- RUIMTELIJKE ONDERBOUWING -
voor het oprichten van een gezondheidscentrum met apotheek aan de Vrouw Avenweg (ongenummerd) op het bedrijventerrein De Dijken voor het Gezondheidscentrum Haagsche Veen van de Stichting Haagse Gezondheidscentra
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 1.2 1.3
Aanleiding Stichting Haagse Gezondheidscentra Gezondheidscentrum Haagsche Veen
Hoofdstuk 2 Bouwplanbeschrijving 2.1 2.2
Stedenbouw Architectuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk kader 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Rijksbeleid Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Structuurvisie Den Haag Uitwerkingsplan Dijken Motivatie voor ontheffing
Hoofdstuk 4 Milieu 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Geluid Bodem Water Luchtkwaliteit Flora en fauna Bomen
Hoofdstuk 5 Overige onderwerpen 5.1. 5.2 5.3
Externe Veiligheid Archeologie Kabels en leidingen
Hoofdstuk 6 Financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.1 6.2
Financiële uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 1 – Inleiding 1.1 Aanleiding Op 31 augustus 2012 is door de Stichting Haagse Gezondheidscentra een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een gezondheidscentrum met apotheek aan de Vrouw Avenweg (ongenummerd) op het bedrijventerrein Dijken. Het plan is in strijd met de regels van het Uitwerkingsplan Dijken (bedrijventerrein). Gemeentelijke medewerking kan alleen worden verleend met toepassing van de volgende artikelen: - artikel 2.12, eerste lid, onder a3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en - artikel 3.10, eerste lid, onder a Wabo (uitgebreide voorbereidingsprocedure). In onderstaande afbeelding is het plangebied met kavelaanduiding aangegeven. Onderhavig plangebied wordt begrensd door: • De A12 aan de oost- en zuidzijde; • De Vrouw Avenweg aan de westzijde; • De Britse School Nederland aan de noordzijde.
Ligging plangebied uitwerkingsplan Dijken
British School
Woningen nabij
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
1.2 Stichting Haagse Gezondheidscentra De Stichting Haagse Gezondheidscentra (SHG) beheert acht gezondheidscentra en vier apotheken in Den Haag. De SHG is daarmee de grootste aanbieder van eerstelijns gezondheidszorg in de stad. Met haar uitgebreide pakket van diensten biedt zij de klant al meer dan 25 jaar complete eerstelijnszorg aan. Deze ervaring heeft geleid tot een professionalisering van de ketenzorg. De gezondheidscentra zijn centraal gelegen in de wijk en variëren in grootte. In de gezondheidscentra wordt geïntegreerde eerstelijns gezondheidszorg aangeboden door diverse eerstelijns disciplines. Dat betekent dat door de samenwerking van de verschillende disciplines in de gezondheidscentra zorg wordt verleend die afgestemd is op elke zorgvraag. Omdat de zorgverleners op één locatie werken kunnen zij gemakkelijk overleggen. De SHG levert zorg op maat. De disciplines in de gezondheidscentra sluiten aan op de specifieke behoeftes van de wijkbewoners. Zo beschikt het gezondheidscentrum in een achterstandswijk over andere disciplines dan bijvoorbeeld een gezondheidscentrum in een groeiende Vinexwijk. De multidisciplinaire samenwerking in de gezondheidscentra vormt een voorwaarde voor ketenzorg. 1.3 Gezondheidscentrum Haagsche Veen SHG streeft naar een brede dekking van haar gezondheidscentra over de gemeente Den Haag, welke centraal gelegen zijn in de wijk. In het woongebied aan de Dijken-Leidschenveen is er echter onvoldoende dekking. Voor de realisatie van een gezondheidscentrum en een apotheek in dit gebied is daarom gekozen voor het bedrijventerrein aan de Vrouw Avenweg. Dit vanwege het feit omdat er geen behoefte is aan de invulling van een bedrijvenfunctie op dit bedrijventerrein en omdat er in de directe omgeving geen geschikte percelen beschikbaar zijn voor de gezondheidszorgfunctie. Voor de volledigheid dient aangemerkt te worden dat in het gezondheidscentrum geen overnachtingsmogelijkheden zijn.
