Logo
M.er.-beoordeling Dossier Project Betreft
: BA5753-107-100 : Gaswinlocatie Eesveen en leidingstrook Eesveen - Nijensleek : M.e.r.-beoordeling, ex. artikel 7.16 Wet milieubeheer
Ons kenmerk Datum Classificatie
: MD-GR20120377 : 27 november 2012 : Openbaar
1
ALGEMENE GEGEVENS
Initiatiefnemer/aanvrager:
Contactpersoon:
Adres mijnbouwlocatie Eesveen Kadastraal Gemeente: Bestuurlijk Gemeente:
2
Naam: Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. Adres Zuidwalweg 2 / Postbus 71 Postcode 8861 NV Harlingen / 8860 AB Harlingen Naam: M. Steffens Tel: 0517 – 493 300 Fax: 0517 – 493 330 E-mail:
[email protected] De Wulpen (ongenummerd) te Eesveen Steenwijk Sectie: G Nr’s: 1204 en 1206 Steenwijkerland
INLEIDING
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV (Vermilion) is voornemens om locatie Eesveen in gebruik te nemen voor het winnen van aardgas. De locatie is in 1986 aangelegd en ontwikkeld ten behoeve van een in dat jaar uitgevoerde exploratieboring (proefboring). Deze exploratieboring had als doel om vast te stellen of er in de ondergrond aardgas aanwezig is en zo ja, of dit aardgas zinvol is om te winnen. Na het beëindigen van de exploratieboring is op de putmond een afsluiter (christmas tree) geplaatst van circa 2 meter hoog. Voor de aanleg van de locatie en het uitvoeren van de exploratieboring is destijds aan de voormalige eigenaar (Nederlandse Aardolie Maatschappij) een bouwvergunning verleend. Na het testen van de put bleek destijds dat de exploratieboring succesvol is geweest en er daadwerkelijk aardgas kan worden gewonnen. Het gasveld is echter tot op heden niet in productie genomen. Alvorens aardgas kan worden gewonnen moet de locatie worden omgebouwd tot een locatie voor winning (productie) van aardgas. Om het gewonnen gas te kunnen transporteren, zal eveneens een ondergrondse leiding worden aangelegd van de productielocatie naar de bestaande aardgasinfrastructuur op de mijnbouwlocatie Nijensleek in de gemeente Westerveld. Vanaf Nijensleek wordt het gas via de bestaande aardgasinfrastructuur getransporteerd naar de bestaande gasbehandelinginstallatie Garijp. Al waar het gas wordt gedroogd en op druk wordt gebracht in overeenstemming met de specificaties zoals deze door Gasunie zijn gesteld. De ligging van de mijnbouwlocaties Eesveen en Nijensleek zijn evenals het tracé van de beoogde aardgastransportleiding weergegeven in figuur 1.
DHV Groep is een internationaal advies- en ingenieursbureau dat wereldwijd actief is en kantoren heeft in Europa, Afrika, Azië en Noord-Amerika. DHV B.V. is onderdeel van de DHV Groep. Kamer van Koophandel nr. 31034767. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
Mijnbouwlocatie Nijensleek
Aan te leggen leidingtracé
Mijnbouwlocatie Eesveen
Figuur 1:
MD-GR20120377 Openbaar
Ligging van de leidingstrook Eesveen – Nijensleek
27 november 2012 -2-
Naast gasproductie zal op de gaswinlocatie Eesveen tevens waterverlading plaatsvinden. Vanaf de locatie Eesveen wordt productiewater (deels afkomstig van andere productielocaties van Vermilion uit de regio) via een transportleiding naar de mijnbouwlocatie Nijensleek verpompt. Daar wordt het productiewater in de diepe ondergrond teruggebracht. Sinds 2009 wordt op de locatie Nijensleek productiewater dat vrijkomt op gaswinninglocaties van Vermilion in Friesland in de ondergrond geïnjecteerd. De watertransportleiding komt te liggen in het tracé van de aardgastransportleiding van Eesveen naar Nijensleek. De aan te leggen waterleiding en de aan te leggen aardgastransportleiding komen in hetzelfde leidingtracé te liggen. Doordat in het tracé meer dan één leiding komt te liggen wordt gesproken over een leidingstrook. Om daadwerkelijk aardgas op locatie Eesveen te kunnen winnen dient: De proefboorlocatie te worden omgebouwd tot een locatie voor gaswinning (productielocatie); Een aardgastransportleiding te worden aangelegd die aansluit op bestaande ondergrondse aardgasinfrastructuur om zo het gewonnen gas te kunnen transporteren naar de bestaande gasbehandelingsinstallatie te Garijp. Kentallen van de beoogde gasproductie op locatie Eesveen en de aan te leggen leidingstrook zijn: Gasproductie: o Productiecapaciteit: 125.000 Nm3 aardgas/dag Leidingstrook: o Lengte leidingstrook: 2,6 km o Diameter aardgastransportleiding: 5” (ca 11,8 cm) o Diameter watertransportleiding: 4” (ca 9,2 cm) o Niet gelegen of geprojecteerd in gevoelig gebied De leidingstrook ligt deels in de gemeente Westerveld en deels in de gemeente Steenwijkerland. Voor wat betreft de gemeente Steenwijkerland is bevoegd voor het deel van de leidingstrook gelegen binnen haar gemeentegrenzen, zoals begrenst op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan “Gaswinlocatie Eesveen”. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling is onderhavige leidingstrook in zijn geheel in ogenschouw genomen om een goede beschouwing van de milieueffecten te kunnen geven.
3
BELEIDSKADER
M.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure In het Besluit MER is aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r.-procedure of een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen dient te worden. Leidend hierbij zijn lijst C en lijst D van dit besluit. In lijst C staan activiteiten genoemd waarvoor een MER moet worden opgesteld indien de activiteit de genoemde drempelwaarde overschrijdt. In lijst D staan activiteiten genoemd die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of als gevolg van een beoogde activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden waardoor een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden. De relevante activiteiten uit lijst C en lijst D van het Besluit MER voor de beoogde activiteiten op locatie Eesveen zijn opgenomen in tabel 1. In de tabel zijn tevens de drempelwaarden voor de activiteiten en de uitkomsten van de toetsing van de beoogde activiteit aan de drempelwaarden opgenomen.
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -3-
Toetsing activiteiten aan de drempelwaarden Activiteit in lijst C: indien de drempelwaarde wordt overschreden dan is beoogde activiteit direct MER-plichtig. Als de drempelwaarden niet worden overschreden dan dient ook getoetst te worden of de activiteit in lijst D wordt genoemd. Activiteit in lijst D: indien de activiteit in lijst D is opgenomen dient een m.e.r-beoordeling te worden uitgevoerd. Indien de drempelwaarden worden overschreden dient een formeel m.e.r.-beoordelingsbesluit door het bevoegd gezag te worden genomen. Indien de activiteit de drempelwaarden niet overschrijdt dan is sprake van een vormvrije m.e.r-beoordeling. Het bevoegd gezag verantwoord in dat geval de uitkomsten van de m.e.rbeoordeling met het moederbesluit (dat kan bijvoorbeeld een bestemmingsplan procedure zijn).
Tabel 1: Activiteit C8
Toetsing beoogde activiteiten Eesveen aan lijst C en lijst D uit het Besluit MER Omschrijving Drempelwaarden Toetsing aan drempelwaarde De aanleg, wijziging of uitbreiding van een
Buisleiding met een diameter
buisleiding voor het transport van gas, olie of
van meer dan 80 centimeter en
chemicaliën
een lengte van meer dan 40
niet MER-plichtig
kilometer C17.2
De winning van aardolie en aardgas dan wel de
Productie
wijziging of uitbreiding daarvan.
meer dan 500.000 m3 aardgas
aardgas
bedraagt
niet MER-plichtig
per dag D8.2
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een
Lengte buisleiding van 5
buisleiding voor het transport van aardgas.
kilometer of meer geprojecteerd
vormvrije m.e.r.-beoordeling
in gevoelig gebied D17.3
De oprichting, wijziging……van bedrijven voor
Niet vastgesteld
m.e.r.-beoordeling
de winning van aardolie of aardgas.
Uit toetsing van de beoogde activiteiten aan het Besluit MER volgt dat het traject van een m.e.r.-beoordeling dient te worden doorlopen. In het volgende hoofdstuk is deze beoordeling nader uitgewerkt. Ten behoeve van de aanpassingen van de bovengrondse installatieonderdelen op de mijnbouwlocatie Nijensleek wordt afzonderlijk een m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze afzonderlijke m.e.r.-beoordeling maakt deel uit van de procedure voor de aanvraag omgevingsvergunning, onderdelen ‘bouwen en milieu’ voor de betreffende locatie. Bevoegd gezag in de procedures voor wat betreft de activiteiten op de mijnbouwlocatie Nijensleek is het Ministerie van Economische Zaken. Daarnaast is een afzonderlijke m.e.r.-beoordeling opgesteld voor de delen van het leidingtracé Eesveen – Nijensleek gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Westerveld. Deze m.e.r-beoordeling (DHV, kenmerk MD-GR20120312) maakt deel uit van de bestemmingsplanprocedure “Water- en aardgastransportleiding Eesveen – Nijensleek” die wordt doorlopen bij de gemeente Westerveld.
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -4-
4
M.E.R-BEOORDELING GASPRODUCTIE EESVEEN EN LEIDINGSTROOK
4.1
Algemeen
Er zijn wettelijke criteria opgesteld om te bepalen of er sprake van is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze criteria zijn: 1. de kenmerken van het project 2. de plaats van het project 3. de kenmerken van de potentiële effecten In bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn 97/11/EG zijn voor bovengenoemde criteria verschillende sub-criteria gegeven.
Kenmerken project De omvang van het project De omvang van het project is uitvoerig beschreven in de toelichting behorend bij het wijzigingsplan (DHV, NL.IMRO.1708.ESVmijnbwEesveenBP-VO01, november 2012). Cumulatie met andere projecten In de nabijheid van locatie en in de nabijheid van de beoogde leidingstrook zijn geen andere projecten bekend. Als gevolg van het ontbreken van andere bekende projecten zijn geen cumulatieve effecten op de omgeving te verwachten. Gebruik van natuurlijke hulpbronnen Het Nederlandse overheidsbeleid is erop gericht de gaswinning in de komende decennia voort te zetten en te stimuleren. Onder meer in een brief aan de Tweede Kamer (28 juni 2004) en in de Nota Ruimte geeft het kabinet aan dat opsporing, opslag en winning van aardgas van groot belang is voor de Nederlandse voorzieningszekerheid en voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Om aan de toenemende vraag in Nederland, maar ook de rest van Europa, naar energie te voldoen, staan verschillende energiebronnen ter beschikking. Fossiele bronnen zullen de komende jaren hoe dan ook dominant blijven: naar verwachting heeft fossiele energie tot 2020 een aandeel van circa 90% in het totaal, aflopend naar circa 50 tot 60% in 2050. Aardgas zal binnen de fossiele bronnen een steeds belangrijkere plaats gaan innemen omdat het de schoonste fossiele brandstof is en past in de overgangsfase naar een duurzame energievoorziening. In deze overgangsfase kan aardgas ingezet worden om duurzame energiebronnen – biomassa, zonne-energie, windenergie – aan te vullen totdat deze verder zijn ontwikkeld en hun aandeel in de energievoorziening is toegenomen. Om zo lang mogelijk te kunnen profiteren van de voordelen van het Nederlandse aardgas, zo heeft de minister van Economische Zaken in een brief (20 april 2005) aan de Tweede Kamer aangegeven, is het belangrijk binnen de geldende kaders zo veel mogelijk gas als economisch en milieutechnisch haalbaar is tot productie te brengen.
4.2
Gasproductie
Afvalstoffen Tijdens de gasproductie ontstaan de volgende afvalstoffen: Afgewerkte olie Afgewerkte olie komt vrij bij onderhoud aan het smeersysteem van de injectiepompen. Het betreft een hoeveelheid van enkele liters per jaar.
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -5-
De afgewerkte olie wordt opgevangen en direct na de onderhoudswerkzaamheden afgevoerd naar een daartoe geschikte be-/verwerkingsinrichting. Formatiewater Het formatiewater met daarin mogelijke sporen condensaat, wordt tijdelijk op de locatie opgeslagen in een dubbelwandige bovengrondse tank. Het water wordt periodiek per tankauto afgevoerd naar de locatie Harlingen of een andere daartoe geschikte be-/verwerkingsinrichting. Vervuild hemelwater Hemelwater vanuit de lekbak (onder het verlaadpunt van formatiewater) wordt afgevoerd naar de boorkelder ESV001. Het verzamelde regenwater in de boorkelder en de put onder de afblaaspijp wordt met tankauto's periodiek afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie, gelegen binnen het terrein van het gasbehandelingscentrum Harlingen (HTC) of een andere daartoe geschikte be-/ verwerkingsinrichting. Vervuild hemelwater kan verder in principe alleen tijdens onderhoud aan de installatie ontstaan en wordt in de hemelwaterput opgevangen. In die situatie wordt de afvoer vanaf de hemelwaterput naar het oppervlaktewater afgesloten en wordt het opgevangen hemelwater per tankauto afgevoerd naar het HTC of een andere daartoe geschikte be-/verwerkingsinrichting. Aansluitend wordt de hemelwaterput op resterende verontreiniging geïnspecteerd en, indien noodzakelijk, schoongemaakt. Het na reiniging verzamelde afvalwater wordt eveneens per tankauto afgevoerd naar het HTC of een andere daartoe geschikte be-/verwerkingsinrichting. Na het reinigen van het hemelwaterafvoersysteem wordt, alvorens lozing op het oppervlaktewater wordt hervat, de kwaliteit van het te lozen water bepaald. Overige afvalstoffen Gebruikte poetsdoeken, vervuilde oliefilters en huishoudelijke afvalstoffen worden tijdens onderhoudswerkzaamheden apart ingezameld en na afloop van de werkzaamheden afgevoerd naar daartoe geschikte be-/verwerkingsinrichtingen. Gelet op de aard van de afvalstoffen en de te hanteren werkwijzen zijn geen nadelige effecten hiervan op de omgeving te verwachten.
Verontreiniging en hinder Bodemverontreiniging Zoals in de toelichting behorend bij het bestemmingsplan (DHV, NL.IMRO.1708.ESVmijnbwEesveenBP-VO01, november 2012) beschreven zijn het ontwerp van de inrichting en de bedrijfsvoering erop gericht om bodemverontreiniging te voorkomen. Met de beschreven maatregelen wordt eventuele verontreiniging van de bodem en het grondwater voorkomen. Licht De locatie is tijdens normale bedrijfsvoering niet verlicht. Geluid Ten behoeve van de voorgenomen activiteiten is een geluidsstudie (zie bijlage 8) uitgevoerd. Deze studie is opgenomen als bijlage in het bestemmingsplan. Uit de studie volgt dat de locatie voldoet aan de toelaatbare geluidniveau’s. Transportbewegingen Tijdens de aardgasproductie zijn het aantal transportbewegingen van en naar de locatie minimaal. De locatie wordt wekelijks bezocht door de operator (personenauto). Ten behoeve van de waterverlading wordt formatiewater van
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -6-
andere locatie per as aangevoerd (circa 10 tankwagens per dag). De transportbewegingen zullen zoveel mogelijk plaatsvinden op werkdagen tussen 7.00 en 19.00 uur. Gelet op het ontwerp van de locatie en de te hanteren werkwijzen zijn geen verontreinigingen en hinder voor de omgeving te verwachten.
Risico van ongevallen Bij de inrichting van de locatie zijn al maatregelen getroffen om de kans op ongevallen te verkleinen. De op het terrein. De op het terrein aanwezige boorput is voorzien van een doelmatige beveiliging tegen aanrijding en vallende objecten. Mocht er onverhoopt iets misgaan dan zijn de gevolgen van een calamiteit nader onderzocht door middel van een kwantitatieve risicobeoordeling (QRA). Uit deze studie (bijlage 4) volgt dat de locatie aan de wettelijke normen voldoet. Er zijn geen nadelige effecten voor de omgeving te verwachten.
Bodemdaling Overal waar gas gewonnen (of geproduceerd) wordt, is er kans op bodemdaling. Deze daling is dan het gevolg van afnemende druk in de poriën van de formatie (of reservoir) waaruit gas gewonnen wordt, waardoor inklinking van de formatie plaatsvindt. Bodemdaling is een geleidelijk proces dat zich over een langere periode manifesteert. Daling van de bodem kan ook een gevolg zijn van andere menselijke activiteiten zoals grondwaterstanddaling. De verwachte bodemdaling als gevolg van de aardgasproductie op de locatie Eesveen bedraagt over de totale duur van de winning minder dan 2 centimeter. Schade ten gevolge van een dergelijke minimale daling is daarom niet te verwachten en is ook elders niet geconstateerd. Er zijn geen nadelige effecten als gevolg van bodemdaling voor de omgeving te verwachten.
4.3
Leidingstrook Eesveen - Nijensleek
Het tracé van de aan te leggen aardgastransportleiding en de aan te leggen waterleiding loopt van de locatie Eesveen min of meer evenwijdig aan de provinciegrens en de Nijensleeker Schipsloot naar de mijnbouwlocatie Nijensleek (zie bijlage 1). Het tracé is circa 2,6 kilometer lang. Een overzicht van de kadastrale percelen waar de leidingstrook komt is opgenomen in bijlage 2. Aanleg van de leidingstrook De nieuw te leggen leidingstrook zal voor het grootste deel aangelegd worden door middel van ingraven en deels met behulp van gestuurde boringen. De leidingstrook kruist de Nijensleeker Schipsloot en de Hoofdweg (N855) door middel van een gestuurde boring. De locaties van de gestuurde boringen zijn weergegeven in bijlage 3. Aanleggen door middel van ingraven Voor het aanleggen van de pijpleiding zal er een sleuf moeten worden gegraven. De sleuf heeft een minimale diepte van 1,7 meter en een minimale breedte van 0,5 meter. Voordat de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de bestaande begroeiing verwijderd. De bovengrond wordt apart in een tijdelijk depot geplaatst naast de sleuf. Nadat de pijpleiding is gelegd zal de sleuf weer bedekt worden met aarde. Bij het aanvullen van de sleuf zal de oorspronkelijke bovengrond weer in de bovenlaag verwerkt worden. De totale deklaag bedraagt minimaal 1,5 meter. Bij de werkzaamheden zal gebruik worden gemaakt van een graafmachine met een graafbak met een breedte van circa twee meter. Verder zullen de onderdelen van de pijpleiding ter plekke aan elkaar gelast worden. De pijpleiding
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -7-
zal worden aangevoerd met een vrachtwagen. Op de reguliere werkdagen zal tussen 7:00 en 19:00 uur gewerkt worden. Mogelijke zal verlenging van de werktijd tot circa 21:00 uur gedurende enkele werkdagen optreden wanneer dit in verband met een gestuurde boring noodzakelijk is. Aanleggen door middel van gestuurde boring Er zijn bepaalde delen van het tracé die door middel van een gestuurde boring aangelegd zullen worden. Deze delen zijn weergegeven op de routekaarten in bijlage 3. Door het toepassen van een gestuurde boring kunnen bestaande landschappelijk elementen en natuurwaarden behouden blijven. Het kenmerk van een gestuurde boring is dat de boring vanaf het maaiveld plaatsvindt en dat een zodanige gronddekking wordt gekozen dat er geen invloed optreedt naar de bovengrond. Hiermee worden directe werkzaamheden aan watergangen en wegen voorkomen. Bij deze techniek zijn alleen bouwkuipen en bemalingen nodig voor het verbinden van de gestuurde boring/persing met de leidingdelen die op het landdeel zijn gelegd. Voor het uitvoeren van een horizontaal gestuurde boring wordt eerst de boorstelling opgebouwd. Volgens een ontworpen langsprofiel wordt de boorpijp ingebracht. Langs elektronische weg is de boorkop exact te volgen zodat de ontworpen boorlijn kan worden gevolgd.
Figuur 2 Booropstelling ten behoeve van een gestuurde boring
Kenmerken van de potentiële effecten leidingstrook In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied waar de nieuw aan te leggen leidingstrook komt te liggen en de mogelijke effecten van de leiding hierop. Daarnaast is ten behoeve van de aanleg van de voorgenomen leidingstrook het risico op ongevallen beoordeeld. De potentiële effecten en mitigerende maatregelen worden in het navolgende beschreven. Archeologie Archeologische waarden dienen op grond van het verdrag van Malta (1992) te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Volgens de archeologische verwachtingskaarten van de gemeenten Steenwijkerland (Wessing, 2006) en Westerveld (Aalbersberg, 2010) ligt de leidingstrook deels in gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Conform de gemeentelijke archeologische advieskaarten is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (RAAP, notitie 4010, november 2011). Uit de resultaten van het archeologisch onderzoek (bijlage 5) blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van archeologische resten. Vanuit archeologisch oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen aanleg van de leidingstrook. Cultuurhistorie Het plangebied kenmerkt zich door laagveenontginning. Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen dan wel (landschaps)elementen.
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -8-
De aan te leggen leidingstrook volgt de bestaande verkavelinggrenzen. Daar waar de Nijensleeker Schipsloot en de N855 worden gekruist wordt de leiding gelegd met behulp van een gestuurde boring. Hiermee blijft het aanwezige landschapspatroon gehandhaafd. De aanleg van de leidingstrook voorziet niet in de afbreuk van de landschappelijke waarden. Flora en fauna Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Met de Vogel- en Habitatrichtlijn levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke- en halfnatuurlijke habitatten en bescherming van wilde flora en fauna. Er bevinden zich geen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in de directe omgeving van het plangebied. Er is een ecoscan uitgevoerd ter plaatse van de aan te leggen aardgastransportleiding en de activiteiten van Vermilion die daarin plaatsvinden. Hierin is gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren binnen het projectgebied. In deze ecoscan, opgenomen als bijlage 6, is tevens een inschatting gemaakt van de effecten van de activiteiten op de aanwezige fauna in de omgeving van de locatie. Uit de scan volgt dat een ontheffing van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk is. Ter plaatse van het plangebied worden alleen algemene soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet verwacht. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling. Wel geldt de algemene zorgplicht voor plant en dier. Het streven is om de werkzaamheden (aanleg aardgastransportleiding en waterleiding) uit te voeren buiten het broedseizoen. Mocht het noodzakelijk zijn om de werkzaamheden op te starten in het broedseizoen dan worden preventieve maatregelen getroffen om te voorkomen dat vogels ter plaatse van het leidingtracé gaan broeden. Deze maatregelen worden opgestart voor het begin van het broedseizoen. Om verstoring van eventueel foeragerende vleermuizen te voorkomen worden de werkzaamheden zoveel mogelijk uitgevoerd tussen zonsopkomst en zonsondergang. Een deel van de leidingstrook nabij de locatie Eesveen is gelegen in een ganzengebied. In dit gebied is het streven om de openheid van het landschap en de rust voor overwinterende vogels te behouden. Door de leidingstrook buiten het broedseizoen en buiten het winterseizoen aan te leggen wordt verstoring van (overwinterende) vogels voorkomen. Aanvullend op de ecoscan is een studie uitgevoerd naar het effect van de activiteiten ter plaatse van de locatie Eesveen op de ganzen in de directe omgeving. Deze studie is eveneens opgenomen in bijlage 6. Uit de studie volgt dat als gevolg van de beoogde activiteiten de verkeersintensiteit op de wegen van en naar de locatie zal toenemen. Dit veroorzaakt een zekere toename van geluid en beweging, verstorend voor ganzen. Momenteel worden de wegen al gebruikt door verkeer, en zullen de locaties pal langs de weg mogelijk wat minder gebruikt worden door ganzen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de ganzen iets zullen merken van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarnaast zijn voorspelbare ‘verstoringen’, zoals langsrijdend verkeer, weinig verstorend voor vogels en raken ze hier aan gewend. Een vogel zal veel sterker reageren als een langsrijdende auto stopt en een persoon uitstapt. De verwachte toename aan verkeerstoename zal niet leiden tot verstoring van de rust van de eventueel verblijvende wintergasten. De aangewezen ganzengebieden blijven hun waarde behouden als ganzenfoerageergebied
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 -9-
Bodem- en waterkwaliteit Ter plaatse van het tracé van de nieuw aan te leggen leidingstrook is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (Oranjewoud, 11191-203247-BO, november 2011) volgt dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn ten aanzien van de aanleg van de leidingstrook. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 7. Om eventuele bodemverontreiniging vanuit de aardgastransportleiding te voorkomen wordt de leiding in de gebruiksfase zowel inwendig als uitwendig beschermd. De inwendige bescherming wordt gerealiseerd door druken temperatuur bewaking. Ook wordt een corrosieremmer in de gasstroom geïnjecteerd die er voor moet zorgen dat inwendige aantasting van de buiswand wordt voorkomen. Ook wordt de buisleiding tijdens de gebruiksfase regelmatig geraagd waardoor eventuele ophopingen van vloeistof worden verwijderd en waardoor de beschermende corrosieremmer gelijkmatig over de binnenzijde van de buiswand wordt gedistribueerd. De buitenzijde van de aardgastransportleiding wordt beschermd door de buiswand bekleding, dit kan PE of PP zijn. Verder wordt de aardgastransportleiding door middel van een kathodisch beschermingssysteem op een negatief elektrisch potentiaal gehouden ten einde corrosie te voorkomen. Regelmatige inspectie rondes langs het tracé zorgen ervoor dat onregelmatigheden in een vroeg stadium worden opgemerkt. Daarnaast worden de leidingen geregistreerd conform wet WION met als doel graafschade te voorkomen. Voorts valt het beheer van de leidingen onder het Vermilion pijpleiding integriteits systeem conform de landelijke eisen. Veiligheid Om inzicht te krijgen in de risico’s als gevolg van de aanwezigheid van de leidingstrook is een kwantitatieve risicobeoordeling uitgevoerd (Kema, 74100312-GCS11.R.52432, november 2011). Ter plaatse van het leidingtracé gelden de voorwaarden uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De leidingenstrook is zo ontworpen dat de 10-6 contour op het hart van de leiding ligt. Uit de studie volgt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van de gehele leidingstrook kleiner is dan 10-6 per jaar, waardoor geen contour van het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven. Binnen de leidingstrook bevinden zich géén (beperkt) kwetsbare objecten. Hiermee wordt voldaan aan de normen uit het besluit. In de risicoanalyse (zie bijlage 4) is voor de leiding het groepsrisico berekend voor die kilometer die in de beoogde situatie het hoogste groepsrisico oplevert (worstcase-segment). Uit de analyse volgt dat het leidingstrook EesveenNijensleek voldoet aan de oriëntatiewaarde voor groepsrisico. Ten aanzien van het aspect veiligheid voldoet de leiding aan de wettelijke eisen. Daarnaast wordt de aan te leggen leidingstrook planologisch vastgelegd. Hiermee zal te zijner tijd voor de leidingstrook een beschermende bestemming worden opgenomen.
5
CONCLUSIE
Gelet op het inzicht in de potentiële effecten, de mate en omvang waarin deze zich voordoen in relatie tot de plaats van het project en de mogelijkheid deze effecten te beperken middels de bedrijfsvoering, vergunningvoorwaarden en algemene regels, is de conclusie dat het doorlopen van een milieueffectrapportage geen toegevoegde waarde kent voor het in gebruik nemen van de locatie Eesveen als gaswinlocatie en voor de aanleg van de leidingstrook Eesveen-Nijensleek.
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 10 -
BIJLAGE 1
REGIONALE LIGGING
Formaat: Schaal:
A3 1 : 10.000
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 11 -
207000
537000
538000
539000
206000
C4
12-10-2011
NR
DATUM
AANPASSING TRACÉ T.P.V. HOOFDWEG
TDV
WIJZIGING
GET.
OPDRACHTGEVER
GIS SPECIALIST
VERMILION ENERGY
T.F DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
0
100
200
300
400 Meters
A3 1 IN 1
KAARTNUMMER
Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
FORMAAT
BLAD IN BLADEN
AANLEG PIPELINE EESVEEN - NIJENSLEEK KAARTTITEL
SCHAAL
1:10.000
237481-O2
WIJZ.NR
C4
TOPOGRAFISCHE OVERZICHT MET LIGGING VOORGENOMEN TRACÉ STATUS
CONCEPT R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-O2.mxd
BIJLAGE 2
OVERZICHT KADASTRALE PERCELEN LEIDING
Tabel:
1 x A4
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 12 -
Overzicht kadastrale percelen leidingtracé Eesveen – Nijensleek Het leidingtracé vanaf de mijnbouwlocatie Eesveen (gemeente Steenwijkerland) naar de mijnbouwlocatie Nijensleek (gemeente Westerveld) is gelegen in de volgende kadastrale percelen: Gemeente Sectie Gemeente Steenwijkerland Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Steenwijk G Gemeente Westerveld Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K Vledder K
Nummer
Opmerking
1206 1205 1203 1202 658 656 1119 1043 353 1564 1210 754
Mijnbouwlocatie Eesveen
470 609 608 607 1470 248 271 270 801 248 1272 1271
kruist watergang leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring kruist watergang kruist watergang
leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring
leiding wordt gelegd mbv gestuurde boring Mijnbouwlocatie Nijensleek
BIJLAGE 3
ROUTEKAARTEN LEIDINGTRACE
Formaat
5 x A3
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 13 -
BIJLAGE 4
Productielocatie Rapport
Leidingtracé Rapport
MD-GR20120377 Openbaar
KWANTITATIEVE RISICOANALYSES
DHV MD-AF20120125/MVI Januari 2012
Kema 74100312 - GCS 11.R.52432 November 2011
27 november 2012 - 14 -
Kwantitatieve Risicoanalyse Gasproductielocatie Eesveen
QRA
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV januari 2012 Definitief
Kwantitatieve Risicoanalyse Gasproductielocatie Eesveen
QRA dossier : BA5753-107-100 registratienummer : MD-AF20120125/MVI versie : 2 classificatie : Klant vertrouwelijk
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV januari 2012 Definitief © DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
DHV B.V.
INHOUD
BLAD
1
SAMENVATTING
2
2
INLEIDING
3
3 3.1 3.2
WETGEVING MET BETREKKING TOT EXTERN RISICO Plaatsgebonden risico (PR) Groepsrisico (GR)
4 4 5
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3
INSTALLATIEBESCHRIJVING Locatie Procesbeschrijving Procesgegevens Put Driefasen scheider Atmosferische tanks
6 6 6 6 6 7 7
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
MODELLERING VAN SCENARIO’S Gasput Flowline ESV-001 Driefasenscheider Exportleiding Atmosferische tanks
8 8 10 11 12 13
6 6.1 6.2
RESULTATEN EN CONCLUSIES Plaatsgebonden Risico (PR) Groeprisico (GR)
14 14 17
7
REFERENTIES
18
8
COLOFON
19
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -1-
DHV B.V.
1
SAMENVATTING
De locatie Eesveen is in 1986 aangelegd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij. In datzelfde jaar is een exploratieboring uitgevoerd (putcode ESV-001). De boring was succesvol, de locatie is tot op heden niet in productie gebracht. Vermilion is voornemens deze put in productie te nemen. De verwachte initiële 3 gasproductiecapaciteit is 250 kNm per dag. Voor het in productie nemen van de gasput op de locatie Eesveen moet een omgevingsvergunning verkregen worden. Als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. De QRA geeft een analyse van het extern risico ten gevolge van de activiteiten op de locatie Eesveen. Het extern risico wordt beoordeeld op twee parameters. Deze zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Het is hierbij niet van belang of er op deze plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. Het GR geeft de cumulatieve kansen per jaar dat 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de productielocatie. NL
-6
Uit de risicoberekeningen in Safeti kan worden opgemaakt dat de 10 contour, de bepalende parameter voor het PR, maximaal enkele meters over inrichtingsgrens van de locatie Eesveen ligt (zie -6 Figuur 2 in paragraaf 6.1). Binnen de 10 iso-risicocontour liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Blow-out tijdens work-over activiteiten is maatgevend voor het plaatsgebonden risico ten gevolge van de activiteiten op de locatie Eesveen. In het geval van locatie Eesveen is geen Groeprisico berekend omdat er zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de locatie bevinden.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -2-
DHV B.V.
