‘Ik val aan, volgt mij’ Verhalen van een nederlaag Caspar Dullemond
Masterscriptie Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen, 2013. Begeleider: prof.dr. D.F.J. Bosscher. 1
2
‘Ik val aan, volgt mij’ Verhalen van een nederlaag
Caspar Dullemond
Masterscriptie Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen, 2013. Begeleider: prof.dr. D.F.J. Bosscher.
Albert Cuypstraat 8 8021 DW Zwolle 038 4527900
[email protected] www.marktenmissie.nl s1835238
3
4
‘Ik val aan, volgt mij’ – Verhalen van een nederlaag
Inhoud Inleiding en vraagstelling
7
1. De slag en het verhaal van de slag
12
1.1. Eerste berichten 1.2. De context 1.3. De slag 1.4. Beeld en werkelijkheid 2. Van ‘Ik val aan’ tot ‘Volgt mij’. Het eerste verhaal van de slag (1942-1946)
19
2.1. Baken van hoop 2.2. De ontvangst van een signaal 2.3. Het ontstaan van een legende 2.4. ‘Onze onvergankelijke dankbaarheid’ 2.5. Een nederlaag in drieën 2.6. ‘Doorman, wij volgen’ 3. De slag opnieuw verloren
31
3.1. Desillusie 3.2. Ondankbaar volk 3.3. Verwijten tussen bondgenoten 3.4. Verlies 4. ‘Niet vergeefs’. Het tweede verhaal van de slag (1947-1961)
40
4.1. Nakaarten 4.2. Een tragedie 4.3. De goede held 4.4. Het zachte licht van de eeuwigheid Epiloog: het derde verhaal van de slag (1962-heden)
48
Samenvatting en conclusies
53
Geraadpleegde bronnen
56
Illustratie voorkant: Propagandaposter van de Regeerings Voorlichtingsdienst (R.V.D.), waarschijnlijk uit begin 1945. (Ontleend aan: www.geheugenvannederland.nl) 5
6
Inleiding en vraagstelling Vier jaar nadat de Japanse marine een geallieerd eskader onder Nederlandse leiding vrijwel geheel had vernietigd in de Javazee, kon Nederland deze zo dramatisch verlopen zeeslag voor het eerst in vrijheid herdenken. Aan openbare gebouwen hing op deze woensdag 27 februari 1946 de vlag halfstok; scholen namen om twaalf uur twee minuten stilte in acht.1 ’s Middags werden op verschillende plekken in het land herdenkingsplechtigheden gehouden. In de Oude Kerk in Amsterdam spraken minister-president Schermerhorn en admiraal Helfrich. Deze laatste had vier jaar eerder, als bevelhebber van de geallieerde vloot in de Indische archipel, het besluit genomen de strijd in de Javazee aan te gaan. Hij gaf zijn eskadercommandant, schout-bij-nacht Doorman, de opdracht de Japanse invasievloot, die op weg was naar Java, aan te vallen en deze ‘aanvallen voort te zetten tot de vijand vernietigd zou zijn’.2 Het liep anders af. Bijna het gehele geallieerde eskader werd tijdens de slag en in de schermutselingen erna tot zinken gebracht, terwijl de Japanners nauwelijks verliezen leden. Ruim tweeduizend geallieerde marinemannen, onder wie meer dan duizend Nederlanders, vonden de dood. De invasie van Java werd er niet meer dan één dag door vertraagd. Het was een nederlaag die voor Nederland niet alleen het einde betekende van zijn vloot als factor van betekenis in de strijd tegen Japan, maar ook het verlies van het grootste deel van zijn wereldrijk. Toch werd dit drama tijdens deze herdenkingsbijeenkomst in de Oude Kerk vooral positief geduid. Voor Helfrich was de slag een bewijs dat ‘de tradities van onze marine behouden zijn gebleven ondanks honderd jaar vrede en ondanks de teleurstelling van de afbraak onzer marine’. De slag, aldus de admiraal, was een les om ‘niet te versagen!’. Ook de minister-president zag het optreden van de Nederlandse marine als inspirerend voor de toekomst. Nu de oorlog voorbij is, zei hij, staan wij opnieuw voor ‘haast onoverkomelijke moeilijkheden’, die om zelfverloochening en offers vragen. Het gaat er om ‘of wij bereid zijn te dienen en onze roeping in het Koninkrijk en de wereld te vervullen, zoals zij, die in de Javazee de vlag en de eer van Nederland hebben hooggehouden’. De slag, aldus Schermerhorn, ‘was schijnbaar zonder kans op overwinning, met een zekere nederlaag in het verschiet, maar toch een slag waard om gestreden te worden’.3
1
‘De slag in de Javazee. ‘Herdenkingsplechtigheden in Indië en Nederland’, Het Dagblad, 28 februari 1946. K.W.L. Bezemer, Zij vochten op de zeven zeeën (Utrecht 1954), 333. 3 Het Dagblad, 28 februari 1946. 2
7
Deze laatste zin vormt het vertrekpunt van deze masterscriptie. Wat werd hier eigenlijk gezegd? De strijd was weliswaar vrijwel kansloos geweest, maar niet zinloos. Het was een boodschap die in de eerste jaren na de oorlog als een bezweringsformule werd herhaald. Over de mate waarin de slag kansloos was geweest, kon van mening worden verschild; de zin ervan stond niet ter discussie. Een verlies van deze omvang, en met zulke verstrekkende gevolgen, kon niet – mócht niet – zonder betekenis zijn geweest. Maar juist het feit dat in zoveel publicaties uit de eerste jaren na de slag expliciet aan de orde kwam dat de slag wel degelijk zinvol was geweest, doet vermoeden dat die gedachte helemaal niet zo vanzelfsprekend was. Ook de admiraal en de minister-president waren minder zeker van hun zaak dan ze in 1946 in het openbaar lieten merken. Volgens L. de Jong werd Helfrich ‘tot in het jaar van zijn dood, 1962, geplaagd (…) door twijfel of zijn beslissingen juist waren geweest’.4 Hoewel hij zijn aanvalsbesluit fel bleef verdedigen, gaf hij later ook nadrukkelijk aan dat de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing om de slag aan te gaan, niet bij hem had gelegen maar bij het Amerikaanse opperbevel.5 En Schermerhorn gaf, nog geen jaar nadat hij naast Helfrich in de Oude Kerk stond, een heel andere waardering aan de slag. Op zaterdag 18 januari 1947 – hij was toen geen minister-president meer, maar voorzitter van de CommissieGeneraal voor Nederlands-Indië – noteerde hij op Java in zijn dagboek: ‘Ik durf het persoonlijk niet al te best te beoordeelen, maar wanneer ik nu hier in Indië op het oogenblik verschillende stemmen beluister, dan rijst voor mij toch de vraag, of het bevel van Helfrich aan Doorman voor den slag in de Javazee eigenlijk wel een principieel verschil vertoont met dat van Hitler aan generaal Paulus in Stalingrad.’6 Hitler had, zoals bekend, zijn bevelhebber verboden door de Russische omsingeling van Stalingrad te breken, daarmee het lot van honderdduizenden Duitse soldaten bezegelend. Deze loodzware vergelijking, die in ieder geval deels te verklaren valt uit Schermerhorns frustratie over de bemoeizucht van leger- en marinetop met het politieke beleid ten aanzien van Indonesië7, laat zien dat de zin van de slag
4
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 11a, Nederlands-Indië I. Tweede helft (Den Haag 1984), 1097. 5 Helfrich zei vlak voor zijn dood: ‘De opdrachten die ik hem [Doorman, CD] gaf – en dat is zeer belangrijk – vloeiden rechtstreeks voort uit de richtlijnen die ik van de geallieerde oorlogsleiding in Washington ontving. Vanaf het ogenblik dat generaal Wavell op 15 januari het gemeenschappelijke opperbevel op zich nam, tot en met de slag in de Javazee, zijn die richtlijnen nooit veranderd’. Interview in: L. de Jong, De Bezetting 2 (Amsterdam 1962), 192. 6 C. Smit (red.), Het dagboek van Schermerhorn (Utrecht 1970), 221. 7 Helfrich, aldus Schermerhorn in hetzelfde dagboekfragment, ‘heeft nog nooit één dag na 1945 ook maar in de verste verte een begin van bewijs […] geleverd, dat hij van de situatie [in Indonesië, CD] een snars begrijpt. Ik weet werkelijk niet waarom het departement van marine, dat nu pas een aantal oude heeren naar huis heeft gestuurd, een man als Helfrich nog handhaaft.’ Ibidem.
8
niet voor iedereen vanzelf sprak, ook niet voor mensen die hardop misschien wat anders zeiden.
Een bibliografie over de slag in de Javazee beslaat al gauw enkele honderden titels. Zeker de modernere studies gaan bijna allemaal nader in op de geallieerde kansen en op verklaringen voor de nederlaag. Welke fouten maakte Doorman? Of had hij vooral pech? Was de invloed van de Japanse ‘supertorpedo’ beslissend? Ging Java ten onder door een gebrek aan ‘air power’?8 Had een andere tactiek wellicht een ander resultaat opgeleverd?9 Wat was het keerpunt in de slag? Welke rol speelden intelligence operations bij de ondergang van de geallieerde vloot?10 Stuurde Helfrich zijn schout-bij-nacht op pad met een onmogelijke opdracht? In mijn scriptie laat ik al deze interessante militair-historische vragen over de kansen van het geallieerde eskader voor wat ze zijn, en concentreer ik me op een naar mijn idee verwaarloosd aspect van de historiografie van de slag, namelijk het voortdurende benadrukken van de zin ervan, zowel tijdens de oorlog als in de periode daarna. Anders gezegd: ik onderzoek niet het hoe van de nederlaag, maar de aanvankelijke duiding, in de vroegste bronnen, van het waarom van de strijd. Deze scriptie gaat over de diverse manieren waarop, tijdens de oorlog en in de eerste jaren daarna, geprobeerd is betekenis te geven aan de nederlaag in de Javazee. Aan de hand van verschillende soorten bronnen (krantenverslagen, historische studies, memoires van betrokkenen en romans) onderzoek ik hoe dat aspect van de slag, meteen vanaf het begin, is verwoord. Ik sluit daarmee deels aan bij de bestaande historiografie over het Nederlandse militaire optreden tijdens de Duitse inval in mei 1940 en de Japanse verovering van Java in maart 1942. In de vroegste terugblikken op deze vijandelijke aanvallen stonden de ‘zingeving van de gebrachte offers’ en de lering die uit de gemaakte fouten kon worden getrokken centraal, stelt H. Amersfoort in het veelbesproken Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied uit 1990.11 ‘Zingeving aan de gevoerde strijd moest het trauma van de nederlaag verzachten’, aldus ook J.J. Nortier, P. Kuijt en P.M.H. Groen in hun enigszins vergelijkbare studie over de verdediging van Java te land.12 Het verschil tussen deze gevechten en de slag in de Javazee was echter dat de laatste een proactief en offensief karakter droeg. Van de 8
P.C. Boer, Het verlies van Java. Een kwestie van Air Power (Amsterdam 2006). N.A. Woudstra, ‘De strijd om Java. Een alternatieve strategie’, Marineblad, februari 2012, 26-29. 10 Elloit E. Coley, Intelligence Operations at the Battle of the Java Sea (z.p. 2009). 11 H. Amersfoort en P. Kamphuis (red.), Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied (4e herziene druk; Den Haag 2012), 20. 12 J.J. Nortier, P. Kuijt en P.M.H. Groen, De Japanse aanval op Java (Amsterdam 1994), 11. 9
9
nederlagen te land kon gezegd worden dat ze het Nederlandse en het Nederlands-Indische leger waren overkomen. Tegen een meedogenloos opererende en oppermachtige tegenstander – dat was tenminste het beeld – was slechts geïmproviseerd en incidenteel verzet mogelijk geweest. De nederlagen waren weliswaar pijnlijk, maar niemand kon ze onlogisch of onverdiend vinden. De Nederlandse marine in de Indische Archipel daarentegen zocht de strijd zelf op en sleepte daarin de (steeds onwilliger) bondgenoten mee. Zij deed dit bovendien in de wetenschap dat er een alternatief voorhanden was: een vloot kan zich, gemakkelijker althans dan een landleger, terugtrekken. De eskadercommandant zelf had zijn baas duidelijk laten merken dat hij er de voorkeur aan gaf uit te wijken naar Australië om van daaruit de strijd voort te zetten. De slag in de Javazee was dus een bewuste keuze – en een keuze dient verantwoord te worden. Op die punten – de slag was een offensieve actie en een bewuste keuze – wijkt de historiografie van de slag af van het algemene beeld van de Nederlandse defensie in de oorlogsjaren. In hoofdstuk 1 wil ik laten zien dat de specifieke omstandigheden van de slag maakten dat legendevorming alle kans kreeg: het leidende verhaal van de slag lag, om verschillende redenen, eerder vast dan een min of meer compleet en coherent overzicht van de gebeurtenissen tijdens de slag. In hoofdstuk 2 beschrijf ik hoe op deze manier een mythisch verhaal kon ontstaan, waarvan Doormans beroemde, nooit in werkelijkheid uitgesproken woorden ‘Ik val aan, volgt mij’ de kern vormden. Ik gebruik hier het woord mythisch omdat de opbouw van het verhaal en de karakterisering van de hoofdpersoon lijken terug te grijpen op het oergegeven van een ‘last stand’, die in een glorieuze vernietiging eindigt – en waarop een nieuw begin volgt. Ik wil dit nader bekijken aan de hand van een aspect van Christopher Bookers model voor de basisplots van verhalen.13 Ik wil daarbij laten zien dat de manier waarop het verhaal van de slag in de beginfase werd gepresenteerd, de concrete belofte van een bevrijdend licht in zich borg; eerst ter bemoediging van het Nederlandse volk en aansluitend als appèl om Nederlands-Indië te bevrijden. In hoofdstuk 3 beschrijf ik het gevoel van teleurstelling toen deze belofte na de oorlog niet kon worden waargemaakt. Die desillusie vinden we terug in een tweede, veel duisterder, verhaal van de slag, dat vanaf 1947 de boventoon ging voeren. Dit komt aan de orde in hoofdstuk 4. Hier bekijk ik, opnieuw aan de hand van Booker, vier populaire geromantiseerde verhalen over de slag, die tussen 1947 en 13
Christopher Booker, The Seven Basic Plots (Londen en New York 2004). Booker is een Britse journalist en schrijver die stelt dat er zeven archetypische plotmodellen zijn (‘Overcoming the Monster’, ‘Rags to Riches’, ‘The Quest’, ‘Voyage and Return’, ‘Rebirth’, ‘Comedy’ en ‘Tragedy’), die de basis vormen van alle verhalen die mensen elkaar vertellen. Hij bouwt hiermee voort op het werk van onder meer Carl Jung. Op Bookers model als geheel valt wel het een en ander af te dingen, maar onderdelen ervan zijn uiterst nuttig voor het herkennen van patronen in verhalen, zoals in deze scriptie gebeurt.
10
1961 verschenen. In deze romans valt het patroon van de tragedie te herkennen, de klassieke verhaalvorm waarin de hoofdpersoon ten onder gaat. Ook in dit tweede verhaal van de slag wordt uiteindelijk het licht zichtbaar, maar dit is ‘the soft light of eternity’14, die niet langer gekoppeld is aan een concrete belofte. Een derde, zakelijker, verhaal van de slag, zoals zich dit vanaf het begin van de jaren zestig ontwikkelde, is het onderwerp van een korte epiloog. Ik sluit af met een samenvatting en conclusies.
14
Booker, 620.
11
1. De slag en het verhaal van de slag
1.1. Eerste berichten ‘Een slag in de Javazee’, kopte de Leeuwarder Courant al op 28 februari 1942. Op basis van Duitse bronnen in Tokio meldde de krant dat strijdkrachten van de Japanse marine in aanraking waren gekomen met een geallieerd vlooteskader, dat hier als de vijand werd aangeduid: ‘Bij de gevechten die ontstonden werden een kruiser en drie torpedojagers van den vijand in den grond geboord. Het overige deel der vijandelijke strijdkrachten wordt thans achtervolgd.’15 Een meer compleet beeld konden de Nederlandse kranten een paar dagen later geven. Het Haarlems Dagblad sprak op 2 maart van een ‘zeeslag die sinds 27 februari woedt in de Ned.-Indische wateren’, waarbij, volgens het Japanse persbureau Domei ‘den tegenstander haar totale vernietiging tegemoet gaat’. Voor de eerste keer, aldus de krant, ging het om een rechtstreekse strijd tussen de geallieerde hoofdmacht en de Japanse marine.16 En op 4 maart – inmiddels werd algemeen gesproken van de slag in de Javazee – konden de kranten in detail melden welke geallieerde schepen door de Japanners waren vernietigd. Ook de twee Nederlandse kruisers Java en De Ruyter kwamen in dit rijtje voor.17 De krantenlezer in het bezette Nederland kreeg zo, achteraf bekeken, een redelijk accuraat beeld van de uitkomst van de slag: de overwinning was zo volledig dat de Japanners in hun berichtgeving nergens hoefden te overdrijven. Wie zich echter op de Nederlandse berichtgeving uit Londen baseerde, kon denken dat Nederland zo niet een glorieuze overwinning, dan toch in ieder geval een bevredigend resultaat had geboekt. ‘Ik voel mij gedwongen, met u allen hulde te brengen aan de schitterende prestaties van onze vloot in Nederlands-Indië’, begon koningin Wilhelmina op 3 maart 1942 haar toespraak voor Radio Oranje. De marine, aldus de koningin, ‘heeft bij de aanval op een geweldige overmacht, de eer van de vlag op roemvolle wijze hooggehouden en, tezamen met onze bondgenoten, zware verliezen aan de vijand toegebracht.’ Pas uit het vervolg bleek dat, ‘deze keer ook onzerzijds, zware verliezen aan schepen zijn geleden’. Maar een nederlaag? De verwoording van de ernst van de situatie vroeg een goede verstaander: ‘Onze vloot zal herrijzen, sterker dan voorheen.’18 Maar als de koningin de gebeurtenissen te mooi afschilderde, dan deed zij dit in commissie. De Britse pers meldde begin maart, zich naar eigen zeggen baserend op 15
Leeuwarder Courant, 28 februari 1942. Haarlems Dagblad, 2 maart 1942. 17 Dagblad van Rotterdam, 4 maart 1942. 18 Ontleend aan: www.go2war2.nl/artikel/2239/Proclamaties-Koningin-Wilhelmina.htm?page=5 (d.d. 31 juli 2013) en L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 9. Londen. Eerste helft (Den Haag 1979), 320. 16
12
Nederlandse bronnen, dat Japanse troepen weliswaar op Java waren geland, maar niet voordat Nederlandse en Amerikaanse kruisers, door torpedojagers ondersteund, zware verliezen hadden toegebracht aan de Japanse invasievloot. ‘In this action one heavy Japanese cruiser was sunk, another severely damaged and a third, the “Mogami” (8500 tons) set afire. Three Japanese destroyers were left burning or sinking. Eighteen enemy transports and ten smaller ships were sunk or damaged. Only one Allied destroyer was lost and one cruiser damaged’, somde de Illustrated London News van 7 maart op. In de daarop volgende achtervolging van de Japanse vloot, aldus het blad, liepen de twee Nederlandse kruisers in een val van Japanse onderzeeboten. Ze werden getorpedeerd en gingen met hun bemanningen ten onder.19 Met name de hier gemelde schade aan de Japanse transportvloot – de uitschakeling van achttien troepenschepen impliceert dat tienduizenden Japanse militairen niet konden worden ingezet – doet de vraag rijzen hoe de Japanners überhaupt tot een succesvolle landing op Java in staat waren.20 Maar ook los daarvan was de ruimte tussen wat in dit verslag werd gezegd en wat er werkelijk in de Javazee was gebeurd opvallend groot. Voor we bekijken hoe deze discrepantie te verklaren is, is het wellicht van belang om kort de aanloop naar en de gebeurtenissen tijdens de slag te schetsen. 1.2. De context De slag in de Javazee bleek het eindpunt te zijn van een voor de geallieerden uiterst frustrerende drie maanden van strijd tegen Japan. De Amerikanen hadden dramatische verliezen geleden bij Pearl Harbor en op de Filippijnen; de Britten waren hun belangrijkste schepen en een aanzienlijk deel van hun leger kwijtgeraakt bij de verdediging van Singapore; en Nederland had inmiddels het grootste deel van de Indische archipel moeten opgeven: slechts het hoofdeiland Java was nog in geallieerde handen. Eerder nog hadden de geallieerden Java beschouwd als essentieel onderdeel van de verdedigingslinie tegen Japan. Maar na de val van Singapore was verdediging van het eiland niet meer goed mogelijk, vonden de Amerikanen en Britten. De vooraanstaande Britse generaal Wavell, die de verdediging van Java leidde, werd door Churchill teruggeroepen en
19
‘Jap warships and transports battered – The Dutch lose two cruisers’, Illustrated London News, 7 maart 1942, 290. 20 Nog in oktober 1946 stelde het maandblad voor de zeestrijdkrachten Onze Vloot dat de Japanse verliezen bij de aanval op Java ‘voor zeker: een vliegkampschip, vier kruisers, een flottieljeleider, zes torpedobootjagers, een onderzeeboot, vele transportschepen en enkele vliegtuigen’ bedroegen. En daarnaast waren ‘[t]ienduizenden zijner soldaten verdronken’. Wanneer Doormans eskader dan, zoals het blad zei, ‘vijf kruisers en zeven torpedobootjagers’ verloor, lijkt de uitslag, vanuit geallieerd perspectief, alleszins bevredigend. Zie: ‘Drie zeeslagen om Java I. De heldhaftige strijd van onze kruisers volgens de nieuwste gegevens omtrent den Javazeeslag’, Onze Vloot, oktober 1946, 195.