Bestemmingsplankaart
Grondvlak nieuwe bestemming
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 2 – Bouwplanbeschrijving 2.1 Stedenbouw De locatie voor het gezondheidscentrum is gelegen in de noordelijke hoek van het bedrijventerrein. Het aangekochte perceel omvat tevens een mandelig deel van de entree. Ten behoeve van het gezondheidscentrum is een parkeerbehoefte van 21 parkeerplaatsen (voor bezoekers en werknemers) op eigen terrein. De parkeercapaciteit bedraagt 22 parkeerplaatsen. De bebouwing past binnen de huidige bebouwingscontouren en wordt gesitueerd op de hoek aan de Vrouw Avenweg. Op deze positie zal het gebouw goed zichtbaar zijn voor zowel het autoverkeer over de Vrouw Avenweg die functioneert als een buurtontsluitingsweg als voor de fietsers en voetgangers over de naastgelegen langzaam verkeersroute. Op de verkavelingtekening is een suggestie gedaan voor de verdere stedenbouwkundige invulling van het bedrijventerrein, waarbij een streefbeeld wordt weergegeven van drie losse gebouwen rondom een centraal plein. Het gebouw heeft twee etages met een bruto hoogte van 3.80 meter en past daarmee binnen de toegestane bebouwingshoogte van maximaal drie lagen van 4 meter. De installatieruimte op het dak is geïntegreerd in de architectuur van het gebouw. 2.2 Architectuur Het gebouw heeft een rechthoekige vorm en kenmerkt zich door haar heldere opbouw en gevelarchitectuur. De bakstenen doos met langgerekte ramen wordt doorbroken door een opengewerkte hoek is gericht naar de Vrouw Avenweg en de entree naar het terrein. Op de etage is de bakstenen doos aan de andere zijde opengewerkt met een accent ter plaatse van de hier aanwezige fysiotherapieruimte. Dit accent is gericht naar de andere zijde van de Vrouw Avenweg en het fietspad. Het gebouw voegt zich qua kleur en architectuurstijl in haar omgeving met de Britse school en de jaren-30-woningen aan de overzijde.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 3 – Ruimtelijk kader 3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota’s, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij’), minder nationale belangen en minder regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoers- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. 3.2 Provinciaal en regionaal beleid Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie “Visie op Zuid-Holland” en de provinciale “Verordening Ruimte” vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor: - de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden; - het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie; - lokale plannen, zoals bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. In de RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen. - het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag; - intensief gebruik van stedelijke wijken. Het plan voor het gezondheidscentrum komt overeen met het provinciale- en het regionale beleid. 201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie Den Haag De ‘Structuurvisie Den Haag 2020’ (vaststelling gemeenteraad d.d. 17 november 2005) is de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een “Wereldstad aan Zee” te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie, te benutten. Den Haag is volop in ontwikkeling. Meer inwoners kiezen voor e stad, er komen meer bedrijven en daarmee groeit de werkgelegenheid. Ook maken mensen meer gebruik van voorzieningen. Het plan voor het gezondheidscentrum past binnen de ambities van de Structuurvisie Den Haag. 3.3.2 Uitwerkingsplan Dijken Op 23 maart 2010 stelde het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag het Uitwerkingsplan Dijken (Bedrijventerrein) vast. Op 13 mei 2010 werd dit plan onherroepelijk. 3.3.3 Motivatie voor ontheffing Het plan voor het gezondheidscentrum is in strijd met de regels van het uitwerkingsplan. Een ontheffingsprocedure is benodigd om een omgevingsvergunning te verkrijgen. De motivatie de benodigde ontheffing wordt onderstaand puntsgewijs weergegeven: -
de vestiging van een eerstelijns gezondheidscentrum met apotheek vergroot de leefbaarheid van de omgeving en levert een bijdrage aan een hoogwaardig woon- en leefmilieu de vestiging van het gezondheidscentrum past binnen de diverse beleidsrichtlijnen van zowel het rijk, de provincie als de gemeente In het woongebied aan de Dijken-Leidschenveen is onvoldoende dekking voor wat betreft gezondheidscentra in de directe omgeving zijn voor SHG geen andere percelen beschikbaar met de beoogde bestemming het gezondheidscentrum past voor wat betreft de positionering, de bouwmassa en de gezondheidszorgfunctie binnen de stedebouwkundige omgeving en de gewenste ruimtelijke kaders van het uitwerkingsplan er zijn geen bezwaren vanuit milieuaspecten zoals geluid, bodemgeschiktheid, water, luchtkwaliteit, flora en fauna, externe veiligheid, archeologie en kabels/leidingen.