//. <
«iiiniimwi
/\^'^
""''"^x'^
.,35 PENT in
lil II
DE SPAANSCHE ZIEKTE (SPAANSCHE GRIEP) DOOR
A. NORDEN ARTS TE AMSTERDAM
G E B R . E. & M. C O H E N — A M S T E R D A M
Ife
c Ny
R
IWIT iRODUCTEN.
EXPLOlTATiE VOOR.
Ei WIT PRODUCTEN^ A n^TERJDAn.
DE SPAANSCHE GRIEP DOOR
A. N O R D E N , ARTS TE
AMSTERDAM
GEBR. E. & M. COHEN — AMSTERDAM
INHOUD. HOOFDSTUK I. De geschiedenis van de „Spaansche Griep" tot op heden. HOOFDSTUK ü. De verschijnselen van de „Spaansche Griep" en hare verhouding tot de Influenza. HOOFDSTUK III. Over de wijze van de verspreiding van infectie-ziekten in het algemeen en over die van de influenza meer in het bijzonder en wat er tot dusver over de verbreiding van de „Spaansche Griep" bekend is, HOOFDSTUK IV. Wat moet de leek bij een geval van „Spaansche Griep" doen en wat moet hij laten? Kan hij voorzorgsmaatregelen nemen?
VOORWOORD. Een klein boekje voor den leek, die gaarne van het laatste nieuws uit de medische wereld op de hoogte is, om hem te vertellen, wat er tot dusver van de „Spaansche Griep" bekend is; om hem mede te deelen wat er voor en wat er tegen is om deze ziekte als een afzonderlijke te beschouwen; om hem in te lichten hoe dergelijke ziekten zich verspreiden; om hem er op te wijzen wat hij doen en wat hij laten moet en wat hij voor algemeene maatregelen moet nemen om de minste kans te loopen door de ziekte te worden aangetast en om hem ten slotte nog eens op het hart te drukken, dat er niet de minste reden bestaat om zich ongerust te maken. DE SCHRIJVER. LAREN,
20 Juli 1918.
I-
HOOFDSTUK I. De geschiedenis van de „Spaansche Griep" tot op heden. Den 28sten Mei bereikte ons uit Spanje het bericht, dat daar een geheimzinnige ziekte was uitgebroken, die snel om zich heen greep, in alle kringen zijn intrede deed, zoodat ook de koning en verschillende ministers door de kwaal werden aangegrepen en die, door het groote aantal menschen, dat hij op het ziekbed wierp het openbaar leven ontwrichtte en dus zich in de eerste oogenblikken als zeer ernstig deed aanzien. Daarbij kwam nog, dat de pest, die in 1889 in een groot deel van Spanje woedde, zich toen ter tijd in het begin onder vrijwel dezelfde verschijnselen vertoonde, zoodat de geneesheeren, volkomen terecht, de toestand ernstig inzagen en dadelijk de noodige maatregelen namen. Zoo werd den menschen aangeraden zich zooveel mogelijk in de buitenlucht te begeven en groote stoffige ruimten, waaronder dan schouwburgen, bioscopen, restaurants e.d. te rekenen zijn te mijden. Gelukkig echter bleven de gevreesde symponent van de pest uit; de ziekte echter verspreidde zich steeds verder en reeds eenige dagen later waren alleen in Madrid 100.000 menschen door de ziekte aangetast. Daarnaast werd het hoofdcontingent der
lO
zieken gevonden in de provinciale hoofdsteden, m.a.w. de dichtst bevolkte streeken werden het meest geteisterd. Ook Marokko kreeg zijn deel, onder het garnizoen aldaar vertoonden zich ook de verschijnselen der geheimzinnige ziekte. En geheel onschuldig deed de ziekte zich ook niet aanzien; op i Juni toch werden alleen i i i sterfgevallen geconstateerd, terwijl het aantal aangetasten, dat gedurende de eerste lo dagen, nadat de ziekte optrad, overleed 700 bedroeg. Lijkt dit op zich zelf een niet onaanzienlijke sterfte, zoo mag bij nadere beschouwing dit sterftecijfer de ziekte toch geen ernstig voorkomen geven. Schatten we namelijk het aantal aangetasten buiten Madrid even groot als dat in de hoofdstad zelve, hetgeen toch zeker niet te hoog getaxeerd zal zijn, dan komen we op een sterftecijfer voor dat tijdperk van 0.35, d.w.z. dat op elke 286 lijders er één overleed. Verder moeten we hierbij in aanmerking nemen, dat volgens de Spaansche geneesheeren de doodsoorzaak steeds te zoeken was in een complicatie, dat wil zeggen in een ziekte, die naast de bedoelde ziekte - laten we deze nu maar kortheidshalve „Spaansche griep" noemen — optrad. In de meeste gevallen was hier de Spaansche ziekte natuurlijk wel de indirecte oorzaak, in dien zm,
