'Op uw genade zal ik leven'
1
J.J.C. Dee 'Wanneer u gelooft en tot Christus komt, dan moet u al uw eigengerechtigheid achterlaten en niets anders meebrengen dan uw zonde. Dat is hard! U moet laten varen al uw vroomheid, heiligheid, goede werken, deemoedigheden, en u moet alleen maar meebrengen uw gebrekkigheden en ellendigheden. Anders past Christus niet bij u en u niet bij Christus. Christus wil een Verlosser zijn en niets anders, en u moet niets dan een verloren zondaar zijn 2 of Christus en u zullen nooit tot elkaar komen.' Onder het juk? Bovenstaande regels brengen ons bij het hart van het evangelie: Christus is Verlosser voor hen die niets anders willen zijn dan verloren zondaren. Deze boodschap van genade is de boodschap van heel de Schrift en van onze gereformeerde belijdenis. Maar klinkt die boodschap van genade voldoende door in de prediking van de Gereformeerde Kerken en beheerst die boodschap werkelijk het leven van de gelovigen? Die vraag wordt in krant en blad, op vergadering en vereniging, en tijdens gesprekken in de huiskamer veelvuldig gesteld. Is de prediking niet te veel schriftuitleg alleen, of slechts een uiteenzetting van de heilshistorie? Komt in de prediking de mens met zijn vragen en angsten, zijn twijfels en aanvechtingen voldoende aan de orde? Klinken de tonen van liefde en genade, van barmhartigheid en vergeving genoeg door? Gaan we niet gebukt onder een prediking, waar we onder een juk, een wettisch 'moeten', doorgaan? Ligt de klemtoon niet te veel op de heiliging van het leven en te weinig op de rechtvaardiging? In deze discussie wordt meer dan eens een beschuldigende vinger uitgestoken naar K. Schilder 3 en zijn theologie. In de theologie van Schilder zou een sterk accent liggen op de eisende kant van het geloof. Het zou bij hem alles ambt en plicht, bevel en gebod, roeping en eis zijn; gave zou direct tot opgave worden. Dit alles-of-nietsdenken zou via Schilder en diens theologie sterk hebben doorgewerkt in de Gereformeerde Kerken na de Vrijmaking, het vrijgemaakte gereformeerde leven hebben gestempeld ('doorgaande reformatie') en met name de prediking hebben beïnvloed. 4 Aan het adres van Schilder is ook het verwijt gemaakt van radicalisme. In zijn werk zou men stuiten op een felle gloed; zijn evangelie-vertolking zou als 'een vuurbal' op de mens afkomen; gelovigen zouden leven onder de druk van Gods aanwezigheid, onder de hoogspanning, de beklemming en de oneindige ernst van het absolute gebod. Schilders theologie zou radicaal en exclusivistisch zijn: alles of niets - wegens de volstrekte eisen van het verbond (de 1
Een van de slotregels van een gedicht (Gezang 450:2, Liedboek voor de Kerken) van Rhijnvis Feith (1753-1824). Het eindigt als volgt: 'Op uw genade zal ik leven, aan uw gena mij overgeven, Gij blijft de rots waarop ik bouw'. 2
Citaat van Thomas Wilcock. In: Altijd Zondag. Handboek voor het Catechismusonderricht, G. Aalders, B. van Ginkel, P. ten Have. Nijkerk 1948, deel 1, p. 234. 3
Vgl. H.J.D. Smit, Na vijftig jaren: alles of niets, referaat voor gereformeerde studenten te Groningen, april 1994. 4
Vgl. H.J.D. Smit, 'Kerk en organisatie. Motieven en achtergronden, een peiling'. In: Toekomst voor gereformeerde organisaties, GSEV-reeks nr. 31, Barneveld 1994, p. 35-104. Vgl. de reactie van C. Trimp, 'Schilder, de radicalist?' In: De Reformatie, 69e jrg. nr. 46 (3-9-1994).