2
INLEIDING
De locatie Eesveen is in 1986 aangelegd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij. In datzelfde jaar is een exploratieboring uitgevoerd (putcode ESV-001). De boring was succesvol, de locatie is tot op heden niet in productie gebracht. Vermilion is voornemens deze put in productie te nemen. De verwachte initiële 3 gasproductiecapaciteit is 250 kNm per dag. Voor het in productie nemen van de gasput op de locatie Eesveen moet een omgevingsvergunning verkregen worden. Als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. De QRA geeft een analyse van het extern risico ten gevolge van de activiteiten op de locatie Eesveen. Het extern risico wordt beoordeeld op twee parameters. Deze zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Het is hierbij niet van belang of er op deze plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. Het GR geeft de cumulatieve kansen per jaar dat 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de productielocatie. Meer gedetailleerde informatie over de Nederlandse wetgeving met betrekking tot extern risico is opgenomen in hoofdstuk 3. Om een overzicht te geven van de activiteiten en potentiële gevaren van de mijnbouwlocatie Eesveen is in hoofdstuk 4 een beschrijving opgenomen van de installatie, activiteiten en gevaarlijke stoffen. De methodologie voor de QRA is vastgelegd in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI, uitgegeven door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu [ref 1]. Specifiek voor mijnbouwlocaties is door SodM een interim handleiding risicoberekeningen uitgebracht [ref. 7]. De handleiding is geldig zolang mijnbouw locaties nog niet zijn aangewezen in het Revi en de modellering niet is ondergebracht in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI. Details over effect modellering en risicoberekeningen zijn beschreven in hoofdstuk 5. NL
De effectmodellering en risicoberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het software pakket Safeti , ontwikkelt door DNV [ref 2]. Het gebruik van dit software pakket wordt voorgeschreven door de Nederlandse overheid voor het uitvoeren van risicoberekeningen. Resultaten en conclusies volgend uit de risicoberekeningen zijn opgenomen in hoofdstuk 6. Deze resultaten zijn de PR contouren en een overzicht van de scenario’s welke de grootste bijdrage leveren aan het extern risico. Vervolgens zijn de berekende risico’s beoordeeld tegen de geldende normen van het BEVI, beschreven in hoofdstuk 3.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -3-
DHV B.V.
3
WETGEVING MET BETREKKING TOT EXTERN RISICO
Op 27 oktober 2004 is het BEVI formeel van kracht worden. Gelijktijdig met het Besluit is een Ministeriele Regeling gepubliceerd met daarin opgenomen onder andere tabellen met veiligheidsafstanden, rekenvoorschriften etc. In de onderstaande paragrafen wordt een korte samenvatting gegeven van het BEVI met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen. Het risicobeleid is gestoeld op twee risicomaten: • Plaatsgebonden risico (PR): risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Door middel van iso-risicocontouren, waarbij punten met gelijk risico worden verbonden tot een contour, worden deze risico’s op een kaart inzichtelijk gemaakt. Voorheen werd het PR ook wel individueel risico (IR) genoemd; • Groepsrisico (GR): cumulatieve kansen per jaar dat 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Aan de hand van de feitelijke aanwezigheid van mensen kan de kans op een incident met meerdere doden inzichtelijk worden gemaakt. Hiervoor wordt de zogeheten FN-curve berekend waarin de kans op een aantal dodelijke slachtoffers wordt uitgezet tegen het aantal dodelijk getroffenen.
3.1
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Het is hierbij niet van belang of er op deze plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. Bij het PR gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting komt te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze inrichting, ervan uitgaande dat deze persoon onbeschermd en permanent op deze plaats aanwezig is. Bij de het beoordelen van het PR wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Onder de kwetsbare objecten vallen in eerste instantie objecten waar mensen doorgaans dag en nacht verblijven. Daarnaast verdienen kinderen, ouderen en (psychisch) zieken vanwege hun fysieke of psychische gesteldheid een bijzondere bescherming. Dit maakt scholen, bejaardenhuizen en ziekenhuizen dus ook tot kwetsbare objecten. Daarnaast kunnen objecten vanwege de hoge infrastructurele waarde onder de kwetsbare objecten vallen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld telecommunicatiecentrales. In meer algemene zin is het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gebaseerd op het aantal en de verblijftijd van groepen mensen en de aanwezigheid van adequate vluchtwegen. 1
Voor (geprojecteerd ) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gelden de volgende grenswaarden: (Geprojecteerd) kwetsbare objecten: -5 • PR hoger dan 10 per jaar: niet toegestaan -5 -6 • PR tussen 10 en 10 per jaar: niet toegestaan -6 • PR lager dan 10 per jaar: toegestaan 1
Geprojecteerde objecten zijn objecten die gepland zijn geplaatst te worden.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -4-
DHV B.V.
(Geprojecteerd) beperkt kwetsbare objecten: -5 • PR hoger dan 10 per jaar: in beginsel niet toegestaan -5 -6 • PR tussen 10 en 10 per jaar: in beginsel niet toegestaan -6 • PR lager dan 10 per jaar: toegestaan
3.2
Groepsrisico (GR)
Het Groepsrisico kent geen strikte normering. Er geldt wel een oriënterende waarde, die recht doet aan de risicoaversie (hoe groter de ramp, hoe lager het acceptabele risico). De oriënterende waarde is te beschouwen als een soort thermometer. Deze waarde geeft een eerste inzicht in het niveau van het risico. Om het groepsrisico te beoordelen moet het bevoegd gezag daarnaast aangeven hoe: • De bevolkingsdichtheid in het invloedsgebied van de inrichting (begrensd door 1% letaliteit) wordt beoordeeld en hoe deze eventueel wijzigt in de toekomst; • Mogelijke maatregelen van invloed zijn op het groepsrisico en op welke wijze deze zijn meegenomen in het onderzoek; • Rekening is gehouden met aspecten als rampenbestrijding, zelfredzaamheid van omwonenden en beheersbaarheid bij een eventuele calamiteit. Dit is de zgn. verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Een vergunning kan dus worden verleend als de oriënterende waarde wordt overschreden. Wel moet door het bevoegd gezag invulling worden gegeven aan de verantwoordingsplicht. Bij overschrijding van de oriënterende waarde zal de weging van de andere verantwoordingsaspecten zwaarder zijn. In het onderstaande figuur is de oriënterende waarde weergegeven.
1 x 1 0 -5
f (frequentie)
1 x 1 0 -6 1 x 1 0 -7 1 x 1 0 -8 1 x 1 0 -9 1
10 100 1 .0 0 0 N ( s la c h to f f e r s )
Figuur 1: Oriënterende waarde voor het groepsrisico volgens BEVI.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -5-
DHV B.V.
4
INSTALLATIEBESCHRIJVING
4.1
Locatie
De locatie Eesveen-1 is gelegen aan De Wulpen te Eesveen. De locatie ligt in een agrarisch gebied. De dichtstbijzijnde bebouwing bevindt zich op circa 180 meter ten zuidoosten van het hart van de gasput op de productielocatie in de vorm van verspreid liggende boerderijen.
4.2
Procesbeschrijving
De mijnbouwlocatie Eesveen is een normaal onbemande installatie. Alleen gedurende activiteiten op de locatie zal personeel aanwezig zijn. Deze activiteiten zijn (koud) opstarten van de put en inspectie- en onderhoudswerkzaamheden, waaronder “wire lining”. De systemen op de locatie worden op afstand gecontroleerd en bestuurd vanaf de controlekamer op het gasbehandelingscentrum Harlingen. De locatie is voorzien van een onafhankelijk “Emergency Shutdown Systeem” (ESD), wat geheel autonoom de beveiliging van het proces waarborgt. Op de locatie is in de toekomstige situatie één put actief voor de productie van ruw aardgas, namelijk Eesveen-001 (ESV-001). Het ruwe aardgas bevat formatiewater en aardgascondensaat. Het formatiewater en het aardgascondensaat worden uit het ruwe aardgas verwijderd via een driefase scheider (V-100). Het aardgascondensaat wordt vervolgens teruggebracht in de gasstroom en getransporteerd naar de bestaande aardgasinfrastructuur op de mijnbouwlocatie Nijensleek. Het afgescheiden formatiewater wordt opgeslagen in een formatiewatertank (TK-300A). In de toekomst zal mogelijk een tweede formatiewater tank (TK-300B) worden geplaatst op deze locatie. Daarnaast zal productiewater van meerdere locaties op de locatie Eesveen worden verladen, tijdelijk opgeslagen en met een pijpleiding worden afgevoerd naar de locatie Nijensleek. Om hydraatvorming in de transportleiding te voorkomen wordt DEG (di-ethyleen glycol) geïnjecteerd. Hiervoor is een opslagtank met een volume van 3 20 m aanwezig. Om corrosie in de leidingen te voorkomen wordt inhibitievloeistof geïnjecteerd. Voor 3 opstarten van de put is methanol op de locatie aanwezig. Beide tanks hebben een volume van 1 m .
4.3
Procesgegevens
De volgende procesgegevens zijn aangeleverd door Vermilion en gebruikt als basis voor de effectberekeningen.
4.3.1 Put Put
ESV-001
1
CITHP (bara) 180
2
FTHP (bara)
FTHT (ºC)
65
20
Surface AOF 3 (kNm /d)
3
14.000
Condensaat productie 3 3 (m /MNm gas) 29
Waterproductie 3 3 (m /MNm gas) 260
Tabel 4-1: Procesgegevens gasproductieputten 1 Closed-in tubing head pressure, de druk van de put, wanneer deze is ingesloten 2 Flowing tubing head pressure: de druk van put tijdens productie 3 Maximale uitstroming uit de put (blow-out potential) Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -6-
DHV B.V.
4.3.2 Driefasen scheider
V-100
Operationele druk (bara) 65
3
Operationele temperatuur (ºC) 20
Inhoud (m ) 0,54
Samenstelling 50% gas
Tabel 4-2: Procesgegevens driefasen scheider
4.3.3 Atmosferische tanks Tanknr.
Stof
TA-300A/B -
Formatiewater Glycol Methanol IBC Corrtreat (corrosie-inhibitie) IBC
3
Inhoud (m ) 2 x 40 20 1 1
Tabel 4-3: Atmosferische tanks
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -7-
DHV B.V.
5
MODELLERING VAN SCENARIO’S
De potentiële effecten van de gevaren ten gevolge van de gasproductieactiviteiten op de locatie Eesveen worden bepaald door allereerst mogelijke “loss of containment” (LOC) scenario’s vast te stellen. Deze scenario’s geven de meest realistische situaties van ontsnapping en ontsteking van aardgas vanuit de installaties op de locatie weer. De scenario’s en frequenties van optreden zijn grotendeels gebaseerd op de Handleiding Risicoberekeningen BEVI [ref 1]. Specifiek voor mijnbouwlocaties is door SodM een interim handleiding risicoberekeningen uitgebracht [ref. 7]. De handleiding is geldig zolang mijnbouw locaties nog niet zijn aangewezen in het Revi en de modellering niet is ondergebracht in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI. Er is geen subselectie uitgevoerd gezien het relatief kleine aantal installatiedelen. De volgende installatieonderdelen worden uitgewerkt in dit hoofdstuk: 1. 2. 3. 4. 5.
5.1
Gasput Flowline Driefasen scheider (V-100) Export leiding Atmosferische tanks • Formatiewatertank (TA-300) • Methanol opslag en injectie • Corrosie-inhibitor opslag en injectie (IBC) • Glycoltank
Gasput
In de productiefase is er één put in productie op de locatie, ESV-001. Via deze put word het gasreservoir in de Rotliegend formatie geproduceerd. In deze QRA is het externe risico bepaald voor de gasproductie uit put ESV-001 en bijbehorende installaties. Loss of containment van een gasput resulteert in een “blow-out”. Blow-out is het ongecontroleerd (falen van alle barrières) vrijkomen van gas vanuit het gas reservoir. Het potentieel van een blow-out is afhankelijk van de reservoirkarakteristieken, de putdruk en de diameter van de tubing / casing. De blowout potentiëlen voor de putten op de productielocatie zijn aangeleverd door Vermilion. Blow-out (en well release) van een put heeft de meeste kans van optreden tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de put. De frequentie van blow-out van een put is gebaseerd op de kans van falen tijdens de werkzaamheden, gegeven in onderstaande tabel. De faalfrequenties zijn overgenomen uit tabel 3 van de Interim Handleiding [ref. 7]. De frequentie van activiteiten is aangeleverd door Vermilion [ref 6].
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -8-
DHV B.V.
Activiteit
Blow-out verticaal
Lekkage Verticaal
Productie (per put per jaar) Wireline (per activiteit) Coiled tubing (per activiteit) Work over (per activiteit) Snubbing (per activiteit) Totaal
Horizontaal
Activiteit frequentie (per jaar)
Blow-out verticaal (per jaar)
Lek frequentie (per jaar) Verticaal
Horizontaal
7,17x10
-5
1,06x10
-4
1,98x10
-5
continu
7,17x10
-5
1,06x10
-4
1,98x10
-5
2,25x10
-5
4,18x10
-5
7,14x10
-6
1x per jaar
2,25x10
-5
4,18x10
-5
7,14x10
-6
5,54x10
-4
4,43x10
-4
1,11x10
-4
1x per 5 jaar
1,1x10
8,86x10
-5
2,22x10
-5
1,09x10
-3
9,47x10
-4
2,27x10
-4
1x per 30 jaar
3,63x10
3,16x10
-5
7,57x10
-6
6,63x10
-4
5,30x10
-4
1,33x10
-4
Komt niet voor
-4
-5
nvt 2.41x10
nvt -4
2.68x10
nvt -4
5.67x10
-5
Tabel 5-1: Blow-out frequentie gasputten opgesplitst per activiteit Blow-out tijdens productie, wirelining en coiled tubing vindt plaats via de tubing (3,5 inch) van de put. Deze tubing blow-out wordt gemodelleerd met het “long pipeline” model op basis van de diepte van de put, de diameter van de tubing en de maximale druk van de ingesloten put (closed-in tubing head pressure, CITHP). In het model wordt rekening gehouden met de initiële tijdsafhankelijke uitstroom, die substantieel hoger is dan de “blow-out potential” van de put. Bij blow-out tijdens productie zal ook gas terugstromen vanuit de flowline (zie paragraaf 5.2). Blow-out tijdens work over en snubbing zal plaatsvinden via de tubing (80%) of de casing (20%). De uitstromende massa is voor deze scenario’s gelijk aan de “blow-out potential” van de put. In dit geval wordt geen rekening gehouden met de initiële tijdsafhankelijke uitstroom, omdat blow-out tijdens deze activiteiten begint vanuit een statische toestand (dode put, d.w.z. atmosferische druk aan de putmond). Dit scenario wordt gemodelleerd als “user defined source”. Tijdens werkzaamheden is de flowline afgesloten en wordt terugstroming niet meegenomen. Bovenstaande wijze van modellering is gebaseerd op de Interim handleiding [ref. 7], bijlage bij hoofdstuk 1.4.3, op pagina 12. Alle lekscenario’s worden berekend op basis van een gatdiameter ter grootte van 10% van de tubing diameter en de maximale druk van de ingesloten put (CITHP). In onderstaande tabel zijn de uitstroomdebieten voor de verschillende scenario’s gegeven. Scenario Blow-out tijdens productie
Uitstroomdebiet (kg/s) 46,3 (30,8 + 15,5)
Frequentie (per jaar) 7,17x10
-5 -4
Blow-out tijdens wirelining, coiled tubing Blow-out tijdens work-over, snubbing
30,8 130
1,33x10 -5 3,63x10
Putlekkage
2,0
2,68x10 (verticaal) -5 5,67x10 (horizontaal)
-4
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 -9-
DHV B.V.
Het massadebiet voor de blow-out tijdens productie, wire lining en coiled tubing operaties is berekend met het “long pipeline model” met een leidingdiameter van 3,5” en een lengte van 2280 meter en een druk in de put van 180 barg. Het massadebiet voor breuk van de leiding (terugstroming uit de exportleiding) is berekend op basis van het “long pipeline model” met een leidingdiameter van 4” en een lengte van 2650 meter (tot Nijensleek) en een druk in de leiding van 65 barg. 3 Het massadebiet voor de blow-out tijdens work overs is door Vermilion opgegeven als 14 MMNm /dag. Dit komt overeen met 130 kg/s. Dit blow-out potentieel is opgegeven onafhankelijk van tubing of casing blowout. Vooral voor de tubing blow-out is dit getal waarschijnlijk veel te hoog. Het massadebiet voor lekkage van de put is gemodelleerd op basis van de initiële uitstroming berekend met het “leak” model.
5.2
Flowline ESV-001
Het gas uit de put wordt teruggebracht in druk met behulp van een choke klep. Het uitstroomdebiet bij LOC van de flowline is afhankelijk van de operationele druk in de 4” flow line na de choke klep (65 barg). Voor bovengrondse pijpleidingen zijn de volgende LOC scenario’s en bijbehorende faalfrequenties vastgesteld in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI: Scenario
Beschrijving
FL1
Breuk van de leiding
FL2
Continue uitstroming vanuit een gat in de leiding met een diameter van 10% van de leidingdiameter (maximum 50 mm)
Frequentie (/ meter / jaar) -7 3x10 2x10
-6
Tabel 5-2: LOC scenario’s en bijbehorende frequenties voor leidingen 75 < D < 150 In geval van breuk van de flow line zal vanuit beide zijden van de breuk gas uitstromen. Na ontsteking zal dit resulteren in twee onafhankelijke, in richting tegengestelde, toortsbranden. Gezien de kleine hoeveelheid meegevoerd condensaat in de gasstroom is de uitstroming bij breuk gemodelleerd als een gasstroom. De massadebieten bij breuk zijn gelijk gekozen aan die bij productie blow-out. Het massadebiet voor lekkage van de flowline is gemodelleerd op basis van de initiële uitstroming NL berekend met het “leak” model in Safeti . Door de continue aanvoer van gas vanuit de put zal de druk in de leiding niet in de tijd veranderen. De flow line is gemodelleerd als een bovengrondse leiding.
Scenario
Uitstroomdebiet (kg/s)
FL1 vanaf put FL1 vanaf exportleiding
30,8 15,5
FL2
0,86
Tabel 5-3: Berekend massadebiet voor gasuitstroming - flow line ESV-001
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 10 -
DHV B.V.
5.3
Driefasenscheider
De gas/vloeistofstroom uit de put ESV-001 wordt naar de driefasenscheider (V-100) geleid. Hierbij wordt het gas gescheiden van het aardgascondensaat en formatiewater. Het aardgascondensaat wordt direct weer in de gasstroom gebracht en met het gas via de exportleiding naar de locatie Nijensleek afgevoerd. Het afgescheiden formatiewater wordt opgeslagen in de formatiewatertank TA-300A/B (zie paragraaf 5.5). Voor procesvaten zoals de driefasenscheider zijn de volgende LOC scenario’s en frequenties vastgesteld in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI: Scenario
Omschrijving
FS1 FS2
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud van het vat Continue vrijkomen van de inhoud van het vat in 10 minuten
FS3
Continue vrijkomen van de inhoud van het vat door een gat met een diameter van 10 mm.
Frequentie (/ jaar) -6 5x10 -6 5x10 1x10
-4
Tabel 5-4: LOC scenario's en frequenties procesvaten In geval van instantaan falen van de driefasenscheider (FS1) zal de inhoud vrijkomen en daarnaast zal gas/vloeistof aangevoerd worden vanuit de aangesloten installatiedelen. De volgende scenario’s worden onderscheiden: 1. Vrijkomen van de gasinhoud (ca. 13 kg; voor de QRA is aangenomen dat de 50% van de inhoud gasvorming is); Dit scenario is in de QRA verwaarloosd. 2. Vrijkomen van de vloeistofinhoud; Het vloeistofmengsel in V-100 bestaat voornamelijk uit formatiewater (9:1). Het mengsel wordt conform tabel 1 van [ref. 7] als niet brandbaar beschouwd. 3. Aanvoer van gas vanuit de put ESV-001; Vanuit de aanvoerleiding vanaf ESV-001 wordt aardgas met een debiet van ca. 30,8 kg/s aangevoerd. 4. Aanvoer van gas en condensaat vanuit de exportleiding; Vanuit de exportleiding wordt aardgas met een debiet van ca. 15,5 kg/s aangevoerd. Met name de nalevering uit de aan- en afvoerleiding van V-100 zijn significant voor het uitstroomscenario. De blootstelling aan warmtestraling is gesteld op maximaal 20 seconden [ref 1, module B, paragraaf 3.4]. Deze twee scenario’s zijn als afzonderlijke scenario’s ingevoerd in de QRA. De massadebieten bij breuk zijn gelijk gekozen aan die bij productie blow-out. Voor het scenario FS2 is het uitstroomdebiet bepaald op basis het leegstromen van (de gasfase van) het vat in 10 minuten (0,022 kg/s). De uitstroomduur is minimaal 1800 seconden, door nalevering van gas uit aangesloten systemen. NL
Voor lekkage aan het vat wordt het “leak” model in Safeti gebruikt. Hierbij is uitgegaan van een 10 mm lekkage in de gaszijde van het vat. Door de continue aanvoer van gas uit de put wordt gerekend met het initiële uitstroomdebiet.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 11 -
DHV B.V.
In Tabel 5-5 is het massadebiet voor de uitstroming van de verschillende LOC scenario’s van de fasescheiders gegeven: Scenario
Frequentie ( / jaar)
FS1 vanaf put
5x10
FS1 vanaf exportleiding FS2
5x10 -6 5x10
FS3
1x10
Uitstroomdebiet (kg/s)
-6
30,8
-6
15,5 0,022
-4
0,83
Tabel 5-5: Massadebiet LOC scenario’s driefasenscheider
5.4
Exportleiding
Gas en condensaat vanuit V-100 worden via de 4” exportleiding naar de locatie Nijensleek afgevoerd. Voor bovengrondse pijpleidingen zijn de volgende LOC scenario’s en bijbehorende faalfrequenties vastgesteld in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI: Scenario
Beschrijving
EL1
Breuk van de leiding
EL2
Continue uitstroming vanuit een gat in de leiding met een diameter van 10% van de leidingdiameter (maximum 50 mm)
Frequentie (/ meter / jaar) -7 3x10 2x10
-6
Tabel 5-6: LOC scenario’s en bijbehorende frequenties voor leidingen 75 < D < 150 In geval van breuk van de exportleiding zal vanuit beide zijden van de breuk gas uitstromen. Na ontsteking zal dit resulteren in twee onafhankelijke, in richting tegengestelde, toortsbranden. Gezien de kleine hoeveelheid meegevoerd condensaat in de gasstroom is de uitstroming bij breuk gemodelleerd als een gasstroom. Scenario
Uitstroomdebiet (kg/s)
EL1 vanaf put EL1 vanaf exportleiding
30,8 15,5
EL2
0,86
Tabel 5-7: Berekend massadebiet voor gasuitstroming – Exportleiding De massadebieten bij breuk zijn gelijk gekozen aan die bij productie blow-out.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 12 -
DHV B.V.
5.5
Atmosferische tanks
Het formatiewater afgescheiden van de gasstroom wordt opgeslagen in een formatiewatertank (TA300A/B). Deze tank bevat voornamelijk formatiewater met een kleine hoeveelheid aardgascondensaat. De formatiewatertank is niet meegenomen in de QRA. Naast de opvangvoorzieningen voor formatiewater zijn er een atmosferische tank met corrosie-inhibitie vloeistof en methanol op de locatie aanwezig. Conform de interim handleiding [ref. 7] worden chemicaliën injectiesystemen niet meegenomen in de QRA. De tank met glycol is in de berekeningen opgenomen. Voor atmosferische opslagvaten zoals de Glycol opslag (dubbelwandig met lekdetectie) zijn de volgende LOC scenario’s en frequenties vastgesteld in de Handleiding Risicoberekeningen BEVI: Scenario
Omschrijving
GT1
Instantaan vrijkomen van de gehele inhoud van het vat
Frequentie (/ jaar) -8 1x10
Tabel 5-8: LOC scenario's en frequenties atmosferische opslagtanks In Tabel 5-5 is het massadebiet voor de uitstroming van de verschillende LOC scenario’s van de fasescheiders gegeven: Scenario
Frequentie ( / jaar)
GT1 GT2
5x10 -6 5x10
GT3
1x10
Uitstroomdebiet (kg/s)
-6
Instantaan 18 m 24,3
-4
0,22
3
Tabel 5-9: Massadebiet LOC scenario’s driefasenscheider
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 13 -
DHV B.V.
6
RESULTATEN EN CONCLUSIES
6.1
Plaatsgebonden Risico (PR)
In figuur 2 is het plaatsgebonden risico (PR) ten gevolge van de gasproductie activiteiten op de locatie Eesveen weergegeven. De iso-risicocontouren zijn een weergave van de kans (per jaar) van overlijden op een specifieke locatie.
Figuur 2: PR contouren locatie Eesveen - productiefase
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 14 -
DHV B.V.
Figuur 3: PR contouren locatie Eesveen – productiefase (detail) Uit -6 Figuur 2 en Figuur 3 kan worden opgemaakt dat de 10 contour, de bepalende parameter voor het PR, maximaal (aan de zuidoostzijde) enkele meters over inrichtingsgrens van de locatie Eesveen ligt. Binnen -6 de 10 iso-risicocontour liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Risk ranking points NL
Door middel van het toevoegen van zogenaamde “risk ranking points” kan in Safeti de bijdrage van de verschillende scenario’s aan het PR op een specifiek punt bepaald worden. De maatgevende scenario’s op vier locaties rondom de gasproductielocatie en de bijdrage aan het risico zijn gegeven in Tabel 6-1. De -6 risk ranking points zijn zo geplaatst dat zij op de 10 iso-risicocontour liggen.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 15 -
DHV B.V.
Locatie
Scenario
Risicobijdrage (%)
Noordoostzijde
Blow-out ESV-001 tijdens work-over activiteiten. Falen exportleiding Instantaan falen V-100 Blow-out ESV-001 tijdens productie Falen flow line Blow-out ESV-001 tijdens wire line, coiled tubing Breuk export leiding Blow-out ESV-001 tijdens work-over activiteiten. Breuk flow leiding Instantaan fallen V-100 Blow-out ESV-001 tijdens work-over activiteiten. Breuk flow leiding Breuk export leiding Instantaan fallen V-100 Blow-out ESV-001 tijdens wire line, coiled tubing Blow-out ESV-001 tijdens work-over activiteiten. Breuk flow leiding Breuk export leiding Instantaan fallen V-100 Blow-out ESV-001 tijdens productie Blow-out ESV-001 tijdens wire line, coiled tubing
57,3 14,3 6,9 7,8 3,0 2,1 39,3 20,5 20,8 19,4 42,6 19,1 18,6 14,0 1,3 56,8 17,5 10,1 8,6 5,6 1,4
Zuidoostzijde
Zuidwestzijde
Noordwestzijde
Tabel 6-1: Rangschikking risicobijdrage van de verschillende scenario's Het maatgevende scenario’s voor het plaatsgebonden risico ten gevolge van de activiteiten op de locatie Eesveen is een Blow-out tijdens work-over activiteiten. Het blow-out potentieel van de work-over activiteiten is mogelijk te hoog ingeschat. Na dit scenario dragen de flow line en de exportleiding het meeste bij aan het externe risico.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 16 -
DHV B.V.
6.2
Groeprisico (GR)
Het GR geeft de kans op het aantal mogelijke slachtoffers ten gevolge van een incident op de gasproductielocatie. Dit wordt weergegeven in een grafiek waarin het aantal potentiële slachtoffers wordt uitgezet tegen de kans per jaar. In deze grafiek is ook de, in hoofdstuk 3 toegelichte, oriëntatiewaarde weergegeven. Wanneer de curve ten gevolge van de gasproductie activiteiten beneden de oriëntatiewaarde blijft hoeft het GR niet verantwoord te worden. Het GR wordt bepaald op basis van het eerder berekende plaatsgebonden risico (PR) en de aanwezigheid van mensen binnen het invloedsgebied. Het invloedsgebied is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 4: Invloedsgebied mijnbouwlocatie Eesveen In het geval van locatie Eesveen is geen Groeprisico berekend omdat er zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de locatie bevinden.
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 17 -
DHV B.V.
7
REFERENTIES
1. RIVM, Handleiding Risioberekeningen BEVI, versie 3.2, 01-07-2009 2. Det Norske Veritas, SafetiNL, versie 6.54 3. Det Norske Veritas, OREDA - Offshore Reliability Data Handbook, 2002 4. RIVM , SafetiNL Helpdesk FAQ 5: http://www.rivm.nl/milieuportaal/images/FAQ-SAFETI-NL-okt09.pdf 5. Scandpower, Sintef offshore blow-out database, 2002 6. E-mail van Manfred Steffens (Vermilion) aan Sander Albertsma (DHV) d.d. 11-08-2008, inzake frequenties van putwerkzaamheden
7. SodM, Interim Handleiding Risicoberekeningen Externe Veiligheid Mijnbouwlocaties, versie1, 24-062010
Vermilion Oil & Gas Netherlands BV/Kwantitatieve Risicoanalyse MD-AF20120125/MVI Klant vertrouwelijk
23 januari 2012, versie 2 - 18 -
DHV B.V. Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (033) 468 20 00 F (033) 468 28 01 E
[email protected] www.dhv.nl
Kwantitatieve Risicotoetsing Eesveen Aardgastransportleiding
Groningen, 15-11-2011
74100312 - GCS 11.R.52432
Kwantitatieve Risicotoetsing Eesveen Aardgastransportleiding
Groningen, 15 november 2011 Auteur: D.M. Triezenberg
In opdracht van Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V
auteur : D.M. Triezenberg B
13 blz.
15-11-2011
beoordeeld
: M.T. Middel
15-11-2011
goedgekeurd : M.T. van Os
15-11-2011
KEMA Nederland B.V. Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem Postbus 9035, 6800 ET Arnhem T (026) 3 56 91 11 F (026) 3 89 24 77
[email protected] www.kema.com Handelsregister Arnhem 09080262
© KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden.
Het is verboden om dit document op enige manier te wijzigen, het opsplitsen in delen daarbij inbegrepen. In geval van afwijkingen tussen een elektronische versie (bijv. een PDF bestand) en de originele door KEMA verstrekte papieren versie, prevaleert laatstgenoemde. KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte, bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door de onmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken. De inhoud van dit rapport mag slechts als één geheel aan derden kenbaar worden gemaakt, voorzien van bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot auteursrechten, aansprakelijkheid, aanpassingen en rechtsgeldigheid.
-3-
74100312 - GCS 11.R.52432
SAMENVATTING Dit rapport is geschreven naar aanleiding van de voorgenomen aanleg van de Eesveen aardgastransportleiding. In het voorliggende rapport worden de uitgangspunten en resultaten gepresenteerd van de door KEMA uitgevoerde risicoanalyse ten aanzien van deze toekomstige leiding. De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hoogdruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3]. De analyses zijn uitgevoerd met het pakket CAROLA, versie 1.0.0.51, parameterfile versie 1.2. Uit de berekeningen kan het volgende worden geconcludeerd: Plaatsgebonden risico Uit de berekening volgt dat het plaatsgebonden risico voor de beschouwde situatie overal lager is dan 10-6 per jaar waardoor er geen contouren van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico (PR) van het voorziene ontwerp van de leiding voldoet aan de door de Nederlandse overheid gestelde grens- en richtwaarde van PR < 10-6 per jaar ter plaatse van (beperkt) kwetsbare objecten. Groepsrisico De Eesveen aardgastransportleiding voldoet met het beoogde tracé en het voorziene ontwerp aan de oriëntatiewaarde voor groepsrisico, zijnde F·N2 < 10-2 per km per jaar, waarbij F de frequentie is van een ongeval met N of meer dodelijke slachtoffers.
