Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf 41-62. Henk Hiddink
Zuidnederlandse Archeologische Notities
61
Amsterdam 2006 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting
Colofon Opdrachtgever: Project: Plaats documentatie: Objectcode: CIS-code: Coördinaten:
Gemeente Weert Weert-Vrouwenhof Vrije Universiteit Amsterdam WT-VH-06 15621 179.530 / 362.020
Status: Auteur: Omslagontwerp:
Eindrapport dr. H.A. Hiddink Bert Brouwenstijn (ACVU)
©ACVU-HBS Amsterdam, april 2006 Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting, Amsterdam De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam
2
INHOUD
1
INLEIDING
4
2
VOORONDERZOEK
4
3
DOEL VAN HET ONDERZOEK
5
4
ONDERZOEKSSTRATEGIE
5
5
RESULTATEN
5
6
CONCLUSIE
6
7
LITERATUUR
7
BIJLAGEN
1 2
Overzicht van archeologische perioden De locatie, oppervlakte en resultaten per proefsleuf
8 9
3
1
INLEIDING
Op 4 en 5 april 2006 is een inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd in het plangebied Weert-Vrouwenhof (fig. 1-2). Het onderzoek is verricht door de Hendrik Brunsting Stichting van het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit (ACVU-HBS), in opdracht van de gemeente Weert. Het onderzoek was een aanvulling op een eerdere campagne, waarbij de sleuven 1-40 zijn aangelegd. 1 De sleuven 41-62 liggen aan de zuidwestzijde van het plangebied, tussen de Kaaskampweg en de Achterstestraat. Het betreffende areaal omvat de percelen T 1155 en 1229 en heeft een oppervlak van ca. 4.3 ha. Archeologisch vooronderzoek was nodig omdat het terrein als sportlocatie zal worden ingericht. De leiding van het project was in handen van dr. Henk A. Hiddink; de dagelijkse leiding in het veld van drs. Elbrich de Boer. Het veldwerk werd verder uitgevoerd door drs. Mara Wesdorp, drs. Gudrun Labiau, drs. Mirjam Mostert, Ingmar Elstrot en Matthijs Berntsen. Ans van Eenbergen droeg zorg voor het landmeetkundig werk en het digitaliseren van de veldtekeningen. Het grondverzet was in de vakkundige handen van Ton Luyten uit Dalem. De projectleider vanuit de gemeente Weert was mevr. H.E. Velders-Geurtse. Drs. F.P. Kortlang (ArchAeO) trad namens de gemeente op als toezichthouder en adviseur. De opbouw van dit rapport is als volgt. 2 In het nu volgende, tweede hoofdstuk wordt kort ingegaan op de doelstellingen en strategie van het onderzoek. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de resultaten en hoofdstuk 4 bevat de conclusie van het onderzoek.
2
VOORONDERZOEK
In mei 2004 zijn door Archeologisch Adviesbureau RAAP in Weert verwachtingen geformuleerd omtrent de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied Weert-Vrouwenhof. 3 De verwachtingen zijn opgesteld aan de hand van een bureauonderzoek en een veldinspectie waarbij een reeks boringen is gezet. Door RAAP is het plangebied in drie zones verdeeld: relatief hoog gelegen oud akkerland, laag gelegen oude weidegronden en zones met historische resten. Bij de laatste gaat het om de terreinen van de oude hoeve Vrouwenhof en van de voormalige Leukerschans. Het nu onderzochte areaal maakt deel uit van de oude akkerlanden, waar een hoge kans op huisplaatsen uit de Volle en Late Middeleeuwen bestond en eventueel resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd zouden kunnen voorkomen. 4 Er is hier volgens de bodemkaart sprake van enkeerdgronden met grondwatertrap VI (fig. 3). 5 Eerder archeologisch onderzoek in de micro-regio Weert-Nederweert heeft uitgewezen dat op deze iets vochtiger bodems sporen uit alle mogelijke archeologische perioden aanwezig kunnen zijn. 6 Het toponiem Kaaskamp voor de zuidzijde van het onderzoeksgebied doet evenwel vermoeden dat hier sprake is van een relatief late ontginning (na de Late Middeleeuwen).
1
Hiddink 2006.
2
In dit rapport wordt slechts kort op het vooronderzoek, de doelstellingen en de strategie ingegaan omdat deze zaken in het
verslag over de eerste campagne uitgebreid behandeld zijn. 3
Moonen 2004.
4
In Moonen 2004 worden de Volle Middeleeuwen (1000-1300 na Chr.) niet als afzonderlijke periode onderscheiden, maar
tot de Late Middeleeuwen gerekend (1300-1500 na Chr.). Zie ook bijlage 1. 5
Bodemkaart 58W. Hoewel het in principe onjuist is de bodemkaart te gebruiken op een schaal groter dan 1:50.000, hebben
onze waarnemingen in het veld geleerd dat dit voor dit specifieke project geen al te vertekend beeld geeft. 6
Hiddink 2005.
