijn willekeurige plaats in de verdeling van natuurlijke troeven maar dit is niet correct, of op zijn minst misleidend • we zouden enkel naar het verschilprincipe geleid worden indien we bij ‘voordeel of nadeel’, ‘voordeel of nadeel’ in termen van sociale goederen verstaan • het verschilprincipe verzekert dat de getalenteerden niet meer sociale goederen krijgen enkel op basis van hun willekeurige plaats in de verdeling van natuurlijke troeven, en dat de minder gefortuneerden niet beroofd worden van hun sociale goederen omwille van hun plaats • maar de getalenteerden krijgen hierbij nog steeds het natuurlijke voordeel van hun talenten natuurlijke en sociale ongelijkheden zouden dus eigenlijk moeten gecompenseerd worden
4.2 Keuzes van mensen subsidiëren • dit is de keerzijde van voorgaande intuïtie • mensen verdienen het niet de lasten van ongekozen kosten te dragen, maar hoe moeten we reageren op mensen die kiezen voor kostelijke zaken? o we staan anders tegenover iemand die 100€ per week uitgeeft aan dure medicatie om een niet-gekozen ziekte te behandelen, dan tegenover iemand die 100€ per week uitgeeft aan dure wijn omdat ze die lekker vindt o we moeten dus gevoelig zijn voor iemand’s keuzes, maar hoe? • Rawls verdedigde het verschilprincipe door te zeggen dat het de ongelijkheden in sociale en natuurlijke toevalligheden neutraliseert o maar in plaats van een nadeel weg te werken, doet het verschilprincipe mensen betalen voor de dure keuzes van anderen o dit promoot geen gelijkheid, maar ondermijnt het • wanneer verschillen in inkomen het resultaat zijn van keuzes, en niet omstandigheden, creëert het verschilprincipe onrechtvaardigheid o het is niet rechtvaardig wanneer mensen benadeeld worden door de ongelijkheden in hun omstandigheden o maar het is ook niet rechtvaardig te eisen dat iemand ander betaalt voor de kosten van mijn keuzes o een verdelingsschema zou dus ‘endowment-insensitive’ en ‘ambition-sensitive’ moeten zijn: het lot van mensen zou moeten afhangen van hun ambities (doelen en projecten in het leven), maar niet van hun natuurlijke en sociale talenten (de omstandigheden waarin ze deze ambities nastreven) • Rawls zelf benadrukt dat we verantwoordelijk zijn voor de kosten van onze keuzes o zij die dure verlangens hebben zullen minder welvaart krijgen van een gelijk aandeel primaire goederen dan zij met bescheidenere smaken o maar, zoals Rawls zegt, het gaat niet op dat zij met bescheiden smaak de extravaganten zouden moeten subsidiëren • helaas maakt het verschilprincipe geen onderscheid tussen gekozen en niet-gekozen ongelijkheden: een mogelijk gevolg van het principe is dan ook dat sommige mensen moeten betalen voor de keuzes van anderen, zelfs indien deze met het laagste inkomen daarin verzeild zijn geraakt door eigen keuze •
terwijl Rawls dus wel een onderscheid maakt tussen keuzes-omstandigheden, schaadt zijn verschilprincipe dit op 2 manieren o het wordt verondersteld het effect van iemands plaats in de verdeling van natuurlijke troeven te verzachten, maar aangezien Rawls natuurlijke primaire goederen uitsluit bij de index die bepaald wie het slechtst af is, is er geen compensatie voor diegenen die leiden onder onverdiende natuurlijke nadelen o mensen worden geacht verantwoordelijk te zijn voor hun keuzes, maar het verschilprincipe vereist dat sommige mensen de kosten betalen voor de keuzes van anderen
5. Dworkin en gelijkheid van middelen. • •
Dworkin aanvaardt het ‘ambition-sensitive’ en ‘endowment-insensitive’ doel dat Rawls’ verschilprincipe motiveerde maar hij denkt dat een ander verdelingsschema beter werk zou leveren
5.1 Betalen voor andermans keuzes: ambition-sensitive veiling • Dworkin vraagt ons onszelf in te beelden dat alle middelen van de samenleving te koop zijn via een veiling, waaraan iedereen deelneemt • iedereen begint met een gelijk aandeel koopmiddelen, die mensen gebruiken om te bieden op die middelen die het best passen bij hun plannen • indien de veiling werkt, zal iedereen tevreden zijn met het resultaat, in de zin dat ze het pakket goederen van anderen niet zullen prefereren boven dat van zichzelf o indien ze dat wel doen, hadden ze daarvoor moeten bieden, i.p.v. voor de goederen die ze nu bezitten o indien de veiling werkt zal dit gelden voor iedereen o dit noemt Dworking de ‘envy test’ • indien aan de envy test wordt voldaan, worden mensen gelijk behandeld, aangezien verschillen tussen hen louter te wijten zijn aan verschillende ambities • een succesvolle veiling slaagt voor de envy test, en doet iedereen betalen voor de kosten van hun eigen keuzes • indien dit idee van een envy test perfect kan worden afgedwongen, zouden de 3 doelen van Rawls’ theorie worden vervuld o het respecteren van de morele gelijkheid van mensen o de willekeurigheid van natuurlijke en sociale toevalligheden verzachten o verantwoordelijkheid nemen voor onze keuzes • zo’n verdelingsschema zou rechtvaardig zijn, ook al laat het een zekere ongelijkheid in inkomen toe 5.2 Natuurlijke nadelen compenseren: het verzekering schema • helaas zal zo’n veiling enkel aan de envy test voldoen indien we aannemen dat niemand benadeeld is in termen van natuurlijke troeven • in de echte wereld zal de veiling falen voor de envy test, aangezien sommige verschillen tussen mensen niet gekozen zijn • Dworkin heeft een complex antwoord op wat we moeten doen met natuurlijke nadelen o waarom niet betalen voor de extra kosten die benadeelden moeten dragen VOOR de veiling, uit de algemene voorraad sociale middelen en wat nog overblijft wordt verdeeld tijdens de veiling o voor de veiling begint geven we de benadeelden voldoende sociale goederen om hun ongekozen ongelijkheid te compenseren o eens dat gedaan is, geven we elke persoon een gelijk deel van de resterende middelen, die ze kunnen uitgeven volgens hun eigen keuzes o → de veiling zou nu wel voldoen aan de envy test: compensatie VOOR de veiling zou verzekeren dat elke persoon een gelijke kans heeft om een waardevol levensplan te kiezen en na te streven gelijke verdeling van middelen TIJDENS de veiling zou verzekeren dat hun keuzes rechtvaardig behandeld worden kortom: de verdeling zou zowel endowment-insensitive én ambitionsensitive zijn • maar dit werkt niet: extra geld kan een compensatie betekenen voor bepaalde natuurlijke nadelen, maar onvoldoende voor andere • volledige gelijkheid van omstandigheden is onmogelijk: we zouden kunnen proberen ze zoveel mogelijk gelijk te maken, maar dat is ook niet aanvaardbaar o aangezien extra geld nooit volledig bepaalde natuurlijke nadelen kan compenseren, zouden we verplicht zijn om AL onze middelen aan zulke benadeelden te geven
•
o hierdoor blijft er niets meer over voor anderen o indien we de middelen proberen gelijk te maken, verhinderen we anderen dus in het bereiken van hun doelen in deze impasse lijkt de stelling van Rawls om natuurlijke nadelen niet te compenseren logisch, maar Dworkin heeft een voorstel, dat gelijkaardig is aan Rawls’ original position o we moeten ons mensen voorstellen achter een aangepast veil of ignorance: ze weten niet welke plaats ze zullen innemen in de verdeling van natuurlijke talenten, en moeten dus aannemen dat ze een gelijke kans maken om ten prooi te vallen aan natuurlijke nadelen o we geven elke persoon een gelijk aandeel middelen en vragen hen hoeveel van hun deel ze zouden willen uitgeven aan verzekering tegen benadeeld te zijn o als we een betekenis kunnen vinden in deze hypothetische verzekeringsmarkt, en een vast antwoord kunnen vinden op de vraag welke verzekering mensen zouden willen kopen, kunnen we een belastingssysteem gebruiken om deze resultaten te vermenigvuldigen een inkomensbelasting zou dus een manier zijn om de premies die mensen hypothetisch gezien bereid waren te betalen, te verzamelen verschillende werkloosheidsheids- en gezondheidsschema’s zouden manieren zijn om de verzekering uit te betalen aan diegenen die lijden onder de natuurlijke nadelen die gedekt werden door de verzekering o dit biedt een tussenweg tussen het negeren van ongelijke natuurlijke voordelen, en tevergeefs proberen omstandigheden gelijk te maken o sommige mensen zullen nog steeds onverdiend benadeeld worden in dit schema, dus hebben we nog geen puur ambition-sensitive en endowment-insensitive verdeling gevonden, maar aangezien dit niet te bereiken valt, moeten we genoegen nemen met deze second-best theorie
5.3 Equivalenten in de echte wereld: belastingen en herverdeling • hoe kunnen we het verzekeringsmodel toepassen op de echte wereld? • we kunnen het belastingssysteem gebruiken om de premies te verzamelen van de natuurlijk bevoordeelden, en welvaartsschema’s om de benadeelden uit te betalen o maar het belastingssysteem kan de resultaten van het verzekeringsmodel enkel benaderen o er bestaat geen manier in de echte wereld om de meten wat de relatieve voor- en nadelen van mensen zijn mensen kiezen er bvb. voor om hun talenten te ontwikkelen • mensen die beginnen met dezelfde natuurlijke talenten, kunnen laten verschillende vaardigheden hebben • deze verschillen verdienen geen compensatie, aangezien ze toe te schrijven zijn aan verschillende keuzes het is onmogelijk om voor de veiling te bepalen wat telt als een natuurlijk voordeel • dat is afhankelijk van het soort vaardigheden die mensen waarderen, dat op zijn beurt afhankelijk is van de doelen die hebben in het leven • sommige vaardigheden zijn nu minder belangrijk, terwijl andere net belangrijker zijn geworden • Dworkin’s antwoord: we moeten de rijken belasten, ook al zijn sommigen in deze positie gekomen door inzet en niet door natuurlijke voordelen, en de armen steunen, ook al zijn sommigen
•
•
van hen in die positie verzeild geraakt door eigen keuzes en niet door natuurlijke nadelen • gevolg: sommige mensen zullen minder gedekt worden dan ze hypothetisch gezien kochten, anderen zullen beter gedekt worden dan ze verdienen, gewoon omdat ze dure levensstijlen hebben o natuurlijke handicappen zijn niet de enige bronvan ongelijke omstandigheden in de echte wereld kunnen we de veiling niet over doen, waardoor de envy test kan geschaad worden wanneer er onverwachte zaken gebeuren zulke onverwachte kosten moeten rechtvaardig behandeld worden, maar indien we ze willen compenseren via hetzelfde verzekeringsmodel als dat voor natuurlijke talenten, zullen de resultaten dezelfde tekortkomingen vertonen Dworkin erkent dat zijn theorie heel abstract is, maar stelt dat het kan gebruikt worden om de verdelingen in de echte wereld te evalueren en om een beleid op te maken o zijn suggesties zijn grotendeels gefocust op ‘ex post’ correcties op de ongelijkheden die gecreëerd werden door de markt: ze nemen het bestaande niveau van ongelijkheid in inkomen als een gegeven, en vragen zich af hoe ze het beste sommige ongelijke inkomens van de bevoordeelden kunnen belasten om het te transfereren naar de benadeelden o maar dit gaat voorbij aan een belangrijk punt in Dworkin’s theorie: dat mensen ‘ex ante’ talenten zouden moeten hebben voor ze deelnemen aan het marktsysteem indien er een grotere gelijkheid was in de ex ante talenten van mensen, zou er minder nood zijn aan ex post herverdeling verschillende theoretici hebben radicalere manieren aangeboden om liberale gelijkheid te verkrijgen: o stakeholder society (Ackerman) stelde voor om iedereen een eenmalig forfaitair aandeel te geven van 80.000$ wanneer ze afstuderen, gefinancierd door een rijkdomsbelasting van 2% men zou dit aandeel kunnen gebruiken voor wat zij willen dit past bij Dworkin’s theorie: door de bestaande ongelijkheden in de mogelijkheden van jongeren om productieve voordelen te bekomen te reduceren, helpt men te verzekeren dat verdelingen eerder de keuzes weerspiegelen dan de omstandigheden o basic income (Van Parijs) verdedigde een gegarandeerd en onconditioneel basisinkomen, bvb 5.000$ per jaar, dat aan iedereen wordt gegeven, ongeacht of je werkloos bent of niet liberale egalitaristen hebben soms bezwaren geuit tegen zulke basisinkomens, omdat ze misschien hardwerkende burgers zouden belasten om onwillende burgers die niet willen werken te subsidiëren maar dit kan eigenlijk gezien worden als een vorm van voorgaande stakeholder voorstel • het basisinkomen voorstel verschilt van Ackerman’s voorstel in de zin dat het mensen niet toestaat hun aandeel te verzilveren, enkel de intrest erop • dit verlicht de bezorgdheid dat jongeren hun aandeel zomaar zouden opdoen maar aangezien het hebben van een gegarandeerd inkomen het makkelijker maakt om geld te lenen, zou dit voorstel wel helpen om de mogelijkheid
van mensen om te investeren in productieve voordelen of hun opleiding gelijk te maken een voorstel dat het ‘aandeel’ en ‘basisinkomen’ combineert is het ‘coupon capitalism’ • elke adolescent zou een portfolio van aandelen in nationale bedrijven krijgen, die bedoeld is om hen een per capita aandeel te geven in de winst van de natie • men zou deze aandelen kunnen verhandelen tegen een vastgestelde prijs, maar nooit hun portfolio kunnen verzilveren • indien men komt te overlijden, gaat de portfolio terug naar de schatkist, om te gebruiken voor de volgende generatie o compensatory education Roemer heeft een programma van aanvullende investering in de opleiding van kinderen uit armere families en gemeenschappen verdedigd gelijke publieke investering per kind creëert geen gelijke kansen, aangezien kinderen uit rijkere gezinnen meer voordelen genieten: hun ouders zijn hoogstwaarschijnlijk hoger opgeleid, en kunnen en willen meer tijd en middelen investeren in de opleiding van hun kinderen als we echt gelijke kansen willen, moeten we aanvullende investeringen voorzien in de opleiding van benadeelde kinderen o egalitarian planner Roemer heeft nog een andere benadering voorgesteld om Dworkin’s theorie te implementeren een van de voornaamste obstakels om dit te doen is dat er geen realistische manier bestaat om de mate waarin de nadelen van individuen te wijten zijn aan keuzes of omstandigheden te meten Roemer is akkoord dat dit inderdaad niet mogelijk is op het niveau van individuen, maar dat we wel kunnen proberen om de effecten van bepaalde factoren op het sociale niveau te neutraliseren • de samenleving zou een lijst van factoren opstellen die afhankelijk zijn van omstandigheden en niet van keuzes (ras, leeftijd, geslacht, …) • de samenleving wordt dat ingedeeld in groepen of types, gebaseerd op deze factoren • binnen elk type zullen er verschillen in inkomen zijn, die te wijten zijn aan keuzes • maar verschillen in inkomen tussen types zijn niet te wijten aan keuzes, maar aan omstandigheden, en dit moet dus gelijk gemaakt worden o iedereen op het 90e percentiel van zijn type moet hetzelfde inkomen hebben o hetzelfde gebeurt voor het 50e en 10e percentiel o dit verzekert dat mensen verantwoordelijk worden gehouden voor hun keuzes
3. LIBERTARISME. • •
•
•
libertairen verdedigen de vrije markt en zijn tegenstanders van herverdelende belastingen niet iedereen die voorstander is van een vrije markt is een libertair: niet iedereen deelt de libertaire visie dat de vrije markt zonder meer fair is o utilitaristen staan een vrije markt voor, maar indien blijkt dat er omstandigheden zijn waarin de vrije markt niet maximaal productief is zijn ze voorstander van beperkingen op eigendomsrechten (sommige utilitaristen stellen dat herverdeling het nut kan verhogen ook al daalt daarmee de productiviteit) o anderen verdedigen het kapitalisme niet op grond van maximalisatie van nut, maar minimaliseren van het gevaar op tirannie: overheden de macht geven om de economie te reguleren zorgt voor een centralisatie van macht, en aangezien macht corrupt maakt wordt marktregulering gezien als de eerste stap op de ‘road to serfdom’ (Hayek) hoe meer de overheid controle krijgt over het economische leven, hoe meer ze andere aspecten van het leven kunnen en zullen controleren kapitalistische vrijheden zijn nodig om onze burger- en politieke vrijheden te vrijwaren o voorgaande pleidooien voor het kapitalisme zijn instrumentale pleidooien: ze vertellen ons dat een vrije markt een middel is om een maximaal nut te verkrijgen of onze politieke en burgerlijke vrijheden te beschermen libertarisme verschilt van andere rechtse theorieën door haar claim dat herverdelende belastingen inherent fout zijn en een schending van de mensenrechten o mensen hebben het recht om hun bezittingen en diensten te besteden naar eigen goeddunken, ook al is dit niet de beste manier om de productiviteit te verzekeren o de overheid heeft het recht niet om tussen te komen in de markt, ook niet om de efficiëntie ervan te verhogen o of zoals Nozick stelt: “individuals have rights, and there are things which no person or group may do tot hem” libertairen zijn dus VOOR een minimale staat, vrije markt, kapitalisme en TEGEN staatsbemoeienis, welvaartsstaat, belastingspolitiek
1. Entitlement Theory (Nozick). • • • •
hoe libertairen rechtvaardigheid en de markt verzoenen wordt bekeken volgens Nozick’s ‘entitlement theory’ als we aannemen dat iedereen recht heeft op de goederen die hij momenteel bezit (holdings), dat is een rechtvaardige verdeling simpelweg de verdeling die tot stand komt door vrije uitwisseling tussen mensen het is dus onrechtvaardig dat de overheid deze uitwisselingen belast tegen de wil van de mensen in, zélfs als deze heffing dient als compensatie voor een ander zijn onverdiende natuurlijke tekortkomingen de enige gerechtvaardigde belasting is deze om de instituties die de vrije uitwisselingen garanderen – nl. politie etc. – te bekostigen
•
•
•
•
•
•
3 basisprincipes: o principle of transfer: wat rechtvaardig is verworven mag men vrij uitwisselen (1) o principle of just initial acquisition (2) o principle of rectification of injustice: wat men moet doen met holdings die men onrechtmatig heft verworven of heeft uitgewisseld(3) een voorbeeld: o indien ik een stuk grond bezit, dan zegt (1) dat ik hierover vrij kan beschikken, m.a.w. dat ik het mag uitwisselen indien gewenst o (2) vertelt mij hoe mijn stuk grond oorspronkelijk werd verworven o (3) zegt mij wat ik moet doen indien (1) of (2) geschonden werd de conclusie hieruit is dat een minimale staat, beperkt tot het beschermen tegen diefstal, geweld, fraude, etc., gerechtvaardigd is o de staat beperkt zich tot de bescherming van het eigendomsrecht en vrije markt o een meer verregaande staatsvorm zal het recht van mensen om niet tot iets gedwongen te worden schenden en is dus niet gerechtvaardigd o hierdoor zijn er geen belastingen, publiek onderwijs, gezondheidszorg en publieke diensten: deze veronderstellen immers een gedwongen belasting het egalitair liberalisme benadrukt ook dat een rechtvaardige verdeling ook aandacht moet besteden aan de keuze van mensen o maar voor Rawls en Dworkin is dit slechts het halve verhaal o een rechtvaardige verdeling moet een ‘endowment-insensitive’ verdeling zijn (↔ Nozick): het is niet eerlijk de natuurlijk misbedeelden te laten verhongeren omdat ze niets in ruil te bieden hebben o het egalitair liberalisme is dus voorstander van belastingen om de natuurlijk en sociaal benadeelden te compenseren ↔ volgens Nozick is dit niet correct: mensen hebben recht op hun holdings (indien deze rechtvaardig zijn verworven) o ‘entitled’ betekent hier: het absolute recht hebben om zich vrij van hun eigendom te ontdoen, zolang dit niet gebeurt met fraude of dwang o er zijn uiteraard grenzen: mijn recht op mijn mes geeft me niet het recht om het in uw rug te planten, aangezien jij recht hebt op je rug o verder is men volledig vrij: ik kan ze vrijwillig delen met anderen maar eveneens kan ik beslissen ze NIET aan anderen te geven (incl. de overheid) o niemand kan me mijn eigendom afnemen, ook niet om de hongerigen te voeden Nozick geeft hier 2 argumenten o een intuïtief argument (net als Rawls), waarin hij de voordelen van het vrij uitoefenen van eigendomsrechten probeert uit te tekenen o een self-ownership argument, waarin hij het idee van mensen als gelijken behandelen wil uiteenzetten
1.1 Intuïtief argument: Wilt Chamberlain voorbeeld • •
Nozick’s ‘principle of tranfer’ zegt dat wat we absolute eigendomsrechten hebben op rechtmatige wijze hebben verworven aangezien mensen worden geboren met verschillende natuurlijke talenten, zullen sommigen overvloedig beloond worden, terwijl anderen met minder talenten minder krijgen → hierdoor zullen sommigen floreren terwijl anderen creperen → deze ongelijkheden zijn de bron van onze intuïtieve bezwaren tegen het libertarisme
•
• •
Wilt Chamberlain voorbeeld o Chamberlain is een veelgevraagde basketbalspeler en tekent een contract dat hem 25 cent geeft van de prijs van een toegangsticket o 1.000.000 personen koopt een ticket, waardoor Chamberlain 250.000$ krijgt: een veel grotere som dan het gemiddelde inkomen en groter dan anderen o elk van de personen koos ervoor om 25 cent aan Chamberlain te geven, hoewel ze het ook aan andere doeleinden konden gespendeerd hebben, om hem te zien spelen o indien de originele verdeling rechtvaardig was, is deze dat ook Nozick aanvaardt wel dat we door sommige van onze sterkste intuïties geneigd zijn om onverdiende ongelijkheden te compenseren, maar het probleem hierbij is dat mensen rechten hebben op hun eigen inkomen deze absolute eigendomsrechten zijn een onvermijdelijk gevolg van self-ownership
1.2 Het self-ownership argument • •