-4-
74100312 - GCS 11.R.52432
INHOUD blz. Samenvatting
3
1
Inleiding
5
2 2.1 2.2
Uitgangspunten Leidinggegevens Bevolkingsgegevens
6 6 7
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2
Resultaten Plaatsgebonden risico Groepsrisico Procedure GR-berekening Resultaten GR berekening
Referenties
9 9 11 11 11 13
-5-
1
74100312 - GCS 11.R.52432
INLEIDING
Vanuit het oogpunt van transport- en leveringszekerheid wordt de Nederlandse gasinfrastructuur steeds verder uitgebreid. In opdracht van Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V. wordt in dit rapport een analyse gemaakt van de risico's van de Eesveen aardgastransportleiding die Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V. overweegt aan te leggen. Het tracé zal gaan bestaan uit een 4” leiding, bedreven op maximaal 89 bar. De risicostudie in dit rapport is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3]. De analyses zijn uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. De berekeningen zijn uitgevoerd met versie 1.0.0.51 van CAROLA. Het gebruikte parameterbestand heeft versienummer 1.2. De bedrijfsspecifieke parameters van Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V. zijn toegepast in de berekeningen.
-6-
2
UITGANGSPUNTEN
2.1
Leidinggegevens
74100312 - GCS 11.R.52432
In deze risicostudie is de toekomstige Eesveen aardgastransportleiding van Vermilion Oil and Gas Netherlands B.V. bestudeerd. De leidinggegevens zijn aangeleverd op 8 oktober 2010. De leidingparameters die voor de berekening van belang zijn, zijn samengevat in Tabel 1. Parameter
Eesveen aardgastransportleiding
Diameter [inch]
4
Wanddikte [mm]
6
Staalsoort [-]
L360NB
Ontwerpdruk [barg]
89
Minimale dekking [m]
1.5
Tabel 1: Leidingparameters
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd met een factor 2,5 als gevolg van de wettelijke grondroerdersregeling (WION). Er zijn geen aanvullende mitigerende maatregelen van toepassing op de leiding. Voor de GR-berekening is gebruik gemaakt van de windroos van Eelde.
-7-
2.2
74100312 - GCS 11.R.52432
Bevolkingsgegevens
Voor de GR berekeningen van de geprojecteerde Eesveen gastransportleiding is voor bestaande bevolking gebruik gemaakt van de bevolkingsgegevens van Bridgis (www.bridgis.nl). Deze data is 11 november 2011 opgevraagd. De gegevens bevatten per adres onder meer de Rijksdriehoekcoördinaten, het aantal personen en de hoofdfunctie van het adres. Deze hoofdfuncties zijn wonen, werken of gemengd. De opgevraagde gegevens bevatten 68 adressen met 132 bewoners, 10 werknemers en 87 personen met functie gemengd. In Figuur 1 zijn de verschillende adressen weergegeven als gekleurde punten. Groen gekleurde punten zijn adressen met als hoofdfunctie wonen en blauw gekleurde punten zijn adressen met als hoofdfunctie werken of gemengd. In de risicoberekeningen is uitgegaan van (conform [3]): Functie wonen: o aanwezigheid van 50% tijdens de dag o aanwezigheid van 100% tijdens de nacht Functie werken: o aanwezigheid van 100% tijdens de dag o aanwezigheid van 0% tijdens de nacht Functie gemengd: o aanwezigheid van 100% tijdens de dag o aanwezigheid van 100% tijdens de nacht De verdeling tussen dag en nacht is in CAROLA standaard ingesteld op: o Dag: 10.5 uur o Nacht: 13.5 uur Naast de hoofdfuncties maakt Bridgis onderscheid tussen adressen door ze te classificeren in deelfuncties. Uit de deelfuncties is geïnterpreteerd of een adres een recreatie, zorg of onderwijs (RZO) object is. Over elk van de RZO objecten wordt een correctiefactor toegepast zoals hieronder weergegeven. Op basis van een afspraak tussen Gasunie en het RIVM worden deze factoren toegepast omdat Bridgis bij RZO objecten alleen rekening houdt met werkzame personen en niet met extra verblijvenden. Voorbeelden van extra verblijvenden zijn leerlingen op een basisschool (onderwijs), patiënten in een dokterspraktijk (zorg) en gasten in een hotel (recreatie).
-8-
74100312 - GCS 11.R.52432
Deelfunctie recreatie: o o
Correctiefactor overdag 0.5 Correctiefactor 's nachts 4.4
Deelfunctie zorg: o Correctiefactor overdag 1.33 o Correctiefactor 's nachts 0.53 Deelfunctie onderwijs: o Correctiefactor overdag 10.0 o Correctiefactor 's nachts 0.0 De aangevraagde bevolkingsdata bevat één RZO object, te weten een basisschool, waarvoor is gecorrigeerd.
Figuur 1: Geplande geografische ligging van de leiding (rood) en de 68 geselecteerde adressen (groene punten zijn bewoners en de paarse punten zijn werknemers) uit de Bridgis database.
-9-
3
74100312 - GCS 11.R.52432
RESULTATEN
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de verschillende uitgevoerde berekeningen en analyses.
3.1
Plaatsgebonden risico
Voor de toekomstige gastransportleiding is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd. In Figuur 2 is de geplande geografische ligging van de gastransportleiding weergegeven, waarbij ook eventuele 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontouren worden weergegeven. Uit de berekening volgt dat het plaatsgebonden risico voor de beschouwde situatie overal lager is dan 10-6 per jaar waardoor er geen contouren van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar aanwezig zijn.
-10-
74100312 - GCS 11.R.52432
Figuur 2: Het PR is overal in het beschouwde gebied kleiner dan 10-6 per jaar, waardoor geen contour van het PR van 10-6 per jaar kan worden weergegeven. De blauwe contour geeft een plaatsgebonden risico aan van 10-7 per jaar. De leiding wordt in rood weergegeven.
Conclusie Er kan worden geconcludeerd dat voor de toekomstige Eesveen aardgastransportleiding het plaatsgebonden risico van de leiding lager is dan de door de Nederlandse overheid gestelde grens- en richtwaarde van 10-6 per jaar. Daarmee voldoet het voorziene ontwerp voor deze leiding aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico in het BEVB [1].
-11-
3.2
Groepsrisico
3.2.1
Procedure GR-berekening
74100312 - GCS 11.R.52432
Voor de leiding is het groepsrisico berekend voor die kilometer die in de nieuwe situatie het hoogste groepsrisico oplevert (worst-casesegment). Voor de berekeningen is gebruikgemaakt van de daadwerkelijke parametering over het geselecteerde, één kilometer lange segment. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal de FN-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Deze overschrijdingsfactor is vervolgens tegen de stationing uitgezet in een grafiek. 3.2.2
Resultaten GR berekening
De overschrijdingsfactor als functie van de stationing, berekend met de daadwerkelijke parametrering van de leiding, is gepresenteerd in Figuur 3.
Figuur 3: Overschrijdingsfactor van het groepsrisico als functie van de stationing van de Eesveen aardgastransportleiding.
Uit Figuur 3 kan worden geconcludeerd dat de overschrijdingswaarde van de toekomstige Eesveen aardgastransportleiding 0,0 is. De FN-curve, berekend over de gehele lengte van de leiding, is gepresenteerd in Figuur 4.
-12-
74100312 - GCS 11.R.52432
Figuur 4: FN-curve Eesveen aardgastransportleiding. Overschrijdingsfactor 0,00.
Uit Figuur 3 en Figuur 4 wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de toekomstige Eesveen aardgastransportleiding de overschrijdingswaarde 0,0 bedraagt, wat betekent dat de waarde voor het groepsrisico zich langs het gehele tracé ruim onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bevindt. het minimum aantal slachtoffers van 10 niet wordt gehaald, welke de ondergrens vormt van het groepsrisico zoals gedefinieerd in het Bevb [1]. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de Eesveen aardgastransportleiding, met het beoogde tracé en het voorziene ontwerp, voldoet aan de oriëntatiewaarde voor groepsrisico, zijnde F·N2 < 10-2 per km per jaar, waarbij F de frequentie is van een ongeval met N of meer dodelijke slachtoffers.
-13-
74100312 - GCS 11.R.52432
REFERENTIES [1]
Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Staatsblad 2010 nr. 686, 17 september 2010. http://wetten.overheid.nl/BWBR0028265.
[2]
Handleiding Risicoberekeningen Bevb. RIVM. Versie 1.0, 20 december 2010. http://www.rivm.nl/milieuportaal/images/Handleiding-Risicoberekeningen-Bevb-versie1-0.pdf.
[3]
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. VROM. Versie 1.0, november 2007. http://www.groepsrisico.nl/doc/Handreiking%20verantwoordingsplicht%20groepsrisico .pdf.
BIJLAGE 5
ARCHEOLOGIE
Rapport
RAAP notitie 4010 November 2011
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 15 -
RAAP-NOTITIE 4010
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek Gemeenten Steenwijkerland en Westerveld Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend/karterend veldonderzoek
Colofon Opdrachtgever: DHV B.V. Titel: Leidingtracé Ees veen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en W esterveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend/karterend veldonderzoek Status: eindversie Datum: november 2011 Auteur: drs. J.E.A. Jans Projectcode: W ENIJ Bestandsnaam: NO4010_W ENIJ.doc Projectleider: drs. J.E.A. Jans Projectmedewerkers: D. van den Berg & T.M. Perger ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 48893 Autorisatie: drs. J.L. van Beek Bevoegde overheid: gemeenten Steenwijkerland en W esterveld
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2011 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
1 Inleiding 1.1 Administratieve gegevens • type onderzoek: een bureauonderzoek en verkennend/karterend veldonderzoek • bevoegde overheid: gemeenten Steenwijkerland en W esterveld • onderzoekskader: een (omgevings)vergunningsaanvraag voor de aanleg van een transportleiding. • datum veldonderzoek: 27-10-2011 • locatie: - naam plangebied: Leidingtracé Eesveen-Nijensleek. Het geplande leidingtracé ligt tussen de mijnbouwlocatie Eesveen (gelegen aan de De Wulpen) en de mijnbouwlocatie Nijensleek (gelegen aan de Bosschasteeg) min of meer parallel aan de Nijensleeker Schipsloot. - provincie: Overijssel en Drenthe - gemeenten: Steenwijkerland en Westerveld - plaats: Eesveen en Nijensleek - oppervlakte plangebied: het leidingtracé heeft een lengte van 2,65 km, waarvan circa 1 km op het grondgebied van de gemeente Steenwijkerland ligt en 1,65 km op het grondgebied van de gemeente Westerveld. - kaartblad topografische kaart Nederland 1:25.000: 16E - centrumcoördinaten (X/Y): 206.473/538.216 • afbakening onderzoekszone: straal van 300 m rondom het plangebied • ARCHIS-vondstmeldingsnummer(s): niet van toepassing • ARCHIS-waarnemingsnummer(s): niet van toepassing • ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 48893 • documentatie: de documentatie van het project wordt bij RAAP bewaard onder de projectcode WENIJ en wordt binnen een termijn van 2 jaar overgedragen aan het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis.
1.2 Aanleiding en doelstelling In het plangebied zijn bodemingrepen gepland (zie § 2.6 voor een uitgebreide beschrijving) die mogelijk bedreigend zijn voor eventuele archeologische vindplaatsen. Ten behoeve van de omgevingsvergunning is daarom op basis van de richtlijnen van de gemeenten Steenwijkerland en Westerveld een bureauonderzoek en verkennend en/of karterend veldonderzoek uitgevoerd. De doelstelling van het onderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe is inzicht in de bodemopbouw en de gaafheid ervan van belang en dient te worden onderzocht of in het terrein aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen (nederzettingen) aanwezig zijn.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[3 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
1.3 Onderzoeksvragen 1.
Hoe ziet de bodemopbouw er uit, zijn de archeologisch relevante lagen in het plangebied intact en wat betekent dit voor de archeologische verwachting?
2.
Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingen?
3.
Is het veentje net ten zuidoosten van de mijnbouwlocatie Nijensleek een pingoruïne of een andere met organisch materiaal gevulde depressie? Zo ja: wat zijn de diepte en afmetingen er van (binnen het tracé)?
1.4 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en W etenschap.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[4 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Het bureauonderzoek dient om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Hiervoor worden verschillende bronnen gebuikt (zie literatuurlijst). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in deze notitie genoemde archeologische perioden.
Archeologische perioden Datering
Tijdperk
Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C) Nieuwe tijd
- 1795
B
- 1650
A
- 1500
Laat Vol
- 1050
Ottoons
Vroeg
Middeleeuwen
Karolingisch Merovingisch laat Merovingisch vroeg
Laat
Romeinse tijd
Midden Vroeg Laat
IJzertijd
Midden Vroeg Laat
Bronstijd
Midden
Prehistorie
Vroeg Laat
Neolithicum (Nieuwe Stee ntijd)
Midden Vroeg Laat
Mesolithicum (Midd en Stee ntijd)
Midden Vroeg Laat
Paleolithicum (Oud e Steent ijd)
Jong B Jong A Midden Oud
- 1250 - 900 - 725 - 525 - 450 - 270 - 70 na Chr. - 15 voor Chr. - 250 - 500 - 800 - 1100 - 1800 - 2000 - 2850 - 4200 - 4900/5300 - 6450 - 8640 - 9700 - 12.500 - 16.000 - 35.000 - 250.000
tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2010
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.
2.2 Geomorfologie en bodem • bodem volgens bodemkaart: in het noordwestelijke deel van het tracé bestaat de bodem overwegend uit veldpodzolgronden op leemarm, zwak lemig of lemig, fijn zand (Stiboka, 1988:
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[5 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
codes Hn21 en Hn23) en moerige eerdgronden met een zanddek en een moerige tussenlaag op zand (code Zwz). In het zuidoostelijke deel komen madeveengronden op zand zonder humuspodzol (zand binnen 1,2 m -Mv; code aVz), moerige podzolgronden met een humushoudend zanddek en een moerige tussenlaag (code zWp) en moerige eerdgronden met een moerige bovengrond op zand (code vWz) voor. • geomorfologie ontleend aan ARCHIS (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html): in het noordwestelijke deel van het plangebied komen grondmorenewelvingen (code 3L1) en dekzandwelvingen bedekt met ten dele afgegraven veen (code 3L10) voor. Het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt op een vlakte van smeltwaterafzettingen bedekt met dekzand (code 2M6).
2.3 Archeologische gegevens • bekende archeologische vindplaatsen volgens het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS2: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html) in een straal van 300 m rond het plangebied:
waarnemingsnr. complextype datering 33980
onbekend
214716
onbekend
opmerking
Paleolithicum-
vuurstenen kling, c a. 200 m ten noordoosten van het
IJzertijd
plangebied
Neolithicum
napjessteen van graniet/gneis, ca. 300 m ten noordwesten van het plangebied
Tabel 2. Overzicht van de bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied.
• eerder uitgevoerd onderzoek in de omgeving volgens ARCHIS2 (http://archis2.archis.nl/ archisii/html/index.html): geen • bekende archeologische gegevens uit andere bronnen: geen
2.4 Historische situatie Voor het onderzoek naar de historische situatie is gebruik gemaakt van de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw (http://watwaswaar.nl) en diverse historische kaarten (zie literatuurlijst). • historisch gebruik: het tracé loopt door percelen die vanaf het begin van de 19e eeuw tot op dit moment deel uitmaken van een grasland-/akkergebied met een noordwest-zuidoost georiënteerde verkaveling. • consequentie voor de archeologie: onbekend.
2.5 Huidige en toekomstige situatie • huidig gebruik: de percelen waar het tracé doorheen loopt, zijn in gebruik als grasland of akkerland.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[6 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
• toekomstig gebruik: in het plangebied wordt een sleuf uitgegraven waarin een transportleiding zal worden aangelegd. • consequentie voor de archeologie (verstoring, methodiek veldonderzoek): verwacht wordt dat de aanleg van de transportleiding eventuele archeologische waarden zal verstoren.
2.6 Gespecificeerde archeologische verwachting/advies • archeologische verwachting: volgens de archeologische verwachtingskaarten van de gemeenten Steenwijkerland (W essing, 2006) en W esterveld (Aalbersberg, 2010) ligt een aantal delen van het tracé in een gebied met een lage archeologische verwachting. Hiervoor wordt geen archeologisch onderzoek aanbevolen. De overige delen van het tracé liggen in gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Verwacht wordt echter dat in een deel van de zone met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting sprake is van grootschalige bodemverstoringen (Aalbersberg, 2010). Daar waar de bodem intact blijkt te zijn, kunnen vindplaatsen (resten) uit de periode Steentijd t/m Middeleeuwen voorkomen. Eventuele archeologische waarden uit de periode Steentijd t/m Romeinse tijd worden verwacht in de top van het dekzand en eventuele middeleeuwse archeologische waarden kunnen zowel in de top van het dekzand als in het bovenliggende veen voorkomen. Het is onbekend in hoeverre landbouwactiviteiten tot verstoring van de top van het veen of het dekzand en daarmee tot verstoring van eventuele archeologische waarden hebben geleid. Ten zuiden van de locatie Nijensleek bevindt zich vermoedelijk een veentje (Aalbersberg, 2010) dat door de transportleiding doorkruist zal worden. Indien het veentje een pingoruïne betreft, kan het een aantrekkelijke locatie zijn geweest voor (tijdelijke) kampementen van jagersverzamelaars in de Steentijd. In de latere Prehistorie zijn pingoruïnes vaak gebruikt voor rituele deposities. De (onaangetaste) organische vulling van een pingoruïne heeft tevens een hoge paleobotanische waarde. • archeologisch advies: volgens de gemeentelijke archeologische advieskaarten moet in de delen van het tracé met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting een karterend booronderzoek plaatsvinden (boringen om de 50 m). Daar waar een middelhoge of hoge verwachting geldt, maar waar de bodem waarschijnlijk verstoord zal zijn, wordt in eerste instantie een verkennend booronderzoek uitgevoerd (boringen om de 100 m). Als de bodem hier intact blijkt te zijn, worden tussenboringen gezet. Het vermoedelijke veentje dat door het tracé doorkruist wordt, zal worden onderzocht door middel van een karterend booronderzoek waarbij boringen worden gezet met een boorinterval van 25 m. Als inderdaad sprake is van een veentje, zal het boorinterval worden verkleind naar 12,5 m.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[7 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
3 Veldonderzoek 3.1 Methoden • positie boringen: in de hartlijn van het tracé met een boorinterval van 25 m, 50 m of 100 m • gebruikt boormateriaal: gutsboor (diameter 2 cm en 3 cm) • totaal aantal boringen: 29 • minimaal geboorde diepte: 0,45 m -Mv • maximaal geboorde diepte: 1,8 m -Mv • boorbeschrijvingen: lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989). De uitgebreide boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel) zijn opgenomen in bijlage 1. • X-/Y-/Z-coördinaten boringen gemeten met: RTK GPS
3.2 Resultaten Geologie en bodem • beschrijving laagopeenvolging (lithologisch) en interpretatie (lithogenetisch): de laagopeenvolging in het plangebied wordt van boven naar beneden beschreven. De toplaag bestaat uit een 0,2 tot 1,15 m dikke bouwvoor/recent verstoorde laag (donkergrijsbruin tot geel, zwak siltig, humeus, matig fijn zand, vaak met zand- en veenbrokken en soms met keileembrokken). Hieronder is in de boringen 4 t/m 9, 14 en 15 een 0,05 tot 0,5 m dikke laag veen en/of detritus (organische onderwaterafzetting) aangetroffen (bruine zwak tot sterk zandige detritus, soms met enkele zandlagen en soms bruin tot donkerbruin, mineraalarm tot zwak zandig veraard veen of mosveen). Onder de veen-/detrituslaag en in het overige deel van het plangebied direct onder de bouwvoor/verstoorde laag ligt dekzand (grijsbruin tot grijsgeel, zwak tot matig siltig, soms licht humeus, matig fijn zand). De top van het dekzand ligt op een diepte variërend van 0,2 tot 1,65 m -Mv (3,51 m +NAP tot 1,15 m -NAP). Het hoogteverschil van de top van het dekzand bedraagt meer dan 4,5 m: van 3,51m +NAP in het noordwestelijke deel tot 1,15 m -NAP in het centrale deel van het tracé. In het dekzand is geen intacte podzolbodem aangetroffen. Een intacte podzolbodem bestaat van boven naar beneden uit een A-horizont (accumulatielaag), een E-horizont (uitspoelingslaag), een B-horizont (inspoelingslaag), een BC-horizont (overgangslaag) en een C-horizont (onveranderd moedermateriaal). Podzolbodems ontstaan in relatief hoge en droge zandgronden. Dit waren in de Prehistorie bij uitstek de locaties voor nederzettingen. Daar waar het dekzand binnen het tracé hooggelegen is, is de bodem echter tot in de C-horizont verstoord. De top van het dekzand (en daarmee het archeologisch relevante niveau) is hier niet meer intact. Daar waar het dekzand laag ligt, in het centrale deel van het plangebied, is vaak nog een intacte veenlaag aanwezig. Hieronder heeft zich in het dekzand vanwege de natte omstandigheden nooit een podzolbodem gevormd. Deze delen in het landschap zullen altijd laag hebben gelegen en zullen te nat zijn geweest voor bewoning. In het noordwestelijke deel van het tracé is een duidelijke depressie in het landschap te zien.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[8 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
Hier werd de aanwezigheid van een veentje verwacht. Het veentje zou mogelijk een pingoruïne betreffen. Onder het dekzand of direct onder de bouwvoor/recent verstoorde laag is keileem aangetroffen (lichtgroengrijze, zwak tot sterk zandige, zwak grindige leem met ijzervlekken). De top van de keileem ligt op een diepte variërend van 0,35 tot 0,55 m -Mv (3,78 tot 2,95 m +NAP). Het tracé doorkruist de depressie aan de oostelijke rand. Het centrum van de depressie ligt verder richting het westen. Binnen het tracé (boringen 24 t/m 28) is ter plaatse van de depressie geen organische vulling aangetroffen. Om te bepalen of in het centrum van de depressie wel sprake is van organisch materiaal, is een controleboring gezet (boring 29). Ook hier bevindt zich geen organische vulling. Hier ligt de bouwvoor op dekzand. De depressie is vermoedelijk een uitblazingskom in het dekzandlandschap waarin zich geen of maar weinig organisch materiaal heeft verzameld. Eventueel organisch materiaal zal zijn opgenomen in de bouwvoor. Archeologie In het plangebied zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[9 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies In deze paragraaf worden de conclusies gegeven in de vorm van de antwoorden op de onderzoeksvragen (zie § 1.3). 1.
Hoe ziet de bodemopbouw er uit, zijn de archeologisch relevante lagen in het plangebied intact en wat betekent dit voor de archeologische verwachting? De laagopeenvolging in het plangebied bestaat uit een bouwvoor/recent verstoorde laag, plaatselijk op een veen-/detrituslaag, op dekzand, plaatselijk op keileem. De top van het dekzand, het niveau waar resten uit met name de Steentijd verwachten worden, is in het centrale deel van het plangebied intact. Hierin heeft zich nooit een podzolbodem gevormd. Vermoedelijk lag dit deel van het plangebied zo laag dat het altijd te nat is geweest voor bewoning. In het zuidoostelijke en noordwestelijke deel van het plangebied ligt het dekzand hoger, maar hier is de top van het dekzand en daarmee het archeologisch relevante niveau verstoord tot in de C-horizont. Ook in of op het veen werden archeologische resten verwacht. In het veen dat zich in het centrale deel van het plangebied bevindt, zijn echter geen archeologische resten aangetroffen.
2.
Zijn er aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingen? In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van (grotere) archeologische nederzettingen ontbreken.
3.
Is het veentje net ten zuidoosten van de mijnbouwlocatie Nijensleek een pingoruïne of een andere met organisch materiaal gevulde depressie? Zo ja: wat zijn de diepte en afmetingen er van (binnen het tracé)? Het booronderzoek heeft uitgewezen dat de depressie net ten zuidoosten van deze locatie geen veentje en dus ook geen pingoruïne is. In de depressie is geen organisch materiaal aangetroffen. Het betreft vermoedelijk een uitblazingskom in het dekzandlandschap waarin zich geen of maar weinig organisch materiaal heeft verzameld. Eventueel organisch materiaal zal zijn opgenomen in de bouwvoor.
4.2 Aanbevelingen De resultaten van onderhavig onderzoek geven geen aanleiding om archeologisch maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek, etc.) aan te bevelen. De bodemingrepen kunnen vanuit archeologisch oogpunt zonder bezwaar worden uitgevoerd. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de bevoegde overheid (gemeente Steenwijkerland/gemeente Westerveld, contactpersoon: mevrouw M. Nieuwenhuis).
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[1 0 ]
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
Literatuur Aalbersberg, G., 2010. Gemeente W esterveld; een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 2021. RAAP Archeologisch Adviesbureau, W eesp. Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl). Hessing, W.A.M., 2006. Archeologische verwachtingen- en beleidskaart voor het grondgebied van Steenwijkerland. Een aanzet tot het ontwikkelen van ruimtelijk archeologiebeleid. Vestigia-rapport V337. Vestigia, Amersfoort. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Stiboka, 1988. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Kaartblad 16 Oost Steenwijk. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Historische kaarten Kuiper, M (auteur), R. Kersbergen (samenst.), 2006. Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965. Landsmeer. Pater, B.C. de, B. Schoenmaker e.a., 2005. Grote atlas van Nederland 1930-1950: comprehensive atlas of the Netherlands 1930-1950. Asia Maior, Zierikzee Robas Producties, 1990. Historische Atlas Drenthe. Chromotopografische Kaart des Rijks, schaal 1:25.000. ROBAS Producties, Den Ilp. Versfelt, H.J. & M. Schoor, 2001. De Franse kaarten van Drenthe en de noordelijke kust 18111813. Heveskes Uitgevers, Groningen. Versfelt, H.J. & M. Schoor, 2005. De Atlas van Huguenin. Militair-topografische kaarten van Noord-Nederland 1819-1829. Heveskes Uitgevers, Groningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000; Deel 2: Noord-Nederland 1851-1855. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
Boorpuntenkaart.
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel).
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[1 1 ]
205500
206000
206500
207000
207500
539000
539000
1271
1272
26 24 27
758
25 29
801
N ijens leek er Sc hipsloot
20
538500
538500
270
19
248
18
844
23 17
1207
271
1
754
H oofdweg
350
273
1208 1210
140
272 1564 1241
1563
13
353 1043
85a 87 89
1469
1470
N ijens leek er Sc hipsloot
606
538000
538000
Ees v eense weg
607
1117
7
1156 608 609
6
Ees v eense weg
472 471
1119
470
656
N ijens leek er Sc hipsloot 855 D e W ulpen
854
514
537500
537500
658
515
1201
1202
660
1203
661 1205
D e W ulpen
664
1204
0
100
200
300 m
400
500
1206 680
1:10.000
2011 Polderweg
205500
206000
206500
207000
Wenij.wor TP/1 november 2011
D e W ulpen
650
legenda boring
10
boornummer leidingtracé
Figuur 1. Boorpuntenkaart.