13
de aanvoer van militaire steun voor het eiland kwam goeddeels tot stilstand. Alleen de geallieerde schepen, vliegtuigen en militairen die er al waren, mochten blijven om het eiland te verdedigen. De verantwoordelijkheid voor de verdediging van Java lag vanaf dat moment bij twee Nederlanders: (toen nog vice-)admiraal Helfrich en luitenant-generaal Ter Poorten. Helfrich had meteen vanaf de Nederlandse oorlogsverklaring aan Japan een offensieve tactiek voorgestaan. En niet zonder effect: in de eerste weken na Pearl Harbor konden de weinige geallieerde successen in de regio op het conto worden geschreven van de kleine, maar effectief opererende Nederlandse onderzeebootvloot.21 Ook zijn oppervlakteschepen zette de vice-admiraal bij voorkeur in voor offensieve actie, liever dan ze te gebruiken als escorte voor konvooien naar de steeds kwetsbaarder Britse vesting Singapore.22 Java opgeven was voor Helfrich niet aan de orde: tegenover de Amerikanen en Britten bleef hij de mogelijkheden van een effectieve verdediging bepleiten. Essentieel daarbij was, stelde hij, dat de Japanners niet de kans zouden krijgen op Java te landen. De invasievloot moest op zee worden opgevangen, aangevallen en vernietigd. Helfrich had daartoe de beschikking over een op papier tamelijk sterk eskader van kruisers en jagers van de Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Australische marines, dat opereerde onder de naam ABDA-vloot.23 Veel schepen waren echter verouderd – vier Amerikaanse jagers stamden nog uit de Eerste Wereldoorlog – en er was bijna geen schip dat niet in de gevechtshandelingen van de voorafgaande maanden beschadigd was geraakt; het sterkste schip van het eskader, de Amerikaanse zware kruiser Houston, miste bijvoorbeeld als gevolg van een luchtaanval eerder die maand zijn complete achterbatterij, wat zijn vuurkracht danig beïnvloedde.24 De bemanningen waren uitgeput na drie maanden van schijnbaar perspectiefloze strijd. Verder waren de deelnemende marines, die ieder hun eigen communicatiesystemen en tactiek kenden, nog onvoldoende op elkaar ingespeeld. En tenslotte hadden de Japanners inmiddels een vrijwel volledig luchtoverwicht: de – veelal verouderde – geallieerde jagers en bommenwerpers in de regio waren in de weken en maanden daarvoor goeddeels verloren gegaan. Dit eskader moest de Japanse vloot opvangen en maximale schade aanrichten onder de transportschepen, die de invasietroepen vervoerden. (De vernietiging c.q. beschadiging van achttien troepenschepen, waarvan in de vroege berichtgeving sprake was, 21
Walter Karig en Welbourn Kalley, Battle Report; Pearl Harbor to Coral Sea (New York / Toronto 1944), 114: ‘From all available reports it would appear that, after the initial raids, a submarine of the Royal Netherlands Navy was the first Allied fleet unit to take successful offensive action in returning the attack of the Japanese invaders.’ Churchill schreef in zijn memoires: ‘Dutch submarines, boldly handled, sank several of their ships’. Citaat ontleend aan: Ph.M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog 2 (Franeker 1986), 159. 22 Bezemer, 256-257. 23 De D stond voor ‘Dutch’. 24 Bosscher, Koninklijke Marine 2, 230.
14
had voor Helfrich als een mooi resultaat geteld.) De kansen waren weliswaar klein, vond de vice-admiraal, maar wel degelijk aanwezig.25 Bovendien, ook als de kansen nihil waren, dan diende er nog gevochten te worden. De marine was de strijd aangegaan; zij kon het niet maken om op het allesbeslissende moment op te geven.26 Zijn schout-bij-nacht Karel Doorman, die het eskader moest aanvoeren, was een andere mening toegedaan, zoals na de oorlog bleek. Hij zag het plan van zijn baas als een zinloze opoffering. Effectiever was het, vond hij, de vloot terug te trekken op Australië of Ceylon, in afwachting van een betere kans. Maar hij voerde Helfrichs bevel loyaal uit.27 1.3. De slag28 In de middag van 26 februari voer Doormans eskader de haven van Soerabaja uit. Het bestond uit vijf kruisers: de Nederlandse De Ruyter en Java, de Britse Exeter, de Amerikaanse Houston en de Australische Perth. Deze werden begeleid door negen jagers: de Nederlandse Witte de With en Kortenaer, de Britse Electra, Encounter en Jupiter, en de Amerikaanse Edwards, Alden, Paul Jones en Ford. Doorman was aan boord van het vlaggenschip De Ruyter. Die avond stuurde Helfrich de eskadercommandant nog een telegram om hem te herinneren aan zijn plicht: ‘Gij moet de aanvallen voortzetten tot de vijand vernietigd is.’ De hele nacht speurde het geallieerde eskader naar de tegenstander, maar tevergeefs: de Japanse invasievloot liet zich niet zien. ‘s Middags keerde Doorman terug naar de haven om olie bij te tanken. Op het laatste moment kreeg hij een melding dat de Japanse vloot was gesignaleerd. Doormans liet zijn eskader keren en voer de vijand tegemoet. Aan het eind van de middag zagen de geallieerden voor het eerst de Japanse schepen, waarna zich een gevecht ontwikkelde waarbij beide partijen treffers plaatsten. De vijf kruisers vochten in lijn, het vlaggenschip voorop. Na ruim een uur strijd werd de Exeter, die achter de De Ruyter voer, door een Japanse granaat geraakt, waardoor een van de ketels onklaar raakte. Het schip moest afbuigen, een manoeuvre die door de schepen daarachter werd geïnterpreteerd als een koerswijziging in opdracht van de schout-bij-nacht: plotseling was het alleen de De Ruyter die op de vijand af voer. Doorman liet haastig seinen dat de andere schepen hem moesten volgen. 25
O.a. Bosscher, Koninklijke Marine 2, 297. L. de Jong, De Bezetting 2, 192: ‘Wij wisten dat er een ogenblik kon komen waarin wij tot de Javazee zouden worden teruggedrongen en dat dan de kans zeer klein zou zijn, daaruit nog te ontsnappen. Maar dat mocht nooit een argument zijn om vóór die tijd weg te lopen. Dat zou door niemand zijn begrepen. Dat was onaanvaardbaar’, aldus Helfrich. 27 O.a. Bosscher, 275. 28 Deze korte samenvatting van het feitelijke verloop van de slag is voor een groot deel ontleend aan: Johan P. Nater, Koers 300 Vaart 25. De Slag in de Javazee (Bussum 1980), 55-85. 26
15
De beschadigde Exeter keerde kort daarna op bevel van Doorman terug naar Soerabaja, geëscorteerd door de Witte de With. Twee van de veertien schepen waren daarmee het eskader ontvallen. Inmiddels werden grote aantallen torpedo’s op de geallieerde schepen afgevuurd, niet, zoals op dat moment werd gedacht, door onderzeeboten, maar door jagers. De Kortenaer kreeg een voltreffer en brak binnen enkele seconden doormidden. Ook de Electra werd zodanig getroffen dat hij zonk. Met de resten van zijn eskader voerde Doorman een nieuwe aanval uit. ‘All ships – follow me’, liet hij seinen.29 De torpedo’s die de geallieerde jagers afvuurden, misten alle hun doel. In de loop van de avond namen de wederzijdse aanvallen af: beide partijen hadden behoefte om op adem te komen. Na een gevechtspauze en een omtrekkende beweging begon Doorman later op de avond een nieuwe aanval. Zijn eskader was opnieuw verzwakt: de vier oude Amerikaanse jagers hadden, wegens gebrek aan olie en munitie, naar de haven moeten terugkeren. Later ging ook de Encounter terug naar Soerabaja, overigens met aan boord de overlevenden van de Kortenaer, die zij ’s nachts bij toeval was gepasseerd. De laatste beschikbare jager, de Jupiter, was toen al op een mijn gelopen en verloren gegaan. Het waren vier kruiser in linie, kwetsbaar omdat ze niet langer door jagers werden beschermd, die ’s avonds laat opnieuw de Japanse vloot opzochten. Dit laatste treffen eindigde dramatisch: een nieuwe Japanse torpedoaanval leidde tot het zinken van de twee Nederlandse kruisers. Eerst werd de Java geraakt, meteen daarna kreeg ook de De Ruyter een voltreffer. Doorman ging ten onder met zijn schip. De twee overgebleven kruisers, de Houston en de Perth, zagen geen kansen meer op een zinvol resultaat en trokken zich terug. De Japanse transportvloot, waar het Helfrich toch om was begonnen, was geen moment in zicht geweest. De slag in de Javazee was daarmee afgelopen en de Japanse invasie ging, met 24 uur vertraging, alsnog van start. Helfrich deed nog een poging om uit de paar schepen die bij de slag in de Javazee niet beschikbaar waren (zoals de kruiser Tromp, de jager Evertsen en enkele wat oudere Britse schepen) en de naar Java teruggekeerde kruisers en jagers opnieuw een eskader te vormen dat de Japanners moest aanvallen, maar de bondgenoten werkten niet
29
De eenvoud van dit sein, aldus F.C. van Oosten, was afgedwongen door de moeizame communicatie binnen het eskader: ‘It was a tactical signal that had to be sent over by signal lamp and because of the prevalent confusion had to be as short as possible. It was also necessary to send a signal which could be sent and understood without difficulty by Dutch and allied signalmen alike. Thus the signal consisted of two parts: the adress “All ships” and the contents: “Follow me”.’ F.C. van Oosten, The Battle of the Java Sea (Londen 1976), 52. Luitenant ter zee Kroese, de commandant van de Kortenaer, zei na afloop van de slag dat het ontbreken van een gezamenlijk seinboek betekende dat het eskader slechts de ‘follow-the-leader-‘ tactiek kon toepassen. Bosscher, Koninklijke Marine 2, 296.
16
meer mee.30 De overgebleven schepen konden elders in de Pacific nuttiger werk verrichten, vonden ze. De Houston en de Perth deden een poging uit de Indische wateren te ontsnappen, maar de Japanners beheersten volledig de zee: de twee kruisers belandden tijdens hun vlucht midden tussen de Japanse invasiemacht en wisten behoorlijke schade aan te richten voor ze zelf ten onder gingen. Het waren de zwaarste verliezen die de Japanners in de aanloop naar de invasie van Java leden. Ook de Exeter en de Encounter probeerden naar Australië te ontkomen, maar werden onderweg, na een felle maar ongelijke strijd, door een Japans eskader tot zinken gebracht. Een Japanse duikbommenwerper wist de Witte de With in de haven van Soerabaja zodanig te beschadigen dat het schip onbruikbaar werd. Slechts de vier Amerikaanse jagers konden, dankzij hun lage profiel en geringe diepgang, Australië bereiken. Van Doormans strijdmacht van veertien schepen overleefden er dus vier de aanval op Java.
1.4. Beeld en werkelijkheid Eerder in dit hoofdstuk zagen we dat de geallieerden een nogal rooskleurig beeld van de uitkomsten van de slag hadden geschetst. Was dit de gebruikelijke propagandistische oorlogsmist? Voor een deel wel. Alle partijen stelden hun militaire resultaten overdreven positief voor, en natuurlijk vooral als er geen successen waren behaald. Of ze hielden hun mond: zo liet de Britse admiraliteit pas op 15 maart in een verklaring weten dat ook Britse schepen bij de slag betrokken waren geweest.31 Maar in dit geval was, zoals gezegd, de afstand tussen beeld en werkelijkheid wel erg groot. Dit had verschillende oorzaken. Ten eerste waren de resultaten van het geallieerde scheepsvuur nogal optimistisch geïnterpreteerd. Waarnemers van verschillende schepen noteerden indrukwekkend ogende treffers bij de Japanse tegenstander.32 Maar geen van deze treffers, zo bleek soms pas jaren later, was fataal geweest. Op een van de Japanse kruisers had een felle brand op het dek gewoed: de bemanning had deze echter weten te blussen. Een voltreffer in de machinekamer 30
Op de ochtend van 1 maart deelde Helfrich zijn Amerikaanse en Britse collega’s op het hoofdkwartier mee: ‘Ik moet de tegenstand voortzetten zolang ik schepen heb die kunnen vechten. Ik heb al een grotere concentratie van onderzeeboten tegen de vijand in de Javazee bevolen. De vijand zal nog een poging doen om vanavond bij Rembang te landen. Hij kan vanavond succes hebben, maar ik zal de volgende golf transportschepen aanvallen.’ De Jong, Indië I. Tweede Helft, 920. De toenmalige gouverneur generaal Van Starkenborgh opinieerde later dat Helfrich ‘in de laatste weken in Indië de romantische kant op ging, onrealistisch werd’. De Jong, Indië I. Tweede Helft, 1097. 31 Illustrated London News, 21 maart 1942, 351: ‘The Admiralty announcement that British ships played their heroic part in these desperate actions came as a surprise, as they were not previously mentioned’. Zie ook noot 44. 32 Het is merkwaardig, schreef Bezemer in 1954, dat zoveel ‘betrouwbare, nuchtere waarnemers (…) beschreven hoe zij vijandelijke schepen hebben zien zinken.’ Een officier van de Java rapporteerde het zinken van ‘niet minder dan zes torpedojagers en een lichte kruiser (…), waarvan een of twee jagers door de “Java” zelf.’ Bezemer, 363-364.
17
van een Japanse jager kostte weliswaar enige levens, maar het schip kon na drie kwartier weer varen.33 Daar komt bij dat het aantal slachtoffers aan geallieerde zijde zeer hoog was. Velen vonden tijdens of vlak na de slag de dood, en van de overlevenden kwam het overgrote deel al snel in Japanse krijgsgevangenschap terecht. Aanvullende verklaringen kwamen dus pas eind 1945 naar buiten. Het Nederlandse verhaal werd tijdens de oorlogsjaren goeddeels bepaald door de overlevenden van de Kortenaer, die vanuit Soerabaja, waar ze door hun Britse collega’s van de Encounter waren heengebracht, naar Australië hadden weten te ontkomen. Verhalen hoe het er op de Java en de De Ruyter aan toe was gegaan, waren er tot het einde van de oorlog nauwelijks. Ook over het lot van de schout-bij-nacht waren geen details bekend. Er was dus alle ruimte voor invulling. Verder waren officiële verslagen maar mondjesmaat beschikbaar.34 Het rapport van de Royal Navy bijvoorbeeld, gedateerd 17 maart, was gebaseerd op een haastig samengesteld schriftelijk rapport van de kapitein van de Perth, mondelinge verslagen van de ‘senior surviving officer’ – de formulering is een indicatie van de grote personele schade – van resp. de Jupiter en de Electra, en een ‘informal conversation’ met de kapiteins van de Perth en de Houston, tijdens hun korte aanwezigheid in Batavia na afloop van de slag.35 Een verslag van de hoogste Britse officier binnen het eskader, kapitein Oliver Gordon van de Exeter, kon pas op 1 oktober 1945 aan het rapport worden toegevoegd, toen deze uit Japanse krijgsgevangenschap was teruggekeerd.36 Rapporten van Nederlandse zijde werden misschien wel opgemaakt, maar vervolgens enkele dagen later ook weer vernietigd, toen de Japanse opmars te dichtbij kwam.37
33
Helfrich kon zich in 1950 nog steeds niet voorstellen dat de schade aan de Japanse vloot zo gering was geweest. C.E.L. Helfrich, Memoires 2. Glorie en tragedie (Amsterdam en Brussel 1950), 54-55. 34 Zie voor een overzicht van de schaarse primaire bronnen: Bosscher, Koninklijke Marine 2, 409 e.v. 35 ‘Battle of the Java Sea, 27th February, 1942’, The London Gazette, 6 juli 1948, 3937. 36 Ibidem. 37 J.J. Nortier, P. Kuijt en P.M.H. Groen, De Japanse aanval op Java (Amsterdam1994), 16.