•
•
•
dit argument is een interpretatie van het principe mensen te behandelen als ‘ends in themselves’: mensen behandelen als doel in zichzelf aangezien we allemaal individuen zijn met eigen eisen, zijn er grenzen aan de opofferingen die men aan mensen kan vragen voor het welzijn van anderen o het utilitarisme ontkent het bestaan van deze grenzen, waardoor dit onaanvaardbaar is voor Nozick o een libertaire maatschappij zou volgens Nozick individuen niet als instrumenten of middelen gebruiken, maar als mensen met eigen rechten (hierin zijn er grote overeenkomsten tussen Nozick en Rawls) o overeenkomst met Rawls zijn de argumenten tegen het utilitarisme volgens Rawls behandelt het utilitarisme mensen niet als doel in zichzelf, aangezien het toelaat dat sommigen worden opgeofferd voor het voordeel van anderen beiden komen dus overeen dat er grenzen nodig zijn om mensen als gelijken te behandelen Rawls en Nozick verschillen in de vraag welke rechten de belangrijkste zijn om mensen als doel in zichzelf te behandelen o voor Rawls is dat een bepaald aandeel in de middelen van de maatschappij o voor Nozick is het belangrijkste recht dat over zichzelf (dit zijn de rechten die selfownership bepalen): self-ownership (zelfbeschikking) hebben betekent hetzelfde als de rechten die een slavenhouder over zijn slaven heeft Nozick verzet zich tegen de egalitaristische idee dat getalenteerden worden ‘gebruikt’ zoals bij Rawls en Dworkin o volgens Rawls moeten goederen geproduceerd door getalenteerden gebruikt worden om het welzijn van de minderbedeelden te verbeteren o dit is volgens Nozick onverenigbaar met self-ownership: indien ik zelfbeschikking heb, beschik ik ook over mijn talenten en dus ook wat ik met deze talenten doe o volgens Nozick wordt self-ownership dan ook geschonden door de vraag naar herverdelende belasting o Rawls en Dworkin ontkennen het bestaan van self-ownership door te stellen dat: Rawls: de getalenteerden enkel genieten van hun talent indien dit ook de minderbedeelden ten goede komt Dworkin: de getalenteerden hebben een morele verplichting tegenover de minderbedeelden enkel het ongelimiteerde kapitalisme kan self-ownership erkennen
•
• •
Nozick’s argument bestaat uit 2 claims: o Rawlsiaanse herverdeling is onverenigbaar met de erkenning van mensen als selfowners o mensen als self-owners erkennen is cruciaal om mensen als gelijken te behandelen Nozick’s opvatting over gelijkheid begint met de rechten van mensen over zichzelf, maar hij gelooft dat deze rechten gevolgen hebben voor onze rechten over externe middelen, die in strijd zijn met de liberale herverdeling hiertegen zijn 2 bezwaren geuit o critici menen dat Nozick verkeerd is wanneer hij stelt dat self-ownership noodzakelijk eigendomsrechten voortbrengt
1.2.1 Self-ownership en eigendomsrecht • Nozick claimt dat in markttransacties de uitoefening van de macht van individuen betrokken is, en aangezien individuen beschikken over hun eigen macht, beschikken ze ook over alles wat voortkomt uit de uitoefening daarvan op de markt • maar Nozick erkent dat markttransacties meer omvatten dat enkel de uitoefening van eigen macht o ze omvatten ook wettelijke rechten over goederen, en deze zijn niet uit het niets ontstaan door onze eigen macht als ik land bezit kan ik het wel verbetert hebben door de uitoefening van mijn macht maar ik heb het land niet gecreëerd, dus mijn recht over het land kan niet enkel gebaseerd zijn op de uitoefening van mijn eigen macht o mijn recht over externe goederen komt uit het feit dat anderen mij dat recht gegeven hebben, in overeenstemming met het principle of transfer • de validiteit van mijn eigendomsrecht is afhankelijk van de validiteit van vroegere eigendomsrechten, dus het is noodzakelijk om terug te gaan naar het begin van ketting van transacties o maar wat is het begin? o het begin is het moment waarop het voor het eerst door een individu werd aangewend als private eigendom o volgens Nozick’s theorie moeten we teruggaan naar dit punt om te kijken of de initiële verwerving legitiem was o indien ik recht heb op alle beloningen die voortkomen uit markttransacties moet ik legitieme eigenaar zijn van niet enkel mijn eigen macht, maar ook mijn initieel niet-bezeten externe middelen o indien de initiële verwerving niet legitiem was, kan er geen legitieme transactie zijn • alles wat we nu bezitten heeft een of andere natuurlijk element: hoe werden deze dan deel van iemands privé bezit? a. Initiële verwerving • het historische antwoord is meestal dat natuurlijke middelen iemands bezit werden door geweld/dwang o ofwel maakte het gebruik daarvan de initiële verwerving illegitiem, waardoor het huidige recht erop illegitiem is en er geen morele grond is waarom de overheid het niet zou confisqueren en de rijkdom ervan zou herverdelen
•
•
•
o ofwel maakte het gebruik van geweld/dwang de verwerving niet illegitiem, waardoor het weghalen van de eigendom met geweld om het te herverdelen ook niet illegitiem is o → hoe dan ook is er blijkbaar geen morele grond waarop er bezwaren kunnen worden geuit tegen de herverdeling van welvaart Nozick’s antwoord op dit probleem is het eerste: het gebruik van geweld maakt de verwerving illegitiem, dus het huidige recht erop is dat ook o de huidige bezitters van schaarse middelen hebben geen recht om anderen de toegang ertoe te ontzeggen o idealiter zouden de effecten van de illegitieme verwerving moeten rechtgezet worden, en de middelen moeten teruggegeven worden aan zijn rechtmatige eigenaar(s) o maar het is vaak onmogelijk om te weten wie deze rechtmatige eigenaars zijn o Nozick stelt voor dat we in de plaats de verwerving moeten rechtzetten via een eenmalige algemene herverdeling van middelen in overeenstemming met het difference-principe van Rawls dit is de enige mogelijkheid waarop het libertaire principle of transfer stand kan houden opmerking: waar we wel weten wie de rechtmatige eigenaars zijn moeten we het aan hen teruggeven verdedigers van eigendomsrechten willen vermijden te ver terug te kijken naar de oorsprong van hun eigendom o we zijn bang om terug te kijken uit angst om fouten te vinden o proberen om vroeger onrecht recht te zetten is als het openen van de doos van Pandora o gezond verstand zegt ons dat hetgeen wat nu telt is of de huidge verdeling de vrijheid van mensen verdedigt en hun noden vervult o kort gezegd: wat telt is het eindresultaat, niet de historische oorsprong o maar aangezien het grootste deel van de initiële verwervingen illegitiem gebeurde, kan Nozick’s theorie de huidige bestaande holdings niet beschermen tegen herverdeling de hamvraag is: welke verwerving van absolute eigendomsrechten is consistent met het idee van mensen als gelijken te behandelen? o hiervoor grijpt Nozick terug naar Locke o in Engeland (17e eeuw) was er een beweging die neigde naar de ‘enclosure’ (ontsluiting: private toeëigening) van land dat voorheen werd gebruikt voor algemeen gebruik o dit land (‘the commons’) werd ter beschikking gesteld voor grazend vee, sprokkelen van hout etc. o door deze private toeëiging werden sommige mensen rijk, terwijl anderen hun toegang ontzegd zagen, waardoor ze zichzelf niet meer konden onderhouden o Locke wenste deze situatie te verdedigen, en moest dus een verklaring geven waarom mensen op een moreel legitieme manier absolute eigendomsrechten konden verkrijgen o Locke’s antwoord was: we hebben recht op delen van de externe wereld, zolang we genoeg overlaten voor anderen Locke realiseerde zich dat de meeste toeëigeningen niet voldoende overlieten, maar stelde dat toeëigening aanvaardbaar is als mensen algemeen genomen even goed of beter afwaren dan voorheen
• •
Locke geloofde dat doorhet ontsluiten van de commons iedereen beter af zou zijn, zelfs deze die geen land hadden o waarom? deel van het antwoord ligt in de ‘tragedy of the commons’ • wanneer land gebruikt wordt voor algemeen gebruik, zijn er weinig incentives om tijd en moeite te stelen in de ontwikkeling van dat land om zo de productie ervan te verhogen • er is namelijk geen garantie voor die persoon dat hij wel zal varen bij zijn investering • het is enkel rationeel om te investeren in verbetering als je freeriders kan uitsluiten dit impliceert dat het land uit de commons wordt genomen, en iemand de controle wordt toegewezen, kortom: om iemand eigendomsrechten over het land te geven het is niet enkel irrationeel om te investeren in land in de commons, het kan zelfs rationeel zijn om de middelen uit te putten eens het aantal personen dat gebruik maakt van de commons de draagbare capaciteit overstijgt • bv. overbevissing • vissers uit verschillende landen vissen zo veel uit de zee dat sommige soorten bedreigd zijn • dit lijkt irrationeel, maar uit het oogpunt van de kapitein is het rationeel: indien hij het niet doet, staan er anderen in de rij om het wel te doen het resultaat hiervan is dat de commons niet enkel onderontwikkeld zijn, maar ook geruïneerd kunnen worden om dit te vermijden moeten de commons ontsloten worden en moeten productieve investeringen gepromoot worden hoewel sommigen zonder land zullen eindigen zullen ze beter af zijn dan tevoren • ze verliezen het recht tot de commons, maar veel voordeel haalden ze daar toch niet uit • ze kunnen een job aangeboden krijgen door de nieuw landeigenaar, en met dat loon kunnen ze goederen kopen die voorheen niet geproduceerd werden o dit is volgens Nozick de echte test voor legitieme toeëigening: dat het niemands algemene toestand verslecht (Locke’s proviso) o wat betekent precies: slechter af zijn?: Nozick’s antwoord is dat toeëigening legitiem is wanneer de terugtrekking uit het algemene gebruik mensen niet slechter af maakt in materiële termen dan voorheen self-ownership houdt in dat o iedereen beschikt over zijn eigen talenten o iedereen beschikt over de producten van het gebruik van zijn talenten hierdoor maken we de volgende evolutie mee o de wereld, tot voorheen zonder eigenaar, wordt toegeëigend, met volledige eigendomsrechten, door self-owned people o self-ownership (zelfbeschikking) brengt dus absolute eigendom van de externe wereld voort o aangezien de initiële toeëigening het recht op transfer behelst, zullen we snel een volledig ontwikkelde markt hebben voor productieve middelen (land)
o aangezien deze toeëigening sommige mensen de toegang tot deze productieve middelen ontzegt, zullen we snel een volledig ontwikkelde arbeidsmarkt hebben o aangezien mensen dat legitieme eigenaars zijn van zowel het vermogen en de eigendom die de markttransacties met zich meebrengen, zullen ze recht hebben op wat voortkomt uit deze transacties o aangezien mensen recht hebben op hun verworvenheden, zou herverdeling door de overheid om minderbedeelden te helpen een schending zijn van de rechten b. Locke’s proviso • critici menen dat Nozick’s definitie van ‘slechter af’ in termen van materiële welvaart en de toestand voor de toeëigening als de standaard voor vergelijking ontoereikend zijn: volgens hen zal een test voor de initiële toeëigening enkel gelimiteerde eigendomsrechten voortbrengen • materiële welvaart o Nozick benadrukt self-ownership omdat we allemaal individuen zijn met eigen levens, en self-ownership geeft ons de mogelijkheid om onze eigen doelen na te streven o Nozick houdt geen rekening met fairness men zou verwachten dat hij bezwaar zou hebben tegen toeëigening die iemand in een ondergeschikte positie zet en afhankelijk maakt van de wil van anderen hij zegt dat de vrijheid om ons leven te leiden volgens onze opvattingen over het goede leven de ultieme waarde is hoewel Nozick claimt dat bv. Ben niet slechter af is door de toeëigening van land door Amy, hoeft Ben daarvoor zijn toestemming niet te verlenen • willekeurige vernauwing van de opties o toeëigening mag anderen dus niet slechter af maken dan wanneer het land in algemeen gebruik was o maar Nozick negeert andere alternatieven voor Nozick is het niet relevant wie zichzelf land toeëigent en wie de winsten krijgt, zolang degene die niets toeëigent niet slechter af is → hij aanvaard dus de regel van ‘first come, first serve’ wat als men land collectief toeëigent en afspraken maakt o voor Nozick zijn deze alternatieven niet relevant: het doet er voor de legitimiteit van de toeëigening niet toe dat bepaalde andere alternatieven eerlijker zijn en meer efficiënt of dat ze de interesse of autonomie van mensen beter dienen o deze problemen met Nozick’s proviso worden duidelijker wanneer we het kapitalisme bekijken toeëigening zal snel leiden tot een situatie waarin alles verdeeld is deze die zichzelf iets hebben toegeëigend zullen grote welvaart kennen terwijl anderen zonder eigendom overblijven deze verschillen worden doorgegeven aan de volgende generatie, waardoor sommigen al op jonge leeftijd zullen moeten gaan werken terwijl anderen alle privileges hebben dit is aanvaardbaar voor Nozick, zolang het systeem van toeëigening gebeurt volgens Locke’s proviso • het kapitalisme slaagt voor deze test, hoewel de bezitslozen afhankelijk zijn van deze met eigendom om hun arbeid te kopen en hoewel sommigen zullen verhongeren omdat niemand hun arbeid wil kopen
•
•
dit is aanvaardbaar voor Nozick omdat ongetalenteerde mensen ook waren gestorven indien het land niet toegeëigend zou geweest zijn o we kunnen Locke’s proviso aanpassen zodat ook deze toestanden in overweging worden genomen we kunnen zeggen dat een systeem van toeëigening iemands situatie verslechtert als er een ander alternatief is waarin men beter af zou zijn, helaas slaagt dan geen enkel systeem voor de test: in elk systeem is er wel iemand die beter af zou zijn in een ander systeem mensen kunnen ook niet eender welk systeem verwachten dat hen het meeste voordeel doet: de proviso veronderstelt een gulden middenweg wat deze gulden middenweg is, is moeilijk te zeggen • kiezen voor wat in het voordeel is van de minstbedeelden? • iedereen moet kans hebben op minstens ‘an aqual share of the value of the world’s natural resources’? • iedereen minstens een basisinkomen geven (een compensatie voor wie geen eigendom bezit)? initieel eigendomsrecht van de wereld o er is een ander probleem in Nozick’s proviso dat de overgang van self-ownership naar ongelimiteerd kapitalisme blokkeert o Nozick’s argument gaat als volgt: mensen beschikken over zichzelf (1) de wereld is in eerste instantie niet bezeten door iemand (2) men kan absolute eigendomsrechten verwerven over een disproportioneel deel van de wereld indien men de toestand van anderen niet verslecht (3) het is relatief gemakkelijk om absolute rechten te verwerven over een disproportioneel deel van de wereld (4) waardoor: eens private eigendom is toegeëigend, is een vrije markt in kapitaal en arbeid moreel vereist (5) o Nozick’s interpretatie van (3) is te zwak, waardoor (4) niet klopt (zie hierboven) o een 2e probleem: waarom zouden we (2) accepteren waardoor de wereld voor het grijpen ligt? waarom niet aannemen dat de wereld collectieve eigendom is, waardoor ieder een gelijk veto heeft over de regeling van land? Nozick heeft nooit rekening gehouden met deze optie maar anderen claimen dat dit het meest aanvaardbare is (bv. Locke) o al deze argumenten zijn compatibel met het principe van self-ownership, aangezien dat niets zegt over welke eigendomsrechten men heeft over externe middelen er is een lange traditie van left-libertarianism • begint vanaf de premisse van self-ownership, maar de onoverkomelijke problemen erkent om ongelijke toeëigening te rechtvaardigen • dit aanvaardt de mogelijkheid tot collectief eigendom, herverdeling, compensatie in het voordeel van mensen zonder eigendom
1.2.2 Self-ownership en gelijkheid • uit voorgaande kunnen we besluiten dat het principe van self-ownership geen morele verdediging biedt voor kapitalisme, aangezien een kapitalist niet enkel ownership over zichzelf moet hebben, maar ook ownership over de middelen • Nozick gelooft dat self-ownership onvermijdelijk leidt tot absolute eigendomsrechten o maar we worden geconfronteerd met een veelvoud aan economische regimes die ook compatibel zijn met self-ownership o Nozick gelooft dat self-ownership impliceert dat mensen kunnen beschikken over de beloningen van het marktrtransacties, maar verschillende regimes variëren in hoeverre mensen recht hebben op deze beloningen • is er een reden waarom self-owners libertaire regimes zouden verkiezen boven egalitaristische regimes? o 1e argument: betreffende instemming volgens Nozick zouden self-owners kiezen voor een libertair regime, maar dit valt te betwijfelen Nozick’s schema was immers afhankelijk van het feit dat Ben geen instemming gaf aan Amy’s toeëigening verschillende mensen zouden beter af zijn in verschillende economische regimes, en zouden daardoor ook kiezen voor verschillende regimes men zou kunnen proberen om unanieme instemming te verzekeren door een akkoord te zoeken achter een ‘sluier van onwetendheid’ zoals bij Rawls, maar dit zou leiden tot een liberaal regime, niet een libertair e o 2 argument: betreffende zelfbepaling Nozick zou kunnen stellen dat de aannames die leiden tot een liberaal regime de waarde van self-ownership ondermijnen bv. de aanname dat de wereld collectief bezit is of dat ze collectief zou moeten worden toegeëigend zou de waarde van self-ownership opheffen • hoe kan men immers zelfbeschikkingsrecht hebben als ik niets kan doen zonder de toestemming van anderen? • in een wereld van collectief eigendomsrecht bezitten we niet enkel de wereld, maar elkaar • onze rechten op zelfbeschikking zijn louter formeel hierdoor, aangezien we elkaars toestemming nodig hebben om middelen te gebruiken om onze doelen na te streven we moeten een regime selecteren dat niet enkel formele self-ownership bevat, maar ook inhoudelijke self-ownership deze meer inhoudelijke vorm van self-ownership wordt zelfbepaling genoemd • centraal hierin is dat we in de centrale gebieden van ons leven vrij moeten zijn om te handelen naar onze eigen opvattingen van het goede leven • zelfbepaling respecteren is een groot deel van mensen te behandelen als doelen in zichzelf i.p.v. middelen: als onderscheiden individuen met een eigen leven Nozick doet beroep op zowel de formele en inhoudelijke self-ownership • hij verdedigt expliciet formeel owner-ship • hij promoot de mogelijkheid om te handelen volgens onze opvatting volgens Nozick is self-ownership in liberale regimes louter formeel, terwijl libertaire regimes inhoudelijke self-ownership verzekeren (aangezien
•
absolute eigendomsrechten mensen vrij laten om te handelen zonder de toestemming van een ander) de moeilijkheid bestaat erin dat in een libertair regime niet iedereen zijn formele self-ownership kan verlengen tot inhoudelijk self-ownership • libertairen kunnen niet iedereen zelfstandige controle over zijn leen garanderen • volgens Nozick is formele self-ownership dan ook het enige wat mensen kunnen claimen • libertarisme beperkt niet enkel de zelfbepaling van de bezitslozen (zij moeten zich schikken naar wat de kapitalist hen oplegt om te kunnen overleven), het maakt hen ook een middel voor anderen welk regime kan dan het beste zelfbepaling promoten? • zelfbepaling vereist zowel middelen als vrijheden, waardoor iedereen gelijke aanspraak moet kunnen maken op deze middelen en vrijheden • indien dit het geval is, worden we naar liberale regimes geleid, niet libertaire regimes • libertairen claimen dat liberale welzijnsprogramma’s (door het beperken van eigendomsrechten) de zelfbepaling van mensen beperken o het verwijderen van deze herverdelende programma’s (Nozick) of ze beperken tot een absoluut minimum (Fried) zou een verbetering betekenen in termen van zelfbepaling o maar!: hoewel herverdelende maatregelen zelfbepaling van de hogere klassen inderdaad wat inperken, geven ze wel controle over het leven aan mensen die dat voorheen niet hadden o → liberale herverdeling heeft als doel een meer rechtvaardige verdeling te bekomen voor de middelen nodig voor zelfbepaling o ↔ libertairen staan ongelijkheden in deze verdeling toe o 3e argument: betreffende menselijke waardigheid Nozick zou kunnen stellen dat welvaartsherverdeling de menselijke waardigheid ontkent, en dat deze waardigheid cruciaal is om mensen als gelijke te behandelen Nozick ziet het feit dat andere mensen recht hebben op de producten die voortkomen uit mijn talenten, als een aantasting van mijn waardigheid maar waarom is dit zo? • we kunnen pas iets als aantasting ervaren indien we het ervoor al fout vonden • herverdeling kan dus pas als een aantasting van mijn waardigheid aanvoelen, indien ik ervoor al geloofde dat het moreel fout was • indien we, in de plaats daarvan, geloven dat herverdeling aan vereist onderdeel is om mensen als gelijken te behandelen, zal het eerder mensen hun waardigheid promoten, i.p.v.aantasten self-ownership sluit dus een herverdelende belasting niet uit, aangezien verschillende economische regimes formeel compatibel zijn met self-ownership
•