207500
Leidingtracé Eesveen - Nijensleek, gemeenten Steenwijkerland en Westerveld; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en verkennend en karterend veldonderzoek
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel)
RAAP-notitie 4010 / eindversie 17-10-2011
[1 3 ]
boring: WENIJ-1 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 207.277, Y: 537.395, hoogte: 0,77, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,77 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 0,47 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, matig fijn, interpretatie: dekzand
53 cm -Mv / 0,24 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 70 cm -Mv / 0,07 m +NAP
boring: WENIJ-2 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 207.243, Y: 537.434, hoogte: 0,90, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,90 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
35 cm -Mv / 0,55 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, zand- en veenbrokken, matig fijn, spoor wortelresten Bodemkundig: interpretatie: verstoord
90 cm -Mv / 0,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 110 cm -Mv / 0,20 m -NAP
boring: WENIJ-3 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 207.210, Y: 537.471, hoogte: 0,85, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,85 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, grijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 0,55 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 55 cm -Mv / 0,30 m +NAP
boring: WENIJ-4 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.893, Y: 537.838, hoogte: -0,18, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,18 m -NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
23 cm -Mv / 0,41 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, donkerbruin, veraard veen
43 cm -Mv / 0,61 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 100 cm -Mv / 1,18 m -NAP
1
boring: WENIJ-5 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.858, Y: 537.875, hoogte: 0,23, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,23 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 0,02 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, mineraalarm, bruin, mosveen
62 cm -Mv / 0,39 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, bruin, detritus
70 cm -Mv / 0,47 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 90 cm -Mv / 0,67 m -NAP
boring: WENIJ-6 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.820, Y: 537.906, hoogte: 0,33, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,33 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 0,03 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, mineraalarm, bruin, mosveen
55 cm -Mv / 0,22 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, bruin, detritus
63 cm -Mv / 0,30 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 90 cm -Mv / 0,57 m -NAP
boring: WENIJ-7 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.781, Y: 537.938, hoogte: 0,20, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,20 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 0,10 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, mineraalarm, bruin, mosveen
62 cm -Mv / 0,42 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, bruin, detritus
78 cm -Mv / 0,58 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 100 cm -Mv / 0,80 m -NAP
2
boring: WENIJ-8 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.742, Y: 537.971, hoogte: 0,50, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,50 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 0,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
115 cm -Mv / 0,65 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, lichtbruingeel, veel dunne zandlagen, detritus
147 cm -Mv / 0,97 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, bruin, detritus
165 cm -Mv / 1,15 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 180 cm -Mv / 1,30 m -NAP
boring: WENIJ-9 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.703, Y: 538.003, hoogte: 0,83, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,83 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 0,63 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruingrijs, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
60 cm -Mv / 0,23 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingeel, enkele detrituslagen, zeer fijn
83 cm -Mv / 0,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: veen, zwak zandig, bruin, detritus
128 cm -Mv / 0,45 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, bruin, detritus
135 cm -Mv / 0,52 m -NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 160 cm -Mv / 0,77 m -NAP
boring: WENIJ-10 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.657, Y: 538.042, hoogte: 1,05, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,05 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 0,85 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
30 cm -Mv / 0,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 60 cm -Mv / 0,45 m +NAP
3
boring: WENIJ-11 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.618, Y: 538.074, hoogte: 0,93, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 0,93 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 0,73 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 45 cm -Mv / 0,48 m +NAP
boring: WENIJ-12 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.541, Y: 538.138, hoogte: 1,24, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,24 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 0,99 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 70 cm -Mv / 0,54 m +NAP
boring: WENIJ-13 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.487, Y: 538.200, hoogte: 1,30, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,30 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
40 cm -Mv / 0,90 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
63 cm -Mv / 0,67 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 90 cm -Mv / 0,40 m +NAP
boring: WENIJ-14 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.464, Y: 538.239, hoogte: 1,28, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,28 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 1,03 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, bruin, detritus
30 cm -Mv / 0,98 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 55 cm -Mv / 0,73 m +NAP
4
boring: WENIJ-15 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.452, Y: 538.279, hoogte: 1,25, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,25 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 1,00 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: veen, sterk zandig, geelbruin, veel dunne zandlagen, detritus
33 cm -Mv / 0,92 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 55 cm -Mv / 0,70 m +NAP
boring: WENIJ-16 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.450, Y: 538.316, hoogte: 1,26, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Overijssel, gemeente: Steenwijkerland, plaatsnaam: Eesveen, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,26 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 0,96 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
Einde boring op 70 cm -Mv / 0,56 m +NAP
boring: WENIJ-17 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.457, Y: 538.357, hoogte: 1,32, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,32 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 1,12 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 50 cm -Mv / 0,82 m +NAP
boring: WENIJ-18 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.389, Y: 538.431, hoogte: 1,32, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,32 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
35 cm -Mv / 0,97 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsbruin, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
70 cm -Mv / 0,62 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 100 cm -Mv / 0,32 m +NAP
5
boring: WENIJ-19 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.322, Y: 538.505, hoogte: 1,70, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,70 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
35 cm -Mv / 1,35 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsbruin, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
75 cm -Mv / 0,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 95 cm -Mv / 0,75 m +NAP
boring: WENIJ-20 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.254, Y: 538.579, hoogte: 1,81, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,81 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 1,56 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsbruin, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
60 cm -Mv / 1,21 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 80 cm -Mv / 1,01 m +NAP
boring: WENIJ-21 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.187, Y: 538.653, hoogte: 1,66, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,66 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
25 cm -Mv / 1,41 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
52 cm -Mv / 1,14 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 65 cm -Mv / 1,01 m +NAP
boring: WENIJ-22 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.356, Y: 538.468, hoogte: 1,60, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,60 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 1,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsbruin, zand- en veenbrokken, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
90 cm -Mv / 0,70 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 110 cm -Mv / 0,50 m +NAP
6
boring: WENIJ-23 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.424, Y: 538.394, hoogte: 1,33, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: zandguts-2 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 1,33 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 1,03 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 50 cm -Mv / 0,83 m +NAP
boring: WENIJ-24 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 205.973, Y: 538.918, hoogte: 3,71, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 3,71 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
20 cm -Mv / 3,51 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
27 cm -Mv / 3,44 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, grijsgeel, matig fijn, interpretatie: dekzand
43 cm -Mv / 3,28 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, geelgrijs, zeer fijn
53 cm -Mv / 3,18 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, zwak grindig, lichtgroengrijs, interpretatie: keileem, grondmorene Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 70 cm -Mv / 3,01 m +NAP
boring: WENIJ-25 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 205.957, Y: 538.938, hoogte: 4,04, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 4,04 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
35 cm -Mv / 3,69 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, zwak grindig, lichtgroengrijs, interpretatie: keileem, grondmorene Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 60 cm -Mv / 3,44 m +NAP
boring: WENIJ-26 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 205.940, Y: 538.957, hoogte: 4,35, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 4,35 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
57 cm -Mv / 3,78 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, zwak grindig, lichtgroengrijs, interpretatie: keileem, grondmorene Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 70 cm -Mv / 3,65 m +NAP
7
boring: WENIJ-27 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 205.989, Y: 538.900, hoogte: 3,55, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 3,55 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
35 cm -Mv / 3,20 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijsgeel, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: keileembrokken
45 cm -Mv / 3,10 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, zwak zandig, zwak grindig, lichtgroengrijs, interpretatie: keileem, grondmorene
Einde boring op 65 cm -Mv / 2,90 m +NAP
boring: WENIJ-28 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 206.007, Y: 538.881, hoogte: 3,52, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 3,52 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
57 cm -Mv / 2,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, zwak grindig, lichtgroengrijs, interpretatie: keileem, grondmorene Bodemkundig: enkele Fe-vlekken
Einde boring op 70 cm -Mv / 2,82 m +NAP
boring: WENIJ-29 beschrijver: JJ/ER, datum: 27-10-2011, X: 205.977, Y: 538.892, hoogte: 2,95, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: GPS, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: akker, vondstzichtbaarheid: matig, provincie: Drenthe, gemeente: Westerveld, plaatsnaam: Nijensleek, opdrachtgever: DHV B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv / 2,95 m +NAP Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, sterk humeus, donkergrijsbruin, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv / 2,65 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, grijsbruin, matig fijn, spoor wortelresten, interpretatie: dekzand
45 cm -Mv / 2,50 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelbruin, matig fijn, interpretatie: dekzand
60 cm -Mv / 2,35 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, interpretatie: dekzand
Einde boring op 70 cm -Mv / 2,25 m +NAP
8
BIJLAGE 6
ECOLOGIE
Rapport
DHV LW-AF20112375 September 2011
Memo:
DHV MD-GR20120408 Juli 2012
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 16 -
Ecoscan productielocatie en pijpleidingen Eesveen
Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. September 2011
Ecoscan productielocatie en pijpleidingen Eesveen
dossier : BA5753-107-100 registratienummer : LW-AF20112375 versie : Definitief
Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. September 2011
DHV Groep Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV Groep, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem voor beleidsvorming en besturing van de DHV Groep is gecertificeerd volgens ISO 9001.
©
INHOUD
BLAD
1 1.1 1.2
INLEIDING Aanleiding Doel
3 3 3
2 2.1 2.2
HET PLANGEBIED Terreinbeschrijving Beschrijving werkzaamheden
4 4 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4
NATUURWETGEVING Ecologische hoofdstructuur Boswet Natuurbeschermingswet Flora- en faunawet
9 9 10 11 11
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.3.8 4.3.9 4.3.10 4.4
NATUURWAARDEN EN BEOORDELING INGREEP Bronnen en werkwijze Verwachte effecten ten aanzien van de natuurwetgeving (Potentieel) voorkomen van beschermde soorten Flora Vogels Vleermuizen Grondgebonden zoogdieren Reptielen Amfibieën Vissen Vlinders Libellen Overige fauna Maatregelen ter beperking van effecten op natuurwaarden
14 14 15 15 15 16 17 18 18 18 20 20 21 21 21
5 5.1
CONCLUSIE EN ADVIES VOOR VERVOLGPROCEDURES Gevolgen van inrichting volgens natuurwetgeving
22 22
6
LITERATUUR
23
7
COLOFON
25
bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
LW-AF20112375 LW-AF20112375
Gegevens Overzicht beschermingsregimes Flora- en faunawet
September 2011, definitief -2-
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. heeft het voornemen om een gasleiding (staal) en een afvalwaterpersleiding (kunststof) aan te leggen vanaf de locatie Eesveen, gelegen aan De Wulpen te Eesveen, gemeente Steenwijkerland (Overijssel) naar de locatie Nijensleek, gelegen aan de Bosschasteeg te Nijensleek (gemeente Westerveld (Drenthe). Daarnaast wil zij de locatie Eesveen in gebruik nemen voor het winnen van aardgas en voor het ontvangen en verpompen van water dat vrijkomt bij het winnen van aardgas (productiewater). Op de locatie Eesveen zullen met dat doel bovengrondse procesinstallaties worden geplaatst. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is onder andere een ecologisch onderzoek nodig. Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. heeft DHV B.V. gevraagd een ecologische verkenning ofwel ‘Ecoscan’ uit te voeren naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren.
1.2
Doel De Flora- en Faunawet, de Habitat- en vogelrichtlijn en het provinciale compensatiebeginsel maken het noodzakelijk om voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen te onderzoeken of er negatieve effecten zijn op beschermde plant- en diersoorten. Deze ecoscan heeft tot doel: • het maken van een inventarisatie van de aanwezige beschermde plant- en diersoorten op het voorgenomen traject; • het bepalen van de effecten van de werkzaamheden op deze plant- en diersoorten; • onderzoeken welke mitigerende maatregelen genomen kunnen worden om deze effecten te voorkomen of te verminderen; • adviseren over mogelijke mitigerende maatregelen.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -3-
2
HET PLANGEBIED
2.1
Terreinbeschrijving Het plangebied is een agrarisch gebied en ligt tussen twee ecologisch belangrijke elementen in. Ten noorden ligt een landgoederenzone waar verschillende bossen en verspreid liggende heidevelden een grote hoeveelheid aan deze locaties gebonden flora en fauna herbergt. Ten zuiden ligt de Steenwijker Aa. Het betreft een belangrijke natte ecologische verbinding. De afstand van het plangebied tot deze gebieden is ca. 500 meter. Het traject ligt tussen twee bestaande mijnbouwlocaties en heeft een lengte ongeveer 2,5 kilometer. De aan te leggen leidingen kruisen hierbij de lintbebouwing van het dorp Eesveen. Dit is ook meteen de scheiding tussen de twee verschillende landschappen waar de leiding doorheen gelegd wordt.
Fig. 2.1 Aanleg tracé gas- en waterleiding
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -4-
Het zuidelijke deel vanaf de locatie Eesveen tot aan het dorp gaat door een open gebied waarin nog het patroon van een slagenlandschap is terug te vinden. Er zijn veel hoogproductieve weilanden en enkele aardappelakkers aanwezig. Er zijn her en der verspreid enkele kleine singels. Het is een zeer vochtig gebied met veel sloten en watergangen. Een grotere watergang die gekruist moet worden is de een zijwatergang van de Nijensleker schipsloot, de Bakensloot.
Fig. 2.2: de bestaande mijnbouwlocatie Eesveen
Fig. 2.3: traject langs de sloten
Vanuit de compleet verharde boorlocatie Eesveen gaan de leidingen richting noordoosten en buigen vervolgens af naar het noordwesten richting Eesveen. Het tracé volgt een poldersloot die uitmondt in de Bakensloot. De weilanden hebben een hoog productief niveau en bestaan uit hoofdzakelijk engelraaigras en ruwbeemdgras.
Fig. 2.4: De kruising met de poldersloot
Fig. 2.5: De kruising bakensloot richting de Gierwal
De eerste kruising is met een ca 1,5 meter brede voedselrijke poldersloot. De sloot bestaat uit een vegetatie van rietgras en is bedekt met kroos. De tweede kruising is met de Bakensloot die richting de Gierwal loopt. Deze kruising is ca. 5 meter breed. De sloot is zeer troebel door veel slib en voert veel landbouwwater af gezien de voedselrijkdom van liesgras en manna gras. Het water wordt door een gemaal in de Gierwal gepompt.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -5-
Fig. 2.6: een aardappel akker nabij de lintbebouwing
Fig. 2.7: locatie waar het tracé het dorp kruist
Na de Bakensloot gaat het tracé door een akkerland met aardappels. Deze komt uit op de Hoofdweg in Eesveen. Het tracé kruist de Hoofdweg. Langs de Hoofdweg staan huizen (lintbebouwing) en verschillende singels en bomen. Het traject loopt parallel aan de beplantingen waarbij geen beplantingen hoeven verdwijnen. Het noordwestelijke deel ligt op een dekzandrug en is een kleinschalig kampenlandschap met veel elzensingels en bosjes. Ten noorden van de boorlocatie Nijensleek liggen grotere bosgebieden en verschillende landgoederen.
Fig.2.8: De paardenwei aan de hoofdweg
Fig. 2.9: kruising met een pas aangeplante singel
Na de kruising met de Hoofdweg door Eesveen ligt het tracé parallel aan een elzensingel door een paardenweide heen. Hierna worden twee pas aangeplante singels met elk een breedte van 3 meter, gekruist. De singels bestaat uit Zwarte elzen, Berken en Eenstijlige meidoorn en zijn ongeveer 2-3 jaar oud. Tussen de struiken staat nog een ruigte begroeiing van Kweekgras, Distels en Harig wilgenroosje.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -6-
Fig. 2.10 2x Kruising met de watergang
Fig. 2.11: Breedte van de watergang ca. 5 meter
Het tracé kruist tweemaal de Nijensleker schipsloot. Het betreft een afwateringssloot van de verschillende landbouwpercelen die hier aanliggen. Op sommige locaties ligt deze zeer diep. De sloot is helder en heeft een afwisselden beplanting. Langs de oevers overheerst over het algemeen toch een stikstof minnende beplanting. Tussen de twee kruisingen met de Nijensleker schipsloot ligt het groen van een groot weiland.
Fig. 2.12: Maïsakkers
Fig.2.13: De aansluiting op de boorlocatie Nijensleek.
Na de tweede kruising komt het tracé in de zuidelijk punt van een maïsakker en volgt deze richting de boorlocatie Nijensleek. De aansluiting vindt plaats halverwege de zuidzijde van de boorlocatie.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -7-
2.2
Beschrijving werkzaamheden Er wordt over een lengte van ca 2,5 kilometer een dubbele pijpleiding aangelegd van de gaswinninglocatie Eesveen naar de locatie Nijensleek. Verder worden op de locatie Eesveen bovengrondse procesinstallaties geplaatst, waaronder een aantal opslagtanks. De hoogte hiervan is ca 2,5 meter. De hoogste procesinstallatie is een afblaaspijp met een hoogte van ca. 12 meter. Het streven is om eind 2012 op de locatie Eesveen gas te produceren. De aanleg van de pijpleidingen zal worden uitgevoerd met behulp van twee verschillende technieken. Op een viertal plaatsen wordt gebruik wordt gemaakt van een gestuurde boring of een persing. Deze werkwijze zal worden toegepast op de locaties waar het tracé • de Bakensloot kruist: • de Hoofdweg kruist; • 2 maal de Nijensleker Schipsloot kruist; De overige leidingdelen worden aangelegd door middel van open ontgraving. Door gebruik te maken van gestuurde boringen en/of een persing kunnen directe werkzaamheden aan watergangen en wegen voorkomen worden. Voor de aanleg van de pijpleidingen in een open ontgraving, zal er een sleuf moeten worden gegraven. De sleuf heeft een minimale diepte van 1.7 meter en een minimale breedte van ca. 1 meter. Voordat de graafwerkzaamheden worden uitgevoerd zal de bestaande begroeiing verwijderd worden. Circa 200 meter ten westen van de Hoofdweg wordt een jonge bomensingel gekruist. Hiervan dient maximaal 10 meter van de jonge aanplant definitief verwijderd te worden om de nieuw aan te leggen transportleiding te vrijwaren van schade door wortels en dergelijke en om in de toekomst eventueel onderhoud uit te kunnen voeren. Verder hoeven geen bomen gekapt te worden. Nadat de pijpleidingen zijn gelegd zal de sleuf weer aangevuld worden met uitgekomen grond. De vrijgekomen teelaarde wordt daarbij weer verwerkt in de bovenste 50 centimeter van de sleuf. De deklaag bedraagt minimaal 1,5 meter. Bij de werkzaamheden zal gebruik worden gemaakt van een graafmachine. De uitkomende grond zal naast de sleuf worden opgeslagen en na aanleg van de leiding weer gebruikt worden om de sleuf aan te vullen. Verder zullen de leidingbuizen ter plekke aan elkaar gelast worden. De leidingbuizen zullen worden aangevoerd met een vrachtwagen. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is over de gehele lengte van het pijpleidingtracé een werkstrook met een breedte van 25 meter benodigd. De werkzaamheden zullen naar verwachting medio juli (na het broedseizoen) aanvangen en doorlopen tot en met oktober 2012. De reguliere werktijd is tussen 07:00 uur en 16:00 uur. Mogelijke verlenging van de werktijd tot circa 21:00 uur gedurende één werkdag wordt verwacht ter plaatse van elke gestuurde boring en/of persing
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -8-
3
NATUURWETGEVING
Voor de toetsing van de effecten dient met verschillende wetten en beleidslijnen rekening gehouden te worden. De inrichting van het plangebied kan effecten hebben op door natuurwetgeving beschermde planten en dieren en hun biotopen. In dit kader dienen de volgende vragen beantwoord te worden: 1. Worden er waarden aangetast binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur? 2. Worden er beplantingen gekapt die vallen onder de Boswet? 3. Natuurbeschermingswet: zijn er mogelijk significante gevolgen voor de natuurwaarden die in de wet aangewezen zijn? 4. Flora- en faunawet: worden de verbodsbepalingen voor beschermde soorten overtreden? In dit hoofdstuk worden de bovenstaande categorieën van wetgeving nader beschreven en is aangegeven op welke wijze getoetst moet worden.
3.1
Ecologische hoofdstructuur De EHS bestaat uit natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Deze zijn aangevuld met robuuste verbindingen, welke van meer Europees schaalniveau zijn. Bestemmingswijzigingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant (duidelijk, onmiskenbaar) aantasten zijn niet toegestaan. De ecologische toets moet inzicht geven of de voorgenomen activiteiten een effect hebben op de kwaliteiten. Is dat het geval dan zal gezocht moeten worden naar alternatieven die geen schade toebrengen aan de EHS. Dat kan een andere locatie zijn of een andere uitvoering van het plan. De Provincie toetst het plan hierop. Mogelijk wordt om compensatie van de (niet te vermijden effecten) gevraagd. De onderstaande categorieën zijn of kunnen van toepassing zijn op het projectgebied en worden hieronder nader toegelicht: 1. (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (verder (P)EHS); 2. Natuur buiten de (P)EHS; PEHS In figuur 3.1 worden de (P)EHS-gebieden in de omgeving van het beoogde tracé weergegeven. Het tracé ligt op ruim 500 meter afstand van het dichtstbijzijnde (P)EHS gebied waardoor het tracé en de directe omgeving ervan buiten de beschermde gebieden liggen. Hierdoor is voor het plangebied deze categorie niet van toepassing.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief -9-
Fig. 3.1: de EHS om het plangebied/ tracé (bron: Natura 2000 zoek een natuurgebied) Natuur buiten de (P)EHS Buiten de EHS komt natuur voor in vele verspreide kleine natuurgebieden en als medegebruik van het agrarische gebied. Deze landschapselementen vormen belangrijke natuurelementen buiten de EHS en zorgen voor de ‘groene en blauwe dooradering’ van het landelijke gebied. In de natuurgebiedplannen van de provincie Overijssel wordt het gebied aangeduid als een agrarisch gebied en er worden geen natuurwaarden aangegeven. De bossages staan hier apart genoemd en het betreft droog bos met productie. In het natuurgebiedplan van de provincie Drenthe is het gebied aangeduid als agrarisch gebied zonder natuurwaarden. Er zullen geen ingrepen plaatsvinden in deze gebieden. Hierdoor is voor het plangebied deze categorie niet van toepassing.
3.2
Boswet Indien bomen gekapt moeten worden, dient ook rekening gehouden te worden met de Boswet. Vanuit de Boswet geldt een herplantplicht voor het kappen van beplantingen groter dan 10 are en aaneengesloten rijbeplantingen met meer dan 20 bomen buiten de bebouwde kom. Herbeplanting moet op grond van vergelijkbare kwaliteit en omvang uitgevoerd worden en binnen 3 jaar na de ingreep. Bepaalde beplantingen vallen niet onder de Boswet, zoals Populier, Wilg, Linde, Paardekastanje, vruchtbomen en erfbeplanting.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 10 -
In het plangebied worden een 10 tal bomen verwijderd over een lengte van 10 meter en een breedte van 3 meter. Deze bomen vallen qua maat (dbh 10-12) en oppervlak nog niet onder de boswet. Hierdoor is voor het plangebied de Boswet niet van toepassing.
3.3
Natuurbeschermingswet De bescherming van gebieden is geregeld via de natuurbeschermingswet. Voor activiteiten in of nabij een natuurgebied is een vergunning nodig die door de Provincie of de Minister van LNV afgegeven wordt. Het afwegingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is in de Natuurbeschermingswet opgenomen. Natura 2000 (Vogel en Habitatrichtlijn) Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. De Vogel- en Habitatrichtlijn hebben betrekking op de instandhouding van alle natuurlijke in het wild levende vogelsoorten en instandhouding van natuurlijke habitats en wilde flora en fauna op het grondgebied van de Europese Unie. Op grond van beide richtlijnen moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om voor de bedoelde soorten een voldoende variatie en omvang van leefgebieden te garanderen (gebieds- en soortbescherming). De lidstaten moeten gebieden aanwijzen voor de instandhouding van waardevolle soorten en gebieden als speciale beschermingszones (SBZ). In deze gebieden mogen nog steeds economische activiteiten plaatsvinden. Deze activiteiten mogen echter geen effect hebben op de kwaliteit van een SBZ en/of storende factoren met zich meebrengen voor de soorten waarvoor de SBZ is aangewezen. Indien er strijdigheid met dit artikel van de Habitatrichtlijn optreedt, vindt er een afweging plaats. In de afweging wordt gekeken of er dwingende redenen zijn van groot openbaar belang, of er een alternatieve locatie is en zo niet of de natuur elders gecompenseerd kan worden. Op grond daarvan wordt besloten of de activiteit wel of niet door kan gaan. Binnen een straal van 4 km rond het plangebied liggen geen Natura 2000 gebieden.
3.4
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet regelt de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten en dieren in Nederland. De wet gaat uit van het nee, tenzij- beginsel. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Voor initiatiefnemers die activiteiten of plannen willen uitvoeren, zijn met name de ‘zorgplicht’ en de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet relevant. De zorgplicht houdt in dat er bij de uitvoering rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van planten en dieren en dat schade zoveel mogelijk voorkomen moet worden. De zorgplicht geldt altijd voor alle individuen van in Nederland voorkomende planten en dieren, ongeacht of de soort beschermd is en of er ontheffing of vrijstelling is verleend. Voor de in de wet opgenomen beschermde soorten gelden de volgende verbodsbepalingen: − art. 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen; − art. 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; − art. 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten;
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 11 -
−
−
art. 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; art. 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
In een aantal gevallen is het mogelijk vrijstelling of ontheffing te verkrijgen voor het overtreden van de verbodsbepalingen uit artikel 8 tot en met 12. Dit is afhankelijk van het niveau van de bescherming van de aanwezige beschermde soorten en van het type handeling. De beschermde soorten zijn te verdelen in een aantal categorieën, elk met een verschillend beschermingsniveau. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de toetsingscriteria voor het verlenen van ontheffingen van beschermde soorten.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 12 -
Tabel 1:
Toetsingscriteria voor het verlenen van ontheffingen van beschermde soorten
Categorie soorten Tabel 1: Algemene beschermde soorten Tabel 2: Overige beschermde soorten
Tabel 3: Strikt beschermde soorten
Vogels
LW-AF20112375 LW-AF20112375
Toetsingscriteria voor het verlenen van ontheffingen Algehele vrijstelling van toepassing in het geval van bepaalde vormen van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik of van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Vrijstelling met gedragscode of ontheffing met lichte toets − De activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van (de betreffende populatie van) de soort; − De activiteit moet een redelijk doel dienen. Ontheffing met uitgebreide toets − Er mag geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit zijn; − De activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; − Er moet sprake zijn van een in of bij de wet genoemd belang: dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; de bescherming van flora en fauna en de openbare veiligheid De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt (nesten, holen e.d.), inclusief de functionele omgeving (kwantiteit, kwaliteit, bereikbaar e.d.) om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop twee uitzonderingen: − nesten van Bosuil, Steenuil, Kerkuil, Groene specht, Zwarte specht en Grote bonte specht zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd onder artikel 11. De lijst is limitatief, nesten van bijvoorbeeld gierzwaluwen vallen alleen tijdens de broedperiode onder het beschermingsregime van artikel 11. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding van artikel 11 zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft; − nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten en van ransuil zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Ook hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep.
September 2011, definitief - 13 -
4
NATUURWAARDEN EN BEOORDELING INGREEP
In dit hoofdstuk worden de verwachte effecten van de ingreep op de natuurwaarden omschreven en getoetst aan de natuurwetgeving. Ook wordt een voorstel gedaan voor maatregelen ter beperking van deze effecten.
4.1
Bronnen en werkwijze Voor de toetsing aan de wetgeving is gebruik gemaakt van bestaande verspreidingsgegevens van beschermde soorten (Flora- en Faunawet). Hierbij zijn de landelijke atlassen/verspreidingskaarten voor vlinders, libellen, zoogdieren, vissen, amfibieën en reptielen gebruikt. Verder is geïnformeerd bij het waterschap Reest en Wieden naar gegevens van de verschillende watergangen en bij de plaatselijk waarnemingen op www.waarneming.nl. Verder is gebruik gemaakt van gegevens die uit een proefproject komen: www.Quickscanhulp.nl Het resultaat in de tabel (bijlage 1) geeft een overzicht van alle op het moment van opvragen goedgekeurde actuele waarnemingen, dus ook losse waarnemingen, in de NDFF voor bovengenoemde soorten. Uit de verschillende atlassen en de beschikbare gebiedsinformatie blijkt dat naast de algemene soorten er een beschermd reptiel en een amfibiesoort in het gebied worden aangetroffen (tabel 3 en Rode Lijst) . De watergangen zijn helemaal niet onderzocht in dit gebied. Het waterschap Reest en Wieden heeft geen gegevens en is ook niet bekend met inventarisaties die mogelijk door andere instellingen zijn uitgevoerd. Hier worden de gegevens van de verspreidingsgegevens vissen van de Ravon gebruikt. Aangezien het plangebied uit (intensief gebruikt) agrarisch gebied en op deze percelen hoogst waarschijnlijk geen beschermde soorten voorkomen en er geen bekende inventarisaties zijn van de watergangen Is het opvragen van verdere gegevens niet zinvol. Opgemerkt wordt dat het plangebied maar een deel van het kilometerhokken beslaat waardoor niet met zekerheid gesteld kan worden dat de soorten ook daadwerkelijk in het plangebied voorkomen. Om inzicht te krijgen in de natuurwaarden van het plangebied is door een ecoloog op 23 augustus 2011 een veldbezoek gebracht aan het gebied. Op basis van het veldbezoek is een habitat geschiktheidbeoordeling uitgevoerd op basis van de standplaatseisen (planten) en biotoopeisen (dieren). Aangegeven is welke beschermde soorten in het plangebied voor kunnen komen op basis van de aanwezige biotopen in combinatie met gegevens uit verspreidingsatlassen/kaarten en de plaatselijke waarnemingen. Op basis van de beschikbare verspreidingsgegevens en de standplaatseisen (planten) en biotoopeisen (dieren) is een inschatting gemaakt van de waarschijnlijkheid van voorkomen van beschermde soorten in het plangebied.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 14 -
4.2
Verwachte effecten ten aanzien van de natuurwetgeving Storingsfactoren Bij het geschikt maken van de locatie Eesveen voor het winnen van gas en bij het aanleggen van de pijpleidingen tussen de locatie Eesveen en de locatie Nijensleek, kunnen verschillende verstorende factoren worden onderscheiden. Deze verstoringen kunnen mogelijk van invloed zijn op soorten die in of nabij het plangebied voorkomen. De volgende storingsfactoren worden onderscheiden; • Geluid; tijdens de aanleg van de pijpleidingen zal er tijdelijk een geluidsbelasting plaatsvinden. Uit literatuur is bekend dat langs rijkswegen de dichtheid aan broedvogels (die gevoelig zijn voor geluid) na 45 dB(A) al achteruit gaat (Reijen, et al, 1992). De geluidsbelasting tijdens de werkzaamheden kunnen hoger zijn dan 45 dB(A); • Verstoring door mensen; tijdens de aanlegwerkzaamheden zal verstoring van de omgeving plaatsvinden door de uitvoering van werkzaamheden en de aanwezigheid van diverse machines; • Licht; als er gedurende de nacht zal worden gewerkt dan kunnen de gebruikte lichtbronnen leiden tot verstoring door licht; • Mechanische verstoring; tijdens de werkzaamheden zal er grondverzet plaatsvinden en zullen er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd. Dit zal leiden tot mechanische verstoring waar in dit geval ook verstoring van het gewas en de bodem onder zal worden gerekend. Relevante natuurwetgeving In hoofdstuk 3 is beargumenteerd welke onderdelen van de natuurwetgeving mogelijk aan de orde zijn bij de ontwikkeling van het plangebied. Het gaat om: • verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. In de volgende paragraaf is per soortgroep aangegeven of er verwacht wordt dat er in het plangebied beschermde soorten voorkomen in het kader van de Flora- en faunawet. Ook worden de eventuele effecten op deze soorten beschreven en de te nemen vervolgstappen.
4.3
(Potentieel) voorkomen van beschermde soorten
4.3.1
Flora Voorkomen Omdat het een bemest en intensief gebruikt agrarisch gebied betreft met een relatief hoge voedselrijkdom is de kans klein dat zich beschermde flora in het projectgebied bevindt. Ook tijdens de inventarisatie zijn er geen bijzondere (beschermde of bedreigde) plantensoorten in het projectgebied aangetroffen. De vegetatie in de weilanden bestond voornamelijk uit raaigras. In de poldersloten was voornamelijk rietgras, en liesgras een bepalende factor. In de Nijensleker Schipsloot is de vegetatie gevarieerder maar bestaat wel uit soorten van een voedselrijk water zoals Kleine egelskop, Pijlkruid en Zwanebloem. Langs de oevers staan veel riet, kwekgras en bermsoorten als Sint Janskruid en wilde Bertram en op één locatie een Hemelsleutel. De singels waarlangs de leiding gelegd wordt bestaan uit Zwarte elzen en zomereiken. Er worden twee pas aangeplante singels doorsneden. Het plantsoen hiervan is ca 2,0 meter hoog en kan nog naast de leiding worden teruggeplant nadat de leiding is aangelegd. Echter op de leiding zelf zal geen plantsoen kunnen worden teruggeplant. Dit betekent dat er over een lengte van 10 meter en een breedte van 3 meter geen plantsoen kan worden aangeplant. De werkzaamheden in het projectgebied hebben echter geen invloed op de groeiplaatsomstandigheden in de omgeving. Door de boringen onder de weteringen door worden de oevers niet aangetast. De open
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 15 -
ontgraving vindt alleen plaats in soortenarm grasland of op akkers. Er treedt dan ook geen vernietiging van beschermde flora op ten gevolge van de werkzaamheden. Effecten en vervolgstappen In het plangebied bevindt zich geen beschermde flora waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden.
4.3.2
Vogels Voorkomen Tijdens het veldbezoek zijn een aantal soorten vogels in het projectgebied waargenomen. Het betreft een aantal algemenere soorten als Houtduif, Kraai, Kauw en Boerenzwaluw. Verder hield zich in de Nijensleker schipsloot een Dodaar schuil. Mogelijk dat de verschillende soorten hier ook in de omgeving gebroed hebben. De aanwezigheid van meer vogels in het projectgebied is echter niet uit te sluiten. Watervogels kunnen in de slootjes langs- en in het projectgebied broeden. Bovendien is het mogelijk dat het weiland gebruikt wordt om te broeden. Ook in de bomen en struiken in de omgeving van het projectgebied kunnen broedvogels voorkomen. In de directe nabijheid van het plangebied komen enkele oudere bomen voor. Deze bomen kunnen een vaste broed of verblijfplaats bieden. Ten tijde van het veldbezoek zijn deze niet geconstateerd. Effecten en vervolgstappen Alle vogels zijn beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden tijdens het hoofdbroedseizoen plaats vinden treedt er verstoring op van broedende (water)vogels ten gevolge van de werkzaamheden. De meeste vogels zijn gevoelig voor geluid. Het aantal onderzoeken met betrekking tot effect van geluid is beperkt. Uitzondering hierop vormt het onderzoek van Reijnen et al. (1992) naar het effect van verkeerslawaai op broedvogelpopulaties. Uit dat onderzoek blijkt dat wanneer naar de dosis-effectrelatie in bos en weiland wordt gekeken, de broedvogeldichtheid onder de 45 dB(A) niet afneemt. Wanneer er soorten binnen de 45 dB(A) contouren voorkomen is er wellicht wel sprake van verstoring door geluid. In deze rapportage veronderstellen wij dat deze grenzen ook gelden voor de soorten die voorkomen rond het projectgebied. Vermoedelijk kunnen als gevolg van de activiteiten in het gebied geluidspieken optreden die de 45 dB(A) overschrijden en/of de 45 dB(A) contouren vergroten. Algemeen kan worden gesteld dat ingrepen in het plangebied tijdens het broedseizoen sterke negatieve effecten hebben op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. Wettelijk gezien wordt daarom ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. Een uitzondering hierop vormen standvogels die hun nest het gehele jaar gebruiken, van deze vogels zijn de nesten, voor zover ze niet permanent verlaten zijn, jaarrond beschermt. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd zullen de effecten, op broedende vogels in het plangebied en de directe omgeving, beperkt zijn. Buiten het broedseizoen treedt wel enige verstoring op, maar dit resulteert alleen in het opvliegen van betreffende vogels. In de directe omgeving zijn er voldoende alternatieven om voedsel te zoeken. Tijdens het broedseizoen is het verkrijgen van ontheffing voor vogels slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk (bij een zwaarwegend maatschappelijk belang en wanneer er geen alternatief is en de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt). Daarom adviseren wij om buiten het broedseizoen de werkzaamheden uit te voeren. In de huidige interpretatie van de Flora- en faunawet is het niet noodzakelijk om nader onderzoek naar broedvogels te doen wanneer er buiten het broedseizoen gewerkt wordt.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 16 -
Als gestart wordt met de werkzaamheden buiten het broedseizoen, mag wel doorgewerkt worden tijdens het broedseizoen, omdat de gebieden dan door verstoring ongeschikt zijn geraakt als leef- en/of broedgebied. Wanneer de werkzaamheden echter zo worden gepland dat vogels er in een stille periode kunnen gaan broeden, kunnen wel negatieve effecten op broedvogels optreden als de intensiteit van de werkzaamheden vervolgens binnen het broedseizoen weer toeneemt. In dat geval wordt de Flora- en faunawet overtreden. Indien niet kan worden uitgesloten dat de planning van de bouwactiviteiten past binnen de beperkingen van de Flora- en faunawet is het raadzaam om een ontheffing aan te vragen voor broedvogels. Voor een dergelijke ontheffingsaanvraag dient eerst een inventarisatie van de broedvogels in en rond het plangebied uitgevoerd te worden.