18
2. Van ‘Ik val aan’ tot ‘Volgt mij’. Het eerste verhaal van de slag (1942 – 1946) 2.1. Baken van hoop In ieder verhaal van nederlaag en ondergang is wel een lichtpuntje te vinden. ‘An American navy lifebelt, with a Holmes floating light attached to it, tossed overboard from the United States cruiser Houston in the battle of the Java Sea, saved the lives of 116 men, and enabled a Dutch destroyer commander to bring back the first comprehensive story of the action’, schreef de bekende Amerikaanse oorlogscorrespondent George Weller een kleine drie weken na de slag.38 Door het uitvergroten van een sprekend detail – een reddend lichtbaken – bracht hij de gebeurtenissen voor zijn lezers dichterbij.39 In zijn uitgebreide reportage, die (in verschillende versies) in ieder geval in de New York Post en de Chicago Daily News van 19 maart en de Britse Daily Telegraph van 20 maart verscheen40, vertelde Weller een verhaal dat als een van de dramatische hoogtepunten van de slag in de Javazee te beschouwen is.41 Zoals we hebben gezien was de Kortenaer in de beginfase van de slag getorpedeerd. De meeste bemanningsleden hadden zich weten te redden en dobberden rond in aan elkaar gebonden vlotten. Uren later kwamen onverwacht de restanten van de geallieerde vloot in zicht: vier kruisers in lijn, met voorop de De Ruyter. Opnieuw op zoek naar de Japanse vloot, passeerden ze rakelings en in volle vaart de bemanning van de Kortenaer. Voor de drenkelingen werd, zoals tevoren was afgesproken, niet gestopt. ‘Their cries for help were answered by shouts from the Dutch cruisers De Ruyter and Java and the British [sic] cruiser Perth, but only some unknown friendly hand aboard the Houston had the quickness of mind to throw them the lifebelt’, aldus Weller in zijn meeslepende verslag.42 Het was dit lichtbaken dat later in de nacht gezien werd vanaf de Encounter, waardoor de Nederlandse drenkelingen gered konden worden. Wellers artikel was, zoals ook de kop niet naliet te vermelden, het eerste inhoudelijke verhaal over de slag.43 Voor het eerst had een journalist, ‘somewhere in Australia’, met
38
Daily Telegraph, 20 maart 1942. Anthony Weller (red.), Weller’s War (New York 2009) biedt hier diverse prachtige voorbeelden van. 40 Hier wordt de verhaalversie uit de Daily Telegraph van 20 maart 1942 gevolgd. Een iets andere versie van het verhaal is te vinden in Weller’s War, 320-327. 41 Niet voor niets wordt in het bekende schilderij van Jan Hoowij, ‘Kruiser Hr.Ms. De Ruyter (1938-1942) passeert drenkelingen van torpedobootjager Hr.Ms. Kortenaer (1928-1942) tijdens de slag in de Javazee’, vrijwel hetzelfde moment in de slag belicht. 42 Daily Telegraph, 20 maart 1942. 43 ‘First Full Story of Java Sea Battle’, kondigde de Daily Telegraph (20 maart 1942) aan. De bovenkop van het artikel zoals het in de New York Post (19 maart 1942) over de volledige breedte van de voorpagina stond, luidde: ‘Exclusive Eyewitness Story’. De inleiding op het artikel zelf begon met de mededeling: ‘Here is the First eyewitness, blow-by-blow account of the Battle of the Java Sea.’ 39
19
overlevenden gesproken.44 De Nederlandse marinemannen, noteerde Weller, zijn vol goede moed. Ze branden van verlangen om de strijd opnieuw aan te gaan en hun kameraden te wreken: ‘They pray that America can give them a cruiser, even an old one. Their fleet has gone, their families are prisoners, their houses are the domicile of Japanese. Few have anything but a pair of shorts and a shirt, and a water soaked picture of wife and children. All they want is a chance to fight.’45 Deze Nederlandse bereidheid opnieuw ten strijde te trekken werd nadrukkelijk gekoppeld aan het inspirerende voorbeeld van Doorman, ‘the most offensive-minded man in the entire Dutch navy’, die immers voorop gegaan was in de strijd. Zijn vloot was ernstig verzwakt geweest en op versterkingen viel niet meer te rekenen, legde Weller zijn Amerikaanse en Britse lezers uit: ‘Nevertheless, he gave to his little fleet a signal which he repeated twice before two Dutch cruisers, De Ruyter and aJva [sic], went to their doom: “I am attacking, follow me.”’46 Dit is de allereerste keer dat Doormans sein, en dan ook meteen in de legendarisch geworden onjuiste versie, in de bronnen voorkomt. Omdat dit citaat essentieel is in het vervolg van deze scriptie, onderbreken we hier de chronologie om nader te kijken naar de receptiegeschiedenis van Doormans woorden.
2.2. De ontvangst van een signaal Het wapenschild van het vliegdekschip Karel Doorman (1948-1968) droeg nog de spreuk ‘Ik val aan, volgt mij’, schrijft maritiem historicus Ph.M. Bosscher in een artikel uit 1992. Toen eind jaren tachtig de ‘heraldische presentatie’ van een nieuw naar de schout-bij-nacht vernoemd fregat aan de orde kwam, werd de tekst aangepast tot ‘Follow me’. Bosscher: ‘Ditmaal geen woorden die schout-bij-nacht Doorman in de mond waren gelegd, maar een authentiek citaat.’47 Het was op het moment dat het vliegdekschip uit de vaart werd genomen al enige jaren geleden dat L. de Jong in zijn televisieserie ‘De Bezetting’ had verteld dat Doormans befaamde citaat een verdichtsel was.48 En al in 1954 had K.W.L. Bezemer, in de eerste serieuze studie naar de verrichtingen van de Nederlandse marine tijdens de Tweede Wereldoorlog, laten weten dat het citaat niet klopte: ‘Het is blijkbaar dit sein geweest, waarvan de legende zich meester maakte, door er ten onrechte een bijzonder dramatische
44
Dit werd ook als zodanig erkend in de pers. De Illustrated London News van 28 maart schreef: ‘A dramatic description of the naval battle of the Java Sea, (…) appeared in the Daily Telegraph of March 20. It considerably amplifies the Admiralty communiqué of March 15’, 382. 45 Daily Telegraph, 20 maart 1942. 46 Ibidem. 47 Ph.M. Bosscher, ‘De slag in de Javazee en wat daaraan voorafging’, in: Militaire Spectator 161(1992)(3), 121. 48 De Jong, De Bezetting 2, 201.
20
betekenis aan te hechten. Onjuist vertaald als: “Ik Val Aan, Volg Mij”, wordt het vaak geciteerd.’49 ‘Wij weten niet of het in eerste jaren na de oorlog al in brede kring bekend was dat wij hier met een mystificatie van doen hebben, waarschijnlijk ontstaan kort na de val van Nederlands-Indië, op Ceylon of in Australië’, zegt Bosscher.50 Beide onduidelijkheden verdienen nadere aandacht. Om met de laatste te beginnen: de eerste vindplaats van Doormans citaat is, zoals gezegd, het artikel van Weller, zoals dit onder meer in de Daily Telegraph van 20 maart 1942 verscheen. De vermelding van het citaat kreeg in het artikel een eigen kop mee: ‘“Attacking, follow me” order three times”’51, wat er op wijst dat de eindredacteur de nieuwswaarde van Doormans woorden onderkende. Het stuk van Weller geldt als het allereerste inhoudelijke artikel over de slag, tot stand gekomen op basis van eigen nieuwsgaring en niet slechts van officiële communiqués.52 Weller sprak, zoals we gezien hebben, met overlevenden van de Nederlandse jager Kortenaer; in ieder geval met de commandant van het schip, luitenant ter zee 1e klasse Kroese, die overigens in het stuk niet bij naam werd genoemd, en met een van zijn officieren, ‘Lieutenant Benjamin Reiche’.53 We kunnen ons voorstellen dat een van hen Doormans woorden in het Engels heeft proberen te vertalen en daarbij in zijn uitleg net wat extra woorden nodig had. Wie wil duidelijk maken in welke omstandigheden Doorman zijn order gaf, kan tenslotte nauwelijks om de term ‘aanval’ heen.54 In ieder geval werd de term – half verzinsel, half herinnering – geboren uit een gesprek tussen een Amerikaanse journalist en een of meer Nederlandse overlevenden in Australië, op of kort voor 19 maart 1942. Maar dan die andere onduidelijkheid die Bosscher in zijn artikel noemt: was binnen de marine bekend dat het hier om een verdichtsel ging? Dit lijkt wel waarschijnlijk. Het citaat komt namelijk niet voor in de terugblikken van rechtstreeks bij de slag betrokken officieren. Niet in het in Londen uitgegeven Neerland’s zeemacht in oorlog (1944) van A. Kroese, terwijl Weller zijn verhaal toch mede had gebaseerd op diens eerdere mondelinge verslag. Niet in Uur der beproeving (1945) van J.N.C. van Heurn, een andere officier van de Kortenaer. Niet in de twee delen Memoires (1950) van admiraal Helfrich. En niet in de jaargangen 1945, 1946 en 1947 van het maandblad voor de zeestrijdkrachten Onze Vloot. Ook de terloopse wijze waarop Bezemer al in 1954 (in een noot 49
Bezemer, noot 1, p. 347. Ibidem. 51 Daily Telegraph, 20 maart 1942. 52 Zie: Illustrated London News, 28 maart 1942, 382. 53 Hiermee werd waarschijnlijk luitenant ter zee 2e klasse Johan Bernard Reiche bedoeld. 54 Nadat De Jong in de televisieserie ‘De Bezetting’ had verteld dat Doormans signaal in deze vorm nooit was uitgegaan, voegde hij hier droog aan toe: ‘Dat “ik val aan” was ook volmaakt overbodig, want Doorman deed niet anders dan zoeken naar mogelijkheden om aan te vallen.’ De Bezetting 2, 201. 50
21
bovendien) meldde dat het citaat een legende was, geeft aan dat hij dit niet als opzienbarende nieuwe informatie zag. De conclusie is dan wel dat de marine er in die eerste jaren voor koos dit foutieve citaat niet in het openbaar te corrigeren: passieve steun voor de mooie versie van Doormans woorden was er dus wel. Soms ook iets meer dan dat: Admiraal Helfrich zelf gebruikte in zijn memoires uit 1950 het correcte citaat ‘All ships follow me’, maar in zijn rede bij de herdenking van de slag op 27 februari 1946 had hij het wel degelijk over ‘Ik val aan, volgt mij’.55 Heiligde het doel toen nog een verdichtsel?56
2.3. Het ontstaan van een legende Zoals we in de epiloog zullen zien, neemt de slag in de Javazee in moderne overzichtswerken van de Tweede Wereldoorlog een bescheiden plaats in. Maar in maart 1942 was de slag misschien wel het belangrijkste oorlogsnieuws in de Britse en de Amerikaanse pers. In de New York Times van 15 maart noemde de Britse admiraal William James de slag ‘the fiercest and bloodiest ever known’. Het was, zei hij, ‘the most tremendous battle ever to take place against great odds’.57 Voor die belangstelling zijn verschillende verklaringen te geven. De marines van maar liefst vier geallieerde naties waren bij de slag betrokken geweest: het resultaat raakte hen allen. Er deden bovendien enkele befaamde schepen aan mee: de Houston gold als het lievelingsschip van de Amerikaanse president Roosevelt, die verschillende reizen met de kruiser maakte;58 en de kruiser Exeter had in december 1939 een hoofdrol gespeeld in de eerste spectaculaire Britse overwinning van de oorlog, het tot zinken brengen van het Duitse vestzakslagschip Graf Spee. Wat ook aan de belangstelling bijdroeg was dat informatie over de slag druppelsgewijs naar buiten kwam. De Illustrated London News kon in deze periode iedere week een verhaal over de slag presenteren, met steeds weer nieuwe informatie. Het gebrek aan passend fotomateriaal werd gecompenseerd met spannende illustraties.59
55
Het Dagblad, 28 februari 1946 en De Waarheid, 28 februari 1946. In twee onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering in Londen verschenen publicaties komt het ‘Ik val aan, volgt mij’ wél voor. Beide boeken hadden, overigens net als Neerland’s zeemacht in oorlog, een duidelijke propagandistische opzet en de auteurs waren beiden niet bij de slag aanwezig of rechtstreeks betrokken geweest. Het eerste is het op de Britse doelgroep gerichte Holland Afloat (1942) van H. George Franks, een Britse auteur die zich had gespecialiseerd in vriendelijke boeken over Nederland en de Nederlanders. Voor zijn verhaal putte hij, overigens zonder bronvermelding, uitgebreid uit Wellers artikel. Het tweede boek is in Nederlandsch-Indië in den Tweeden Wereldoorlog (1945) van H.V. Quispel, een reserveofficier van de marine die tijdens de oorlog in Australië werkzaam was voor het Netherlands Indies Government Information Service, het voorlichtingsbureau van de Nederlandse regering. 57 ‘Java Sea Fight Called “Bloodiest Ever Known”’, New York Times, 15 maart 1942. 58 James D. Hornfischer, Ship of Ghosts. The Story of USS Houston, FDR’s Lost Cruiser and the Epic Saga of her Survivors (New York 2006). 59 Tekeningen van C.E. Turner in: ‘The Heroic Action Against Hopeless Odds: Some Dramatic Incidents in the Naval Battle of the Java Sea’, London Illustrated News, 28 maart 1942, 382-383. Hier werden verschillende 56
22
Het verhaal van de slag week ook inhoudelijk af van het meeste oorlogsnieuws in deze periode. Geallieerde overwinningen waren er zelden te melden – het positieve nieuws diende veelal aan nederlagen en geruchten van nederlagen te worden ontleend. De slag in de Javazee was tenminste nog een heroïsch verlies, wat van de vernietiging van een deel van de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor, het zinken van het Britse slagschip Prince of Wales en de kansloze val van Singapore en Java niet zo gemakkelijk gezegd kon worden. Slechts uit de Amerikaanse verdediging van de Filippijnen viel in dezelfde periode een vergelijkbaar heroïsch verhaal te destilleren. Het verhaal was daarnaast bijzonder omdat dergelijke zeeslagen tussen oppervlakteschepen zelden voorkwamen: de laatste was de slag bij Jutland in 1915 geweest.60 Voor Nederland was het de eerste zeeslag in bijna 150 jaar.61 Met het krantenstuk van Weller ging dit op zichzelf al bijzondere verhaal echt leven. De gebeurtenissen werden gevuld met drama; ze kregen diepte en detail. Een Amerikaanse lichtboei die de Nederlandse drenkelingen een baken van hoop wordt. De onverzettelijkheid van de overlevenden, die niets liever willen dan opnieuw ten strijde trekken. Een schout-bijnacht die voorop gaat in de strijd en dit met zijn leven moet bekopen. Weller had maar een paar ingrepen nodig om van een verhaal van tragische dapperheid een heldenepos te maken.62 Het is daarbij vooral interessant om te zien wat Weller deed met Doormans beroemde woorden, ook al omdat dit citaat al gauw het centrale element in alle populaire verhaalversies van de slag werd. Weller schreef dat het signaal ‘I’m attacking, follow me’ drie keer gegeven werd, de derde maal ‘before the two Dutch cruisers (…) went to their doom’. Maar, zoals we in de korte beschrijving van de slag in hoofdstuk 1 hebben gezien, waren er twee in het oog springende gelegenheden dat Doorman liet seinen dat de andere schepen zijn vlaggenschip moesten volgen.63 De eerste was toen de Exeter werd geraakt en er wanorde in de kruiserlinie ontstond. De andere was kort daarna, toen de Kortenaer en de Electra gezonken waren en Doorman een nieuwe aanval op het Japanse eskader wilde uitvoeren. In de beschrijving van Weller vinden we dus nog een derde signaalmoment, dat aan het eind van de slag lijkt geplaatst. De woorden ‘Ik val aan, volgt mij’ werden daarmee de illustratie van een
momenten uit de slag verbeeld, niet allemaal accuraat, zoals onder meer blijkt uit het bijschrift: ‘“De Ruyter” sank a cruiser’. 60 O.a. H.P. Willmott, Empires in the Balance (Annapolis 1982), 351. 61 Anita van Dissel, ‘De Javazee. De slag in de Javazee’, in: Wim van den Doel (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2005), 118. 62 Het is opvallend hoe lang Wellers verhaalversie bleef rondzingen. Nog in A.C. Hardy, Everyman’s History of the Sea War (Londen, 1949), 58-59, komen we hele alinea’s uit diens artikel tegen, overigens ook weer zonder bronvermelding. 63 Volgens Bosscher heeft Doorman tijdens het gevecht ‘nog diverse malen doen seinen “Follow me.”’. Zie voor details: Bosscher, Koninklijke Marine 2, 281, noot 266 en 284, noot 302.
23
wanhopige last stand, van het sterven van de garde. Ze werden bovendien Doormans laatste woorden: ‘Shortly before midnight Doorman’s flagship De Ruyter and Java ran into a barrage of torpedoes, probably from destroyers, and sank, apparently with few, if any, survivors.’64 Waar Weller dat dramatische derde signaal nog op impliciete wijze aan het einde van de slag plaatste, ging deze nuance verloren in de verhaalversies die deels of helemaal op Wellers verslag gebaseerd waren. De eerste keer dat we de Nederlandse vertaling van Doormans woorden tegenkomen, is in De Wervelwind van april 1942, een door Britse bommenwerpers ter bemoediging van de Nederlandse bevolking verspreid blad. Elementen uit dit artikel vinden we vervolgens, als onderdeel van soms uiterst bevlogen proza, in verschillende illegale bladen terug. Het verhaal werd daarbij onvermijdelijk steeds mooier: ‘Dan klinkt boven de geheele vloot het bevel van den Admiraal, zijn laatste, dat altijd zal blijven: “IK VAL AAN, VOLG MIJ!” En als een brandende lawine schiet de vloot op de Jappen af, vurend uit alle kanonnen… Maar in de nacht loeren de duikboten, onverhoeds vallen zij aan, torpedo’s glijden sissend door het water… en het eskader is ten ondergang gedoemd…’65 En: ‘“Ik val aan, volg mij” was het sein dat van schip tot schip vloog; zij vielen aan zonder aarzelen den veel sterkeren tegenstander en zij vuurden nog toen hun schepen al brandend wegzonken.’66 Hier is de slag een mythisch verhaal geworden. Een eerste aanval is mislukt. Een volgende aanval ook. Twee maal maar liefst zijn de aanvallen van Doorman en de zijnen vastgelopen op de Japanse muur van staal. Maar Doorman geeft niet op. Hij verzamelt zijn laatste schepen om zich heen, geeft zonder aarzeling zijn finale order: ‘Ik val aan, volgt mij’, en vaart dan, wapenbroeders in zijn kielzog, uit alle kanonnen schietend de vijand tegemoet. In een zwerm van sissende torpedo’s – het wapen der lafaards, afgeschoten vanaf in hinderlaag liggende onderzeeërs – sterven Doorman en zijn mannen de heldendood. Het is in deze samenvatting niet alleen een verhaal dat tot de verbeelding spreekt, maar ook een verhaal dat aan de verbeelding lijkt ontleend. Doormans strijd wordt hier in de matrix van de oerverhalen gegoten. Dit is Leonidas tegen de Perzen. Dit is de oude garde bij Waterloo. Dit is een verhaal van ridders in scheepsstalen pantsers, bezig aan hun laatste strijd ‘op de drempel van de bedreigde veste’.67 Dit is de mystiek van de godenschemering.
64
Daily Telegraph, 20 maart 1942. ‘De grote slag’, Steenbergsche Bus-courant, 15 juli 1944. 66 ‘Ik val aan, volg mij’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945. 67 Het citaat is ontleend aan: Piet Bakker, De slag (herdruk als ‘grote pocket’; Amsterdam en Brussel 1964), 241. 65
24
2.4. ‘Onze onvergankelijke dankbaarheid’ In het verhaal in De Wervelwind kwamen, iets meer dan een maand na de slag, NederlandsBritse oorlogspropaganda en het door Weller gevonden motto bij elkaar. Hier zien we dan het verhaal zoals dat een aantal jaren tamelijk intact bleef.68 Het geallieerde verlies kon niet langer ontkend worden – al is er nog steeds sprake van een ‘schijnbare nederlaag’69 – en de nadruk lag dan ook op andere aspecten. Dat het een ‘ongelijk gevecht’ was geweest tegen een ‘verpletterende overmacht’.70 Dat met leeuwenmoed tegen ‘de stalen muur der Jappenvloot’ gevochten was.71 Dat ook de Japanners grote verliezen geleden hadden. Dat alleen de Japanners tijdens de slag door hun luchtmacht ondersteund werden. Dat de geallieerde bemanningen na drie maanden strijd uitgeput aan de slag begonnen. En dat de slag nu al historisch was: ‘De slag in de Java Zee zal legendarisch voortleven in de annalen der verbonden zeevarende volkeren, die de eer boven het leven stellen.’72 Het stuk vond zijn weg in verschillende gestencilde illegale bladen73 en kwam in bewerkte vorm terug in het Nederlandstalige Britse public relations-blad Big Ben, dat rond de bevrijding in Nederland werd verkocht.74 Hier werd een belangrijk nieuw element aan het verhaal toegevoegd, namelijk dat de geallieerde vloot, ‘die op zichzelf veel te zwak [was] om de veel krachtiger Japansche Marine te verslaan’, slechts vocht met het doel de Japanners ‘zoo lang op te houden, tot hulp van andere geallieerde schepen en vliegtuigen zou opdagen’. En dat doel was bereikt: ‘Thans weten wij, dat de groote offers niet nutteloos werden gebracht.’ De Japanse opmars kwam tot staan ‘dankzij de schitterende prestaties der Nederlandsche, Britsche en Amerikaansche matrozen, die de eer boven het leven stelden’ en daarom recht hebben ‘op onze bewondering en onvergankelijke dankbaarheid’.75 Dat is, afgezien van de informatie in de door de Duitse bezetter gecontroleerde dagbladpers, het verhaal dat Nederland tussen 1942 en 1945 over de slag in de Javazee te horen kreeg. Een inspirerend militair voorbeeld kon de bevolking wel gebruiken. Het leger had in mei 1940 en bij de verdediging van Nederlands-Indië veelal achter de feiten 68
Ook de Nederlandse regering had al betrekkelijk snel de mogelijkheden gezien die deze woorden boden. In een toespraak voor Radio Oranje op 10 mei 1942, ter gelegenheid van de tweede herdenking van de Duitse inval in Nederland, gebruikte minister-president Gerbrandy het citaat als typering van én devies voor de Nederlandse houding tegenover de bezetter. Doormans boodschap moest het ‘watchword’ voor elke goede vaderlander zijn, aldus de minister-president. ‘“Attack” Is Netherland Slogan’, New York Times, 11 mei 1942. 69 ‘De slag in de Java Zee’, De Wervelwind, april 1942, 8. 70 Ibidem. 71 Ibidem. 72 Ibidem, 6. 73 In ieder geval: Recht & Vrijheid, 22 juni 1942 en De Haagsche Groene, 9 februari 1945. 74 ‘De Slag in de Javazee’, Big Ben, No. 1, 7-8. Verschijningsdatum onduidelijk: op basis van de artikelen en foto’s lijkt maart 1945 waarschijnlijk. 75 Ibidem.
