Behoort bij beschikking
BEM1404859
d.d.
01-12-2014
nr.(s)
ZK14000919
g em e e n t e S t e e n be r g en
Juridisch beleidsmedewerker Publiekszaken / vergunningen
-Concept-
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Molenstraat 131’, Kruisland A. C. Mientjes
-Concept-
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Molenstraat 131’, Kruisland A. C. Mientjes
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Plangebied Molenstraat 131’, Kruisland A. C. Mientjes SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek © SOB Research Heinenoord, maart 2014 ISBN/EAN: 978-94-6192-XXX-X Projectnummer: 2170-1402
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Onderzoeksgebied Molenstraat 131’, Kruisland Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Planontwikkeling Archeologisch onderzoek Opdrachtverlening Doel van het onderzoek Fasering Onderzoeksteam
3 3 3 3 4 4 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken Archeologisch Bureauonderzoek Archeologisch Verwachtingsmodel Veldonderzoek Rapportage
7 7 7 7 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Archeologisch Bureauonderzoek Geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens Archeologische gegevens Historische gegevens Verstoringen Luchtfoto’s Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologisch Verwachtingsmodel
9 9 12 13 18 18 19 20
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Resultaten veldonderzoek Inleiding Booronderzoek Geologische opbouw Archeologische indicatoeren
21 21 22 22 23
5. 5.1 5.2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting en conclusies Aanbevelingen
25 25 26
Literatuur
27
Verklarende woordenlijst
29
Bijlage 1:
Administratieve gegevens
31
Bijlage 2:
Archeologische en geologische tijdschaal
33
Bijlage 3:
Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003
35
Overzicht Boorgegevens
37
Bijlage 4
1
Bijlage 5:
SOB Research: Gegevens
43
2
1. Inleiding 1.1. Planontwikkeling Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening voor de bouw van een nieuwe loods met een omvang van circa 15 x 30 meter, ter plaatse van de Molenstraat 131 te Kruisland (Gemeente Steenbergen). Daarnaast is een aangrenzend perceel ten noordoosten van het plangebied, met een omvang van 30 x 80 meter, meegenomen in het onderzoek. Dit omdat hier in de toekomst mogelijk ook bouwplannen zullen worden gerealiseerd. Het totale onderzoeksgebied besloeg een oppervlakte van circa 0.29 hectare. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 450 m². Bij de realisatie van het huidige bouwplan zal een fundering worden aangebracht met circa 38 spanten, met een tussenliggende afstand van 5 meter, gefundeerd op een laag beton. Per spant zal daarvoor een ontgraving plaatsvinden met een omvang van circa 2 x 2 meter, tot een diepte van 1.5 meter beneden het maaiveld. Er worden geen heipalen aangebracht. 1 De totale oppervlakte van deze bodemverstoringen bedraagt circa 152 m²,
Afbeelding 1. De ligging van het onderzoeksgebied in Nederland (gemarkeerd met rode stip).
1.2 Archeologisch onderzoek Op de bestemmingsplankaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Kom Kruisland’ (20 juni 2013) wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met de dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie’ (www.ruimtelijkeplannen.nl). Dit betreft een ‘hoge indicatieve archeologische waarde’, die conform de Provinciale Indicatieve Archeologische Waardenkaart van toepassing is op het grootste deel van de bebouwde kom van Kruisland. Op basis van het vigerende archeologiebeleid van de Gemeente Steenbergen geldt binnen een dergelijke zone een onderzoeksverplichting wanneer er bodemverstoringen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.5 meter beneden het maaiveld (inclusief heiwerkzaamheden). Door de Gemeente Steenbergen is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningprocedure eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennende fase (IVO-Overig), moest worden uitgevoerd. Dit als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus).
1.3 Opdrachtverlening Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 19 juli 2013) heeft de heer W. L. M. Testers op 10 februari 2014 aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren. 1
Mondelinge mededeling opdrachtgever 3
Afbeelding 2. De ligging van het onderzoeksgebied (gemarkeerd met een rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart van Nederland. Bron: Topografische Dienst, Emmen [2014]. Schaal 1: 25.000.
1.4 Doel van het onderzoek Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was om de gespecificeerde archeologische verwachting voor deze locatie nader vast te stellen. Het doel van het booronderzoek (IVO-Overig) was om deze gespecificeerde archeologische verwachting nader te toetsen. Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de mate van verstoring ter plaatse van het onderzoeksgebied, het geologisch profiel, de daarmee samenhangende bewoningsmogelijkheden in het verleden, de diepteligging van mogelijk aanwezige archeologische horizonten, de kans op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen en de kans dat mogelijk aanwezige archeologische resten als gevolg van de met de planrealisatie samenhangende bodemverstoringen verloren kunnen gaan.
1.5 Fasering In eerste instantie is het Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd en is het daarop gebaseerde, gespecificeerde Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. 4
Vervolgens is op 26 februari 2014 het booronderzoek (IVO-Overig) uitgevoerd. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies en het daarop gebaseerde advies, zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
1.6 Onderzoeksteam Het onderzoek werd uitgevoerd door: A. C. Mientjes J. E. van den Bosch
bureauonderzoek, veldwerk, uitwerking gegevens en rapportage eindredactie en interne autorisatie
Afbeelding 3. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Ter plaatse van het zuidwestelijke deel van het onderzoeksgebied, tussen de twee bestaande loodsen, zal de nieuwe loods worden gerealiseerd. Ter plaatse van het noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied zullen in de toekomst mogelijk bouwplannen worden gerealiseerd. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2014]. Schaal 1: 2.000.
5
6
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Archeologisch Bureauonderzoek Het doel van het Archeologisch Bureauonderzoek was het verwerven van informatie, op basis van bestaande bronnen, over bekende of te verwachten archeologische waarden, ter plaatse - of in de omgeving - van het onderzoeksgebied, om op basis daarvan een gespecificeerde, archeologische verwachting (Archeologisch Verwachtingsmodel) vast te stellen. In het kader van de uitvoering van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn diverse archieven geraadpleegd, waaronder de archieven van NITG-TNO, de Topografische Dienst, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis2 en Dans Easy) en de Gemeente steenbergen. Daarnaast is er over het onderzoeksgebied en de directe omgeving nadere archeologische en historische informatie vergaard uit meerdere bronnen. Het Archeologisch Bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, protocol 4002 Bureauonderzoek.
2.2 Archeologisch Verwachtingsmodel Op basis van de bij het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie is het Archeologisch Verwachtingsmodel opgesteld. Dit betreft het opstellen van de gespecificeerde, archeologische verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom), in relatie met de geologische ondergrond (mogelijke diepteligging en context).
2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek Op basis van het hiertoe opgestelde Plan van Aanpak is ter plaatse van het onderzoeksgebied het booronderzoek (IVO-Overig, verkennend) uitgevoerd. Dit ter toetsing van het op basis van het bureauonderzoek opgestelde Archeologische Verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek. Door middel van boringen kan de aard en de mate van intactheid van de bodemopbouw worden bepaald. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse Tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse Tijd en de Middeleeuwen was er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning. Booronderzoek is geen valide methode voor het opsporen van archeologische vindplaatsen. Wel kan met een booronderzoek de stratigrafie en de dikte van mogelijk archeologisch interessante grondlagen globaal worden bepaald. Soms kunnen ook direct al archeologische indicatoren worden getraceerd. 2.3.2 Oppervlaktekartering Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten op het maaiveld. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen op geringe diepte beneden het maaiveld liggen (en er geen sprake is van aanzienlijke sedimentafzettingen op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral recent geploegde akkers lenen zich goed voor deze onderzoeksmethodiek.
