RVB08-0102
Bergen op Zoom
Voorlegger Raadsvoorstel
Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Contactpersoon Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon Programmanummer en naam
: Jaarverslag 2007 welstandsmonumentencommissie : RVB08-0102 Sector/ : SROB, Bedrijvigheid, Toerisme : 17 juni 2008 Afdeling en Vergunningen, Vergunningen & Handhaving Anne-Marie Vrijenhoek
[email protected] 0164-277657 11 - Ruimtelijke Ontwikkeling
Voorstel: 1. 2.
Kennis te nemen van het jaarverslag 2007 van de welstandmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom. De Nota algemene uitgangspunten planbeoordeling monumenten vast te stellen.
Type voorstel: • • E]
Kaderstellend Controlerend Rest
Zijn in het voorstel een of meer van de volgende aspecten van toepassing? Ja
Nee
Zijn doelen en/of effecten beschreven
K7i
r—I
Financiele consequenties
r—i
KA
Inspraakverordening van toepassing
rn
r\7i
Communicatieparagraaf: Het jaarverslag is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de voorzitter en leden van de welstandsmonumentencommissie en de beide ambtelijk secretarissen. Daarnaast is een beperkt aantal burgers en architecten gevraagd een persoonlijke bijdrage te leveren naar aanleiding van hun ervaringen met de welstandsmonumentencommissie in 2007. Samenvatting: In het jaarverslag 2007 doet de welstandsmonumentencommissie verslag van haar werkzaamheden in 2007. Naast een aantal feiten en cijfers worden ook enkele bijzonder plannen belicht. Voor het eerst is in het verslag ook een aantal bijdragen opgenomen van burgers en architecten die in 2007 een of meer bouwplannen aan de welstandscommissie ter beoordeling hebben voorgelegd. Door het betrekken van burgers en bedrijven bij de
RVB08-0102
Bergen op Zoom
Raadsvoorstel
totstandkoming wil de welstandscommissie een bijdrage leveren aan een verdere transparantie van haar werkzaamheden. Bijlagen: Bijlagenr. | Omschrijving Jaarverslag 2007 1 Nota algemene uitgangspunten planbeoordeling monumenten
Bijgevoegd/Ter inzage Zal worden nagezonden Bijgevoegd
RVB08-0102
Bergen op Zoom
Raadsvoorstel
Datum raadsvergadering
: 25 September 2008
Nummer
: RVB08-0102
Onderwerp
: Jaarverslag 2007 welstandmonumentencommissie
Aan de gemeenteraad, Voorstel 1. 2.
Kennis te nemen van het jaarverslag 2007 van de welstandmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom. De Nota algemene uitgangspunten planbeoordeling monumenten vast te stellen.
Inleiding Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 12c van de Woningwet leggen wij u jaarlijks een verslag voor over de werkzaamheden van de welstandsmonumentencommissie. Beoogd maatschappelijk effect/doelstelling Het jaarverslag beoogt primair u informatie te verschaffen maar kan daarnaast een rol spelen in het transparant maken van de werkzaamheden van de welstandmonumentencommissie richting burgers en bedrijven in Bergen op Zoom en eventueel daarbuiten. Het verslag heeft dus ook deels een promotionele functie. Uitwerking voorstel Dit jaar is gekozen voor een jaarverslag in de vorm van een bouwtekening, een concept dat we 9 jaar geleden voor het eerst hebben beproefd. Het leek ons een zodanig heldere en plezierige wijze van presentatie dat we dit voor herhaling vatbaar vinden. In het jaarverslag zijn naast de verplichte weergave van feiten en cijfers voor het eerst ook een paar readies 'uit de samenleving' opgenomen. Aan het woord komen een paar particuliere indieners van een bouwplan dat in 2007 door de commissie is behandeld. Daarnaast treft u ook een bijdrage aan van een architect van buiten Bergen op Zoom, die in 2007 diverse malen een bouwplan heeft gepresenteerd en in zijn bijdrage kort melding doet van zijn ervaringen met de commissie. Zowel wij als de commissie willen in de toekomst in het kader van een steeds verdergaande transparantie indieners van bouwplannen nog meer met het fenomeen welstand proberen te betrekken. Het betrekken van burgers en architecten bij het jaarverslag is daar mede een uiting van. Wij wensen u veel leesplezier.