II
dat de menschen eenmaal door de Spaansche griep aangetast, gemakkelijker vatbaar waren voor een andere ziekte, terwijl ze aan den anderen kant, doordat hun krachten door de koorts reeds eenigermate verminderd waren, minder weerstand aan de compliceerende ziekte konden bieden. Dit is echter ten slotte niets specifieks voor de Spaansche griep; bij elke ziekte is een complicatie om de bovengenoemde reden gevaarlijk en Summa Summarum kloppen de berichten over de ziekte uit Spanje in zooverre goed met die later uit andere landen verkregen, dat ze op zich zelf beschouwd, en wanneer ze optreedt bij van te voren goed gezonde individuen als vrijwel ongevaarlijk beschouwd moet worden. Bovendien bleek nog, dat het lijden van geen lange duur was; de meeste patiënten waren binnen 4 a 5 dagen weder hersteld. Sommige zelfs nog eerder. Bij Spanje zou het echter niet blijven. Ongeveer 14 dagen later kwamen uit Zweden enkele berichten over een ziekte, die zich daar had voorgedaan, waarbij de menschen vrij plotseling onder hooge koorts ziek werden, zonder dat men veel verschijnselen kon vinden, terwijl ze kort daarop weder herstelden. Heel sterk werd de uitbreiding daar echter niet. De ziekte scheen zich echter een beter terrein te hebben uitgekozen in Duitschland, waar zij zich voor het eerst
12
op 30 Juni te Neurenberg voordeed, vooral op groote bureau's en werkplaatsen. De menschen werden ziek met verschijnselen van loomheid en koorts, doch ook daar gaf de ziekte door zijn goedaardigheid geen reden tot ongerustheid. Tot Neurenberg beperkte de ziekte zich echter niet. Ze greep in Duitschland steeds verder om zich heen, uit verschillende plaatsen kwamen de berichten, dat zich aldaar de verschijnselen der Spaansche griep voordeden. Ook Berlijn werd door de ziekte bezocht en op 6 Juli waren daar reeds 80.000 kinderen en 20.000 volwassenen met de ziekte behept. Van daaruit breidde de ziekte zich naar de Nederlandsche grens uit en vertoonde ze zich op 10 Juli in de grensplaatsen Emmerik en Elten. Hoe het met de sterfte in Duitschland staat, is op het oogenblik nog niet geheel zeker. Terwijl de berichten uit Duitschland zelf steeds van de goedaardigheid van de ziekte spreken en geen melding maken van sterftegevalleh, beweren Hollandsche arbeiders^ die in Duitschland werkzaam zijn, dat daar verscheidene patiënten aan de ziekte ten gronde zijn gegaan. Ze schrijven dat toe aan de ondervoeding, weshalve de ziekte daar hongerkoorts genaamd werd. Geheel onwaarschijnlijk komt dit laatste mij nu niet voor. Ongetwijfeld zal de voedingstoestand in het algemeen
13
in Duitschland onder het normale zijn en evenals bij alle ziekten zal dit ook hier zijn invloed op den patient doen gelden en van hem een individu maken, dat minder weerstand tegen ziektekiemen kan bieden. Na Duitschland is ook Nederland aan de beurt gekomen. Het eerst in Dalen (Drenthe) deden zich op lo Juli 3 vermoedelijke gevallen van Spaansche griep voor, daarna werd het Engelsche Intemeeringskamp in Groningen aangetast, waar een honderdtal gevallen geconstateerd werden, terwijl de ziekte zich daarna ook verder verspreidde, vooral in het Oosten en Zuiden van ons land, waar bij zich twee sterfgevallen voordeden, waarvan één een werkman betrof uit Lonneker, die in Essen werkzaam was en waarbij dus de hier bovengenoemde schadelijke invloed der ondervoeding waarschijnlijk wel in rekening zal moeten worden gebracht. Tenslotte deed de ziekte zich ook voor op één van onze oorlogsschepen, n.l. aan boord van Hr. Ms. Noord*Brabant, die te Vlissingen lag, daarna werden ook te Delft gevallen geconstateerd en tot op heden bevinden zich ook in het Militair Hospitaal te Amsterdam eenige lijders aan Spaansche griep en wel voornamelijk onder diegene, die den Zondag te voren met verlof naar huis waren geweest. Tot zoover wat de uitbreiding tot op heden betreft.