maar waarom begaan zijn met self-ownership? o we onderschrijven zelfbepaling niet omdat het formele self-ownership promoot, we onderschrijven formele self-ownership in zoverre het zelfbepaling promoot o waarom dus niet gewoon beginnen met zelfbepaling als belangrijkste opvatting om mensen als gelijken te behandelen, en waarom niet vragen welk regime het best zelfbepaling promoot? o waarom, met andere woorden, focust Nozick zo erg op self-ownership? volgens Susan Okin gaat Nozick’s principe van self-ownership terug op een vorm van ‘matriarchale slavernij’ • Nozick negeert het feit dat mensen het product zijn van iemand anders’ arbeid: hun moeder • indien we beschikken over de producten die we voortbrengen uit onze talenten, dan zouden moeders dus hun kinderen bezitten • Nozick’s theorie berust dus op de impliciete uitsluiting van vrouwen • om dit probleem te vermijden, moeten de principes van selfownership serieus geherformuleerd worden Nozick’s nadruk op het idee van formele self-ownership kan ook het gevolg zijn van de ongedifferentieerde aarde van dat concept • het idee van self-ownership suggereert dat we het ofwel hebben, ofwel niet • in realiteit is er een waaier van opties mogelijk, die elk verschillende soorten controle over iemands keuzes en iemands omstandigheden behelzen • we moeten een onderscheid maken tussen de verschillende elementen die betrokken zijn bij de controle over iemands ‘self’, en zien hoe deze in verband staan met de verschillende elementen die betrokken zijn bij de controle van externe middelen
2. Libertarisme als vrijheid: vrijheid en kapitalisme. •
•
links-liberalen onderscheiden zich van libertairen in het feit dat eerstgenoemden de voorkeur geven aan meer overheidsbeperkingen op individuele vrijheid o volgens Flew zijn liberalen en socialisten voorstanders van overheidsbeperkingen, terwijl libertairen tegen elke vorm van sociale en wettelijke beperkingen op individuele vrijheid zijn o Flew identificeert de welvaartsstaat dus met beperkingen op vrijheid, en kapitalisme met de afwezigheid van deze beperkingen o de gelijkstelling van kapitalisme met ongebreidelde vrijheid wordt ook gedeeld door sommige verdedigers van de welvaartsstaat, die instemmen dat een herverdelende politiek een compromis is tussen vrijheid en gelijkheid, en erkennen dat wie enkel gelooft in vrijheid het kapitalisme moet aanhangen is het correct te stellen dat de vrije markt meer vrijheid inhoudt dan de welvaartsstaat? o vooreerst moeten we hiervoor de term ‘vrijheid’ definiëren Flew hanteert een neutrale definitie van vrijheid: door herverdeling te elimineren, elimineert de vrije markt enkele wettelijke beperkingen op de regeling van iemands middelen, waardoor er bepaalde neutrale vrijheden worden gecreëerd
•
•
bv. als de overheid een welvaartsprogramma bekostigt door een belasting van 80% op erfenissen en kapitaal, verhindert het mensen om hun eigendommen aan anderen door te geven Flew zegt niet hoeveel neutrale vrijheid er zou gewonnen worden bij het elimineren van deze belasting, maar het zou iemand zeker toelaten anders te handelen dan nu deze uitbreiding van neutrale vrijheid is het duidelijkste teken dat kapitalisme vrijheid doet toenemen, maar veel van deze neutrale vrijheden zullen ook waardevolle vrijheden zijn, aangezien het belangrijke redenen zijn waarom mensen hun eigendom zouden doorgeven → kapitalisme zorgt dus voor een bepaalde toename van neutrale en waardevolle vrijheden die in een welvaartsstaat niet aanwezig zouden zijn o wat is precies die toegenomen vrijheid? elke vrijheidseis moet voldoen aan 3 elementen: die is vrij om wat te doen zonder welk obstakel Flew heeft ons de laatste 2 zaken aangetoond: zijn eis omvatte de vrijheid om eigendom te regelen zonder wettelijke beperking maar het eerste is onduidelijk: wie heeft deze vrijheid? door deze vraag te stellen wordt Flew’s gelijkstelling van kapitalisme met vrijheid problematisch: het zijn de bezitters van middelen die vrij zijn om ermee te doen wat ze willen, terwijl niet-bezitters beroofd worden van die vrijheid o belastingen zijn dus niet enkel een belemmering van vrijheid, maar kan ook vrijheid creëren en herverdelen deze wetenschap ondermijnen Nozick’s stelling dat zijn rechtvaardigheidstheorie superieur is aan de liberale herverdelende theorieën o Nozick zegt dat Rawls’ theorie niet kan gerealiseerd worden zonder continue inmenging in het leven van mensen mensen die aan zichzelf worden overgelaten zullen uitwisselingen maken die het ‘difference-principle’ schenden dit principe in stand houden vereist constante inmenging o Nozick claimde dat zijn theorie deze inmenging zou vermijden, aangezien transacties bij hem niet aan een patroon moeten voldoen, waardoor er ook geen nood is om toe te zien of dit nagekomen wordt o helaas vereist Nozick’s systeem wél continue inmenging: enkel deze staatsinterventie kan ervoor zorgen dat Nozick’s rechtvaardigheidsprincipes niet geschonden worden de meeste libertariërs claimen niet dat de vrije markt meer vrijheid creëert dan het wegneemt: o ze zijn verschoven naar een gemoraliseerde definitie van vrijheid, die vrijheid definieert als ‘uitoefenen en beschermen van de eigen rechten’ (kapitalistische vrijheid) de vrijheid van niet-bezitters is niet verminderd wanneer ze worden verhinderd om mijn eigendom te betreden, aangezien ze geen recht hadden om het te betreden aangezien ze dat recht niet hadden, is hun vrijheid niet verminderd door de uitoefening van mijn eigendomsrechten → wie geen rechten heeft, kan ook niet in zijn/haar vrijheid worden aangetast! o wanneer men een niet-gemoraliseerde definitie van vrijheid hanteert, creëert private eigendom steeds vrijheid en onvrijheid
• •
•
o met een gemoraliseerde definitie echter, kunnen we stellen dat de vrije markt geen beperkingen oplegt aan iemands vrijheid indien we de libertaire claim dat mensen een moreel recht hebben om absolute eigendomsrechten te verwerven over ongelijke delen van de wereld aanvaarden, houdt het kapitalisme geen beperking van vrijheid in indien we de liberale egalitaristische visie dat mensen geen moreel recht hebben op de voordelen die voortkomen uit hun onverdiende talenten volgen, is het de welvaartsstaat die geen beperking van vrijheid inhoudt: aangezien mensen toch geen recht hebben op de voordelen, wordt ook geen vrijheid beperkt wanneer de overheid deze herverdeelt met andere woorden: de stelling van libertairen dat kapitalisme wordt gelinkt aan de afwezigheid van beperkingen op vrijheid (en de welvaartsstaat aan de beperking ervan) houdt geen steek omdat het gebaseerd is op inconsistente definities van vrijheid
3. De libertaire politiek. •
•
•
libertarisme komt overeen met het liberaal egalitarisme in de zin dat ze beiden respect hebben voor de keuze en zelfbepaling van mensen, maar verwerpt het liberaal egalitaristische idee dat ongelijke omstandigheden moet rechtgezet worden o dit is niet enkel intuïtief onaanvaardbaar, maar ook self-defeating: ‘respect voor de keuze en zelfbepaling van mensen’ is onverenigbaar met het ‘geen rekening houden met ongelijke omstandigheden’ het libertarisme heeft veel van zijn populariteit te danken aan het ‘slippery-slope’ argument, dat de aandacht vestigt op de steeds toenemende kost indien men zou trachten het principe van gelijkmakende omstandigheden te volgen o indien we vinden dat sociale nadelen rechtgezet moeten worden, is er geen reden om natuurlijke nadelen ook recht te zetten o maar libertariërs zeggen dat, terwijl ongelijke omstandigheden in principe aanleiding kunnen geven tot rechtmatige claims, de poging om dat principe te implementeren in praktijk onvermijdelijk zal leiden tot een ‘slippery slope’ naar verdrukkende sociale interventie, gecentraliseerde planning en zelf ‘human engineering’ o het zal leiden naar de weg naar slavernij, waar het principe van respect voor de keuzes zal worden opgeslokt door de vereiste om omstandigheden gelijk te maken o met dit argument zeggen libertariërs geen rekening te houden met omstandigheden er zijn maar weinig echte libertariërs: o in de jaren ’80 en ’90 is er wel een verschuiving geweest, met de verkiezing van conservatieve of ‘New Right’ partijen o maar het zou fout zijn te veronderstellen dat deze verschuivingen het gevolg geweest zijn van libertaire overtuigingen o de meesten verwerpen niet zonder meer de liberaal egalitaristische idee van een ambition-sensitive, endowment-insensitive verdeling, maar vinden dat de welvaartsstaat in de praktijk gefaald heeft in het bereiken van deze doelen enerzijds wordt de welvaartsstaat gezien als een regime dat de werkenden zwaar belast om de luiaards te subsidiëren (een schending van de ambitionsensitive norm en van het principe dat mensen verantwoordelijk moeten zijn voor hun keuzes)
•
onderzoek heeft uitgewezen dat mensen vandaag de dag werklozen zelf verantwoordelijk achten voor hun situatie, in plaats van slachtoffers van ongeluk of ongelijke mogelijkheden anderzijds heeft de welvaartsstaat in hun ogen ook gefaald om de nadelen die de armen voor zich hebben te verhelpen • liberale egalitaristen hebben steeds aangenomen dat een herverdelende politiek de benadeelden zou helpen om bij te benen • New Right stelt dat de welvaartsstaat passiviteit onder de armen heeft gepromoot, zonder hun levenskansen te verbeteren, en zo een afhankelijkheidscultuur heeft gecreëerd • om dit te verhelpen moet de focus worden verlegd naar de verantwoordelijkheid van mensen om zelf in te staan voor hun onderhoud o het veiligheidsnet moet worden teruggedrongen o vele voordelen zouden moeten verbonden zijn aan verplichtingen (conditioneel) o deze redenen zijn geen van allen geworteld in libertaire argumenten over selfownership of eigendomsrechten New Right accepteert de wenselijkheid om ongelijke omstandigheden te verhelpen, maar zijn het niet eens over de omvang van deze ongelijkheden en het succes van de welvaartsstaat om het probleem aan te pakken voor libertariërs heeft de staat geen verplichting om ongelijke omstandigheden te verhelpen: het is de staat zelfs verboden dit te proberen, aangezien dit een schending zou betekenen van eigendomsrechten
4. MARXISME. •
•
•
de standaard kritiek uit linkse hoek op liberale rechtvaardigheid is dat het formele gelijkheid goedkeurt, in de vorm van gelijke kansen of gelijke politieke en burgerlijke rechten, terwijl materiële ongelijkheid, in de vorm van ongelijke toegang tot middelen, negeert o dit is een passende kritiek op het libertarisme, aangezien het eerder toegewijd is aan formele rechten van self-ownership dan aan inhoudelijke zelfbepaling o maar de liberale egalitaristische theorieën zoals Rawls en Dworkin vallen niet onder die kritiek Rawls gelooft dat materiële ongelijkheid compatibel zijn met gelijke rechten maar de ongelijkheden die goedgekeurd worden door het differenceprincipe zijn bedoeld om materiële omstandigheden van de minderbegoeden te verbeteren delen liberaal egalitaristen naast een gedeelde toewijding aan materiële gelijkheid dan ook dezelfde opvatting van rechtvaardigheid met socialisten? o voor sommige strekkingen van socialisten wel er blijkt geen groot verschil tussen Dworkin’s liberale theorie van gelijkheid van middelen en de verscheidene socialistische theorieën van ‘compenserende rechtvaardigheid’ beiden hebben als doel een ambition-sensitive en endowment-insensitive verdeling o voor andere strekkingen van socialisme gaat dit niet op de laatste 20 jaar is er in het Westen een opmars geweest van lezingen en herformuleringen van Marxistische theorieën: het analytisch Marxisme o dit proces is een selectief proces geweest: niet heel Marx’ theorie werd verdedigd, in het bijzonder werd vooral zijn ‘historisch materialisme’ verworpen volgens deze theorie is de ontwikkeling van samenlevingen bepaald door een klassenstrijd, die onvermijdelijk de revolutionaire verwerping van het kapitalisme tot gevolg zal hebben door het proletariaat kapitalisme zou eerst vervangen worden door socialisme, om later, eens overvloed wordt bereikt, over te gaan in communisme o toen Marxisten destijds geloofden dat het socialisme onvermijdelijk was, was er geen nood om te verklaren waarom dit de voorkeur genoot het was gewoon het logische eindpunt van een voorbepaalde reeks historische ontwikkelingen het kapitalisme zou zichzelf vernietigen door zijn interne tegenstellingen economische tegenstellingen, niet morele argumenten, zouden de revolutie onderbouwen o vandaag realiseren Marxisten zich dat indien socialistische en communistische idealen moeten geïmplementeerd worden, men mensen zou moeten overtuigen dat deze idealen moreel gelegitimeerd zijn veel arbeiders hebben vandaag een verhoogde levensstandaard, en stemmen vaak voor partijen die het kapitalisme aanhangen socialisten moeten dus argumenten opbrengen waarom een socialistische samenleving de voorkeur moet genieten dan de huidige kapitalistische welvaartsstaat
•
een fundamenteel doel van analytisch Marxisme is kritiek leveren op, en een alternatief bieden voor, de liberale theorieën van rechtvaardigheid o een eerste strekking levert kritiek op het idee van rechtvaardigheid in dit opzicht is rechtvaardigheid een antwoord op een onvolkomenheid in het sociale leven rechtvaardigheid probeert conflicten op te lossen tussen individuen, terwijl het communisme deze conflicten overstijgt, en dus ook de nood aan rechtvaardigheid overstijgt o een tweede strekking deelt de liberale nadruk op rechtvaardigheid, maar verwerpt het liberale idee dat rechtvaardigheid compatibel is met privaat bezit van de productiemiddelen in deze strekking is er een scheiding tussen deze die privaat bezit bekritiseren op grond van uitbuiting, en deze die het bekritiseren op grond van vervreemding hoe dan ook betekent Marxistische rechtvaardigheid het socialiseren van de productiemiddelen Marxisten hanteren dus een meer radicale rechtvaardigheidstheorie, die privaat bezit als onrechtvaardig ziet
1. Communisme ‘beyond justice’. •
•
•
liberalen benadrukken rechtvaardigheid omdat ze een nauwe band zien tussen rechtvaardigheid en het basisidee van morele gelijkheid o volgens Rawls is rechtvaardigheid niet een van de vele politieke waarden, maar is het de standaard waaraan we de andere waarden (vrijheid, efficiëntie, …) toetsen o liberalen staan morele gelijkheid van mensen voor, door een juridisch rechtendiscours Marxisten daarentegen benadrukken rechtvaardigheid niet, en hebben bezwaren tegen het idee dat communisme gebaseerd is op een rechtvaardigheidsprincipe o hierin volgen ze Marx zelf, die ideeën als gelijke rechten en eerlijke verdeling aanviel o terwijl veel socialisten vandaag het ‘contribution-principe’ (arbeiders hebben recht op de producten van hun arbeid) als een belangrijk argument voor het socialisme zien, zegt Marx dat het vele fouten bevat: het principe geeft mensen een ‘gelijk recht’ maar sommige mensen hebben grotere natuurlijke talenten, dus dit gelijke recht wordt een ‘ongelijke recht voor ongelijke arbeid’ Marx was dus niet enkel tegen het idee van rechtvaardigheid, maar ook tegen het concept van morele gelijkheid o opmerking: Marx verwerpt niet het idee dat de gemeenschap zijn leden als gelijken moet behandelen: hij ontkent enkel dat de gemeenschap dat moet doen op basis van een juridisch rechtendiscours Marxisten hebben een aantal bezwaren tegen het idee van gerechtelijke gelijkheid o gelijke rechten hebben ongelijke effecten o theorieën van rechtvaardige verdeling concentreren zich teveel op verdeling, in plaats van op de meer fundamentele vragen van productie
•
•
als we enkel het inkomen van deze die de productiemiddelen bezitten hervedelen, hebben we nog steeds klassen, uitbuiting, … in de plaats hiervan moeten we het bezit van de productiemiddelen herschikken o centraal in de Marxistische kritiek is bezwaar tegen het idee van een gerechtelijke gemeenschap volgens vele Marxisten heeft een goede samenleving geen nood aan rechtvaardigheid rechtvaardigheid is enkel aangewezen we leven in ‘circumstances of justice’ (omstandigheden van rechtvaardigheid), omstandigheden die conflicten creëren die enkel kunnen opgelost worden door principes van rechtvaardigheid deze omstandigheden omvatten 2 soorten • conflicterende doelen • beperkte materiële middelen indien mensen het oneens zijn over hun doelen en geconfronteerd worden met schaarse middelen, zullen ze onvermijdelijk conflicterende eisen stellen indien we de conflicten tussen doelen zouden kunnen elimineren, of de schaarse middelen, zouden we geen nood hebben aan gerechtelijke gelijkheid en beter af zijn zonder oplossingen voor het probleem van ‘circumstances of justice’ o ‘harmony of ends’ tegenstrijdige belangen wegwerken (Buchanan) indien de hele gemeenschap affectieve banden had en een ‘identity of interests’, zou rechtvaardigheid niet nodig zijn dit is echter een twijfelachtige oplossing: ook al delen we dezelfde doelen, we kunnen nog steeds conflicterende persoonlijke belangen hebben gedeelde doelen elimineren enkel conflicten over het gebruik van schaarse middelen indien mensen ook middelen prioriteiten delen o elimineren van schaarse middelen (Marx) Marx legt een nadruk op de nood aan overvloed, aangezien hij dacht dat schaarste conflicten onoplosbaar maakte deze oplossing is ook niet aanvaardbaar: bepaalde middelen (vb. ruimte) zijn onvermijdelijk gelimiteerd bepaalde conflicten kunnen zelfs ontstaan indien er een overvloed is aan bepaalde middelen is rechtvaardigheid enkel remediërend? Marxisten zeggen dat hoewel rechtvaardigheid helpt om conflicten op te lossen, het ook conflicten kan creëren rechtvaardigheid sluit liefde en verbondenheid niet uit, enkel onrechtvaardigheid rechtvaardigheid kan ook dienen als een standaard om te bepalen waar mensen recht op hebben o rechtvaardigheid dient dus 2 doelen indien ik mijn eisen stel, wil ik weten waar ik recht op heb, zelfs indien anderen mijn eisen inwilligen zonder bezorgdheid om waar ik eigenlijk recht op heb indien ik antwoord op de eisen van anderen, wil ik weten wat hun rechten zijn, zelfs indien liefde mijn motivatie is
•
•
o rechtvaardigheid is dus meer dan enkel remediërend: het erkent de gelijkheid van mensen in de gemeenschap, door een vermelding van de rechten die we kunnen eisen maar het dwingt mensen niet om deze rechten uit te oefenen ten koste van de mensen waar we om geven rechtvaardigheid vormt een vorm van bezorgdheid die we zouden moeten hebben voor de leden van onze gemeenschap Marx’ benadering van rechtvaardigheid kadert in een breder geheel: hij geloofde dat communisme de nood aan de basisconcepten van het liberale denken zou elimineren o Marx beeldde zich een toekomstige samenleving in zonder schaarste, zonder conflicterende economische belangen, ethnische of religieuze scheidingen, … o zo’n samenleving zou geen nood hebben aan allerhande praktijken en instituties die liberale staten hebben ontwikkeld om deze problemen te verhelpen o rechtvaardigheid is meer dan remediërend: het erkent de gelijkheid van mensen in de gemeenschap, door een vermelding van de rechten die we kunnen eisen maar het dwingt mensen niet om deze rechten uit te oefenen ten koste van de mensen waar we om geven rechtvaardigheid vormt een vorm van bezorgdheid die we zouden moeten hebben voor de leden van onze gemeenschap Marx’ benadering van rechtvaardigheid kadert in een breder geheel: hij geloofde dat communisme de nood aan de basisconcepten van het liberale denken zou elimineren o Marx beeldde zich een toekomstige samenleving in zonder schaarste, zonder conflicterende economische belangen, ethnische of religieuze scheidingen, … o zo’n samenleving zou geen nood hebben aan allerhande praktijken en instituties die liberale staten hebben ontwikkeld om deze problemen te verhelpen o ↔ vandaag de dag aanvaardt nagenoeg elke analytische Marxist dat schaarste, conflict, … eigen zijn aan de mens, en dat een normatieve politieke theorie moet uitleggen hoe het met deze feiten zal omgaan → de eerste stap hierin is het ontwikkelen van een Marxistische rechtvaardigheidstheorie
2. Communistische rechtvaardigheid. •
wat Marxistische rechtvaardigheid van de rechtvaardigheid van Rawls onderscheid is niet de mate waarin middelen moeten worden gelijkgemaakt, maar de vorm die deze gelijkmaking moet aannemen o Rawls gelooft dat een gelijkheid van middelen de vorm moet aannemen van het gelijkmaken van de hoeveelheid privaat bezit die elke persoon voorhanden heeft o ↔ Marx kan in 1 zin worden samengevat: de afschaffing van privaat bezit privaat bezit is toegestaan op vlakken van ‘persoonlijk bezit’, vb. kledij, … maar er bestaat geen morele rechtvaardiging voor privaat bezit van en de controle over productiemiddelen dit moet afgeschaft worden omdat het aanleiding geeft tot arbeid in loondienst, dat onrechtvaardig is omdat het onvermijdelijk aanleiding geeft tot uitbuiting volgens sommigen, of vervreemding veroorzaakt volgens anderen rechtvaardigheid kan enkel verzekerd worden bij de afschaffing van privaat bezit
2.1 Uitbuiting • • •
•
•