25
aangelopen en slechts op bepaalde plaatsen en momenten werkelijk effectief – en dan nog gedurende beperkte tijd – tegenstand kunnen bieden. Nederland gaf zich na vijf dagen strijd over, het veel grotere Java viel relatief nog sneller, namelijk na negen dagen. Niet dat dit de militairen kwalijk te nemen viel – zij waren slecht ‘uitgerust en onvoldoende voorbereid’, zoals de invloedrijke generaal Kruls in 1947 stelde: ‘Zij allen hebben gedaan wat zij konden.’76 Het optreden van de marine daarentegen sprak, op het moment zelf en ook nog jaren later, tot de verbeelding: in de Indische wateren had een internationaal eskader geopereerd – en dat onder Nederlandse leiding. Dit eskader trok ten aanval, leed daarbij verliezen, maar boekte ook successen. Hier was werkelijk sprake van strijd, niet van de frustrerende onvermijdelijkheid van de nederlaag die de berichtgeving over het leger kenmerkte. Hier werd offensief gevochten en uiteindelijk, in de Javazee, eervol verloren. In Doormans ‘Ik val aan, volgt mij’ kwam dit hele verhaal samen. 2.5. Een nederlaag in drieën In Wellers verslag lijkt het feit dat Doormans aanvalssignaal drie keer gegeven werd, minstens zo belangrijk als de inhoud ervan. ‘“Attacking, follow me” order three times”’, luidde een van de koppen boven het artikel. Waarom was dit getal drie zo belangrijk? In de vroege verhaalversies komen we het getal drie regelmatig tegen. Soms, zoals in De Wervelwind, in een retorische vorm. De slag in de Javazee, aldus het blad, was onderdeel van een strijd waarin Nederland het woord ‘trouw’ met een ‘driedubbel vuur’ tegen de tropenhemel had geschreven; ten eerste ‘het vuur, dat alles verteerde, wat voor den Jappengluiper van waarde kon zijn’; ten tweede ‘het vuur, dat over het water uitschoot, bij de nadering der Japansche armada’s’; en ten derde ‘het vuur, waarmee onze troepen te land den vijand overal ontvingen’.77 In andere bronnen werd het getal drie gebruikt om naderend onheil aan te geven, zoals in Proud Echo (1953) van Ronald McKie, een geromantiseerd verslag van de ondergang van de Perth. Dat het in de Javazee verkeerd zou aflopen, was voor de bemanning van de Australische kruiser wel duidelijk, lezen we al op de eerste bladzijden van het boek. De voortekenen spraken voor zich: drie maal maar liefst was het schip teruggeroepen naar Fremantle, voor het eindelijk naar Nederlands-Indië kon vertrekken. En na aankomst in de haven van Batavia had Red Lead, de populaire scheepskat, driemaal een
76
H.J. Kruls en H. Staring, Op de bres voor Neerlands onafhankelijkheid (tweede, herziene druk; Amsterdam 1947), 8. 77 De Wervelwind, april 1942.
26
poging gedaan om te ontsnappen naar de wal.78 Geen vooruitwijzing naar de ramp, maar een bevestiging ervan vinden we in Ik val aan, volgt mij van Anthony van Kampen, waar Doormans schip zich drie keer lijkt te verzetten tegen het onvermijdelijke einde: ‘Er loopt een hevige rilling door dat schip. Het is alsof een dodelijk gewond dier zich nog eenmaal tracht op te richten. En nog eens en nóg eens vaart die siddering door het brandend karkas van de De Ruyter.’79 Maar het getal drie heeft ook een functie in de opbouw van het verhaal. Het getal drie, zoals dit door Weller en in de op zijn artikel gebaseerde verhaalversies werd gebruikt80, kan staan voor een cumulatieve reeks, waarbij de ‘third task (…) the most difficult, the third battle the worst’ is, zoals V. Propp zegt in zijn klassieke studie over volksverhalen.81 Drie is namelijk ‘the final trigger for something important to happen’, aldus Christopher Booker in The Seven Basic Plots, een recente studie over de rol van verhalen in het menselijk leven.82 Drie is de voorwaarde voor een transformatie, meestal in de zin van geestelijke groei: ‘It symbolizes the slow process whereby the hero or heroine are striving towards some hugely important goal which, when it is finally achieved, we can see represents full maturity, the realisation of a state of fulfillment and wholeness.’83 De laatste aanval in de Javazee is te beschouwen als de zware proef die de prelude moet vormen ‘to that reversal which leads to the overthrow of darkness and the liberation of light’.84 Het beeld van de duisternis die plaats moet maken voor het licht komen we op verschillende plekken tegen. Het verzetsblad Strijdend Nederland vertelde zijn lezers in een herdenkingsartikel, drie jaar na de slag, dat er ‘reeds in het donkerste uur de teekenen [waren] voor ieder, die het maar zien wilde, van een keer, die eenmaal komen zou van de duisternis van geweld en onderdrukking naar het licht van vrijheid en herrijzing. Want in het donker lichten reeds de vonken van een stalen roepingsbesef als stille beloften’.85 Iets dergelijks had, bij de herdenking van de slag een jaar eerder, minister van Marine J.Th. Furstner voor Radio Oranje gezegd: ‘Het groote licht van
78
Ronald McKie, Proud Echo (Sydney 1953), 4-5. Ook het feit dat het schip twee vlootpredikanten aan boord bleek te hebben, werd als een slecht ‘sea omen’ gezien: ‘One chaplain was bad enough, but two – that was lethal.’ 79 Van Kampen, 193. 80 Ook in het verhaal in De Wervelwind (april 1942) werd benadrukt dat Doorman twee maal zijn aanvalssignaal herhaalde – dus drie keer gaf. ‘Weer kwam Doormans onverschrokken signaal: “Ik val aan; volg mij”’. En: ‘De onvermoeibare Doorman seint voor de laatste maal: “Ik val aan! Volg mij!”’. Ook de toevoeging van uitroeptekens in het laatste citaat wijst op een cumulatieve reeks. 81 V. Propp, Morphology of the Folktale. (tweede, herziene editie; Austin 1968), 74. 82 Booker, 231. 83 Ibidem, 233. 84 Ibidem, 234. 85 ‘“Ik val aan, volg mij…”’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945.
27
het einddoel komt in zicht. Wie het licht op de bergtop ziet, wordt het ook licht in het dal.’86 Ook Weller zelf liet op zijn cumulatieve drie een visioen volgen, waarin de door een Amerikaans lichtbaken geredde Nederlanders met een Amerikaans schip opnieuw het gevecht aangaan. De slag werd de opmaat voor een nieuwe kans: geef de held een nieuwe wapenrusting en hij zal opnieuw ten strijde trekken. We hoeven ons overigens niet te fixeren op dit gebruik van het getal drie om te zien dat de slag in de Javazee in de bronnen uit die jaren als een (voorlopig) eindpunt geldt. Met de verovering van Java, die na de slag betrekkelijk ongehinderd doorgang kon vinden, kwam de Japanse opmars naar het zuiden tot stilstand, al konden de geallieerden dit op dat moment nog niet weten. Het belangrijkste strategische doel van Japan – toegang tot de olie en rubber die voor de toekomst van het land van levensbelang waren – was bereikt. Het moment van de Japanse verovering van Java kan achteraf, vanuit geallieerd perspectief, als het absolute dieptepunt van de strijd in de Pacific worden beschouwd. Daarna kwam het initiatief betrekkelijk snel bij de Amerikanen te liggen. De eerste beperkte Japanse nederlaag, de slag in de Koraalzee, vond nauwelijks twee maanden na de slag in de Javazee plaats. Weer een maand later versloeg de Amerikaanse vloot de Japanners bij Midway. Op het einde in de Javazee volgde dus een nieuw begin: al twee maanden na de slag waren er lichtpuntjes te zien. En vrij snel daarna kon de slag in de Javazee de geallieerde boeken in als het eindpunt van de Japanse opmars. Van deze waarneming was het maar een kleine stap naar de gedachte dat de Japanse opmars in de Javazee tot staan was gebracht; iets dat in Nederlandse kring dan ook graag werd beweerd: ‘Doorman offerde zijn schepen en leven om het opdringen der Japanners naar Australië te verhinderen. Dit offer van onze mannen stelde den Amerikanen in staat zóveel krachten te verzamelen, dat de tocht van de Japanners naar het Zuiden veranderde in een terugtocht naar het Noorden.’87 Het werd tot het eind van het decennium als een mantra herhaald.
2.6. ‘Doorman, wij volgen’ ‘Wij kennen een jongen KP er, die zijn revolver den naam Doorman heeft gegeven. In zijn hart leeft brandend het parool: “Ik val aan, volg mij”.’, schreef het verzetsblad Strijdend Nederland rond de derde verjaardag van de slag.88 Het verhaal van de Javazee moet steeds
86
‘Rede Adm. J.Th. Furstner’, The London News, 6 maart 1944. ‘Het Spookschip’, Telex, 19 januari 1945. 88 ‘“Ik val aan, volg mij…!”’, Strijdend Nederland, 3 maart 1945. 87
28
weer gehoord worden, stelde het blad, ‘opdat de geest van Doorman levend worde in het gansche volk’.89 Dr. Elly Touwen-Bouwsma zegt in haar bijdrage aan een recente bundel over de Nederlandse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog dat de strijd in Nederlands-Indië, net als die in Nederland in mei 1940, ‘geen helden voortbracht. Daarvoor duurde de strijd te kort en was de nederlaag te groot’.90 Toch lijkt rond Karel Doorman eind 1944, begin 1945 kortstondig iets van een heldencultus te zijn ontstaan, wellicht door Londen gevoed, maar met wel degelijk een resonantie in de illegale en later legale pers. Doorman was tijdens de oorlog de enige Nederlandse vlagofficier die in gevecht met de vijand gesneuveld was91, en dit tijdens de enige grootschalige offensieve Nederlandse operatie van de hele oorlog. Doorman, wiens sterven ook nog eens vrijelijk kon worden ingevuld, werd daarmee een dramatisch maar krachtig symbool voor Nederlandse onverzettelijkheid en opofferingsgezindheid. Zijn signaal ‘Ik val aan, volgt mij’, dat volgens maritiem historicus Van Dissel ‘een welhaast mythische lading’ had gekregen92, bleek niet louter een kreet uit het roemrijke Nederlands verleden, maar mocht ook gelden als een motto voor vandaag. Tot in 1944 lijkt het verhaal van de slag vooral gebruikt te zijn om de Nederlandse bevolking te bemoedigen. Maar toen het vooruitzicht van de bevrijding van Nederland concreter werd, verschoof het accent vrij snel van hoop naar actie. De nadruk kwam te liggen op het tweede deel van Doormans korte boodschap, namelijk: ‘Volgt mij’. Niemand kan de woorden van onze schout-bij-nacht vergeten, schreef het verzetsblad Overzicht der Nieuwsberichten in april 1944: ‘En duizenden volgden hem. Aan hen allen hebben wij grote verplichtingen. Zij zullen niét beschaamd worden.’93 In The London News, eveneens een illegaal blad, werd enkele dagen later vrijwel hetzelfde gezegd: ‘Duizenden volgden. De verplichtingen die wij hebben jegens hen, die zich reeds offerden, zullen niet worden beschaamd.’94 Beide bladen echoden hiermee de woorden van minister van Marine Furstner, in een toespraak voor Radio Oranje op 27 februari 1944: ‘Niemand vergeet het laatste bevel van kap. Doorman: Ik val aan; volg mij. Zij volgden.’95 En volgen – dat moest nu ook de jeugd van Nederland doen, stelde de minister: ‘Zoolang Hitler nog bij ons de lakens uitdeelt, 89
Ibidem. Elly Touwen-Bouwsma, ‘Het Bronbeekpark’ in: Madelon de Keizer en Marije Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010), 108-109. 91 Van Dissel, 120: ‘Hij was de tweede vlagofficier die sinds 1815 in naam van het Koninkrijk der Nederlanden in het harnas stierf.’ 92 Ibidem. 93 ‘De wederopbouw der Nederlandsche Strijdkrachten’, Overzicht der Nieuwsberichten, 21 april 1944. 94 The London News, 26 april 1944, 326. 95 ‘Rede Adm. J.Th. Furstner’, The London News, 6 maart 1944, 264. 90
29
kunt gij, jongeren, alleen nog maar in het geheim strijden. Maar dit gaat voorbij, vermoedelijk spoedig en dan komt uw tijd.’ Nederlands-Indië, het landsdeel waarvoor Doorman en de zijnen zich hadden opgeofferd, moest bevrijd. Dat, aldus Furstner, was een taak waarvoor ‘de volledige kracht van het Nederlandsche volk gemobiliseerd moet worden’.96 Het Aanmeldingsbureau voor Oorlogsvrijwilligers in Heerlen maakte een half jaar later dezelfde koppeling tussen Doorman en de ‘flinke, sterke, jonge kerels’ die zijn karwei moesten afmaken. Het sein waarmee de schout-bij-nacht de vijand tegemoet ging, aldus een advertentie in het Limburgsch Dagblad, ‘geldt ook voor u’.97 Toen ook het noorden van het land was bevrijd, kon het Friesch Dagblad enthousiast melden dat het ‘gevleugelde woord van kapt. Doorman (…) duizenden jonge, rappe gasten uit het hart gegrepen’ was. Zij popelden, aldus de krant, om de Japanners uit de ‘gordel van smaragd’ te verjagen.98 Dat vele ‘Nederlanders popelen’ – de woordkeus doet een gerichte actie vermoeden – om naar de Oost te vertrekken, viel in diezelfde week ook het Leidse De Mare op. Het woord van Doorman, aldus het blad, ‘heeft hen gewekt tot de daad’. Doormans is niet meer, zijn ‘geest leeft echter voort, zijn moed sterkt onze moed, zijn voorbeeld wijst ons de weg. Ditmaal zal het de Jap zijn, die ten onder gaat; – en voorgoed. Ja, Doorman, wij volgen.’99 Dit strijdvaardige optimisme bleek beperkt houdbaar. Niet de duizenden enthousiaste Nederlandse jongeren verjoegen de Japanners uit Indië – dat deden de atoombommen die begin augustus 1945 op Hiroshima en Nagasaki vielen. Ver voordat Nederland fysiek in staat was de oude gezagsverhoudingen te herstellen, hadden de nationalisten de Republiek Indonesië uitgeroepen en liep Nederland achter de feiten aan. Het was een achterstand die Nederland, ondanks de latere inzet van honderdduizend militairen, niet meer goed wist te maken, ook al omdat de oude bondgenoten weinig steun boden en, in Nederlandse ogen, zelfs de kant van de Indonesiërs kozen. ‘Ik val aan, volg mij’ verloor zijn opwekkingsfunctie en verdween als centrale formulering.100 De slag in de Javazee was niet langer een verhaal van nieuwe kansen.
96
Ibidem. Limburgsch Dagblad, 23 december 1944. Dezelfde formulering werd gebruikt op een nog in Londen gedrukte propagandaposter, die op de voorkant van deze scriptie te zien is. Opvallend is dat de afgebeelde eskadercommandant eerder aan Helfrich dan aan Doorman doet denken. Poster ontleend aan www.geheugenvannederland.nl (d.d. 31 juli 2013). 98 ‘De werftrom wordt geroerd’, Friesch Dagblad, 6 juni 1945. 99 ‘Indonesië: een nieuwe belangstelling’, De Mare, 7 juni 1945. 100 Een zoekopdracht voor de uitdrukkingen ‘Ik val aan, volg mij’ en ‘Ik val aan, volgt mij’ in het digitale krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek levert 23 hits voor 1944 op, 37 hits voor 1945 en voor 1946 en 1947 resp. twaalf en elf. Daarna komt de uitdrukking eigenlijk alleen nog van tijd tot tijd in herdenkingsartikelen voor. 97
30
3. De slag opnieuw verloren
3.1. Desillusie Tijdens de oorlogsjaren was de slag in de Javazee, zoals we gezien hebben, als een positief verhaal gebracht. De Nederlandse regering gebruikte het verhaal van Doormans dramatische ondergang om de Nederlandse bevolking moed te geven: op het diepe donker van deze dapper bevochten nederlaag moest wel het licht der overwinning volgen, eerst in Nederland, daarna ook in Indië. Waar Doorman was voorgegaan, moest nu de jeugd van Nederland volgen. Maar het liep anders. ‘Japan was nu verslagen. Maar het kwam niet in orde. Voor velen werd de spanning thans te sterk, te groot de nieuwe desillusie na drie jaar bitter lijden’, schreven K. Norel en L.D. Terlaak Poot in De tyrannie verdrijven, de eerste uitvoerige geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, die in 1947 verscheen. Doormans offer had een nieuw begin moeten inluiden, maar de transformatie, zoals Booker het noemt in The Seven Basic Plots, vond niet plaats.101 Op het donker volgde niet het licht. Een illustratie hiervan vinden we in een verschil in perspectief bij admiraal Helfrich tijdens twee opeenvolgende herdenkingen van de slag. In 1946 bracht hij hulde aan de commandanten en bemanningen, die ‘den geest van Doormans signaal begrepen en zich volledig inzetten’. In deze strijd, aldus Helfrich, waren ‘de beste tradities van de Nederlandsche Marine’ hooggehouden, en dat ‘moet ons tot diepe dankbaarheid stemmen’. Hij besloot: ‘Laat de slag in de Javazee een les zijn voor het Nederlandsche volk om, ondanks de slagen die het ontvangen heeft en nog ontvangen zal, niet te versagen.’102 Een jaar later lijkt hij wat grimmiger te klinken. In een radiocauserie rond de herdenking in 1947 zei hij: ‘Er zijn menschen die in hun teleurstellingen over den gang van zaken in het heden de verzuchting slaken: waarvoor zijn Doorman en de zijnen gesneuveld? Zijn de offers niet te hoog geweest?’. Hij beantwoordde deze vragen ontkennend. Nee, de prijs was niet te hoog geweest: ‘Doorman en zijn mannen hebben niet voor niets hun leven gegeven.’ De slag, zei Helfrich nog maar eens, had de Japanse opmars zodanig vertraagd dat Australië, het veronderstelde volgende slachtoffer van de Japanse expansiedrift, effectiever verdedigd kon worden. En het offer van de vloot, voegde hij daar aan toe, ‘moge ons een voorbeeld zijn op onzen zwaren weg naar herstel.103 Het is dezelfde boodschap, maar hij lijkt defensiever verwoord, misschien vooral omdat Helfrich zich blijkbaar gedwongen voelde te reageren op
101
Booker, 231. Het Dagblad, 28 februari 1946. 103 ‘Mannen zonder aarzeling’, Nieuwsblad van het Noorden, 28 februari 1947. 102
31
kritiek. Nu de slag niet had opgeleverd wat beloofd was en verwacht, was de zin ervan minder gemakkelijk uit te leggen. En de vraag werd relevant wat er nu eigenlijk was misgegaan.