7
Ter plaatse van het onderzoeksgebied was ten tijde van het veldonderzoek verharding (stelconplaten tussen de bestaande loodsen) en begroeiing (weiland) aanwezig. De uitvoering van een oppervlaktekartering was daarom niet mogelijk.
2.4 Rapportage Na het onderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Tevens is een advies opgesteld, op basis waarvan een beslissing kan worden genomen ten aanzien van de noodzaak tot een (eventueel) vervolgonderzoek of een planaanpassing. Ter afronding van het Archeologisch Bureauonderzoek en het Inventariserend Veldonderzoek is het nu voorliggende eindrapport opgesteld. De rapportage opgesteld is opgesteld in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4002 Bureauonderzoek en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek. Alle kaarten in het rapport zijn zuid (onder) - noord (boven) georiënteerd, of wanneer dat niet het geval is, voorzien van een noordpijl.
8
3. Archeologisch Bureauonderzoek 3.1 Geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens Het onderzoeksgebied ligt ter plaatse van een zone die niet op de Geologische Kaart van Nederland is gekarteerd. Voor het verkrijgen van inzicht in de bodemopbouw ter plaatse van het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan, is gebruik gemaakt van de Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Bergen op Zoom, de Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Oost Bergen op Zoom en van de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Willemstad (ter referentie). Een nadeel bij het gebruik van deze kaarten is de relatieve grofschaligheid; de informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie. Tevens is aanvullende informatie over de fysisch geografische karakteristieken ter plaatse - en in de directe omgeving - van het onderzoeksgebied ontleend aan eerder in de omgeving van het onderzoeksgebied uitgevoerd geologisch 2 en archeologisch onderzoek. 3 SOB Research hanteert voor dit gebied de klassieke nomenclatuur, zoals deze ook door de Rijks Geologische Dienst is gehanteerd bij het opstellen van de Geologische Kaart van Nederland. De door de Mulder et al. (2003) voorgestelde nieuwe lithostratigrafie biedt geen meerwaarde voor wat betreft de koppeling tussen archeologie en geologie. Integendeel, met name in het Holocene gebied gaat hierdoor de mogelijkheid voor een dergelijke koppeling volledig verloren. Daarnaast is er daarbij ook geen goede koppeling mogelijk tussen het reeds sinds 1950 uitgevoerde archeologisch en geologisch onderzoek en de voorgestelde nieuwe lithostratigrafische terminologie. Tevens ontbreken ook geologische kaarten, waarbij deze terminologie is gehanteerd, zodat een betrouwbare presentatie niet mogelijk is. Het is vanuit haar eigen kwaliteitsborging dat SOB Research, zeker voor wat betreft het Holocene deel van Nederland, de gangbare lithostratigrafie toepast en vooralsnog zal blijven toepassen. Voor een overzicht van de klassieke geologische nomenclatuur en de voorgestelde nieuwe terminologie wordt verwezen naar Bijlage 3. Ter plaatse van het onderzoeksgebied kan een bodemopbouw worden aangetroffen met: - dagzomende Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand), of - Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand), of - Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Hollandveen, op Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand). Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is het waarschijnlijk dat de Afzettingen van Duinkerke IIIb in deze regio hoofdzakelijk zijn afgezet tijdens de catastrofale overstromingen van de Sint-Elisabethsvloed in 1421. De Afzettingen van Duinkerke IIIb worden in deze regio voornamelijk gekenmerkt door sterk siltige, zwak zandige, grijze tot grijsblauwe, matig gerijpte klei, die plaatselijk roestvlekken, zandlagen en schelpresten bevat. Het Hollandveen bestaat hier uit donkerbruin tot zwart veen, met plantenresten en houtresten (oligotroof bosveen). De Afzettingen van de Formatie van Twente bestaan hoofdzakelijk uit matig fijne zandafzettingen, met een zwak siltige bijmenging, die hier zijn afgezet tijdens de laatste fase van de laatste IJstijd (het Weichselien). Omdat het onderzoeksgebied is gelegen ter plaatse van de overgangszone van het Noord-Brabantse dekzandlandschap, naar het zuidwestelijke deel van het zeekleigebied, kan de diepteligging van de top van de verschillende lithostratigrafische eenheden sterk variëren.
2 3
TNO-NITG, DINO-loket, 2014 Van den Bosch, 2006 en Jonge en Beckers, 2011 9
Afbeelding 4. De ligging van het onderzoeksgebied (gemarkeerd met een rode stip), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Oost Bergen op Zoom. Bron: Staring Centrum/ Stichting voor Bodemkartering (Stiboka). Schaal 1: 25.000.
Op de Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Oost Bergen op Zoom, wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met code kHn21 (zie Afbeelding 4). Dit betekent dat in het onderzoeksgebied ‘veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand’ (grondwatertrap VI) 4 kunnen worden aangetroffen. Dit betreft dekzandafzettingen. De toevoeging “k” houdt in dat er op de veldpodzolgronden een zavel- of kleidek aanwezig kan zijn, met een dikte van 0.15 - 0.4 meter. Dit zavel- of kleidek betreft de mogelijke aanwezige Afzettingen van Duinkerke IIIb (na circa 1200 na Chr.). Op de Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Bergen op Zoom, wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met de code 3L5 (zie Afbeelding 5). Dit betekent dat er ter plaatse van het onderzoeksgebied ‘dekzandruggen (+/ - oud bouwlanddek)’ kunnen worden aangetroffen. Plaatselijk kan het terrein zijn opgehoogd op opgespoten. Daarnaast wordt ten noorden van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met de code 2M35. Dit betekent dat daar een ‘vlakte met getijafzettingen’ kan worden verwacht. 4
Bij grondwatertrap VI ligt de gemiddelde hoogste grondwaterstand op een diepte van de 0.4 - 0.8 meter beneden het maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand dieper dan 1.2 meter beneden het maaiveld. 10
Afbeelding 5. De ligging van het onderzoeksgebied (gemarkeerd met een rode stip), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1: 50.000, Blad 49 Bergen op Zoom. Bron: Rijks Geologische Dienst. Schaal 1: 25.000.
Het beeld zoals dat naar voren komt uit de Bodemkaart en de Geomorfologische Kaart van Nederland, wordt op hoofdlijnen bevestigd door de gegevens van de in het DINO-loket gearchiveerde boringen. Dit betreft boringen die in het verleden zijn uitgevoerd in de omgeving van het onderzoeksgebied. In totaal zijn 6 van deze boringen geanalyseerd. Dit betreft Boring nr. B49E0103, B49E0150, B49E1093, B49E1094, B49E1178 en B49E1181. Ter plaatse van de boringen ten westen en ten zuidwesten van het onderzoeksgebied werd een bodemopbouw aangetroffen met Afzettingen van de Formatie van Twente (matig fijn dekzand), soms afgedekt door een sterk siltig en zandig kleidek, met een maximale dikte van circa 0.7 meter. Ter plaatse van de boringen ten noorden van het onderzoeksgebied werd een bodemopbouw aangetroffen met kleiige Afzettingen van Duinkerke IIIb, op zwartbruin Hollandveen, op Afzettingen van de Formatie van Twente.