het paradigma van onrechtvaardigheid voor Marx is de uitbuiting van de arbeider door de kapitalist de fundamentele onvolkomenheid van liberale rechtvaardigheid is dat het de verderzetting van deze uitbuiting rechtvaardigt, aangezien het de aankoop en verkoop van arbeid goedkeurt of liberale rechtvaardigheid effectief toestaat dat sommigen worden uitgebuit hangt af van de definitie van uitbuiting o uitbuiting wordt doorgaans gedefinieerd als ‘oneerlijk gebruik maken van iemand’ o volgens Rawls’ theorie maakt een getalenteerd persoon oneerlijk gebruik van een ongetalenteerd persoon, indien hij hun zwakke onderhandelingspositie gebruikt om een onevenredig deel van middelen te eisen, die niet gerechtvaardigd wordt door het difference-principe maar: het is geen uitbuiting indien iemand voordeel haalt uit de tewerkstelling van anderen indien dit in het voordeel is voor de minstbegunstigden Marxisten hanteren echter een meer technische definitie van uitbuiting o uitbuiting refereert naar het specifieke fenomeen van de kapitalist die meer waarde haalt uit het werk van een arbeider (in de vorm van geproduceerde goederen) dan hij in ruil teruggeeft aan de arbeider (in de vorm van loon) o kapitalisten huren arbeiders enkel in om deze surpluswaarde te halen, en deze uitbuitende transfer van surpluswaarde van de arbeider naar de kapitalist is in elke loonarbeid terug te vinden o Marxisten hanteren volgende gevolgtrekking arbeid creëert meerwaarde (1) kapitalist krijgt deel meerwaarde (2) DUS de arbeider krijgt minder dan hij creëerde (3) de kapitalist krijgt teveel (4) DUS arbeiders worden uitgebuit (5) in dit argument zitten enkele fouten o vooreerst is (1) controversieel volgens Marxisten is de waarde van een product bepaald door de hoeveelheid arbeid die erin is gestoken om het te produceren maar wat telt is niet dat de arbeiders waarde creëren, maar dat ze creëren wat waarde heeft uitbuiting wordt niet bekomen door het feit dat de kapitalist zich een deel van de waarde die de arbeider produceert toeëigent, maar dat hij een deel van de waarde van wat de arbeider maakt toeëigent volgens Cohen moet de gevolgtrekking dan ook aangepast worden • arbeider is de enige persoon die een product creëert dat waarde heeft • de kapitalist krijgt een deel van de meerwaarde • DUS • de arbeider ontvangt minder waarde dan de waarde van wat hij heeft gecreëerd • de kapitalist ontvangt een deel van de waarde van wat de arbeider heeft gecreëerd
•
•
•
• DUS • de arbeider wordt uitgebuit deze aanpassing brengt wel de conclusie voort dat alle loonarbeid inherent uitbuitend zijn o maar: het is niet duidelijk dat de uitbuiting hier onrechtvaardig is er is niets onrechtvaardig aan vrijwillige arbeid Marxisten voegen hiervoor de stelling toe dat arbeiders moeten verplicht worden om voor kapitalisten te werken, maar aangezien de arbeiders algemeen genomen geen productiemiddelen bezitten en enkel kunnen overleven door te werken voor een kapitalist, valt de meeste loonarbeid onder deze stelling o maar: hoe zit het met degenen die verplicht worden om hun arbeid niet te verkopen? zij worden beschermd tegen uitbuiting indien de overheid arbeiders belast om de werklozen een uitkering te betalen, worden ze zelf uibuiters de uitbuitingstheorie was bedoeld om een radicale kritiek te leveren op het kapitalisme, maar het negeert velen die het slechtst af zijn onder het kapitalisme o om dit te verhelpen moet de nauwe focus op de transfer van meerwaarde verlaten worden, en moet het breder patroon worden onderzocht waarin deze transfers plaatsvinden Roemer definieert uitbuiting niet in termen van de transfer van meerwaarde, maar in termen van ongelijke toegang tot productiemiddelen o of iemand al dan niet uitgebuit wordt is afhankelijk van of hij beter af zou zijn door uit het spel te stappen (zijn arbeid en aandeel van externe middelen zou terugtrekken) o volgens Roemer zouden zowel de arbeiders als werklozen beter af zijn door uit het kapitalistische spel te stappen, waardoor ze uitgebuit worden o uitbuiting in de technische betekenis speelt maar een kleine rol in Roemer’s theorie de transfer van meerwaarde is enkel slecht indien het het gevolg is van een onrechtvaardige ongelijke verdeling van de productiemiddelen de transfer is gerechtvaardigd indien het niet aangetast is door ongelijke verdeling of wanneer het helpt om de ongelijkheid te compenseren deze nieuwe benadering verschilt met het Marxisme o uitbuiting is slechts 1 vorm van onrechtvaardigheid, niet hét paradigma van onrechtvaardigheid o komt in de buurt van Rawls en Dworkin het originele Marxistische argument zegt dat arbeiders recht hebben op de producten van hun arbeid, en dat het de gedwongen ontkenning van dit recht is dat kapitalisme onrechtvaardig maakt Arneson’s theorie van Marxistische uitbuiting is net als Dworkin ambitionsensitive en endowment-insensitive o loonarbeid is niet meer inherent onrechtvaardig: er zijn 2 wegen naar ‘cleane’ loonarbeid de zwakken bezit van kapitaal toestaan compenseert ongelijke natuurlijke talenten, en brengt ons dus dichter bij een endownment-insensitive verdeling gedifferentieerd bezit van productiemiddelen kan verschijnen tussen mensen met gelijke talenten, wanneer ze verschillende voorkeuren hebben qua investering of risico
•
• •
privaat bezit hoeft dus niet uitbuitend te zijn o omgekeerd kan de socialisatie van productiemiddelen uitbuitend zijn o Marxisten zeggen graag dat uitbuiting onmogelijk is binnen het socialisme, aangezien de arbeiders hun eigen product controleren o maar als we de nieuwe aanpak van uitbuiting hanteren, is de gelijke toegang van mensen tot sociale middelen (in de vorm van een stem in een democratisch gerund bedrijf) onvoldoende: alles hangt af van wat de mensen democratisch kiezen te doen met hun middelen indien de meerderheid alle beslissingen neemt en de het de minderheid niet toegestaan is hun socialistisch recht op gelijke toegang tot sociale middelen om te zetten in een liberaal recht op gelijke individuele middelen (vb. door hun deel in het bedrijf te verkopen), zal er oneerlijk gebruik van hen gemaakt worden ze zullen uitgebuit worden volgens de Roemer benadering, aangezien ze beter af zouden zijn als ze zich uit het spel terugtrekken o bezorgdheid om uitbuiting rechtvaardigt dus niet een algemene voorkeur voor socialiseren, i.p.v. gelijkmaken, van productiemiddelen wat telt is dat mensen toegang hebben tot middelen die hen in staat stellen om eender welke beslissing te nemen omtrent werk, ontspanning en risico die het best passen bij de doelen in hun leven: een verbod op loonarbeid is een inperking van vrijheid deze vorm van zelfbepaling kan het best verwezenlijkt worden door een mengeling van privaat bezit, publiek bezit en arbeidersdemocratie
2.2 Behoeften • • • •
•
verdeling onder het communisme zal volgens Marx gebaseerd op het principe ‘aan ieder naar zijn behoeften’ dit vindt plaats onder de conditie van overvloed: schaarse middelen worden niet verdeeld, maar mensen nemen wat ze nodig hebben van de stapel van overvloedige middelen de meeste eigentijdse Marxisten delen Marx’ optimisme van overvloed niet: zij roepen het behoeftenprincipe in als een verdelend principe → op deze manier kan het best verstaan worden als een principe van gelijke behoeftenbevrediging Marxisten interpreteren behoeften in een ruimere zin dan louter basisnoden: behoeften wordt gebruikt als synoniem voor interesses o er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen interesses en behoeften o interesses omhelzen zowel materiële noodzaken als verscheidene goederen die volgens mensen nodig zijn → behoeften behelzen dus ook zaken zoals verlangens en ambities o hierdoor kan het behoeftenprincipe verstaan worden als een principe van gelijke welvaart, i.p.v. een principe van gelijke behoeftenbevrediging door deze ruime interpretatie hebben we niet langer een idee van hoe we middelen moeten verdelen o behoeften in de minimale betekenis zijn omvatten geen keuze o behoeften in de Marxistische betekenis vallen aan beide zijden van de keuzesomstanigheden lijn: of een deel middelen de behoeften van iemand bevredigt, is afhankelijk van hoe duur die behoeften zijn, wat op zijn beurt weer afhankelijk is van de omstandigheden en keuzes moeten we extra middelen voorzien voor diegenen met dure behoeften?
o volgens Marxisten zijn mensen niet verantwoordelijk voor hun keuzes (↔ liberale egalitaristen): de keuzes van mensen zijn het product van hun materiële of culturele omstandigheden o om om te gaan met dure keuzes zijn een aantal richtlijnen nodig om te bepalen wat ‘redelijke’ behoeften zijn, zodat mensen kan worden aangeleerd dat de samenleving niet aan alle dure smaken zal tegemoetkomen
2.3 Vervreemding • •
•
•
we zien een geleidelijke convergentie tussen Marxistische en liberaal egalitaristische theorieën van rechtvaardigheid maar er is een strekking Marxisten die duidelijker verschillen van het liberaal egalitarisme o Marx’ kritiek op het kapitalisme beroept zich niet enkel op de Kantiaanse bezorgdheid over uitbuiting, maar ook op een perfectionistische bezorgdheid over vervreemding o de Kantiaanse strekking benadrukt de manier waarop privaat bezit sommige mensen (arbeiders) reduceert tot middelen in het voordeel van anderen (kapitalisten) o de perfectionistische strekking benadrukt de manier waarop privaat bezit de ontwikkeling van onze belangrijkste capaciteiten in de weg staat het probleem van privaat bezit is niet enkel dat het uitbuiting betekent (want zelf degenen die voordeel halen uit uitbuiting zijn vervreemd van hun essentiële menselijke kunnen dit vervreemdingsargument lijkt een betere weg om het verbod op privaat bezit te verdedigen loonarbeid vervreemdt ons van onze eigen natuur, omdat het de werkkracht van arbeiders verandert in een goed o alle loonarbeid is vervreemdend, aangezien arbeiders de controle over hun werkkracht en over de producten van hun arbeid opgeven o deze vervreemding kunnen we opheffen de productiemiddelen te socialiseren i.p.v. het privaat bezit gelijk te maken o mens wordt pas mens, wanneer hij/zij bewust wordt en vrij gaat produceren o dit is: in niet-vervreemdende arbeid niet-vervreemdende arbeid kan conflicteren met: o andere waarden, zoals vrije tijd ik kan de voorkeur geven aan tennis boven niet-vervreemdende arbeid ik moet dus werken om de middelen die nodig zijn om tennis te spelen te verzekeren, en ik zou liefst hebben dat dit niet-vervreemdende arbeid is maar de meest effectieve manier om goederen te produceren is vaak diegene die het minst ruimte laat voor creativiteit (vb. bandwerk) niet-vervreemdende arbeid verrichten zal dus een grotere investering vergen in tijd dan ik wil de vraag dan is niet of ik niet-vervreemdende arbeid verkies boven vervreemdende arbeid, maar of ik vrije tijd zo belangrijk vind dat ik er vervreemdend werk wil voor doen o consumptie instemmen met vervreemdende arbeid in ruil voor een hoger loon stelt mij in staat mijn consumptie te verbreden
• •
indien vervreemdende arbeid wordt verboden, elimineren we vervreemding, maar maken we het ook moeilijker om consumptiedoelen na te streven die mensen belangrijk vinden o relaties met vrienden en familie → de vraag is dus niet of niet-vervreemdende arbeid een goed is, maar of het een goed is dat noodzakelijk is voor een deftig leven een verbod op vervreemdende arbeid zou een onrechtvaardig privilege verlenen aan sommigen in het nadeel van anderen
3. Sociaal democratie en sociale rechtvaardigheid. • •
• •
in de 20e eeuw waren de sterkste voorstanders van socialistische idealen in het Westen geen Marxisten, maar seculiere sociaal-democraten, vaak nauw verbonden met vakbewegingen niet iedereen is het erover eens dat er een verschil is tussen sociaal democratie en linksliberale democratie o sommigen stellen dat sociaal democraten een ‘socialere’ opvattingen van rechtvaardigheid hebben, in tegenstelling tot de ‘individualistische’ opvatting van Rawls en Dworkin o David Miller onderscheidt ‘distributive equality’, die hij beschrijft als individualistisch en geworteld in de liberale traditie, en ‘sociale gelijkheid’, die holistisch is en geworteld is in de socialistische traditie ‘distributive equality’ • begaan met de eisen van individuen om een gelijk deel van de middelen • begaan met het verzekeren van grotere gelijkheid in het private aandeel middelen van mensen sociale gelijkheid • begaan met de constructie van de juiste egalitaristische sociale relaties • begaan met het verzekeren van de gelijke positie van mensen in het publieke leven er zijn verschillende sferen van rechtvaardigheid 3 argumenten om distributive justice op te offeren om tot sociale gelijkheid te komen o sommige sociaal democraten, zoals Miller en Walzer, aanvaarden het liberaalegalitaristisch argument dat onverdiende ongelijkheden onfair zijn niet volgens Miller is het niet unfair dat getalenteerden over meer middelen beschikken dan ongetalenteerden het feit dat natuurlijke talenten moreel willekeurig zijn is geen reden voor Miller om te zeggen dat ze hun marktinkomen niet verdienen we kunnen de herverdeling van middelen dus niet rechtvaardigen op grond van het feit dat getalenteerden meer dan hun deel hebben gekregen, of dat de minderbedeelden minder dan hun deel hebben gekregen ongelijkheden in marktinkomen kunnen rechtvaardig zijn indien ze proportioneel zijn met de bijdragen van mensen
•
maar deze ongelijkheden kunnen het ‘fellowship’ die de basis is van een samenleving van gelijken, ondermijnen, waardoor ze moeten beperkt worden een klassenloze samenleving is niet noodzakelijk een betere samenleving, maar is aantrekkelijk o andere sociaal democraten zijn het eens met liberaal egalitaristen dat onverdiende ongelijkheden unfair zijn, maar geloven niet dat de overheid in staat is deze te herkennen of te verhelpen wat de staat wel kan doen is de sociale gevolgen van deze ongelijkheden proberen minimaliseren de staat kan proberen verzekeren dat de ongelijkheden enkel het persoonlijke leven van mensen affecteert, en hun sociale gelijkheid niet ondermijnt o nog anderen stellen dat zelfs als we onvrijwillige nadelen zouden kunnen verhelpen in de middelen van mensen, dit enkel kan bereikt worden door middelen te gebruiken die de sociale gelijkheid aantasten indien materiële ongelijkheden de sociale gelijkheid niet aantasten, mogen ze blijven bestaan, ongeacht hoe onverdiend ze zijn indien materiële ongelijkheden de sociale gelijkheid wel aantasten, moeten ze verholpen worden, zelfs als deze ongelijkheden het resultaat zijn van vrijwillige keuzes de sociaal democratische opvatting van rechtvaardigheid is dus minder veeleisend dan die van de liberaal egalitaristen o liberaal egalitaristen willen een brede waaier aan onderdiende nadelen in de levensstandaard van mensen en toegang tot goederen en diensten verhelpen wil verzekeren dat mensen een evenredig deel hebben van middelen om hun eigen opvattingen van het goede leven te vervullen o sociaal democraten willen enkel deze ongelijkheden verhelpen die de positie van mensen als gelijken in het publieke leven aantasten wil verzekeren dat mensen gerespecteerd worden als gelijken in de samenleving, ook al hebben ze een ongelijke mogelijkheid om hun opvattingen van het goede leven te vervullen
6. COMMUNITARISME. 1. Inleiding. • •
•
•
communitaristen geloven dat de waarde van de gemeenschap niet voldoende erkend wordt in liberale theorieën over rechtvaardigheid of in de publieke cultuur van liberale samenlevingen de nadruk op de gemeenschap kan ook teruggevonden worden in het Marxisme, en is een basiskenmerk van het communistisch ideaal o maar het soort communitarisme dat onder de aandacht is gekomen door o.a. Sandel, Walzer, Taylor, … verschilt van dat van het traditionele Marxisme o Marxisten zien de gemeenschap als iets dat enkel kan bereikt worden door een revolutionaire ommekeer in de samenleving, door de omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van een socialistische samenleving o de nieuwe communitaristen geloven dat de gemeenschap reeds bestaat, in de vorm van gemeenschappelijke sociale praktijken, culturele tradities, en gedeelde sociale verstandhoudingen gemeenschap hoeft niet opgebouwd worden vanaf nul, maar moet gewoon gerespecteerd en beschermd worden communitaristen zien de gemeenschap in de sociale praktijken die Marxisten zien als uitbuiting en vervreemding o waar ‘oude’ communitaristen naar Marx en zijn verlagen om de wereld opnieuw te creëren keken, kijken ‘nieuwe’ communitaristen naar Hegel en zijn verlangen om mensen te verzoenen met hun wereld er zijn overeenkomsten tussen de communitaristische kritieken op het moderne liberalisme en Hegel’s kritiek op de klassieke liberale theorie o klassieke liberalen als Licke en Kant poogden een universele opvatting over menselijke noden of menselijke rationaliteit te identificeren, en riepen een ahistorische opvatting over de mens in om de bestaande sociale en politieke situatie te evalueren o volgens Hegel is deze benadering te abstract en te individualistisch, aangezien het de manier waarop mensen onvermijdelijk ingebed zijn in bepaalde historische praktijken en relaties negeert o het alternatief (volgens Hegel Sittlichkeit) benadrukt de manier dat het goede van individuen betrokken is met de gemeenschap waartoe ze behoren, en de concrete sociale en politieke rollen die ze innemen o de ‘nieuwe’ communitaristen bekritiseren net als Hegel de te abstracte en individualistische benadering van moderne liberalen, en stellen een meer contextuele en community-sensitive benadering voor o ‘nieuwe’ communitaristen geloven dat de politieke filosofie meer aandacht moet besteden aan de gedeelde praktijken en verstandhoudingen binnen iedere samenleving → belang van tradities en sociale context voor het denken over moraal en politiek we kunnen 3 verschillende strekkingen binnen het communitarisme onderscheiden o sommige communitaristen geloven dat de gemeenschap de nood aan rechtvaardigheidsprincipes vervangt
o anderen zien rechtvaardigheid en gemeenschap als perfect consistent, maar denken dat een grondige waardering van de waarde van de gemeenschap een aanpassing vraagt van wat onze opvatting over wat rechtvaardigheid is deze communitaristen vallen onder 2 kampen enerzijds een kamp dat zegt dat de gemeenschap moet worden gezien als de bron van alle rechtvaardigheidsprincipes (rechtvaardigheid moet gebaseerd worden op de gedeelde verstandhoudingen binnen een samenleving, niet op universele en ahistorische principes) anderzijds een kamp dat zegt dat de gemeenschap een grotere rol moet spelen in de inhoud van de rechtvaardigheidsprincipes (rechtvaardigheid moet meer gewicht geven aan het gemeenschappelijk voordeel, en minder aan individuele rechten)
2. Rechtvaardigheid en gedeelde betekenissen. • •
•
•
veel communitaristen zijn het eens met Rawls over het belang van rechtvaardigheid maar ze claimen dat liberalen rechtvaardigheid verkeerdelijk opvatten als een ahistorische en externe maatstaf om de verschillende levenswijzen in samenleving te bekritiseren o utilitaristen, liberale egalitaristen en libertariërs mogen het dan oneens zijn over de inhoud van rechtvaardigheid o allen denken ze dat hun theorie de standaard is waarnaar elke samenleving zou moeten leven Walzer meent dat deze zoektocht naar een universele rechtvaardigheidstheorie misleidend is: er bestaat niet zoiets als een extern perspectief op de gemeenschap, we kunnen niet buiten onze geschiedenis en cultuur stappen o een samenleving is rechtvaardig als het handelt in overeenstemming met de gedeelde verstandhoudingen van zijn leden, zoals deze weerspiegeld worden in praktijken en instituties o rechtvaardigheidsprincipes identificeren is dus meer een vorm van cultuur interpreteren dan van filosofische argumenten o volgens Walzer vergen de gedeelde verstandhouden in een samenleving ‘complexe gelijkheid’: een systeem van verdeling dat niet probeert om alle goederen gelijk te maken, maar probeert te verzekeren dat ongelijkheden in een ‘sfeer’ (vb. rijkdom) niet doordringt naar andere sferen (vb. politieke kracht, gezondheidszorg) o maar hij erkent dat andere samenlevingen deze schikking over rechtvaardigheid niet delen, en dat voor sommige samenlevingen (vb. kastensysteem) rechtvaardigheid ongelimiteerde ongelijkheden in rechten en goederen inhoudt o Walzer’s theorie is een vorm van cultureel relativisme er zijn 2 gemeenschappelijke bezwaren tegen de communitaristische pogingen om rechtvaardigheid te definiëren in termen van de gedeelde verstandhoudingen binnen een samenleving o cultureel relativisme schaadt een van onze diepste gedeelde verstandhoudingen volgens cultureel relativisme is slavernij slecht indien onze samenleving het afkeurt maar dit is niet de manier waarop mensen rechtvaardigheid verstaan: ze draaien de richting om: we keuren slavernij af omdat het verkeerd is het fout zijn van iets is de oorzaak van onze gedeelde verstandhouding, niet het resultaat ervan
o het kan moeilijk zijn om onze gedeelde verstandhouding over rechtvaardigheid te identificeren, zeker als we ook de stemmen van de zwakken en gemarginaliseerden meetellen mensen zijn het oneens over bvb. de rol van de overheid in de voorziening van gezondheidszorg (iets waar Walzer voor is) om dit op te lossen, moeten we deze strijdige opvattingen bekijken in het licht van een algemene opvatting over rechtvaardigheid zelfs als we beginnen bij lokale opvattingen, zoals Walzer suggereert, worden we richting een algemener standpunt gedreven
3. Liberale visie: Individuele rechten en het gemeenschappelijke voordeel. •
•
•
