8 |#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(t DECEMBER 2011
#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(t DECEMBER 2011 |
… EN EEN
9
LAAGDREMPELIGE AANPAK HOORT DAAR HELEMAAL BIJ.
Kinderopvang als voorportaal van jeugdzorg De jeugdzorg uit handen van provincies en de Bureaus Jeugdzorg en in handen van de gemeenten. In december maakt het kabinet bekend hoe zij de decentralisatie van jeugd- en opvoedhulp voor ogen ziet en wanneer de overgang naar de gemeenten rond moet zijn. Ondertussen wordt er in den lande hard nagedacht over de rol van kindvoorzieningen in het nieuwe jeugdzorgstelsel. Aart Verschuur
N
u al is duidelijk dat er door de decentralisatie van jeugdzorg naar gemeenten veel zal veranderen in hoe wij kinderen en jongeren ondersteunen wanneer deze tegen problemen aanlopen. Het overgrote deel van de gemeenten kiest voor een radicaal andere insteek op het jeugdbeleid. Jeugdwethouders in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag willen af van de versnippering, de bureaucratie en de hoge kosten van de huidige jeugdzorg. En ze willen zorgen dat
‘Jeugdzorg moet goedkoper, beter en efficiënter, een laagdrempelige aanpak hoort daar helemaal bij.’
jeugdzorg weer wordt waar het ooit voor bedoeld was: het bieden van efficiënte ondersteuning voor ouders, opvoeders en kinderen. Applaus voor de decentralisatie is zeker op z’n plaats, ook al is het de vraag of ’t kleine en middelgrote gemeenten uiteindelijk ook lukt om een integraal en laagdrempelig hulpaanbod voor jeugd in het leven te roepen en in werking te houden. Maar slechter dan nu kan het nooit worden, de provincies en de bureaus jeugdzorg hebben er de laatste jaren immers een potje van gemaakt. Na verschrikkelijke
10 |#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(t DECEMBER 2011
Tabel ontleend aan: ‘Van denken naar doen, opvoeden versterken in de praktijk’, door P.M Stam en P.P.J. Doodkorte
drama’s met ’t Meisje van Nulde, het Maasmeisje en Savanna lagen de bureaus jeugdzorg terecht onder vuur. In 2009 stelde de Vereniging Nederlandse Gemeenten onomwonden vast dat de Nederlandse jeugdzorg zonder structuurwijzigingen op haar eigen failliet zou afstevenen.
voor het nieuwe stelsel. Van bureaucratisch en automatisch inzetten op de zwaarste vormen van zorg zal in de toekomst dus geen sprake meer zijn.
Gemeenten krijgen regie
Niet alleen scholen, maar ook buitenschoolse opvang, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen komen nu in beeld. Zij krijgen in de toekomst daadwerkelijk taken in het algemene hulp- en ondersteuningsaanbod voor onze jeugd. Luister eens naar deze anonieme ambtenaar uit de stadsregio Rotterdam, die de decentralisatie van jeugdzorg voorbereidt. ‘Ik wil het woord jeugdzorg niet meer horen, voortaan gaat het om hulp bieden aan jeugdigen en aan hun opvoeding. Het is geen zorg, het is hulp bieden. We moeten een omslag maken en de hele huidige jeugdzorgstructuur aan stukken scheuren.’
De VNG vond steun bij het kabinet Balkenende en de Tweede Kamer. Namens het kabinet Balkenende nam ex-minister Rouvoet van Jeugd en Gezin de aftrap, hij voerde het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in waar ouders terecht kunnen voor al hun opvoedvragen. In haar regeerakkoord nam het kabinet Rutte vervolgens op dat de jeugdzorg moet integreren tot één stelsel voor hulp aan jeugdigen en gezinnen. Alle taken zijn uiterlijk eind 2016 overgeheveld naar de gemeenten, die zo in staat worden gesteld om jeugdondersteuning te ‘verknopen’ met bijvoorbeeld onderwijs en welzijn. Zo moet een vanzelfsprekend en simpeler ondersteuningssysteem ontstaan, dat de juiste prikkels bevat om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Gemeenten hebben de regie bij het organiseren van een positief jeugdbeleid, gericht op het creëren van een omgeving waarin kinderen en jongeren zich optimaal kunnen ontwikkelen. Met het bieden van kansen voor de brede groep jeugd en specifieke aandacht en zorg voor risicogroepen. Gemeenten willen probleemgedrag bij jeugdigen actief aanpakken en liever nog voorkomen. Zo moet de toestroom tot de jeugdhulpverlening en de jeugdzorg worden ingedamd. De gemeenten zijn daartoe supergemotiveerd, omdat zij ook financieel verantwoordelijk worden gemaakt
Harde eisen
‘Doodkorte wil dat positief jeugdbeleid wordt verankerd in de haarvaten van de lokale gemeenschap.’