11
Op basis van de beschikbare archiefinformatie ten aanzien van de geologie, geomorfologie en bodemopbouw kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het onderzoeksgebied hoogstwaarschijnlijk een bodemopbouw aanwezig is met een al dan niet aanwezige dunne horizont met (klei) Afzettingen van Duinkerke IIIb, op Afzettingen van de Formatie van Twente. Tevens bestaat er een gerede kans dat de natuurlijke afzettingen zijn afgedekt door een recent opgebracht, antropogeen ophoogpakket.
3.2 Archeologische gegevens Voor een overzicht van de reeds bestaande kennis ten aanzien van archeologische vindplaatsen ter plaatse - en in de omgeving - van het onderzoeksgebied is Archis2 geraadpleegd, de online archeologische databank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Op de bestemmingsplankaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Kom Kruisland’ (20 juni 2013) wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met de dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie’ (www.ruimtelijkeplannen.nl). Dit betreft een ‘hoge indicatieve archeologische waarde’, die conform de Provinciale Indicatieve Archeologische Waardenkaart op het grootste deel van de bebouwde kom van Kruisland van toepassing is.
Afbeelding 6. De ligging van in Archis2 geregistreerde onderzoeksmeldingen (blauw omkaderd) in de omgeving van het onderzoeksgebied (rood omkaderd). Bron: Archis2.
Ter plaatse van het onderzoeksgebied werd nog geen geregistreerd archeologisch onderzoek uitgevoerd. In de directe omgeving van het onderzoeksgebied (straal van circa 500 meter) zijn in het verleden wel een aantal geregistreerde archeologische onderzoeken uitgevoerd (zie Afbeelding 6). Waar deze onderzoeken tot resultaten hebben geleid is op de kaart van Archis2 een archeologische waarneming weergegeven (zie Afbeelding 7).
12
Afbeelding 7. De ligging van in Archis2 geregistreerde archeologische waarnemingen (geel gemarkeerd, genummerd) in de omgeving van het onderzoeksgebied (rood omkaderd). Bron: Archis2, 2013.
Op de kaart van Archis2 worden ter plaatse van het onderzoeksgebied geen geregistreerde archeologische monumenten of waarnemingen weergegeven. Wel worden op deze kaart in de omgeving van het onderzoeksgebied twee geregistreerde archeologische waarnemingen weergegeven (zie Afbeelding 7). Dit betreft: 1. 2.
Waarneming nr. 50.892. Hier werden bij een archeologisch booronderzoek venterglas, een slak, steenkool en baksteenfragmenten uit de Nieuwe Tijd C aangetroffen. Het vondstmateriaal kan in verband worden gebracht met bewoning binnen de bebouwde kom van Kruisland. Waarneming nr. 426.958. Hier werd bij een archeologisch booronderzoek roodbakkend geglazuurd aardewerk daterende uit de periode lopende vanaf de Late Middeleeuwen B tot en met de Nieuwe Tijd C aangetroffen.
3.3 Historische gegevens Het onderzoeksgebied ligt in het oostelijke deel van de bebouwde kom van Kruisland, aan de Molenstraat. Deze straat vormt de verbindingsweg tussen Kruisland naar en het ten oosten daarvan gelegen Oud Gastel. 5 De oudste schriftelijke vermelding van de plaats Kruisland houdt verband met de Kruislandse Polder die in 1487, op bevel van Engelbrecht II van Nassau, werd drooggelegd. Hoewel de nederzetting (stichting kerk en parochie), die in hetzelfde jaar in deze polder ontstond, in eerste instantie de naam Engelsdorp of Engelsberg droeg, kreeg deze relatief snel de naam van de polder, welke onder invloed van de destijds bijzondere sterke verering rond het Heilig Kruis in de regio de naam “(Heilig) Kruisland” droeg. Het oprichten van een schepenbank voor Kruisland werd reeds in de bedijkingsakte van 1487 in het vooruitzicht gesteld. Deze schepenbank trad voor het eerst op in 1491, en bestond uit een schout en zes schepenen. 5
Het verlengde van de Molenstraat naar Oud Gastel toe heet de Gastelseweg en vervolgens Kruislandseweg. 13
In 1497 werd Kruisland bestuurlijk afgescheiden van Steenbergen, hoewel circa een eeuw later (1583) de plaats weer onder de schepenbank van Steenbergen werd geplaatst. Bij de overstroming in 1682 werd het dorp grotendeels verwoest en vervolgens weer herbouwd. In het kader van de analyse van oude kaarten zijn onder andere de kaart van Nicolaas Jansen Visscher uit 1656 (Ducatus Brabantiae), de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832 en de Topografische kaarten uit 1830 - 1850, 1850 - 1864, 1870, 1895, 1901, 1910, 1937, 1950, 1968, 1980, 1988 en 1995 geraadpleegd. Op de kaart van Nicolaas Jansen Visscher uit 1656 (Ducatus Brabantiae) wordt de plaats Kruisland weergegeven, inclusief de Molenstraat die Kruisland naar het oosten toe met Oud Gastel verbond (zie Afbeelding 8). Deze kaart uit het midden van de 17de eeuw mist echter de noodzakelijke nauwkeurigheid om uitspraken te kunnen doen over de aanwezigheid van bebouwing ter plaatse van het onderzoeksgebied. Op de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832 (opgemaakt in 1824) wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied geen bebouwing weergegeven (zie Afbeelding 9). Ten zuiden van het onderzoeksgebied wordt de (voorganger van de) woning aan de Molenstraat 131 weergegeven, met een aangebouwd stalgedeelte. Ten noordenoosten van het onderzoeksgebied wordt op deze kaart een boerenerf met drie gebouwen weergegeven. Ook op de Topografische Kaart uit 1856 en 1870 wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied geen bebouwing weergegeven (zie Afbeelding 10 en 11). Tevens wordt de op de Kadastrale Kaart van 1811 - 1832 weergegeven bebouwing ten zuiden en noordoosten van het onderzoeksgebied, ongewijzigd weergegeven. Op de Topografische Kaart uit 1895 wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied nog steeds uitsluitend landbouwgrond weergegeven (zie Afbeelding 12). Wel was er toen een grotere stal aangelegd ten zuiden van de woning van de Molenstraat 131 en wordt het boerenerf met de drie gebouwen ten noordoosten van het onderzoeksgebied op deze kaart niet meer weergegeven. Op basis van de Topografische Kaart uit 1988 en 1995 kan worden geconcludeerd dat de loods ten noorden van het onderzoeksgebied in deze periode is gebouwd (kaarten niet afgebeeld in deze rapportage). De loods ten zuiden van het onderzoeksgebied moet na 1995 zijn gebouwd.
Afbeelding 8. De ligging van de plaats Kruisland, geprojecteerd op een uitsnede van de kaart van Nicolaas Jansen Visscher uit 1656 (Ducatus Brabantiae). De Molenstraat, die Kruisland naar het oosten toe met Oud Gastel verbindt, wordt op deze kaart al weergegeven. Bron: gemeentearchiefroosendaal.nl.
14
Afbeelding 9. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Kadastrale Kaart (Minuutplan) uit 1811 - 1832. Bron: watwaswaar.nl. Schaal 1: 2.000.
15
Afbeelding 10. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1856. Bron: watwaswaar.nl. Schaal 1: 5.000.
16
Afbeelding 11. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1870. Bron: watwaswaar.nl. Schaal 1: 5.000.
17
Afbeelding 12. De ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Topografische Kaart uit 1895. Bron: watwaswaar.nl. Schaal 1: 5.000.