3.2. Ondankbaar volk De schuldvraag, die, zolang de oorlog tegen Japan nog voortduurde, achterwege was gebleven, werd daarna alsnog gesteld. Zeker onder marineofficieren school een diepe frustratie over de gang van zaken in de Javazee. Dat daar zo hard en overtuigend was gevochten, mocht eigenlijk een wonder heten, vonden ze, na tientallen jaren van onverschilligheid van het publiek en verwaarlozing door de politiek. ‘De vooroorlogsche geschiedenis van de Koninklijke Marine is een eentonig verhaal van eindelooze bezuinigingen en wanbegrip der ministers van boven, impopulariteit en onbegrip van buiten en, tengevolge daarvan, vaak wanhoop en twijfel, of nog erger, doffe berusting van binnen’, schreef J.N.C. van Heurn, een van de officieren van de Kortenaer, in de ongemeen bittere inleiding van zijn eind 1945 verschenen boekje Uur der beproeving.104 Schuldig aan de nederlaag, aldus Van Heurn, waren de politiek en het publiek geweest: ‘Helaas zijn de hoofdschuldigen (…) nooit de hoofdslachtoffers.’105 Dat in dit klimaat van bitterheid en wantrouwen nog zo dapper gevochten werd, was slechts te danken geweest aan de ‘diepe overtuiging’ van de marine, die daarmee ‘op schitterende wijze ten minste de eer [wist] te redden, waar zooveel verloren ging’.106 Het tijdschrift Onze Vloot fulmineerde begin 1947 in een aan de slag in de Javazee gewijd nummer tegen de pers, de ‘ontwapeningsridders, politici en bezuinigers’ die hadden samengespannen om ‘onze vloot te onthouden wat zij bitter noodig had’.107 In wat meer beheerste termen zei admiraal Helfrich in zijn in 1950 verschenen memoires eigenlijk hetzelfde: ‘De bekende zuinigheid op defensiegebied, gevolg van een in wezen anti-militaire geest bij een groot deel van ons volk’, had de marine op een onaanvaardbare achterstand gezet.
108
In deze ‘verwaarlozing van zijn defensie’ had het Nederlandse volk ‘gefaald’.109
Ook Bezemer verklaarde in 1954 de nederlaag in de Javazee deels uit de Nederlandse opstelling tegenover zijn marine: ‘Wanneer er sprake is van in de steek laten, dienen andere schuldigen voor het voetlicht te worden gebracht en moeten wij de hand in eigen boezem steken. Het Nederlandse Volk als geheel – er kan niet genoeg op worden gewezen – had Indië 104
J.N.C. van Heurn, Uur der beproeving. Onze marine in den strijd tegen Japan (Amsterdam en Brussel 1945),
6. 105
Ibidem, 7. Ibidem, 6. 107 ‘Wat is Nederland aan zijn Zeemacht verschuldigd?’, Onze Vloot, februari 1947, 57. 108 C.E.L. Helfrich, Memoires. Eerste deel: de Maleise barrier (Amsterdam en Brussel 1950), 4. 109 Ibidem, 354. 106
32
al veel eerder in de steek gelaten en verraad gepleegd aan eigen zaak en die der overzeese gebiedsdelen door, schatrijk zijnde, Indië niet de nodige machtsmiddelen te verschaffen ter zelfverdediging.’110
3.3. Verwijten tussen bondgenoten Maar waar Nederland zijn vloot in de steek gelaten had, daar hadden de bondgenoten Nederland in de kou laten staan. De teleurstelling over de eerst passieve, daarna kritische opstelling van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en ook Australië in de ‘Indonesische kwestie’ was groot, maar werd voorlopig liefst in positieve zin verwoord, namelijk door te blijven herinneren aan de essentiële Nederlandse bijdrage in die nog zo recente strijd tegen Japan. Groot-Brittannië mocht dankbaar zijn dat Nederland als vanzelfsprekend zijn kleine luchtmacht en vloot had ingezet voor de zinloze versterking, en later hopeloze verdediging, van Singapore. De Verenigde Staten moesten niet vergeten dat Nederland het eerste land was dat Japan de oorlog had verklaard en onmiddellijk na Pearl Harbor als enige noemenswaardige successen op de vijand had weten te behalen. En dat Australië niet door de Japanners was bezet, kwam toch vooral door die hardnekkige Nederlandse weerstand. ‘Wij verschaften Australië den tijd om zich voor te bereiden, hetgeen door de weldenkende Australiërs grif erkend wordt’, aldus bijvoorbeeld Onze Vloot in oktober 1946.111 Net iets schriller klonk dit argument een half jaar later: ‘Zelfs de ons minst vriendschappelijk gezinde Australiërs geven grif toe, dat als de convooien van vele honderden schepen (…) direct naar de West- of de Oostkust van Australië waren gevaren, er zoo goed als geen mogelijkheid geweest was Australië op dat moment succesvol te verdedigen.’112 Zonder Australië als uitvalsbasis, zo luidde de Nederlandse gedachtegang, hadden de geallieerden Japan nooit kunnen verslaan. De impliciete boodschap was dat Nederland in 1942 te weinig terug had gekregen voor zijn bondgenootschappelijke inzet. De geallieerden hadden op hun beurt Java niet tot het uiterste verdedigd, met voor Nederland desastreuze gevolgen. Toen Nederland in 1945 de geallieerden nodig had om zijn wereldrijk weer terug te krijgen, gaven deze niet thuis. Twee keer dus hadden de bondgenoten Nederland in de steek gelaten. Maar die ‘geallieerde onwelwillendheid’113, zoals Helfrich het noemde, kende nog een derde verschijningsvorm. De vroegere bondgenoten bleken namelijk niet steeds met voldoende 110
Bezemer, 309. Jan Ressing, ‘Drie zeeslagen om Java I. De heldhaftige strijd van onze kruisers volgens de nieuwste gegevens omtrent den Java-zeeslag’, Onze Vloot, oktober 1946, 191. 112 Jan Ressing, ‘Drie zeeslagen om Java III. De roemrijke ondergang van H.M.S. “Exeter”, H.M.S. “Encounter” en U.S.S. “Pope”’, Onze Vloot, maart 1947, 47. 113 Helfrich, Memoires 2, 338. 111
33
reverentie terug te blikken op de Nederlandse strategie tijdens de slag. Zeker in Washington was er kritiek op de ‘nutteloze opoffering’ in de Javazee, schrijft De Jong. Helfrich kreeg er te horen dat ‘de Amerikaanse marine en het State Department ons de slag in de Javazee kwalijk namen’.114 Ook Samuel Eliot Morisons geschiedenis van de Amerikaanse strijd ter zee tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarvan het deel over de Japanse opmars al in 1948 verscheen, kwam in Nederlandse marinekringen hard aan.115 Morison richtte zijn kritiek waar deze de meeste pijn deed, namelijk op Karel Doorman. Waar Nederland het beeld koesterde van een offensieve, strijdvaardige eskadercommandant, zette Morison Doorman neer als een twijfelaar die nooit zeker was van de gekozen tactiek en de strijd liever ontweek. De nederlaag in de Javazee rekende hij Doorman overigens niet zwaar aan. In een opsomming van de bekende factoren die aan het verlies zouden hebben bijgedragen (gebrek aan luchtsteun, slechte onderlinge communicatie, de veel betere Japanse torpedo’s en gestroomlijnde tactiek), concludeerde hij dat elke factor op zich al voldoende was geweest voor een geallieerde nederlaag.116 Zijn laatste slag had Doorman gevochten met ‘stubborn determination’, vond Morison.117 Het waren de aarzelingen en tactische fouten in kleinschaliger botsingen met de Japanners in de weken voorafgaand aan de slag, die het vertrouwen van de Amerikaanse commandanten in hun tijdelijke baas hadden aangetast.118 De Amerikaanse admiraal Hart, Helfrichs voorganger als leider van de ABDA-vloot, had Doorman zelfs willen ontslaan omdat deze te voorzichtig opereerde.119 Na diens vertrek, aldus Morison, was het Helfrich geweest die Doorman steeds weer tot actie moest aanzetten.120 De Britten waren over het algemeen milder. Misschien omdat zij, meer dan de Amerikanen, geneigd waren de nederlagen uit deze periode als de norm te beschouwen. Misschien ook voelden zij zich, op basis van de gezamenlijk aangegane gevechten en gedeelde koloniale belangen, meer met de Nederlanders verbonden. In ieder geval bleek de slag in de Javazee de Nederlandse status in Londen tijdens de oorlog geen kwaad te hebben 114
De Jong, Londen I, 332. Bezemer stelde in1954 dat Morisons werk ‘de Nederlandse gegevens en opvattingen vaak weinig [doet] wedervaren’. Hij reageerde in zijn boek op al Morisons kritiekpunten, zoals in deze paragraafkop: ‘Admiraal Hart is onbillijk tegenover schout bij nacht Doorman.’ Bezemer, 262. In een voorwoord bij de vijfde druk van dit boek, verschenen in 1964, kon Bezemer melden dat Morison, ‘na overleg met ondergetekende, enkele dezer onjuistheden (niet alle) in latere drukken van genoemd werk [heeft] verbeterd’. In een nieuwe samenvatting van Morisons vijftien delen ‘komt schout bij nacht Doorman er thans bijzonder goed af’. Zie: J.K.L Bezemer, ‘Bij de vijfde druk’, in: Idem, Zij vochten op de zeven zeeën (6e druk; Houten 1987), xi. 116 Ibidem, 358. 117 Ibidem. 118 Morison, 338. 119 Ibidem, 305. 120 Ibidem, 340. 115
34
gedaan. Churchill en zijn militaire top vonden dat Nederland ‘zware offers [had] gebracht voor de gemeenschappelijke zaak’, schrijft De Jong.121 En de Britse publieke opinie was er door de slag des te meer van overtuigd geraakt ‘dat Nederlanders bij uitstek betrouwbare en strijdvaardige bondgenoten waren’.122 In een voor intern gebruik bestemde Britse Battle Summary uit 1945 werd geconcludeerd: ‘The Battle of the Java Sea constitutes a melancholy page in the history of the war, but not an inglorious one. An allied force (…) proved powerless to stem the enemy’s advance.’ Er werden geen schuldigen aangewezen; gezien de geallieerde uitgangspositie was het een logische nederlaag geweest, al had ook ‘misfortune’ een rol gespeeld. Het rapport sloot af met de vermeende laatste woorden van admiraal Tromp: ‘Ik heb gedaan. Houd goeden moed!’, dat in een voetnoot werd vertaald als ‘I am finished. Keep up your hearts!’.123 In The War at Sea (1956), een officiële geschiedenis van de Royal Navy gedurende de Tweede Wereldoorlog, schreef S.W. Roskill slechts dat ‘more skilful tactical handling’ misschien tot grotere verliezen bij de vijand zou hebben geleid, maar dat dit voor de uitkomst van de slag geen werkelijk verschil had gemaakt.124 De hoogste Britse officier tijdens de slag, kapitein Oliver Gordon van de Exeter, toonde zich in zijn memoires uit 1957 uiterst positief over Doorman. Hij was, schreef hij, ‘zeer onder de indruk van zijn buitengewone beminnelijkheid. Ik mocht hem direct graag en ik ben ervan overtuigd dat hij zeer bekwaam was.’125 Of liet hij in deze laatste formulering op beleefd-Britse wijze in het midden of Doorman deze bekwaamheid ook tijdens de slag had tentoongespreid?126 Australische kritiek op de Nederlandse leiding werd op een meer directe wijze verwoord. Kapitein Waller van de Perth, die als enige kruisercommandant onmiddellijk na de slag een rapport had kunnen inleveren, liet hierin weten teleurgesteld te zijn dat door Doormans tactiek niet steeds maximaal was geprofiteerd van de geallieerde vuurkracht, met name die van zijn eigen schip.127 Deze Australische kritiek klonk ook door in Proud Echo (1953) van Ronald McKie. De auteur, die zich baseerde op de herinneringen van diverse bemanningsleden, stelde dat de ‘Dutch admiral’ nooit de leiding van de vloot had mogen
121
De Jong, Londen I, 330. Ibidem, 330-331. 123 Battle Summary no. 28. Battle of the Java Sea, 27th February, 1942 (C.B. 3081, 21). Tactical Torpedo and Staff Duties Division, Historical Section (Londen 1945), 57. 124 S.W. Roskill, The War at Sea. Volume II: The Period of Balance (Londen 1956 / Uckfield 2004), 16. 125 Oliver L. Gordon, De slag in de Javazee (Utrecht 1963), 47. Oorspronkelijk uitgegeven als Fight it out (Londen 1957). 126 Volgens Bosscher uitte Gordon zich onmiddellijk na de slag uiterst positief over Doormans bevelvoering, maar liet hij zich later aanmerkelijk kritischer uit. Bosscher, Koninklijke Marine II, 294-295, noot 443. 127 Waller schreef: ‘PERTH was still out of range of enemy cruisers and I found a long period of being “Aunt Sally” very trying without being able to return the fire’. In: ‘Battle of the Java Sea, 27th February, 1942’, The London Gazette, 6 juli 1948, 3939. 122
35
krijgen. De gevechtservaring van de admiraal was beperkt128 en ‘he made a pretty mess of things’.129 Beter leiderschap en een meer agressieve tactiek hadden de slag wellicht in het voordeel van de geallieerden kunnen doen verkeren, aldus McKie.130 Maar ondanks zijn blunders had de ‘gallant’131 admiraal ‘courageously’132 gevochten. (In reacties op de slag lijkt dit onder de voormalige bondgenoten van Nederland, met name de Verenigde Staten, een beetje de consensus te zijn geworden: Doorman tactiek was niet altijd verstandig, maar zijn moed bewonderenswaardig.133 In verschillende bronnen worden de woorden van de commandant van het Amerikaanse jagersmaldeel, T.H. Binford, aangehaald, die in de hitte van het gevecht over Doorman zou hebben gezegd: ‘That Dutchman has more guts than brains.’134; een formulering waarin bewondering en irritatie elkaar in evenwicht lijken te houden.)
Nu hadden zeker de Amerikanen en de Australiërs wel enige reden om kritisch naar de Nederlandse bevelvoering te kijken. Helfrich had hen namelijk na afloop van de slag ook niet gespaard. Toen de Java gezonken en de De Ruyter zinkende was, trokken de twee laatst overgebleven schepen, de Amerikaanse Houston en de Australische Perth, zich terug op Java. Kapitein Waller van de Perth, na het uitvallen van Doorman op basis van anciënniteit de nieuwe eskadercommandant, had geconcludeerd dat doorvechten niet langer zinvol was.135 In Helfrichs eigen rapport van de slag, waarvan onderdelen werden opgenomen in de eerder genoemde Britse Battle Summary uit 1945, stelde hij dat Waller zich daarmee ‘strictly speaking’ niet aan de orders had gehouden. ‘You must continue to attack until the enemy is destroyed’, was de opdracht geweest, aldus Helfrich: ‘This signal was intended to make it quite clear that I wanted C.S.F. (Combined Striking Force) to continue action whatever the cost and till the bitter end. Both cruisers were undamaged and it was not right to say in anticipation, “It is no use to continue action”, considering the damage inflicted on the enemy cruisers, which in my opinion must have been severe.’ Het is overigens mogelijk, voegde
128
McKie, xii. Ibidem, 11. 130 Ibidem, xiv. 131 Ibidem, xii. 132 Ibidem, xiv. 133 De toon was wat dat betreft al gezet in een uiterst kritisch artikel in de New York Post over de Nederlandse bevelvoering, een maand na de slag. De onervaren Doorman ‘made a poor job of it’, aldus de krant: ‘His actions show up as courageous to the last degree, and to the last degree unintelligent.’ Zie: ‘Lack of Co-ordination Still Cripples Us in Pacific; Java Sea Battle an Example of Courage and Mismanagement’, New York Post, 26 maart 1942. 134 John Toland, But Not in Shame. The Six Months After Pearl Harbor (New York en Toronto 1961), 259. 135 The London Gazette, 6 juli 1948, 3940-3941. 129
36
Helfrich daar op iets mildere toon aan toe, dat andere factoren een rol hadden gespeeld bij Wallers beslissing, zoals gebrek aan olie of munitie. Maar al met al was het een spijtig besluit geweest, vond Helfrich: ‘The decision of Capt. of the Perth is even more regrettable as, after all, both cruisers did meet their end. Probably on the night of [27th/28th February] they would have sold their lives at greater cost to the enemy.’136 De ironie van deze woorden is dat de Perth en de Houston als enige schepen van het eskader de Japanners werkelijk schade hadden berokkend, namelijk toen ze vanuit Batavia naar Australië probeerden te ontkomen en onderweg tussen de schepen van de invasievloot terechtkwamen.137 Dat kon Helfrich in 1942 nog niet weten, maar zijn commentaar zal de bondgenootschappelijke betrekkingen geen goed hebben gedaan.138
3.4. Verlies Er was, naast het Nederlandse volk en de voormalige bondgenoten, nog een derde groep die, in de ogen van Helfrich en anderen, het offer in de Javazee niet op waarde had geschat. Dat was de bevolking van Nederlands-Indië. Tijdens de oorlogsjaren zag Nederland het als vanzelfsprekend dat Indië, ‘waar meer dan 60 miljoen Rijksgenooten gebukt gaan onder het Japansche slavenjuk’139, zich weer onder zijn gezag zou stellen, hoewel natuurlijk op basis van een grotere mate van gelijkwaardigheid dan voorheen.140 Ook hier had het offer van de Nederlandse vloot een rol moeten spelen. Helfrichs overwegingen om de strijd aan te gaan waren namelijk mede bepaald door de gedachte dat terugtrekken een verkeerde indruk zou wekken, legde hij in 1949 voor de parlementaire enquêtecommissie ‘Regeringsbeleid 19401945’ uit. Opgeven zonder slag te leveren zou door de bevolking niet begrepen zijn en de steun voor het Indonesische nationalisme enorm vergroot hebben. Het zou, in De Jongs parafrase van Helfrichs woorden, ‘bij de grote massa van de Indonesische bevolking de overtuiging kunnen doen postvatten dat Nederland, als het er op aankwam, niet bereid was, zware offers voor haar bescherming te brengen’. De Jong voegt hier aan toe: ‘Zware offers 136
Battle Summary, 86. Nortier e.a., 59: ‘Het verlies van essentieel verbindingsmateriaal zou de staf van het [Japanse] 16e Leger in de eerste dagen van de landing grote moeilijkheden bezorgen.’ 138 Ook in zijn kritiek op de Britten hield Helfrich zich blijkbaar niet in. De Britse inlichtingenofficier (van ZuidAfrikaanse afkomst) Laurens van der Post schreef in een geheim memo aan de Britse regering eind 1946, getiteld ‘The British Occupation of Indonesia from September 19, 1945 to November 30, 1946’ dat Helfrichs ‘tone was truculent, quarrelsome and anti-British from the start on account of grievances conceived against our imagined “cowardice and incompetence in Malaya”.’ Laurens van der Post, The Admiral’s Baby (Londen 1996), 220. 139 ‘De wederopbouw der Nederlandsche strijdkrachten’, Overzicht der Nieuwsberichten, 21 april 1944. 140 Een mooie verwoording van deze welwillende opstelling vinden we o.a. bij Van Heurn, 5: ‘De verhouding “Moederland-en-kolonie” is, in den jaren na den inval, een natuurlijke en door niemand betreurden dood gestorven. De toekomst zal een partnerschap in den besten zin van het woord zijn.’ 137
37
werden door Helfrich gezien als het duidelijkst bewijs dat het Nederland ernst was met die bescherming [en deze zouden] een duidelijke waarborg bieden voor zijn herstel na afloop van de oorlog.’141 Het lijkt een belangrijk argument – waarin Helfrich overigens met superieure vanzelfsprekendheid voorbijging aan de vraag of de Indonesiërs in 1942 nog door Nederland beschermd wilden worden –, maar het ging interessant genoeg pas betrekkelijk laat deel uitmaken van het verhaal van de slag, namelijk toen de Nederlandse pogingen om Indië terug te krijgen nauwelijks meer reëel te noemen waren. In de verhaalversies uit de oorlog en de periode meteen daarna werd het argument niet expliciet gebruikt.142 Slechts de buitenstaander Morison noemde in 1948 het voorkomen van gezichtsverlies tegenover de bevolking (‘oriental “face”’) een van de factoren die bij het aangaan van de strijd een rol hadden gespeeld.143 Betekent het feit dat het argument pas een jaar of zeven na de slag naar buiten kwam, dat hier sprake is van een rechtvaardiging achteraf? Niet per se. Het kan zijn dat het argument voor Helfrich zo vanzelfsprekend was, dat hij pas een verwoording vond toen hem er naar werd gevraagd. Dat het argument op het moment zelf vreemd geklonken zou hebben – ‘Wij vechten omdat we het tegenover jullie niet kunnen maken om niet te vechten’– kan ook een rol hebben gespeeld. Maar de belangrijkste reden zal zijn geweest dat het argument al een paar dagen na de slag krachteloos was geworden. Op de opoffering van de marine (en de luchtmacht) was namelijk niet een even heldhaftige strijd van het landleger gevolgd, wat het effect van het geheel behoorlijk teniet deed. De Zuid-Afrikaanse auteur Laurens van der Post, die begin 1942 als inlichtingenofficier van het Britse leger op Java gestationeerd was, schreef in zijn herinneringen: ‘Instead of a real battle for the European way of life, the Indonesians had seen island after island (…) fall ignominiously without more than a skirmish or two. (…) The population of these islands would have had no idea of what the gallant Dutch airforce, and the Dutch navy under Admiral Doorman (who went down with his ship in the Battle of the Java Sea), had done to redeem that picture of an apparently abject surrender to the Japanese.’144 Een variant op deze waarneming was al vlak na de oorlog op de Nederlandse radio te horen geweest. H.W.J. Picard, voordien commentator bij de Nederlands-Indische radio (NIROM), mocht begin 1946 voor de AVRO-microfoon in vijftien causerieën ‘de 141
De Jong, Londen I, 332. In februari 1949, hetzelfde jaar dus als zijn getuigenis voor de enquêtecommissie, hield de inmiddels gepensioneerde Helfrich een lezing in Den Haag, waar hij vertelde hoe hij de gedachte aan terugtrekken toentertijd ‘volstrekt verworpen had’. Deze zestig miljoen mensen, ‘onder ons bestuur tot orde en welvaart gebracht (…) mochten wij niet in de steek laten’, zei hij. Het ontwijken van de strijd zou ‘algemene ontgoocheling en verder lelijke politieke gevolgen hebben gehad’.142 143 Morison, 380. 144 Laurens van der Post, The Admiral’s Baby (Londen 1996), 16. 142
38
waarheid over Java’ vertellen. Tot aan de Japanse inval, aldus Picard, keek de Indonesiër tegen de Nederlander op als een zoon tegen zijn vader. Toen deze ‘sterke bewonderde en gevreesde vader’ tegen de Japanners geen vuist wist te maken, ontstond een ‘Oedipussituatie’. De Indonesiërs zagen geen werkelijke strijd: ‘Integendeel, zij hebben – als ik en zoovele andere Nederlanders met mij – vluchtende soldaten gezien, soldaten, die bedelend langs de huizen om een bete brood, en een slok water, doodmoe en gedesillusioneerd de wegen afstrompelden. De Indonesiërs hebben de schitterende daden van onze luchtmacht en van onze marine niet persoonlijk gezien. Hoogstens gehoord, en het visueele is zoveel sterker.’145 De opoffering van de vloot had dus, in deze gedachtegang, geen enkele betekenis toen zij niet werd gevolgd door een even resoluut optreden te land.