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 4 – Milieu 4.1 Geluid Een gezondheidscentrum is een geluidsgevoelig gebouw volgens de definities van de Wet geluidhinder (Wgh). In dit geval dient er een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels, omdat het bouwplan is gelegen binnen de geluidszone van weg(-en) en een spoorlijn. Echter de te realiseren functies voor tandartsen-, huisartsen- en/of fysiopraktijk, apotheek e.d. in het gezondheidscentrum vallen niet onder Wgh. Dit houdt in dat deze functies niet geluidgevoelig zijn en een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is dan niet nodig. 4.2 Bodem De dienst Stadsbeheer, Milieu en Vergunningen, afdeling Uitvoering Milieutaken, heeft op 11 september 2012 aangegeven dat ter plaatse van het bouwplan geen sprake is van verontreinigde bodem als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Bouwverordening. 4.3 Water Leidschenveen maakt deel uit van de waterstaatkundige eenheid Tedingerbroekpolder / Nootdorppolder. Er wordt een flexibel peilbeheer toegepast, variërend tussen NAP -4,70 meter en NAP -4,85 m. Bij de ontwikkeling van Leidschenveen is het doel een robuust watersysteem te realiseren, dat in staat is het gebiedseigen water zoveel mogelijk binnen het gebied zelf te reguleren en ruimtelijk in te passen, met zo min mogelijk technische ingrepen. Het ontwerp van het watersysteem is zonder meer te kwalificeren als ruim voldoende en kwalitatief op orde. Het water in de Dijken zal een onderdeel gaan vormen van de waterstructuur van Leidschenveen en derhalve een flexibel peil kennen. In de watervisie van Den Haag is het streven ieder plangebied te laten voldoen aan de waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare voor stedelijk gebied. Daarnaast is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken dat iedere gemeente in 2015 voldoet aan de waterbergingsnorm. Er wordt een maximale peilstijging van 40 cm gehanteerd om te voldoen aan deze waterbergingsnorm. Een waterbergingsnorm van 325 m3 met een peilstijging van 40 cm betekent dat er minimaal 8% oppervlaktewater gerealiseerd dient te worden in Leidschenveen. Er wordt naar gestreefd om niet alleen in de eindsituatie maar ook in de tijdelijke situatie te voldoen aan deze eis. Regelgeving schrijft voor dat 8% van het oppervlaktepercentage uit oppervlaktewater dient te bestaan. Voor heel Leidschenveen is het percentage oppervlaktewater 9% en dus hoger dan de vastgestelde norm. In Dijken wordt 32.456 m² oppervlaktewater gerealiseerd (bron: waterbalans 2007) hetgeen overeenkomt met een oppervlaktepercentage van 8%. Inmiddels is alles hiervan reeds aanwezig. De waterlopen aan de randen van de Dijken zijn meegenomen in het uitwerkingsplan van het bedrijventerrein.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
In geheel Leidschenveen wordt circa 280.000 m² oppervlaktewater gerealiseerd (bron: waterbalans januari 2007), hetgeen overeen komt met een oppervlaktepercentage van 9%. Hiermee wordt dus ruim voldaan aan de eis van 8%. In het plangebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd waarbij het regenwater in het gebied wordt gehouden en waar nodig door een vuilafscheider wordt behandeld. 4.4 Luchtkwaliteit Voor dit bouwplan is geen relevante toename van emissies te verwachten. In het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen’ (luchtkwaliteitseisen) staat dat projecten doorgang mogen vinden als de uitvoering ervan ‘niet in betekende mate’(NIBM) bijdraagt aan de concentraties NO2 en PM10 . Bij de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 geldt dat de toename van NO2 en PM10 , als gevolg van de planontwikkeling, niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde (40 ìg/m³) mag zijn. In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ (luchtkwaliteitseisen) is aangegeven dat de invloed van een woonwijk met 1500 woningen binnen de 3% grens valt en dus voldoet aan het begrip NIBM. Het is dan ook aannemelijk dat de invloed van de enkele extra voertuigen ten gevolge van dit project vele malen kleiner zal zijn dan is toegestaan en niet de 3% grens zal overschrijden. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan. 4.5 Flora en fauna De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. Op grond van de Flora- en Faunawet is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied. Uit het onderzoek, enige jaren geleden, bleek dat er diverse vogelsoorten in het gebied voorkomen. Indien er (nog steeds) broedgevallen aanwezig zijn, dienen werkzaamheden die verstorend zijn voor broedende vogels uitgesteld te worden totdat de jongen het nest definitief verlaten hebben.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