4.3.3
Vleermuizen Voorkomen Op basis van de Atlas van Vleermuizen in Nederland en biotoopeisen kunnen een aantal soorten verwacht worden in deze omgeving (zie tabel 3). Alle vleermuizen zijn beschermd op basis van bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. De vleermuizen verblijven ‘s zomers in een zomerverblijfplaats of kraamkolonie, ’s winters zoeken ze een winterverblijfplaats op. Holten in bomen zijn zeer geschikt als zomerverblijfplaats, veel soorten maken hier gebruik van. Ook verblijven sommige soorten in kieren en spleten in gebouwen. Het betreft hier foeragerende dieren en eventueel enkele verblijfplaatsen in bomen of gebouwen. Tabel 2:
Mogelijk voorkomende vleermuissoorten met foerageergebied en rust- en verblijfplaats (bron: website zoogdiervereniging en quikscanhulp)
Soort Gewone dwergvleermuis
Laatvlieger
Foerageergebied In de beschutting van opgaande elementen: in bebouwing in tuinen en bij straatlantaarns, bij wateren, in bossen en langs de bosrand en in en langs lanen, bomenrijen, singels, houtwallen en holle wegen Open en half open landschappen, langs straatlantaarns en stadsranden
Rust- en verblijfplaats Gebouwen
Gebouwen
Gezien de biotoopeisen (tabel 3) zijn voornamelijk de vrij algemene (wél strikt beschermde), Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger te verwachten. Effect en vervolgstappen In de omgeving van het plangebied kunnen vleermuizen voorkomen. Alle vleermuizen zijn beschermd op basis van bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Het is niet bekend of er verblijfplaatsen aanwezig zijn in de omgeving van het projectgebied. Aangezien geen oude bomen worden gekapt of gebouwen worden gesloopt, worden geen (potentiële) verblijfplaatsen vernietigd. De werkzaamheden kunnen wel verstoring betekenen voor foeragerende vleermuizen. Gezien de geringe omvang en de tijdelijkheid van de ingreep, zal dit niet leiden tot negatieve effecten op de vleermuispopulaties. Na de werkzaamheden, blijft het geschikt als foerageergebied. Wel is het van belang om uitstraling van licht in het gebied zoveel mogelijk te voorkomen, omdat veel soorten vleermuizen hier gevoelig voor zijn. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is niet vereist.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 17 -
4.3.4
Grondgebonden zoogdieren Voorkomen In en nabij het projectgebied worden algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren verwacht, zoals Konijn, Mol, Bunzing, Wezel, Hermelijn, Haas en Egel. Gezien de aanwezige habitats is het onwaarschijnlijk dat grondgebonden zoogdieren uit tabel 2 en 3 van de Flora- en Faunawet binnen de directe omgeving van het plangebied voorkomen. Effecten en vervolgstappen In het plangebied bevinden zich geen grondgebonden zoogdieren waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden.
4.3.5
Reptielen Voorkomen Er is in dit kilometerhok één zwaar beschermde reptielensoort aangetroffen (tabel 3 en Rode Lijst). Tijdens het veldbezoek is de aanwezigheid van reptielen niet vastgesteld. Op basis van de verspreidingskaarten van reptielen van Ravon (http://www.ravon.nl/amf_rep.html) is op basis van biotoopeisen vastgesteld welke soorten reptielen mogelijk in en nabij het projectgebied voorkomen. Uit de gegevens van Ravon en de website waarneming.nl blijkt dat de beschermde reptielensoort Ringslang in de omgeving van het projectgebied voorkomt. De Ringslang is een rode lijst soort en is streng beschermd (tabel 3). Ringslangen houden van natte gebieden met voldoende dekking in de vorm van struweel met hier en daar een open plek om in de zon te liggen. Het voedsel van de ringslang bestaat uit allerlei kleine dieren zoals kikkers en muizen. Voor de voortplanting gebruikt de ringslang broedhopen. Geschikt biotoop ontbreekt in het projectgebied waardoor de Ringslang niet in het projectgebied voor zal komen. Wel bevindt zich in de omgeving van het plangebied geschikt biotoop voor de Ringslang. De werkzaamheden vinden voor het grootste deel plaats op weilanden en akkers die niet aangemerkt worden als biotoop. De Nijensleker Schipsloot is mogelijk wel een biotoop waar de Ringslang voor kan komen. De leidingen worden met een tweetal gestuurde boringen onder deze watergang doorgelegd waardoor het biotoop niet beschadigd wordt. Effecten en vervolgstappen De werkzaamheden in het plangebied leiden er niet toe dat een ontheffing aangevraagd dient te worden.
4.3.6
Amfibieën Voorkomen Op basis van de verspreidingskaarten van amfibieën van Ravon (http://www.ravon.nl/amf_rep.html) en biotoopeisen is vastgesteld welke soorten amfibieën mogelijk in en nabij het projectgebied voorkomen. Het betreft hierbij de poelkikker en de kamsalamander. Tijdens het veldbezoek is de aanwezigheid van amfibieën vastgesteld. Bij inspectie van de sloten langs de Gierwal lag er een dode Bastaardkikker tussen het sloot maaisel.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 18 -
Fig. 4.1: Bastaard kikker ( foto: Edwin Bouwmeester) Uit de gegevens van Ravon blijkt dat de beschermde amfibieën Kamsalamander, Poelkikker, Gewone pad en Kleine watersalamander in de omgeving van het projectgebied voorkomen. Op basis van biotoopeisen is ook de aanwezigheid van Bruine kikker en Middelste groene kikker niet uit te sluiten. De Poelkikker heeft een voorkeur voor zwak zure, stilstaande wateren in bos- en heidegebieden op de hogere zandgronden, in vennen, poelen en watergangen in hoogveengebieden, en in uiterwaarden. De Kamsalamander verkiest een kleinschalig landschap met een hoge diversiteit aan biotopen zoals houtkanten, houtwallen, knotbomen en rietkragen. Belangrijk is de aanwezigheid van overwinteringsmogelijkheden zoals houtstapels en steen stapels. De soort overwintert ook vaak in kelders van gebouwen. Het voortplantingsbiotoop zijn voornamelijk veedrinkpoelen, bomputten en andere stilstaande waters, afgesneden meanders van rivieren en traagstromende beken. De Gewone pad is weinig kieskeurig wat zijn biotoop betreft. De Gewone pad komt voor in tal van watertypen, zoals poelen, sloten, meren en vennen. Waterplanten zijn van belang en dienen als eiafzetplek en schuilplaats voor larven en volwassen dieren. Voor een geschikt landbiotoop is de aanwezigheid van bosjes, overhoekjes en ruigten in het landschap van belang. De Kleine watersalamander stelt weinig eisen aan zijn biotoop en kan in alle met onderwatervegetatie begroeide kleine watertjes die regelmatig in de zon staan gevonden worden. De Bruine kikker stelt weinig eisen aan zijn biotoop. Ook voor zijn voortplantingswater is hij weinig kieskeurig. Ook de Middelste groene kikker stelt weinig eisen aan zijn biotoop en komt in allerlei biotopen voor. De werkzaamheden vinden voor het grootste deel plaats op weilanden en akkers die niet aangemerkt worden als biotoop.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 19 -
Voor deze soorten geschikte biotopen in de omgeving van het projectgebied zullen door de werkzaamheden ook niet worden aangetast. Er zijn daarom geen effecten op Kamsalamander, en Poelkikker. Gezien de biotoopeisen voor de beschermde Gewone pad, Bruine kikker, Middelste groene kikker en Kleine watersalamander is de aanwezigheid van deze soorten in de sloten langs het projectgebied niet uit te sluiten. Door de werkzaamheden kunnen exemplaren van deze soorten verwond of gedood worden. Het gaat hier om algemene soorten uit tabel 1. Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor de werkzaamheden (ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Uiteraard geldt wel altijd de algemene zorgplicht. Overtredingen van de Flora- en faunawet zijn daarom niet te verwachten. Effecten en vervolgstappen In het plangebied bevinden zich geen amfibieën waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden.
4.3.7
Vissen Voorkomen Uit de verschillende bronnen is vast te stellen dat de watergangen zeer slecht zijn onderzocht. Tijdens het veldbezoek is de aanwezigheid van vissen niet vastgesteld. Op basis van gegevens van Ravon (http://www.ravon.nl/vissen.html) en van de Quickscanhulp kan worden geconcludeerd dat mogelijk de Kleine modderkruiper in de Bakensloot of de Nijensleker schipsloot voorkomt. Naam
FF
HRL
Kleine modderkruiper
X
II
RL
Biotoop
Voorkomen
Groot en klein stilstaand water, mits veel structuur.
ja
Effecten en vervolgstappen De werkzaamheden zullen geen effect hebben op de Bakensloot en de Nijensleker schipsloot. De leiding wordt onder deze watergangen doorgeboord.
4.3.8
Vlinders Voorkomen Tijdens het veldbezoek zijn er geen bijzondere (beschermde of bedreigde) vlindersoorten aangetroffen. Op basis van de verspreidingskaarten van vlinders van de vlinderstichting (http://www.vlinderstichting.nl) en biotoopeisen is afgeleid welke beschermde vlinders mogelijk in het projectgebied voorkomen. Hieruit volgt dat er geen beschermde dagvlinders te verwachten zijn. Mogelijk komen in de westelijker gelegen EHS wel beschermde vlindersoorten voor. De werkzaamheden in het projectgebied hebben echter geen invloed op de omstandigheden in de omgeving. Er treedt dan ook geen vernietiging op van beschermde soorten vlinders en hun biotopen ten gevolge van de werkzaamheden. Overtredingen van de Flora- en faunawet zijn daarom niet te verwachten. Effecten en vervolgstappen In het plangebied bevinden zich geen vlinders waar voor ontheffing aangevraagd dient te worden.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 20 -
4.3.9
Libellen Voorkomen Tijdens de inventarisatie zijn in de Nijensleker schipsloot de Bloedrode heidelibel, de Blauwe glazenmaker en het Lantaarntje aangetroffen. In de kleine poldersloten zijn helemaal geen libellensoorten gezien. Op basis van de verspreidingskaarten van libellen van de vlinderstichting (http://www.vlinderstichting.nl) zijn overige beschermde libellen niet te verwachten. De werkzaamheden in het projectgebied hebben echter geen invloed op de omstandigheden in de omgeving. Er treedt dan ook geen vernietiging van beschermde soorten libellen en hun biotopen op ten gevolge van de werkzaamheden. Overtredingen van de Flora- en faunawet zijn daarom niet te verwachten. Effecten en vervolgstappen In het plangebied bevinden zich geen libellen waarvoor ontheffing aangevraagd dient te worden.
4.3.10
Overige fauna Gezien de aard van het gebied en de daar aanwezige biotopen, kan gesteld worden dat andere beschermde dieren niet in het onderzoeksgebied voorkomen.
4.4
Maatregelen ter beperking van effecten op natuurwaarden Algemene zorgplicht Flora- en faunawet Het is belangrijk dat bij de werkzaamheden het besef bestaat dat er een ‘zorgplicht’ is voor planten en dieren. Dit betekent concreet dat er bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van planten en dieren en dat schade zoveel mogelijk voorkomen moet worden. De werkzaamheden hebben een mogelijk negatief effect op broedvogels. Deze effecten kunnen optreden wanneer de werkzaamheden plaats vinden binnen het broedseizoen. De werkzaamheden staan echter gepland buiten het broedseizoen en zullen dan ook geen hinder opleveren voor de broedvogels.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 21 -
5
CONCLUSIE EN ADVIES VOOR VERVOLGPROCEDURES
5.1
Gevolgen van inrichting volgens natuurwetgeving Ecologische hoofdstructuur Het plangebied ligt niet in of nabij de (P)EHS. Wel ligt het nabij gebieden met een hoge natuur- en/of landschapswaarde. Er zullen echter geen ingrepen plaatsvinden in deze gebieden. Hierdoor is voor het plangebied deze categorie niet van toepassing. Boswet Er zal geen beplanting verwijderd worden die onder de richtlijnen voor compensatie van Natuur en Bos valt. Natuurbeschermingswet Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van beschermd natuurgebied. Deze wet is daarom niet van toepassing. Flora- en faunawet In het kader van de Flora- en faunawet zijn effecten op 1) broedvogels van belang bij de ontwikkeling van het plangebied. 1) Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd worden hoeft voor broedvogels geen ontheffing aangevraagd te worden. Dit geldt ook wanneer buiten het broedseizoen wordt gestart en onverminderd wordt doorgegaan in het broedseizoen. Wanneer de werkzaamheden echter zo worden gepland dat vogels er in een stille periode kunnen gaan broeden, kunnen wel negatieve effecten optreden als de intensiteit van de werkzaamheden weer toeneemt. In dat geval wordt de Flora- en faunawet overtreden. Voor werkzaamheden die gestart worden binnen het broedseizoen dient eveneens een ontheffing aangevraagd te worden.
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 22 -
6
LITERATUUR • • • •
• • • • • • • •
Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk, J.B.M. Thissen, Atlas van de Nederlandse zoogdieren, Stichting uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, 1992. Limpens, H., K. Mostert, W. Bongers, Atlas van de Nederlandse vleermuizen, KNNV Uitgevers, Utrecht, 1997. Teixeira, R.M., Atlas van de Nederlandse Broedvogels, Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, 1979. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000, Nederlandse Fauna 5, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden 2002. Website Stichting Ravon (www.ravon.nl). Website Vlinderstichting (www.vlinderstichting.nl). Website provincie Drenthe: Natuurbeheerplan Website provincie Overijssel: Natuurbeheerplan Website waarnemingen (www.waarneming.nl). Tax, M.H. (1989) Atlas van de Nederlandse dagvlinders. Vlinderstichting, Wapeningen en Natuurmonumenten, ’s Gravenhage. De Nederlandse Libellen (Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002) http://test.quickscanhulp.nl
LW-AF20112375 LW-AF20112375
September 2011, definitief - 23 -
7
COLOFON
LW-AF20112375 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
LW-AF20112375 LW-AF20112375
: : : : : : : : : :
Vermillion Oil & Gas Netherlands B.V. Ecoscan productielocatie en pijpleidingen BA5753-107-100 26 pagina's Edwin Bouwmeester Wilma Dijks Jacques Hollander Arjan Valk 27 september 2011
September 2011, definitief - 25 -
DHV Groep Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (033) 468 20 00 F (033) 468 28 01 E
[email protected] www.dhv.nl
Bijlage 1
Gegevens "© NDFF - quickscanhulp.nl 05-09-2011".
In onderstaande tabel staat per soort aangegeven op welke afstand de soort van het projectgebied (zoals geselecteerd op tabblad 1) de afgelopen vijf jaar is waargenomen. Hierin zijn alleen de soorten weergegeven van tabel II en III van de Flora- en faunawet en de vogels waarvan LNV op een indicatieve lijst aangeeft dat deze jaarrond beschermde nesten hebben. Meer informatie over de waarnemingen die hiervoor gebruik zijn is te vinden op de site van de Gegevensautoriteit Natuur. NB: er wordt niet geselecteerd op type waarnemingen zoals, bijv enkel broedvogeltellingen voor de vogels. Het resultaat in de tabel geeft een overzicht van alle op het moment van opvragen goedgekeurde actuele waarnemingen, dus ook losse waarnemingen, in de NDFF voor bovengenoemde soorten. Deze tabel kan als bijlage in een ecologische quickscan bijgevoegd worden, maar mag niet voor andere doeleinden (dan voor het vervaardigen van ecologische quickscans) gebruikt worden. Bij publicatie van onderstaande lijst dient altijd het volgende copyright opgenomen worden: "© NDFF - quickscanhulp.nl 0509-2011".
Kaart van het aangegeven gebied in de Quickscanhulp.
LW-AF20112375
-1-
Soort
Soortgroep
Bescherming
Afstand ▾
Levendbarende hagedis
Reptielen
tabel II
0 - 1 km
Veldsalie
Vaatplanten
tabel II
0 - 1 km
Kleine modderkruiper
Vissen
tabel II
0 - 1 km
Eekhoorn
Zoogdieren
tabel II
0 - 1 km
Steenmarter
Zoogdieren
tabel II
0 - 1 km
Boomkikker
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Heikikker
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Kamsalamander
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Poelkikker
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Rugstreeppad
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Vroedmeesterpad
Amfibieën
tabel III
0 - 1 km
Rouwmantel
Insecten - Dagvlinders
tabel III
0 - 1 km
Gevlekte witsnuitlibel
Insecten - Libellen
tabel III
0 - 1 km
Groene glazenmaker
Insecten - Libellen
tabel III
0 - 1 km
Noordse winterjuffer
Insecten - Libellen
tabel III
0 - 1 km
Adder
Reptielen
tabel III
0 - 1 km
Hazelworm
Reptielen
tabel III
0 - 1 km
Ringslang
Reptielen
tabel III
0 - 1 km
Boomvalk
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Buizerd
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Gierzwaluw
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Grote Gele Kwikstaart
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Havik
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Huismus
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Kerkuil
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Ooievaar
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Ransuil
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Roek
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Slechtvalk
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Sperwer
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Steenuil
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Wespendief
Vogels
tabel III
0 - 1 km
Gewone dwergvleermuis
Zoogdieren
tabel III
0 - 1 km
Gewone grootoorvleermuis
Zoogdieren
tabel III
0 - 1 km
Laatvlieger
Zoogdieren
tabel III
0 - 1 km
Rosse vleermuis
Zoogdieren
tabel III
0 - 1 km
Ruige dwergvleermuis
Zoogdieren
tabel III
0 - 1 km
Alpenwatersalamander
Amfibieën
tabel II
1 - 5 km
Gevlekte orchis
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Grote keverorchis
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Kleine zonnedauw
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Klokjesgentiaan
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Moeraswespenorchis
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
LW-AF20112375
-2-
Rapunzelklokje
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Rietorchis
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Ronde zonnedauw
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Ruig klokje
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Valkruid
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Waterdrieblad
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Welriekende nachtorchis
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Wilde gagel
Vaatplanten
tabel II
1 - 5 km
Wild zwijn
Zoogdieren
tabel II
1 - 5 km
Geelbuikvuurpad
Amfibieën
tabel III
1 - 5 km
Vinpootsalamander
Amfibieën
tabel III
1 - 5 km
Heideblauwtje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
1 - 5 km
Brede geelgerande waterroofkever
Insecten - Kevers
tabel III
1 - 5 km
Muurhagedis
Reptielen
tabel III
1 - 5 km
Zandhagedis
Reptielen
tabel III
1 - 5 km
Grote modderkruiper
Vissen
tabel III
1 - 5 km
Zwarte Wouw
Vogels
tabel III
1 - 5 km
Baardvleermuis
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Boommarter
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Das
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Meervleermuis
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Waterspitsmuis
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Watervleermuis
Zoogdieren
tabel III
1 - 5 km
Blaasvaren
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Dennenorchis
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Gele helmbloem
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Gulden sleutelbloem
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Herfsttijloos
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Lange ereprijs
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Parnassia
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Prachtklokje
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Rechte driehoeksvaren
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Weideklokje
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Wilde kievitsbloem
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Wilde marjolein
Vaatplanten
tabel II
10 - 25 km
Meerval
Vissen
tabel II
10 - 25 km
Rivierdonderpad
Vissen
tabel II
10 - 25 km
Knoflookpad
Amfibieën
tabel III
10 - 25 km
Veenbesparelmoervlinder
Insecten - Dagvlinders
tabel III
10 - 25 km
Veenhooibeestje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
10 - 25 km
Gestreepte waterroofkever
Insecten - Kevers
tabel III
10 - 25 km
Oostelijke witsnuitlibel
Insecten - Libellen
tabel III
10 - 25 km
Sierlijke witsnuitlibel
Insecten - Libellen
tabel III
10 - 25 km
Drijvende waterweegbree
Vaatplanten
tabel III
10 - 25 km
LW-AF20112375
-3-
Gewone zeehond
Zoogdieren
tabel III
10 - 25 km
Kleine dwergvleermuis
Zoogdieren
tabel III
10 - 25 km
Noordse woelmuis (arenicola)
Zoogdieren
tabel III
10 - 25 km
Tweekleurige vleermuis
Zoogdieren
tabel III
10 - 25 km
Aapjesorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Bleek bosvogeltje
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Bokkenorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Duitse gentiaan
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Franjegentiaan
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Geelgroene wespenorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Groene nachtorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Herfstschroeforchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Kruisbladgentiaan
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Mannetjesorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Pijlscheefkelk
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Poppenorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Purperorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Schubvaren
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Soldaatje
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Steenrode orchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Stengelomvattend havikskruid
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Veldgentiaan
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Vliegenorchis
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Vogelnestje
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Zinkviooltje
Vaatplanten
tabel II
100 - 250 km
Kleurige grondel
Vissen
tabel II
100 - 250 km
Lozano's grondel
Vissen
tabel II
100 - 250 km
Adderzeenaald
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Blonde rog
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Dwergbolk
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Gehoornde slijmvis
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Glasgrondel
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Harnasmannetje
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Pitvis
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Vorskwab
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Zwartooglipvis
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
100 - 250 km
Vuursalamander
Amfibieën
tabel III
100 - 250 km
Donker pimpernelblauwtje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Dwergblauwtje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Groot geaderd witje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Grote ijsvogelvlinder
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Iepenpage
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Klaverblauwtje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Pimpernelblauwtje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
LW-AF20112375
-4-
Purperstreepparelmoervlinder
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Tweekleurig hooibeestje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Veldparelmoervlinder
Insecten - Dagvlinders
tabel III
100 - 250 km
Gaffellibel
Insecten - Libellen
tabel III
100 - 250 km
Kemps zeeschildpad
Reptielen
tabel III
100 - 250 km
Zomerschroeforchis
Vaatplanten
tabel III
100 - 250 km
Gestippelde alver
Vissen
tabel III
100 - 250 km
Bataafse stroommossel
Zeeorganismen;Weekdieren
tabel III
100 - 250 km
Grijze grootoorvleermuis
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Hamster
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Hazelmuis
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Ingekorven vleermuis
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Lynx
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Wilde kat
Zoogdieren
tabel III
100 - 250 km
Gewone spitssnuitdolfijn
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
100 - 250 km
Gewone vinvis
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
100 - 250 km
Vliegend hert
Insecten - Kevers
tabel II
25 - 50 km
Bergnachtorchis
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Bijenorchis
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Klein glaskruid
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Kluwenklokje
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Maretak
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Muurbloem
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Spindotterbloem
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Stengelloze sleutelbloem
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Veenmosorchis
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Vleeskleurige orchis
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Zomerklokje
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Zwartsteel
Vaatplanten
tabel II
25 - 50 km
Zwarte grondel
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
25 - 50 km
Edelhert
Zoogdieren
tabel II
25 - 50 km
Rivierrombout
Insecten - Libellen
tabel III
25 - 50 km
Kruipend moerasscherm
Vaatplanten
tabel III
25 - 50 km
Rivierprik
Vissen
tabel III
25 - 50 km
Steur
Vissen
tabel III
25 - 50 km
Oehoe
Vogels
tabel III
25 - 50 km
Bechsteins vleermuis
Zoogdieren
tabel III
25 - 50 km
Bever
Zoogdieren
tabel III
25 - 50 km
Bosvleermuis
Zoogdieren
tabel III
25 - 50 km 25 - 50 km
Brandts vleermuis
Zoogdieren
tabel III
Vale vleermuis
Zoogdieren
tabel III
25 - 50 km
Veldspitsmuis
Zoogdieren
tabel III
25 - 50 km
Beenbreek
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Brede orchis
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
LW-AF20112375
-5-
Daslook
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Jeneverbes
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Spaanse ruiter
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Steenanjer
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Steenbreekvaren
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Tongvaren
Vaatplanten
tabel II
5 - 10 km
Damhert
Zoogdieren
tabel II
5 - 10 km
Grote vuurvlinder
Insecten - Dagvlinders
tabel III
5 - 10 km
keizersmantel
Insecten - Dagvlinders
tabel III
5 - 10 km
Gladde slang
Reptielen
tabel III
5 - 10 km
Groenknolorchis
Vaatplanten
tabel III
5 - 10 km
Bittervoorn
Vissen
tabel III
5 - 10 km
Franjestaart
Zoogdieren
tabel III
5 - 10 km
Otter
Zoogdieren
tabel III
5 - 10 km
Europese rivierkreeft
Geleedpotigen
tabel II
50 - 100 km
Blauwe zeedistel
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Bosorchis
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Groensteel
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km 50 - 100 km
Grote muggenorchis
Vaatplanten
tabel II
Harlekijn
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Hondskruid
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Honingorchis
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Kleine keverorchis
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Lange zonnedauw
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Slanke gentiaan
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Stijf hardgras
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Zomeradonis
Vaatplanten
tabel II
50 - 100 km
Brakwatergrondel
Vissen
tabel II
50 - 100 km
Goudharder
Vissen
tabel II
50 - 100 km
Botervis
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Dikkopje
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Groene zeedonderpad
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Grote koornaarvis
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Grote zeenaald
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Hondshaai
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Kleine pieterman
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Kleine zeenaald
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Slakdolf
Vissen;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Grijze zeehond
Zoogdieren
tabel II
50 - 100 km 50 - 100 km
Grote bosmuis
Zoogdieren
tabel II
Ringelrob
Zoogdieren
tabel II
50 - 100 km
Klapmuts
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel II
50 - 100 km
Bruin dikkopje
Insecten - Dagvlinders
tabel III
50 - 100 km
Heldenbok
Insecten - Kevers
tabel III
50 - 100 km
LW-AF20112375
-6-
Dikkopschildpad
Reptielen
tabel III
50 - 100 km
Lederschildpad
Reptielen
tabel III
50 - 100 km
Groot zeegras
Vaatplanten;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Beekprik
Vissen
tabel III
50 - 100 km
Elrits
Vissen
tabel III
50 - 100 km
Eikelmuis
Zoogdieren
tabel III
50 - 100 km
Bruinvis
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Dwergvinvis
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Gestreepte dolfijn
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Gewone dolfijn
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Griend
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Noordse vinvis
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Orca
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Potvis
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Tuimelaar
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Witflankdolfijn
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
Witsnuitdolfijn
Zoogdieren;Zeeorganismen
tabel III
50 - 100 km
LW-AF20112375
-7-
Bijlage 2
Overzicht beschermingsregimes Flora- en faunawet
In deze bijlage staan de verschillende beschermingsregimes voor flora en fauna. De tabellen en toelichting op de tabellen in de bijlage zijn van belang bij ontheffingverlening voor artikel 75 en bij vrijstellingen in het kader van het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75). Vogelsoorten zijn in deze tabellen niet apart opgenomen. Alle vogelsoorten in Nederland zijn beschermd (behalve exoten). Toelichting tabel 1 Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 1 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zgn. lichte toets). Tabel 1: Algemene soorten Zoogdieren
Reptielen en amfibieën
Aardmuis Microtus agrestis
Bruine kikker Rana temporaria
Bosmuis Apodemus sylvaticus
Gewone pad Bufo bufo
Dwergmuis Micromys minutus
Middelste groene kikker Rana esculenta
Bunzing Mustela putorius
Kleine watersalamander Triturus vulgaris
Dwergspitsmuis Sorex minutus
Meerkikker Rana ridibunda
Egel Erinaceus europeus
Mieren
Gewone bosspitsmuis Sorex araneus
Behaarde rode bosmier Formica rufa
Haas Lepus europeus
Kale rode bosmier Formica polyctena
Hermelijn Mustela erminea
Stronkmier Formica truncorum
Huisspitsmuis Crocidura russula
Zwartrugbosmier Formica pratensis
Konijn Oryctolagus cuniculus
Vaatplanten
Mol Talpa europea
Aardaker Lathyrus tuberosus
Ondergrondse woelmuis Pitymys subterraneus
Akkerklokje Campanula rapunculoides
Ree Capreolus capreolus
Brede wespenorchis Epipactis helleborine
Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus
Breed klokje Campanula latifolia
Tweekleurige bosspitsmuis Sorex coronatus
Dotterbloem Caltha palustris
Veldmuis Microtus arvalis
Gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum
Vos Vulpes vulpes
Grasklokje Campanula rotundifolia
Wezel Mustela nivalis
Grote kaardenbol Dipsacus fullonum
Woelrat Arvicola terrestris
Kleine maagdenpalm Vinca minor
Slakken
Knikkende vogelmelk Ornithogalum nutans
Wijngaardslak Helix pomatia
Koningsvaren Osmunda regalis Slanke sleutelbloem Primula elatior Zwanebloem Butomus umbellatus
LW-AF20112375
-8-
Toelichting tabel 2 • Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. • Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. Dit is niet van toepassing op alle vogelsoorten (zie toelichting tabel 3)
Tabel 2: overige soorten Zoogdieren
Vaatplanten
Damhert Dama dama
Aangebrande orchis Orchis ustulata
Edelhert Cervus elaphus
Aapjesorchis Orchis simia
Eekhoorn Sciurus vulgaris
Beenbreek Narthecium ossifragum
Grijze zeehond Halichoerus grypus
Bergklokje Campanula rhomboidalis
Grote bosmuis Apodemus flavicollis
Bergnachtorchis Platanthera chlorantha
Steenmarter Martes foina
Bijenorchis Ophrys apifera
Wild zwijn Sus scrofa
Blaasvaren Cystopteris fragilis
Reptielen en amfibieën
Blauwe zeedistel Eryngium maritimum
Alpenwatersalamander Triturus alpestris
Bleek bosvogeltje Cephalantera damasonium
Levendbarende hagedis Lacerta vivipara
Bokkenorchis Himantoglossum hircinum
Dagvlinders
Brede orchis Dactylorhiza majalis majalis
Moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia
Bruinrode wespenorchis Epipactis atrorubens
Vals heideblauwtje Lycaeides idas
Daslook Allium ursinum
Vissen
Dennenorchis Goodyera repens
Bermpje Noemacheilus barbatulus
Duitse gentiaan Gentianella germanica
Kleine modderkruiper Cobitis taenia
Franjegentiaan Gentianella ciliata
Meerval Silurus glanis
Geelgroene wespenorchis Epipactis muelleri
Rivierdonderpad Cottus gobio
Gele helmbloem Pseudofumaria lutea
Kevers
Gevlekte orchis Dactylorhiza maculata
Vliegend hert Lucanus cervus
Groene nachtorchis Coeloglossum viride
Kreeftachtigen
Groensteel Asplenium viride
Rivierkreeft Astacus astacus
Grote keverorchis Listera ovata Grote muggenorchis Gymnadenia conopsea Gulden sleutelbloem Primula veris Harlekijn Orchis morio Herfstschroeforchis Spiranthes spiralis Hondskruid Anacamptis pyramidalis Honingorchis Herminium monorchis Jeneverbes Juniperus communis
LW-AF20112375
-9-
Vaatplanten
Vaatplanten
Klein glaskruid Parietaria judaica
Welriekende nachtorchis Platanthera bifolia
Kleine keverorchis Listera cordata
Wilde gagel Myrica gale
Kleine zonnedauw Drosera intermedia
Wilde herfsttijloos Colchicum autumnale
Klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe
Wilde kievitsbloem Fritillaria meleagris
Kluwenklokje Campanula glomerata
Wilde marjolein Origanum vulgare
Koraalwortel Corallorhiza trifida
Wit bosvogeltje Cephalanthera longifolia
Kruisbladgentiaan Gentiana cruciata
Witte muggenorchis Pseudorchis albida
Lange ereprijs Veronica longifola
Zinkviooltje Viola lutea calaminaria
Lange zonnedauw Drosera anglica
Zomerklokje Leucojum aestivum
Mannetjesorchis Orchis mascula
Zwartsteel Asplenium adiantum-nigrum
Maretak Viscum album Moeraswespenorchis Epipactis palustris Muurbloem Erysimum cheiri Parnassia Parnassia palustris Pijlscheefkelk Arabis hirsuto sagittata Poppenorchis Aceras anthropophorum Prachtklokje Campanula persicifolia Purperorchis Orchis purpurea Rapunzelklokje Campanula rapunculus Rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum Rietorchis Dactylorhiza majalis praetermissa Ronde zonnedauw Drosera rotundifolia Rood bosvogeltje Cephalanthera rubra Ruig klokje Campanula trachelium Schubvaren Ceterach officinarum Sanke gentiaan Gentianella amarella Soldaatje Orchis militaris Spaanse ruiter Cirsium dissectum Steenanjer Dianthus deltoides Steenbreekvaren Asplenium trichomanes Stengelloze sleutelbloem Primula vulgaris Stengelomvattend havikskruid Hieracium amplexicaule Stijf hardgras Catapodium rigidum Tongvaren Asplenium scolopendrium Valkruid Arnica montana Veenmosorchis Hammarbya paludosa Veldgentiaan Gentianella campestris Veldsalie Salvia pratensis Vleeskleurige orchis Dactylorhiza incarnata Vliegenorchis Ophrys insectifera Vogelnestje Neottia nidus-avis Voorjaarsadonis Adonis vernalis Wantsenorchis Orchis coriophora Waterdrieblad Menyanthes trifoliata Weideklokje Campanula patula
LW-AF20112375
- 10 -
Toelichting tabel 3 • Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze vrijstelling is enigszins beperkt; voor activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik geldt geen vrijstelling voor artikel 10 van de Flora- en faunawet. Ook niet op basis van een gedragscode. Voor soorten in tabel 3 moet voor deze activiteiten voor artikel 10 een ontheffing aangevraagd worden. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. • Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. • Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik is voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing nodig. Evenals voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en voor andere activiteiten dan hierboven genoemd. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang 1, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zogenaamde uitgebreide toets. De drie criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Tabel 3a: soorten bijlage 1 AMvB Zoogdieren Dagvlinders Das Meles meles
Bruin dikkopje Erynnis tages
Boommarter Martes martes
Dwergblauwtje Cupido minimus
Eikelmuis Eliomys quercinus
Dwergdikkopje Thymelicus acteon
Gewone zeehond Phoca vitulina
Groot geaderd witje Aporia crataegi
Veldspitsmuis Crocidura leucodon
Grote ijsvogelvlinder Limenitis populi
Waterspitsmuis Neomys fodiens
Heideblauwtje Plebejus argus
Reptielen en amfibieën
Iepepage Strymonidia w-album
Adder Vipera berus
Kalkgraslanddikkopje Spialia sertorius
Hazelworm Anguis fragilis
Keizersmantel Argynnis paphia
Ringslang Natrix natrix
Klaverblauwtje Cyaniris semiargus
Vinpootsalamander Triturus helveticus
Purperstreepparelmoervlinder Brenthis ino
Vuursalamander Salamandra salamandra
Rode vuurvlinder Palaeochrysophanus hippothoe
Vissen
Rouwmantel Nymphalis antiopa
Beekprik Lampetra planeri
Tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania
Bittervoorn Rhodeus cericeus
Veenbesparelmoervlinder Bolaria aquilonais
Elrits Phoxinus phoxinus
Veenhooibeestje Coenonympha tullia
Gestippelde alver Alburnoides bipunctatus
Veldparelmoervlinder Melitaea cinxia
Grote modderkruiper Misgurnus fossilis
Woudparelmoervlinder Melitaea diamina
Rivierprik Lampetra fluviatilis
Zilvervlek Clossiana euphrosyne
Vaatplanten Groot zeegras Zostera marina
LW-AF20112375
- 11 -
Tabel 3b: soorten bijlage IV HR Zoogdieren
Dagvlinders
Baardvleermuis Myotis mystacinus
Donker pimpernelblauwtje Maculinea nausithous
Bechstein’s vleermuis Myotis bechsteinii
Grote vuurvlinder Lycaena dispar
Bever Castor fiber
Pimpernelblauwtje Maculinea teleius
Bosvleermuis Nyctalus leisleri
Tijmblauwtje Maculinea arion
Brandt’s vleermuis Myotis brandtii
Zilverstreephooibeestje Coenonympha hero
Bruinvis Phocoena phocoena
Libellen
Euraziatische lynx Lynx lynx
Bronslibel Oxygastra curtisii
Franjestaart Myotis nattereri
Gaffellibel Ophiogomphus cecilia
Gewone dolfijn Delphinus delphis
Gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis
Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus
Groene glazenmaker Aeshna viridis
Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus
Noordse winterjuffer Sympecma paedisca
Grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus
Oostelijke witsnuitlibel Leucorrhinia albifrons
Grote hoefijzerneus Rhinolophus ferrumequinum
Rivierrombout Stylurus flavipes
Hamster Cricetus cricetus
Sierlijke witsnuitlibel Leucorrhinia caudalis
Hazelmuis Muscardinus avellanarius
Kevers
Ingekorven vleermuis Myotis emarginatus
Brede geelrandwaterroofkever Dytiscus latissimus
Kleine dwergvleermuis Pipistrellus pygmaeus
Gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus
Kleine hoefijzerneus Rhinolophus hipposideros
Heldenbok Cerambyx cerdo
Laatvlieger Eptesicus serotinus
Juchtleerkever Osmoderma eremita
Meervleermuis Myotis dasycneme
Tweekleppigen
Mopsvleermuis Barbastella barbastellus
Bataafse stroommossel Unio crassus
Nathusius’ dwergvleermuis Pipistrellus nathusii
Reptielen en amfibieën
Noordse woelmuis Microtus oeconomus
Boomkikker Hyla arborea
Otter Lutra lutra
Geelbuikvuurpad Bombina variegata
Rosse vleermuis Nyctalus noctula
Gladde slang Coronella austriacus
Tuimelaar Tursiops truncatus
Heikikker Rana arvalis
Tweekleurige vleermuis Vespertilio murinus
Kamsalamander Triturus cristatus
Vale vleermuis Myotis myotis
Knoflookpad Pelobates fuscus
Watervleermuis Myotis daubentonii
Muurhagedis Podarcis muralis
Wilde kat Felis silvestris
Poelkikker Rana lessonae
Witflankdolfijn Lagenorhynchus acutus
Rugstreeppad Bufo calamita
Witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris
Vroedmeesterpad Alytes obstetricans
Vissen
Zandhagedis Lacerta agilis
Houting Conegonus oxyrrhynchus Steur Acipenser sturio
Vaatplanten Drijvende waterweegbree Luronium natans Groenknolorchis Liparis loeselii Kruipend moerasscherm Apium repens Zomerschroeforchis Spiranthes aestivalis
LW-AF20112375
- 12 -
Het uitsteken van beschermde planten, het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch ter zake kundig persoon met kennis van de betreffende soorten.