gehoorzaamheid). Bij Schilder zou de genade van Christus niet anders voorkomen dan in het kleed van de heiliging. Gaan veel gereformeerde mensen, zo wordt dan gevraagd, niet gebukt onder de last van het moeten van een in hun ogen slechts eisende God? 5 Verder is aan het adres van Schilder het verwijt gemaakt van 'normatief idealisme'. Deze filosofische term wil aangeven: gelovigen gaan leven vanuit hun mogelijkheden om de wet te vervullen. Beheerst dat idealistische denken vanuit de wet en de mogelijkheden van de mens niet de theologie van Schilder?, zo wordt gevraagd. Kent Schilder niet een sterke concentratie op de situatie van voor de zondeval, waardoor hij keer op keer stelt: terug naar de wet van den beginne? Gevolg daarvan is, dat hij de gebroken en zondige situatie van na de zondeval, waarin wij als gelovigen nog steeds verkeren, moeilijk in rekening kan brengen. Schilders theologie dreigt tot normatief idealisme te verworden, zo heet het dan. Daarin zou te weinig plaats zijn voor allerlei elementen in het onderricht van de Schrift, zoals: de wijsheidsliteratuur, leven in de vrijheid van Christus, de zachte tonen van Gods genade en barmhartigheid, de rust in het volbrachte werk van Christus, de groei in het geloof, het goed recht van compromissen in het leven. Zo worden we gedurende geruime tijd geconfronteerd met de vraag of gereformeerde mensen in hun geloofsleven niet te veel door moeten onder het juk van 'alles of niets', absolute gehoorzaamheid, het gebod, wetticisme en perfectionisme. Er komt een beweging op gang, die aandacht vraagt voor datgene wat naar haar mening is blijven liggen: geloof en ervaring, de groei in het geloof, de doorwerking van de Heilige Geest in het persoonlijke leven, het leven uit de genade. In dat verband kijkt men naar creatieve gemeente-opbouw, de plaats van kinderen en jongeren in de kerk, liturgische vernieuwing enz. De blik wordt gericht op het kerkelijk leven in Amerika en op theologen uit de Amerikaanse en Angelsaksische wereld. Artikelen in het Nederlands Dagblad en in het magazine Bij de Tijd spelen in op deze aandachtsvelden en trachten hier baanbrekend werk te verrichten. Worden als de kinderen De vragen hierboven aan de orde gesteld, zijn niet nieuw. Binnen de Gereformeerde Kerken heeft men door de jaren heen gewaarschuwd voor een 'normatief idealisme', voor een losmaken van de wet van het evangelie, waardoor hardheid en legalisme gemakkelijk ingang kunnen krijgen. Schilder heeft dat gedaan in de jaren na de Vrijmaking tot zijn overlijden in 1952. Holwerda heeft dat onder andere gedaan in 1951, toen hij kort voor zijn heengaan enkele preken heeft gehouden over het eerste gedeelte van Matteüs 18, de woorden die Christus tot zijn discipelen sprak als reactie op hun vraag wie van hen de grootste was in het 6 Koninkrijk der hemelen. Op de vraag wie voor de meest vooraanstaande plaats in het Koninkrijk in aanmerking zou komen, gaf Christus zijn discipelen een ontnuchterend antwoord. Ze moesten zich veranderen en worden als de kinderen, anders zouden ze het Koninkrijk in het geheel niet binnengaan. Worden als de kinderen! Maar wat is, zo vraagt Holwerda, het typerende van de kinderen? Waarin verschillen de kinderen van de volwassenen? In welk opzicht moeten de volwassenen worden als de kinderen? Holwerda geeft dan als het karakteristieke van de kinderen aan: ze zijn nog klein en ze kunnen nog niets presteren. En om duidelijk te maken dat het Koninkrijk der hemelen het 5
Vgl. Openheid tot dienstbetoon, discussienota GSEV 1993, p. 12-15. De term 'normatief idealisme' is afkomstig van J. Huygen. 6
Vgl. C. Veenhof, Om kerk te blijven, Amsterdam 1966, p. 315-353. Afgezien van het kader waarin Veenhof dit boek heeft geschreven, waardoor veel zaken, gegevens en uitspraken in een bepaalde richting worden gedrongen, en zonder de uiteindelijke bedoeling van dit boek over te nemen, bevat zijn publikatie waardevol materiaal, onder andere gedeelten uit niet-gepubliceerde preken van B. Holwerda.