De overige (waarschijnlijk) in het gebied voorkomende soorten behoren tot de licht beschermde soorten (categorie 1). Licht beschermde soorten betreft flora of fauna waarvoor geldt dat met de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in het geding komt bij ruimtelijke ingrepen. Daarom geldt voor deze soorten een automatische vrijstelling en is een ontheffing niet noodzakelijk. De algemene zorgplicht is voor deze soorten wel van kracht. Bron: Flora- en faunaonderzoek Buro Bakker adviesburo voor ecologie, Verkenning Flora- en Faunawet voor de aanleg van Lanen en Rietwijk (incl. Veenwegzone-Zuid). Datum 27 april 2005
4.6 Bomen Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn geen monumentale bomen aangewezen in het bestemmingsplangebied. De Boswet, op basis waarvan voor de grote groengebieden in Den Haag een meldings- en herplantplicht geldt is niet van toepassing voor het onderhavige plangebied.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 5 – Overige onderwerpen 5.1. Externe Veiligheid De brandweer GHOR MKA heeft op basis van het beginselplan het volgende advies geformuleerd van 31 juli 2012: Plangebied De omgevingsvergunning maakt het mogelijk om een eerstelijns gezondheidscentrum met apotheek te realiseren. Er zijn geen overnachtingsmogelijkheden binnen het gezondheidscentrum mogelijk. Het plangebied ligt aan de Vrouw Avenweg op het bedrijventerrein De Dijken. Het bedrijventerrein ligt direct aan de rijksweg A12. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan De Dijken-Bedrijfsterrein. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als bedrijfbestemming. Op 12 augustus 2009 heeft de toenmalige Hulpverleningsregio Haaglanden een brief verstuurd met kenmerk HRH 2009/1490/IR waarin is aangegeven dat er geen nadere adviezen/maatregelen noodzakelijk zijn. Als gevolg van de functiewijziging van bedrijfsbestemming naar maatschappelijke bestemming en de komst van de Handleiding Risicoanalyse Transport, d.d. 1 november 2011, is de Veiligheidsregio Haaglanden tot nieuwe inzichten gekomen waarbij wij het noodzakelijk achten een aantal adviezen te geven. Risicobronnen Vanwege de aanwezigheid van de transportroutes gevaarlijke stoffen rijksweg A4 en A12 is de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ uit 2010 van toepassing op deze omgevingsvergunning. De rijksweg A12 ligt op ongeveer 130 meter ten zuiden van dit uitwerkingsplan waarbij het gezondheidscentrum zelf op ongeveer 200 meter van de rijksweg A12 af ligt. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt respectievelijk 45 meter (brandbare vloeistof), 325 meter (brandbare gassen) en 880 meter (giftige vloeistof). De rijksweg A4 ligt op ongeveer 1600 meter van het plangebied. Over deze weg worden naast de eerder genoemde stoffen ook giftige gassen vervoerd waardoor deze weg een invloedsgebied heeft van meer dan 4000 meter. Voor dit plangebied is het transport van brandbare gassen, giftige vloeistoffen en giftige gassen relevant. De Plaatsgebonden Risicocontour met een kans van 10-6 per jaar voor de rijksweg A12 ligt volgens de circulaire binnen de weg en vormt dus geen belemmering voor het plangebied. De PR10-6 contour voor de rijksweg A4 bedraagt volgens de circulaire maximaal 13 meter en vormt ook geen belemmering voor het plangebied. Scenariobeschrijving Naast de ‘dagelijkse incidenten’ die zich binnen het plangebied voor kunnen doen, zoals brand, wateroverlast of een aanrijding, gelden voor de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A4 en rijksweg A12 de volgende meest waarschijnlijke en ergst denkbare scenario’s. Transport meest gevaarlijke stoffen Het meest waarschijnlijke scenario is een lekkage van een tankwagen met gevaarlijke stoffen. Hierbij komt een kleine hoeveelheid van de vervoerde stof vrij. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (giftig of brandbaar) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Bij de meeste stoffen zal de omgeving uit voorzorg worden ontruimd, maar zullen er, buiten irritatie aan luchtwegen en/of ogen en stankoverlast, weinig problemen zijn. Eén van de ergst denkbare scenario’s is in dit geval een BLEVE (Boiling Liquid Expanding ij ng). Vapour Explosion) van een tankwagen met brandbaar gas door impact (zoals een aanrijding). evol ev olg ol g van van de Hierbij zal de gehele inhoud van de tankwagen ineens explosief vrijkomen. Als gevolg wolk wo lk. lk . De kans kkan ans explosie is er ook een drukgolf, waarbij veel hitte vrij komt door de ontstane vuurwolk. 201213830/28 alle al len le n18-12-2012 erg klein. kl hierop is afhankelijk van verschillende omstandigheden, maar in de meeste gevallen erg iinc ncid nc iden id entt nog en Bij het ergst denkbare scenario zullen tot 325 meter (invloedsgebied) van het incident 16:25:37
*H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