Onder ecologisch ter zake kundige wordt verstaan: Een persoon die op HBO, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau dat is aangesloten bij het netwerk Groene Bureaus en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals Das en Boom, VVZ, RAVON, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch genootschap, KNNV, HJN, IVN, FLORON, VOFF, SOVON, etc.) Ontheffingen Deze persoon dient in het bezit te zijn van de noodzakelijke ontheffingen voor het vangen van amfibieën, zoogdieren en of insecten en het werken met schepnetten. Het vangen van vissen Vissen worden gevangen met een schepnet of een zeeg. De gevangen vissen worden in een emmer met schoon water geplaatst en binnen 2 uur overgebracht naar een aangrenzende watergang die in open verbinding staat met de tijdelijk afgedamde watergang. Het vangen van zoogdieren en amfibieën Amfibieën en kleine zoogdieren worden in een droge emmer geplaatst waarvan de bodem bedekt is met een laagje vochtig zand. Zij worden binnen 2 uur overgebracht naar een aangrenzende watergang en worden in de oever of nabij de waterlijn uitgezet
LW-AF20112375
- 13 -
Baggercontrole Op de oever gedeponeerde bagger wordt gecontroleerd op aanwezigheid van fauna. Indien er zich vissen en (grote) zoetwatermosselen op de kant liggen worden deze in een emmer met schoon water geplaatst en binnen 2 uur overgebracht naar een aangrenzende watergang die in open verbinding staat met de tijdelijk afgedamde watergang. Slootmaaisel Het maaisel dat uit de watergang wordt verwijderd, wordt naast de werkstrook op de oever langs het water gelegd zodat dieren eruit kunnen kruipen naar het water toe. Na een week kan het worden afgevoerd. Gewonde dieren Zwaar gewonde (gewervelde) dieren worden ter plekke vakkundig uit hun lijden verlost. In geval van infectieziekten moeten de kadavers vernietigd worden om verdere uitbereiding te voorkomen Flora uitsteken Beschermde planten worden ruim uitgestoken en elders teruggeplaatst, voor zover soorten lokaal in hun voorkomen bedreigd worden door de ingreep en deze ingreep onvermijdelijk is. Gegevens Bij het aantreffen van beschermde soorten wordt er een melding gemaakt in de werkrapporten. Deze gegevens zijn van belang voor de verlener van de ontheffing en voor de opdrachtgever. Verder kunnen de gegevens doorworden gegeven aan de Gegevens verzamelende organisaties verenigd in de VOFF.
LW-AF20112375
- 14 -
DHV B.V.
Logo
MEMO Aan Van Kopie Dossier Project Betreft
: : : : : :
Alie Alserda Diederik van Bentum Patrick Mol BA5753-107-100 Ecoscan productielocatie en leidingen Eesveen Aanvulling toetsing ganzenfoerageergebied
Ons kenmerk Datum Classificatie
: MD-GR20120408 : 30 juli 2012 : Openbaar
Inleiding Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. (Vermilion) heeft het voornemen om een gasleiding (staal) en een watertransportleiding (kunststof) aan te leggen vanaf de locatie Eesveen, gelegen aan De Wulpen te Eesveen, gemeente Steenwijkerland (Overijssel) naar de locatie Nijensleek, gelegen aan de Bosschasteeg te Nijensleek, gemeente Westerveld (Drenthe). Daarnaast wil zij de locatie Eesveen in gebruik nemen voor het winnen van aardgas en voor het ontvangen en verpompen van water dat vrijkomt bij het winnen van aardgas (productiewater). Op de locatie Eesveen zullen met dat doel bovengrondse procesinstallaties worden geplaatst. Om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (DHV, 2011 kenmerk LWAF20112375). De Provincie Overijssel heeft in een reactie kenbaar gemaakt dat het project expliciet getoetst dient te worden aan het beleid ten aanzien van ganzenfoerageergebied. In deze memo wordt aanvullend op de reeds uitgevoerde ecoscan het effect op het ganzenfoerageergebied onderzocht. Ganzenfoerageergebieden nabij projectgebied In de Omgevingsvisie heeft de Provincie Overijssel gebieden aangewezen als ganzenfoerageergebied. Deze gebieden zijn geen onderdeel van de EHS en ook niet beschermd via de Omgevingsverordening. Ze vallen onder de noemer ‘verspreide bos- en natuurwaarden’ en geven een bepaalde ambitie weer van de Provincie Overijssel.
Figuur 1 Ganzengebied Provincie Overijssel (bron: kaartviewer Omgevingsvisie Provincie Overijssel)
DHV Groep is een internationaal advies- en ingenieursbureau dat wereldwijd actief is en kantoren heeft in Europa, Afrika, Azië en Noord-Amerika. DHV B.V. is onderdeel van de DHV Groep. Kamer van Koophandel nr. 31034767. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
DHV B.V.
De omgevingsvisie vermeld als ambitie het behoud en de versterking van verspreide bos- en natuurwaarden. Hier vallen onder andere weidevogelgebieden en ganzengebieden onder. Als hoofdlijn van het beleid wordt genoemd dat er in deze gebieden geen aanpassingen van het waterpeil plaatsvinden en geen aantasting van de openheid of rust. Het is van belang dat aangewezen ganzengebieden hun waarde behouden als ganzenfoerageergebied. De voorgenomen ingreep van Vermilion betreft geen aanpassingen aan het waterpeil, daarom worden de effecten op rust en openheid beschouwd. Mogelijke effecten van voorgenomen ingreep op ganzengebied Als gevolg van het voornemen van Vermilion is een aantal effecten op het ganzengebied denkbaar: 1. Tijdelijke verstoring van de rust door de aanleg van de leiding door het ganzenfoerageergebied 2. Aantasting van de openheid door aanleg van bovengrondse procesinstallatie op en erfbeplanting rondom de locatie Eesveen. 3. Aantasting van de rust door een toename van verkeer (circa 10 vrachtwagens zullen dagelijks de locatie bezoeken om proceswater af te voeren). Beoordeling van de mogelijke effecten Ad 1: tijdelijke effecten De pijpleiding zal aangelegd worden tussen ca juli 2012 en oktober 2012. Dat betekent dat er een kleine overlap is met de periode waarin overwinterende ganzen aanwezig kunnen zijn. Ganzen zullen afstand bewaren tot de locatie waar de werkzaamheden aan de leiding bezig zijn. Dat betekent dat er tijdelijk een kleine hoeveelheid foerageergebied minder beschikbaar is in de omgeving. In de gehele regio is echter dusdanig veel optimaal foerageergebied (voedselrijke graslanden) voor ganzen aanwezig, dat ganzen kunnen uitwijken. Dit tijdelijke effect heeft daarom geen invloed op de beschikbaarheid van ganzengebied of op de populatie overwinterende ganzen. In heel Nederland is er op dit moment geen gebrek aan draagkracht (voldoende rust- en foerageergebieden) voor ganzen. Ad 2: aantasting openheid Bij de productielocatie Eesveen zal een bovengrondse procesinstallatie worden gerealiseerd, inclusief een afblaaspijp van ca 12 meter hoog. Daarnaast zal rondom het erf beplanting worden gerealiseerd, om de installaties aan het oog te ontrekken. Zoals onderstaande kaart (figuur 2) laat zien liggen er een aantal erven rondom de locatie Eesveen met bebouwing en erfbeplanting. Op dit moment wordt de locatie dus niet gekenmerkt door grootschalige openheid vanwege de ligging tussen deze opgaande structuren. Nieuwe bebouwing en beplanting op locatie Eesveen zal daarom geen verslechtering veroorzaken van het ganzengebied ten aanzien van de openheid. Ad 3: aantasting rust door verkeer Als gevolg van de ingebruikname van de locatie Eesveen zal er een toename aan verkeersbewegingen plaatsvinden van circa 10 vrachtwagens per dag over bestaande wegen. Dit veroorzaakt een zekere toename van geluid en beweging, verstorend voor ganzen. Momenteel zullen de wegen al gebruikt worden door verkeer, en zullen de locaties pal langs de weg mogelijk wat minder gebruikt worden door ganzen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de ganzen iets zullen merken van een toename van 10 verkeersbewegingen per dag. Daarnaast zijn voorspelbare ‘verstoringen’, zoals langsrijdend verkeer, weinig verstorend voor vogels en raken ze hier aan gewend. Een vogel zal veel sterker reageren als een langsrijdende auto stopt en een persoon uitstapt. Daarom is de verwachting dat het ganzengebied niet zal verslechteren als gevolg van deze beperkte toename van verkeersbewegingen. Conclusie Het door de Provincie Overijssel beschreven ganzengebied wordt niet aangetast door de voorgenomen ingreep. Tijdelijk zal het gedeelte waar de leiding wordt gerealiseerd niet gebruikt worden door ganzen, maar a) een zeer beperkte periode van de uitvoering overlapt met het ganzenseizoen en b) ganzen kunnen in die periode uitwijken
MD-GR20120408 Openbaar
30 juli 2012 -2-
DHV B.V.
naar ander foerageergebied dat in grote mate beschikbaar is in de weidse omgeving. Effecten op de rust en de openheid van het gebied zijn van een dusdanig beperkte omvang, dat het de kwaliteit als ganzengebied niet aantast. De ambitie van het ganzengebieden beleid van de Provincie Overijssel wordt daarom niet bedreigd door de voorgenomen ingreep van Vermilion.
Figuur 2 Opgaande elementen rondom locatie Eesveen. Rode cirkel is locatie Eesveen, blauwe cirkels geven andere opgaande elementen weer.
MD-GR20120408 Openbaar
30 juli 2012 -3-
BIJLAGE 7
BODEMONDERZOEK
Historisch onderzoek Rapport Oranjewoud 11191-237481-HO November 2011 Milieukundig bodemonderzoek Rapport Oranjewoud 11191-203247-BO November 2011
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 17 -
Rapport milieukundig historisch onderzoek Ten behoeve van de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek projectnr. 11191-237481 documentrnr. 11191-237481-HO revisie 00 10 november 2011
auteur(s) ing. T.F. de Vries
Opdrachtgever Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. Postbus 71 8860 AB HARLINGEN
datum vrijgave 10 november 2011
beschrijving revisie 00 Rapport milieukundig historisch onderzoek
goedkeuring
vrijgave
Colofon
Datum van uitgave: 10 november 2011 Contactadres: Tolhuisweg 57 8443 DV Heerenveen Postbus 24 8440 AA Heerenveen
Copyright © 2011 Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Inhoud blz.
1
Inleiding ................................................................................................................ 2
2
Onderzoeksopzet en terreininformatie.................................................................. 3
2.1 2.2
Onderzoeksopzet....................................................................................................................... 3 Terreininformatie ...................................................................................................................... 3
3
Resultaten historisch onderzoek............................................................................ 4
3.1 3.2 3.3
Voormalig, huidig en toekomstig gebruik ................................................................................. 4 Dempingen en voormalige bebouwing ..................................................................................... 4 Verdachte bedrijfsactiviteiten en bodemonderzoeken............................................................. 4
4
Conclusies en aanbevelingen ................................................................................. 5
Tekeningen 237481-O2 237481-HO1
Topografisch overzicht met ligging leidingtracé Topografisch overzicht met verdachte deellocaties
blad 1 van 5
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
1
Inleiding In opdracht van Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in de periode augustus-november 2011 een historisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het toekomstige tracé van de aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek. Aanleiding De aanleiding tot dit historisch onderzoek is de voorgenomen aanleg van een aardgastransportleiding van de gaswinlocatie Eesveen naar gaswinlocatie Nijensleek. Doel Het doel van het historisch onderzoek is om na te gaan of er op of in de directe nabijheid (tot 50 m uit het hart van de leiding) van het voorgenomen leidingtracé bodemverontreinigingen of verdachte activiteiten bekend zijn. Onderzoeksopzet en kwaliteit Het onderzoek is uitgevoerd conform een 'maatwerk' onderzoeksprogramma zoals dat gebruikelijk is voor tracéstudies voor de aanleg van gasleidingen (geen strikte opvolging NEN 5725 protocol). Ten behoeve van het historisch onderzoek zijn een beperkter aantal bronnen geraadpleegd.
blad 2 van 5
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
2 2.1
Onderzoeksopzet en terreininformatie Onderzoeksopzet Het historisch bodemonderzoek is uitgevoerd conform een 'maatwerk' onderzoeksprogramma zoals dat gebruikelijk is voor de aanleg van leidingen. Vanwege de grootschaligheid van het project vraagt een vooronderzoek conform de NEN 5725 in dit stadium een te grote onderzoeksinspanning. Bodemonderzoek conform genoemd NEN-protocol is namelijk gericht op perceelsniveau (of enkele percelen) en is niet specifiek bedoeld voor leidingtracés in de vorm van een langgerekt lijnvormig onderzoeksgebied waarbij sprake is van een groot aantal te kruisen percelen. Voor soortgelijke grootschalige onderzoekslocaties mag daarom gemotiveerd worden afgeweken van de NEN 5725 en voor dit onderzoek is daarom ook gekozen voor een aangepast maatwerkprogramma. Ten behoeve van het onderzoek zijn een beperkt aantal specifieke bronnen geraadpleegd, waarmee toch het grootste deel van de bekende informatie kan worden geïnventariseerd. De geraadpleegde bronnen zijn: - kadastrale informatie; - historisch topografisch kaartmateriaal; - bodeminformatiesystemen van de provincies Overijssel en Drenthe. Kadastrale informatie Nagegaan is welke kadastrale percelen het voorgenomen leidingtracé doorkruist en wie de eigenaren van de kadastrale percelen zijn. Topografisch kaartmateriaal Aan de hand van topografisch kaartmateriaal zijn het voormalig en huidig gebruik van de grond ter plaatse van het voorgenomen leidingtracé met elkaar vergeleken waarbij is gelet op de aanwezigheid van slootdempingen en voormalige bebouwing. Bodeminformatiesystemen Met behulp van de digitaal beschikbare bodeminformatiesystemen van de provincies Overijssel en Drenthe is nagegaan of er in de directe nabijheid (tot 50 m) vanaf het voorgenomen leidingtracé verdachte activiteiten en/of bodemonderzoeken bekend zijn.
2.2
Terreininformatie Het voorgenomen leidingtracé wordt aangelegd tussen de gaswinlocaties Eesveen en Nijensleek en is circa 2,7 km lang. De ligging van het voorgenomen tracé is weergegeven op de overzichtstekening 237481-O2. De kadastrale percelen welke worden doorkruist zijn in tabel 2.1 opgenomen. Tabel 2.1: Kadastrale gegevens Kadastrale gemeente Steenwijk Steenwijk Vledder Vledder Steenwijk Vledder Vledder Steenwijk Steenwijk Steenwijk Steenwijk Vledder Vledder Vledder
Sectie G G K K G K K G G G G K K K
Nummer(s) 1206 658, 1119, 1202, 1203, 1205 470 607, 609, 1470 656, 353 248, 608 1241 1043 1564 1208 1207 270, 801 1272 1271
Eigenaar/eigenaren H. Boelen S.K. Hornstra Voesten Kamp BV H. van de Beek Waterschap Reest en Wieden Waterschap Reest en Wieden Provincie Drenthe Provincie Overijssel C. van Dijk/H. Boelen W.L. Boelen E. Feith/C.F. Hooijer F.W. Jonkers/W.R. Jonkers H. Klaseboer J. Hofman blad 3 van 5
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
3 3.1
Resultaten historisch onderzoek Voormalig, huidig en toekomstig gebruik Op basis van het geraadpleegde digitale kaartmateriaal kan worden geconcludeerd dat het voormalige en huidige gebruik (agrarische bestemming) ter plaatse van het tracé gelijk zijn. Ook na de aanleg van aardgastransportleiding zal het gebruik van de locatie niet veranderen.
3.2
Dempingen en voormalige bebouwing Op basis van digitaal topografisch kaartmateriaal met de situatie in 1954, 1961 en 1964 is vastgesteld dat het voorgenomen tracé tussen de locatie Eesveen en de Gierwal, ten zuiden van de Hoofdweg en nabij de locatie Nijensleek diverse dempingen doorkruist. Over het algemeen betreft het dempingen van kavelsloten welke naar verwachting een beperkte breedte hebben. Uitzondering hierop is de gedempte Nijensleker Schipsloot tussen grofweg de locatie Nijensleek en de Hoofdweg. Voor alle dempingen geldt dat het dempingsmateriaal niet bekend is, verwacht wordt dat de voormalige watergangen zijn gedempt met gebiedseigen grond. Ten westen van de locatie Nijensleek doorkruist het tracé een voormalig erfperceel met daarop voormalige bebouwing. Iets ten zuidwesten van deze locatie heeft ten oosten van de Nijensleker Schipsloot een pad gelegen. De ligging van de genoemde dempingen en voormalige bebouwing zijn weergegeven op tekening 237481-HO1.
3.3
Verdachte bedrijfsactiviteiten en bodemonderzoeken Op de digitale bodeminformatiesystemen van de provincies Overijssel en Drenthe zijn op of in de directe nabijheid (tot 50 m vanaf het tracé) van het voorgenomen leidingtracé geen locaties bekend met verdachte bedrijfsactiviteiten en of bodemonderzoeken.
blad 4 van 5
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
4
Conclusies en aanbevelingen Uit het historisch onderzoek is gebleken dat op basis van de geraadpleegde bronnen op voorhand geen verontreinigingen op of in de directe nabijheid van het leidingtracé bekend zijn. Wel zijn op het tracé enkele verdachte deellocaties (dempingen en voormalige bebouwing) vastgesteld. Aanbevolen wordt om aanvullende boringen te verrichten ter plaatse van de vastgestelde dempingen en voormalige bebouwing om vast te stellen of er bodemvreemd materiaal in de bodem aanwezig is. Indien blijkt dat er bodemvreemd materiaal in de bodem aanwezig is verdient het de aanbeveling om aanvullend milieukundig onderzoek uit te voeren naar de omvang en milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse van het leidingtracé. Indien er sprake is van demping met gebiedseigen grond wordt onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit niet zinvol geacht.
Ingenieursburau Oranjewoud B.V. Heerenveen, november 2011
blad 5 van 5
Rapport Historisch onderzoek t.b.v. de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Tekeningen
207000
537000
538000
539000
206000
D0
24-10-2011
NR
DATUM
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
GET.
OPDRACHTGEVER
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V.
T.F DE VRIES
PROJECTOMSCHRIJVING
AANLEG PIPELINE EESVEEN - NIJENSLEEK
PROJECTLEIDER
FORMAAT
R.S RAAP
A3
VERMILION DRAWING NO.
1-34-ESV001-6-23-100-002 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
0
100
200
300
400 Meters
SCHAAL
1:10.000
237481-O2
WIJZ.NR
D0
TOPOGRAFISCHE OVERZICHT MET LIGGING VOORGENOMEN TRACÉ STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-O2.mxd
206000
207000
539000
voormalig erfperceel met bebouwing
538000
voormalig pad voormalig pad
0
100
200
300
400 Meters
Legenda 4, onderzoeksgebied historisch onderzoek (50 m)
D0
10-11-2011
NR
DATUM
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V.
T.F DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP
demping kavelsloot
PROJECTOMSCHRIJVING
demping Nijensleker Schipsloot
HISTORISCH BODEMONDERZOEK VOORGENOMEN AARDGASTRANSPORTLEIDING EESVEEN-NIJENSLEEK
locatie met voormalige bebouwing Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
GET.
KAARTTITEL
SCHAAL
1:10.000 FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
1 IN 1 KAARTNUMMER
237481-HO1
WIJZ.NR
D0
TOPOGRAFISCH OVERZICHT LEIDINGTRACÉ MET LIGGING VERDACHTE DEELLOCATIES STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-HO1.mxd
Rapport milieukundig bodemonderzoek Verdachte deellocaties Ten behoeve van de aanleg van de 4" aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek projectnr. 11191-237481 documentnr. 11191-203247-BO revisie 00 10 november 2011
auteur(s) T.F. de Vries
Opdrachtgever Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. Postbus 71 8860 AB HARLINGEN
datum vrijgave 10 november 2011
beschrijving revisie 00 Rapport milieukundig bodemonderzoek
goedkeuring
vrijgave
Colofon
Datum van uitgave: 10 november 2011 Contactadres: Tolhuisweg 57 8443 DV Heerenveen Postbus 24 8440 AA Heerenveen
Copyright © 2011 Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Inhoud blz.
1
Inleiding ................................................................................................................ 2
2
Verdachte deellocaties en onderzoeksopzet.......................................................... 3
2.1 2.2
Beschrijving verdachte deellocaties .......................................................................................... 3 Onderzoeksopzet....................................................................................................................... 3
3
Uitgevoerde veldwerkzaamheden ......................................................................... 4
3.1 3.2
Veldwerkzaamheden................................................................................................................. 4 Laboratoriumonderzoek............................................................................................................ 4
4
Onderzoeksresultaten ........................................................................................... 5
4.1 4.2 4.2.1 4.3
lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen........................................................................... 5 Analyseresultaten...................................................................................................................... 5 Toetsingskader .......................................................................................................................... 5 Grond......................................................................................................................................... 6
5
Conclusies ............................................................................................................. 7
Tekeningen 237481-S1 237481-S2 237481-S3 237481-S4 237481-S5 237481-S6 237481-S7 237481-S8 237481-S9
Situatie met boringen gedempte Nijensleker Schipsloot Situatie met boringen gedempte kavelsloot nrs. 1, 2 en 3 Situatie met boringen gedempte kavelsloot nrs. 4. 5 en 6 Situatie met boringen gedempte kavelsloot nr. 7 Situatie met boringen gedempte kavelsloot nr. 8 Situatie met boringen gedempte kavelsloot nrs. 9 en 10 Situatie met boringen gedempte kavelsloot nr. 11 Situatie met boringen gedempte voormalig pad Situatie met boringen gedempte voormalig erfperceel
blad 1 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
1
Inleiding In opdracht van Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. is door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in de periode september-november 2011 een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van diverse verdachte deellocaties op het toekomstige tracé van de aardgastransportleiding EesveenNijensleek. Aanleiding De aanleiding tot het bodemonderzoek wordt gevormd door de resultaten van het historisch onderzoek (Historisch onderzoek aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek, Oranjewoud, documentnummer 11191-237481-HO, revisie 00 van 10 november 2011). Uit het historisch onderzoek is naar voren gekomen dat op het tracé verdachte locaties aanwezig zijn waar mogelijk sprake is van een verontreinigde bodem. Voor zover bekend is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op deze locaties niet eerder onderzocht. Doel Doel van het bodemonderzoek is om te verifiëren op ter plaatse van de verdachte deellocaties bodemverontreinigingen in de bodem aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor de aanleg van de leiding.
blad 2 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
2 2.1
Verdachte deellocaties en onderzoeksopzet Beschrijving verdachte deellocaties Op basis van het uitgevoerde historisch bodemonderzoek zijn de volgende verdachte deellocaties naar voren gekomen: - 11 gedempte kavelsloten; - gedempte wijk (Nijensleker Schipsloot); - voormalig erfperceel; - voormalig pad. Op basis van digitaal topografisch kaartmateriaal met de situatie in 1954, 1961, 1964 en 1974 is vastgesteld dat het voorgenomen tracé tussen de locatie Eesveen en de Gierwal, ten zuiden van de Hoofdweg en nabij de locatie Nijensleek diverse voormalige kavelsloten doorkruist. De gedempte kavelsloten zijn verdacht omdat ze gedempt kunnen zijn met afvalstoffen of verontreinigde grond. Globaal tussen de locatie Nijensleek en de Hoofdweg is een gedempte wijk (Nijensleker Schipsloot) aanwezig. De verlegging van de Nijensleker Schipsloot heeft plaatsgevonden in de periode tussen 1964 en 1974. De gedempte wijk zou mogelijk gedempt kunnen zijn met afvalstoffen of verontreinigde grond. Tevens zou sprake kunnen zijn van een nog aanwezige verontreinigde oude sliblaag. Ten westen van de locatie Nijensleek doorkruist het tracé een voormalig erfperceel met daarop voormalige bebouwing. Iets ten zuidwesten van deze locatie heeft ten oosten van de Nijensleker Schipsloot een pad gelegen. Van oudsher bewoonde percelen kunnen diffuus verontreinigd zijn met diverse meestal immobiele verontreinigingen zoals PAK en zware metalen. Voor het pad geldt min of meer hetzelfde en daarbij geldt tevens dat er mogelijk sprake kan zijn van aanwezigheid van asbest omdat dat in het verleden wel is toegepast op halfverharde paden. De ligging van de genoemde dempingen en voormalige bebouwing is weergegeven op de tekeningen 237481-S1 t/m 237481-S9.