Om te vervolgen: ‘We denken nu na of we scholen en bijvoorbeeld kinderopvang kunnen verplichten mee te werken als vindplaats voor problemen bij jongeren. Voor scholen denken we aan een toegevoegde, externe jeugdverpleegkundige in de zorgstructuur van school die met de intern begeleider bespreekt waar school, kinderen en/of ouders tegenaan lopen. Een vooruitgeschoven functionaris, met als doel alle probleemgevallen tijdig bij elkaar te harken.’ Ook de bevlogen jeugdzorgadviseur Peter Paul Doodkorte van BMC, het grootste adviesbureau in ons land voor de gemeenten, pleit voor een radicale omslag in ons denken en doen. Hij heeft daartoe de brochure ‘Opvoeden versterken in de praktijk’ uitgebracht, samen met Peter Stam (lid van de commissie Zorg om Jeugd en directeur van Yorneo, aanbieder van jeugd- en opvoedhulp in Drenthe). Doodkorte en Stam willen alle vormen van jeugd- en opvoedhulp bij elkaar brengen op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, om zo integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand te brengen. Denk niet dat dit slechts een theoretische exercitie is, BMC-adviseurs werken in de praktijk van alledag. Zo begeleidt Doodkorte momenteel een project met alle twaalf Drentse gemeenten waarbij provincie en lokaal bestuur op basis van ‘co-ouderschap’ vorm en tempo geven aan de transformatie van de jeugdzorg. Doodkorte wil dat positief jeugdbeleid wordt verankerd in de haarvaten van de lokale gemeenschap, waartoe we ook bso’s, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moeten rekenen. De gemeente mag daartoe harde eisen stellen aan elke partij die met kinderen werkt, bijvoorbeeld in prestatie- of subsidieaf-
#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(t DECEMBER 2011
11
Positief opgroeien kinderopvang en peuterspeelzaal Ketensamenwerking Positief Opgroeien
Signalering, hulpverlening en casemanagement
Ondersteuning en hulpverlening (verzekerde zorg, waaronder psychiatrie)
Gespecialiseerde ondersteuning
Positief Opgroeien in en om het kindercentrum
Generalistisch aanbod CJG-partners
Specialistisch aanbod Positief Opgroeien
Embedded psychiatrie
niveau 1 Universele preventie: pedagogisch klimaat in de groep, op het plein, in de speelruimtes, etc.
Universele preventie Jeugd en Gezinswerken (JGZ) Ontmoeting ouders en kinderen op het consultatiebureau. Check op ontwikkeling van het kind en veiligheid gezinssituatie (bevolkingsbreed) Gerichte voorlichting aan specifieke groepen opvoeders.
Opleidingsbeleid van het kindercentrum (kennis van contactprincipes, etc.)
JGZ - EKD - Onderzoek SEJN-partner - Resultaatgericht meten
Consultatiebureaufuncties
Niveau 2 Selectieve preventie Volgen van trainingen voor het signaleren van onveilige situatie (aanbod CJG) Bespreken vermoedens van onveiligheid met CJG (jeugd en gezinswerker)
Selectieve preventie Jeugd en Gezinswerken (JGZ) Ontmoeting ouders en kinderen op het consultatiebureau. Check op ontwikkeling van het kind en veiligheid gezinssituatie Gerichte voorlichting aan specifieke groepen opvoeders. Consultatiebureaufuncties
Niveau 3 Lichte opvoedhulp Participatie in bespreking kind- en oudergesprek
Lichte opvoedhulp Jeugd en Gezinswerker Adviesgesprekken met individuele ouders.