Drievoudig had de vloot zich opgeofferd in de Javazee. Voor het Nederlandse volk, dat maar steeds niet thuis gaf. Voor de bondgenoten, wier erkentelijkheid van korte duur bleek. En voor de rijksgenoten overzee, die daar nauwelijks weet van hadden gehad, en er misschien ook niet om hadden gevraagd. Dat stemde bitter. ‘Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de oorlog gewonnen, doch, in zijn geheel beschouwd, de Vrede verloren’, schreef Helfrich in het slothoofdstuk van zijn memoires.146 Hoe moest het nu verder?
145 146
H.W.J. Picard, De waarheid over Java (Den Haag 1946), 21-22. Helfrich, Memoires II, 351.
39
4. ‘Niet vergeefs’. Het tweede verhaal van de slag (1947 – 1961) 4.1. Nakaarten Een nieuwe werkelijkheid vraagt om een nieuw verhaal. Tot en met de zomer van 1945 werd de slag in de Javazee beschreven vanuit het perspectief van een nieuw begin. Na het donker van de Japanse bezetting, zou, misschien al heel binnenkort, het licht van het Nederlandse gezag opnieuw gaan schijnen. Dat maakte de situatie dragelijk en gaf de verhalen een ondertoon van verwachting. In de periode tussen de Japanse capitulatie in augustus 1945 en de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië ruim vier jaar later – het omslagpunt lijkt ergens in 1946 te liggen – veranderde deze premisse. Steeds duidelijker werd dat Indonesië Nederland aan het ontglippen was, al bleef dat wellicht onuitgesproken. De werkelijkheid veranderde en het vroegere verhaal verloor aan kracht. Dat gold bijvoorbeeld voor het ‘Australië-argument’ – de al tijdens de oorlogsjaren gebruikte redenering dat het (toch vooral als Nederlands beschouwde) offer in de Javazee Australië en daarmee de geallieerde eindoverwinning had veiliggesteld. Deze lijn van redeneren kon Nederlanders het prettige gevoel geven dat zij een belangrijke rol hadden gespeeld op weg naar de geallieerde eindoverwinning, ja, dat zonder hun offer deze overwinning niet mogelijk was geweest. Leidinggevenden bij de marine konden ermee verdedigen dat de gekozen strategie wel degelijk effectief was geweest en dat de gestelde doelen waren bereikt. De redenering kon bovendien fungeren als illustratie van de onrechtvaardigheid waarmee de bondgenoten Nederland behandelden. Maar het argument bleek uiteindelijk niet houdbaar. De redenering dat de slag de voor Australië zo noodzakelijke tijdwinst had opgeleverd werd veelal onderbouwd met een berekening waarin delen van en soms zelfs de hele drie maanden strijd om Indië waren opgenomen en niet slechts de duur van het gevecht zelf.147 De slag leverde maar één dag uitstel van de invasie van Java en dus voor Australië op: te weinig om in de uitkomst van de oorlog ook maar enig verschil te maken. Het was weer aan Morison om Nederland ook deze illusie af te nemen. Niet alleen hadden de Japanners tijdens hun offensief geen vertraging
147
Als er niet gevochten was, betoogde de Leidse hoogleraar Zeegeschiedenis T.H. Milo in 1949 in een wat voorzichtiger variant op deze redenering, dan had het terugtrekken van de vloot op Australië ‘al op 20 februari moeten geschieden. Java zou vermoedelijk op 26 februari hebben moeten capituleren. De Japanse vloot was dan al veel eerder voor Colombo verschenen en veel vroeger en sterker in de Koraalzee. Een overwinning aldaar had hen Nieuw-Guinea doen veroveren en wellicht zelfs de weg tussen Amerika en Australië, hetgeen de oorlogsduur aanzienlijk zou hebben verlengd. Het is mede aan Doorman en de zijnen te danken, dat dit niet is gebeurd.’ Samenvatting ontleend aan: ‘Amerikanen sloegen advies van adm. Helfrich in de wind’, De Gooi- en Eemlander, 6 mei 1949.
40
opgelopen, ze hadden ook geen plannen om Australië aan te vallen, schreef hij in 1948.148 Voor zover dit argument daarna nog overeind stond, werd het in ieder geval minder relevant. Voor het argument, besproken in het vorige hoofdstuk, dat Nederland gevochten had om een vastberaden indruk te maken op de inheemse bevolking, gold eigenlijk hetzelfde. Beide kwamen, nu Indië opnieuw – en nu definitief – verloren was gegaan, neer op nakaarten.
4.2. Een tragedie Soerabaja, eind februari 1942. Op een terrasje discussiëren vier geallieerde officieren – een Amerikaan, een Brit en twee Nederlanders – over de kansen om het eiland tegen de Japanse overmacht te verdedigen. De Amerikaan geeft een rondje: ‘Beter aan jullie besteed dan dat ik het straks meeneem naar de bodem van de Java Zee.’ Is de toestand dan zo hopeloos? De Brit vindt van wel: ‘De Hollanders zijn crazy dat ze zich hier dood gaan vechten en ons meeslepen in die rattenval.’ Dat wordt de Amerikaan te gortig. Hij bijt zijn Britse collega toe: ‘Jullie zijn net zo gek geweest, toen jullie de poor Dutchies voor Singapore lieten vechten, terwijl ieder zinnig mens kon zien dat jullie mooie vesting voor de gele haaien was.’ Deze gedachtewisseling vinden we in Varen en vechten (1961) van K. Norel, een spannende jeugdroman in drie delen over de activiteiten van de Nederlandse marine tijdens de Tweede Wereldoorlog. De schrijver vervolgt zijn verhaal met de reactie van een van de Nederlandse officieren, Karel Duker: ‘“Wij vechten voor hen,” zei Karel, terwijl hij naar buiten wees, naar de weg, waar vrouwen en kinderen liepen, blank en bruin, met pak en zak, om veiligheid te zoeken buiten de gebombardeerde stad. “Damned!” vloekte de Amerikaan en keek een andere kant uit. Met een abrupt gebaar greep hij zijn glas en dronk. Daarna begon hij over wat anders.’149 Behalve dat de gereformeerde auteur bij wijze van hoge uitzondering een van zijn romanfiguren een vloekwoord in de mond legt – een aanwijzing voor het ernstige karakter van de beschreven situatie –, valt aan dit fragment vooral op dat hier in het bestek van een paar regels de naoorlogse Nederlandse verdediging van de slag wordt samengevat. Ten eerste het gebrek aan erkenning door de bondgenoten, die de ‘poor Dutchies’ hun krachten bij Singapore lieten verspillen – een variant op het ‘Australië-argument’, dat op dit moment in de vertelde tijd nog niet gebruikt kon worden. Ten tweede de nadruk op de verdediging van de Europese én de inheemse bevolking van de archipel. En ten derde de zwakte van de geallieerde strijdmacht. 148
Morison, 380: ‘The Dutch believe that the Abda forces held up the enemy for a month or more, and so saved Australia from invasion; but, as far as could be ascertained from the Japanese after the war, their timetable of conquest was not seriously delayed, and they had no plan to invade Australia.’ 149 K. Norel, Varen en vechten (4e druk; Amsterdam, 1989), 216-217.
41
Tot begin jaren zestig verschenen in Nederland vier geromantiseerde verhalen waarin de slag in de Javazee een belangrijke rol speelde. De eerste was, in 1947, Ik val aan, volgt mij, een vie romancée van Karel Doorman, geschreven door Ketelbinkie-auteur Anthony van Kampen. Van de hand van een andere veelgelezen schrijver, Piet Bakker (vooral bekend van Ciske de Rat), verscheen in 1951 De Slag, een vlotgeschreven roman met vele hoofdpersonen over de drie maanden strijd om Nederlands-Indië. Doorman kreeg verder, naast onder anderen Paul Kruger, Dwight Eisenhower en Marco Polo, in 1957 zijn eigen deeltje in een Heldenserie voor de jeugd.150 Als vierde verscheen in 1961 de al genoemde Varen en vechten-trilogie van Norel, waarvan het middelste deel grotendeels is gewijd aan de strijd tegen Japan. Het hoofdstuk dat over de slag in de Javazee gaat, heeft als titel ‘De vloot geofferd’.151 Als we deze geromantiseerde verhalen bekijken vanuit Bookers verhalentheorie, dan zien we dat ze alle vier het patroon van de tragedie volgen – de klassieke verhaalvorm waarin de hoofdpersoon ten onder gaat. Booker beschrijft in The Seven Basic Plots de vijf fases die de held in de tragedie doormaakt. De eerste is de ‘anticipation stage’, waarin het doel van zijn handelen zich aan de held presenteert. De tweede is de ‘dream stage’, waarin de held zich concentreert op zijn doel en alles korte tijd lijkt te gaan zoals het moet. In de ‘frustration stage’ beginnen de dingen mis te lopen, wat zich in versterkte mate voortzet in de ‘nightmare stage’. In de ‘destruction stage’ tenslotte wordt de held vernietigd.152 In de vier onderzochte verhalen bestaat de ‘anticipation stage’ uit de voorbereiding op het treffen in de Javazee. Bij Van Kampen speelt deze zich vooral af in de gedachtewereld van Doorman: ‘Hij glimlacht. Al zal men hem é é n schip geven, dan nóg zal hij uitvaren naar de vijand.’153 Norel beschrijft deze fase in de tegenstelling tussen de realisten en de optimisten, waarbij Doorman tot de eerste groep behoort.154 Bakker benadrukt de rol van Helfrich als opdrachtgever, wiens afwegingen beslissend zijn.155 En Degreef houdt het meer praktisch op een ‘grimmig verlangen’ waarmee ieder uitziet ‘naar het uur, waarop de Vloot
150
J.D. Degreef, De held van de Javazee (Helmond z.j. (1957)). Voor de volledigheid dient hier ook Fenna Feenstra, Maar die vlag verlaten… nooit! (Amsterdam 1946) vermeld te worden. De hoofdpersoon van dit boek is de pacifistische dochter van de commandant van het Marine Instituut in Den Helder, die verliefd wordt op een adelborst, die op de laatste bladzijde sneuvelt tijdens de slag in de Javazee: ‘Twee jaar later in de onheilsvolle nacht van 27 op 28 Februari deed hij zijn gelofte [om de vlag nooit te verlaten, CD] gestand en schraagde zijn driekleur – stervende.’, 234. De boektitel en het citaat verwijzen beide naar het uit 1887 stammende ‘Adelborstenlied’ van de Nederlandse marine. 152 Booker, 156. 153 Van Kampen, 150. 154 Norel, 216-219. 155 Bakker, 241-246. 151
42
slaags zal raken met de Jap’.156 De ‘dream stage’ is hier het vertrek van de vloot en het eerste gedeelte van de slag. Doorman heeft een ernstige, maar positieve bespreking met zijn medecommandanten157 en wordt toegejuicht als hij aan boord van zijn schip gaat.158 Bij Degreef wordt de aankondiging dat de Japanse vloot in zicht is ‘met een hoeratje [sic] ontvangen’.159 Doorman zelf ‘staat te popelen’.160 Tijdens de eerste fase van de slag zijn verschillende officieren optimistisch over het verloop ervan, zeker als ze treffers bij de tegenstander constateren en deze zich aan het eind van de eerste dag voorlopig terugtrekt.161 Norel schrijft: ‘Tjalke Herkema, bezweet uit de machinekamer naar het dek geklommen, hoorde met verbazing dat de vijand afgetrokken was. Dat had hij nooit gedacht. Victor Bral kraaide victorie. Van Solms schermde weer met Tromp. “De bezem in de mast!”’162 De ‘frustration stage’ volgt snel daarna. Verschillende geallieerde schepen zijn door Japanse treffers ten onder gegaan of hebben moeten terugkeren naar de haven.163 En het Japanse konvooi, waar het allemaal om begonnen was, blijft buiten bereik.164 Doorman, aldus Degreef ‘vloekt op de Jappen en verwenst zijn onmacht’.165 Hij is ongeduldig, schrijft Van Kampen: ‘Hij wil vooruit, hij wil iets doen, maar hij kan niets doen. Hij tast als een blinde rond met zijn schepen.’166 De ‘nightmare stage’ is het begin van het einde. De vloot komt steeds meer onder druk te staan.167 ‘Niemand schrikt meer als een helle, lichtlaaiende vlam in de lucht openspat en minutenlang de nacht verdrijft. Over het stadium der verbijstering zijn allen heen. Ieder voelt dat het noodlot niet te keren is. Menselijke wil moeten wijken voor de onafwendbaarheid der dingen’, schrijft Bakker.168 En dan volgt onvermijdelijk de ‘destruction stage’, de ondergang van het vlaggenschip, met Doorman aan boord.169 In de woorden van Norel: ‘De kruiser zonk. De vlammen doofden in het water. Het laatst verdween de brug, waarop de vlootvoogd stond, hoog opgericht.’170 Maar wat betekent het dat het verhaal van de slag in de Javazee in het raamwerk van de tragedie kan worden geplaatst? Het kenmerk van deze verhaalvorm is namelijk in de 156
Degreef, 79. Van Kampen, 154; Bakker 255-256; Degreef, 79. 158 Van Kampen, 156; Norel, 219. 159 Degreef, 80. 160 Ibidem, 81. 161 Bakker, 264 en 266; Norel, 224. 162 Norel, 224. 163 Van Kampen, 167; Bakker, 266; Norel, 226; Degreef, 84. 164 Van Kampen, 174; Bakker, 266-267; Norel, 224. 165 Degreef, 85. 166 Van Kampen, 174. 167 Van Kampen, 178 e.v.; Bakker, 266-269; Norel, 226-228; Degreef, 86-87. 168 Bakker, 267. 169 Van Kampen, 193-195; Bakker, 269; Norel, 228; Degreef, 88. 170 Norel, 228. 157
43
meeste gevallen dat de held zijn ondergang verdient, aldus Booker. Het kan zijn dat de held in zijn arrogantie (‘hubris’) de kosmische balans verstoort, door iets te willen bereiken dat boven zijn macht ligt.171 Het kan ook zijn dat de held een ‘fatal flaw’ heeft, een tekortkoming die het hem onmogelijk maakt zijn doel te bereiken.172 Er zijn echter ook tragedies waarin het niet de held is die een tekortkoming heeft, maar de groep die hij vertegenwoordigt. Hier offert de held zich op voor de fouten van anderen: eigenlijk zijn zij het die de ondergang verdienen. Het woord tragedie, legt Booker uit, is afgeleid van geit. De ‘scapegoat’ (zondebok) is de tragische figuur ‘whose death purges the community of darkness, so that light and wholeness can be restored’.173 Als bekendste voorbeeld van een zondebok noemt de auteur Jezus, die in het bijbelverhaal sterft voor de zonden van de mensen. Diens offerdood betekent uiteindelijk een nederlaag voor de duisternis: ‘[When] the third day comes, he reappears, bathed in that soft light of eternity’.174
4.3. De goede held Op zondag 21 januari 1945 hield de hervormde predikant G.J. Geurtsen in de kerk aan de Hazenkampscheweg in het net bevrijde Nijmegen een jeugddienst. Hij had gekozen voor een aansprekend en actueel thema: ‘Ik val aan, volg mij’.175 Dit was, zo blijkt uit een aankondiging van de dienst in de plaatselijke krant, een vrije vertaling van Mattheüs 10:38: ‘En die zijn kruis niet op zich neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig.’176 Hoe de dominee deze link tussen Karel Doorman en Jezus voor zijn jonge gehoor uitwerkte is niet bekend, maar het zal met navolging tot het uiterste te maken hebben gehad. In elk geval was de stap van eskaderleider naar Verlosser voor de predikant geen onlogische. Het is verleidelijk om de associatie tussen het verhaal van Doormans ondergang en dat van Jezus’ lijden nader te verkennen, vooral omdat bij Van Kampen en Norel op in ieder geval twee punten overeenkomsten tussen beide verhalen lijken te zijn. De eerste is het sterven van Doorman, dat beide auteurs schetsen in termen die aan Christus’ kruisiging doen denken.177 En de tweede is het aanvankelijke verzet van Doorman tegen de offerdood die hem 171
Booker, 329. Ibidem, 329-330. 173 Booker, 620, noot 17. 174 Ibidem, 620. 175 Advertentie in Nijmeegsch Dagblad, 29 januari 1945. 176 Statenvertaling (Jongbloededitie 1888). Ontleend aan: www.biblija.net. 177 Norel, 228: ‘De schout bij nacht stond op de brug in het grillig licht van het vuur dat nu van voor tot achter op de kruiser woedde. De trek van pijn en spanning, die gister reeds en tijdens de lange en zware slag voortdurend op zijn gezicht geweest was, was verdwenen. Een glimlach speelde om zijn mond. Zijn ogen waren mild. Hij had de strijd volstreden. Zijn vloot had de nederlaag geleden, die hij had voorzien en willen vermijden, maar het was hem niet vergund. Hij was daarvan blijkbaar reeds los. Hij gaf zich over, niet aan Japan, maar aan de Hoogste 172
44
te wachten staat, wat associaties oproept met het verhaal van Gethsemane.178 De Nijmeegse jeugddienst is echter in de onderzochte bronnen de enige werkelijk expliciete verbinding tussen Doorman en de figuur van Jezus. We beperken ons dan ook tot de waarneming dat Doorman uit de naoorlogse bronnen naar voren komt als een nobele held met hier en daar messiaanse trekken. Zo vertelt koningin Wilhelmina in haar memoires Eenzaam maar niet alleen uit 1959 dat ze van een overlevende van de De Ruyter had gehoord hoe Doorman en de commandant van de kruiser ‘nadat zij de vervoerbare gewonden hadden laten vertrekken en de bemanning aan het bevel het schip te verlaten voldaan had, zich naar de ziekenboeg begaven waar de onvervoerbare zwaargewonden waren. Hun laatste ogenblikken hebben zij met dezen samen doorgebracht.’179 Ook het hardnekkige verhaal dat Doorman, nadat de De Ruyter getroffen was, met een laatste signaal de Perth en de Houston het bevel gaf zichzelf te redden en zich niet om zijn schip te bekommeren, past in deze categorie.180
4.4. Het zachte licht van de eeuwigheid De verhaalvorm van de tragedie, zegt Booker, werkt toe naar de ondergang van de held. Maar indien de held zich opoffert voor de fouten van anderen, dan volgt op die ondergang, met enige vertraging, een verrijzenis. De schuldeloosheid van de held maakt dat het licht kan overwinnen.181 Dit is niet het concrete licht van de eindoverwinning, zoals we in het eerste verhaal van de slag tegenkwamen, maar ‘the soft light of eternity’.182 In drie van de vier onderzochte verhalen wordt de slag in de Javazee als een definitief einde gepresenteerd.183 Van Kampens geromantiseerde biografie besluit met de zin: ‘En toen viel met recht de nacht over het eilandenrijk van Nederlands Indië.’184 In Degreefs De held
Rechter, die rechtvaardig oordeelt.’Vgl. o.a. Lucas 23:46: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest” en: Joh. 19:30: “Het is volbracht.” Verder: Van Kampen, 192-193. 178 Van Kampen beschrijft Doormans eerdere worsteling als volgt: ‘Dan verschijnt de figuur van zijn vader voor hem. Hij weet wat deze van hem verwachten zou. Slechts é é n ding: gehoorzaamheid aan de wetten en trouw aan de staat.’ Van Kampen, 150. Vgl. Marcus 26:39b: “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan. Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.” Verder: Norel, 218 en 226. 179 Wilhelmina prinses der Nederlanden, Eenzaam maar niet alleen (Amsterdam 1959), 321. Voor een beter begrip: een vlaggenschip kent twee commandanten: die van het eskader en die van het schip zelf. 180 O.a. David A. Thomas, Battle of the Java Sea (Londen 1968), 212-213; Morison, 357; Degreef, 87; Hornfischer, 92. 181 Booker, 620. 182 Ibidem. 183 Uitzondering is de trilogie van Norel, waarin tenslotte het hele verhaal van de marine tot en met de bevrijding wordt verteld. Wel is het veelzeggend dat het deel waarin de slag in de Javazee voorkomt Hondenwacht heet, de aanduiding voor de dienst tussen middernacht en 4.00 uur ’s ochtends. Het derde deel heet Dagwacht. 184 Van Kampen, 234. De soms bijna lugubere zwart-wit tekeningen van W.A. van de Walle – de grijnzende Dood zittend op de brug (4), marinepersoneel dat niet kan ontsnappen van het brandende dek (185), een ‘Nachtvogel’ boven de Javazee (194) en een huilende vrouw die zichtbaar wordt in de laatste rook van het zinkende schip (211) – dragen aan die negatieve sfeer nog bij.