voor veel communitaristen is het probleem met liberalisme niet zozeer de nadruk op rechtvaardigheid of het universalisme, maar het individualisme o liberalen baseren hun theorieën op noties van individuele rechten en persoonlijke vrijheden, maar negeren de mate waarin individuele vrijheid en welzijn mogelijk zijn binnen de gemeenschap o communitaristen zijn van oordeel dat de liberale ‘politics of rights’ moet worden verlaten, of op zijn minst moet worden aangevuld door, een ‘politics of the common good’ utilitaristen, liberalen, libertariërs en Marxisten geloven allemaal dat we mensen hun interesses en voorkeuren promoten door hen zelf te laten kiezen welk leven ze willen leiden o allen zijn ze het eens dat mensen deze zelfbepaling ontzeggen zou betekenen dat we hen niet als gelijken behandelen o veel liberalen denken dat de waarde van zelfbepaling zo duidelijk is, dat ze niet verdedigd hoeft te worden: mensen toestaan zelfbepalend te zijn, is de enige manier om hen als morele wezens te respecteren o zelfbepaling negeren zou betekenen dat we iemand behandelen als een kind of dier, in plaats van een volwaardig lid van de gemeenschap dit is te snel: sommige mensen zijn niet in staat om deze beslissingen te nemen wanneer dit het geval is, zou het respecteren van zelfbepaling betekenen dat we hen op weg zouden zetten naar een ongelukkig lot zeggen dat we in deze omstandigheden mensen hun zelfbepaling moeten respecteren, is een teken van onverschilligheid o liberalen laten wel plaats voor ‘goed’ paternalisme, bvb. voor kinderen, gedementeerden o maar liberalen stellen dat elke bekwame volwassene een sfeer van zelfbepaling moet bezitten die gerespecteerd wordt door anderen maar: een ‘bekwame’ volwassene zijn, in de zin dat men niet mentaal gehandicapt is, is geen garantie dat men weet hoe zijn leven waardevol te maken waarom zou de overheid niet mogen beslissen welk leven het beste is voor zijn burgers? • het Marxistisch perfectionisme is hier een voorbeeld van • het verbiedt mensen om, in hun ogen, slechte beslissingen te nemen, bvb. het kiezen van vervreemdende arbeid te verrichten liberalen zien zoiets als een niet-legitieme beperking van onze zelfbepaling
•
•
•
hoe verdedigen liberalen het belang van zelfbepaling? o zelfbepaling houdt in dat men keuzes maakt over wat men wil doen met zijn leven o ons doel is een goed leven te leiden o dit heeft belangrijke gevolgen: een goed leven leiden is niet hetzelfde als het leiden van het leven dat we momenteel goed vinden o we erkennen dat we fout kunnen zijn in onze opvattingen over de waarde van onze huidige keuzes → hierdoor denken we langdurig na, omdat we ons bewust zijn dat we foute beslissingen kunnen nemen o naast nadenken over hoe we de waarde van ons leven kunnen maximaliseren, denken we ook na of die waarde het ook waard is nagestreefd te worden o zelfbepaling is dus eigenlijk het maken van moeilijke, potentieel foute, beslissingen o ons ‘voordeel’ is echter gebonden aan de culturele praktijken die we delen met anderen in de gemeenschap, dus zou een perfectionistische overheid kunnen komen tot een set van waarden en overtuigingen over het voordeel voor haar burgers o maar liberalen zijn tegen paternalisme van de staat: een leven kan niet beter geleefd worden als het wordt geleid van buitenaf, volgens waarden die een persoon niet ondersteunt iemands leven gaat enkel beter als men het kan leiden van binnenuit, volgens de eigen waarden indien iemand het nut niet ziet in een activiteit, zal hij er geen nut of voordeel uit halen paternalisme creëert dus eigenlijk het soort nutteloze activiteiten die het moest voorkomen volgens liberalen zijn er dus 2 voorwaarden om een goed leven te leiden o we moeten ons leven kunnen leiden van binnenuit, in overeenstemming met onze opvattingen over wat waarde geeft aan het leven o we moeten vrij zijn deze opvattingen in vraag te stellen hiervoor moeten mensen de middelen en vrijheden hebben om hun leven te leiden volgens hun opvattingen, zonder daarvoor gestraft te worden • hieruit komt de liberale nadruk op persoonlijke vrijheden vandaan hiervoor moeten mensen de culturele condities hebben die nodig zijn om verschillende opvattingen over het goede leven te vergelijken en bestuderen • hieruit komt de liberale nadruk op onderwijs, vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, … → geen vrijheid om de vrijheid, maar als mogelijkheidsvoorwaarde om te vinden wat waardevol is dit belang van de waarde van zelfbepaling vormt de basis van Rawl’s argument voor zijn vrijheidsprincipe o volgens Rawls is er een vrijheid in keuze nodig om te vinden wat waardevol is o dit belang van zelfbepaling zou volgens Rawls moeten leiden tot een neutrale staat, een staat die zijn acties niet rechtvaardigt op basis van de intrinsieke superioriteit van opvattingen over het goede leven, en die niet probeert om mensen hun opvattingen te beïnvloeden de staat moet neutraal blijven betreffende de opvattingen over het goede leven de rol van de staat is
•
•
het beschermen van de capaciteit van individuen om voor zichzelf uit te maken welke de waarde is van de verschillende opvattingen over het goede leven • eerlijke verdeling te garanderen van de rechten en middelen om mensen toe te laten hun opvattingen na te leven niet alles wordt getolereerd: iemands opvatting over het goede leven moet de claims van anderen respecteren o neutraliteit van de staat betekent dat er geen waardeoordeel en rangorde bestaat inzake de verschillende opvattingen van het goede leven o men zou kunnen spreken over ‘state anti-perfectionism’, omdat dit beter aangeeft waar het over gaat: de rol van perfectionistische idealen in de besluitvorming van staten uiteraard moet zelfs een liberale staat enkele opvattingen hebben over de interesses of het welzijn van mensen o maar voor liberalen is er een onderscheid tussen beslissen welke middelen mensen nodig hebben, en welke doeleinde ze zouden moeten nastreven met die middelen o Rawl’s theorie houdt de verdeling in van enkele all-purpose means of primaire goederen, die volgens hem nuttig zijn ongeacht de opvatting van het goede leven o men kan betwijfelen of deze primaire goederen nuttig zijn voor alle ways of life voor verdedigers van state perfectionisme is het probleem van Rawls niet dat het sommige ongewone, maar waardevolle levensstijlen benadeelt, maar dat het teveel algemene, maar waardeloze levensstijlen tolereert perfectionisten zouden willen dat de staat middelen verdeelt, niet om zoveel mogelijk levensstijlen mogelijk te maken, maar om de specifieke doeleinden die door de staat waardevol geacht worden te kunnen bereiken o volgens Rawls en Dworkin echter kunnen mensen door het verdelen van middelen volgens ‘a thin theory of the good’ het beste handelen volgens hun opvattingen en het beste onderzoeken welke waarde hun opvattingen hebben
4. Communitarisme en het gemeenschappelijk voordeel. • •
communitaristen hebben bezwaren tegen de neutrale staat: ze geloven dat dit moet verlaten worden in het voordeel van ‘politics of the common good’ het contrast tussen ‘politics of neutrality’ en ‘politics of the common good’ kan misleidend zijn: o neutraliteit van de staat nastreven wil niet zeggen dat het idee van een common good verworpen wordt, maar er wordt een andere interpretatie aan gegeven o in een liberale samenleving is het common good het resultaat van het combineren van voorkeuren, die allen gelijkwaardig geteld worden alle voorkeuren hebben gelijk gewicht, niet omdat ze door de staat beoordeeld werden, maar omdat ze niet beoordeeld worden tout court o in een communitaristische samenleving wordt het common good gezien als een opvatting over het goede leven die de way of life van de gemeenschap definieert het common good is een standaard waaraan alle voorkeuren getoetst worden de way of life van de gemeenschap is de basis voor de rangschikking van verschillende opvattingen over het goede leven, en het gewicht dat wordt
• •
gegeven aan de voorkeuren van individuen is afhankelijk van hoezeer ze bijdraagt aan dit common good een communitaristische samenleving is dus een perfectionistische samenleving, aangezien het een rangorde inhoudt liberalen zeggen dat de neutraliteit van de staat nodig is om de zelfbepaling van mensen te respecteren communitaristen hebben bezwaren tegen het liberale idee van zelfbepaling en tegen de veronderstelde band tussen zelfbepaling en neutraliteit
5. Unencumbered self. •
•
•
volgens de liberale visie van het ‘zelf’ worden individuen gezien als vrij om hun participatie in bestaande sociale praktijken in vraag te stellen, en er uit te stappen indien die praktijken het niet langer waard zouden zijn ze na te streven o hierdoor worden individuen niet langen gedefinieerd aan de hand van hun lidmaatschap van eender welke economische, religieuze, … relatie, aangezien ze vrij zijn deze in vraag te stellen en ze te verwerpen o het ‘zelf’ is voorafgaand aan de doeleinden o dit wordt vaak de Kantiaanse visie van het zelf genoemd communitaristen geloven dat dit een foute visie van het zelf is o het negeert het feit dat het zelf ingebed is in bestaande sociale praktjken, en dat we daar niet altijd kunnen uitstappen o onze sociale rollen en relaties moeten gezien worden als gegevens o zelfbepaling wordt dus uitgeoefend binnen deze sociale rollen, en dus respecteert de staat onze zelfbepaling niet door ons toe te laten uit onze sociale rollen te stappen, maar door een diepere onderdompeling erin aan te moedigen communitaristen hebben 3 verschillende argumenten tegen de liberale opvatting: o de liberale visie is leeg o het schaadt onze zelfbepaling o en het negeert onze ingebedheid tradities en bestaande praktijken
5.1 Emptiness argument • vrij zijn om al onze sociale rollen in vraag te stellen is self-defeating, aangezien complete vrijheid een leegte zou vormen waarin niets het waard is om te doen • echte vrijheid moet gesitueerd zijn • we moeten het doel aanvaarden dat onze situatie ‘voor ons zet’, want indien we dit niet doen, leidt onze zoektocht naar zelfbepaling tot Nietzsheiaans nihilisme:de verwerping van alle gemeenschappelijke waarden omdat ze allen willekeurig zijn • volgens Taylor is de liberale claim dat de vrijheid om onze projecten zelf te kiezen inherent waardevol is leeg: hij stelt dat er toch één project moet zijn dat waardevol is om na te streven o maar hij gaat voorbij aan het feit dat de bezorgdheid over vrijheid in het liberalisme niet de plaats inneemt van deze projecten o de liberale verdediging van vrijheid is precies gebaseerd op het belang van die projecten! o liberalen zeggen niet dat we de vrijheid moeten hebben om onze projecten te kiezen, omdat vrijheid het meest waardevolle is: onze projecten zijn het belangrijkste, maar aangezien we ons leven moeten leiden van binnenuit, in
•
•
overeenstemming met onze opvattingen over waarde, moeten we vrij zijn om onze plannen voor ons leven te vormen, te herzien en uit te voeren o vrijheid van keuze wordt niet nagestreefd omwille van de vrijheid, maar als voorwaarde om die projecten die wij waardevol vinden na te streven claimen dat vrijheid van keuze intrinsiek waardevol is, lijkt een effectieve manier om de brede waaier liberale vrijheden te verdedigen, maar de implicaties van deze claim conflicteren met de manier waarop we de waarde van ons leven verstaan o zeggen dat keuzevrijheid intrinsiek waardevol is, suggereert dat hoe meer we deze capaciteit uitoefenen, hoe vrijer we worden, en dus hoe waardevoller onze levens zijn • dit is fout • het leidt snel naar de existentialistische visie dat we elke morgen zouden moeten wakker worden, en opnieuw zouden moeten beslissen welke persoon we zouden moeten zijn • dit is pervers, aangezien een waardevol leven gevuld is met verplichtingen en relaties, die onze levens diepte en karakter geven • wat hen verplichtingen maakt, is precies dat ze niet het soort zaken zijn die we elke dag opnieuw in vraag stellen o zeggen dat vrijheid van keuze intrinsiek waardevol is suggereert dat de waarde die we zoeken in onze daden, vrijheid is, niet de waarde van de daad zelf • deze suggestie wordt gesteund door Carol Gould • zij zegt dat een echt vrije activiteit, vrijheid als ultieme doel heeft iedereen is het erover eens dat projecten het belangrijkste zijn: het echte debat gaat over hoe we deze taken aanleren en hoe we hun waarde moeten beoordelen o volgens Taylor kunnen we deze taken aanleren door gemeenschappelijke waarden te aanzien als ‘authorative hozizons’, die doeleinde voor ons stellen o liberalen daarentegen zeggen dat we de mogelijkheid hebben om onszelf los te maken van sociale praktijken: geen enkele taak is door de samenleving voor ons opgelegd, geen enkele praktijk heeft autoriteit boven onze individuele beoordeling en eventuele verwerping → we moeten taken aanleren door persoonlijk te oordelen • uiteraard moeten we iets als een ‘given’ nemen bij dat oordelen • maar liberalen geloven dat wat we precies in dat ‘given’ steken, kan verschillen naargelang individuen, en ook kan veranderen in de loop van het leven van een individu • maar volgens communitaristen is deze liberale visie gebaseerd op een valse opvatting van het ‘zelf’: volgens liberalen is het zelf ‘prior to its ends’: we hebben het recht om opvattingen over het goede leven in vraag stellen • ↔ volgens Sandel is het ‘zelf’ bepaald door de doeleinden: we kunnen het ‘zelf’ en de doeleinden niet losdenken van elkaar • ons ‘zelf’ is tenminste deels bepaald door doeleinden die we niet zelf kiezen • Sandel heeft hiervoor 2 argumenten: self-perception argument en embedded-self argument
5.2 Self-perception argument • Rawls’ visie van de ‘uncumbered self’ (ombelemmerde zelf) komt niet overeen met onze diepste self-perception • volgens Sandel zouden we, mocht het self prior to its ends zijn, in staat moeten zijn om door onze eigen doeleinden te kijken naar een onbelemmerde zelf o maar Sandel zegt dat we onszelf niet zien als onbelemmerd o om Rawls te aanvaarden zouden we onszelf moeten zijn een ‘ontbonden’ spookachtig object o Sandel zegt dat onze diepste self-perception altijd enige vorm van motivatie inhoudt, die toont dat sommige doeleinden bepaald zijn door het zelf • maar dit is misleidend: wat centraal staat in de liberale visie is niet dat we een zelf kunnen zien prior to its ends, maar wat we kunnen verstaan dat er geen doeleinde is dat vrijgesteld is van mogelijke heronderzoek • opdat heronderzoek betekenisvol kan plaatsvinden, moet ik mezelf kunnen zien als onbelemmerd door andere motivaties dan deze die ik nu al heb, zodat ik een reden heb om een andere kiezen als meer waardevol 5.3 Embedded-self argument • voor liberalen vergt de vraag over het goede leven dat we een oordeel vellen over welk soort persoon we willen zijn of worden • voor communitaristen vergt de vraag over het goede leven dat we ontdekken wie we al zijn o de relevante vraag is niet ‘wat moet ik zijn, welk soort leven zou ik moeten leiden’ o maar eerder ‘wie ben ik’ o het zelf ‘komt bij’ zijn doeleinden, niet door een keuze, maar door ontdekking • volgens Sandel worden gemeenschappelijke waarden niet enkel bevestigd door de leden van de gemeenschap, maar bepalen ze hun identiteit, hoewel hij erkent dat de grenzen van het ‘zelf’, hoewel ze bepaald worden door de doeleinden, flexibel zijn en hertekend kunnen worden • Sandel zegt dat het liberalisme de manier waarop we ingebed zijn in onze sociale rollen negeert
6. De eerste liberale aanpassing aan het communitarisme: politiek liberalisme. •
•
veel liberalen hebben geprobeerd om tenminste deels de communitaristische positie te verzoenen, en te tonen dat mensen die de communitaristische opvatting van het ‘zelf’ aanvaarden, nog steeds een (geherformuleerde) versie van het liberalisme kunnen aanvaarden liberalen verwerpen de brede communitaristische kritiek, maar nemen een nauwere versie ervan serieus o hierin aanvaarden communitaristen dat de liberale visie van rationele herziening inderdaad boeiend en aantrekkelijk is voor velen o maar communitaristen staat erop dat het niet aanvaard wordt door ALLE burgers o hoewel het communitaristische idee van een ingebedde ‘zelf’ verkeerd is als opvatting van hoe mensen in relatie staan men hun doelen, kan het wel een accurate beschrijving zijn van hoe sommige mensen zichzelf bekijken bvb. leden van een traditionele groep, zoals fundamentalistische religieuze groeperingen
• •
•
zo’n mensen voelen zich vaak bedreigd door de liberale nadruk op autonomie: ze vrezen dat als hun leden geïnformeerd zijn over andere levensstijlen, en de capaciteiten gegeven worden om deze te verstaan en te evalueren, vele leden zullen kiezen om hun huidige levensstijl te verwerpen, en zo de groep te ondermijnen om dit te voorkomen willen zulke groepen vaak hun kinderen opvoeden en onderwijzen op een manier die de mogelijke ontwikkeling van capaciteiten voor rationele herziening, minimaliseert ook zullen ze moeilijk willen maken voor leden om de groep te verlaten hun doel is om te verzekeren dat hun leden effectief ingebed zijn in de groep we kunnen dus een nauwere communitaristische kritiek leveren, die een opvatting geeft, niet van de manier waarop de meeste mensen in verband staan met hun doelen, maar van hoe sommige traditionele groepen zichzelf zien hoe moet een liberale samenleving omgaan met niet-liberale minderheden die autonomie niet hoog in het vaandel dragen? o hebben liberale het recht om hun overtuigingen over autonomie op te dringen? de meeste mensen zouden akkoord gaan dat de staat mag interveniëren indien zo’n minderheid haar traditionele manier van leven wil opdringen aan andere groepen maar indien de minderheden hier geen interesse in hebben en gewoon alleen gelaten willen worden om te leven volgens hun opvattingen? • moeten ze dan niet toegestaan worden om hun samenleving te organiseren volgens hun overtuigingen, zelfs als dit de vrijheid van haar eigen leden beperkt? • het is toch fundamenteel intolerant indien we een vredelievende minderheid dwingen zich te reorganiseren volgens ‘onze’ liberale principes van individuele vrijheid? dit heeft veel discussies doen oplaaien, ook binnen het liberalisme zelf, aangezien tolerantie een fundamentele liberale waarde is, terwijl het promoten van individuele vrijheid of individuele autonomie een zekere vorm van intolerantie inhoudt de nieuwe theorieën van politiek liberalisme proberen deze ‘communitaristische’ minderheden te verzoenen, hoewel ze eigenlijk de potentiële conflicten tussen liberale principes en niet-liberale groepen verdoezelen i.p.v. ze op te lossen o hiervoor dienen we te kijken naar het idee van tolerantie o tolerantie en liberalisme zijn steeds nauw verbonden geweest: de ontwikkeling van religieuze tolerantie is een van de historische wortels van het liberalisme o maar indien het liberalisme inderdaad gezien kan worden als een verlengstuk van het principe van religieuze tolerantie, is het belangrijk te erkennen dat religieuze tolerantie in het Westen een specifieke vorm heeft aangenomen, nl. de individuele vrijheid van geweten o er zijn ook andere vormen van religieuze tolerantie die niet liberaal zijn: deze zijn gebaseerd op het idee dat religieuze groeperingen vrij moeten zijn om hun gemeenschap te organiseren, bvb. het Millet systeem in het Ottomaanse Rijk hierin werden moslims, christenen en joden erkend als zelfbesturende entiteiten (millets), en werd hen toegestaan beperkende religieuze wetten op te leggen aan hun leden
•
•
de Ottomanen lieten deze minderheden niet enkel toe hun religie te beoefenen, maar ook een algemenere vrijheid om zichzelf te besturen in interne aangelegenheden terwijl joden en christenen vrij waren hun interne aangelegenheden zelfstandig te regelen, werd hun relatie met de regerende moslims strikt gereguleerd, maar binnen deze grenzen kenden ze zelfbestuur dit systeem was humaan, tolerant t.a.v. groepsverschillen en stabiel, maar het was geen liberale samenleving, aangezien het geen principe van individuele godsdienstvrijheid inhield het Millet systeem was een confederatie van theocratieën: de Ottomanen aanvaardden het principe van religieuze tolerantie in de zin dat de dominante religie bereid was samen te leven met andere, maar het aanvaardde geen principe van individuele gewetensvrijheid o historisch gezien hebben liberalen een andere opvatting over tolerantie, namelijk deze van individuele vrijheid van geweten liberale tolerantie beschermt de rechten van individuen om het oneens te zijn met hun groep, evenals het recht van groepen om niet vervolgd te worden door de staat het beperkt de macht van niet-liberale minderheden om de vrijheid van haar leden in te perken dit toont aan dat liberalen autonomie en tolerantie steeds hebben aanzien als 2 zijden van dezelfde medaille: wat liberale tolerantie onderscheidt is precies de verbintenis met autonomie (het idee dat individuen vrij moeten zijn om hun bestaande doeleinde rationeel af te wegen en eventuel kunnen herzien) veel liberalen zijn op zoek gegaan naar een alternatief: het is immers twijfelachtig dat de historische verbintenis van liberalisme met autonomie een aanvaardbare basis is voor bestuur in een pluralistische samenleving, aangezien sommige minderheden die autonomie niet waarderen o Rawls is teruggekeerd van de verbintenis met autonomie, omdat sommige mensen hun doeleinden niet zien als potentieel herzienbaar o andere theoretici willen het liberalisme herformuleren zodat het zelfs zou aanspreken bij diegenen die het idee dat mensen hun doeleinden kunnen afwegen verwerpen het geherformuleerde liberalisme (politiek liberalisme) staat in contrast met het comprehensive liberalisme o volgens Rawls moeten de fundamentele conclusies van zijn theorie niet aangepast worden: hij keurt nog steeds zijn 2 principes van rechtvaardigheid goed: het vrijheidsprincipe (dat garandeert dat iedereen een set van gelijke basisvrijheden heeft) en het verschilprincipe (dat een gelijke verdeling van middelen vraagt, uitgezonderd wanneer ongelijkheden in het voordeel zijn van de minstbedeelden) o wat Rawls wel heeft veranderd is zijn argument voor deze 2 principes, vooral dat voor het vrijheidsprincipe hij hoopt nu dat er verschillende argumenten zijn voor de bescherming van basisvrijheden, sommige die zich beroepen op de waarde van autonomie, en sommige niet deze verschillende argumenten zullen aanslaan bij verschillende groepen van de samenleving, en het eindresultaat zal een ‘overlapping consensus’ zijn, waarin we het allemaal eens zijn over de noodzaak om basisvrijheden te garanderen, hoewel dan voor verschillende redenen