HOOFDSTUK ü. De verschijnselen van de „Spaansche Griep" en hare verhouding tot de Influenza. Een van de allereerste vragen, die de lezer zich waarschijnlijk zal voorleggen is natuurlijk: hoe herken ik nu deze ziekte, hoe weet ik, dat iemand lijdende is aan „Spaansche griep". En het is dan mijn bedoeling in dit hoofdstuk de verschijnselen dezer ziekte, voorzoover ze tot dusver bekend zijn te gaan behandelen. De Spaansche griep treedt acuut op, d.w.z. ze begint zeer plotseling, zoozelfs, dat de patiënten in meerdere gevallen kunnen mededeelen op welk tijdstip ze ongeveer ziek geworden zijn. Dit ziekworden gaat gepaard met tamelijke hooge koorts, varieerend van 38 tot 40°- Daarbij hebben de patiënten koude rillingen, voelen zich loom en mat en zijn niet in staat hun arbeid te verrichten. In de keel vinden we in vele gevallen wat roodheid, doch geen zwelling of beslag. Er kan een lichte bronchitis bestaan, doch meestal ontbreekt deze geheel, terwijl zwaardere vormen tot de uitzondering behooren, hetgeen een van de voornaamste verschillen tusschen de Spaansche griep en de zoozeer op deze gelijkende influenza is.
15 Dit laatste wil niet zeggen, dat een lijder aan Spaansche griep niet hoest, integendeel hij kan zelfs vrij heftig hoesten, doch de oorzaak is dan niet aan een bronchitis te wijten, maar dit hoesten wordt reflectorisch opgewekt. Aan andere organen worden geen afwijkingen gevonden. Binnen 2 ^ 3 dagen, in sommige gevallen zelfs binnen de 24 uur begint de koorts weer te dalen en in 4 a 5 dagen zijn de meeste patiënten weder volkomen hersteld. Naast deze hchte goedaardige gevallen vindt men er enkele, die, hoewel ze toch nog een gunstig verloop hebben, een ietwat ernstiger aanzien hebben. De patiënten maken in deze gevallen een veel ziekeren indruk, zijn veel lusteloozer, zijn wat men met een technische term noemt: Apathisch, d. w. z. ze nemen geen notitie van hun omgeving, geven hoogstens antwoord op de hun gedane vragen. Dit kan zelfs nog verder gaan, zoodat de patiënten niet meer georiënteerd zijn, zich niet meer bewust zijn van de gebeurtenissen, zooals die zich voordoen, een toestand gelijk die bij den typhus zoo menigmaal wordt aangetroffen. Op den 2-=° of 3^° dag hebben deze patiënten soms last van diarrheeën, doch verder zijn ook hier geen afwijkingen te vinden. Zooals reeds boven gezegd nemen ook deze gevallen steeds een gunstig verloop.