Koninkrijk der genade is, stelt Christus een kind ten voorbeeld in het midden van zijn discipelen. Dat gebaar van Christus legt Holwerda als volgt uit: 'Waarom kan het Koninkrijk voor de kinderen zijn? Omdat de ingang niet afhankelijk is van ons werken, doch alleen van de aanneming des Vaders. Anders hadden kinderen geen enkele kans om zalig te worden. Maar nu het Koninkrijk komt alleen door het geweld der genade, en er rechtvaardiging is zonder de werken, nu staat het ook voor kinderen open. En nu spelen de werken hier nimmer meer een rol: er behoeft niet meer verdiend te worden. De ingang is losgemaakt van de werken. Voor iedereen, ook voor de groten. Ook de volwassenen gaan binnen, en worden om niet 7 gerechtvaardigd, zonder de werken der wet.' Holwerda bindt ons door middel van zijn preek op het hart dat we op de weg van en naar het Koninkrijk der hemelen moeten afzien van eigen verdiensten en prestaties. Wij verdienen niets bij God met onze goede werken. We moeten naast de kinderen gaan staan met lege handen, alleen maar levend van genade. Christus' woord over de kinderen zegt, dat wij als volwassenen er slechts komen rustend alleen in de genade van de Here Jezus Christus. De kern van Holwerda's onderricht uit Matteüs 18 is: worden als de kinderen, dat wil zeggen: alleen zij die alles uit genade willen ontvangen en ook metterdaad ontvangen, omdat ze weten dat ze zelf niets zijn, niets hebben, niets kunnen - alleen zij zullen het Koninkrijk der hemelen ingaan. Het hart van het evangelie We beluisteren hier de centrale boodschap van de Schrift: de rechtvaardiging van de goddeloze om niet. Christus de Middelaar is het geheim en het hart van de rechtvaardiging. Om die Christus slaan we de armen van het geloof heen en belijden we: 'het bloed van Jezus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde' (1 Joh. 1:7). Zo zijn we kind van God: uit genade alleen! Hoe krachtig klinkt deze toon ook bij Schilder door! Het is een groot misverstand en een ernstige vertekening, wanneer gesteld wordt dat bij Schilder de rechtvaardiging alleen verschijnt in het kleed van de heiliging, d.w.z. dat Schilder de genade zou wegdrukken achter de wet. Helemaal naar de Schrift schrijft Schilder over de rechtvaardigmaking als zaak van genade alleen: 'Ik ben nu gerechtvaardigd, maar: daar is voor betaald! Christus heeft de hele prijs betaald; moet ik nu zeggen: dat is genade? Ja! Dat ik het adres van die rechtvaardiging mocht worden, dat is genade, die rust op volkomen recht en daarom ook onveranderlijk is. Vandaar dat aan de ene kant volkomen rechtvaardigheid en aan de andere kant volkomen genade is. Hier is vastheid door de verkiezing. Nu het vast ligt in de Raad des Vredes, dat ik 8 een vrijgekochte ben, is God door zichzelf gehouden om het ook te geven.' En in onmiddellijke samenhang daarmee stelt Schilder, dat dit geloof de mens opnieuw geboren doet worden en hem tot een nieuwe mens maakt. Want het geloof staat niet stil; er komen goede werken. Maar, zegt Schilder, dat is uit genade: God kroont zijn eigen gaven. 'God kroont zijn eigen gaven, niet de mijne. Als God loon verbindt aan de goede werken zet Hij geen krans op mijn hoofd en op mijn werk, maar op het zijne. Want Hij heeft zijn werken 9 in mij uitgewerkt.' Zowel bij de rechtvaardigmaking als bij de heiligmaking onderstreept Schilder dus krachtig: het is en het blijft alleen genade! 7
a.w. p. 321.
8
Christelijke religie (collegedictaat), 6e dr. Kampen 1977, p. 78 (over artikel 23 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). 9
a.w. p. 79.