RVB08-0102
Bergen op Zoom
Welstand transparant De commissie streeft er naar om zo veel als mogelijk openheid en transparantie te betrachten over zijn werkzaamheden. Dat betekent dat aanvragers ook altijd in de gelegenheid worden gesteld hun plannen persoonlijk toe te lichten. Niet iedereen heeft daar overigens behoefte aan. Aanvragers die daar wel gebruik van maken zijn veelal verrast over de informele en open wijze van bespreken van hun plannen. Dat de commissie daarbij tijdens de vergadering ook gebruik maakt van moderne technische hulpmiddelen zoals het GIS, waarbij aanvragers hun eigen woning en de omgeving vanuit diverse hoeken uitgebreid geprojecteerd kunnen zien via een beamer, komt de gedachtewisseling ten goede omdat aanvragers letterlijk kunnen zien dat de commissie niet louter afgaat op een tekening. Burgers vinden het vaak ook leuk om hun eigen woning daar geprojecteerd te zien. Daamaast maakt de commissie enkele malen per jaar een kleine tour door de gemeente zodat het beeld daarover actueel blijft. Aanvragers stellen het zeer op prijs dat de leden van de commissie blijk geven van het feit dat men de betreffende omgeving ook echt kent. Bij meer complexe plannen, of een gevoelde behoefte aan meer inzicht, gaat de commissie zich ook tussentijds ter plaatse vergewissen van de situatie. In enkele gevallen is het afgelopen jaar de bouwlocatie ook bezocht samen met de planindiener. Onderdeel van transparant werken is het bieden van duidelijkheid en inzicht in de kaders die worden gehanteerd tijdens een planbeoordeling. De door u in 2006 vastgestelde welstandsnota is daar een goed voorbeeld van. Die nota, of onderdelen daarvan, worden ook regelmatig opgevraagd. Bijna alle gemeenten in Nederiand, waaronder ook Bergen op Zoom, hebben de afgelopen jaren welstandsbeleid vastgesteld, waarin het beoordelingskader van de welstandcommissies voor nieuwbouw en verbouw voor de burgers zo helder en gedetailleerd mogelijk is beschreven. De manier waarop de commissies een bouwaanvraag beoordelen is daardoor transparant en controleerbaar gemaakt. Ten behoeve van de planbeoordeling van monumenten is er behoefte om de kaders nog beter inzichtelijk te maken. De Nota uitgangspunten planbeoordeling monumenten voorziet hierin, zodat ook degene die een monument wenst te verbouwen over meer duidelijkheid ten aanzien van toetsingscriteria kan beschikken. Daarom willen wij de aanbieding van het jaarverslag aangrijpen om u de Nota algemene uitgangspunten planbeoordeling monumenten ter vaststelling aan te bieden. Die nota maakt dan vervolgens onderdeel uit van de welstandsnota 2006. In die nota wordt in de inleiding kort ingegaan op het maatschappelijk belang van monumentenzorg. Meer in het bijzonder wordt vervolgens ingegaan op een aantal aspectenrandomhet monument dat meeweegt bij de beoordeling door de wmc bij monumentenaanvragen, te weten: het karakter en de structuur van de omgeving waarin het monument zich bevindt. Waar staat het monument? de eigen "vonm-logica" van het gebouwde monument. Waarom en hoe is een gebouw in zijn vorm ooit ontstaan? behoud gaat voor vemieuwen, met andere woorden: goed onderhoud is de beste waarborg voor het behouden van een monument; de bouwgeschiedenis van het monument. Die geschiedenis dient zichtbaar te blijven; bij voorkeur geen reconstructie. Dit aspect hangt samen met het criterium 'behoud gaat voor vernieuwen';
RVB08-0102
Bergen op Zoom
het bouwmateriaal. Hierbij speelt onder andere het vraagstuk van de toepassing van moderne versus traditionele bouwmaterialen; bouwconstructie en details. Een eigenaar van een monument dient er zich van bewust te zijn dat vanwege de basisstructuur in een gebouw nu eenmaal niet alles kan in een monument. Administratievelastenverlichting In het kader van een verdere lastenveiiichting voor burgers en bedrijven is al eerder door u een mandaat verstrekt om bepaalde categorieen van bouwplannen buiten het gebied van het beschermd stadgezicht door de secretaris van de commissie af te laten handelen. De ervaringen hiermee zijn zonder meerpositief te noemen. In de proceduretijd voor de verlening van de bouwvergunning levert deze werkwijze gemiddeld twee weken tijdwinst op, hetgeen uiteraard een positieve ontwikkeling is richting vergunningaanvragers. Ook de voorzitter en de leden van de commissie ervaren een groot voordeel van deze werkwijze omdat de commissie meer aandacht kan geven aan meer ingewikkelde plannen of plannen met een grotere impact op de omgeving. Gelet op de goede ervaringen hiermee zullen wij u binnenkort voorstellen om die bevoegdheid ook toe te kennen voor naderte omschrijven categorieen van bouwplannen binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht. Dat vergt echter een wijziging c.q. aanpassing van de gemeentelijke bouwverordening. Wij willen u dat op een later tijdstip ter besluitvorming voorleggen, te weten bij de eerstvolgende herziening van de bouwverordening. Los van het bovenstaande hebben wij in de huidige versie van de welstandsnota wel een aantal kleine aanpassingen gedaan. Dat betreft echter slechts het herstellen van enkele taalkundige en grammaticale