i6
Een derde categorie wordt gevormd door die gevallen, die een nog ernstiger aspect aanbieden en die door de er bij optredende complicaties het leven van den patiënt in gevaar kunnen brengen. De medicus, die zoo een patiënt ziet, krijgt den indruk, dat hij een lijder aan een hersenvliesaandoening voor zich heeft; plaatselijke symptomen echter kan hij niet vinden. In deze gevallen vindt men ook meestal een uitgesproken bronchitis, die zich verder kan uitbreiden en bij de dan toch zeer verzwakte patiënten gemakkelijk aanleiding kan geven tot het ontstaan van een longontsteking, die bij enkele patiënten tenslotte de doodsoorzaak wordt. Voeg ik nu hier aan toe mijn ervaring opgedaan in het Kamp te Laren, waar eveneens de „Spaansche Griep" uitgebroken is. Het beeld, waaronder de ziekte zich daar vertoonde was vrij gelijkvormig. De menschen werden plotseling ziek met koorts, meest wisselend tusschen 37.8 en 39-, temperaturen boven 39.5 zag ik niet, hadden koude rillingen en vrijwel als hoofdsymptoom : hoofdpijn. Daarnaast voelden zij zich loom, moe in de beenen en hadden pijn in de rug en lendenen. Bronchitis ontbrak in alle tot dusver door mij waargenomen gevallen, wel vond ik een enkele maal een zeer lichte keelontsteking. Een tweede voorname vraag is nu: is dit symp-
V
17
tomen-complex onder te brengen bij een reeds bestaand ziektebeeld of moeten we deze ziekte als een afzonderlijke ziekte beschouwen? Zoo wij zouden willen aannemen, dat het eerste het geval is, zoo is er vrijwel slechts één ziekte, die daarvoor in aanmerking komt en dat is de influenza. Inderdaad vertoonen de verschijnselen van beide ziekten zeer veel overeenkomst. Ook de influenza vertoont het betrekkelijk vage ziektebeeld, dat boven voor de „Spaansche griep" geschetst werd, ook bij de influenza vindt men nagenoeg geen afwijkingen, behalve een min of meer eindelijk uitgesproken bronchitis. Maar juist die bronchitis, die bij de „Spaansche griep" zoo goed als altijd ontbreekt en bij de influenza zoo goed als altijd aanwezig is, maakt een groot bezwaar voor het over een kam scheeren der beide ziektebeelden. Daarnaast staat dat de influenza zich in verschillende vormen kan voordoen, terwijl het beeld, waaronder de „Spaansche griep" zich — althans hier — vertoont, vrijwel hetzelfde is, al moet toegegeven worden, dat uit Duitschland reeds berichten gekomen zijn, meldend, dat men daar reeds verschillende typen onderscheidde. Een ander verschil tusschen beide ziekten is het goedaardig karakter, dat de Spaansche griep vertoont en dat ook vooral wat betreft het optreden van naziekten. Be-
i8
halve dat er onder de reeds vermelde omstandigdigheden een enkele maal een longontsteking bijkomt, zijn deze bij de Spaansche griep geheel onbekend, terwijl naziekten, zooals longontsteking, middenoorsteking e.a. zich in aan een doorstane influenza zeer vaak aansluiten en daardoor alleen al grooter levensgevaar voor den patiënt opleveren. Ook zou het interessant zijn, iets wat op het oogenblik nog niet uit te maken is, om te weten, of een éénmaal doorstane „Spaansche griep" het individu daar immuun voor maakt, d. w. z. dat hij bij een opnieuw optredende epidemie voor de ziekte gevrijwaard blijft, zooals dat b.v. vrijwel bij roodvonk, mazelen, typhus e. a. het geval is. De influenza toch behoort tot de ziekten, zooals de longontsteking en de wondroos, die bij voorkeur hetzelfde individu eenige malen aantasten en zou het dus m. i. zeker voor de differentiaal diagnose van belang zijn, zoo het mogelijk zou zijn ook hierin klaarheid te brengen. Tenslotte komt er bij den tegenwoordigen stand der wetenschap nog een ander voornaam feit, dat ons er toe moet brengen, om op het oogenbhk althans, de „Spaansche griep" nog streng gescheiden te houden van de influenza en dat is het volgende. De infectieziekten worden veroorzaakt door microscopisch kleine wezentjes, bacteriën, die op de een of andere wijze
19
ons'lichaam binnendringen, zich daarin voortplanten en zich langs bloed- of lymphwegen verspreiden en zoodoende ons geheele lichaam doortrekken en daarin tevens de vergiften, torcinen genaamd, afzetten, die ze produceeren. En al is ons van alle infectie ziekten het besmettelijk agens*) nog niet bekend, zooals dat bij voorbeeld bij de roodvonk en de mazelen het geval is, bij een aantal andere infectie ziekten kennen wij dat agens wel. Vinden we nu in een bepaald geval bij een patient ziekte verschijnselen, die ons doen denken aan een infectie ziekte, waarvan we het besmettelijk agens kennen, hoewel we toch meenen te moeten twijfelen aan onze diagnose, dan gaan we bloed, ontlasting, urine, sputum of andere afscheidingsproducten onderzoeken om te zien of we daarin de verwachte bacteriën kunnen vinden of wel door bekende reacties hun aanwezigheid in het menschelijk lichaam kunnen aantoonen. Meenen we b.v. een aandoening te moeten beschouwen voor een van tuberculeuzen aard en kunnen we na herhaalde onderzoekingen geen spoor van tuberkelbacillen ontdekken, zoo moeten we tot het besluit komen, dat we ons vergist hebben en dat de aandoening aan een andere oorzaak zal moeten *) Agens = verwekker.