3.4 Bodemverstoringen Volgens het kadaster (KLIC) zijn ter plaatse van het onderzoeksgebied geen kabels en leidingen aanwezig. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van bodemverstoringen binnen het onderzoeksgebied.
3.5 Luchtfoto’s In het kader van het onderzoek is een luchtfoto geraadpleegd uit 1989 (ROBAS fotonummer 49.117). Ten tijde van de opname was het onderzoeksgebied als landbouwgrond in gebruik, en was het deels bebouwd. Op deze luchtfoto zijn ter plaatse van het onderzoeksgebied geen duidelijk als zodanig te herkennen archeologische fenomenen zichtbaar.
18
3.6 Actueel Hoogtebestand Nederland In het kader van het onderzoek is het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geraadpleegd (zie Afbeelding 13). De oranje en gele zones betreffen de hoger gelegen zones. Deze hoger gelegen zones betreffen bebouwing en de dekzandruggen, waarop ook de bebouwde kom van Kruisland is gelegen. De groene en blauwe zones betreffen de lager gelegen zones. Dit betreft hoofdzakelijk de zones ten noorden en westen van Kruisland, waar dagzomende Holocene afzettingen aanwezig zijn (Afzettingen van Duinkerke IIIb, mogelijk op Hollandveen). Het maaiveld ter plaatse van het onderzoeksgebied ligt op een hoogte van circa 0.4 - 0.7 meter +NAP. Dit komt overeen met de maaiveldhoogtes in en net buiten de bebouwde kom van Kruisland. Ter plaatse van de hoogste delen van de dekzandrug, met name ten zuiden en ten oosten van Kruisland, ligt het maaiveld op een hoogte van 1.0 - 1.8 meter =NAP.
Afbeelding 13. De ligging van het onderzoeksgebied (rode stip), geprojecteerd op een uitsnede van het Actueel Hoogtebestand (AHN). © AHN - www.ahn.nl. Schaal 1: 25.000.
19
3.7 Archeologisch Verwachtingsmodel Ter plaatse van het onderzoeksgebied kan een bodemopbouw worden verwacht met dekzand, mogelijk afgedekt door een dunne horizont met kleiige Afzettingen van Duinkerke IIIb. Tevens is het waarschijnlijk dat de natuurlijke afzettingen hier zijn afgedekt door een recent opgebracht antropogeen ophooglaag. Op en in de top van de Afzettingen van Duinkerke IIIb (indien aanwezig) kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit de Nieuwe Tijd. In relatie hiermee dient ook met het historische gegeven rekening te worden gehouden dat de polder rondom Kruisland in 1487 is drooggelegd. Op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Twente (het dekzand) kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit de periode van het Laat Paleolithicum t/m de Nieuwe Tijd, indien het dekzand dagzomend aanwezig is. Indien de Pleistocene afzettingen worden afgedekt door de Afzettingen van Duinkerke IIIb kunnen in de top van het dekzand archeologische resten worden aangetroffen uit de periode van het Laat Paleolithicum t/m de Late Middeleeuwen. Uitgaande van de beschikbare historische gegevens (oude kaartmateriaal) bestaat er een lage verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de Nieuwe Tijd. Voor archeologische vindplaatsen geldt dat vrijwel alle complextypen uit voornoemde perioden zouden kunnen worden verwacht. Het zou hier immers kunnen gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om akker- en/ of weidegebieden, infrastructuur, enz. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische resten is op dit moment nog niet bekend. In hoeverre het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog intact aanwezig is, is niet bekend. Dit geldt ook voor de invloed van post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief.
20
4. Resultaten veldonderzoek 4.1 Inleiding Het onderzoeksgebied ligt aan de oostelijke rand van de bebouwde kom van Kruisland, ter plaatse van de Molenstraat 131. Het maaiveld lag binnen het onderzoeksgebied op een hoogte van circa 0.4 - 0.7 meter +NAP. De locatie van de boringen is ingemeten met gebruikmaking van een GPS (GeoExplorer CE/ Geo XT). Dit systeem heeft een nauwkeurigheid van +/- 3 centimeter. De hoogteligging van het maaiveld werd ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Het AHN heeft een onnauwkeurigheid van 6 tot 10 centimeter.
Afbeelding 14. De locatie van de boorpunten van het IVO-Overig (in blauw), geprojecteerd op een uitsnede van de GBKN. Het onderzoeksgebied is rood omkaderd. Bron GBKN: Topografische Dienst Kadaster, Emmen [2013]. Schaal 1: 1.000.
21
4.2 Booronderzoek Binnen het onderzoeksgebied zijn in totaal 8 boringen uitgevoerd in een boorgrid met een zo regelmatig mogelijke spreiding binnen het onderzoeksgebied (zie Afbeelding 14). Drie boringen (Boring nr. 1 t/m 3) zijn uitgevoerd ter plaatse van de nieuw geplande loods met een omvang van 15 x 30 meter (het plangebied), waarvan twee boringen Boring nr. 1 en 3) net buiten het plangebied zijn uitgevoerd. Dit vanwege de aanwezigheid van oppervlakteverharding (stelconplaten) ter plaatse van het plangebied. Vijf boringen (Boring nr. 4 t/m 8) zijn uitgevoerd ter plaatse van het aangrenzende perceel, waar in de toekomst mogelijk nieuwe bouwplannen zullen worden gerealiseerd. Bij iedere afzonderlijke boring zijn de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen ten opzichte van het maaiveld ingemeten. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 10 centimeter, tot een diepte van circa 0.7 meter beneden het maaiveld. De boringen zijn vervolgens verder verdiept met een gutsboor met een diameter van 3 centimeter, tot een diepte van 2.0 meter beneden het maaiveld. 6 Bij iedere afzonderlijke boring zijn de in de boring te onderscheiden antropogene horizonten en geologische afzettingen ingemeten ten opzichte van het maaiveld.
4.3 Geologische opbouw Ter plaatse van het onderzoeksgebied is en bodemopbouw aangetroffen met een verstoorde en/ of (sub-)recent opgebrachte laag, op grijs(bruin), matig/ sterk lemig, matig fijn zand, op witgrijs, matig lemig, matig fijn zand met leemlaagjes (zie Afbeelding 15). De onderste bodemlaag met witgrijs, matig lemig, matig fijn zand met leemlaagjes, roestvlekken en humeuze bandjes, betreft het dekzand (de C-horizont). Ter plaatse van een aantal boringen werd in de top van de C-horizont enige bioturbatie waargenomen. Ter plaatse van Boring nr. 5 t/m 8 werd op het dekzand een grijs, licht grijsbruin of bruingrijs, matig/ sterk lemig pakket, met matig fijn zand aangetroffen. Anders dan bij de onderliggende witgrijze C-horizont was de lemigheid relatief homogeen door deze laag verspreid en kwamen veelvuldig roestvlekken voor. Dit zandpakket werd aangetroffen tot een gemiddelde diepte van circa 1 meter beneden het maaiveld. Waarschijnlijk moet dit zandpakket worden beschouwd als een restant van de B-horizont (veldpodzol) van het dekzand. De top van het dekzand werd aangetroffen op een diepte van circa 0.45 - 1.52 meter beneden het maaiveld (circa 0.15 meter +NAP - 0.92 meter –NAP). 7 Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 8 werd het dekzand afgedekt door een verstoord, (sub-)recent opgebracht, heterogeen zandpakket, met donkerbruine zandbrokken en baksteenpuin (rode baksteen).