Komt tot Mij! Daarom is het geboden afstand te nemen van een verkeerde beeldvorming van Schilder. In de jaren dertig werd hij door de hervormde theoloog O. Noordmans getekend als 'heiligheidsfanaticus'. In de jaren negentig wordt hij ten tonele gevoerd als radicalist en normatief idealist. Hij is dat niet geweest. Wel is hij de verkondiger geweest van het indrukwekkende en nimmer vrijblijvende Woord van God. Zijn eerbied voor God en zijn Woord deed hem spreken over het voorrecht van de nieuwe gehoorzaamheid in het mensenleven. Schilder heeft verstaan, dat met het leven door het geloof in Christus het leven in gehoorzaamheid aan Christus gegeven is. Ieder die iets van Schilder gelezen heeft, zal inzien dat dit niets heeft uit te staan met radicalisme, wetticisme of normatief idealisme. Het is de dankbaarheid voor de ontvangen genade, het is het verstaan van de samenhang - hoe 10 onomkeerbaar de volgorde ook is! - van belofte en eis. Hoe Schilder de boodschap van de genade gepredikt heeft, komt krachtig naar voren in zijn 11 preek 'Christus' Messiaanse nodiging tot de Messiaanse rust'. De tekst voor de preek is Matteüs 11:28, 'Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.' In zijn inleiding tot de preek houdt Schilder zijn hoorders voor, dat zij hier niet moeten denken aan 'een Christus, die met zachte ogen, louter vrede en zaligheid uitstraalt, als Hij deze woorden spreekt'. Veeleer is er sprake van een oorlogsklimaat, van een oorlogsverklaring - zij het met de nodiging van het evangelie. In het eerste punt van de preek laat Schilder zien, dat Christus niet vraagt of de mensen weten of voelen dat ze belast en beladen zijn, maar Hij stelt dat eenvoudig. Hij roept de dodelijk vermoeide zielen tot Zich. Zo openbaart Hij Zich als de Messias. Want nu is het de volheid van de tijd. 'God zelf heeft aangestuurd op een volk, dat in de volheid des tijds van de Messias, inderdaad vermoeid en beladen zou zijn. Want zijn volk heeft God opgevoed door de wet en de wet had tot taak een tuchtmeester tot Christus te zijn.' Zover is het nu. Christus is gekomen en Hij ziet het volk voor Zich. 'Hij aanschouwt ze, de lastendragers, de pakezels, die geen kinderen Gods meer zijn, maar slaven. En hen aansprekende, of ze weten of niet, dat ze zijn gelijk Hij ze ziet, zegt Hij: Komt tot Mij, want Ik ben de Messias, die verschijnen moest, wanneer uw vermoeidheid ten toppunt gestegen zou zijn en wanneer de lasten topzwaar zouden zijn geworden.' In het tweede punt van de preek zet Schilder een streep onder het woordje 'allen'. Wanneer Christus allen aanspreekt, 'neemt Hij niet aan alleen die mensen, die vermoeid en beladen zijn vanwege de wet, gelijk God het wil, maar Hij neemt ook die mensen tot Zich, en sluit ook hen in, die vermoeid en beladen zijn, zonder het te weten, door het valse evangelie van eigen kracht en eigen recht'. Schilder ziet namelijk twee lijnen lopen. 'De ene lijn is die van de wet, gelijk God die predikt, maar de andere lijn, die ook vermoeidheid meebrengt, is de lijn van de valse wetsprediking, die niet geestelijk, maar vleselijk is.' De ene lijn ziet Schilder daar lopen, waar God de Vader, de Verbondsgod, de wet aan het volk geeft met de bedoeling ze zo moe te maken, dat ze gaan inzien dat ze zelf de wet niet kunnen volbrengen en gaan smeken om genade. Zo tuchtigt God zijn volk met de wet, maar op evangelische wijze. Opdat het vermoeide volk gaat zeggen: 'Here, U hebt gezegd: wij zijn 10
Vgl. voor een introductie in Schilders prediking: J.J.C. Dee, Een Schrift-geleerde aan het Woord. Een keuze uit de preken van prof.dr. K. Schilder, de inleiding 'Schilder - de Schrift - de prediking'. Goes 1995, p. 12-75. 11
N.a.v. Matteüs 11:28. Verzamelde Werken Afdeling I Preken Deel II. Goes 1954, p. 133-146. Deze preek werd gehouden in september 1936 te Hillegersberg en stenografisch opgenomen.