20
worden toegeschreven. Iemand, die duidelijk aan typhus hjdt heeft in zijn bloed en ook vaak in zijn ontlasting en urine typhusbacillen, zijn die er niet, dan heeft deze patient ook geen typhus. Bij andere infectiziekten, als roodvonk en mazelen zijn, zooals reeds gezegd de bacteriën, die in ons lichaam binnengedrongen zijn ons bekend en bij deze ziekten rijn we, evenals bij die van niet infectieus karakter er op aangewezen de diagnose uitsluitend te stellen op de combinatie der aanwezige symphtonen en moet het bacteriologisch onderzoek achterwege blijven. Hoe staat het nu met de mogelijkheid om langs bacteriologischen weg uit te maken of de „Spaansche griep en de influenza identiek zijn? Dit nu is een vraag, die voorhands nog niet met zekerheid is te beantwoorden, zoo men tenminste niet al te voorbarig wil zijn en zijn meening op betrekkelijk losse grondslagen wil vaststellen. Wel werd, nadat hij lang onbekend gebleven was, door Pfeifer bij leiders aan influenza de influenzabacil gevonden, doch deze vondst bleek verre van constant en bij een groot aantal lijders was het zoeken naar deze bacil vruchteloos. Daarnaast werd bij een aantal menschen, die niet aan influenza leden toch de inffuenzabacil aangetroffen, en al is dit op zichzelf nu niets bijzonders, — velen der lezers zullen waarschijnlijk wel de bacillen-
21
dragers bij den typhus bekend zijn, menschen, die typhusbacillen in hun lichaam herbergen, zonder dat ze zelf ziek worden en daarom juist zoo gevaarlijk zijn voor hun omgeving, omdat ze ongemerkt rondloopen en zoo de meer vatbare onder hun medemenschen besmetten —, de mogelijkheid is toch niet uitgesloten, dat bij een lijder aan „Spaansche griep" influenzabacillen als een toevallige nevenvondst zullen ontdekt worden en er misschien iemand toe zullen brengen de „Spaansche griep" en de influenza voor identiek te houden. Tot dusver is zulks echter nog niet het geval geweest, het leek mij echter wenschelijk even op deze mogelijkheid te wijzen. Heeft men nu bij lijders aan „Spaansche Griep" een infectieus agens kunnen ontdekken ? In Duitschland heeft wel een medicus gemeend de bacil der „Spaansche griep" ontdekt te hebben, doch deze vondst is niét nader bevestigd en gezien de ervaring, die men bij vroegere dergelijke ontdekkingen heeft opgedaan, meen ik dat men daar voorloopig nog sceptisch moet blijven tegenover staan en zou ik dus op het oogenblik als mijn meening wiUen uitspreken, dat de verwekker de „Spaansche griep" nog onbekend is. Kortom, recapituleeren wij het bovengezegde, dan volgt daar dus uit, dat de influenza vermoedelijk ver-
22
oorzaakt wordt door de influenzabacil, dat echter bij een groot aantal lijders deze bacil niet aangetroffen wordt; verder, dat de influenzabacil bij lijders aan „Spaansche griep" niet gevonden werd, terwijl het aan den anderen kant nog niet gelukt is het infecteuze agens van deze ziekte te ontdekken. Wat zijn nu de gevolgtrekkingen, die we uit dit bacteriologisch onderzoek mogen trekken omtrent de verhouding tusschen de infuenza en de „Spaansche griep"? M. i. deze: dat het op oogenblik nog raadzaam is de „Spaansche griep" als een zelfstandige ziekte naast de influenza te handhaven. Tenslotte zijn er tusschen de beide ziekten nog twee andere verschillen, waarover hier slechts kort gesproken zal worden, n.l. de tijd, waarin de ziekte is opgetreden, n.l. de zomermaanden, terwijl de influenza meer in den laten herfst en winter ten tooneele verschijnt. Het is zeer goed mogelijk, dat dit tenslotte geen essentieel verschil zal blijken te zijn en dat dit optreden dezer ziekte in de zomermaanden uitsluitend geweten moet worden aan de tijdsomstandigheden, d.w.z.denoorlogstoestand.dieeenaanmerkelijkengraad van ondervoeding in het leven geroepen heeft, waardoor het weerstandsvermogen van het menschelijk lichaam tegenover ziekteverwekkende bacteriën in hoogen graad is afgenomen.