•
•
om zijn idee van een overlappende consensus te illustreren kijken we naar vrijheid van geweten o Rawls onderscheidt 2 verschillende argumenten hiervoor: religieuze overtuigingen worden gezien als ‘subject to revision’, en we hebben vrijheid van geweten nodig omdat er geen garantie bestaat dat alle aspecten van onze huidige manier van leven de meest rationele zijn religieuze overtuigingen worden gezien als ‘given and firmly rooted’, en we hebben vrijheid van geweten nodig omdat de samenleving een veelvoud van deze opvattingen bevat o het laatste argument aanvaardt de communitaristische visie o hierdoor kunnen communitaristen en liberalen een overlappende consensus ontwikkelen maar het valt te betwijfelen of Rawls’ systeem werkt: o zowel liberalen als communitaristen steunen de conclusie dat een dominante religieuze groep zijn geloof niet mag opdringen aan een minderheid, dus beiden steunen een principe van tolerantie o maar de 2 argumenten ondersteunen niet dezelfde conclusie als het gaat om individuele vrijheid van geweten o → liberalen en communitaristen kunnen het dus eens zijn over de nood om de staat te verhinderen haar manier van leven op te dringen aan iedereen, en dus over het recht van iedere religieuze groepering om hun eigen rituelen en praktijken te beoefenen o MAAR ze zijn het niet eens over de vrijheid van individuen binnen elke groep om deze rituelen en praktijken in vraag te stellen en te herzien o om tot een overlappende consensus te komen moeten we het eens zijn over 2 morele krachten, nl. aanvaarden dat burgers de kracht hebben om een opvatting over het goede te vormen, te herzien en te volgen, en een notie van rechtvaardigheid → met andere woorden: communitaristische groepen moeten aanvaarden dat individuen de mogelijkheid hebben om hun opvatting over het goede leven te volgen en te herzien maar waarom zouden communitaristische groepen het principe van individuele vrijheid van geweten aanvaarden? Rawls geeft hierop 2 antwoorden: • het geeft bepaalde voordelen o enkel een sterk recht van individuele vrijheid van geweten kan volgens Rawls religieuze minderheden beschermen tegen de intolerantie van religieuze meerderheden o zelfs als de leden van een communitaristische groep hun religieuze opvattingen als niet-herzienbaar ervaren, zullen ze toch individuele vrijheid van geweten zien als de beste manier om zichzelf te beschermen tegen vervolging door andere groepen o deze claim is echter niet correct: zoals het Ottomaanse Millet systeem toont, kan men tolerantie tussen groepen verzekeren, zonder daarom tolerant te zijn tegenover dissidente stemmen binnen een groep → terwijl communitaristische minderheden kunnen aanvaarden dat vrijheid van geweten ‘een’ manier is om hen te beschermen, zullen ze niet aanvaarden dat het de ‘enige’ manier is (ze
•
zullen het Millet systeem prefereren, afhankelijk van de kosten die geassocieerd zijn met elk model) • het kost niets o volgens Rawls kunnen communitaristische groepen individuele vrijheid van geweten aanvaarden omdat het hen niet schaadt of in botsing komt met hun manier van leven o de liberale opvatting van herzienbaarheid zal dus niet in botsing komen met hun manier van leven, indien we duidelijk maken dat deze liberale opvatting enkel van toepassing is op een beperkt aantal politieke vragen o het liberalisme aanvaarden als een politieke opvatting in het publieke leven vereist dus niet dat communitaristen hun geloof in een ingebedde ‘zelf’ of voorafbepaalde doeleinden in hun publieke leven moeten opgeven o Rawls aanvaardt dus dat sommige mensen in hun private leven hun religieuze verbintenissen aanzien als nietherzienbaar, hij vereist enkel dat mensen het mogelijke bestaan van zulke ‘bepalende’ doeleinden in politieke contexten negeren o Rawls onderscheidt zijn politiek liberalisme dus van Mill’s comprehensive liberalisme: Mill benadrukt dat mensen in staat zouden moeten zijn om de waarde van hun geërfde sociale praktijken in alle delen van het leven te beoordelen, niet enkel in het politieke leven volgens Rawls kunnen mensen zijn politieke opvatting aanvaarden, zonder in andere delen van hun leven verbonden te zijn aan comprehensive morele idealen die vaak geassocieerd worden met het liberalisme, bvb. de idealen van autonomie en individualiteit → mensen kunnen dus comunitaristen zijn in hun private leven, en liberalen in hun publieke leven het probleem is dat wanneer men herzienbaarheid aanvaardt, zelfs als een puur politieke opvatting, het onvermijdelijk spillover effecten zal hebben in het private leven, en deze kosten met zich zullen meebrengen voor communitaristische groepen: bvb. betreffende burgerlijke vrijheden o hoewel het waar is dat in een liberale staat burgers zich niet moeten verbinden tot rationele herzienbaarheid in hun private leven, maakt het die herzienbaarheid wel mogelijk in manieren waartegen communitaristen tegen zouden zijn o volgens Rawls is het essentieel dat de liberale staat mensen informeert over hun basisvrijheden, inclusief het recht om hun doeleinden te herzien en de mogelijkheid om hun recht af te dwingen indien iemand hen verhindert (bvb. toegang kennen tot politie en rechtbanken) o bvb. de zaak Yoder vs. Wisconsin, over de macht van de Amish over zijn leden de Amish maakten het hun leden moeilijk de groep te verlaten: ze wouden hun kinderen weghalen van school voor de leeftijd van 16 jaar, om zo hun kennis van de wereld buiten hun omgeving te beperken en hun mogelijkheden om te overleven buiten de groep te minimaliseren
•
ze verdedigden dit door te stellen dat vrijheid van religie ook inhield dat ze mochten leven volgens hun eigen doctrine, zelfs als deze de individuele vrijheid van hun kinderen beperkte dit toont aan dat de communitaristische groep zo veel mogelijk obstakels wou creëren om de effectieve uitoefening van het recht van herziening te beperken o aangezien de liberale staat zich ertoe verbindt bepaalde basisrechten te verdedigen (inclusief het recht om z’n doeleinden te herzien), probeert het te verzekeren dat individuen effectief in staat zijn deze rechten uit te oefenen, en daardoor probeert de liberale staat obstakels te reduceren of te elimineren die die rechten zouden tenietdoen o dit is onvermijdelijke spillover naar het private leven Rawls’ politiek liberalisme zal er dus niet in slagen communitaristische groepen te verzoenen, aangezien het politiek liberalisme hen weinig te bieden heeft o het biedt hen geen manier waarop ze de burgerlijke vrijheden van hun leden kunnen beperken o communitaristische groepen vrezen de vrijheden zelf, en politiek liberalisme is net zo verbonden met alle vrijheden als comprehensive liberalisme o het hele onderscheid tussen beiden is dan ook overroepen: beiden zijn niet enkel betrokken in publieke rechten, maar ook in het verzekeren van de condities in het private leven die nodig zijn om effectief deze rechten uit te oefenen
7. Sociale thesis. • •
•
•
het communitarisme is echter niet enkel een doctrine over het ‘zelf’ en zijn doeleinden veel communitaristen verwerpen Sandel’s idee van bepalende doeleinden, en keuren het liberale geloof in rationele herziening goed o zij bekritiseren het liberalisme niet omdat om zijn stellingen over het ‘zelf’ en zijn interesses o ze bekritiseren het omdat het liberalisme de sociale condities die nodig zijn voor de effectieve vervulling van die interesses negeert o Taylor bvb. claimt dat veel liberale theorieën gebaseerd zijn op ‘atomisme’, dat individuen zelfvoorzienend maakt buiten de samenleving volgens het atomisme hebben individuen geen nood aan een gemeenschappelijke context om hun capaciteiten voor zelfbepaling te ontwikkelen en uit te oefenen Taylor pleit in de plaats daarvan voor een ‘sociale thesis’, dat zegt dat deze capaciteit enkel kan worden uitgeoefend in een bepaalde samenleving, met een bepaalde sociale omgeving liberalen als Rawls en Dworkin ontkennen echter het bestaan van zo’n sociale thesis niet: ze erkennen dat individuele autonomie niet kan plaatsvinden buiten een sociale omgeving die zinvolle keuzes aanbiedt, en de ontwikkeling van de capaciteit om daaruit te kiezen ondersteunt o zij erkennen en bediscussiëren de rol van familie, school en de grotere culturele omgeving in het voeden van die autonomie volgens Taylor echter moet men voor de sociale thesis een basis liberale premisse verlaten: het idee van een neutrale staat o een neutrale staat kan volgens Taylor de sociale omgeving die nodig is voor zelfbepaling onvoldoende beschermen
•
•
o de sociale thesis stelt dat de capaciteit om een opvatting over het goede leven te kiezen, enkel kan worden uitgeoefend in een bepaalde soort gemeenschap, en deze gemeenschap kan enkel ondersteund worden door een niet-neutrale ‘politics of the common good’ o de enige manier om zo’n gemeenschap te ondersteunen, is wanneer de staat de traditionele of dominante manier van leven van de gemeenschap beschermt en bevoordeelt o kortom: er zijn grenzen nodig aan de individuele zelfbepaling om de sociale condities, die zelfbepaling mogelijk maken, te bewaren door deze stelling werpt Taylor vragen op o vragen over de sociale condities voor de ontwikkeling van de capaciteit om autonoom te zijn dit betreft voornamelijk de opvoeding en educatie van kinderen, en stelt dus vragen over de rol van familie en scholen o Taylor zelf is meer begaan met de sociale condities voor het uitoefenen van de capaciteit om autonoom te zijn door volwassenen dit betreft voornamelijk vragen over de cultuur, het sociale leven en de publieke sfeer van de samenleving er rijst nog een vraag door de sociale thesis: individuele keuzes vereisen een veilige culturele context, maar een culturele context vereist op zijn beurt een veilige politieke context o wat ook de rol is van de overheid in het beschermen van de culturele marktplaats, het kan die functie enkel vervullen indien publieke instituties stabiel zijn, en die stabiliteit vereist dat ze legitimiteit hebben in de ogen van de burgers o Taylor gelooft dat politieke instituties die bestuurd worden via het principe van neutraliteit niet in staat zullen zijn om die legitimiteit vol te houden, en dus ongeschikt is om de sociale context die nodig is voor zelfbepaling vol te houden volgens Taylor ondermijnt de neutrale staat het gedeelde gevoel van het common good dat nodig is om burgers de opofferingen, die nodig zijn in een welvaartsstaat, te doen aanvaarden burgers zullen zich enkel met de staat identificeren, en haar eisen als legitiem aanvaarden, wanneer een ‘common form of life’ is deze vorm van common good is ondermijnd doordat we nu een politieke cultuur hebben van staatsneutraliteit, waarin mensen vrij zijn hun eigen doelen te kiezen, los van deze ‘common form of life’ en vrij zijn het streven naar dit common good te overtroeven mocht het hun rechten schenden volgens Taylor verkeren liberale democratieën dan ook in een legitimiteitscrisis: burgers worden gevraagd steeds meer op te offeren in de naam van rechtvaardigheid, maar ze delen steeds minder met diegenen waarvoor ze opofferingen moeten doen → er is geen gedeelde vorm van leven die de eisen van de neutrale staat onderbouwt o ↔ Rawls en Dworkin geloven da burgers de lasten van rechtvaardigheid zullen aanvaarden, zelfs in hun relaties met mensen die een heel andere opvatting van het goede leven hebben een mens zou vrij moeten zijn om elke opvatting van het goede leven te kiezen dat de principes van rechtvaardigheid niet schendt, ongeacht de mate waarin het verschilt van de andere manieren van leven in de gemeenschap
•
•
•
zulke conflicterende opvattingen kunnen getolereerd worden omdat de publieke erkenning van rechtvaardigheidsprincipes voldoende is om stabiliteit te verzekeren mensen met verschillende opvattingen zullen elkaars rechten respecteren, niet omdat het een gedeelde manier van leven promoot, maar omdat burgers erkennen dat elke andere burger een gelijke eis op compensatie heeft → de basis van legitimiteit van een staat is een gedeeld gevoel van rechtvaardigheid, niet een gedeelde opvatting van het goede leven volgens Taylor is het liberalisme hierin sociologisch naïef: mensen zullen de eisen van anderen niet respecteren, tenzij ze zijn gebonden door gedeelde opvattingen van het goede leven, tenzij ze zich kunnen identificeren met de ‘politics of the common goods’ o gedeelde politieke principes zijn een noodzakelijke vereiste voor politieke eenheid, maar zijn niet voldoende voor eenheid volgens Rawls en Dworkin hebben we verplichtingen van rechtvaardigheid t.a.v. onze medeburgers o we hebben wel enge humanitaire verplichtingen aan buitenlanders, maar deze zijn zwakker dan onze egalitaristische verplichtingen aan onze medeburgers o het liberalisme neemt dus aan dat natiestaten ‘ethische gemeenschappen’ vormen: gemeenschappen wiens burgers speciale morele verplichtingen hebben tegenover elkaar, die ze niet hebben tegenover buitenstaanders o liberale rechtvaardigheid vereist dus een vorm van gemeenschap: een gevoel dat burgers bij elkaar horen in een land, dat ze zichzelf collectief moeten besturen en dat ze solidariteit moeten voelen t.a.v. elkaar o de basisrechten die het liberalisme toeschrijft aan individuen, blijken gereserveerd voor sommige individuen: zij die burgers zijn van een staat mensen van buiten het land hebben geen aanspraak op de rechten van burgerschap, aangezien ze geen deel uitmaken van ‘onze’ gemeenschap o → liberale rechtvaardigheid opereert dus binnen gebonden gemeenschappen, en vereist dat burgers deze grenzen als moraal significant aanzien o Rawls en Dworkin hopen dat zolang burgers binnen deze (willekeurige) grenzen dezelfde politieke principes delen, dit voldoende zal zijn om een vorm van ‘ethische gemeenschap’ te vormen onder burgers, en daardoor solidariteit, legitimiteit en stabiliteit verzekerd wordt ze nemen dus aan dat zolang mensen dezelfde liberaal-democratische principes delen, ze de historische grenzen en rechtspraak niet zullen in vraag stellen dit is duidelijk niet zo sociale eenheid vereist een gevoel van gemeenschap dat dieper gaat dan enkel gedeelde politieke principes sociale eenheid vereist dat burgers zich met elkaar identificeren, en hun medeburgers zien als ‘een van ons’ Taylor is dus juist wanneer hij zegt dat er meer nodig is dan gedeelde rechtvaardigheidsprincipes om politieke legitimiteit en solidariteit te verklaren: wat is dan wel de basis, vanwaar komt het gemeenschapsgevoel? o nadruk op een common way of life dit is een communitaristische gedachte: een gedeelde opvatting over het goede leven wanneer burgers deze opvatting delen, zullen ze logischerwijze met elkaar willen samenleven in 1 staat, en zullen ze de legitimiteit van de grenzen aanvaarden
ze zullen natuurlijkerwijze samen willen besturen, en zullen de legitimiteit van een gedeelde politieke besluitvorming aanvaarden ze zullen ook hun verplichtingen van rechtvaardigheid willen vervullen wat betreft de herverdeling van middelen naar de minderbedeelden, aangezien ze door het helpen van medeburgers ook hun eigen gedeelde manier van leven versterken, waardoor ze uiteindelijk ook zichzelf helpen helaas is deze visie al even naïef: de manier waarop bvb. in het Oude Engeland legitimiteit werd aanvaard door alle leden, was door bepaalde groepen het lidmaatschap te ontzeggen o nadruk op common nationhood o nadruk op politieke participatie
8. De tweede liberale aanpassing aan het communitarisme: liberaal nationalisme. •
• •
•
ondertussen is er nog steeds geen bevredigend antwoord op Taylor’s uitdaging wat nu precies de basis van sociale eenheid en politieke legitimiteit is in een liberale staat o het traditionele liberale standpunt dat solidariteit ondersteund wordt door gedeelde overtuigingen over universele principes van rechtvaardigheid werd verworpen deze overtuigingen worden immers niet gedeeld tussen staten o het communitaristische idee dat solidariteit wordt ondersteund door gedeelde opvattingen over het goede leven is eveneens verworpen deze overtuigingen worden immers niet gedeeld binnen staten sociale eenheid vereist iets tussen beide benaderingen in: het vereist dat burgers meer delen dan gewoon liberale principes, maar minder dan een gedeelde opvatting over het goede leven in het Westen zijn we grote lijnen van wat het antwoord kan zijn o staten proberen solidariteit te ontwikkelen door in te spelen op idealen van nationhood: elke staat probeert haar burgers te overtuigen dat ze een natie vormen, en dus bij elkaar horen in één politieke gemeenschap, waarin we verplichtingen hebben tegenover elkaar o aangezien mensen die een staat delen niet enkel medeburgers zijn, maar ook conationals, is een natuurlijke band van solidariteit, en een natuurlijk verlangen om zelfbestuur uit te oefenen o nationalisme heeft het idee gecreëerd van een nationale gemeenschap die alle klassen op het territorium omvat o staatsgrenzen zijn dus niet enkel een de grenzen van rechtspraak, maar definiëren een natie, die een politieke gemeenschap vormt, met gedeelde taal, cultuur en identiteit liberale democratieën hebben gepoogd een nationale identiteit te vormen onder mensen die permanent op hun territorium verblijven en zijn succesvol geweest in hun nationbuilding project op 2 manieren o hertekenen van grenzen om de voorafbestaande nationale identiteiten beter te weerspiegelen o nation-building programma’s om de nationale identiteit van mensen beter te laten samenvallen met de bestaande grenzen • via onderwijs • via nationale media • via officiële taalwetten
•
•
•
• via nationale feestdagen en symbolen … waar deze nation-building politiek op meer verzet stuitte van bepaade groepen hebben Westerse staten ook de toevlucht genomen tot drastischere maatregelen de reden waarom Westerse staten zoveel geïnvesteerd hebben in de promotie van een gevoel van nationhood is omdat het de problemen die Rawls en Dworkin kenden i.v.m. sociale eenheid overstijgen o het delen van politieke principes alleen kan solidariteit binnen staten niet verklaren, aangezien vele mensen buiten de staat deze principes ook onderschrijven o maar indien we solidariteit baseren op een gedeelde nationhood, en als elke staat slecht in het promoten van een bepaalde nationale identiteit binnen haar grenzen, worden grenzen wél moreel significant: ze zullen overeenkomen met de grenzen van ethische gemeenschappen o de plaats van grenzen is niet enkel het resultaat van historisch toeval of onrechtvaardigheid, maar tekenen van een verandering in de loyaliteit en identiteit van mensen o dit wordt de liberaal-nationalistische benadering van sociale eenheid genoemd maar waarom noemen we dit een liberale benadering, kunnen we het geen vorm van communitarisme noemen? o het antwoord hierop is afhankelijk van welk soort nationale identiteit wordt gepromoot, en waarom o communitaristische stellingen over een politics of the common good veronderstelt een gedeelde opvatting over het goede leven, zelfs indien dit de mogelijkheid van individuen beperkt om hun eigen doelen te herzien bvb. het promoten van een gedeelde Griekse identiteit heeft het promoten van de Griekse Orthodxe godsdienst omvat: al wie niet Orthodox is, kan geen echt lid van de Griekse natie zijn maar nation-building moet niet de vorm aannemen van het promoten van een specifieke opvatting van het goede leven o in niet-liberale staten is een gedeelde identiteit vaak gebaseerd op een gedeelde etnische afkomst, religie of opvatting van het goede leven o ↔ in liberale staten is de basis van een gedeelde identiteit vaak een gevoel van gedeelde geschiedenis, territorium, taal, … → burgers kunnen een nationale identiteit delen, zonder veel overeenkomsten te hebben op vlak van religie, opvattingen over het goede leven, … liberale staten promoten deze soort van ‘dunne’ nationale identiteit omdat zo de kans groter wordt dat burgers hun verplichtingen zullen nakomen mensen zijn meer geneigd om opofferingen te doen voor anderen als deze anderen gezien worden als ‘een van ons’ de identiteit die de staat promoot is dus niet gebaseerd op een opvatting over het goede leven, waardoor de neutraliteit van de staat niet wordt aangetast het liberaal nationalisme stelt dus dat solidariteit is gebaseerd op gedeelde overtuigingen over rechtvaardigheid, én op een gedeelde nationale identiteit
7. CITIZENSHIP THEORY. •
•
•
•
•