onvolkomenheden die toch nog in de versie van de in december 2006 door u vastgestelde welstandsnota waren geslopen, het actualiseren van de bijlagen (aanvullen straatnamenregister) en het aanvullen van de tekst naar aanleiding van uw besluit (SROB/07/028) inzake het welstandsvrij verklaren van enkele woongebiedjes. Welstandsvrij bouwen In december 2006 heeft u, bij de algehele herziening van de welstandsnota, besloten om het industrieterrein Noordland/Theodorushaven welstandsvrij te verklaren. Dat levert voor de betreffende bedrijven in ieder geval een tijdwinst op in proceduretijd. Uit het periodieke overleg dat wij hebben met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in Bergen op Zoom blijkt dat dit soort initiatieven tot lastenverlichting op prijs gesteld wordt. Uit oogpunt van welstand kan opgemerkt worden dat er, na ruim 1,5 jaar welstandsvrij bouwen op het industrieterrein, geen sprake is geweest van onaanvaardbare situaties. Ook het bedrijfsleven hecht immers aan een goede uitstraling van haar gebouwen en terreinen. In april 2007 heeft u besloten om twee woongebiedjes, Bloemendaal te Lepelstraat en de locatie ten behoeve van de watervilla's op de Bergse Plaat, eveneens welstandsvrij te verklaren. Tot op heden zijn daar nog geen woningen in ontwikkeling genomen zodat wij u daarover nog geen ervaringen kunnen melden. Uit de regelmatige contacten die de secretaris van de commissie heeft met planindieners blijkt overigens dat met name particuliere bouwers, evenals de omwonenden, zeer genuanceerd blijven denken over het vraagstuk welstandsvrij bouwen. Over het algemeen blijken burgers het toch op prijs te stellen dat er een vorm van
RVB08-0102
Bergen op Zoom
Raadsvoorstel
welstandstoezicht is (en blijft). Saillant in dit verband is dat in de gemeente Boekel, een van de twee welstandsvrije gemeenten in Nederland, een burgerinitiatief op gang is gekomen om 'welstand' terug te krijgen. Op dit moment vinden wij het dan ook te vroeg om aan u eventuele voorstellen aan te bieden om het welstandsvrij bouwen (woongebieden) uit te breiden. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, {et^s,
JFs. A. Haasnoot.
De bu^emeester,
RVB08-0102
Gemeente jn Bergen op Zoom
De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 17 juni 2008, nr. RVB08-0102;
gelet op de Woningwet;
BESLUIT: 1. 2.
Kennis te nemen van het jaarverslag 2007 van de welstandmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom. De Nota algemene uitgangspunten planbeoordeling monumenten vast te stellen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
De griffier,
F.P. de Vos
De voorzitter,
Nota Algemene Uitgangspunten Planbeoordeling Monumenten Februari 2008
Monumentencommissie februari 2008
Inhoudsopgave
Voorwoord
pag. 3
Inleiding
pag. 3
1.
Monumentenzorg is een maatschappelijk belang
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Monumenten leven en veranderen De schaainiveau's: omgeving, gebouw, constructie en detailiering Karakter en structuur van de omgeving De eigen 'vorm'logica van het gebouw Behoud gaat voor vernieuwing De bouwgeschiedenis moet zichtbaar blijven Reconstructie: liever niet Het bouwmateriaal is essentieel Bouwconstructie en details
Bijlage
pag. 4 pag. 5
pag. 6 pag. 7
pag. 8
Voorwoord Bijna alle gemeenten in Nederland hebben de afgelopen jaren welstandsbeleid vastgesteld, waarin het beoordelingskader van welstandscommissies voor nieuwbouw en verbouw zo gedetailleerd mogelijk is beschreven. De manier waarop die commissies een bouwaanvraag beoordelen is daardoor transparant en controleerbaar gemaakt. Voor monumentencommissies, die de bouwaanvragen voor ingrepen in monumenten beoordelen, bestond zo'n beoordelingskader nog niet. In onze tijd vinden vaak grate ingrepen in monumenten plaats omdat gebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen. Bij herbestemming en functiewijziging van dergelijke monumenten worden vaak de grenzen opgezocht tussen gewenst behoud en soms noodzakelijke ontwikkeling. Bovendien zijn veelal aan mode onderhevige "luxe" ingrepen wel eens strijdig met de monumentale waarde van een gebouw. In dat spanningsveld vindt de beoordeling van bouwplannen en de advisering door de monumentencommissie plaats. Deze nota beoogt daaraan een bijdrage te leveren. Er zijn meerdere initiatieven in Nederland die een nieuwe aanpak van cultureel erfgoed voorstaan. Deze nota wil niet alleen een leemte te vullen, maar ook naar de toekomst kijken. Nieuwe ontwikkelingen liggen op het gebied van de culturele planologie, de procesbenadering van de interactie tussen de diverse vakgebieden die met het erfgoed te maken hebben. De strategische uitgangspunten van de RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten v/h de RDMZ/ROB) zijn daar een actueel bewijs van. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed en het rijk beperkt zich kemtaken. Deze dynamische omgeving nodigt uit tot nieuw denken en daar spelen veel organisaties op in. Inleiding De monumentencommissie geeft in deze nota een aanzet om een eigen beoordelingskader en eigen beoordelingscriteria te beschrijven. Hoe wordt naar monumenten en hun omgeving gekeken? Wat kan een indiener van een bouwaanvraag voor een monument verwachten, waar zouden de initiatiefnemer en de ontwerper van ingrepen in monumenten rekening mee moeten houden? Deze informatie is van belang voor opdrachtgevers/eigenaars, architecten, aannemers, historische verenigingen, gemeentebesturen, commissieleden, adviseurs, kortom voor iedereen die op enigerlei wijze betrokken is bij monumenten en het restaureren en verbouwen daarvan. De uitkomst van een planbeoordeling is vooraf nooit exact te voorspellen, criteria zijn niet voor eens en voor altijd spijkerhard en objectief vast te stellen, er zal altijd een zekere marge zijn voor interpretaties en nuanceringen, in de loop van de tijd kunnen opvattingen over de gewenste principes bij ingrepen in monumenten anders worden beoordeeld , technische voorschriften, inzichten en mogelijkheden zijn aan verandering onderhevig. Monumentenbehoud is immers een maatschappelijk belang en kan dus niet geisoleerd worden van maatschappelij veranderingen. Ook moet worden opgemerkt dat de aard van de monumenten kan verschillen: een statisch object zoals een grenspaal of een mine; een zeer dynamisch object zoals een molen of een gemaal; een monument met een uitzonderlijke architectuur, zoals het Markiezenhof, of een monument waar een functieverwisseling plaatsvindt, bijvoorbeeld een boerderij die een woonbestemming krijgt. Juist omdat "monumentenzorg" tegelijkertijd een belangwekkende maatschappelijke opgave is waaraan hoge eisen mogen worden gesteld, zou over de principes en de doelstellingen van de beoordeling van bouwplannen door de vergunningverlenende instanties voortdurend een openhartig en genuanceerd gesprek moeten kunnen plaatsvinden. Daarvoorzijn heldere en professioneel geformuleerde aandachtspunten en voorbeelden nodig en moet erook gedacht worden aan educatie. Het doel van deze nota is om positieve uitkomsten van planadvisering monumenten te bevorderen. Een helder beoordelingskader verhoogt immers de controleerbaarheid van ieders activiteiten, o.a. de discussies en adviezen van de monumentencommissie. Kortom, deze nota maakt het werk van de monumentencommissie inzichtelijker en transparanter. Deze nota belicht 10 aspecten die de grondslag vormen voor het commissiewerk.
1.
Monumentenzorg is een maatschappelijk belang.
Er zijn in ons land gebouwen, objecten en gebieden die vanwege hun karakter en uiterlijke verschijningsvorm een bijzondere culturele betekenis hebben voor de hele Nederlandse samenleving en waaraan de overheid dan ook een speciale status toekent: die van beschermd monument. Het gaat dan om objecten, landschappen en structuren die van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Naast het rijk kunnen ook provinciate en gemeentelijke overheden panden, complexen stedenbouwkundige structuren, weg- en waterwerken of landschapsstructuren, die een uitdrukking zijn van een specifiek regionale of plaatselijke identiteit, aanwijzen als beschermd monument. Wonen en werken in een monument is een voorrecht, het is vaak verassend en bijzonder. Inmiddels vormen monumenten ook in toenemende mate een economisch belang. In de Monumentenwet van 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening zijn de spelregels vastgelegd die gelden voor het omgaan met beschermde monumenten. Voor de eigenaar van een monument betekent dit alles dat hij volgens de strikte letter van de wet vrijwel niets aan het betreffende monument mag veranderen zonder de daarvoor vereiste monumentenvergunning, naast de gewone bouwvergunning. In een beschermd stads- of dorpsgezicht mag geen enkel bouwwerk, zonder de daarvoor vereiste vergunning, geheel of gedeeltelijk afgebroken worden. De reden van deze maatregelen moge duidelijk zijn: het maatschappelijk belang van het behoud van een beschermd monument voor toekomstige generaties reikt verder dan alleen het persoonlijke belang van de huidige eigenaar. Uiteindelijk is iedere eigenaar maar tijdelijk eigenaar! Tegenover de extra plichten van monumenteneigenaren staan echter ook rechten, bijvoorbeeld in de vorm van subsidiebijdragen, goedkope financieringen en belastingaftrekmogelijkheden. De beoordeling van bouwaanvragen voor veranderingen aan beschermde monumenten is een zaak voor deskundigen. De Monumentencommissie adviseert de gemeenten over de bouwaanvragen voor eventuele wijziging van monumenten. Daamaast adviseert de Monumentencommissie op een veel brederterrein van cultuurhistorie. De commissie is als adviesorgaan aangewezen door de gemeente en functioneert binnen de kaders van de Monumentenwet, het monumentenbeleid, de gemeentelijke monumentenverordening en het reglement van orde. Bij plannen voor rijksmonumenten kan ook de RACM een advies uitbrengen. De wijziging van de adviesplicht in een adviesbevoegdheid( m.u.v. sloop, reconstructie en herbestemming) brengt in deze een gewijzigd beleid met zich mee. Monumentenvergunningen worden verleend door het college van burgemeester en wethouders. Ook over de subsidies/leningen hebben gemeente en/of rijk zeggenschap (maar deze gelden kunnen ook door andere partijen ter beschikking worden gesteld). 2.