4
3
DOEL VAN HET ONDERZOEK
Het primaire doel van het IVO was vast te stellen of in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn en zo ja, wat de aard, omvang, datering, conservering en gaafheid hiervan is. Deze gegevens zijn nodig om tot een waardering van de eventuele vindplaatsen te kunnen komen. Relevant voor dit IVO is voorts dat het deel uitmaakt van een groter vooronderzoek in de plangebieden Vrouwenhof, Laarveld en Kampershoek Noord. Gezien het grote aantal vindplaatsen dat in deze gebieden - in totaal bijna 150 ha - verwacht mag worden, is gekozen de IVO's integraal aan te pakken voor wat betreft de onderzoeksstrategie en de waardering van de vindplaatsen. Bij het eerste is het van belang dat goede en gerichte waarnemingen worden gedaan, die de gegevens laten aansluiten bij die van de eerdere grootschalige onderzoeken in de micro-regio Weert-Nederweert. 7 Voor wat betreft de waardering en selectie van eventuele vindplaatsen zal rekening word gehouden met hun relevantie binnen het totale ensemble van de drie plangebieden en dat van de micro-regio als geheel.
4
ONDERZOEKSSTRATEGIE
De proefsleuven 41-62 zijn op dezelfde wijze onderzocht als de sleuven 1-40. De 'streeplijnmethode' kon tijdens de tweede campagne consequent worden doorgevoerd, mede omdat geen afrastering aanwezig was tussen de percelen T 1155 en 1229. De sleuven 41 en 61 zijn langer dan 25 m gemaakt omdat zij in hoeken van het terrein liggen. In totaal is zo'n 600 strekkende m proefsleuf aangelegd met een totaaloppervlak van 2463 m2. De dekking binnen het deelgebied is daarmee 5.7%. Aangezien tijdens de eerste campagne 8044 m2 proefsleuf is aangelegd, levert het totaal van 10.507 m2 proefsleuf een dekking van 3.8% voor het totale plangebied van ca. 27.5 ha op.
5
RESULTATEN
Het onderzochte deelgebied ligt in een soortgelijke landschappelijke context als de percelen ten noorden van de Kaaskampweg met daarop de sleuven 1-21. Er is sprake van een betrekkelijk hoog gelegen dekzandgebied (opgravingsvlakken tussen 30.90 en 31.55 m +NAP), met plaatselijk enkele kleine depressies. De ondergrond bestaat uit leemarm tot matig lemig zand, en is daarmee minder vruchtbaar dan het areaal ten noorden van de Kaaskampweg. In de C-horizont waren plaatselijk nog wat restanten van de B-horizont van een humuspodzol aanwezig. De oorspronkelijke bodems in het deelgebied waren aanmerkelijk minder vuchtbaar dan die in de kern van de micro-regio Weert-Nederweert. Op de oudste kadasterkaart uit het midden van de 19de eeuw is direct ten zuiden van perceel T 1229 (toen E 472) sprake van bos en heide. 8 Al met al is duidelijk dat hier sprake is van een betrekkelijk jonge ontginning. In het onderzochte deelgebied zijn geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. De enige sporen zijn een karrenspoor in proefsleuf 43 en perceelsgreppels. De greppels behoren tenminste tot twee perceleringen: één met een noordwest-zuidoost oriëntatie, ongeveer parallel aan de huidige grens tussen T 1155 en 1229 en een tweede met een noordoost-zuidwest oriëntatie. De greppels hebben geen vondsten opgeleverd, maar zelfs de exemplaren die van de huidige perceelsgrenzen afwijken zijn ongetwijfeld post-middeleeuws. Zij zijn echter wel ouder dan het midden van de 19de eeuw, want de percelering op de oudste kadasterkaart komt overeen met de huidige. De ondergrond in een aantal sleuven was verstoord tengevolge van diepspitten (zie bijlage 2).
7
Roymans (ed.) 1995; Roymans/Tol (eds) 1996; Roymans/Tol/Hiddink (eds) 1998; Hiddink 2003; 2005. Zie ook het PvE
(Hiddink 2004, m.n. 9). 8
Kadastrale minuutplan Weert E2.