6
Boring nr. 3 kon slechts tot een diepte van 0.8 meter beneden het maaiveld worden uitgevoerd. De ondergrond ter plaatse van deze boring was ondoordringbaar vanaf een diepte van 0.8 meter beneden het maaiveld, vanwege de aanwezigheid van zeer grof zand. 7 De diepte van de top van het dekzand (C-horizont) ter plaatse van de individuele boringen is weergegeven in onderstaande tabel (beneden maaiveld en t.o.v. het NAP): Boring nr. 1 2 3 4 5 6 7 8
Beneden maaiveld 0.70 meter 1.52 meter 0.45 meter 0.60 meter 1.05 meter 1.12 meter 0.97 meter 0.98 meter
NAP 0.10 meter –NAP 0.92 meter –NAP 0.15 meter +NAP 0.00 meter +NAP 0.65 meter –NAP 0.62 meter –NAP 0.37 Meter –NAP 0.58 meter –NAP
22
Ter plaatse van Boring nr. 2 werd deze verstoorde, (sub-)recente laag aangetroffen tot een diepte van 1.52 meter beneden het maaiveld. Deze boring werd uitgevoerd ter plaatse van de locatie waar de nieuwe loods zal worden gerealiseerd (het plangebied). Volgens de opdrachtgever (pers. com.) is de bodem in deze zone reeds geroerd bij de aanleg van de bestaande loodsen, direct ten zuiden en ten noorden van het plangebied, bij het aanbrengen van de aanwezige oppervlakteverharding met stelconplaten. Ter plaatse van de overige boringen had deze verstoorde laag een dikte van 0.65 meter. Alleen ter plaatse van Boring nr. 3 was deze laag iets dunner (0.45 meter). Daarnaast is ter plaatse van Boring nr. 6 en 7, op een diepte van 0.15 - 0.5 meter beneden het maaiveld, tevens een donkergrijze matig zandige, en heterogene kleilaag aangetroffen. Ook deze kleilaag kan worden geïnterpreteerd als (sub-)recent verstoorde en/ of opgebrachte laag. Ter plaatse van alle boringen was sprake van een scherpe overgang van de top van het dekzand naar de bovenliggende, verstoorde horizont.
Afbeelding 15. Grafische weergave van Boring nr. 1 t/m 8. Legenda: groen: zwart: donkergrijs: lichtgrijs: rood: geel:
Graszode Klinkers/ bestrating klei, Opgebracht, (sub-)recent zand, Opgebracht, (sub-)recent sterk/ matig lemig zand, Afzettingen van de Formatie van Twente zand met leemlaagjes, Afzettingen van de Formatie van Twente
4.4 Archeologische indicatoren Tijdens het booronderzoek zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Het enige vondstmateriaal betrof puinspikkels en puinbrokjes (rode en oranje baksteen) in de bovenste (sub)recent opgebrachte en/ of verstoorde lagen.
23
24
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Samenvatting en conclusies Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening voor de bouw van een nieuwe loods met een omvang van circa 15 x 30 meter, ter plaatse van de Molenstraat 131 te Kruisland (Gemeente Steenbergen). Daarnaast is een aangrenzend perceel ten noordoosten van het plangebied, met een omvang van 30 x 80 meter, meegenomen in het onderzoek. Dit omdat hier in de toekomst mogelijk ook bouwplannen zullen worden gerealiseerd. Het totale onderzoeksgebied besloeg een oppervlakte van circa 0.29 hectare. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 450 m². Bij de realisatie van het huidige bouwplan zal een fundering worden aangebracht met circa 38 spanten, met een tussenliggende afstand van 5 meter, gefundeerd op een laag beton. Per spant zal daarvoor een ontgraving plaatsvinden met een omvang van circa 2 x 2 meter, tot een diepte van 1.5 meter beneden het maaiveld. Er worden geen heipalen aangebracht. 8 De totale oppervlakte van deze bodemverstoringen bedraagt circa 152 m², Op de bestemmingsplankaart van het vigerende ‘Bestemmingsplan Kom Kruisland’ (20 juni 2013) wordt ter plaatse van het onderzoeksgebied een zone weergegeven met de dubbelbestemming ‘Waarde - archeologie’ (www.ruimtelijkeplannen.nl). Dit betreft een ‘hoge indicatieve archeologische waarde’, die conform de Provinciale Indicatieve Archeologische Waardenkaart van toepassing is op het grootste deel van de bebouwde kom van Kruisland. Op basis van het vigerende archeologiebeleid van de Gemeente Steenbergen geldt binnen een dergelijke zone een onderzoeksverplichting wanneer er bodemverstoringen worden voorzien met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.5 meter beneden het maaiveld (inclusief heiwerkzaamheden). Door de Gemeente Steenbergen is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningprocedure eerst een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen, verkennende fase (IVO-Overig), moest worden uitgevoerd. Dit als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus). Op basis van het door SOB Research opgestelde Plan van Aanpak (d.d. 19 juli 2013) heeft de heer W. L. M. Testers op 10 februari 2014 aan SOB Research opdracht verleend om het archeologisch onderzoek uit te voeren. In het kader van het Archeologisch Bureauonderzoek zijn verschillende archieven geraadpleegd om inzicht te verkrijgen in de bestaande geologische, archeologische en historische informatie. In het kader van het booronderzoek (IVO-Overig), dat plaatsvond op 26 februari 2013, zijn in het onderzoeksgebied 8 boringen uitgevoerd tot een diepte van 2 meter beneden het maaiveld. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek is geconcludeerd dat op en in de top van de Afzettingen van de Formatie van Twente (het dekzand) archeologische resten kunnen worden aangetroffen uit de periode van het Laat Paleolithicum t/m de Nieuwe Tijd. Voor archeologische vindplaatsen geldt dat vrijwel alle complextypen uit voornoemde perioden zouden kunnen worden verwacht. Het zou hier immers kunnen gaan om nederzettingsterreinen, activiteitenzones, grafvelden, maar ook om akker- en/ of weidegebieden, infrastructuur, enz. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische resten is op dit moment nog niet bekend. Op basis van de resultaten van het booronderzoek (IVO-Overig) is geconcludeerd dat ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een bodemopbouw met een verstoorde en/ of (sub-)recent opgebrachte laag, op Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand). De onderste bodemlaag met witgrijs, matig lemig, matig fijn zand met leemlaagjes, roestvlekken en humeuze bandjes, betreft het dekzand (de C-horizont). Ter plaatse van een aantal boringen werd in de top van de C-horizont enige bioturbatie waargenomen. De top van het dekzand werd aangetroffen op een diepte van circa 0.45 1.52 meter beneden het maaiveld (circa 0.15 meter +NAP - 0.92 meter –NAP). 8
Mondelinge mededeling opdrachtgever 25
Ter plaatse van Boring nr. 5 t/m 8 werd op het dekzand een grijs, licht grijsbruin of bruingrijs, matig/ sterk lemig pakket, met matig fijn zand aangetroffen. Anders dan bij de onderliggende witgrijze Chorizont was de lemigheid relatief homogeen door deze laag verspreid en kwamen veelvuldig roestvlekken voor. Dit zandpakket werd aangetroffen op een diepte van circa 0.65 - 1.0/ 1.1 meter beneden het maaiveld. Waarschijnlijk moet dit zandpakket worden beschouwd als een restant van de B-horizont (veldpodzol) van het dekzand. Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 8 werd het dekzand afgedekt door een verstoord, (sub-)recent opgebracht, heterogeen zandpakket, met donkerbruine zandbrokken en baksteenpuin (rode baksteen). Ter plaatse van Boring nr. 2 werd deze verstoorde, (sub-)recente laag aangetroffen tot een diepte van 1.52 meter beneden het maaiveld. Deze boring werd uitgevoerd ter plaatse van de locatie waar de nieuwe loods zal worden gerealiseerd (het plangebied). Volgens de opdrachtgever (pers. com.) is de bodem in deze zone reeds geroerd bij de aanleg van de bestaande loodsen, direct ten zuiden en ten noorden van het plangebied, bij het aanbrengen van de aanwezige oppervlakteverharding met stelconplaten. Ter plaatse van de overige boringen had deze verstoorde laag een dikte van 0.65 meter. Alleen ter plaatse van Boring nr. 3 was deze laag iets dunner (0.45 meter). Tijdens het booronderzoek zijn geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Het enige vondstmateriaal betrof puinspikkels en puinbrokjes (rode en oranje baksteen) in de bovenste (sub)recent opgebrachte en verstoorde lagen. Op basis van de onderzoeksresultaten van zowel het Archeologisch Bureauonderzoek als het booronderzoek (IVO-Overig) kan worden geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een lage verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van intacte archeologische vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Ter plaatse van Boring nr. 1 t/m 3 is alleen de verstoorde C-horizont van het dekzand aangetroffen, waaruit kan worden afgeleid dat de oorspronkelijke bodem met een veldpodzol geheel is verstoord. Juist ter plaatse van de locatie waar de nieuwe loods, met een omvang van 15 x 30 meter zal worden aangelegd (Boring nr. 2), bleek de bodem diepgaand te zijn verstoord, tot een diepte van 1.52 meter beneden het maaiveld. Ter plaatse van het noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied, waar mogelijk in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd, is sprake van een middelhoge kans voor wat betreft de aanwezigheid van intacte archeologische vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Het dekzand is hier minder verstoord dan ter plaatse van het plangebied en mogelijk is hier nog een deel van de veldpodzol aanwezig, vanaf een diepte van 0.65 meter beneden het maaiveld.