23
Ook de richting waarin de „Spaansche griep" zich heeft uitgebreid wijkt eenigszins af van die welke de influenza gewoonlijk neemt, doch daarover in een volgend hoofdstuk meer.
HOOFDSTUK III. Over de wijze van de verspreiding van infectie-ziekten in het algemeen en over die van influenza meer in het bijzonder en wat er tot dusver over de verbreiding van de „Spaansche Griep" bekend is. Wat is nu de wijze, waarop men zich met „Spaansche griep" infecteert, wat is de wijze waarop deze ziekte van den eenen mensch op den anderen wordt overgebracht? Op den voorgrond zij hier gesteld, dat men bij het overbrengen van infectie-ziekten in het algemeen twee wijzen van infectie onderscheidt. In het eerste geval besmet iemand zich doordat hij in direct contact komt met den patient of wel met voorwerpen door den lijder besmet. Wanneer b.v. iemand, die typhus-bacillen in zijn lichaam herbergt, — de reeds genoemde bacillen-dragers —, zijn ontlasting ergens in een veld deponeert, is het mogelijk dat deelen daarvan aan daar groeiende groenten blijven hangen
24
en zoo de typhus-bacillen, die zich in die ontlasting bevonden, op deze groenten terechtkomen. Worden deze groenten nu niet gekookt, zooals b.v. salade, dan is hiermede de weg voor deze bacteriën gebaand om in het een of ander menschelijk lichaam te dringen en zoo zou men in dit geval eigenlijk precies kunnen nagaan, door wie deze persoon geïnfecteerd is. Een andere weg, die door de typhus bacillen zeer vaak gekozen wordt is de volgende: ontlasting van een typhus patiënt met de daarin aanwezige typhusbacillen komt door het riool in het water. De in de buurt wonende boer oordeelt dat zijn melk te dik is en zal ten bate der menschheid deze met wat water verdunnen, doch doet dat geheel tegen zijn bedoeling in uit genoemde sloot, waarmede hij de melk wel een minder vetgehalte geeft, doch er daarvoor in de plaats typhus bacillen in brengt. Wordt deze melk nu ongekookt gebruikt, dan is dus de mogelijkheid groot, dat de gebruikers zich met dit frissche glas melk tevens typhus op den hals haalt, waarom hier tusschen de regels door misschien nog wel eens even de oude raad herhaald mag worden: „Drinkt geen ongekookte melk." Bij andere infectieziekten, zoo ook bij de influenza is wijze van infectie waarschijnlijk een andere. Bij deze ziekten worden de bacteriën door den patient
25
op een of andere wijze en waarschijnlijk meestal door het hoesten in grooten getale in de lucht verspreid en is dus de mogelijkheid veel grooter, dat veel meer menschen tegelijk door één lijder geïnfecteerd worden en de ziekte op deze wijze snel om zich heen grijpt. Vermoedelijk vindt nu het besmettelijk agens van de „Spaansche griep" op dezelfde wijze zijn weg, ofschoon zich hier een groote moeilijkheid voordoet. Bij de influenza worden met het hoesten druppeltjes vocht naar buiten gebracht en met dezen worden de daarin aanwezige bacteriën de lucht in gezonden. Ook bij de tuberculose b.v. kan langs dezen weg de besmetting plaats hebben. Maar nu is boven gezegd en ik heb het bij eigen ervaring als juist bevonden, dat de lijders aan „Spaansche griep" haast nooit hoesten en dat juist het nagenoeg steeds ontbreken van een bronchitus als een van de meest kenmerkende verschillen tusschen influenza en „Spaansche griep" werd aangevoerd. Welke is dan hier de weg, waarop de veronderstelde bacteriën zich van af den patiënt verder verspreiden? Hierop moet ik het antwoord schuldig blijven en dit zal men ook wel zoo lang^ moeten blijven, totdat men het besmettelijk agens van de „Spaansche griep" ontdekt heeft en heeft kunnen vaststellen, waar de voornaamste plaatsen zijn, waar •dit zich in het menschelijk lichaam nestelt en aldus
26 den weg kan nagaan, die deze bacteriën van uit het lichaam naar den buitenwereld nemen, tenzij men zich voorloopig tevreden wil stellen met de veronderstelling, dat de lijders op de een of andere wijze hunne kleeren en de voorwerpen, waarmede zij in aanraking komen, besmetten en aldus de ziekte verder verspreiden. Het is verder niet van belang ontbloot om na te gaan of deze epidemie van de Spaansche ziekte, zooals men zoo'n uitbreiding van een infectieziekte over een groot deel van de bevolking noemt ook verschillen vertoont met een epidemie van de zoo zeer nastaande influenza en is het in verband daarmede wel wenschelijk een enkel woord over de tot dusver bekende influenza epidemien neder te schrijven. In 1510 brak op Malta een epidemie van influenza uit, die zich daarna verder over Europa verspreidde. In 1557 was de oorsprong te zoeken in Azië, waarna Europa door de kwaal bezocht werd, hetgeen ook in 1580 het geval was, toen ook tevens Afrika in het lot moest deelen. Ook uit de i7en en i8en eeuw hebben wij berichten van groote influenza epidemien, allen uit Azië afkomstig, terwijl in de jaren 1831 en 1836 de haard der epidemie in Rusland gezocht moest moest worden. Een buitengewoon zware epidemie heerschte in den winter van 1889 op 1890.