Gelegenheid tot training on the job van leidsters in groepen met kinderen die speciale aandacht behoeven
Korte oudertraining (maximaal vijf keer) of gezinsinterventie
Niveau 4
Niveau 5
Oplossingsgerichte interventies Eventueel gecombineerd met Samen Starten (veiligheid)
Casemanagement Jeugd en Gezinswerker Casemanagement van jongste kinderen wordt uitgevoerd door een jeugd en gezinswerker van het consultatie bureau. Deze voert vanuit de inhoud de regie over de verschillende interventies rond de kinderen en het gezin en kan via de arts van het consultatiebureau gemakkelijk switchen tussen aanbod uit psychiatrie
Pedagogisch Kennisnetwerk
Selectieve preventie Vroeg erbij (Alert4You) Groepsobservatie binnen de kindercentra door gespecialiseerde leidsters. Consultatief ondersteund door specialisten (Kinder en Jeugdpsychiater, kinderarts, logopedist, therapeuten, etc.) Consultatiefunctie binnen kindercentra en internethulp.
Lichte opvoedhulp Vroeg Erbij (Alert4You) Individuele observatie van kinderen die opvallen en advisering. Onderbouwde signaalfunctie naar CJG (JGZ). Indien nodig uitbreiding onderzoek in overleg met jeugd en gezinswerker. Consultatiefunctie binnen kindercentra en internethulp Intensieve opvoedhulp In het kindercentrum: specialist op de groep (tot vijf maal consultaief ‘meedraaien’) Met ouders: gezinstraining Positief Opgroeien (bijv. Triple P niveau 4) Specialistische opvoedhulp In het kindercentrum: specialist op de groep (consultatief meedraaien op de groep
nvt
‘Erbij halen’ Indicatie na consultatie en bespreking met casemanagement JGZ (arts consultatiebureau) Aanvullende specifieke therapievormen (zoals speltherapie, psychomotorische therapie, logopedie, hechtingsproblemen, etc.
Specialist Positief Opgroeien - Intervisie (PLG’s) - Opleiding - Vraagbaak - Internethulp
12 |#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(tDECEMBER 2011
spraken. ‘Om het transformatieproces van de jeugdzorg te laten slagen moeten we af van alle vrijblijvendheid’, stelt Doodkorte vast.
De ‘wijkmoeke’ komt in beeld Stam en Doodkorte hebben in hun brochure de opvoedhulp voor ouders en kinderen in zeven niveaus verdeeld, van licht tot (zeer) zwaar. De eerste drie niveaus dichten ook aan kindercentra
een belangrijke rol toe (zie kader). Zij sluiten aan bij de aanpak en visie van Alert4You, een initiatief van het Kinderopvangfonds. In Alert4You werken kinderopvang en opvoedexperts samen in drie pilots, daarnaast worden best practices in de kinderopvang in kaart gebracht. Alert4You moet worden geïntegreerd in de reguliere kinderopvang, vinden Doodkorte en Stam. Tegelijkertijd willen zij een verbinding maken tussen kinderopvang en laagdrempelige opvoe-
Stand van zaken decentralisatie jeugdzorg Na vernietigende kritiek in de Tweede Kamer op hun jeugdzorgbrief van eind september 2011 hebben de staatssecretarissen Veldhuijzen van Zanten (VWS) en Teeven (Veiligheid en Justitie) op 8 november een betere brief naar het parlement gestuurd. Vooral oppositiepartijen maakten van de eerste brief gehakt. Die herhaalde slechts de stand van zaken van vorig jaar, waarop de oppositie de staatssecretarissen gebrek aan snelheid verweet bij de decentralisatie van alle jeugdzorg naar de gemeenten. De bewindslieden kregen de opdracht binnen een maand in een tweede brief met een duidelijk overgangsplan voor de gemeenten te komen. In hun tweede brief verklaren Veldhuijzen van Zanten en Teeven pas eind 2011 duidelijkheid te kunnen geven over de transitie van jeugdzorg. Wel geven zij nu duidelijker aan waar het met de jeugdzorg naartoe moet. Zo wordt elke gemeente ver-
plicht een herkenbare laagdrempelige plek te creëren waar ouders en opvoeders terecht kunnen voor advies en hulp. Gemeenten bepalen zelf hoe zij deze voorziening willen vormgeven. Belangrijke veranderingen zijn dat het huidige wettelijke recht op jeugdzorg vervalt en nieuwe kaders krijgt, de bureaus jeugdzorg hun wettelijke taken tot de toegang van zorg kwijtraken en ook de meldpunten kindermishandeling (AMK’s) onder verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen.