2.2
Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet voor de verschillende verdachte deellocaties is bepaald op basis van de NEN 5740. Voor de gedempte kavelsloten en gedempte Nijensleker Schipsloot is een onderzoeksopzet opgesteld op basis van de strategie voor een verdachte locatie met een plaatselijke bodembelasting met een duidelijke verontreinigingskern (VEP). Per demping zijn minimaal vijf boringen verricht in een raai dwars over de slootdemping. De onderzoeksopzet voor het voormalige erfperceel en het voormalige pad zijn opgesteld op basis van de strategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming (VED-HE). Opgemerkt wordt dat het onderzoek van de verdachte deellocaties zich heeft beperkt tot de werkstrook van het leidingtracé.
blad 3 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
3 3.1
Uitgevoerde veldwerkzaamheden Veldwerkzaamheden De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 14 september, 27 september, 6 oktober en 24 oktober 2011. Ter plaatse van de gedempte kavelsloten zijn de boringen met een onderlinge afstand van circa 1 meter uitgevoerd. De werkzaamheden per verdachte deellocatie zijn weergegeven in tabel 3.1 Tabel 3.1: Geplaatste boringen per deellocatie deellocatie
boringen
gedempte Nijensleker Schipsloot
001, 005 en 006 002 en 004 003 011 t/m 015 021 t/m 025 031 t/m 035 041 t/m 045 051 t/m 055 061 t/m 065 071 t/m 075 081 t/m 085 091 t/m 095 101 t/m 105 111 t/m 115 202 t/m 205 201 en 207 208 t/m 213 206 302 t/m 306 en 308 t/m 312 301, 307 en 312
gedempte kavelsloot 1 gedempte kavelsloot 2 gedempte kavelsloot 3 gedempte kavelsloot 4 gedempte kavelsloot 5 gedempte kavelsloot 6 gedempte kavelsloot 7 gedempte kavelsloot 8 gedempte kavelsloot 9 gedempte kavelsloot 10 gedempte kavelsloot 11 voormalig pad
voormalig erfperceel
3.2
diepte (in m -mv.) 1,30 2,20 3,00 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 0,70 0,75 1,00 3,00 1,00 1,50
Laboratoriumonderzoek In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van de mengmonstersamenstelling en de uitgevoerde analyses. Tabel 3.2: Laboratoriumonderzoek Deellocatie Grond voormalig erfperceel
(Meng)monster (traject cm -mv)
Boringen
Analyses
MM bg (0-50) MM og (40-75)
303, 305, 307, 308, 311 en 312 Standaardpakket grond, organische stof en lutum 303, 305, 307, 308, 311 en 312 Standaardpakket grond, organische stof en lutum
Toelichting: 1) Standaardpakketten: grond: zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB som 7), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM), minerale olie (GC)
Omdat ter plaatse van de overige verdachte deellocaties geen bodemvreemde materialen of zintuiglijke verontreinigingen zijn waargenomen en omdat de dempingen waarschijnlijk zijn gedempt met gebiedseigen grond is laboratoriumonderzoek niet zinvol geacht.
blad 4 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
4 4.1
Onderzoeksresultaten lokale bodemopbouw en veldwaarnemingen De profielbeschrijvingen van de verrichte boringen met de bijbehorende veldwaarnemingen zijn opgenomen in bijlage 1. Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodemopbouw ter plaatse van de verdachte deellocaties ten zuiden van de Hoofdweg als volgt kan worden samengevat. 0,0 - 0,5 m -mv. : matig fijn zand, zwak tot sterk humeus 0,5 - 0,9 m -mv. : veen, zwak tot sterk zandig 0,9 - 1,5 m -mv. : matig fijn zand, zwak tot matig siltig Ten noorden van de Hoofdweg kan de bodemopbouw ter plaatse van de verdachte deellocaties als volgt worden samengevat. 0,0 - 0,5 m -mv. : matig fijn zand, zwak tot sterk humeus 0,5 - 1,0 m -mv. : sterk zandige leem 1,0 - 3,0 m -mv. : zwak zandige leem Ter plaatse van het voormalig erfperceel zijn in de bovengrond resten puin, glas en/of plastic aangetroffen. Ter plaatse van enkele gedempte kavelsloten en de gedempte Nijensleker Schipsloot zijn plaatselijk minimale hoeveelheden slib waargenomen.
4.2 4.2.1
Analyseresultaten Toetsingskader Grond en grondwater De getoetste analyseresultaten van de onderzochte grond- en grondwatermonsters zijn weergegeven in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. De analysecertificaten zijn toegevoegd in bijlage 8. De resultaten zijn conform het huidige overheidsbeleid getoetst aan de achtergrondwaarden (AW2000) uit de 'Regeling bodemkwaliteit' van 21 december 2007 en de 'Wijziging Regeling bodemkwaliteit' van respectievelijk 27 juni 2008 en 7 april 2009 en de streef- en interventiewaarden uit de 'Circulaire bodemsanering 2009' van 7 april 2009. De achtergrond- en interventiewaarden, die voor de grond afhankelijk zijn van het organisch stof- en lutumgehalte, en de streefwaarden zijn opgenomen in bijlage 5. Een toelichting op het toetsingskader is opgenomen in bijlage 6. In de tekst zal de term 'licht verhoogd' worden gebruikt bij gehalten hoger dan de achtergrond- of streefwaarden en lager dan de tussenwaarden. De term 'matig verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de tussenwaarden en lager dan de interventiewaarden. De term 'sterk verhoogd' wordt gebruikt bij gehalten hoger dan de interventiewaarden. Wanneer het gehalte van een parameter beneden de voorgeschreven rapportagegrens van de AS3000 ligt mag er, conform de 'Wijziging Regeling bodemkwaliteit' en de 'Circulaire bodemsanering 2009' voor de betreffende parameter van worden uitgegaan dat wordt voldaan aan de achtergrond- of streefwaarde. Voor somparameters geldt hetzelfde indien alle individuele componenten van die somparameter lager zijn dan de voorgeschreven rapportagegrens. Indien er voor één of meerdere individuele componenten een gemeten gehalte (zonder < teken) is of sprake is van verhoogde rapportagegrenzen, dan dient de berekende waarde te worden getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. blad 5 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Het verkregen toetsingsresultaat, op basis van een berekende somwaarde waarin voor één of meer individuele componenten is gerekend met een waarde van 0,7 maal de rapportagegrens, heeft geen verplichtend karakter. Er kan onderbouwd worden geconcludeerd dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft. Barium In de 'Circulaire bodemsanering 2009' van 7 april 2009 is aangegeven dat de norm voor barium tijdelijk is ingetrokken. Gebleken is namelijk dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 920 mg/kg d.s. (voor standaardbodem). Analyses op barium dienen wel nog te worden uitgevoerd, maar de resultaten hoeven dus niet meer getoetst te worden, tenzij een duidelijke antropogene bron aanwezig is.
4.3
Grond In tabel 4.1 zijn de parameters weergegeven, die de betreffende achtergrond-, tussen- of interventiewaarde overschrijden. Tabel: Overschrijding grond (Meng)monster (traject m -mv.)
Deelmonsters
MM bg (0,0 - 0,5)
303-1; 305-1; 307-1; 308-1; 311-1; 312-1 308-2; 311-2; 312-2
MM og (0,4 - 0,8)
Veldwaarneming
sporen/resten puin, glas, plastic geen
> achtergrondwaarde =< tussenwaarde (licht verontreinigd) PAK 10 van VROM)
Parameters > tussenwaarde =< interventiewaarde (matig verontreinigd) -
-
-
> interventiewaarde (sterk verontreinigd) -
blad 6 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
5
Conclusies Met het uitgevoerde bodemonderzoek is de bodemkwaliteit ter plaatse van de verdachte deellocaties vastgelegd. Uit het verrichte bodemonderzoek blijkt dat op de onderzochte verdachte locaties geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er, milieuhygiënisch gezien, geen belemmeringen voor de voorgenomen aanleg van het leidingtracé. Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Heerenveen, november 2011
blad 7 van 7
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 1: Profielbeschrijvingen en zintuiglijke waarnemingen
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
001
Boring:
0
0
weiland
20
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin Leem, zwak zandig, licht grijsgeel, geroerd
50
100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
002 0
0 1
30
50
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin Leem, sterk zandig, donkergrijs, geroerd
2
100
weiland
3
130 150
150
Leem, zwak zandig, grijs 4 200
200
Boring:
003
Boring: 0
0 1
30
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin Leem, sterk zandig, zwak humeus, donker bruingrijs, geroerd
50
220
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
0
weiland
20
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
004
0 1
Leem, sterk zandig, donker bruingrijs, geroerd
50
2
2
100
100 3
150
150
200
3
200
200 4
220
4
220
Zand, matig fijn, matig siltig, resten slib, donkergrijs
0
weiland
Leem, sterk zandig, resten slib, donkergrijs, geroerd
250 270
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtgrijs 300
300
Boring:
005
Boring: 0
0
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
1
0
006 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin 40
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht geelbruin
50 70
2 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, geroerd Leem, zwak zandig, lichtgrijs
130
Bijlage: 1
Pagina 1 / 16
90
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
100 130
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
011
Boring: 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
50
012 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, neutraalbruin, geroerd 50
50 70 90
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, neutraal grijsgeel, geroerd
65
Veen, sterk zandig, donkerbruin, geroerd
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, neutraal grijsgeel, geroerd
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsgeel 150
150
Boring:
Boring: 0
0
30
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, neutraalbruin Veen, sterk zandig, donkerbruin, geroerd
50
150
150
013
0
berm
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
014 0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, neutraalbruin Veen, sterk zandig, donkerbruin, geroerd
50
65
90
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, neutraal grijsgeel, geroerd
85
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsgeel, geroerd 150
150
Boring:
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, neutraal grijsgeel, geroerd
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraal grijsgeel
015 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin
50
50
70
Veen, sterk zandig, donkerbruin, geroerd Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, neutraal grijsgeel, geroerd
100
150
150
Bijlage: 1
120
100
Pagina 2 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
021
Boring: 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
022 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
40
50
70
150
150
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
50
Veen, zwak zandig, donkergrijs, geroerd
100
Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs
024 0
150
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak slibhoudend, resten veen, neutraal grijsgeel, geroerd
1
110
Zand, matig fijn, matig siltig, resten slib, donkergrijs
1 150
150
0
100
110
Veen, sterk zandig, resten veen, neutraalbruin, geroerd
100
Boring: 0
50
Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs 150
150
025 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, neutraalbruin, geroerd
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, resten veen, neutraal grijsgeel, geroerd 100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs 150
150
Bijlage: 1
70
150
023
0
Boring:
Veen, zwak zandig, neutraalbruin, geroerd Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs
100
Boring:
50
55
Pagina 3 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
031
Boring: 0
0
weiland Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, neutraalbruin, geroerd
032 0
0
30
40
Veen, zwak zandig, donkergrijs
50
100
150
150
Boring:
Boring: 0
30 45
50
90
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, neutraalbruin, geroerd Veen, zwak zandig, donkergrijs, geroerd
0
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
150
150
034 0
berm Veen, sterk zandig, donkergrijs, geroerd
45
50
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen slib, donkergrijs Zand, matig fijn, matig siltig, donkergrijs
100
150
90
100
150
033
0
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, neutraalbruin, geroerd, demping Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel
50
65
90
berm
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen slib, neutraal grijsgeel 80
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs
100
150
150
035 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs, geroerd
45
50
Veen, zwak zandig, donkergrijs 80
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs
100
150
150
Bijlage: 1
Pagina 4 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
041
0
Boring: 0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
50
042 0
0
30
Boring:
80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
150
150
Boring: 0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin
50
0
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
80
100
Boring:
150
044 0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
80
150
150
Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel
100
150
043
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, sporen slib, neutraal grijsgeel, geroerd
50
80
100
berm
150
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
150
045
0
0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
50 80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
150
Bijlage: 1
Pagina 5 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
051
Boring: 0
0
berm Veen, sterk zandig, donkerbruin
052 0
0
30
50
30
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen slib, licht grijsbruin, geroerd
1
50
50
80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
150
Boring:
Boring: 0
30 40
50 80
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Veen, zwak zandig, donkerbruin, geroerd
150
150
Veen, zwak zandig, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, licht grijsbruin, geroerd
150
054 0
30
berm Veen, zwak zandig, donkerbruin, geroerd Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, geroerd
50
Zand, matig fijn, matig siltig, resten veen, licht grijsbruin, geroerd Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
053
0
Boring:
80
berm
80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
150
055 0
0
berm Veen, sterk zandig, donkerbruin
30
50 70
100
100
Zand, matig fijn, matig siltig, sporen slib, lichtgrijs Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
150
150
Bijlage: 1
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, resten veen, donkerbruin, geroerd
Pagina 6 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
061
Boring: 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, geroerd
062 0
0
30
40
Veen, mineraalarm, donkerbruin
50
Boring:
80
Zand, matig fijn, matig siltig, licht geelgrijs
150
150
0
Boring:
30
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, licht grijsbruin, geroerd
50
0
Boring:
064 0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, licht grijsbruin, geroerd
50 80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
150
150
150
30
80
100
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
063 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, neutraal grijsgeel, geroerd
50
80
100
berm
90
100
150
Veen, mineraalarm, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, licht grijsgeel
150
065 0
0
30
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, licht grijsbruin, geroerd
50 80
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
100
150
150
Bijlage: 1
Pagina 7 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
071
0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, licht grijsgeel 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Boring:
Boring: 0
0
0
0
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 100
100
Boring: akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
50
0
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
074 0
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Boring:
150
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
075 0
0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Bijlage: 1
100
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
65
100
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
150
073 0
072
Pagina 8 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
081
0
50
Boring: 0
akker
25
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
55
Veen, mineraalarm, donkerbruin, droog
082
0
50
0
akker
25
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
55
Veen, mineraalarm, donkerbruin, droog
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Boring:
Boring: 0
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
083
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
0
084 0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
35 45
50 65
Veen, mineraalarm, donkerbruin
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Boring:
Veen, mineraalarm, donkerbruin
100
150
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
085 0
0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
35 50
50
Veen, mineraalarm, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsgeel 150
150
Bijlage: 1
Pagina 9 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
091
Boring: 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, opgehoogd
50
092 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, opgehoogd
50
55
55
Leem, sterk zandig, lichtgrijs
100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Boring:
30 50
50
100
100
Boring: 0
0
Leem, sterk zandig, lichtgrijs
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
093 berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, opgehoogd Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, geroerd
berm
0
50
094 0
berm
40
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin, opgehoogd
60
Leem, sterk zandig, lichtgrijs
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin Leem, sterk zandig, lichtgrijs
100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Boring:
100
150
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
095 0
0
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geroerd
50
50
60
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin Leem, sterk zandig, lichtgrijs
100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Bijlage: 1
Pagina 10 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
101
Boring: 0
0
30
50
60
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
102 0
0
30
50
60
Leem, sterk zandig, lichtgrijs 100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Boring: 0
30
berm Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
50
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
0
50
104 0
berm
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
55
65
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol Leem, sterk zandig, lichtgrijs
Leem, sterk zandig, lichtgrijs 100
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
100
100
Boring: 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
Leem, sterk zandig, lichtgrijs
150
103
berm
100
150
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
105
0
0
berm
25
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker grijsbruin Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
50 65
Leem, sterk zandig, lichtgrijs 100
100
Leem, zwak zandig, lichtgrijs
150
150
Bijlage: 1
Pagina 11 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
111
Boring: 0
0
30
50
60
85
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin
150
150
akker
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs
40
70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin
40
100
0
150
Boring:
85
Zand, zeer fijn, matig siltig, neutraal bruingeel Leem, sterk zandig, lichtgrijs, keileem zandig
150
114 0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs
40
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin
70
Zand, zeer fijn, sterk siltig, neutraal grijsgeel
50
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, keileem zandig
100 120
Leem, zwak zandig, lichtgrijs, keileem stug 150
150
Leem, zwak zandig, lichtgrijs, keileem stug
115 0
0
30 40
50 80
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs Zand, matig fijn, sterk siltig, licht bruingeel Leem, sterk zandig, lichtgrijs, keileem zandig Leem, zwak zandig, lichtgrijs, keileem stug
100
150
150
Bijlage: 1
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin
30
120
150
60
100
Zand, zeer fijn, matig siltig, neutraal bruingeel Leem, sterk zandig, lichtgrijs, keileem zandig
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donkergrijs
50
Boring: 0
50
0
0
150
113
0
112
Zand, zeer fijn, matig siltig, neutraal bruingeel Leem, sterk zandig, lichtgrijs, keileem zandig
100
Boring:
akker
Pagina 12 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
201
Boring:
0
0
weiland
15 25
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
50
50
75
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht bruingeel
202 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin 35
50
55
Leem, sterk zandig, grijsgeel, roest
70
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, keileem
Boring:
203
Boring: 0
0
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin
55 70
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht bruingeel
0
0
15
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
70
50
50
70
Boring: weiland
50
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, keileem
0
30
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, keileem
35
205
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht bruingeel
204
35
50
weiland
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, keileem
206 0
0 1
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
35
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, stenen
50
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, keileem
2 100
150
200
250
300
300
Boring:
207
Boring:
0 1
0
weiland
15
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin
30
2
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin
50 75
0
Pagina 13 / 16
Zand, matig fijn, matig siltig, grijsgeel
Schaal 1: 50
0
weiland
15
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel
50 70
Leem, zwak zandig, grijsgeel, keileem 100
Bijlage: 1
208
100
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
209
0
Boring: 0
weiland
15
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
50
50
Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgeel, geroerd
210
0
0
weiland
15
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
50
50
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest 100
100
Boring: 0
Boring: 0
weiland
25
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, geroerd
50
50
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, stugge keileem
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht
100
Boring:
212
0 1 2
0
weiland
25
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, geroerd
45
Leem, sterk zandig, grijsgeel, geroerd
70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, lichtbruin, geroerd
100
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, stugge keileem
50 3
Leem, zwak zandig, grijsgeel, roest, stugge keileem 100
100
100
211
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht
100
213
0
0
weiland
20
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd Leem, zwak zandig, grijsgeel
50
100
100
Bijlage: 1
Pagina 14 / 16
Schaal 1: 50
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
301
Boring: 0
0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin
302 0
0
30
75
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin Zand, matig fijn, matig siltig, grijsgeel
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, podzol
45
50
akker
50 65
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem 100
100
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem 150
150
Boring:
303
Boring: 0
0 1
30
50
55
100
100
Boring:
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, sporen glas, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
1 30
50
55
100
100
Pagina 15 / 16
0
0
60
Leem, zwak zandig, lichtgrijs, keileem 100
100
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, sporen glas, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol
0
306 0
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin
40
50 65
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem 100
Schaal 1: 50
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, geroerd
50
Boring: 0
304
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem
305
0
Bijlage: 1
akker
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, podzol Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs
getekend volgens NEN 5104
Projectnr. 237481 Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Boring:
307
Boring: 0
0 1
30
50
55 70
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, sporen glas, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin
308 0
0
Leem, zwak zandig, grijs, stugge keileem
50
50
2
100
65
309
Boring: 0
0
30
akker Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
50
100
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem
0
akker
310
0
30
65
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem 100
100
Boring: 0
akker
40
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, sporen glas, resten plastic, donkerbruin, geroerd
1 50
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem
2
65
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, iets podzol, geroerd Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem
Pagina 16 / 16
Schaal 1: 50
312
0
0
akker
40
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, sporen puin, sporen glas, resten plastic, donkerbruin, geroerd
1 50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht geelbruin, geroerd
2 75
Leem, zwak zandig, lichtgrijs, keileem 100
150
Bijlage: 1
100
100
311
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, iets podzol
50
65
Boring:
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, geroerd
150
150
Boring:
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, resten puin, sporen glas, donkerbruin, geroerd
1
Leem, sterk zandig, lichtgrijs, zandige keileem 100
akker
150
getekend volgens NEN 5104
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 2: Analyseresultaten grondmonsters met overschrijding toetsingswaarden
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Tabel 1: Analyseresultaten grond met overschrijding toetsingswaarden Monsternummer Boringnummer Diepte (cm-mv)
Eenheid
MM bg 303,305,307,308,311,312 0 - 50
MM og 308,311,312 40 - 75
ALGEMEEN Analysedatum Droge stof Lutumgehalte Organisch stofgehalte
(%) (% ds) (% ds)
METALEN Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
34 < 0,35 < 3,0 25 < 0,10 28 < 1,5 < 5,0 63
PAK Naftaleen Fenanthreen Anthraceen Fluorantheen Benzo(a)anthraceen Chryseen Benzo(k)fluorantheen Benzo(a)pyreen Benzo(g,h,i)peryleen Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen PAK 10 van VROM (0,7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,01 0,22 0,05 0,50 0,31 0,32 0,24 0,29 0,24 0,28 2,5
° ° ° ° ° ° ° ° ° ° +
< 0,01 0,02 < 0,01 0,04 0,02 0,03 0,02 0,02 0,02 0,02 0,21
° ° ° ° ° ° ° ° ° °
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (7) (som, 0.7 factor)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0012 < 0,001 0,0054
° ° ° ° ° ° °
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,0049
° ° ° ° ° ° °
OVERIGE (ORGANISCHE) VERBINDINGEN Minerale olie C10 - C12 Minerale olie C12 - C22 Minerale olie C22 - C30 Minerale olie C30 - C40 Minerale olie (totaal)
mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds mg/kg ds
14-10-2011 77,0 * 4,3 * 10
< 5,0 < 5,0 < 5,0 < 5,0 < 20
14-10-2011 80,5 * 3,9 * 5,9 < 20 < 0,35 < 3,0 < 10,0 < 0,10 13 < 1,5 < 5,0 21
° ° ° °
< 5,0 < 5,0 < 5,0 < 5,0 < 20
° ° ° °
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 3: Achtergrond-, tussen- en interventiewaarden grond
Projectnr.: 11191237481 november 2011, revisie 00 Bijlage 4, blad 1 van 2
Bodemonderzoek verdacht deellocaties op tracé toekomstig e aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Toetsingskader Circulaire bodemsanering 2009 grond 1) Gehalten in mg/kg d.s. Bij een gehalte van 10,0 % organisch-stof en een gehalte van 4,3 % lutum Barium 9) Cadmium Kobalt Koper Kwik (anorganisch) Kwik (organisch) Lood Molybdeen* Nikkel Zink
AW2000 2)
Toetsingskader VROM Tussenwaarde Interventiewaarde
38 1,5 14 78
5,5 36,5 75 14 1,6 220 96 27,5 240
306 10,6 68 124 28 3,1 401 190 41 401
0,2 0,2 0,2 0,45 0,25
0,65 16,1 55,1 8,7 43,1
1,1 32 110 17 86
Cyanide (complex) 8) Cyanide (vrij) Thiocyanaat
5,5 3 6
28 12 13
50 20 20
Totaal PAK (10 VROM) 4)
1,5
21
40
Minerale olie (GC) 5)
190
2595
5000
0,02
0,51
1
Benzeen* Tolueen* Ethylbenzeen* Xylenen (som)* 3) Styreen (vinylbenzeen)*
Som PCB's
6)
0,49 5 26 0,12
Asbest 7)
100
Bij een gehalte van 5,9 % organisch-stof en een gehalte van 3,9 % lutum Barium 9) Cadmium Kobalt Koper Kwik (anorganisch) Kwik (organisch) Lood Molybdeen* Nikkel Zink
AW2000 2)
Toetsingskader VROM Tussenwaarde Interventiewaarde
35 1,5 14 71
4,8 35 67 14 1,5 204 96 27 217
294 9,1 65 110 27 3 373 190 40 363
Benzeen* Tolueen* Ethylbenzeen* Xylenen (som)* 3) Styreen (vinylbenzeen)*
0,12 0,12 0,12 0,27 0,15
0,39 9,5 32,6 5,1 25,4
0,65 18,9 65 10 50,7
Cyanide (complex) 8) Cyanide (vrij) Thiocyanaat
5,5 3 6
28 12 13
50 20 20
Totaal PAK (10 VROM) 4)
1,5
21
40
112
1531
2950
0,012
0,31
0,6
Minerale olie (GC)
5)
Som PCB's 6) Asbest 7)
0,42 5 23 0,11
100
Milieu & Veiligheid
Versie 9.03
Projectnr.: 11191237481 november 2011, revisie 00 Bijlage 4, blad 2 van 2
Bodemonderzoek verdacht deellocaties op tracé toekomstig e aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek
Toetsingskader Circulaire bodemsanering 2009 Voetnoten 1) De AW2000-waarden en interventiewaarden voor zware metalen in grond/sediment zijn afhankelijk van het lutumgehalte (gewichtspercentage minerale delen < 2 µm) en/of het organische-stof gehalte (gewichtspercentage gloeiverlies betrokken op het totale drooggewicht van de grond). De AW2000 en interventiewaarden voor de organische verbindingen zijn alleen afhankelijk van het percentage organische stof. Er wordt gerekend met een minimum organisch-stof gehalte van 2% (10% voor PAK) en een maximum van 30%. Voor het lutumgehalte wordt gerekend met een minimum van 2%, en geldt er geen maximum. Het toetsingskader voor antimoon, molybdeen, cyaniden en asbest is niet afhankelijk van het organisch-stof- en/of lutumgehalte. Voor grondwater zijn de streef- en interventiewaarden voor zowel anorganische als organische verbindingen onafhankelijk gesteld van de grondsoort. Wel wordt sinds februari 2000 voor enkele metalen onderscheid gemaakt tussen diep en ondiep grondwater (grens arbitrair gesteld op 10 m -mv.) waarbij de streefwaarde wijzigt. De Achtergrondwaarden (AW2000) zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant nr. 247, 21 december 2007) en de Wijzigingen van de Regeling bodemkwaliteit van 27 juni 2008 (Staatscourant nr. 122) en 7 april 2009 (Staatscourant nr. 67). 2)
De streefwaarden grondwater en AW2000-waarden zijn voor een aantal stoffen lager dan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Dit betekent dat de streefwaarden of AW2000-waarden strenger zijn dan het niveau waarop betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De laboratoria moeten minimaal voldoen aan de vereiste rapportagegrens in AS3000. Het hanteren van een strengere rapportagegrens mag ook, mits de gehanteerde analysemethode voldoet aan AS3000. Bij het beoordelen van het meetresultaat '< rapportagegrens AS3000' mag de beoordelaar ervan uitgaandat de kwaliteit van het grondwater of de grond voldoet aan de streefwaarde of de AW2000. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder < teken), moet dit gehalte aan de streefwaarde of AW2000 voor grond worden getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens AS3000. Indien het laboratorium een waarde '< dan een verhoogde rapportagegrens' aangeeft (hoger dan de rapportagegrens AS3000), dan dient de betreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigt met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de streefwaarde grondwater of AW2000-waarde voor grond. Een dergelijke verhoogde rapportagegrens kan optreden bij de analyse van een zeer sterk verontreinigd monster of een monster met een afwijkende samenstelling. Het zo verkregen toetsingsresultaat heeft geen verplichtend karakter. De onderzoeker heeft de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet goed kan worden beoordeeld. De gegeven tabellen zijn een verkorte vorm van het volledige toetsingskader.
3)
Voor de samenstelling van de somparameters wordt verwezen naar bijlage N van de Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant nr. 247, 21 december 2007) ende Wijziging Regeling bodemkwaliteit (Staatscourant nr. 122, 27 juni 2008). Bij het berekenen van een somwaarde worden voor de individuele componenten de resultaten '< vereiste rapportagegrens AS3000' vermenigvuldigd met 0,7. Indien alle individuele waarden als onderdeel van de berekende waarde het resultaat '< vereiste rapportagegrens AS000' hebben, mag de beoordeelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van d egrond of het grondwater voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarde. Indien er voor een of meer individuele componenten een of meer gemeten gehalten (zonder < teken) zijn, dan dient de berekende waarde te worden getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Deze regel geldt ook als gemeten gehalten lager zijn dan de vereiste rapportagegrens. Het verkregen toetsingsresultaat, op basis van een berekende somwaarde waarin voor een of meer individuele componenten is gerekend met een waarde van 0,7 maal de rapportagegrens, heeft geen verplichtend karakter. De onderzoeker heeft de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft. Dit geldt bijvoorbeeld als bij een meting van PAK in het grondwater alleen naftaleen in een licht verhoogde concentratie is aangetoond en de overige PAK een waarde '< vereiste rapportagegrens AS3000' hebben. Voor die overige PAK worden dan relatief hoge gehalten berekend (door de vermenigvuldiging met 0,7), waarvan kan worden onderbouwd dat die gehalten niet in het grondwater aanwezig zullen zijn gezien de immobiliteit van de betreffende stoffen.
4)
Onder PAK (som van 10 VROM) wordt verstaan: de som van antraceen, benzo(a)antraceen, benzo(k)fluorantheen, benzo(a)pyreen, chryseen, fenantreen, fluoranteen, indeno(1,2,3,-cd)pyreen, naftaleen, benzo(ghi)peryleen. De somwaarde voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen in grond/sediment geldt voor de totale concentratie van de verbindingen uit de betreffende groep. Indien een verontreiniging slechts één verbinding betreft, geldt de waarde als interventiewaarde voor de betreffende verbinding. Bij twee of meer verbindingen geldt de waarde voor de som van deze verbindingen. Voor grond/sediment zijn effecten direct optelbaar (d.w.z. 1 mg stof A heeft evenveel effect als 1 mg stof B) en kan aan een somwaarde getoetst worden door optelling van de concentraties voor de betreffende verbinding (zie voor nadere informatie over additiviteit bijvoorbeeld Technische Commissie Bodembescherming (1989)). Bij organische-stof gehalten lager dan 10% is de AW2000 vastgesteld op 1,5 mg/kg d.s., de interventiewaarde is vastgesteld op 40 mg/kg d.s. Bij organische-stof gehalten groter dan 10% zijn de streef- en interventiewaarde wel afhankelijk (tot maximaal 30% organische stof, zie 1).
5)
Minerale olie heeft betrekking op de som van de (al dan niet) vertakte alkanen. Indien er sprake is van een verontreiniging met mengsels (bijvoorbeeld benzine of huisbrandolie) dan dient naast het alkaangehalte ook het gehalte aan aromatische en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen bepaald te worden. Met deze somparameter is om praktische redenen volstaan. Nadere toxicologische en chemische differentiatie worden bestudeerd.
6)
Onder som PCB wordt verstaan de som van PCB-28, PCB-52, PCB-101, PCB118, PCB 138, PCB 153 en PCB 180
7)
Gewogen norm (concentratie serpentijn asbest + 10 x de concentratie amfibool asbest)
8)
Het gehalte cyanide-complex is gelijk aan het gehalte cyanide totaal minus het cyanide vrij, bepaald conform NEN 6655. Indien geen cyanide vrij wordt verwacht, mag het gehalte cyanide complex gelijk worden gesteld aan het gehalte cyanide-totaal.