27
De plaats van uitgang was toen Cuchara in Centraal-Azie en vandaar uit verspreidde de ziekte zich over Siberië en Zuid-Rusland naar Europa. In den winter daarop herhaalde deze epidemi zich nog eens even, alhoewel in geringere mate. Welke zijn nu de karakteristieke eigenschappen van de influenza-epidemie? In de eerste plaats de zeer snelle en algemeene verspreiding op de plaats van ontstaan, verder het betrekkelijk kort bestaan van zoo'n epidemie, namelijk van 4 tot 10 weken met een gemiddelde van 6 tot 7 weken. Geen infectie ziekte is zoo bij uitstek pandemisch als de influenza, hetgeen wil zeggen, dat bij een flinke epidemie niet alleen een groot deel, doch nagenoeg de geheele bevolking wordt aangetast. Zoo waren in 1782, toen er te Petersburg influenza heerschte, in het begin dadelijk 40.000 menschen ziek. In het algemeen kan men zeggen, dat bij een influenzaepidemie het aantal patiënten wisselt van 5 tot 90 % met een gemiddelde van 40 tot 50 %, dus dat in de meeste gevallen ongeveer de helft der bevolking wordt aangetast. Dit aantal is ongetwijfeld nog te laag berekend, daar er altijd nog menschen zijn, die de ziekte in geringe mate hebben en doordat ze slechts weinig klachten hebben, aan de waarneming ontsnappen. Wanneer men de uitbreiding van de bovenge-
38
noemde epidemiën nagaat, dan valt het op, dat de oorsprongshaard steeds in het Oosten te zoeken is, terwijl de ziekte zich vandaar langzamerhand naar het Westen heeft verspreid. Dit wordt in verband gebracht met de richting van de wind, die gedurende de jaargetijden, waarin de influenza het meest optreedt n.l. den laten herfst en den winter, meestal Oost of Noord-Oost is. Dat de influenza vooral optreedt in de laatstgenoemde jaargetijden wordt op zijn beurt weer toegeschreven aan het lang ontbreken van het zonHcht gedurende deze jaargetijden, daar de mfluenzabacillen voor warmte nog al gevoehg zijn en dan snel te gronde gaan. Vertoont nu deze epidemie van de „Spaansche griep" verschillen met de influenza-epidemien en zijn deze voldoende om ook daaruit te mogen opmaken dat de „Spaansche griep" een afzonderlijke ziekte is? Er zijn zeker eenige verschillen, doch deze Igken mij op het oogenblik nog van te ondergeschikt belang, dan dat ik deze als een differentiaal-diagnosticum tusschen influenza en „Spaansche griep" zou durven . gebruiken. Even noemen wil ik ze echter wel. In de eerste plaats heeft deze ziekte zijn uitgang in Spanje genomen en heeft zich vandaar in Oostelijke richting verplaatst, heeft dus juist de richtmg W e s t -
29
Oost genomen, terwijl de influenza steeds de richting Oost—West koos. Dit kan nu zeer goed samenhangen met het tweede verschilpunt, n.l. het optreden in het warme jaargetijde van de influenza, terwijl de influenza steeds het koude jaargetijde koos. Het is nu best mogelijk, dat door de andere richting van den wind in dit jaargetijde de richting van de uitbreiding der epidemie een andere geweest is. Het optreden van de Spaansche Griep in het warme jaargetijde kan wellicht in verband staan met den wereldoorlog van wege de daardoor ontstane ondervoeding, in ieder geval moet dan hetinfectieuse agens van de Spaansche griep beter bestand zijn tegen de warmte dan dit met de influenza bacil het geval is.