Monumenten leven en veranderen.
Een gebouw moet kunnen worden gebruikt, niet alleen om in goede conditie te blijven, maar ook om een vitale rol in de samenleving te spelen. Voor een monument dat zijn functie heeft verloren kan vaak een passende nieuwe functie worden gevonden. Zo kan een pakhuis veranderen in een appartementencomplex, een boerderij in een woonhuis en een kerkgebouw in een muziekcentrum. Dit alles met in principe het behoud van de aanwezige waarden. Sinds de opkomst van de monumentenzorg als overheidstaak, aan het eind van de negentiende eeuw, zijn de inzichten inzake de omgang met monumenten telkens een beetje verschoven. In de begintijd van de monumentenzorg stond het restaureren van voornamelijk grote gebouwen, zoals kerken, kastelen en raadhuizen, centraal. Bij die restauraties werd meestal teruggegrepen op een bepaalde bouwstijl of-periode en op het veronderstelde oorspronkelijke ontwerp. Deze aanpak leidde tot ingrijpende transformaties van overgeleverde bouwwerken, en feitelijk vaak tot grotendeels gereconstrueerde "historische" objecten. Met name de architect Pierre Cuypers (1827-1921) staat bekend als vertegenwoordigervan deze opvatting , die heeft bestaan tot ver in de zestigen jaren van de vorige eeuw. Vroeg in de twintigste eeuw groeide de kritiek op deze behandeling van monumenten. De belangstelling nam toe voor de verschillende opeenvolgende stijlperioden die soms in een gebouw zichtbaar zijn, en voor de specifieke bouw- en gebruikgeschiedenis, die het monument soms laat zien. Ook ontstond -naast de waardering van de uiterlijke verschijningsvorm- steeds meer aandacht voor de constructie van monumenten en voor het authentieke bouwmateriaal, een van de dragers van de geschiedenis van het monument.
Het uitgangspunt van de huidige restauratieopvatting is samen te vatten onder de woorden "behoud gaat voor vernieuwing". Dit is een richtinggevend principe bij de beoordeling van voorgenomen wijzigingen in monumenten. Bij het aanpassen van het monument aan zijn nieuwe functie wordt veelal gelet op reversibele (omkeerbare) ingrepen: kan de gewenste aanpassing weer verwijderd worden zonder at teveel schade aan het oorspronketijke materiaal? En in geval van technische innovatie zal bij planbeoordeling ook meer acht worden geslagen op de eventuele gevolgen daarvan voor het historische materiaal. In de toekomst zal bij de subsidievertening door de rijksoverheid ook steeds meer het accent op het planmatig onderhoud van monumenten worden gelegd. Desondanks blijft restauratie nodig. 3.
De schaalniveaus: omgeving, gebouw, constructie en detaillering.
Bij de beoordeling van aanvragen voor een vergunning voor ingrepen in monumenten let de commissie op de zorgvuldigheid van de ingreep op drie niveaus: • de inpassing van een object of structuur* in de landschappelijke of stedenbouwkundige omgeving, • het ontwerp, de structuur" en de historische karakteristieken van het bestaande gebouw, • de toepassingen van materialen en bouwconstructies en de uitwerking in details*" Wat heeft de commissie nodig voor een goede beoordeling van de kwaliteiten van een bouwplan? De aanvrager van de monumentenvergunning en de gemeentelijke ambtenaar monumentenzorg dienen goed gedetailleerde en volledige informatie aan te leveren overde plek, en de detaillering. In de stellingen op de volgende pagina's wordt dit verder uitgewerkt. 4.
Karakter en structuur van de omgeving.