Teeven: gemeenten niet klaar Gemeenten krijgen dus alle ruimte om een gevarieerd zorgaanbod te bedenken, met maatwerk voor kinderen en ouders. Belangrijke teleurstelling in de tweede brief is de weigering van het kabinet om te kiezen voor decentralisatie in één klap. Zowel gemeenten als de jeugdzorg willen de overgang het liefst
ongefaseerd, waarbij alle vormen van jeugdzorg tegelijkertijd naar de gemeenten overgaan. Dat geeft speelruimte om een echt eigen lokaal aanbod te maken, zonder ieder jaar weer een reorganisatie. Maar het kabinet wil eerst de voors en tegens in kaart brengen en komt pas tegen januari 2012 met een transitiebrief. Vooral staatssecretaris Teeven acht de gemeenten nog niet klaar voor zware justitiële vormen van jeugdzorg. En de jeugd-ggz is huiverig voor de toekomst van soms zeer specialistische vormen van hulpverlening voor jeugdigen met een zeer complexe problematiek. Die kunnen speelbal worden van gemeentelijke willekeur. Als troost opperen de staatssecretarissen het idee om ‘voorlopergemeenten’ ruimte te geven zo snel mogelijk te starten met integrale jeugdzorg. Dus gemeenten die er klaar voor zijn, mogen moeilijke specialisaties eerder uitvoeren dan eind 2016.
#&-&*%#&45663."/"(&.&/51&%"(0(*&,*/%&,*/%&3017"/(tDECEMBER 2011 | 13
dingsondersteuning in wijken en buurten. ‘We moeten opvoedondersteuning en lokale jeugdzorg daarom voorzien van een voor ouders en professionals bekend gezicht’, vertelt Doodkorte. Hij wil af van de CJG’s in een apart, fysiek gebouw waar ouders naartoe moeten voor opvoedingsvragen. CJG-medewerkers moeten vooral de wijk in en een herkenbaar aanspreekpunt worden voor zowel ouders als beroepskrachten. Wellicht door aparte, felgekleurde CJG-hesjes te dragen? Nee, lacht Doodkorte. ‘We moeten ondersteuning verbinden aan het primaire leefmilieu, zoals school, kinderopvang en sportclubs. Vergelijk het met de aanpak van de ooit wegbezuinigde opbouwwerker in de buurt of de eveneens verdwenen wijkverpleegkundige. Het moet om een gekend iemand in de wijk gaan, om het vooral gewoon te maken en laagdrempelig te houden. Deze “wijkmoeke” moet, in samenspraak met ouders en beroepskracht in de kinderopvang, aanschuiven als ouders tegen een opvoedprobleem aanlopen. Ouders hoeven dan niet eerst een indicatie te halen en een traject door te lopen. Niet doorschuiven, maar aanschuiven!’ ‘Niet alle ouders hoeven deze wijkhelper te kennen, maar pedagogisch medewerkers, peuterspeelzaalleidsters, juffen en meesters wel. Uiteindelijk moeten we naar een situatie waarin bijvoorbeeld een onderwijzer niet meer zegt “Jantje is te druk in de klas, hij moet weg” maar “Jantje is druk in de klas, laten we de wijkmoeke vragen wat we voor Jantje en z’n ouders kunnen doen zodat hij in de klas kan blijven”. Beroepskrachten, ook in de kinderopvang, krijgen dus een belangrijke signaalfunctie. Zij zien op een bepaald moment wel dat een kind altijd onverzorgd is, overdag in slaap valt vanwege slaaptekort of altijd loopt te snoepen omdat er thuis niet ontbeten wordt.’ Toch is het niet fijn voor ouders als er opeens een jeugdwijkagent voor de deur staat… Doodkorte: ‘De grootste uitdaging is dat beroepskrachten léren ouders aan te spreken op problemen. Nu worden beroepskrachten nog opgeleid en werken zij met het idee van “Hier ben ik niet voor, u kunt bij instantie X terecht.” Daar moeten we van af. Natuurlijk is het moeilijk om persoonlijke zaken bespreekbaar te maken. Maar ouders worden liever recht-
het kind een bepaald ontwikkelingsniveau heeft. Scholen waarderen dat zeer, je ziet nu al dat scholen nieuwe ouders soms eerst vragen naar welk kindercentrum hun kind is geweest.’