HOOFDSTUK IV. Wat moet de leek bij een geval van „Spaansche Griep" doen en wat moet hij laten? Kan hij voorzorgsmaatregelen nemen? Nu ben ik gekomen tot de beantwoording van een voor den leek zeer interessante vraag, n.l. wat moet men doen, als men meent een geval van „Spaansche
3° „iep" ontdekt te hebbenT En ik zal hem m.ssch.en feTLrste teleurstellen, wanneer ik daarop antwoord^ 1 ; rustig houden, den patiënt in bed stoppen ^n den dokter waarschuwen. Reden io* ongerustheid
'^reJ:rd::nri:1;ngen valt er voor den lee. niet te doen Ik ben er een vijand van om een leek met S H :^delt3es te laten werken, want H p a . d e .
S d is iemand die er, over h o o f d p ü ^ ^ e e n natten doek op het hoofd te leggen; ' - - ^ ; ; - J benauwd heeft wat overeind te zetten » W ^ dingen meer, doch men onthoude ztch ten strengste van het toedienen van geneesmiddelen. Z«„ er voorzorgsmaatregelen te nemen tegen deze z i e t e ' Specifieke, tot dusver neen; om die te kunnen : : » » , m'oet men eerst beter op de hoogte ^>in van A, wiize van besmetting. Men is er dus op aange
1
rzich te beperken tot de
^ ^ ^ ^ ^ ^
levensvoorschriften. Men vermoe.e zich met te vee, een a gemat mensch heeft minder weerstandsverI g e n . men begeve zich veel in de open lucht en
31
mijde stoffige en dompige ruimten, men zorge voor reinheid. En daarnaast zij er nog eens op gewezen, men houde zich kalm en make zich niet bevreesd: de ziekte heeft tot dusver bewezen een goedaardige te zijn.
LAREN, 20 JULI 1918.
U moet de aankondigingen van de E. P. niet gelijkstellen met elke andere annonce: de
E. P. adverteert
niet alleen, om U te
doen w e t e n , wat zij verkoopt. De E. P. brengt bij herhaling in de dagbladen, tijdschriften en door circulaires te Uwer kennis waarom het nuttig is de E. P. artikelen te gebruiken. Daarom heeft het v/erkelijk groot belang van elke mededeeling der E. P. met aandacht kennis te nemen. De E. P. verkoopt voedingsmiddelen en krachtpreparaten, verteerbaar
welke buitengewoon zijn,
gemakkelijk
een zeer hooge voedings-
waarde bezitten en uitstekend smaken.
De E. P. beschikt ervaring op artsenijkundig De E. P. artikelen
over medewerkers met groote geneeskundig-, chemisch- en gebied; zijn
OORDEELKUNDIG SAMENGESTELD uit voor de instandhouding van het menschelijk lichaam onontbeerlijke stoffen. Op die OORDEELKUNDIGE SAMENSTELLING KOMT HET AAN; Er mag geen ondervoeding zijn, want ondervoeding beteekend verlies. Het gebruik van de E P. voedingsmiddelen en bijvoeging met de E. P. krachtpreparaten is NOODZAKELIJK. ER MAG GEEN VERLIES ZUN, want verlies beteekent achteruitgang, die zich steeds wreken zal bij elke ziekte, bij eiken tegenspoed. Sterk ZIJN. Sterk BLUVEN. De E. P. maakt het U gemakkelijk! Doet zelf een keuze uit de E. P. artikelen, raadpleegt Uw geneesheer, of vraagt inlichtingen aan het hoofdkantoor der N.V. EXPL. MAATSCHAPPIJ VOOR
EIWIT
PRODUCTEN
Keizersgracht 7 9 0 - Amsterdam.
De E. P. voedingsmiddelen en kracht-preparaten zijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaann van smaak.
Het succes der E . P . a r t i k e l e n is het gevolg van de • schitterende resultaten welke allerwegen daarmede worden behaald.