Waar staat het monument? In de vlakke polder, in een historische binnenstad of aan de haven? De situering van een gebouw, de grondsoort van de ondergrond, de opbouw van het landschap eromheen: het zijn allemaal factoren die het gebouw inbedden in zijn specifieke historische context. De landschapsstructuur heeft invloed gehad op de manier waarop gebouwen van oudsherzijn gesitueerd. leder gebouw ligt in een omgeving met een specifieke cultuurhistorische ontwikkelingsgeschiedenis. Voor de beoordeling van een bouwaanvraag let de commissie op de wijze waarop rekening is gehouden met de "logica" van de omgeving. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het openhouden van doorzichten naar de achtergelegen weilanden, de plaats van nieuwe bijgebouwen op de kavel of de materiaal- en kleurkeuze van een nieuw hekwerk. 5.
De eigen "vorm"logica van het gebouw.
De vormgeving van monumenten kent vaak een eigen specifieke logica. Meestal is de structuur van een gebouw te herleiden tot het oorspronkelijk gebruik of tot de bouwmogelijkheden in een bepaalde tijd. Zo heeft een traditioneel stadswoonhuis "in de rij" de voorgevel aan de straatzijde, met een voordeur en vaak grote vensters. De voorgevel is de belangrijkste gevel en daar werd dan ook vanouds veel aandacht en geld aan besteed. De zijgevels en de achtergevel zijn vaak ondergeschikt. Achtergevels zijn ook minder formeel. Soms zijn daar in de loop van de tijd allerlei aan- en uitbouwen verschenen. Bij pakhuizen en andere gebouwen met een opslagfunctie zijn alle gevels vaak gesloten, afgestemd op de functie. Paviljoens, een muziekkiosk en brugwachtershuisjes zijn voorbeelden van gebouwen die vrij in de openbare ruimte staan en die dan ook alzijdig georienteerd zijn: daar zijn alle gevels evenzeer van belang.
* Met de structuur wordt in deze context een "stedenbouwkundig" ensemble verstaan. Ter verduidelijking: dat kan een hofje in de stad zijn, maar ook een boerderij met bijgebouwen. " Met de structuur in deze context wordt de constructieve opbouw van het gebouw en de hoofdopzet van de plattegrond of doorsnede bedoeld. Een structuur is kenmerkend voor een gebouwtypologie. *** De detaillering is kenmerkend voor de constructiewijze en voor de architectuur van een gebouw. De gevellijst van een herenhuis kan veel vertellen over de bouwstijl en datering van een gebouw of gebouwdeel.
Ook bij boerderijen ligt de hoofdgevel, waarachter gewoond wordt, met grate vensters en met de voordeur veelal naar de straat gekeerd. De zijgevels hebben voorin woonhuisramen, terwijl meer naar achter in het bedrijfsgedeelte de ramen oorspronkelijk altijd beduidend kleiner zijn. Een dergelijke "begrijpelijkheid"in de hierarchie van gevels is van belang, omdat de logica van het gebouwtype er in tot uiting komt. Wanneer de logica bij bouwingrepen geweld wordt aangedaan, kan een verwarrend gebouw het resultaat zijn. Juist dan moeten keuzes gemaakt worden en zal de commissie zich moeten kunnen laten leiden door de helderheid van de planopzet. De commissie zal meehelpen met zoeken naar de minst ingrijpende oplossing, waarbij bijvoorbeeld het dakvlak niet aan vier maar slechts aan twee zijden van ramen voorzien wordt. Of waarbij een aanpassing aan de achtergevel minder ingrijpend is dan de wijziging van de zijgevel. Bij sommige bijzondere gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren is behoud van de verschijningsvorm, het "beeld", het enig haalbare. Het gaat hier bijvoorbeeld om kerken, fabrieken of andere in het oog springende bedrijfsgebouwen. Vaak wordt de buitenkant van dergelijke monumenten zeer behoudend gerestaureerd, terwijl de binnenkant wordt gewijzigd om die geschikt te maken voor een nieuwe bestemming. Opgemerkt wordt hierbij dat ook de binnenkant behoudenswaardig kan zijn. 6.
Behoud gaat voor vernieuwing.
Het behoud van een monument wordt natuurlijk het beste gewaarborgd door goed onderhoud. Behoud van een gebouw en van de onderdelen van dat gebouw heeft altijd de voorkeur boven vernieuwing. Bij het beoordelen van bouwplannen voor een monument is het bestaande gebouw-de vorm, de indeling, de constructie, het materiaal en de detaillering- het uitgangspunt. Dat is immers het gebouw dat om weloverwogen redenen op de monumentenlijst is geplaatst. Bij vernieuwing van (onderdelen van) een monument gaat er onherroepelijk historisch materiaal verloren en dat komt nooit meer terug. Dit geldt zowel bij herstel en vervanging van slecht materiaal als bij wijziging ten behoeve van functionele aanpassingen. Uiteraard leveren wensen in verband met een nieuwe functie een spanningsveld op met de bestaande situatie. Want een monument moet wel gebruikt kunnen worden. Tegelijkertijd heeft ieder gebouw een "maximaal opnemingsvermogen": er is een grens aan wat het aan wijzigingen kan hebben, voordat de essentie, de monumentale waarde, verloren gaat. Nieuwe ingrepen dienen respectvol te zijn naar het bestaande gebouw, ze moeten het monument geen geweld aandoen. Zo mogelijk ten gunste van het oorspronkelijke materiaal. Eigentijdse wijzigingen en toevoegingen behoren op een overtuigende manier monumentwaardig te zijn: ze moeten in de toekomst uitgebalanceerd bijdragen aan de monumentale waarde.