5.2 Aanbevelingen Ter plaatse van het plangebied zal een nieuwe loods worden gebouwd, met een omvang van circa 15 x 30 meter. Daarbij worden bodemverstoringen voorzien met een oppervlakte van circa 152 m² en tot een diepte van 1.5 meter beneden het maaiveld. Gezien de diepte en de omvang van de hier al aanwezige bodemverstoringen wordt geadviseerd om af te zien van archeologisch vervolgonderzoek. Ter plaatse van het aangrenzende perceel ten noordoosten van het plangebied, met een omvang van 30 x 80 meter, zullen in de toekomst mogelijk ook bouwplannen worden gerealiseerd. Omdat daar sprake is van een meer intacte bodemopbouw en een middelhoge kans voor wat betreft de aanwezigheid van intacte archeologische vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen, wordt geadviseerd om daar bij verdere planontwikkeling archeologisch vervolgonderzoek te doen uitvoeren. Dit alleen wanneer er bodemverstoringen worden voorzien tot een diepte van meer dan 0.6 meter beneden het maaiveld en wanneer er ook sprake zal zijn van een significante omvang van dergelijke diepere bodemverstoringen.
26
Literatuur -
Berendsen, H. J. A.: Landschappelijk Nederland; Assen: 1997
-
Berendsen, H. J. A.: De vorming van het land; Assen: 2004
-
Borsboom, A. en P. Verhagen: Inventariserend Veldonderzoek, Deel: Proefsleuvenonderzoek (IVO-P); ACVU-HBS, Amsterdam: 2009
-
Bosch, J. E. van den: Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Bouwlocatie Roosendaalseweg 92, Kruisland; SOB Research, Heinenoord: 2006
-
College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK): Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1; Zoetermeer: 2002
-
Jonge, N. de en I. S. J. Beckers: Graaf Engelbrechtstraat 14 in Kruisland, Gemeente Steenbergen. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek; ADC Rapport 2844; Amersfoort: 2011
-
Mulder, E. F. J. de, M. C. Geluk, I. L. Ritsema, W. E. Westerhof en T. E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
-
Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA), versie 1.0 (www.noaa.nl): 2013
-
Provincie Noord-Brabant: Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Brabant; Provincie Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch: 2010
-`
Rijks Geologische Dienst: Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Willemstad 43 Oost; TGD, Haarlem: 1967
-
Rijks Geologische Dienst: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1: 50.000, Blad Willemstad Oost (43 O); RGD, Haarlem: 1971
-
Rijks Geologische Dienst: Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1: 50.000. Kaartblad 49 Bergen op Zoom; RGD, Haarlem: 1980
-
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Archeologisch Informatie Systeem (Archis2); RCE, Amersfoort, 2013
-
Robas Producties: Historische Atlas Noord-Brabant, Chromotopografische Kaart des Rijks 1: 25.000; Landsmeer: 1989
-
Robas Producties/ Topografische Dienst: Foto-atlas Noord-Brabant; Den Ilp: 1990
-
SIKB/ CCvD Archeologie): Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2; SIKB/ CCvD Archeologie, Gouda: 2010
-
Staring Centrum/ Stichting voor Bodemkartering (Stiboka): Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000. Kaartblad 49 Oost, Bergen op Zoom; Stiboka, Wageningen: 1980
-
Staring Centrum/ Stichting voor Bodemkartering (Stiboka): Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000. Toelichting bij Kaartblad 49 Oost, Bergen op Zoom; Stiboka, Wageningen: 1982
27
-
Tol, A. J., et al: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek; Amsterdam: 2006
Geraadpleegde internetsites: -
www.ahn.nl www.archieven.nl www.archis2.nl www.dinoloket.nl www.gemeentearchiefroosendaal.nl www.noaa.nl www.ruimtelijkeplannen.nl www.watwaswaar.nl
28
Verklarende woordenlijst Afzettingen van Duinkerke
antropogeen archeologische Indicator
pakketten klei en zand die zijn afgezet door de zee binnen een krekenlandschap in de periode lopende tussen circa 1500 voor Chr. tot in de Nieuwe Tijd. De Afzettingen van Duinkerke IIIb betreffen met name de catastrofale stormvloeden en overstromingen sinds de Late Middeleeuwen (vanaf circa 1200 na Chr.) van de reeds aangelegde polders in WestNederland. Een beroemd voorbeeld is de Sint-Elisabethsvloed uit 1421 veroorzaakt door menselijk handelen aanwijzing voor de aanwezigheid in het verleden van de aanwezigheid van menselijke activiteiten.
artefact
alle door de mens gemaakte of gebruikte voorwerpen
C-horizont
moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen
dagzomen
het (nagenoeg) aan het oppervlak komen van een gesteente of sediment
dekzand
fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn
eolisch
onder invloed van de wind
erosie
verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
glaciaal
ijstijd: koude periode uit het Pleistoceen
Hollandveen
Alle veenpakketten die gedurende het Holoceen zijn ontstaan met uitzondering van het basisveen. De definitie van ‘Hollandveen’ betreft dus in feite bijna alle veenpakketten die gedurende de afgelopen 8000 jaar zijn ontstaan
Holoceen
jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: circa 9000 jaar voor Chr. tot heden)
horizont
kenmerkende laag binnen de bodemvorming
in situ
bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
interstadiaal
relatief warme periode binnen een glaciaal
Laat-Glaciaal
laatste periode van het Weichselien (IJstijd), circa 14.650 – 11.650 jaar geleden.