45
van de Javazee komen alle hoofdpersonen op de laatste twee bladzijden om het leven.185 En Piet Bakkers De Slag eindigt met het verraad der bondgenoten. Een oude Amerikaanse jager, een van de vier ‘nietige scheepjes’ die aan de ondergang in de Javazee ontkomen zijn, vaart de haven van Fremantle binnen. Onverwachts barst de scheepscommandant in een litanie van scheldwoorden uit. Zijn eerste officier wil weten wat er aan de hand is. Vloekend wijst de commandant naar de wal, ‘waar de blinkende vleugels van zeker wel honderd gevechtsklare vliegtuigen’ zichtbaar zijn. En dat terwijl zijn dappere collega’s in de Javazee ten onder zijn gegaan door gebrek aan luchtsteun! De eerste officier moet huilen en vraagt met zachte stem: ‘Hoe moeten we dat ooit goed maken, Sir? Als het vrede is…?’ Deze heeft meteen zijn antwoord klaar: ‘Ja, in de politiek maken ze iets goed! Laat me niet lachen, Skiffie. Ik heb een sneetje in m’n lip…’ Dan zwijgt hij. Hij ziet niet langer de blinkende vliegtuigvleugels, maar ‘de gezichten van vele kameraden der Striking Force. Van moedige, eerlijke marinemensen, die verdronken waren, omdat hun vloot geen ogen had en zij in den blinde moesten vechten’.186 Nacht, dood, verraad… Als deze verhalen mogen gelden als een reflectie van hoe vanaf de late jaren veertig over de slag in de Javazee werd gedacht, dan luidt de conclusie dat dit weinig positief was. Op de slag lijkt te worden teruggeblikt als een uiterst bewonderenswaardige, maar hopeloze actie, die zonder succes is gebleven. Het is de bewondering voor de inzet van Doorman en zijn mannen, waardoor dit tweede verhaal van de slag in de Javazee alsnog in het ‘zachte licht van de eeuwigheid’ komt te staan. In de romanteksten zelf komen we dit licht niet tegen, in de teksten er omheen wel. De uitgever van de Heldenreeks rekent Doorman tot een selecte groep ‘mannen en vrouwen die op een bijzondere wijze de mensheid gediend hebben’.187 Bakker vertelt in het voorwoord van zijn boek dat hij degenen die zich doodvochten ‘weer binnen de lichtkring van de aandacht [wil] brengen’.188 In zijn nawoord staat hij stil bij het plichtsbesef van deze mannen, die ‘scheep gingen, uitgeput, zonder hoop, maar ook zonder aarzeling’.189 En voor Van Kampen, zo wordt duidelijk uit zijn slotbeschouwing, is Doorman een ‘voorbeeld van mannelijkheid, van moed en doortastendheid’, wiens daden niet vergeten mogen worden: ‘Door deze generatie niet, en door de volgenden niet.’190 De betoonde heldhaftigheid en opofferingsgezindheid waren nu het verhaal, niet wat deze hadden opgeleverd.
185
Degreef, 88-89. Bakker, 323. 187 Degreef, 91. 188 Bakker, 5. 189 Bakker, 324. 190 Van Kampen, 192. 186
46
Ook in de geschiedwerken uit die jaren zien we dat terug. ‘De slagen waren uitermate zwaar. Doch de eer en roemrijke tradities van de Nederlandsche marine waren schitterend gehandhaafd’, aldus Norel en Terlaak Poot in 1947.191 Bezemer noemde in 1954 de slag ‘militair gesproken’ een volledige nederlaag. Vanuit moreel oogpunt gezien was het gevecht echter van grote betekenis, vond hij: de moed en plichtsbetrachting van de marine bleken ‘nog altijd boven lof verheven’.192 H. en A. Algra zeiden twee jaar later, in hun vaderlandse geschiedenis Dispereert niet, iets vergelijkbaars: ‘De Striking Force was geheel vernietigd. Maar er is ook een ondergaan met ere en dit was hier het geval. Doormans sein: “Ik val aan, alle schepen volgen” (…) blijft een zin, die onze marine tot in lengte van dagen eert.’193
Bij de eerste naoorlogse herdenking van de slag, in 1946, kon het nut van de slag nog in de voltooid tegenwoordige tijd worden verwoord. ‘Is deze opoffering vergeefsch geweest? Neen’, stelde vice-admiraal Pinke bij de herdenkingsplechtigheid in Batavia.194 ‘De opoffering van onze vloot is (…) niet vergeefsch geweest’, vond ook de Leeuwarder Koerier.195 Bij de tiende herdenking van de slag, in 1952, was het grammaticale perspectief verschoven naar de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd. De bevelhebber der zeestrijdkrachten, vice-admiraal A. de Booy, gaf bij deze gelegenheid een dagorder uit waarin hij het ‘lichtend voorbeeld’ van Doorman en de zijnen schetste. Hij zei: ‘Die strijd zal niet vergeefs zijn geweest, indien wij het voorbeeld dat daar werd gegeven, goed voor ogen houden.’196 De zin van de slag lag niet langer in een gerealiseerd heden, maar – onvoltooid – in een mogelijke toekomst. En zo sloot de slag, met enige vertraging, aan bij een verwoording van betekenis die in het naoorlogse Nederland heel gebruikelijk was. Aan het sterven van de strijders werd een opdracht voor de overlevenden verbonden, schrijft R. van Ginkel in zijn boek over herdenkingscultuur in Nederland. Tussen de zekerheid van het ‘niet tevergeefs’ en de wens van de gebruikte tijdsvorm bleef een ruimte bestaan ‘die maakte dat voortdurend op een morele boodschap voor heden en toekomst werd gehamerd’.197
191
Norel en Terlaak Poot, 524. Bezemer, 364. 193 H. Algra en A. Algra, Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden. Deel 5 (Franeker 1956), 183. 194 ‘De slag in de Javazee’, Het Dagblad, 28 februari 1946. 195 ‘De slag in de Javazee’, Leeuwarder Koerier, 27 februari 1946. 196 ’10 Jaar geleden. Slag in de Javazee’, Limburgsch Dagblad, 28 februari 1952. 197 Rob van Ginkel, Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam 2011), 250. Hij noemt als voorbeeld o.m. de gedenksteen bij Kamp Amersfoort uit 1954: ‘Hun offer zij het nageslacht een lichtend voorbeeld.’ 192
47
Epiloog: het derde verhaal van de slag (1962 – heden) Wat is de plek die de slag in de Javazee tegenwoordig in het grote verhaal van de Tweede Wereldoorlog inneemt? In drie veelgelezen recente Britse overzichtswerken over deze periode krijgt de slag een alinea tot ruim een halve pagina aandacht mee.198 Het is in alle drie de boeken ook meteen de enige significante vermelding van Nederlands militair optreden tijdens de oorlog. De kortste en in zijn eenvoud meest pregnante beschrijving van de slag komt van de populaire historicus Anthony Beevor: ‘The island of Java was the next objective. The Battle of the Java Sea on 27 February rapidly decided the matter. An Allied force of Dutch, American, Australian en British cruisers and six [sic] destroyers attacked two Japanese convoys escorted by three heavy cruisers and fourteen destroyers. During the next thirty-six hours, the Allied ships were outgunned and out-torpedoed. It was a gallant but doomed engagement. By 9 March, Batavia (now Jakarta) and the rest of the Dutch East Indies had surrendered.’199 In recente Nederlandse publicaties rond dit thema krijgt de slag in het algemeen wat meer ruimte, al houdt ook deze niet altijd over. In Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw (2005) is de Javazee een van de zeven vindplaatsen voor herinneringen aan de oorlog. In Geschiedenis van Nederland. De canon van de bezetting (2010) zijn van de vijftig vensters twee aan de slag in de Javazee gewijd: één aan de slag zelf en een ander aan de figuur van Karel Doorman. Maar in de essaybundel Een open zenuw. Hoe wij ons de tweede wereldoorlog herinneren (2010) wordt temidden van 47 thema’s de slag in de Javazee helemaal niet genoemd en Karel Doorman slechts als naam van het vliegdekschip dat begin jaren zestig de reis naar Nieuw Guinea maakte.200 De enige verwijzing naar de strijd om Nederlands-Indië is te vinden in een hoofdstuk over het landgoed Bronbeek.201
Het verhaal van de slag lijkt de afgelopen decennia kleiner te zijn geworden. Het beginpunt van dit proces ligt in de eerste helft van de jaren zestig. Rond deze tijd veranderde de manier waarop Nederland zijn eigen opstelling tijdens de Tweede Wereldoorlog waardeerde. De in de
198
Andrew Roberts, The Storm of War. A New History of the Second World War (London 2009), 209-210; Max Hastings, All Hell Let Loose. The World at War 1939-1945 (London 2011), 217-218; Anthony Beevor, The Second World War (London 2012), 265. 199 Beevor, 265. 200 Bob de Graaff, ‘“Dat mag nooit meer gebeuren”’, in: Madelon de Keizer en Marije Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010),129. 201 Elly Touwen-Bouwsma, ‘Het bronbeekpark’ in: Een open zenuw, 108-109.
48
oorlog geboren generatie werd volwassen en ging kritische vragen stellen bij het dominante verhaal van verzet en victorie. ‘Met de omslag in de maatschappelijke verhoudingen raakte de traditionele historische cultuur, die aan de basis lag van de politieke en religieuze voorstellingen van de oorlogservaring, in verval’, schrijft Frank van Vree in zijn boek over de herdenkingscultuur van de oorlog.202 De Jongs televisie-epos ‘De Bezetting’ (1960-1965) geldt als een laatste poging om dit verhaal intact te houden.203 Ironisch genoeg was het juist in deze serie dat er voor het eerst voor een groter publiek enkele bescheiden vraagtekens bij het heersende verhaal van de slag werden geplaatst. Op 9 maart 1962, precies twintig jaar na de val van Java, presenteerde De Jong de aflevering van De Bezetting die over de strijd om Nederlands-Indië ging. Hierin deed hij de bescheiden onthulling – de historicus Bezemer had dit tenslotte al in 1954 gemeld – dat Doorman nooit zijn beroemde bevel ‘Ik val aan, volgt mij’, althans niet in die formulering, had doen uitgaan. Daarnaast viel op hoe Helfrich, geïnterviewd door De Jong, de verantwoordelijkheid voor de beslissing om de strijd aan te gaan goeddeels bij de Amerikanen legde.204 Ook dit verhaal was niet helemaal nieuw, maar kwam blijkbaar wel zo over. ‘Helfrich nam afstand van bevel tot slag Javazee’, kopte de Leeuwarder Courant de volgende dag.205 Het was de laatste keer dat Helfrich zijn visie op de gebeurtenissen zou geven. Hij overleed op 20 september van datzelfde jaar. Het was ook in 1962 dat Nederlands Nieuw-Guinea overging in Indonesische handen, waarmee de laatste presentie van Nederland in ‘de Oost’ verdween. Het was dit keer een schip genaamd Karel Doorman dat een historische verandering niet had kunnen tegenhouden.
Vanaf 1962 werd de slag in de Javazee van een onderwerp van verering steeds meer een onderwerp van studie. Diverse elementen uit de oerversies van het verhaal werden vanaf die tijd gewogen en niet zelden te licht bevonden. In een voor die tijd typerend ‘debunking’-artikel in het Vrije Volk van 25 februari 1967 werd onthuld dat ‘geheime Japanse super-torpedo’s’ de slag in de Javazee in het nadeel van de geallieerden hadden doen verkeren. ‘Die gegevens waren [bij de Nederlandse marine] al jaren bekend, maar om voor mij ondoorzichtige redenen heeft men ze geheim gehouden’, 202
F. van Vree, ‘De dynamiek van de herinnering; Nederland in een internationale context’, in: F. van Vree en R. van der Laarse, De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009), 32. 203 ‘De Bezetting is het verhaal van de aanranding van een onschuldig en onwetend volk, dat echter door zijn geestelijke kracht en onverzettelijkheid, onder bezielende leiding van zijn vorstin, het kwaad overwint en in wezenongebroken en gezuiverd uit deze worsteling te voorschijn komt’, zegt Van Vree, In de schaduw van Auschwitz. Herinneringen, beelden, geschiedenis (Groningen 1995), 64. 204 Zie voor het citaat van Helfrich noot 5. 205 ‘Helfrich nam afstand van bevel tot slag Javazee’, Leeuwarder Courant, 10 maart 1962.