Afhankelijk van de aard en omvang van een gebouw kan een uitgebreid bouwhistorisch onderzoek veriangd worden. I goed overleg met de behandelende ambtenaar en de commissie kan de aanvrager geholpen worden en zal de diepgang van het noodzakelijke onderzoek vastgesteld kunnen worden.. 7.
De bouwgeschiedenis moet zichtbaar blijven.
Slechts weinig monumenten zijn sinds hun ontstaan onveranderd gebleven. De meeste gebouwen zijn in de loop der tijd wel eens aangepast. Deze aanpassingen vormen een onderdeel van de geschiedenis van het monument. Ze weerspiegelen culturele, maatschappelijke en functionele ontwikkelingen. Sommige veranderingen zijn uit architectuurhistorisch oogpunt onlogisch of in strijd met de cultuurhistorische waarde. Maar vaak moeten ze toch worden geaccepteerd als een op zichzelf interessant historisch gegeven. Te alien tijde moet worden gewaakt voor geschiedvervalsing. Zo is het af te raden om een eenvoudig (woonhuis)monument "monumentaler" te maken dan het eigenlijk is, bijvoorbeeld door 18e eeuwse roeden in de ramen aan te brengen die in een 19e eeuws gebouw nooit gezeten hebben of door oneigenlijke sierlijsten, balusters of andere decoraties aan het gebouw toe te voegen of door ramen die in de 19e eeuw in een ouder pand zijn gezet te verwijderen en te vervangen door ramen in een oudere bouwstijl.
8.
Reconstructie: Never niet.
Reconstructie verenigt zich niet met het principe van "behoud gaat voor vernieuwing". Het bijzondere van een historisch gebouw wordt immers in hoge mate bepaald door de ouderdom van het monument, niet alleen tot uitdrukking komend in de oorspronkelijke constructiewijze en bouwstijl, maarook in de manier waarop bouwmaterialen zijn verwerkt en verouderd. Reconstructie, het kopieren naar oorspronkelijk ontwerp van een deel van een gebouw of zelfs een heel bouwwerk, is een onderwerp dat per geval bekeken moet worden. Soms kan het van belang zijn een geschonden monument of een straatbeeld te completeren volgens het oorspronkelijke ontwerp. Als bijvoorbeeld bekend is hoe een verdwenen onderdeel, zoals een balkon of een topgevel, er uit gezien heeft, kan reconstructie van dat ontbrekende onderdeel wenselijk zijn. Er moet spraken zijn van logica. Die informatie kan verkregen worden uit bouwsporen, historische bouwtekeningen, bestekken, materiaallijsten, archieffoto's of belendende panden die volgens hetzelfde ontwerp zijn gebouwd. Een aspect zal bij totale reconstructie altijd aan de orde komen: is het gereconstrueerde bouwwerk monumentwaardig? Een gebouw dat "even" is weggeweest is na reconstructie geen monument meer. Uitzondering zijn die gebouwen die met gebruik van oorspronkelijk materiaal gereconstrueerd worden. Het is aan de commissie om, in samenspraak met andere specialisten, die precaire afweging te maken. Een vergelijkbare problematiek speelt bij het verplaatsen van gebouwen. Dit kan noodzakelijk zijn als de fysieke omgeving sterk wijzigt en als sloop voorkomen kan worden door verplaatsing. De overweging daarbij zal dan de toets van de stedenbouwkundige context zijn: een watermolen behoort aan het water te staan, een brugwachterhuis bij een brug. 9.
Het bouwmateriaal is essentieel.