29
periglaciaal
- gebied dat grenst aan de ijskap tijdens een IJstijd - klimaatzone in grensgebied ijsbedekking tijdens een IJstijd - kenmerkende verschijnselen van grensgebied ijsbedekking
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de ijstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
Pleniglaciaal
koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, circa 70.000 – 14.650 jaar geleden
Pleniglaciaal
een geologisch tijdperk, dat het koudste deel van het laatste ijstijd, het Weichselien, omvat. Tijdens deze periode bereikte het landijs Nederland niet, maar werd veel dekzand afgezet binnen een klimaat waarbij een poolwoestijn overheerste
podzol
bodem waarin de humus door uitspoeling uit de bovengrond (A1-horizont) verdwenen is en op enige diepte weer neergeslagen is als een donkere band (B-horizont). Tussen de A1-horizont en de B-horizont ontstaat een grijze, humus en ijzer arme laag: de A2-horizont. Podzolisering vindt vooral plaats in zure, mineraal en lutum arme zandgronden
sediment
afzetting gevormd door bezinksel of neerslag
stadiaal
(extreem) koude periode binnen een glaciaal
Weichselien
laatste glaciaal, circa 116.000 tot 11.500 jaar geleden. De ijskap reikte toen niet tot Nederland
30
Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam: SOB Research Project nr.: Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Bevoegde overheid:
Archeologisch adviseur van de bevoegde overheid:
Datum opdracht: Datum conceptrapport: Datum definitief rapport: Provincie: Gemeente: Plaats: Toponiem: Huidig grondgebruik: Kadastrale gegevens: Toekomstige situatie: Kaartblad: Geologie: Geomorfologie: Bodemtype: Grondwatertrap: NAP-hoogte maaiveld: Coördinaten onderzoeksgebied:
Oppervlakte onderzoeksgebied:
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Onderzoeksgebied Molenstraat 13’, Kruisland 2170-1402 De heer W. L. M. Testers Molenstraat 131, 4756 BD Steenbergen Tel.: 06 - 22411970 E-mail:
[email protected] SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 - 604432 Fax: 0575 - 476139 E-mail:
[email protected] Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Steenbergen Contactpersoon: de heer P. Kop Postbus 6, 4650 AA Steenbergen Tel.: 0167 - 543424 E-mail:
[email protected] De heer M. J. A. Vermunt, Gemeentelijk archeoloog van de Gemeente Bergen op Zoom Postbus 35, 4600 AA Bergen Op Zoom Tel.: 0164 - 277525 Mob.: 06 - 22469328 E-mail:
[email protected] 10 februari 2014 22 maart 2014 Noord-Brabant Steenbergen Kruisland Molenstraat 131 Erf en weidegrond. Kadastrale Gemeente Steenbergen, Sectie K, nr.: 3257. Loods met een afmeting van 15 x 30 meter; onbepaalde bouwplannen binnen een perceel van 30 x 80 meter. 49E Afzettingen van de Formatie van Twente (dekzand). Dekzandruggen (+/ - oud bouwlanddek) (code 3L5). Veldpodzolgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code kHn2) [toevoeging k: 0.15 - 0.4 meter dik zavel- of kleidek]. VI Circa 0.4 - 0.7 meter +NAP. Zuidwest: 87.474/ 398.556 Zuidoost: 87.548/ 398.592 Noordwest: 87.469/ 398.570 Noordoost: 87.542/ 398.622 Circa 0.29 hectare.
31
Kaart onderzoeksgebied: CMA/ AMK-status: CAA -nr.: CMA -nr.: ARCHIS-Monument nr.: ARCHIS-Vondstmelding nr.: ARCHIS-Waarneming nr.: ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: Deponering documentatie en vondsten:
Deponering digitale documentatie:
Zie Afbeelding 2 en 3. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. 60.471 Provinciaal Depot Noord-Brabant Directie SCO, Bureau Cultuur Postbus 90151, 5200 MC ’s-Hertogenbosch Depotbeheerder: R.P.M. Louer Tel: 06 - 18303225 E-mail:
[email protected] e-depot (www.edna.nl)
32
Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal
Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron: ROB, 1988.
33
34
Bijlage 3 Overzicht voor het Holocene gebied van de gebruikelijke lithostratigrafische indeling en de vertaling naar de lithostratigrafie van De Mulder et al., 2003 Gebruikelijke terminologie
Terminologie van De Mulder et al., 2003
Afzettingen van Duinkerke III (A, B)
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Walcheren
Afzettingen van Duinkerke II Afzettingen van Duinkerke I (A, B) Afzettingen van Duinkerke O Hollandveen Basisveen
Formatie van Nieuwkoop; Hollandveen Laagpakket Formatie van Nieuwkoop: Basisveen Laag
Afzettingen van Calais IV Afzettingen van Calais III Afzettingen van Calais II Afzettingen van Calais I
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Wormer
Jonge Duin- en Strandafzettingen Oude Duin- en Strandafzettingen
Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Schoorl Formatie van Naaldwijk: Laagpakket van Zandvoort
Formatie van Twente: dekzand
Formatie van Boxtel: Laagpakket van Wierden
Formatie van Kreftenheye: rivierduinen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye: Afzettingen van Wijchen
Formatie van Boxtel: Laagpakket van Delwijnen Formatie van Kreftenheye Formatie van Kreftenheye: Laag van Wijchen
Afzettingen van Tiel III Afzettingen van Tiel II Afzettingen van Tiel I (A, B) Afzettingen van Tiel O
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
Afzettingen van Gorkum IV Afzettingen van Gorkum III Afzettingen van Gorkum II Afzettingen van Gorkum I
Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld Formatie van Echteld
35
36
Bijlage 4 Overzicht Boorgegevens Boring: 1
Coördinaten:
X: 87.468,14 NAP: 0.6 Y: 398.558,24 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.00 - 0.70 matig fijn zand, matig lemig heterogeen
Lithologie:
Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
Grondsoort:
Kleur:
0.70 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig Lithologie:
Organische Inhoud:
wit
Horizont: Interpretatie:
grijs
C
Dekzand
Consistentie:
Organische Inhoud:
overgang scherp, top sterk geroerd, leemlaagjes Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 2
Horizont: Interpretatie:
grijs
sterk geroerd, puinbrokjes [rode baksteen], bovenin kleilaag; geroerd vanwege stelconplaten Edelman 10
Opmerking: Boortype: Diepte:
donker
Coördinaten:
X: 87.489,75 NAP: 0.6 Y: 398.565,68 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
Horizont: Interpretatie:
0.00 - 0.08 bestrating
Bestrating
Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
Consistentie:
Klinkers tussen twee bestaande loodsen
Grondsoort:
Kleur:
0.08 - 0.45 matig fijn zand Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
Kleur:
heterogeen
wit
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
grijs
Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Bouwzand Opgebracht, (sub-)recent
Organische Inhoud:
dekzand sterk geroerd met lemige/ zandige donkerbruine brokken met rood baksteenpuin Edelman 10 Kleur:
0.75 - 1.52 matig fijn zand Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
bouwzand, sterk geroerd Edelman 10
Grondsoort:
Opmerking: Boortype: Diepte:
geel
Consistentie:
0.45 - 0.75 matig fijn zand, matig lemig Lithologie:
Organische Inhoud:
heterogeen
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Consistentie:
grijswit zand geroerd met donkerbruin zand Guts 3
37
Opgebracht, (sub-)recent Organische Inhoud:
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
1.52 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig
wit
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand
Consistentie:
Organische Inhoud:
overgang scherp Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 3
grijs
Coördinaten:
X: 87.461,84 NAP: 0.6 Y: 398.572,63 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.00 - 0.45 matig fijn zand, zwak lemig heterogeen
Lithologie:
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
Grondsoort:
Kleur:
0.45 - 0.80 matig fijn zand, zwak lemig
licht
met roestvlekken
Lithologie:
Organische Inhoud:
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs
Dekzand
Consistentie:
Organische Inhoud:
geroerde top, op 0.8 meter beneden maaiveld ondoordringbaar Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 4
Horizont: Interpretatie:
grijs
top sterk geroerd, puinbrokjes [rode baksteen], geroerd vanwege stelconplaten Edelman 10
Opmerking: Boortype: Diepte:
donker bruin
Coördinaten:
X: 87.502,56 NAP: 0.6 Y: 398.582,34 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.00 - 0.60 matig fijn zand, matig lemig Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
bruin
heterogeen
Grondsoort:
Kleur:
grijs
C
Dekzand Organische Inhoud:
met leemlaagjes, beetje humeuze bandjes bovenin, top geroerd Guts 3
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Horizont: Interpretatie:
Consistentie:
Kleur:
1.26 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig Lithologie:
Organische Inhoud:
puinbrokjes [rode baksteen], kiezeltjes, geroerd Edelman 10
Lithologie:
Diepte:
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
0.60 - 1.26 matig fijn zand, matig lemig
Opmerking: Boortype:
Horizont: Interpretatie:
grijs
licht
grijs
Consistentie:
overgang scherp, leemlaagjes Guts 3
38
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand
Organische Inhoud:
Boring: 5
Coördinaten:
X: 87.534,00 NAP: 0.4 Y: 398.593,97 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.00 - 0.65 matig fijn zand, matig lemig met roestvlekken
Lithologie:
Grondsoort:
Kleur:
Organische Inhoud:
Horizont: Interpretatie:
grijs Dekzand
met roestvlekken
Lithologie:
Consistentie:
Organische Inhoud:
top geroerd Guts 3
Opmerking: Boortype: Grondsoort:
Kleur:
1.05 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig
wit
Lithologie:
grijs
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand
Consistentie:
Organische Inhoud:
overgang scherp, leemlaagjes, bovenin roestig Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 6
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
0.65 - 1.05 matig fijn zand, sterk lemig, matig kleiig
Diepte:
Horizont: Interpretatie:
bruin
puinbrokjes [rode baksteen], beetje kiezel Edelman 10
Opmerking: Boortype: Diepte:
grijs
Coördinaten:
X: 87.516,70 NAP: 0.5 Y: 398.597,54 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
Horizont: Interpretatie:
0.00 - 0.05 graszode
Graszode
Lithologie:
Consistentie:
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 10
Grondsoort:
Kleur:
0.05 - 0.15 klei, matig zandig Lithologie:
donker
heterogeen
Horizont: Interpretatie:
grijs
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie: Sterk-matig gerijpt
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 10
Grondsoort:
Kleur:
0.15 - 0.65 matig fijn zand, matig lemig Lithologie: Opmerking: Boortype:
heterogeen met roestvlekken
grijs
Horizont: Interpretatie:
bruin
Consistentie:
puinbrokjes [rode en oranje baksteen], kiezel Edelman 10
39
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent Organische Inhoud:
Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.65 - 1.12 matig fijn zand, sterk lemig
grijs
Consistentie:
Organische Inhoud:
top geroerd Guts 3
Opmerking: Boortype: Grondsoort:
Kleur:
1.12 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig
wit
Lithologie:
grijs
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand
Consistentie:
Organische Inhoud:
overgang scherp, in top roestvlekken, leemlaagjes Guts 3
Opmerking: Boortype:
Boring: 7
Horizont: Interpretatie:
bruin Dekzand
met roestvlekken
Lithologie:
Diepte:
licht
Coördinaten:
X: 87.496,30 NAP: 0.6 Y: 398.603,49 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
Horizont: Interpretatie:
0.00 - 0.05 graszode
Graszode
Lithologie:
Consistentie:
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 10
Grondsoort:
Kleur:
0.05 - 0.15 klei, matig zandig
donker
Horizont: Interpretatie:
grijs
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie: Sterk-matig gerijpt
Lithologie:
Organische Inhoud:
Opmerking: Boortype: Diepte:
Edelman 10
Grondsoort:
Kleur:
0.15 - 0.65 matig fijn zand, matig lemig Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
heterogeen
grijs
Grondsoort:
Kleur:
Dekzand Organische Inhoud:
top geroerd Guts 3
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Horizont: Interpretatie:
grijs Consistentie:
Kleur:
0.97 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig Lithologie:
Organische Inhoud:
puinbrokjes [rode baksteen], sterk geroerd Edelman 10
Lithologie:
Diepte:
Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
0.65 - 0.97 matig fijn zand, sterk lemig
Opmerking: Boortype:
Horizont: Interpretatie:
bruin
wit
grijs
Consistentie:
overgang scherp, leemlaagjes Guts 3
40
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand Organische Inhoud:
Boring: 8
Coördinaten:
X: 87.530,94 NAP: 0.4 Y: 398.608,99 Oxi/red: 0
Beschrijver: AC Boorder: AC
Datum:
26-02-2014
Opmerking: Diepte:
Grondsoort:
Kleur:
0.00 - 0.65 matig fijn zand, zwak lemig Lithologie: Opmerking: Boortype: Diepte:
heterogeen met roestvlekken
Opmerking: Boortype:
Kleur:
met roestvlekken
bruin
Horizont: Interpretatie:
grijs Dekzand
Consistentie:
Grondsoort:
Opmerking: Boortype:
Organische Inhoud:
Organische Inhoud:
Guts 3 Kleur:
0.98 - 2.00 matig fijn zand, matig lemig Lithologie:
Bouwvoor Opgebracht, (sub-)recent
Consistentie:
Grondsoort:
Lithologie:
Horizont: Interpretatie:
bruin
puinspikkels, kiezel Edelman 10
0.65 - 0.98 matig fijn zand, matig lemig
Diepte:
grijs
wit
grijs
Consistentie:
Horizont: Interpretatie:
C
Dekzand
Organische Inhoud:
overgang scherp, in top beetje roestvlekken en bioturbatie, leemlaagjes Guts 3
41
42
Bijlage 5 SOB Research: Gegevens
SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V. Bezoekadres Hoofdvestiging: Bezoekadres Regio Oost:
Hofweg 13, Heinenoord Voorsterweg 166, Empe
Postadres:
Postbus 5060 3274 ZK Heinenoord
Telefoon:
0186 - 604432 Hoofdvestiging Heinenoord 0575 - 476439 Regio Oost 0575 - 476139
Fax: E-mail: Internet:
[email protected] www.sobresearch.nl
Directeur: Raad van Advies:
Jhr. J. E. van den Bosch J. van de Erve (Voorzitter) Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vicevoorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Rabobank Graafschap-Noord 3543.43.181 BIC RABONL2U IBAN NL22 RABO 0354 3431 81 KvK Rotterdam 24346983 BTW nr. NL 8118.55.600.B01
43