streeks aangesproken dan dat er achter hun rug om hulp wordt ingeschakeld. Beroepskrachten doen het dus samen met de ouders!’ Kunnen we rekenen op groot enthousiasme bij de gemeenten voor deze laagdrempelige aanpak? Doodkorte: ‘Ja. Want jeugdzorg blijkt 30 procent goedkoper te zijn als je problemen samen met ouders en kinderen oplost. Daarnaast krijgen gemeenten binnenkort de wettelijke verplichting om een helder en efficiënt jeugdzorgstelsel neer te zetten. Gemeenten zullen dan zeker een beroep doen op zowel de verantwoordelijkheid van ouders als van professionals. Kinderopvang en scholen moeten beseffen dat zij geen vindplaatsen zijn voor probleemkinderen, zij zijn werkplaatsen. Waar gemeenten kwaliteitseisen aan kunnen stellen, bijvoorbeeld via GGD-protocollen of in subsidievoorwaarden.’ ‘Een gemeente kan bijvoorbeeld eisen dat medewerkers bepaalde opleidingen hebben gevolgd en op herhalingscursus gaan. Of ze laten de kinderopvang beloven dat aan het eind van de opvangperiode automatische doorstroming naar het onderwijs goed is geregeld en
‘Kinderopvang wordt betaald uit belastinggeld. Dat is geld van de burger, van jou en van mij.’
Nu heeft de kinderopvang te maken met marktwerking. Een deel van de kinderopvangondernemers afficheert zich graag als commercieel bedrijf. Ik hoor deze ondernemers al piepen als een leidster een halve ochtend met ouders en “wijkmoeke” aan tafel moet. Dan moeten ze een extra kracht op de groep zetten! Doodkorte: ‘Kinderopvang wordt betaald uit belastinggeld. Dat is geld van de burger, van jou en van mij. Ik kan me voorstellen dat burgers boos worden als ze merken dat in hun wijk een kindercentrum niet aan preventief en opvoedkundig jeugdbeleid doet. Want zowel burger als gemeente weten dat in een te laat stadium dan dure vormen van gespecialiseerde jeugdzorg nodig zijn om ouders en kinderen met problemen wel te helpen. Kindercentra moeten hun verantwoordelijkheid oppakken. En dan helpt het inderdaad niet als een moeder van dertig moet spreken over haar opvoedproblemen met een jong meisje dat net van school komt. Goede kinderopvang biedt toegevoegde waarde, anders kunnen we beter spreken over betaalde oppas. Met mijn oppas spreek ik ook niet over privé-problemen.’ ‘En voor wat hoort wat. Als commerciële kinderopvang recht wil hebben op een bijdrage van de overheid moet ze meer bieden dan alleen een opvangbasispakket. En ook geen hogere prijs berekenen vanuit winstoogmerk. Waarom zou de overheid moeten bijdragen aan de winst van commerciële ondernemingen? Het is toch zot dat van jouw en mijn belastingcenten ouders een financieel voordeel krijgen, waar een kinderopvangorganisatie vervolgens forse winsten mee behaalt. Dat is toch raar?’ ‘Van denken naar doen, opvoeden versterken in de praktijk’ door | P.M Stam en P.P.J. Doodkorte | 2011 | BMC advies & management | ISBN: 97 8908 179 90 03. De link naar deze gratis brochure vindt u op W: bbmp.nl/service. Uw wachtwoord is 20bbmp12 Kijk ook op: W: bmc.nl/jeugdzorg, W: alert4u.nl en W: yorneo.nl M E E R L E Z E N : W W W. B B M P. N L