kinderen en wij leven als slaven, moe en bedrukt. Openbaar ons Hem, die ons kinderen maakt in gerechtigheid.' De andere lijn ziet Schilder daar lopen, waar de Farizeeën God de Vader hebben gemaakt tot een notaris in de hemel, die na het werken het loon der rechtvaardigheid uitkeert. Heel het volk leefde, aldus Schilder, met die gedachte: wie zich nu inspant, wordt straks beloond. Zo is er een rest die moe is van de wet, maar die uitziet naar de Messias. En er is de massa, die niet anders is dan werkdier, verstrikt in de letter van de wet en de leugen van de Farizeeën. Maar daar staat Christus, groot en geweldig. Hij sluit allen in. Hij roept allen tot Zich. In het derde punt van de preek zet Schilder een streep onder het woordje 'Mij'. 'Komt tot Mij, gij overblijfsel van de goede lijn en gij massa van de vleselijke lijn. Komt tot Mij, gij die God als Vader kent en ook gij die een notaris voor ogen hebt. Komt tot Mij. Vandaag wordt u de keus voorgehouden. De nodiging is zacht en liefelijk, maar het geweld van het ultimatum is er bij. Want wie thans zegt: neen, en kiest tegen Mij, sluit Ik uit, want Ik zeg: Hierheen en niet daarheen.' Christus roept allen tot Zich met de belofte dat wie naar zijn Woord de wet gaat doen, geen zware lasten krijgt opgelegd, maar een kind wordt dat leeft uit dankbaarheid. Alleen wie tot Christus komt, aldus Schilder, zal kunnen leren hoe hij voor het aangezicht van de Vader leven mag. 'Leert van Mij, want Ik ben zo zacht, dat Ik uw lasten op mijn schouders leggen wil en te gronde wil gaan. Ik ben nederig, want Ik, die uw zwakheid ken en uw vermoeidheid weet, Ik zal ten dode toe voor u vermoeid willen zijn en sterven. Ik zal u rust geven. Ik zal een einde maken aan het opleggen van lasten. De Vader, die de lasten oplegde, werd in Mij verzoend als Rechter en kan uw Vader gans volmaakt zijn en handhaaft het recht door het evangelie. Leert van Mij en allen, die het begeren, komen ook in de rust.' De preek van Schilder eindigt met een klemmende oproep Christus als Rustaanbrenger met een waar geloof aan te nemen. Want de liefelijke boodschap komt met het hoogste geweld. 'Hij heeft wijde armen, als Hij zegt: Komt allen tot Mij, maar Hij heeft ook afstotende armen.' Wanneer in allerlei actuele discussies de vraag gesteld wordt, waar in Schilders werk de zachte tonen van Gods genade en barmhartigheid klinken en waar het gelaat oplicht van de Christus die zachtmoedig en nederig van hart is, dan vinden we hier het antwoord. Hier luisteren we naar een prediker van de boodschap van de genade, van Christus die voor ons de weg naar Golgota's kruis is gegaan. Schilder stelt de mens voor God, die als Vader het recht door het evangelie handhaaft. Dat is hier de kern. Zo heeft hij de Schrift geopend en het evangelie gepredikt. De Christus met de wijd-open armen, die nodigt tot de levensgemeenschap met Hem in het geloof. Dat is toch het hart van het evangelie: tot Christus als Verlosser komen. Want: O Gij die onze schuld woudt boeten door uwe nameloze pijn, o Heiland, leer mij aan uw voeten in eigen oog een zondaar zijn. Bij al mijn deugd, bij al mijn zonden vind ik geen troost, dan in uw wonden, geen hoop, dan als ik U aanschouw. Op uw genade zal ik leven, aan uw gena mij overgeven, Gij blijft de rots waarop ik bouw. Om over na te denken 1. Spreekt u eens met elkaar door: voelt u zich onder de prediking in de kerk 'onder het juk'
zitten, of voelt u zich getrokken tot en gesteld in de genadige gemeenschap met Christus onze Verlosser? 2. Ervaart u aspecten van uw christelijke leven als wettisch, een moeten, een leven onder druk? Kunt u uw vermoeidheid en uw lasten bij Christus kwijt? Vertelt u eens aan elkaar hoe u in het geloof daarin uw weg gaat. 3. Wat is voor u de kern van de bijbelse boodschap? Kunt u dat terugvinden bij 'worden als de kinderen' en 'komt tot Mij'?