Ook wat het bouwmateriaal betreft geldt de stelregel "behoud gaat voor vernieuwing". Het materiaal -vaak baksteen en dakpannen, maar ook voegwerk en houtwerk, maakt de leeftijd en het gebruik van het gebouw ervaarbaar. Het patina is soms essentieel, niet alleen vanwege de kleur, maar ook vanwege de beschermende laag. Patina verwijderen door zandstralen geeft op korte termijn een "fris" uiterlijk, maar leidt door het verdwijnen van de beschermlaag en verruwing van het oppervlak tot snellere verwering en aantasting. Wordt oorspronkelijk materiaal vervangen, dan gaat authentiek en dus waardevol bouwmateriaal van het monument verloren. De structuur van nieuw materiaal wijkt altijd af, doordat de fabricage anders is dan vroeger. Hergebruik van historisch bouwmateriaal geniet daarom de voorkeur. Is bijvoorbeeld een deel van de dakpannen bruikbaar en een deel niet, dan is het raadzaam de bruikbare pannen op het dakvlak dat het meest in het zicht ligt te verzamelen en op een ander dakvlak eventueel nieuwe pannen aan te brengen. Als het niet anders kan, zal gezocht moeten worden naar een bijpassend product. Vanzelfsprekend zijn hedendaagse materialen bij een restauratie zelden op zijn plaats. Het opnieuw voegen moet gebeuren met mortel die is afgestemd op de oorspronkelijke mortel waarmee gemetseld is. Wordt hiervan afgeweken, dan zal er onherroepelijk schade ontstaan aan het metselwerk. Als te weinig kalk en te veel cement wordt gebruikt, ontstaat een te harde voeg met het kapotvriezen van baksteen als mogelijk gevolg. Het beste is om de bestaande mortels vooraf te analyseren, waardoor precies de juiste mortel ten behoeve van herstel kan worden bepaald. Evenzeer van belang is het handhaven van afmetingen en vorm van de voeg. Het architectonisch uiterlijk en de eigenschappen van metselwerk kunnen gerui'neerd worden door voegen te grof uit te frezen en bijvoorbeeld een oorspronkelijke voeg door een niet-passende andere voeg te vervangen. Ook voor het houtwerk geldt dat plaatselijk herstel en aanpassingen van kozijnen, ramen, deuren, luiken, betimmeringen en dergelijke de voorkeur hebben boven algehele vernieuwing. 10.
Bouwconstructie en details.
De bouwconstructie en het dak vormen de basisstructuur van een gebouw. Ingrijpende wijzigingen in deze structuur van een monument zijn ongewenst. Een eigenaar dient zich ervan bewust te zijn dat niet alles mogelijk is in een monument. Vertrekken zijn niet eenvoudigweg samen te voegen als daarmee de structuur van het gebouw, de basis van de monumentale waarde en de logica van het gebouw, verloren gaat. Het vaststellen van de structuur van het monument voordat de plannen getekend worden is daarom van essentieel belang.
Nieuwe dakdoorbrekingen zouden zo gering en klein mogelijk moeten blijven en bovendien bij voorkeur aan de minst "zichtbare" kant van het monument worden toegepast. Daarin zit dan ook de uitdaging voor de architect: ramen en openingen zo te maken dat het dakvlak toch "gesloten" lijkt. Dakisolatie aan de buitenkant heeft tot gevolg dat de pannen meer naar buiten komen: aan de binnenzijde isoleren kan de oplossing zijn, afhankelijk van de monumentale waarde van de kap of van de vorm van de voor- en achtergevel. Dakvensters en dakkapellen moeten worden aangebracht tussen de spanten en sporen van de kapconstructie, om zo min mogelijk schade aan te brengen aan de bouwconstructie. Soms kan de monumentale waarde zo hoog zijn dat isoleren geen optie is, zoals een middeleeuwse kap van een "top 100" monument. Per geval moet dit weloverwogen plaats vinden. Vaak geniet een dakvenster voorkeur boven een dakkapel, omdat een dakvenster niet uit het dakvlak steekt; kortom: weinig en klein en in samenhang met het bestaande en met elkaar. Details zijn cruciaal. Een monument staat of valt met de uitvoering daarvan. Details zijn soms heel rijk uitgewerkt, soms heel simpel, altijd per gebouw verschillend. De behandeling van details dient te gebeuren volgens de oorspronkelijke afmetingen en detaillering. Profileringen zorgen voor verfijning van bijvoorbeeld kroonlijsten, kozijnen, ramen of betimmeringen, en laten schaduwwerking en contrasten tussen licht en donker ontstaan. Als de detaillering niet op een oorspronkelijke wijze gebeurt, dan zal dat leiden tot een vergroving en verarming van het architectonische beeld. Dat wil niet zeggen dat er geen veranderingen en vernieuwingen mogelijk zijn in verband met het gewenste comfort en de bouwtechnische eisen. Maar altijd zal de commissie het bovenstaande bij haar adviezen in acht nemen. Ook het kleurgebruik is essentieel. Elk gebouw heeft zijn eigen kleurgeschiedenis. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing van het witgeschilderde stucwerk in de Stationsstraat. Er kan soms met goede argumenten worden gekozen voor een nieuwe kleur, eventueel op basis van het oorspronkelijke kleurenschema. De monumentencommissie pleit er dan wel voor de historische afwerklagen te behouden, zowel van de eerste laag als die van de latere perioden. Daarmee blijft de geschiedenis van het pand traceerbaar. Bijlage. Voor de werkwijze van de monumentencommissie wordt verwezen naar het" Reglement van Orde voor de WelstandMonumentenCommissie(WMC). Om op detail te kunnen adviseren naast de voorliggende nota wordt de technische criteria planbeoordeling voor monumenten van de federatie van grate monumentengemeenten gehanteerd.