49
aldus de auteur.206 Hij concludeerde uit deze en andere gegevens dat Doorman op een ‘Kamikaze-opdracht’ was gestuurd, een standpunt dat herinnert aan Schermerhorns dagboeknotitie, vijftien jaar daarvoor.207 Het argument dat Australië gered was door het offer in de Javazee, al in 1948 door Morison ter discussie gesteld, werd in 1984 door Lou de Jong definitief ontzenuwd.208 Maritiem historicus Ph.M. Bosscher, in de, na Bezemer, tweede officiële studie over de Nederlandse marine in de Tweede Wereldoorlog, stelde in 1986 overigens terecht dat ‘tijd winnen’ op het moment van de slag wel degelijk een belangrijke doelstelling was: ‘Velen vreesden met name dat Australië zou vallen indien men niet enig respijt kreeg om de verdediging van dat werelddeel te versterken.’209 Dat dit achteraf niet nodig bleek, doet aan de doelstelling niets af. Het idee reçu dat Indië was gevallen door een combinatie van jarenlange bezuinigingen, misplaatst antimilitarisme en politieke onverschilligheid, kwam in 1985 enigszins onder druk te staan door een opvallend artikel van H.T. Bussemaker in de Militaire Spectator. Er was in Indië niet zozeer sprake geweest van onvoldoende bewapening, vond hij, als wel van een achterhaalde tactiek. De defensie van de Archipel was namelijk gebaseerd op het halverwege de jaren dertig uiterst moderne idee van een sterke bommenwerpermacht, die iedere vijandelijke vloot ver voor de kust onschadelijk zou kunnen maken. Daartoe werd in Amerika een voldoende aantal moderne ‘slagbommenwerpers’ van het type Glenn Martin B10 aangeschaft. Dit ‘paradigma van de superioriteit van het slagvliegtuig tegen zeedoelen’210 ging ten koste van de aanschaf van moderne jachtvliegtuigen en ook van aandacht voor de marine.211 Toen al meteen aan het begin van de oorlog in Europa duidelijk werd hoe kwetsbaar vergelijkbare Duitse slagbommenwerpers waren in de confrontatie met moderne Britse jachtvliegtuigen, werden nog gauw Amerikaanse jagers besteld.212 Deze bleken echter geen partij voor de Japanse ‘Zero’. In 1987 concludeerde de militaire luchtvaarthistoricus P.C. Boer dat de strijd om de archipel veel eerder dan tijdens de slag in de Javazee werd verloren, namelijk in het luchtruim
206
Hans van Straten, ‘Geheime supertorpedo’s beslisten de slag in de Javazee’, Het Vrije Volk, 27 februari 1967. Zie pagina 5. 208 De weerstand rond de archipel had Japan niet werkelijk weten te vertragen, aldus De Jong: ‘En wat Australië betreft: er is geen besluit geweest van het Japanse Grote Hoofdkwartier om in Australië te landen’, al waren er in maart en april 1942 wel wilde plannen in die richting. De Jong, Nederlands-Indië I. Tweede helft, 1095. 209 Bosscher, Koninklijke Marine 2, 297. 210 H.T. Bussemaker, ‘De geloofwaardigheid van de Indische defensie 1935-1941’, Militaire Spectator 154(1985), 168. 211 Bussemaker, 170. 212 Ibidem, 172. 207
50
boven Borneo: ‘Dat eiland beheerste, met zijn vliegvelden, de toegangen tot de Javazee. Zolang die vliegvelden niet vielen en de Militaire luchtvaart ter beschikking stonden, kon de vijand het hoofdeiland niet naderen’. Na de val van Borneo was de strijd om de rest van de archipel niet meer dan een achterhoedegevecht: ‘Zelfs als de slag in de Javazee tot een andere uitkomst had geleid, had dat geen verschil gemaakt. Met of zonder die slag kon Java de Japanners op korte termijn niet ontgaan.’213 In 1992 stelde de Militaire Spectator in het redactioneel van een themanummer ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de slag, dat het ‘strategisch gezien minder juist’ was geweest om het geallieerde eskader in de Javazee te laten om de Japanse landingen te voorkomen: ‘Ondanks de ongetwijfeld negatieve indruk ervan op de Indische bevolking had een tijdige terugtrekking naar de Indische oceaan mogelijkheden geboden de noodzakelijke maritieme gevechtskracht op te bouwen (…) om pariteit met de Japanse vloot te verkrijgen.’ Het gevolg, aldus het blad, was ‘dat alle Europeanen in de kampen zijn verdwenen en de Japanse bezetting als een nachtmerrie hebben ervaren’.214 In 1995 maakte Niek Koppen een indrukwekkende documentaire over de slag in de Javazee, waarvoor hij een groot aantal geallieerde en Japanse veteranen interviewde. Deze documentaire bood geen grote onthullingen, wel enkele verrassende inzichten. Zo benoemden enkele veteranen hun optimisme bij het vertrek van de vloot. ‘It was exciting to see so many ships, all going out on a mission’, aldus één van hen.215 De documentaire gaf ook nieuwe inzichten in Doormans einde, even waarschijnlijk of onwaarschijnlijk als de fantasiebeelden die door de romanschrijvers in de jaren veertig en vijftig waren opgeroepen, maar misschien wel menselijker, minder messiaans. Een veteraan meende te weten dat Doorman wèl van boord was gegaan216, een ander zei dat hij zich een kogel door het hoofd had geschoten.217 In een volgende studie, nu over de luchtstrijd boven Java, stelde P.C. Boer in 2006 dat het niet de Japanse maar de geallieerde luchtmacht was die tijdens het daggedeelte van de slag in de Javazee een luchtoverwicht had gehad: ‘Het geallieerde eskader was tijdens het daggevecht de enige partij die werd gesteund door eigen gevechtsvliegtuigen, waardoor luchtwaarneming door Japanse kruiserverkenners tijdens de artillerieduels onmogelijk werd gemaakt.’218 Het was tijdens het daarop volgende nachtgevecht dat de slag voor de 213
Samenvatting ontleend aan een historiografische schets van G. Teitler, ‘De oorlog om Indië, 1941-1949. Clio en Ares in het Verre Oosten’, Militaire Spectator 161 (1992)(3), 103. 214 ‘Het verlies van Nederlands-Indië’, Militaire Spectator 161 (1992)(3), 102. 215 Niek Koppen, ‘The Battle of the Java Sea’ (Nederland 1995), 29’36”. 216 Koppen, 1.29’33”. 217 Ibidem, 1.30’00”. 218 Boer, 181.
51
geallieerden verloren ging, aldus Boer.219 Zijn conclusie: ‘Doorman is met zijn eskader niet mede ten onder gegaan door een gebrek aan eigen directe luchtsteun.’220
Van al die verklaringen voor de nederlaag en van al die argumenten om de strijd aan te gaan die we eerder in deze scriptie zijn tegengekomen, staan er dus nog maar weinig echt overeind. Wat blijft er dan over van dat grote verhaal van een kleine vloot die de vijand aanviel en aanviel en aanviel tot het einde kwam? Misschien het beeld van mannen die, uitgeput en bang en zonder werkelijke hoop op een overwinning, toch op een vanzelfsprekende manier deden wat ze vonden dat hun plicht was; voor vrouw en kinderen, voor landgenoten en bondgenoten, voor elkaar. Ze volgden Doorman en ze vielen aan. Een slagzin hadden ze daarbij niet nodig.
219 220
Ibidem, 172. Ibidem, 181.
52
Samenvatting en conclusies
De slag in de Javazee (27-28 februari 1942) is misschien wel het meest dramatische moment in de militaire geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Binnen het tijdsbestek van een dag sneuvelden meer dan duizend marinemannen en raakte Nederland de belangrijkste schepen van zijn vloot kwijt. Ook zijn bondgenoten leden zware verliezen. Het doel van de slag, het stoppen van de Japanse invasievloot op weg naar Java, werd niet bereikt. Over deze zeeslag is, in Nederland maar ook daarbuiten, veel gepubliceerd. Een aspect dat daarbij naar mijn mening onvoldoende aandacht heeft gekregen is hoe in Nederland, zowel tijdens de oorlog als daarna, geprobeerd is betekenis te geven aan deze historische nederlaag. Wat voor verhaal vertelde Nederland zichzelf over de slag in de Javazee? Met welke argumenten werd het aangaan van de slag verdedigd? Welke verklaringen werden er gegeven voor de nederlaag? En vooral: hoe kon dit grote verlies toch gezien worden als winst? Ofwel: wat was de positieve boodschap van de slag? In deze scriptie heb ik willen onderzoeken hoe in verschillende soorten Nederlandse bronnen (krantenverslagen, historische studies, memoires van betrokkenen en romans) de zin van de slag in de Javazee is verwoord, waarbij ik ook gekeken heb naar de buitenlandse invloeden hierop. In de eerste fase, die begint met de eerste berichten over de slag en eindigt op het moment dat de bevrijding van Nederland in zicht komt, wordt een verhaal van bemoediging verteld. In een oorlog waarin Nederland zich militair niet echt weet te onderscheiden, is het verhaal van een offensieve strijd, in bondgenootschappelijk verband en onder Nederlandse leiding, een uniek voorbeeld van Nederlandse agency. Dat de nederlaag niet zinloos is geweest moet vooral blijken uit de enorme verliezen die ook de Japanners hebben geleden. Later wordt vooral het argument relevant dat de Japanse opmars in de Javazee tot staan is gebracht: de Nederlandse opoffering maakte mogelijk dat Australië behouden bleef, een noodzakelijke voorwaarde voor de geallieerde eindoverwinning. Doormans legendarische boodschap ‘Ik val aan, volgt mij’, vormt van dit verhaal de essentie, waarbij de nadruk voorlopig ligt op het eerste deel: ‘Ik val aan.’ Tegen het einde van de oorlog verschuift het accent naar het tweede deel van de boodschap: ‘Volgt mij.’ Nu staat niet zozeer een offensieve mentaliteit centraal, als wel een beroep op met name jonge Nederlanders in bezet en net bevrijd gebied om hier in mee te gaan. De boodschap is dat zij Doorman, die zich immers had opgeofferd voor het behoud van de overzeese gebiedsdelen, moeten navolgen. Tienduizenden jongeren zijn nodig om Nederlands-Indië van de Japanners te bevrijden en het gebied weer terug te brengen onder 53
Nederlands gezag, zegt de regering. In dit verhaal is het offer van de vloot een voorwaarde voor herstel van de oude situatie. De gedachte is dat deze Nederlandse jongeren Doormans inspirerende, offensieve voorbeeld zullen navolgen, militair ondersteund door de dankbare bondgenoten, die het zonder Nederland niet gered hadden, en toegejuicht door zestig miljoen opgeluchte Indonesiërs, die blij zijn dat ze zich weer onder het rechtmatige Nederlandse gezag kunnen stellen. Voordat deze jongeren ook maar de kans hebben om werkelijk van hun enthousiasme te doen blijken, is de realiteit onherkenbaar en definitief veranderd. Nederlands-Indië wordt Indonesië en geen honderdduizend Nederlandse militairen kunnen hier de jaren daarna nog echt iets aan veranderen. De teleurstelling hierover heeft zo zijn invloed op het verhaal. Nu Indië opnieuw verloren gaat, verdwijnt ook de basis onder de rationale van de slag. Niet alleen blijken de bondgenoten, waarvoor Nederland zich toch zo had opgeofferd, geen hulp te bieden bij het herstel van de oude gezagsverhoudingen, ook de Indonesiërs tonen zich onvoldoende onder de indruk van het offer van de vloot. De boosheid in marinekringen over de nederlaag in de Javazee, die onder de oppervlakte was gebleven zolang er nog een positief resultaat in de lucht hing, wordt nu duidelijk geuit. De nederlaag, zo luidt de bittere klacht, was te wijten aan decennia van antimilitarisme, zuinigheid en politieke en publieke onverschilligheid: het is een wonder dat de marine nog zo overtuigd (en overtuigend) gevochten heeft. Uit die frustratie – over het Nederlandse volk, over de bondgenoten, over de Indonesiërs, maar misschien wel vooral over de eigen onmacht om met dit alles om te gaan – ontstaat een tweede verhaal, dat we vanaf 1947 een centrale plek zien innemen in de herinnering aan de slag. De heroïek blijft in dit tweede verhaal onaangetast, maar de context is duisterder. De vloot vaart, in een verhaalmodel dat aan de klassieke tragedie lijkt ontleend, zijn ondergang tegemoet. Het is duidelijk dat er, hoe dapper er ook gevochten wordt, geen positief resultaat meer te verwachten valt. De helden vinden hun zeemansgraf, de bondgenoten wenden zich beschaamd af, de nacht daalt over Indië. Toch kent ook dit tweede verhaal een positief einde. In de meeste tragedies gaat de held zijn ondergang tegemoet door eigen tekortkomingen. In het geval van de slag in de Javazee echter leidt het tekortschieten van anderen tot de ondergang van de held. Diens messiaanse schuldeloosheid maakt dat niet het donker wint, maar het licht. Dit licht is niet langer de hoop op de bevrijding van Nederland of een actie tot bevrijding van Indië. Het is een veel diffuser, maar wellicht ook warmer licht, namelijk de bewondering voor de inzet van Doorman en zijn mannen, die des te indrukwekkender is omdat er geen beloning tegenover 54
heeft gestaan. De betoonde heldhaftigheid en opofferingsgezindheid worden nu het verhaal, niet wat deze hebben opgeleverd. Het zelfverzekerde ‘Hun offer is niet vergeefs geweest’ verandert in een bede: ‘Hun offer zal niet vergeefs zijn geweest’.
Uit het grote verhaal van Doormans kleine vloot is de afgelopen halve eeuw de nodige valse lucht verdwenen, te beginnen met het citaat ‘Ik val aan, volgt mij’. Het verhaal is minder bovenmenselijk geworden, en daarmee wellicht alleen maar aangrijpender. Wat overblijft is het beeld van mannen die, ondanks angst en uitputting, en zonder werkelijke hoop op een overwinning, toch op een vanzelfsprekende manier hun plicht deden. De zin van de slag kan uitstekend zonder slagzin.
Zwolle, voorjaar en zomer 2013.
55
Geraadpleegde bronnen Aangehaalde literatuur en overige gedrukte bronnen: Algra, A en H. Algra, Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden. Deel 5 (Franeker 1956). Amersfoort, Herman en Piet Kamphuis (red.), Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied, 4e herziene druk (Den Haag 2012). Afflerbach, Holger, ‘Going down with flying colours? Naval surrender from Elizabethan to our own times’, in: Holger Afflerbach en Hew Strachan (red.), How Fighting Ends. A History of Surrender (Oxford, 2012), 187-212. Bakker, Piet, De Slag (herdruk als ‘grote pocket’; Amsterdam en Brussel 1964). Barnouw, David, ‘De Slag in de Javazee en wat daarna volgde’, in: Geschiedenis van Nederland 1940-1945. De canon van de Duitse bezetting (Zutphen 2010), 149-152. Barnouw, David, ‘Karel Doorman’, in: Geschiedenis van Nederland 1940-1945. De canon van de Duitse bezetting (Zutphen 2010), 153-154. Battle Summary no. 28. Battle of the Java Sea, 27th February, 1942 (C.B. 3081, 21). Tactical Torpedo and Staff Duties Division, Historical Section (Londen 1945). Beevor, Anthony, The Second World War (Londen 2012). Bezemer, K.W.L., Zij vochten op de zeven zeeën (Utrecht 1954). Bezemer, K.W.L., ‘Bij de vijfde druk’, in: Zij vochten op de zeven zeeën. Zesde druk. (Houten 1987), xi. Boer, P.C., Het verlies van Java. Een kwestie van Air Power (Amsterdam 2006). Booker, C., The Seven Basic Plots. Why We Tell Stories (Londen en New York 2004). Bosscher, Ph.M., De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Indië tot en met 8 maart 1942 (Franeker 1986). Bosscher, Ph.M., De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 3 (Franeker 1990). Bosscher, Ph.M., ‘De Slag in de Javazee en wat daaraan voorafging’, in: Militaire Spectator 161(1992)(3). Bussemaker, H.T., ‘De geloofwaardigheid van de Indische defensie 1935-1941’, Militaire Spectator, 154(1985)(163). Coley, Elloit E., Intelligence Operations at the Battle of the Java Sea (z.p. 2009). Degreef, J.D., De Held van de Javazee. Heldenserie deel 10 (Helmond z.j.(1957)). Dissel, Anita van, ‘De Javazee. De slag in de Javazee’, in: Wim van den Doel (red.), Plaatsen van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2005), 110-121. Feenstra, Fenna, Maar die vlag verlaten… Nooit! (Amsterdam 1946). George Franks, H., Holland Afloat (Londen 1942). Ginkel, Rob van, Rondom de stilte. Herdenkingscultuur in Nederland (Amsterdam 2011). Gordon, Oliver L., De slag in de Javazee (Utrecht 1963). Graaff, Bob de, ‘“Dat mag nooit meer gebeuren”’, in: Madelon de Keizer en Marije Plomp (red.), Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010). Groen, Petra en Elly Touwen-Bouwsma (red.), Nederlands-Indië 1942. Illusie en ontgoocheling (Den Haag 1992). Hardy, A.C., Everyman´s History of The Sea War Vol. II, December 1941 – September 1943 (Londen 1949). Hastings, Max, All Hell Let Loose. The World at War 1939-1945 (Londen 2011). Helfrich, C.E.L., Memoires. Eerste deel: de Maleise barrière (Amsterdam en Brussel, 1950). Helfrich, C.E.L., Memoires. Tweede deel: glorie en tragedie (Amsterdam en Brussel, 1950). Heurn, J.N.C. van, Uur der beproeving. Onze marine in den strijd tegen Japan (Amsterdam en Brussel, 1945). 56
Hornfischer, James D., Ship of Ghosts. The Story of the USS Houston, FDR’s Lost Cruiser, and the Epic Saga of her Survivors (New York 2006). Jong, L. de, De Bezetting. Een weergave in boekvorm van de uitzendingen der Nederlandse Televisie-Stichting over Nederland in de Tweede Wereldoorlog 2 (Amsterdam 1962). Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 9. Londen, eerste helft (Den Haag 1979). Jong, L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 11a. NederlandsIndië I, tweede helft (Den Haag 1984). Kampen, A. van, Ik val aan, volgt mij! Het leven van Karel Doorman, Schout bij nacht (Amsterdam 1947). Karig, Walter en Welbourn Kelley, Battle Report. Pearl Harbor to Coral Sea (New York en Toronto 1944). Kroese, A., Neerland’s Zeemacht in Oorlog (Londen 1944). Kruls, H.J. en H. Staring, Op de bres voor Neerlands onafhankelijkheid. Tweede herziene en vermeerderde druk, met een nieuw voorwoord van de schrijvers (Amsterdam 1947). Kupfer, Charles, Indomitable Will. Turning Defeat into Victory from Pearl Harbor to Midway (Londen en New York 2012). McKie, Ronald, Proud Echo (Sydney 1953). Nater, Johan P., Koers 300 Vaart 25. De Slag in de Javazee (Bussum 1980). Nieuwe Bijbel Vertaling (Heerenveen en ’s Hertogenbosch 2004). Norel, K. en L.D. Terlaak Poot, De tyrannie verdrijven (Wageningen 1947). Norel, K., Varen en vechten (4e druk; Amsterdam 1989). Nortier, J.J., P. Kuijt en P.M.H. Groen, De Japanse aanval op Java (Amsterdam 1994). Oosten, F.C. van, The Battle of the Java Sea (Londen 1976). Quispel, H.V., Nederlandsch-Indië in den Tweeden Wereldoorlog (Londen 1945). Picard, H.W.J., De waarheid over Java (Den Haag 1946). Post, Laurens van der, The Admiral’s Baby (Londen 1996). Propp, V, Morphology of the Folktale (tweede, herziene editie; Austin 1968). Roberts, Andrew, The Storm of War. A New History of the Second World War (Londen, 2009). Roskill, S.W., The War at Sea 1939-1945.Volume II: The Period of Balance (Londen 1956 / Uckfield 2004). Smit (red.), C., Het dagboek van Schermerhorn (Utrecht, 1970). Teitler, G., ‘De oorlog om Indië, 1941-1949’, in: Militaire Spectator 161(1992)(3). Thomas, David. A., Battle of the Java Sea (Londen 1968). Toland, John, But Not in Shame. The Six Months After Pearl Harbor (New York en Toronto 1961). Touwen-Bouwsma, Elly, ‘Het Bronbeekpark’ in: Madelon de Keizer en Marije Plomp, Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (Amsterdam 2010), 105-114. Vree, F. van, In de schaduw van Auschwitz. Herinneringen, beelden, geschiedenis (Groningen 1995). Vree, F. van, en R. van der Laarse (red.), De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context (Amsterdam 2009). Weller (red.), Anthony, Weller’s War (New York 2009). Wilhelmina prinses der Nederlanden, Eenzaam maar niet alleen (Amsterdam 1959). Willmott, H.P., Empires in the Balance. Japanese and Allied Pacific Strategies to April 1942 (Annapolis 1982). Woudstra, N.A., ‘De strijd om Java. Een alternatieve strategie’, Marineblad, februari 2012, 26-29.
57
Periodieken: Big Ben (1e uitgave, waarschijnlijk maart 1945) Daily Telegraph (20 maart 1942) London Illustrated News (7, 14, 21 en 28 maart 1942) London Gazette (6 juli 1948) New York Times (maart-mei 1942) Onze Vloot (jaargangen 1945-1947) De Wervelwind (april 1942) Diverse kranten en tijdschriften uit: Digitaal Archief Historische Kranten, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag (http://kranten.kb.nl/) Film: Koppen, Niek, The Battle of the Javasea, 27th February 1942. The end of an era (Nederland, 1995). Bibliotheken: Koninklijk Instituut voor de Marine, Den Helder National Museum of the Royal Navy, Portsmouth
Met dank aan: Susan Aasman, Wim Boiten, Doeko Bosscher, Wim Dullemond, Ilse Dullemond-Bos, Aly Dullemond-Zondag, Kübra Hakverdi, Heather Johnson (bibliotheekmedewerker NMRN, Portsmouth) en Frank Mosk (informatiespecialist bibliotheek KIM, Den Helder).
Voor Ilse, die geschiedenis gaf terwijl ik het nam.
58