slachtoffers kunnen vallen. Tot op 400 meter kunnen mensen eerstegraads brandwonden oplopen. Indien de tankwagen een giftige vloeistof vervoert, is het afhankelijk van de soort stof en weersomstandigheden tot op welke afstand mensen slachtoffer kunnen worden. Bij het ergst denkbare scenario kan dit in sommige gevallen leiden tot een effectgebied van 4000 meter. Op de grens van dit effectgebied kan nog 1% van de mensen komen te overlijden. Gezien de afstand tot het plangebied is de kans aanwezig dat de aanwezige personen slachtoffer worden of overlijden wanneer de wind in de richting van het plangebied staat. Geadviseerde maatregelen Aangezien met het voorliggende uitwerkingsplan geen maatregelen aan de risicobron kunnen worden getroffen, zijn de onderstaande maatregelen gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident. De adviezen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident (van een kleine brand tot het vrijkomen van giftige stoffen) hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid. Effectreducerende maatregelen Voor zowel een ‘gewone’ brand als een incident op de rijksweg A4 of A12, waarbij giftige stoffen vrijkomen, heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen binnen de objecten in het plangebied. A. Om de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken, wordt geadviseerd om binnen het gezondheidscentrum een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige behandeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. In het gezondheidscentrum, dat binnen het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over rijkswegen A4 en A12 ligt, kunnen beperkt of niet zelfredzame personen aanwezig zijn. Het is van belang dat het personeel is voorbereid op eventuele calamiteiten buiten het gezondheidscentrum, zodat zij de bezoekers bij calamiteiten kunnen begeleiden om zichzelf in veiligheid te brengen. B. Geadviseerd wordt dat in het gezondheidscentrum het aanwezige personeel is voorbereid op eventuele calamiteiten (met gevaarlijke stoffen) die buiten de objecten kunnen plaatsvinden, maar effecten binnen de objecten kunnen hebben. Hierbij is het van belang dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om de bezoekers van het gezondheidscentrum te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen. Hierbij is het ook belangrijk dat dit wordt geborgd en structureel wordt geoefend. Bijvoorbeeld door middel van een plan ten behoeve van noodsituaties. Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid Naast bovenstaande is het belangrijk dat de zelfredzaamheid van mensen wordt verhoogd. Bij een incident met gevaarlijke stoffen op de rijksweg A12, is het van belang dat mensen veilig kunnen vluchten. Hiervoor is een vluchtweg vanuit het object, richting de omgeving, in een afgekeerde zijde van deze risicobron van belang. C. Voor het personeel en de bezoekers van het gezondheidscentrum is het belangrijk dat zij veilig kunnen vluchten. Dit betekend dat onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg wordt geadviseerd, via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van de risicobron. Het bereik van de alarmsirenes dient groot genoeg te zijn om een totale dekking van het stedelijk gebied te realiseren. Dit om de aanwezige mensen binnen het effectgebied te kunnen waarschuwen. Waarschijnlijk ligt het gezondheidscentrum buiten het dekkingsgebied van een landelijke alarmsirenes (zie bijlage). Het bereik van de landelijke alarmsirenes is echter een benadering. et volledig vvol olle ol ledi le dig di g is D. Geadviseerd wordt om na te gaan of het plangebied daadwerkelijk niet 201213830/28 ere er e manier mani ma nier ni er de gedekt. Wanneer dit het geval is, dan wordt geadviseerd om op een andere 18-12-2012 gebruikers van het gebied te alarmeren bij incidenten. 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen op de rijksweg A4 of A12, is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Op dit moment is er op regionaal niveau een (risicocommunicatie) campagne ontwikkeld, waarin o.a. deze aspecten worden behandeld. Mogelijk dat de gemeente Den Haag voor dit plangebied gebruik kan maken van de hulpmiddelen die onder andere in deze campagne zijn ontwikkeld. E. Geadviseerd wordt om het personeel binnen het gezondheidscentrum te informeren over de verschillende risico’s en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen over rijkswegen A4 en A12 en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening Voor wat betreft bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Op dit moment zijn hier geen aanvullingen voor. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Tot slot In de onderstaande tabel zijn de maatregelen samengevat die genomen kunnen worden om de risico’s te beperken. In de tabel is een inschatting opgenomen van de bijdrage die een maatregel kan leveren aan de risicobeperking van een bepaald scenario.