9)
De interventiewaarde voor barium in grond geldt alleen voor die situaties waarbij duidelijk sprake is van een antropogene bodemverontreiniging. Voor overige situaties zijn de normen voor barium tijdelijk buiten werking gesteld.
Grond * Achtergrondwaarde AW2000 is gebaseerd op de bepalingsgrens (intralaboratorium reproduceerbaarheid) omdat onvoldoende data beschikbaar zijn om een betrouwbare P95 (95 percentiel) af te leiden. Grondwater * Getalswaarde beneden detectielimiet/bepalingsondergrens of meetmethode ontbreekt
Milieu & Veiligheid
Versie 9.03
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 4: Toelichting op achtergrond -, tussen- en interventiewaarden
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Toelichting op achtergrond-, streef-, tussen- en interventiewaarden Hieronder wordt uitgebreider op de begrippen achtergrond-, streef-, tussen- en interventiewaarden en hun betekenis ingegaan. De achtergrondwaarden (AW2000) zijn landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit en geven de bovengrens aan voor wat in de dagelijkse praktijk 'schone grond' wordt genoemd. Deze achtergrondwaarden (bekend als AW2000) zijn vastgesteld op basis van gehalten zoals deze voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden. Dit omdat in dergelijke gronden geen belasting door lokale verontreinigingsbronnen aanwezig wordt geacht. De streefwaarde (S) geeft het concentratieniveau in grondwater aan waarboven wèl en waaronder géén sprake is van een aantoonbare verontreiniging. De interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in de grond, waterbodem of grondwater aan waarboven de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, in ernstige mate kunnen zijn verminderd. In het overheidsbeleid wordt gesproken van een geval van ernstige bodem-verontreiniging, indien de 3 gemiddelde concentratie aan één stof de interventiewaarde overschrijdt in tenminste 25 m grond/slib 3 of voor het grondwater in tenminste 100 m bodemvolume. Over de hoeveelheid grond/slib of grondwater waarop een eventuele overschrijding van de interventiewaarde zich voordoet kan in een eerste onderzoek meestal nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan. Daarom kunnen op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek dan ook geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het wel of niet ernstig zijn van het verontreinigingsgeval. Een geval van ernstige bodemverontreiniging kan zich ook voordoen zonder dat de interventiewaarden worden overschreden. Als een verontreiniging zich zodanig in een ander milieucompartiment (bijv. het grondwater) of objecten (bijv. consumptiegewassen) verspreidt dat daar schadelijke effecten kunnen optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ook als het bij puntbronnen van verontreinigingen (bijv. op grond van berekeningen) waarschijnlijk is dat zonder maatregelen op korte termijn (binnen maximaal enkele maanden) een verontreiniging van 3 genoemde 25 of 100 m bodemvolume kan optreden, is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De ernst en spoedeisendheid van het geval wordt vastgesteld in een nader onderzoek. Een nader onderzoek kan worden uitgevoerd als er een duidelijke indicatie bestaat dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In het overheidsbeleid wordt als criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek, afhankelijk van de omstandigheden, uitgegaan van een concentratie, voor respectievelijk grond en grondwater, die ligt boven het gemiddelde van respectievelijk de interventieen achtergrondwaarde (T-waarde = (AW2000+I)/2) voor grond en de interventie- en streefwaarde (Twaarde = (S+I)/2) voor grondwater. De achtergrond- en interventiewaarden van de stoffen in de grond zijn om uiteenlopende redenen gedeeltelijk afhankelijk gesteld van de samenstelling van de grond, nl. het gehalte lutum (bodemdeeltjes < 2 m) en/of het gehalte organisch stof (humus). In bijlage 4 zijn deze achtergrond- en interventiewaarden berekend aan de hand van geanalyseerde of geschatte gehalten organisch stof en lutum.
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 5: Analysecertificaat
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Postbus 24 8440 AA HEERENVEEN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer Rapport verificatie nummer
Blad 1 van 6
: Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek : 237481 : 11718158, versie nummer: 1 : Q8Z11CB4
Rotterdam, 17-10-2011
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 237481. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 6
Analyserapport
Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastrans 237481 - 1
11718158
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
77.0 <1 geen
80.5 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
10.0
5.9
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
4.3
3.9
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
34 <0.35 <3 25 <0.10 28 <1.5 <5 63
<20 <0.35 <3 <10 <0.10 13 <1.5 <5 21
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN <0.01 naftaleen mg/kgds S 0.22 fenantreen mg/kgds S 0.05 antraceen mg/kgds S 0.50 fluoranteen mg/kgds S 0.31 benzo(a)antraceen mg/kgds S 0.32 chryseen mg/kgds S 0.24 benzo(k)fluoranteen mg/kgds S 0.29 benzo(a)pyreen mg/kgds S 0.24 benzo(ghi)peryleen mg/kgds S 0.28 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S 2.5 pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 factor)
<0.01 0.02 <0.01 0.04 0.02 0.03 0.02 0.02 0.02 0.02 0.21
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds
001
S S S S
<1 <1 <1 <1
1)
Orderdatum 07-10-2011 Startdatum 07-10-2011 Rapportagedatum 17-10-2011
002
1)
<1 <1 <1 <1
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM bg MM bg
002
Grond (AS3000)
MM og MM og
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 6
Analyserapport
Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastrans 237481 - 1
11718158
Analyse
Eenheid
Q
001
PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
µg/kgds µg/kgds µg/kgds µg/kgds
S S S S
<1 1.2 <1 5.4
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
S
<5 <5 <5 <5 <20
1)
Orderdatum 07-10-2011 Startdatum 07-10-2011 Rapportagedatum 17-10-2011
002 <1 <1 <1 4.9
1)
<5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000 erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond (AS3000)
MM bg MM bg
002
Grond (AS3000)
MM og MM og
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 6
Analyserapport
Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastrans 237481 11718158
- 1
Orderdatum 07-10-2011 Startdatum 07-10-2011 Rapportagedatum 17-10-2011
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport
Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastrans 237481 11718158
- 1
Orderdatum 07-10-2011 Startdatum 07-10-2011 Rapportagedatum 17-10-2011
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof
Grond (AS3000)
gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, conform OVAM-methode CMA 2/II/A.1 Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3010-7
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 001 001 001 001 002
A0067381 Y0435695 Y0435697 Y0435704 Y0435705 Y3217415 Y0435694
06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011
06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011 06-10-2011
ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Oranjewoud Heerenveen T.F. de Vries Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 6 van 6
Analyserapport
Bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastrans 237481 11718158
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
002 002
Y0435702 Y3217416
06-10-2011 06-10-2011
06-10-2011 06-10-2011
ALC201 ALC201
Orderdatum 07-10-2011 Startdatum 07-10-2011 Rapportagedatum 17-10-2011
Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Bijlage 6: Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Kwaliteitsaspecten van het onderzoek, de toegepaste methoden en strategieën en betrouwbaarheid/garanties Betrouwbaarheid/garanties Bodemonderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren van al dan niet verdachte bodemlagen. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving handelt, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de verontreinigingssituatie af te geven op basis van de resultaten van een bodemonderzoek. Het vorenstaande betekent dat Oranjewoud op voorhand geen aansprakelijkheid accepteert ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Oranjewoud uitgevoerde bodemonderzoek neemt. In een voorkomend geval adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw aanspreekpunt binnen Oranjewoud. In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de voor het historisch onderzoek geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Voor het verkrijgen van historische informatie is Oranjewoud wel afhankelijk van deze bronnen, waardoor Oranjewoud niet kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de verzamelde historische informatie. Certificatie/accreditatie Ingenieursbureau Oranjewoud is gecertificeerd volgens NEN-ISO 9001. Ons bureau is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB-procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. is volgens dit SIKB-procescertificaat gecertificeerd en erkend. Eventuele afwijkingen van de beoordelingsrichtlijn zijn in onderhavig rapport vermeld. In het colofon staan de namen en parafen van de veldmedewerkers die de kritische functies binnen het veldwerk hebben uitgevoerd. De naleving van de kwaliteitseisen en -procedures wordt periodiek getoetst door interne auditors en externe auditors, onder toezicht van de Raad voor Accreditatie. De onderzochte locatie is niet in eigendom van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. of gerelateerde zusterbedrijven. De in het bodemonderzoek benodigde analyses van grond en grondwater laat Oranjewoud verrichten door een door de RvA geaccrediteerd laboratorium. Deze accreditatie garandeert dat bij de analyses consequent de juiste en vastgelegde procedures worden gehanteerd zodat de analyseresultaten een hoge betrouwbaarheid hebben. Voor de analyses geldt dat deze conform het Accreditatieschema(AS)3000 zijn uitgevoerd.
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Toepassing grond en asbest Het bodemonderzoek geeft inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het kader van het gebruik en/of de bestemming van de onderzochte locatie. Indien echter grond van de locatie wordt afgevoerd voor toepassing elders, volstaan de resultaten van het verrichte bodemonderzoek mogelijk niet. Afhankelijk van de omvang van de af te voeren partij(en) grond en de eisen die door de acceptant of het bevoegd gezag ter plaatse van de nieuwe toepassingslocatie worden gesteld (bijvoorbeeld aanwezigheid van een bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheerplan), dient de grond eventueel nog conform de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit te worden onderzocht. Met nadruk wordt vermeld dat onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem geen onderdeel uitmaakt van onderzoek dat door Oranjewoud volgens de NEN 5740 is uitgevoerd. Het voorliggende onderzoek doet derhalve geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem op de onderzochte locatie. Als tijdens het veldwerk in de bodem asbestverdachte materialen zijn opgemerkt, dan komt dit in de profielbeschrijvingen en de conclusies naar voren. Overigens wordt opgemerkt dat in de bodem aanwezig puin enig asbest kan bevatten. Specifiek onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem dient volgens de NEN 5707 ‘Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem’ (NNI, april 2003) te worden uitgevoerd.
Milieukundig bodemonderzoek verdachte deellocaties op tracé toekomstige aardgastransportleiding Eesveen-Nijensleek Projectnr. 11191-237481 10 november 2011 , revisie 00
Tekeningen
006 001
n je Ni sle ke rS ch s ip o lo t
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek voormalig insteek gedempte Nijensleker Schipsloot boring 0
7,5
DO 04-11-2011 NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S1
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE NIJENSLEKER SCHIPSLOOT Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S1.mxd
031
035
021
025
011
015
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S2
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NRS. 1, 2 EN 3 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S2.mxd
061 065
051
055
041
045
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S3
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NRS. 4, 5 EN 6 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S3.mxd
075
071
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S4
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NR. 7 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S4.mxd
085
081
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S5
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NR. 8 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S5.mxd
091
095 101
105
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5 D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S6
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NRS. 9 EN 10 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S6.mxd
111
115
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek gedempte kavelsloot boring 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S7
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN GEDEMPTE KAVELSLOOT NR. 11 Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S7.mxd
213 212 211 210 209 208
207 206
n je Ni
205
sle ke rS
204
ch s ip o lo
203
t 202 201
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek boring globale ligging voormalig kavelpad 0
15
D0
04-11-2011
NR
DATUM
30
45
60 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:1.000
237481-S8
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN VOORMALIG PAD Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S8.mxd
311 301
310 302 309 312 303 308
305 307
304
306
Legenda tracé aardgastransportleiding Eesveen - Nijensleek boring globale ligging voormalig erfperceel 0
7,5
D0
04-11-2011
NR
DATUM
15
22,5
30 Meters
DEFINITIEF
TDV WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
GET.
GIS SPECIALIST
VERMILION OIL & GAS NETHERLANDS B.V. T.F. DE VRIES PROJECTLEIDER
R.S. RAAP PROJECTOMSCHRIJVING
FORMAAT
A4 BLAD IN BLADEN
BODEMONDERZOEK VERDACHTE DEELLOCATIES TOEK. LEIDINGTRACÉ EESVEEN-NIJENSLEEK
1 IN 1 KAARTNUMMER
KAARTTITEL
SCHAAL
1:500
237481-S9
WIJZ.NR
D0
SITUATIE MET BORINGEN VOORMALIG ERFPERCEEL Top 25, 2009 © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
STATUS
DEFINITIEF R:\00235000\00237481\Bodem\ArcGis\mxd\237481-S9.mxd
BIJLAGE 8
GELUID
Rapport
DHV MD-AF20112158/MVI November 2011
MD-GR20120377 Openbaar
27 november 2012 - 18 -
Gaswinlocatie Eesveen geluidemissie/-immissie ten gevolge van de gaswinning en het transport van productiewater
industrielawaai
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. november 2011 definitief
Gaswinlocatie Eesveen geluidemissie/-immissie ten gevolge van de gaswinning en het transport van productiewater
industrielawaai dossier : BA5753-107-100 registratienummer : MD-AF20112158/MVI versie : 2 classificatie : Openbaar
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. november 2011 definitief © DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.
DHV B.V.
INHOUD
BLAD
1
INLEIDING
2
2
WETTELIJK KADER
3
3
BEDRIJFSSITUATIE EN GELUIDMODEL
4
4
REKENRESULTATEN EN TOETSING
6
5
VERKEERSAANTREKKENDE WERKING
7
6
COLOFON
8
BIJLAGEN 1 2
Geluidmodel; Grafische weergave Rekenresultaten en geluidcontouren
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -1-
DHV B.V.
1
INLEIDING
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V., statutair gevestigd te Amsterdam en verder te noemen Vermilion, is een onderdeel van het Canadese bedrijf Vermilion Energy Trust. Vermilion Energy Trust is actief met olie- en gaswinning in Canada, Australië, Frankrijk en, sinds mei 2004, in Nederland. De activiteiten in Nederland bestaan uit het winnen van aardgas in de provincies Friesland , Overijssel en Noord-Holland. Aangezien het zwaartepunt van de activiteiten in Nederland in de provincie Friesland ligt, is het kantoor van Vermilion eveneens in Friesland gevestigd, namelijk in Harlingen. In Overijssel gaat Vermilion de gaspunt Eesveen-1 (ESV-1) bedrijven midden op een kavel zuidelijk van Nijensleek aan De Wulpen. De locatie Eesveen is al in 1986 aangelegd, maar nog nooit in productie genomen. De gasproductie wordt geschat op rond de 200.000 m3 per dag. Het gas wordt met een (nog aan te leggen) buisleiding getransporteerd naar de locatie Nijensleek en vandaar verder naar de gasbehandelingsinstallatie te Garijp. De dichtstbijzijnde woningen (boerderijen) liggen op een afstand van 200 – 300 m. Gasvelden leveren na verloop van tijd minder aardgas en meer water uit de gashoudende laag. Dit water is bekend onder de naam ‘formatiewater’. Samen met sporen van het aardgascondensaat dat door condensvorming in de gaswinninginstallatie ontstaat, wordt een afvalwaterstroom gevormd welke aangeduid wordt als ‘productiewater’. Dit productiewater wordt opgevangen en, samen met per as aangevoerd productiewater van andere productielocaties in de regio, met een buisleiding afgevoerd naar de locatie Nijensleek. In verband met het voornemen de put ESV-1 in bedrijf te nemen dient op grond van artikel 2.1 van de Wet op de algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Ingevolge artikel 3.3, lid 4 van het Besluit omgevingsrecht is de Minister van Economische Zaken in deze bevoegd te beslissen op deze vergunningaanvraag. In verband met het aanvragen van deze vergunning is DHV verzocht de geluidsaspecten die het gevolg zijn van de aardgasproductie te beschrijven. Het rapport hiervan zal deel uit maken van de aanvraag. Dit rapport beschrijft een prognose van de geluidsaspecten die samenhangen met de gaswinning van ESV-1. De ligging van de locatie is weergegeven op de kaart in bijlage 1. Voor een nadere, gedetailleerde beschrijving van het proces wordt verwezen naar de aanvragen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het wettelijke kader voor geluidnormering. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de geluidproductie als gevolg van de gaswinning en het transport van productiewater in de representatieve bedrijfssituatie. Tevens wordt daarbij ingegaan op de verkeersaantrekkende werking. Samen vormen deze de beschrijving van het akoestische model op basis waarvan de geluidprognoses zijn berekend. In hoofdstuk 4 worden de rekenresultaten beschreven en vindt de toetsing aan de geluidnormering plaats. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de verkeersaantrekkende werking.
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -2-
DHV B.V.
2
WETTELIJK KADER
De mijnbouwlocatie Eesveen is een inrichting als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, waarvoor door de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 3.3, lid 4 van het besluit een vergunning zal verlenen. De geluidvoorschriften en met name de geluidgrenswaarden zullen worden gebaseerd op de “Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening”, 1998. Omdat de gemeente niet beschikt over een “industrielawaai-nota” zal hoofdstuk 4 van deze handreiking worden gehanteerd. Dit hoofdstuk geeft een richtwaarde voor de betreffende “landelijke omgeving” van 40 dB(A) etmaalwaarde. Dat is 40 dB(A) overdag, 35 dB(A) in de avond en 30 dB(A) in de nacht. Bij hogere achtergrondniveaus is het mogelijke een hogere grenswaarde te hanteren, maar daarvan is op de onderhavige locatie geen sprake.
In dit onderzoek is als primair uitgangspunt gehanteerd dat de gaswinning binnen de gegeven richtwaarden zal worden bedreven. Dus 40 dB(A) overdag, 35 dB(A) in de avond- en 30 dB(A) in de nachtperiode bij de nabijgelegen woningen.
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -3-
DHV B.V.
3
BEDRIJFSSITUATIE EN GELUIDMODEL
De put ESV-1 zal naar verwachting een productie hebben van 200.000 nm3 per dag. De put zal worden gechoked. De putdruk en de transportdruk zijn nog niet exact bekend, maar zullen hoogstens een marginale invloed hebben op de geluidemissie. De bronsterkte van de put wordt geprognosticeerd op 89 dB(A), gebaseerd op bevindingen in andere onderzoeken, Deze bronsterkte is inclusief het geluid dat de leidingen naar de afscheider afstralen en ook inclusief het geluid van de afscheider zelf. Zowel de put als de leiding maken continu dit geluid. De gastransportleiding ligt na de afscheider ondergronds. De meet- en regelapparatuur zal worden aangedreven met behulp van een hydrauliek-unit. In dit onderzoek is een hydrauliek-unit aangenomen met een bronsterkte van 85 dB(A) en een continue bedrijfsduur. Bij de gaswinning wordt glycol geïnjecteerd. Daartoe is naast de glycoltank een doseerunit geplaatst. De bronsterkte is 80 dB(A). Voor de bedrijfsduur is 100% van de dag-, avond- en nachtperiode aangenomen. Het bij de gaswinning meekomende productiewater wordt opgevangen in een (van twee) buffertanks van 40 m3. Van elders wordt ook productiewater aangevoerd met tankwagens. Dat zijn er in de representatieve situatie 10 per dag (in de dagperiode). De inhoud is ca. 30 m3 per tankwagen. De tankwagens lossen met hun eigen boordpomp in de buffertanks. Het lossen duurt ca. 1 uur per tankwagen. De bronsterkte van het lossen is 100 dB(A), ontleend aan metingen in andere onderzoeken. De inhoud van de buffertanks (2 x 40 m3) wordt weggepompt door een buisleiding naar de locatie Nijensleek. De pomp (regelbare capaciteit; max. 80 m3/h) is geplaatst in een container. De bronsterkte is geprognosticeerd op 87 dB(A) en de bedrijfsduur 8 uren in de dagperiode en 1 uur in de avondperiode. De snelheid van de tankwagens op het terrein is aangehouden op 5 km/h. De bronsterkte van de rijdende tankwagen is 105 dB(A). De locatie wordt incidenteel bezocht door een vrachtwagen voor het leveren van apparaten of grondstoffen (glycol). Het geluid daarvan past binnen de geschetste tankwagenbewegingen.
Tabel 1
broncode hydr pmp dos lossen ESV-1 rijlijn
Bronnen, bronsterkten en bedrijfsduren
omschrijving hydrauliek unit pomp afvoer productiewater doseerpomp glycol lossen productiewater winput Eesveen-1 tank-/vrachtwagen naar laad-/losplaats
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
bronsterkte dB(A) 85 87 80 100 88 105
hoogte m 2 2 2 1 2 0.75
bedrijfsduur [uren] dag avond nacht 12 4 8 8 1 -12 4 8 10 --12 4 8 10 per dag ---
9 november 2011, versie 2 -4-
DHV B.V.
Geluidmodel Met de hierboven geschetste bronnen en bedrijfsduren is een geluidmodel opgebouwd. Gebruik is gemaakt van het geluidberekeningsprogramma Geomilieu V1.91. In het model zijn ook rekenpunten bij de nabije woningen (boerderijen) opgenomen. Met dit model zijn de geluidberekeningen uitgevoerd. Het modelleren en berekenen is gedaan in overeenstemming met de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. In de bijlage 1 is dit model en de grafische weergave daarvan gepresenteerd. Hier ook de ligging van de rekenpunten bij de nabijgelegen woningen (boerderijen).
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -5-
DHV B.V.
4
REKENRESULTATEN EN TOETSING
Langtijdgemiddeld In de tabel 2 zijn de resultaten van de prognoseberekening gegeven. Berekeningen zijn uitgevoerd op een waarneemhoogte van 1.5 (dagperiode) en 5 meter (avond- en nachtperiode). De tabel is gesorteerd op de etmaalwaarde. De dagwaarden zijn hoger dan de avond- en nachtwaarden. Dat wordt veroorzaakt door het lossen van de tankwagens en de transportpomp voor het productiewater. Alle waarden zijn lager dan de richtwaarden van 40, 35 en 30 dB(A) in resp. de dag-, avond- en nachtperiode en zijn daarom vergunbaar. In de bijlage 2 zijn de complete berekeningsresultaten opgenomen. Daar ook een uitsplitsing naar bronnen van de hoogstbelaste woning 2. Tabel 2
rekenpunt woning2 wulpenhoev woning1
Langtijdgemiddeld geluidniveau LAr,LT bij de omliggende woningen
omschrijving Polderweg 2 De Wulpen 7 Polderweg 1
langtijdgemiddeld geluidniveau [dB(A)] dag avond nacht etmaal 36 30 30 40 37 29 29 39 31 25 24 34
Piekniveaus In de bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de mogelijk optredende piekniveaus (Lmax), zoals ze door het geluidmodel zijn berekend. In de dagperiode (rekenhoogte 1.5 m) worden deze piekniveaus bepaald door de tankautobeweging. Berekend is een passageniveau van ten hoogste 40 dB(A). Dit niveau is gebaseerd op de gehanteerde equivalente bronsterkte van 105 dB(A). De bijbehorende geluidpiek-bronsterkte is 5 dB(A) hoger, zodat de geluidpiek in de dagperiode maximaal 45 dB(A) kan zijn. Dat is een vergunbare waarde. In de avond- en nachtperiode zijn er geen relevante geluidpieken te verwachten.
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -6-
DHV B.V.
5
VERKEERSAANTREKKENDE WERKING
Voor het geluid van het verkeer van en naar de Eesveen-locatie is een apart geluidregiem van toepassing. Het is beschreven in de “Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer dd 29 februari 1996”. Binnen dat regiem mag het verkeer bij woningen in beginsel niet meer geluid maken dan 50 dB(A) in de dagperiode Uit berekeningen blijkt dat de 2 x 10 (heen en terug) tankautobewegingen over De Wulpen (alleen in de dagperiode) langs de Wulpenhoeve, bij de verwachte snelheid van 10 km/h een geluidbelasting veroorzaakt van ca 50 dB(A) op 15 m en 48 dB(A) op 20 m. De Wulpenhoeve ligt ca. 17 m van de weg af. Er wordt dus voldaan aan de grens van 50 dB(A). Bij de aansluiting van De Wulpen aan de Eesveenseweg/Hoofdweg ligt nog een woning op ca 30 m van de weg. Daar is het geluid van de verkeersaantrekkende werking zeker kleiner dan 50 dB(A). Zodra de tankwagens de Eesveenseweg/Hoofdweg zijn opgereden, maken ze deel uit van het “normale verkeersbeeld” en is er geen sprake meer van indirecte hinder door verkeersaantrekkende werking.
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -7-
DHV B.V.
6
COLOFON
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : : : :
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. Gaswinlocatie Eesveen BA5753-107-100 8 pagina's Jan de Jong Patrick Mol/ Jacques Hollander Jacques Hollander Arian Valk 9 november 2011
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
9 november 2011, versie 2 -8-
DHV B.V. Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (033) 468 20 00 F (033) 468 28 01 E
[email protected] www.dhv.nl
DHV B.V.
BIJLAGE 1
Geluidmodel; Grafische weergave
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
bijlage 1 -1-
schaal = 1 : 10000
538000
prognose nov 2011
400 m
9 nov 2011, 16:31
Overzicht
0m
537500
woning1
wulpenhoev woning2
537000
206000 Industrielawaai - IL, [gaswinning - prognose nov 2011] , Geomilieu V1.91
206500
207000
207500
208000
DHV BV Amersfoort
536500
prognose nov 2011
schaal = 1 : 2500
537500
9 nov 2011, 16:27
100 m
overzicht met rekenpunten
0m
537450
537400
woning1 537350
537300
wulpenhoev 537250
537200
woning2
206850 206900 206950 Industrielawaai - IL, [gaswinning - prognose nov 2011] , Geomilieu V1.91
207000
207050
207100
207150
207200
207250
207300
207350
207400
DHV BV Amersfoort
537150
prognose nov 2011
DHV BV Amersfoort
9 nov 2011, 16:34 modelplattegrond Bodemgebied Detail puntbron Mobiele bron Puntbron Toetspunt
537280
0m
20 m schaal = 1 : 500
537260
terrein
537240
put +
hydr
pmp
dos 537220
lossen
537200
e ut ro
ta
nk
537180
207040 Industrielawaai - IL, [gaswinning - prognose nov 2011] , Geomilieu V1.91
207060
207080
207100
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
Naam put + pmp hydr lossen dos
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. gaswinput incl. gasbehandeling (progn) pompgebouw (progn) hydrauliekunit (progn) tankwagen lossend productiewater (progn) doseerpomp glycol (progn)
Geomilieu V1.91
X 207086.49 207086.86 207081.26 207080.45 207080.99
Y 537237.94 537226.47 537232.71 537207.72 537221.48
Maaiveld 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00
Hoogte 2.00 2.00 2.00 1.00 2.00
Richt. 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00
Hoek 360.00 360.00 360.00 360.00 360.00
Lwr 31 40.00 55.00 20.00 50.00 24.00
Lwr 63 49.00 72.00 30.00 60.00 31.00
Lwr 125 58.00 75.00 40.00 75.00 40.00
Lwr 250 67.00 81.00 60.00 85.00 53.00
Lwr 500 82.00 83.00 75.00 96.00 70.00
Lwr 1k 85.00 77.00 83.00 96.00 74.00
Lwr 2k 80.00 72.00 79.00 92.00 78.00
9-11-2011 16:41:31
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
Naam put + pmp hydr lossen dos
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Lwr 4k 75.00 73.00 70.00 86.00 67.00
Lwr 8k 70.00 62.00 50.00 75.00 53.00
Geomilieu V1.91
Lwr Totaal 87.94 86.63 85.07 100.14 80.16
Groep
HDef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
Cb(D) 0.00 1.76 0.00 0.79 0.00
Cb(A) 0.00 6.02 0.00 -0.00
Cb(N) 0.00 -0.00 -0.00
9-11-2011 16:41:31
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL
Naam route tank
Omschr. route tankwagen (progn)
Geomilieu V1.91
ISO H 0.75
Aantal(D) 20
Aantal(A) --
Aantal(N) --
Gem.snelheid 5
Max.afst. 25.00
Lwr 31 60.00
Lwr 63 70.00
Lwr 125 85.00
Lwr 250 98.00
Lwr 500 102.00
Lwr 1k 98.00
Lwr 2k 93.00
Lwr 4k 88.00
9-11-2011 16:41:31
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Mobiele bron, voor rekenmethode Industrielawaai - IL
Naam route tank
Lwr 8k 80.00
Geomilieu V1.91
Lwr Totaal 104.99
9-11-2011 16:41:31
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
Naam terrein weg
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Omschr. verhad terrein verharde weg
Geomilieu V1.91
X-1 207023.17 207062.54
Y-1 537233.85 537189.05
Bf 0.10 0.00
9-11-2011 16:41:31
Modelgegevens Eesveen Model: Groep:
prognose nov 2011 gaswinning - Eesveen (hoofdgroep) Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Industrielawaai - IL
Naam wulpenhoev woning2 woning1
Omschr. De Wulpen 7 Polderweg 2 Polderweg 1
Geomilieu V1.91
X 206859.91 207261.78 207401.71
Y 537259.81 537165.30 537363.02
Maaiveld 0.00 0.00 0.00
Hoogte A 1.50 1.50 1.50
Hoogte B 5.00 5.00 5.00
Hoogte C ----
Hoogte D ----
Hoogte E ----
Hoogte F ----
9-11-2011 16:41:31
DHV B.V.
BIJLAGE 2
Rekenresultaten en geluidcontouren
Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V./Gaswinlocatie Eesveen MD-AF20112158/MVI Openbaar
bijlage 2 -1-
Rekenresultaten Gaswinning Eesveen immissie op de nabije woningen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel prognose nov 2011 LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Naam Toetspunt woning1_A woning1_B woning2_A woning2_B wulpenhoev_A
Omschrijving Polderweg 1 Polderweg 1 Polderweg 2 Polderweg 2 De Wulpen 7
wulpenhoev_B
De Wulpen 7
Hoogte 1.50 5.00 1.50 5.00 1.50
Dag 30.9 32.8 36.2 38.0 36.6
Avond 23.2 24.8 28.6 30.4 28.0
Nacht 22.9 24.4 28.3 29.9 27.6
Etmaal 32.9 34.4 38.3 39.9 37.6
Li 42.3 44.2 47.5 48.7 48.9
5.00
38.6
29.2
28.7
38.7
50.8
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
9-11-2011 16:05:05
Rekenresultaten Gaswinning Eesveen bronbijdragen op woning 2; h = 5 m Rapport: Model: LAeq bij Bron voor toetspunt: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel prognose nov 2011 woning2_B - Polderweg 2 (hoofdgroep) Nee
Naam Bron woning2_B put + lossen hydr dos pmp
Omschrijving Polderweg 2 gaswinput incl. gasbehandeling (progn) tankwagen lossend productiewater (progn) hydrauliekunit (progn) doseerpomp glycol (progn) pompgebouw (progn)
route tank
route tankwagen (progn)
Hoogte 5.00 2.00 1.00 2.00 2.00 2.00
Dag 38.0 27.7 36.8 24.9 19.7 24.2
Avond 30.4 27.7 -24.9 19.7 19.9
Nacht 29.9 27.7 -24.9 19.7 --
Etmaal 39.9 37.7 36.8 34.9 29.7 24.9
Li 48.7 30.8 41.0 28.0 22.9 29.0
0.75
22.5
--
--
22.5
47.7
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
9-11-2011 16:06:46
prognose nov 2011
schaal = 1 : 10000
538000
9 nov 2011, 15:51
400 m
etmaalwaardecontouren
0m
537800
30 30 537600 35
30 537400
woning1 45
45
45
wulpenhoev
40
537200
woning2 30
35
35
45
40 45
45 30
537000
35
536800
30 30
205600 205800 206000 Industrielawaai - IL, [gaswinning - prognose nov 2011] , Geomilieu V1.91
206200
206400
206600
206800
207000
207200
207400
207600
207800
208000
DHV BV Amersfoort
536600
prognose nov 2011
schaal = 1 : 10000
538000
9 nov 2011, 15:59
400 m
nachtcontouren
0m
537800
537600
537400
woning1
wulpenhoev 30
45
40
30
537200
woning2
45 35
537000
536800
205600 205800 206000 Industrielawaai - IL, [gaswinning - prognose nov 2011] , Geomilieu V1.91
206200
206400
206600
206800
207000
207200
207400
207600
207800
208000
DHV BV Amersfoort
536600