de communitaristische kritiek op het liberalisme heeft een invloed gehad op de hedendaagse Anglo-Amerikaanse politieke filosofie o in de jaren 70 waren de centrale concepten rechtvaardigheid en rechten, aangezien liberalen poogden een coherent alternatief te bieden voor het utilitarisme o in de jaren 80 waren de centrale concepten gemeenschap en lidmaatschap, aangezien de communitaristen poogden aan te tonen het liberale individualisme niet in staat was de gemeenschapsgevoelens te ondersteunen, en dat er grenzen nodig waren voor een politieke gemeenschap de volgende stap in het debat gaat over een poging om deze tegenstelling tussen het liberale individualisme en het communitarisme te overstijgen: het idee van burgerschap leek een kandidaat o enerzijds is het nauw verbonden met de liberale ideeën over individuele rechten en aanspraken o anderzijds ook met de communitaristische ideeën over lidmaatschap en verbondenheid met een bepaalde gemeenschap naast deze theoretische ontwikkelingen zijn er ook enkele politieke gebeurtenissen en trends die de interesse in burgerschap hebben doen oplaaien o bvb. toegenomen apathie bij kiezers, de opkomst van nationalistische bewegingen in Oost-Europa, de spanningen gecreëerd door de toegenomen multiculturele en multiraciale bevolking in West-Europa, … o deze hebben duidelijk gemaakt dat de gezondheid en stabiliteit van een moderne democratie niet enkel afhankelijk is van rechtvaardigheid en basisinstituties, maar ook van de kwaliteiten en attitudes van haar burgers o wanneer deze kwaliteiten ontbreken, worden democratieën moeilijk bestuurbaar, en zelfs onstabiel veel klassieke liberalen geloofden dat een liberale democratie zelfs kon functioneren in de afwezigheid van deugdzame burgers, door het creëren van checks en balances o zelfs wanneer elke persoon zijn eigenbelang nastreeft, zonder rekening te houden met het common good, zouden de een zijn private interesses worden ingetoomd door de private interesses van een ander o het is echter duidelijk geworden dat institutionele mechanismen om het eigenbelang te balanceren niet voldoende zijn, en dat er een bepaald niveau van burgerlijke eigenschappen en maatschappelijke ingesteldheid vereist zijn o er is dus nood aan een voller begrip en uitoefening van burgerschap, aangezien wat de staat nodig heeft niet kan verzekerd worden door dwang, maar enkel door samenwerking en zelfbeheersing in het uitoefenen van eigen invloed politieke theoretici hebben in de jaren 90 gefocust op de identiteit en gedrag van individuele burgers o Robert Putnam deed een studie naar de handelingen van regionale regeringen in Italië o hoewel deze min of meer dezelfde instituties hadden, handelden ze verschillend o deze verschillen waren niet te wijten aan verschillen in inkomen of opleiding van burgers, maar aan verschillen in hun burgerlijke eigenschappen (sociaal kapitaal): hun vermogen om te vertrouwen, hun bereidheid om te participeren en hun gevoel van rechtvaardigheid
1. De eigenschappen en praktijken van democratische burgers. •
•
in de naoorlogse politieke theorie werd burgerschap vooral gezien in termen van het bezit van rechten o een voorbeeld van deze citizenship-as-rights is Marshall o volgens Marshall is burgerschap in essentie het verzekeren dat iedereen behandeld wordt als volwaardig lig van de maatschappij en de manier om dat lidmaatschap te verzekeren is door mensen een toegenomen aantal burgerschapsrechten toe te kennen o Marshall verdeelt deze rechten in 3 categorieën, die hij ziet plaatsvinden in Engeland in 3 opeenvolgende eeuwen • civil rights (burgerlijke rechten): verschenen in de 18e eeuw • politieke rechten: 19e eeuw • sociale rechten: 20e eeuw burgerlijke en politieke rechten werden voorbehouden aan blanke bezittende protestante mannen, maar werden langzaam uitgebreid naar vrouwen, de werkende klasse, Joden, … o voor Marshall vereiste de uitdrukking van burgerschap een liberaal-democratische welvaartsstaat door burgerlijke, politieke en sociale rechten te garanderen voor iedereen, verzekerde de welvaartsstaat dat elk lid van de samenleving zich als een volwaardig lid van de samenleving voelt dit wordt vaak ‘passief’ of ‘privaat’ burgerschap genoemd, door de nadruk op passieve rechten en de afwezigheid van verplichtingen om te participeren in het publieke leven deze naoorlogse opvatting van burgerschap kwam onder vuur te liggen: velen zijn van oordeel dat de aanvaarding van passieve burgerschapsrechten moet worden aangevuld worden (of vervangen worden) door de actieve uitoefening van burgeschapsverantwoordelijkheden en –eigenschappen, inclusief economische onafhankelijkheid, politieke participatie en zelfs beleefdheid o de eerste stap hierin was te specificeren welke burgerlijke eigenschappen nodig zijn voor een florerende democratie o volgens Galston vereist verantwoordelijk burgschap 4 eigenschappen: algemene eigenschappen: moed, loyaliteit, gehoorzaamheid aan de wet sociale eigenschappen: onafhankelijkheid, open ingesteldheid economische eigenschappen: werkethos, … politieke eigenschappen o maar welke eigenschappen zijn vereist in een moderne pluralistische liberale democratie? • de mogelijkheid en bereidheid om politieke autoriteit in vraag te stellen • de mogelijkheid en bereidheid om zich te verdiepen in zaken over publiek beleid de nood om autoriteit in vraag te stellen komt deels door het feit dat burgers in een representatieve democratie vertegenwoordigers kiezen die besturen in hun naam: een belangrijke verantwoordelijkheid van burgers is dus deze verkozenen op te volgen en hun handelingen te beoordelen
•
•
de nood om deel te nemen aan het publieke debat komt door het feit dat de beslissingen in een democratie openbaar gemaakt moeten worden, via debat maar! de eigenschap van deelname aan het publieke debat is niet enkel de bereidheid om te participeren aan politiek, of om je mening bekend te maken: het veronderstelt ook de bereidheid om deel te nemen aan een gesprek → het is een complexe eigenschap die vaak de eigenschap van ‘public reasonableness’ wordt genoemd • liberale burgers moeten redenen geven voor hun politieke eisen, niet gewoon preferenties uiten • deze redenen moeten ook ‘publieke’ redenen zijn, in de zin dat moeten kunnen verstaan en aanvaard worden door mensen men verschillend geloof en culturen • het is niet altijd even duidelijk hoe we iets als ‘publieke reden’ moeten kwalificeren de notie van ‘public reasonableness’ toont de erkenning aan dat moderne samenlevingen etnisch en religieus divers zijn én toont de verschuiving aan van ‘vote-centric’ naar ‘talkcentric’ theorieën van democratie o in de naoorlogse periode werd democratie bijna exclusief gezien in termen van stemmen burgers werden geacht preferenties te hebben het nut van stemmen was gewoon het voorzien van een eerlijke besluitvormingsprocedure of aggregatiemechanisme om deze preferenties om te zetten in publieke beslissingen o langzaam werd aanvaard dat deze ‘aggregatieve’ of ‘vote-centric’ opvatting van democratie de normen van democratische legitimiteit niet kan vervullen het vote-centric model verwacht of moedigt haar burgers niet aan om samen te komen in het openbaar om over de redenen van hun eisen te debatteren hierdoor heeft de uiteindelijke uitkomst van dit model slechts een lage vorm van legitimiteit: het voorziet in een mechanisme om winnaars te bepalen, maar niet in een mechanisme om een consensus te ontwikkelen, of een publieke opinie te vormen, of tot een compromis te komen studies hebben aangetoond dat burgers de legitimiteit van beslissingen zullen aanvaarden, zelfs al gaan die tegen hun wil in, indien ze vinden dat hun argumenten en redenen werden gehoord • indien hier echter gen plaats voor is, zullen ze de legitimiteit van die beslissingen in vraag stellen o om aan deze tekortkomingen tegemoet te komen, werd er gefocust op de processen van overleg en opinievorming die aan de stemming voorafgaan de aandacht werd dus verschoven van wat er in het stemhokje gebeurt, naar wat er in het overleg in de civil society gebeurt deze ‘deliberative turn’ vond plaats rond de 1990 door de verschuiving naar een meer deliberatief model werden de issues van burgerlijke eigenschappen ook dringender o in het vote-centric model werden burgers geacht op een private en eerder zelfzuchtige manier te handelen o in het overlegmodel echter werden burgers geacht niet enkel voor persoonlijk voordeel te handelen → met moet dus ook begaan zijn met wederzijds begrip
•
o uiteraard moeten niet alle burgers alle eigenschappen bezitten: liberale rechtvaardigheid vereist een drempel: er moet een voldoende aantal burgers aanwezig zijn die deze eigenschappen bezitten tot op een aanvaardbaar niveau kortom: er is een stijgend bewustzijn over het belang van burgerlijke ‘deugden’, op hetzelfde moment als er een stijgende vrees is dat deze deugden afnemen
2. Civic republicanism. • • •
hoe kunnen we dan burgers aansporen om de eisen van het democratische burgerschap na te komen en de vereiste burgerlijke deugden te uiten? dit is een vraag die werd bestudeerd door het ‘civic republicanism’ de vraag wordt op verschillende manieren beantwoord o het ene kamp probeert mensen te overtuigen om de lasten van het democratische burgerschap te aanvaarden door hen te overtuigen dat deze eigenlijk geen lasten zijn de activiteiten van politieke participatie en publiek overleg moeten niet gezien worden als lastige verplichtingen of taken, maar als intrinsiek belonend mensen zouden vol vreugde moeten beantwoorden aan de eisen van het democratische burgerschap, omdat het leven van een actieve burger de hoogste vorm van leven is dit is de Aristoteliaanse interpretatie van republicanisme o het andere kamp vermijdt het maken van claims omtrent de waarde van politieke participatie zij aanvaarden dat voor sommige mensen het democratische burgerschap inderdaad een last is ze benadrukken echter dat er machtige instrumentele redenen zijn om deze last te dragen, nl. het functioneren van onze democratische instituties verderzetten, en onze basisvrijheden behouden
2.1 Aristoteliaans republicanisme • dit legt de nadruk op de intrinsieke waarde van politieke participatie voor de deelnemers zelf • het politieke leven is in deze visie superieur aan de private plezieren van familie, … en zou dus centraal moeten staan in het leven van mensen • dit is een voorbeeld van de perfectionistische benadering, waardoor liberalen dit zien als een onrechtvaardige bevoordeling van een bepaalde opvatting van het goede leven boven andere opvattingen • sommige mensen vinden voldoening in politieke participatie, maar voor de meesten is het een occasioneel gebeuren dat nodig is om te garanderen dat de overheid hun vrijheden respecteert en ondersteunt → het politieke leven is dus vooral een middel voor het private leven o dit weerspiegelt een van de eigenschappen van het moderne leven, dat wordt uitgedrukt voor Constant’s onderscheid tussen ‘ancient’ en moderne vrijheid o ‘oude’ vrijheid was volgens hem de actieve participatie in de uitoefening van politieke macht, niet het genieten van persoonlijke onafhankelijkheid o moderne vrijheid ligt in het nastreven van geluk in het persoonlijke leven, dat vrijheid vereist van de uitoefening van politieke macht
•
•
•
o → vroeger offerde men private vrijheid op om het politieke leven te promoten, nu wordt politiek gezien als een middel om het private leven te beschermen Aristoteliaanse republikeinen proberen de voorrang van de ‘oude’ vrijheid terug te herstellen, ofwel door de intrinsieke waarde van politieke participatie te benadrukken, ofwel door de waarde van het private leven te kleineren (de meesten kiezen voor een mengvorm van beiden) om de moderne onverschilligheid t.o.v. de intrinsieke waarde van politieke participatie te verklaren, beweert deze strekking vaak dat het politieke leven vandaag verarmd is in vergelijking met het actieve burgerschap van bvb. de oude Grieken o het politieke leven is te groot geworden, teveel gemanipuleerd door geld, teveel georchestreerd door de media of teveel gedomineerd door ‘experten’ om nog voldoening te geven aan normale burgers o indien we de schaal kunnen verkleinen en forums kunnen creëren waarin politiek niet meer beïnvloed wordt door voorgaande stoorzenders, zouden mensen er misschien meer voldoening uit halen o er is dus eigenlijk een probleem van ‘overgang’: indien de forums voor deliberatieve democratie er al waren geweest, zouden mensen voldoening krijgen om erin te participeren Aristoteliaans republicanisme wordt soms een vorm van communitarisme genoemd, een soort tweederangs communitarisme o volgens de traditionele communitaristische visie van ‘politics of the common good’ stappen mensen in de politiek om reeds bestaande gedeelde doeleinden te promoten o het Aristoteliaans republicanisme aanvaard dat mensen in hun private leven geen gedeelde doeleinden hebben, maar neemt aan dat politieke participatie zelf kan worden gezien als een gedeelde waarde
2.2 Instrumentele deugden • volgens deze visie is het aanvaard dat mensen verschillende visies zullen hebben over de intrinsieke waarde van politieke participatie, en dat sommige mensen hun grootste vreugde en projecten in andere gebieden van het leven zullen vinden • een liberale democratie moet zulke diverse opvattingen over het goede leven respecteren en moet mensen niet aansporen om een opvatting over het goede leven aan te nemen die politieke participatie bevoordeelt als de bron van alle bevrediging • liberalen aanvaarden dus dat veel mensen apolitiek zijn, en proberen de eisen van actief burgerschap te beperken om deze opvattingen over het goede leven te verzoenen • liberale burgers zouden de verplichting moeten erkennen om rechtvaardige instituties te creëren waar deze niet bestaan, of om deze instituties te beschermen indien ze zouden bedreigd worden o indien er zware onrechtvaardigheden bestaan in de samenleving, die enkel kunnen worden opgelost door politieke actie, moeten burgers de verplichting erkennen om tegen dat onrecht te protesteren o passief aan de zijlijn zitten terwijl er onrecht plaatsvindt, of democratische instituties ineenstorten, in de hoop dat anderen het zullen doen, maakt je een freerider • waar een samenleving goed georganiseerd is, met gezonde instituties, zouden individuen vrij moeten zijn om hun eigen opvattingen over het goede leven te volgen, zelfs als deze nagenoeg geen bijdrage levert aan de politieke participatie → er zijn dus momenten waarop enkel minimaal burgerschap is vereist
3. De broeinesten van burgerlijke deugden. • • •
•
elke theorie die begaan is met democratische legitimiteit en sociale rechtvaardigheid, moet begaan zijn met de deugden van ‘public reasonableness’ in het politieke leven, en de deugden van beleefdheid in de civiele samenleving beide deugden zijn nodig opdat burgers hun natuurlijke verplichtingen, om rechtvaardigheid te creëren en rechtvaardige instituties te onderhouden, zouden kunnen uitoefenen hoe kunnen we verzekeren dat deze instrumentele deugden aanwezig zijn? o één benadering wil proberen om een wettelijke taak te aan mensen op te leggen om deze deugden te vertonen we zouden een wet kunnen stemmen die iedereen verplicht te stemmen, of die iedereen verplicht om maandelijks samen te komen om te discussiëren over politieke aangelegenheden maar deze zouden niets doen dat verzekert dat mensen actief of verantwoord participeren burgers dwingen om zich toe te leggen op politieke activiteiten die ze niet willen, kan hun wrok tegenover politiek doen toenemen men kan hopen dat politieke participatie zelf mensen verantwoordelijkheid en tolerantie zal aanleren, maar dit lijkt al te optimistisch politieke participatie opleggen is geen bevredigende oplossing voor het probleem van burgerlijke deugden o men zou kunnen proberen de broeinesten van burgerlijke deugden te localiseren en de versterken het doel hierbij is om de sociale instituties en praktijken die burgerlijke deugden bepalen te identificeren en deze te versterken en beschermen wat zijn precies de broeinesten van burgerlijke deugden? o theoretici van New Right prijzen vooral de markt als school voor burgerlijke deugden veel van de recente aanvallen op de welvaartsstaat door New Right zijn geformuleerd in termen van burgerschap • de welvaartsstaat zou passiviteit onder de armen aanmoedigen, en zo een cultuur van afhankelijkheid creëren • de markt daarentegen moedigt mensen aan om zichzelf te ondersteunen New Right gelooft dat zichzelf ondersteunen niet enkel een belangrijke burgerlijke deugd is, maar ook een voorwaarde om aanvaard te worden als volwaardig lid van de samenleving om burgerschap voor iedereen te promoten, moeten we verder gaan dat Marshall’s nadruk op citizenship-as-rights, en focussen op de verantwoordelijkheid van mensen om zelf de kost te verdienen de markt wordt dus gezien als promotors van verschillende belangrijke deugden: initiatief, volwaardig lidmaatschap en onafhankelijkheid maar: de limieten van de markt als school voor burgerlijke deugden is duidelijk: markten leren ons initiatief aan, maar geen gevoel van rechtvaardigheid of sociale verantwoordelijkheid
• •
o civil society theoretici benadrukken de noodzaak van beleefdheid en zelfbeheersing voor een gezonde democratie, maar ontkennen dat de markt of politieke participatie voldoende zijn om deze deugden aan te leren volgens hen worden de deugden van wederzijdse verplichting aangeleerd is de vrijwillige organisaties van de civiele samenleving aangezien deze groepen vrijwillig zijn, wordt men niet wettelijk gestraft indien men niet kan tegemoetkomen aan de verantwoordelijkheden: men wordt slechts afgekeurd maar deze afkeuring door familieleden, vrienden, collega’s, … is krachtiger dan een straf van een onpersoonlijke staat de claim dat de civiele samenleving een broeinest van burgerlijke deugden is, is een empirische claim: er bestaat immers geen bewijs voor • het mag dan wel zo zijn dat we in de buurt leren hoe we goede buren moeten zijn, maar we leren ook te handelen volgens het NIMBY (not in my backyard) principe • deze theoretici vergen te veel van vrijwillige associaties, door van hen te verwachten een school te zijn voor, of een kleine replica van, democratisch burgerschap o een vergelijkbaar probleem komt voor bij de theoretici van de ‘maternal citizenship’ deze focussen op de familie, en moeders in het bijzonder, als school voor verantwoordelijkheid en deugden bemoederen leert vrouwen over de verantwoordelijkheid om het leven in stand te houden en de kwetsbaren te beschermen, en deze lessen zouden de leidende principes van het politieke leven moeten worden het is echter twijfelachtig of bemoederen dezelfde deugden als democratisch burgerschap omvat we kunnen dus niet terugvallen op de markt, familie of associaties binnen de civiele society om ons een brede waaier aan burgerlijke deugden aan te leren: elk van deze leert ons bepaalde belangrijke deugden, maar onvoldoende geen enkele institutie kan gezien worden als het exclusieve broeinest van burgerlijke deugden, en burgers leren een overlappende set deugden aan, door een overlappende set instituties
8. MULTICULTURALISME. •
•
•
het traditionele model van citizenship-as-rights werd uitgedaagd vanuit 2 richtingen o enerzijds door de nood om de focus op rechten aan te vullen met een grotere aandacht voor burgerlijke deugden en actieve politieke participatie o anderzijds door de nood om de focus op algemene rechten aan te vullen met een grotere aandacht voor cultureel pluralisme en groeps-onderscheidende rechten dit laatste weerspiegelt een beweging die niet enkel merkbaar is in de politieke filosofie, maar ook in de echte wereld: een beweging die ook wel onder de labels ‘politics of difference’, ‘identity politics’, ‘multiculturalisme’, ‘politics of recognition’ wordt geplaatst o het onderliggende idee van deze benamingen is hetzelfde: moderne samenlevingen worden gekenmerkt door diversiteit en cultureel pluralisme o in het verleden werd deze diversiteit genegeerd, en iedereen die afweek van het model van ‘normale’ burgers was onderworpen aan uitsluiting, assimilatie, marginalisering, … o vandaag zijn voorheen uitgesloten groepen niet meer bereid de mond gesnoerd te worden of gemarginaliseerd te worden, of als deviant aanzien te worden: ze eisen een meer omvattende opvatting van burgerschap, die hun identiteiten erkent en hun verschillen verzoent in het traditionele model van citizenship-as-rights was het doel het promoten van een soort nationale identiteit onder burgers o volgens Marshall was burgerschap niet gewoon een bepaalde wettelijke status, maar was het ook een identiteit, een uitdrukking van iemands lidmaatschap van een politieke gemeenschap zijn argument om burgerschapsrechten uit te breiden met basis sociale rechten was precies omdat deze zouden helpen om een algemeen gevoel van nationaal lidmaatschap en nationale identiteit te promoten sociale rechten zouden voorheen uitgesloten groepen helpen integreren in een algemene nationale cultuur, en dus een bron zijn van nationale eenheid en loyaliteit het uitbreiden van burgerschap met algemene sociale rechten was dus een nation-building tool o het model van citizenship-as-rights was dus diep verbonden met het idee van nationale integratie, een band die nu onder vuur ligt veel groepen voelen zich nog steeds gemarginaliseerd en gestigmatiseerd, ondanks het feit dat ze algemene burgerrechten bezitten zij verwerpen het idee dat er één algemene nationale cultuur moet zijn • nationale minderheden o vinden van zichzelf dat ze aparte ‘naties’ vormen binnen de staat o vechten om zelfbesturende samenlevingen te zijn, met hun eigen publieke instituties, handelend in hun eigen nationale taal en cultuur o om dit doel te bereiken zijn er gedifferentieerde rechten nodig