Dagelijkse incidenten Zoals brand, wateroverlast etc.
Meest waarschijnlijk: ‘lekkage’
+ +
+ ++
0 ++
Ergst denkbaar: ‘tankwagen met giftige vloeistof op de rijksweg A4 of A12’ ++ ++
0 + +
+ ++ ++
++ ++ ++
+ ++ ++
Effectreducerende maatregelen A. Afschakelbare ventilatie B. Personeel is voorbereid op calamiteiten buiten object
Transport gevaarlijke stoffen Ergst denkbaar: ‘tankwagen met brandbaar gas op de rijksweg A12’
Maatregelen t.b.v. zelfredzaamheid C. Vluchtweg van risicobron af D. Sirenedekking E. Risicocommunicatie
Legenda: ++ = zeer positief effect op verlaging risico ; + = positief effect op verlaging risico ; 0 = geen effect op risico
De genoemde maatregelen worden in het kader van externe veiligheid (paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio’s geadviseerd, deze kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals bouwplannen, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn. Het invloedsgebied van de risicobronnen is groter dan dit plangebied. Het totaal aantal te verwachten slachtoffers (en daarmee de benodigde hulpbehoefte) bij het ergst denkbare scenario is groot. In dit geval een ongeval met een tankwagen met brandbaar gas of een tankwagen met giftige vloeistof op de rijksweg A12. De beschikbare hulpverleningscapaciteit is waarschijnlijk onvoldoende groot om direct aan de benodigde hulpaanvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio’s is hierbij noodzakelijk.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
VERWERKING ADVIES IN DE OMGEVINGSVERGUNNINGSAANVRAAG A. Afschakelbare ventilatie In het gebouw is voor dit doel een centraal geregelde mechanische ventilatie ontworpen. Deze is uitschakelbaar vanuit de receptiebalie. B. Personeel is voorbereid op calamiteiten buiten object Een groot deel van het personeel van het gezondheidscentrum is door haar hoedanigheid (medici) al getraind in noodsituaties. Bij ingebruikname van het gebouw zal een veiligheidsplan in werking treden waarbij de volgende onderdelen zullen worden vastgelegd: - bewustwording van de risico’s bij het personeel - scholing in hulpverlening bij calamiteit - jaarlijkse ontruimingstraining C. Vluchtweg van risicobron af Het gebouw kent drie uitgangen aan drie verschillende gevels, één hoofdentree en twee nooduitgangen. Van deze twee nooduitgangen is er één afgewend van de mogelijke risicobron vanaf de A12 en één van de mogelijke risicobron van de A4. Door deze opzet is het gebouw uitstekend te ontruimen. D. Sirenedekking
In bovenstaande illustratie wordt een overzicht van de alarmsirenes in de nabijheid van het plangebied weergegeven. De stippen geven globaal de locatie van de sirenes aan. De cirkels geven een benadering van het sirenebereik weer. Volgens dit overzicht wordt het plangebied “geschampt” door de geluidscirkel van sirene 061. Tijdens de maandelijkse sirenetest is geconstateerd dat de sirene duidelijk hoorbaar is. In het veiligheidsplan zal verwerkt worden welke procedures doorlopen moeten worden bij het horen van de sirene. E. Risicocommunicatie In het veiligheidsplan zal worden opgenomen dat het personeel binnen het gezondheidscentrum regelmatig geïnformeerd dient te worden over de verschillende risico’s en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen over rijkswegen A4 en A12 en de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Conclusie De externe veiligheid staat de ruimtelijke besluitvorming over het oprichten van ten te n201213830/28 van een 18-12-2012 gezondheidscentrum ter plaatse van de Vrouw Avenweg niet in de weg. 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
5.2 Archeologie Het archeologisch beleid van de gemeente Den Haag – vastgelegd in de Beleidsnota 20002005 van de Afdeling Archeologie – is er op gericht de in de grond aanwezige archeologische waarden zoveel mogelijk te behouden. Wanneer dat niet mogelijk blijkt moet de aanwezige archeologie veilig worden gesteld door middel van opgravingen. Daarnaast is de gewijzigde monumentenwet, de “Wet op de Archeologische Monumentenzorg”, in 2007 ingevoerd. Ook daarin neemt de zorg voor het archeologisch erfgoed een belangrijke plaats in. Nieuw is de bepaling dat “de verstoorder betaalt”. Initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. De bodem in het plangebied dat vroeger deel uitmaakte van de polder Tedingerbroek, van Nootdorp bestond oorspronkelijk uit een opeenvolging van klei- en veenlagen. De onderliggende wadafzettingen bevinden zich hier op vrij grote diepte en hebben weinig archeologisch potentieel. Vanaf de middeleeuwen tot laat in de 18de eeuw is het aanwezige veen langzaamaan verdwenen. Er werd turf gestoken ten behoeve van de verwarming van de huishoudens in de regio. Eventuele bewoningssporen op het veen zijn daarbij volledig verdwenen. Door deze vervening kwam een steeds groter gebied hier onder water te staan. Het gebied werd eind 18e eeuw drooggelegd en bleef vanaf die tijd een met veel sloten doorsneden weilandencomplex. Van bewoning ter plekke was geen sprake. De huidige boerderijen langs de Veenweg zijn niet ouder dan midden 19e eeuw en vertegenwoordigen geen archeologische waarde. De vervening vond plaats vanaf de Veenweg. Daarom is onder deze weg, en alleen daar, het oorspronkelijk veenpakket wel voor een belangrijk deel bewaard gebleven. Deze strook heeft daarom wel archeologische potentie. Het gebied met archeologische verwachtingswaarde ligt echter buiten het bestemmingsplangebied. Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plangebied gezondheidscentrum geen belangrijke archeologische waarden herbergt.
voor
het
5.3 Kabels en leidingen Er lopen door het plangebied geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn.
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ
Hoofdstuk 6 – Financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.1 Financiële uitvoerbaarheid Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de gemeente verplicht de uitvoerbaarheid van het in het bestemmingsplan omschreven ruimtelijk beleid te onderzoeken. Daarbij wordt onder uitvoerbaarheid verstaan de economische uitvoerbaarheid c.q. financiële haalbaarheid. De grond ten behoeve van de vestiging van het gezondheidscentrum wordt verworven door de Stichting Haagse Gezondheidscentra van een private partij. De Stichting Haagse Gezondheidscentra zal het gezondheidscentrum in eigen beheer in aanbouw en gebruik nemen. Het bouwplan vindt plaats op kadastraal perceel BE 5918 welke door de gemeente Den Haag in erfpacht is uitgegeven. Bij heruitgifte van het recht van erfpacht ten behoeve van het nieuwe bouwplan wordt door de afdeling Erfpacht suppletie in rekening gebracht. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd en is het mogelijk een besluit te nemen en geen exploitatieplan vast te stellen.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De gemeente Den Haag heeft op basis van een beginselplan zich bereid verklaard medewerking te verlenen aan dit plan. Aan alle door de gemeente hieraan gestelde voorwaarden is voldaan. De benodigde ontheffing voor het gezondheidscentrum wordt in procedure gebracht volgens het van toepassing zijnde artikel 2.12, eerste lid, onder a3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 3.10, eerste lid, onder a Wabo (uitgebreide voorbereidingsprocedure).
201213830/28 18-12-2012 16:25:37 *H]RQGKHLGVFHQWUXP+DDJVFKH9HHQ6+*5XLPWHOLMNH2QGHUERXZLQJRNWREHUSDJYDQ