•
•
indigenous peoples o verwerpen integratie omdat ze zichzelf willen blijven onderhouden als aparte naties of volken o claimen hiervoor een reeks gedifferentieerde rechten • religieuze en etnische minderheden • andere groepen aanvaarden het idee van nationale integratie, maar vinden dat bepaalde vormen van verschillende behandeling vereist zijn om dit te bereiken o homo’s voelen zich uitgesloten uit hun eigen nationale cultuur o de bron van deze uitsluiting is niet economische ongelijkheid o ze worden gestigmatiseerd binnen hun eigen nationale cultuur, waar de officiële symbolen heteroseksueel zijn in Westerse democratieën zijn er 2 hiërarchieën: o een economische hiërarchie iemands positie in de economische hiërarchie is bepaald door iemands relatie met de markt, of de productiemiddelen strijd tegen deze ongelijkheden, die inherent zijn aan de economische hiërarchie, genereert een politiek van herverdeling volgens Fraser: • focust op sociaal-economische onrechtvaardigheden die wortelen in de economische structuur van de samenleving, inclusief uitbuiting, economische marginalisering, economische ontbering • remedie: economische herstructurering: inkomensherverdeling, … • wil groepsverschillen reduceren o status hiërarchie strijd tegen deze status hiërarchie genereert een politiek van erkenning volgens Fraser: • focust op culturele onrechtvaardigheden • remedie: culturele of symbolische verandering om de nietgerespecteerde identiteiten te herwaarderen, of culturele diversiteit positief te waarderen • wil groepsverschillen bevestigen o in de echte wereld zijn beiden verweven: sommige groepen bevinden zich aan de bodem van beide hiërarchieën, en moeten dus mobiliseren voor zowel herverdeling als erkenning anderen bevinden zich bovenaan de economische hiërarchie, maar onderaan de status hiërarchie (bvb. homo’s) → voor hen was het bereiken van economische gelijkheid niet voldoende om statusongelijkheid teniet te doen
1. 1e fase in het debat: multiculturalisme als communitarisme. • •
•
•
de eerste fase was het debat voor 1989 voorheen werd het debat over multiculturalisme als equivalent gezien voor het debat tussen liberalen en communitaristen (of: ‘individualisten’ en ‘collectivisten’) o één verse van het debat tussen liberalen en communitaristen gaat om de prioriteit van individuele vrijheid o liberalen staan erop dat individuen vrij moeten zijn om hun eigen opvatting over het goede leven te kiezen zij juichen de bevrijding van het individu van enige toegeschreven of geërfde status dan ook toe liberale individualisten zeggen dat het individu moreel voorrang heeft op de gemeenschap: de gemeenschap is enkel van tel omdat het bijdraagt aan het welzijn van de individuen die het vormen indien deze individuen het niet langer zinvol vinden om bestaande culturele praktijken te onderhouden, dan heeft de gemeenschap geen onafhankelijk belang om deze praktijken te behouden, en dus geen recht om individuen te verhinderen ze aan te passen of te verwerpen o communitaristen betwisten deze opvatting van het autonome individu zij zien mensen als ‘embedded’ in bepaalde sociale rollen en relaties zulke ingebedde zelven vormen of herzien hun opvattingen over het goede leven niet: ze erven/krijgen een manier van leven mee, die het goede voor hen bepaalt in plaats van groepspraktijken te zien als het product van individuele keuzes, zien communitaristen individuen als het product van sociale praktijken ze ontkennen vaak dat de belangen van gemeenschappen kunnen worden gereduceerd tot de belangen van hun individuele leden individuele autonomie bevoordelen wordt daarom gezien als destructief voor gemeenschappen in deze eerste fase van het debat was de aanname dat iemands positie over multiculturalisme afhankelijk was van iemands positie in het liberaal-communitaristisch debat o indien men een liberaal was, die individuele vrijheid koestert, zal men tegen multiculturalisme zijn omdat het een onnodig en gevaarlijk vertrek betekent weg van de nadruk op het individu o indien men een communitarist was, zal men multiculturalisme zien als een manier om gemeenschappen te beschermen tegen de uithollende effecten van individuele autonomie verdedigers van multiculturalisme waren initieel geneigd te kiezen voor het communitarisme als een mogelijke filosofische basis voor minderheidsrechten
2. 2e fase in het debat: multiculturalisme binnen het liberale raamwerk. •
•
•
•
assumpties over de parallel tussen de communitaristische aanval op het liberalisme en de notie van minderheidsrechten werden in vraag gesteld o er zijn inderdaad sommige groepen die duidelijk communitaristisch zijn geïsoleerde etno-religieuze groepen die zich vrijwillig distantiëren van de wereld bijvoorbeeld sommige geïsoleerde of traditionele indigenous gemeenschappen kunnen ook onder die noemer vallen o maar de meeste etno-culturele groepen binnen Westerse democratieën willen niet beschermd worden tegen de krachten van de moderniteit binnen liberale samenlevingen ze willen daarentegen volwaardige en gelijke participanten zijn bvb. de zwarten in de USA, immigranten, … sommige leden van nationale minderheden willen zich misschien wel afscheiden van de liberale democratie, maar indien ze dat doen is dat niet om een niet-liberale communitaristische samenleving te vormen, maar eerder om hun eigen liberale democratische samenleving te vormen de debatten over multiculturalisme gaan dus niet over een liberale meerderheid en een communitaristische minderheid, maar het zijn debatten tussen liberalen over de betekenis van het liberalisme o het zijn debatten tussen individuen en groepen die de basis liberaal-democratische consensus onderschrijven, maar die het niet eens zijn over de interpretatie van deze principes binnen een multiculturele samenleving o ze zijn het niet eens over de rol van taal, nationaliteit, etnische identiteiten, … dit heeft geleid tot de 2e fase in het debat over multiculturalisme: wat is de plaats van multiculturalisme binnen de liberale theorie? o de vraag is niet langer hoe men communitaristische minderheden moet beschermen tegen het liberalisme o maar wel: of minderheden die dezelfde liberale principes delen minderheidsrechten nodig hebben? als groepen inderdaad liberaal zijn, waarom willen hun leden dan minderheidsrechten? waarom zijn ze niet tevreden met de traditionele algemene rechten van burgerschap? Raz stelt dat de autonomie van individuen nauw verbonden is met toegang tot hun cultuur, met de voorspoedigheid van hun cultuur en met het respect voor hun cultuur door anderen o multiculturalisme helpt dit wederzijds respect te verzekeren o er zijn belangen die gelinkt zijn aan cultuur en identiteit, die volledig consistent zijn met de liberale principes van vrijheid en gelijkheid, die het toekennen van speciale minderheidsrechten rechtvaardigen → dit is de liberaal culturalistische positie o critici van dat liberaal culturalisme hebben hiertegen bezwaren geuit sommigen ontkennen dat we individuele culturen of culturele groepen kunnen onderscheiden anderen ontkennen dat we geen reden hebben om aan te nemen dat het welzijn of de vrijheid van een individu noodzakelijk verbonden is met het opleven van cultuur: mensen hebben het recht om een sterke band te vormen met een cultuur of taal, maar dat is hun keuze, niet een noodzaak, waardoor ze verantwoordelijk moeten gehouden worden voor de kosten
•
van hun keuzes, en niet kunnen verwachten dat anderen hun dure smaak gaan subsidiëren een antwoord op deze bezwaren kan zijn dat men de taal en cultuur waarin mensen opgroeien moet zien als niet-gekozen omstandigheden o maar liberaal culturalisten hebben nog een ander probleem: sommige minderheidsrechten kunnen individuele autonomie ondermijnen i.p.v. het te ondersteunen • dit zou het geval zijn bij bvb. minderheidsrechten die een groep toestaan om hun kinderen onderwijs of gezondheidszorg te ontzeggen • hoewel de meeste etno-culturele groepen in het Westen dezelfde liberale waarden delen als de meerderheid, zijn er ook enkele uitzonderingen, zoals conservatieve etno-religieuze groepen • deze niet-liberale groepen zouden het recht om de vrijheden van hun leden te beperken kunnen eisen • en zelfs wanneer een minderheid in het algemeen de liberaal democratische waarden onderschrijft, kunnen er nog steeds bepaalde tradities of gebruiken zijn die in strijd zijn met liberale gelijkheid, en die de minderheid niet wil verwerpen → het is dus belangrijk om een onderscheid te maken tussen ‘slechte’ minderheidsrechten (die een beperking van individuele rechten inhouden) en ‘goede’ minderheidsrechten (die toevoegen aan de individuele rechten) o slechte minderheidsrechten zijn bedoeld om een groep te beschermen tegen de destabiliserende impact van interne dissidentie (= internal restrictions) o goede minderheidsrechten zijn bedoeld om een groep te beschermen tegen de impact van externe druk (= external protections) • beiden worden soms collectieve rechten of groepsrechten genoemd, maar dit is niet correct o internal restrictions omvatten intra-groepsrelaties o external protections omvatten inter-groepsrelaties Kymlicka gelooft dat liberalen sceptisch zouden moeten zijn over claims voor internal restriction • liberaal culturalisme verwerpt het idee dat groepen op legitieme wijze de basis burger- of politieke rechten van hun leden kunnen schenden, om de puurheid of authenticiteit van de cultuur of groepstradities te bewaren • maar: een liberale opvatting over multiculturalisme kan groepen verschillende rechten verlenen tegen een grotere samenleving, om de kwetsbaarheid van de groep, tegen de economische of politieke macht van de meerderheid, te reduceren • zulke external protections zijn consistent met de liberale principes, hoewel ook zij niet-legitiem worden indien ze een minderheid toelaten economische of politieke dominantie uit te oefenen over een andere groep (i.p.v. de kwetsbaarheid van de minderheid tegenover de macht van de grotere samenleving te verminderen) kortweg: minderheidsrechten zijn consistent met liberaal culturalisme als: o ze de vrijheid van individuen binnenin de groep beschermen o ze de relaties van gelijkheid (niet-dominantie) tussen groepen promoten
3. 3e fase in het debat: multiculturalisme als antwoord op nation-building. •
•
er wordt aangenomen dat de liberale state zich aan het principe van ‘benign neglect’ houdt ten opzichte van etno-culturele diversiteit: o de staat is onverschillig tegenover etno-culturele identiteiten van haar burgers, en tegenover de mogelijkheid van etno-culturele groepen om zichzelf verder te zetten o liberale staten behandelen culturen dus op dezelfde manier als religie: als iets wat mensen vrij moeten kunnen nastreven in hun private leven, maar iets wat niet de bezorgdheid van de staat is (zolang ze hierbij de rechten van anderen respecteren) deze notie van benign neglect is sterker dan het idee van een neutrale staat neutraliteit zegt immers dat de staat geen intrinsieke waardenrangschikking mag maken over de verschillende opvattingen van het goede leven maar! het is consistent met deze liberale neutraliteit dat de staat een bepaalde taal of religie promoot, zolang de rechtvaardiging daarvoor niet de intrinsieke waarde ervan is staatsneutraliteit sluit dus geen beleid uit dat een bepaalde taal, cultuur of religie promoot, zolang er voor dat beleid neutrale redenen worden gegeven o maar staatsneutraliteit is, hoewel een noodzakelijk voorwaarde voor rechtvaardigheid, onvoldoende: als het gaat om de religieuze sfeer, geloven liberalen niet enkel in het idee van staatsneutraliteit, maar in het sterkere idee van benign neglect er moet een strikte scheiding bestaan tussen de kerk en de staat die een verbod legt op beleid dat een bepaalde religie bevoordeelt boven een andere, ongeacht de neutraliteit van de rechtvaardiging dit model moet volgens veel mensen ook toegepast worden op etnoculturele diversiteit • volgens Walzer houdt het liberalisme een sterke scheiding in tussen staat en etnie o de liberale staat staat boven alle verschillende etnische en nationale groepen in het land: ze weigert hun manieren van leven te ondersteunen of zich actief te mengen in hun sociale reproductie o de staat is neutraal wat betreft de taal, geschiedenis, … van deze groepen • sommige theoretici zeggen inderdaad dat dit hetgene is wat liberale ‘civic nations’ onderscheidt van niet-liberale ‘ethnic nations’ o ethnic nations hebben als belangrijkste doelen de verderzetting van een bepaalde etno-nationale cultuur en identiteit o civic nations zijn onverschillig tegenover de etno-culturele identiteiten van hun burgers, en definiëren lidmaatschap puur in termen van het onderschrijven van bepaalde principes over democratie en rechtvaardigheid
•
in de 3e fase van het debat wordt dus aangenomen dat verdedigers van multiculturalisme redenen moeten aantonen waarom het principe van benign neglect moet worden verlaten o maar Kymlicka ziet de stelling dat civic nations onverschillig zijn tegenover etnoculturele identiteiten van burgers als foutief het beleid van bvb. de USA is tot stand gekomen met de bedoeling de integratie in een ‘societal culture’ te promoten deze societal culture is een territoriaal geconcentreerde cultuur, met een gedeelde taal en sociale instituties o het idee van benign neglect moet vervangen worden door een meer accuraat model, dat de centrale rol van nation-building binnen liberale democratieën erkent
4. Modellen van multiculturalisme. •
•
minderheden hebben 4 opties o ze kunnen en masse emigreren, zeker als ze een welvarende en vriendelijke staat nabij hebben die hen onderdak wil bieden o ze kunnen integratie in de meerderheidscultuur aanvaarden, hoewel ook proberen om betere of rechtvaardigere voorwaarden voor integratie te onderhandelen o ze kunnen de soort rechten en krachten van zelfbestuur proberen verkrijgen die nodig zijn om hun eigen societal culture te onderhouden (om economische, politieke en educatieve instituties in hun eigen taal te creëren) o ze kunnen permanente marginalisering aanvaarden, en proberen met rust gelaten te worden bijna alle etno-culturele minderheden kiezen ervoor te participeren in de moderne wereld, en om dat te doen, moeten ze ofwel integreren, ofwel trachten het zelfbestuur te verkrijgen om… → de minderheden hebben op verschillende manieren gereageerd op deze keuze
4.1 Nationale minderheden • dit zijn groepen die volledige en functionerende samenlevingen hebben gevormd in hun thuisland alvorens geïncorporeerd te worden in een grotere staat • nationale minderheden kunnen in 2 categorieën worden ingedeeld o substate nations dit zijn naties die momenteel geen staat hebben waar ze de meerderheid zijn, maar ze kunnen deze wel gehad hebben in het verleden ze delen een staat met andere naties voor uiteenlopende redenen: • ze kunnen overwonnen of geannexeerd zijn • overgeleverd van het ene rijk op het andere • verenigde met een ander koninkrijk o indigenous peoples volkeren wiens traditionele landen overrompeld zijn door settlers, en die gedwongen zijn zich in te lijven in staten die gerund worden door mensen die zij als buitenstaanders zien proberen hun traditionele manier van leven in stand te houden, terwijl ze volgens hun eigen voorwaarden participeren in de moderne wereld vereisen een respect van de grotere samenleving en erkenning
•
•
o het contrast tussen beiden is niet altijd even duidelijk, maar men kan stellen dat substate nations mededingers waren in het proces van Europese staatsvorming, maar hebben verloren en hun eigen staat wilden vormen, maar de strijd om politieke macht hebben verloren indigenous peoples geïsoleerd waren van dat proces substate nations en indigenous peoples hebben beiden steeds nation-building geweigerd, en gevochten om hun eigen zelfbesturende instituties te heroveren of in stand te houden o ze eisen hun eigen scholen, rechtbanken, media, politieke instituties… die doorgaans gerund worden in hun eigen taal o om dit te bereiken eisen ze een vorm van autonomie hoe moeten liberale democratieën reageren op zulks minderheidsnationalisme? o historisch gezien hebben liberale democratieën geprobeerd deze te onderdrukken men trof maatregelen om nationale minderheden de macht af te nemen, en om hun gevoel van een aparte nationale identiteit te elimineren dit was gerechtvaardigd omdat minderheden die zichzelf zien als aparte naties niet loyaal zouden zijn EN omdat ze vaak aanzien werden als averechts en onbeschaafd (het was dus voor hun eigen bestwil dat ze ingelijfd werden, zodat ze ook beschaafde en progressieve naties zouden worden) o maar de houding t.o.v. minderheidsnationalisme is veranderd: het wordt erkend dat de onderdrukking van dat nationalisme fout was, zowel empirisch gezien als normatief gezien empirisch • bewijzen tonen dat nationale minderheden onder druk zetten om te integreren in de dominante nationale groep niet werkt • ondanks vele eeuwen wettelijke discriminatie, … zijn nationale minderheden erin geslaagd een eigen natie te vormen, en een verlangen naar nationale autonomie • de beste manier om loyaliteit van nationale minderheden te verzekeren is, volgens de ervaring van het Westen, om hun eigen nationaliteit te aanvaarden normatief • de onderdrukking van nationale minderheden is normatief gezien moeilijk te verdedigen • als de meerderheid zich mag toeleggen op legitieme nation-building, waarom zouden minderheden dat dan niet mogen? • liberale principes leggen grenzen op aan hoe nationale groepen die nation-building invullen: er kan dus geen sprake zijn van etnische zuiveringen, de schending van mensenrechten, … • deze grenzen zijn belangrijk, maar laten nog wel plaats voor legitieme vormen van minderheidsnationalisme: indien al de rest gelijk is, zouden nationale minderheden ook dezelfde nationbuilding tools moeten hebben als de meerderheid, uiteraard ook gebonden aan dezelfde liberale principes
4.2 Immigranten • dit zijn groepen die gevormd zijn door de beslissing van individuen en families om hun oorspronkelijke thuisland te verlaten en te emigreren naar een andere samenleving • deze beslissing is meestal omwille van economische redenen, of politieke redenen
• •
• •
•
•
•
in de loop der tijd hebben ze aanleiding gegeven tot etnische gemeenschappen, met variërende maten van interne cohesie en organisatie we kunnen 2 categorieën immigranten onderscheiden: o ‘immigrant group’ diegenen die het recht hebben om burgers te worden o ‘metics’ diegenen die het recht niet hebben om burgers te worden (worden niet besproken) immigranten zijn dus mensen die onder een immigratiebeleid vallen, dat hen het recht geeft om burgers te worden om na een bepaalde periode burger te worden historisch gezien hebben immigranten verschillend gereageerd op nation-building van de meerderheid dan nationale minderheden o de optie om zichzelf toe te leggen op een eigen nation-building is nooit echt gewild geweest o ze zijn te klein en territoriaal verspreid om te hopen op de creatie van hun eigen societal culture in een nieuw land o in de plaats daarvan hebben ze aanvaard dat ze moeten integreren in de grotere societal culture er zijn weinig bewijzen dat legale immigranten die het recht hebben om burgers te worden een bedreiging zouden kunnen vormen voor de eenheid of stabiliteit van een liberale democratie: ze integreren in het politieke systeem, net zoals ze economisch en sociaal integreren immigranten hebben dus nooit weerstand geboden tegen de nation-building campagnes van de meerderheid om hen te integreren o wat ze wil hebben proberen doen is de voorwaarden veranderen voor integratie o veel debatten over multiculturalisme gaan over deze onderhandelingen: immigranten vragen meer tolerante of multiculturelere benadering van intergratie die hen zou toelaten om verschillende aspecten van hun etnisch erfgoed te onderhouden immigranten zeggen dat ze vrij zouden moeten zijn om sommige gewoonten omtrent eten, klederdracht, religie, … te onderhouden hoe moeten liberale democratieën hierop reageren? o historisch gezien weerstand geboden tegen deze eisen o tot de jaren 60 namen de 3 grootste immigrantenlanden het Anglo-conformiteits model aan: immigranten werden geacht te assimileren naar bestaande culturele normen, en in de loop der tijd niet te onderscheiden vallen van native-born burgers (te veel etnisch zijn werd gezien als niet-patriottisch) o nu wordt aangenomen dat deze benadering niet noodzakelijk of te rechtvaardigen valt: onnodig omdat er geen bewijs is dat immigranten die trots zijn op hun afkomst minder loyaal zouden zijn of minder productieve burgers zouden zijn niet te rechtvaardigen omdat het onrechtvaardige kosten voor immigranten veronderstelt o → immigranten kunnen dus meer rechtvaardige voorwaarden voor integratie eisen, die meestal 2 basiselementen omvatten we moeten erkennen dat integratie niet plotsklaps gebeurt, maar een moeilijk en lang proces is dat intergenerationeel plaatsvindt
we moeten verzekeren dat de instituties waarin immigranten gedwongen worden te integreren hetzelfde respect, erkenning, … voor de identiteiten van immigranten voorzien