5
6
CONCLUSIE
Tijdens een tweede deel van het IVO in het plangebied Weert-Vrouwenhof zijn 22 proefsleuven (41-62) met een totaal oppervlak van 2391 m2 aangelegd. Hierbij zijn geen archeologische vindplaatsen aangetroffen; de enige grondsporen zijn een karrenspoor en perceelsgreppels met een post-middeleeuwse datering. Na deze tweede proefsleuvencampagne in het plangebied Weert-Vrouwenhof zijn 62 proefsleuven met een totaal oppervlak van 10.507 m2 aangelegd. Het onderzochte oppervlak bedraagt bijna 4% van het plangebied, hetgeen voldoende is, zeker omdat het voor een aanzienlijk deel uit natte bodems bestaat. In de toekomst kan de dekking zelfs nog wat worden verhoogd als enkele percelen aan de noordelijke rand van het gebied te betreden zijn. 9 Het primaire doel van het IVO was te onderzoeken of in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn en zo ja, wat de aard, omvang, datering, conservering en gaafheid hiervan is. Het karrenspoor en de post-middeleeuwse greppels buiten beschouwing gelaten, zijn slechts op twee locaties grondsporen aangetroffen. In sleuf 6 zijn twee sporen uit - vermoedelijk - de IJzertijd gevonden, in sleuf 37 een greppel uit de Middeleeuwen of eventueel het tijdvak IJzertijd-Romeinse tijd. Uit het feit dat een gering aantal grondsporen met een hogere ouderdom aan het licht is gekomen, kan niet worden afgeleid dat het aanleggen van proefsleuven achterwege had kunnen blijven. In de eerste plaats is hiermee de stap overgeslagen van een IVO door middel van boringen en prospectie, die vermoedelijk tot de aanbeveling had geleid (toch) sleuven aan te leggen. In de tweede plaats is namelijk niet gebleken dat de verwachtingen die in het vooronderzoek door RAAP en het PvE waren geformuleerd irreëel waren. Voor de hoger gelegen gronden aan de noordzijde werden vindplaatsen uit de Volle/Late Middeleeuwen verwacht, met daarnaast eventueel resten uit de IJzertijd en/of de Romeinse tijd. De greppel in werkput 37 toont dat deze verwachting overeind blijft, al zullen eventuele vindplaatsen vermoedelijk niet gaaf (compleet) zijn. Ten aanzien van de hoger gelegen gronden in de rest van het plangebied bestond dezelfde verwachting, al is direct rekening gehouden met de mogelijkheid dat het ging om een meer 'marginale' zone waar alleen prehistorische resten zouden voorkomen. 10 Deze laatste inschatting is terecht gebleken, gezien de grondsporen in sleuf 6. Voor de aanwezigheid van een compleet erf uit de IJzertijd bestaan echter geen aanwijzingen. Het was denkbaar geweest dat in het areaal aan weerszijden van de Kaaskampweg een urnenveld had gelegen, maar dit bleek niet het geval. Tenslotte moest voor de overgang van de hogere naar lagere terreindelen rekening worden gehouden met vindplaatsen uit de Steentijd, maar deze zijn eveneens niet aangetroffen. Misschien was de landschappelijke variatie ter plaatse te gering om een aantrekkelijke locatie te zijn voor kampementen van jagers/verzamelaars. Binnen het plangebied Vrouwenhof is tenslotte sprake van twee 'historische' locaties: de hoeve Vrouwenhof en de Leukerschans. Twee sleuven op het binnenterrein van de laatste hebben laten zien dat de schans op een laaggelegen en zeer nat terrein is aangelegd. Er zijn hier geen grondsporen aangetroffen. Het erf van Vrouwenhof ligt op de rand van het hoger gelegen akkergebied. In sleuf 40 alhier zijn eveneens geen grondsporen gevonden. De verwachting is dat op de plaats van de nog bestaande bebouwing sprake is van een sterk verstoorde ondergrond. Rond beide historische locaties liggen grachten, maar de indruk is dat deze regelmatig zijn schoongemaakt en dat er nauwelijks interessant vondstmateriaal te verwachten is. Verder onderzoek op de historische locaties kan dus achterwege blijven.
9
Het betreft T 894, 1901, 2131 en 2469.
10
Vergelijkbaar met Ospel-Waatskampzijweg (Siemons/Hiddink 2002).
6
7
LITERATUUR
Bodemkaart 58W, 1972: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 57 Oost Valkenswaard en 58 West Roermond, Wageningen. Kadastrale minuutplan Weert E2: Weert. Section E, 2me feuille. Levée par H.J. Ubaghs, géomètre de 2me classe, schaal 1:2500. Moonen, B.J., 2004: Plangebied Vrouwenhof. Gemeente Weert. Een inventariserend archeologisch onderzoek (verkenning), Amsterdam (RAAP-rapport 1042). Hiddink, H.A., 2003: Het grafritueel in de Late IJzertijd en de Romeinse tijd in het Maas-Demer-Scheldegebied, in het bijzonder van twee grafvelden bij Weert, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 11). Hiddink, H.A., 2004: Programma van Eisen. Inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven. WeertVrouwenhof, Amsterdam (versie 23-03-2004). Hiddink, H.A., 2005: Opgravingen op het Rosveld bij Nederweert 1. Landschap en bewoning in de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 22). Hiddink, H.A., 2006: Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied WeertVrouwenhof. Proefsleuf 1-40, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Notities 58). Roymans, N. (ed.), 1995: Opgravingen in de Molenakker te Weert. Campagne 1994, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 1). Roymans, N./A. Tol (eds), 1996: Opgravingen in Kampershoek en de Molenakker te Weert. Campagne 1995, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 4). Roymans, N./A. Tol/H.A. Hiddink (eds), 1998: Opgravingen in Kampershoek en de Molenakker te Weert. Campagne 1996-1998, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 5). Siemons, H.-A.R/H.A. Hiddink, 2002: Aanvullend Archeologisch Onderzoek in het plangebied OspelWaatskampzijweg, Amsterdam (Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 7).
7
BIJLAGE 1
OVERZICHT VAN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN
begin
einde
periode
1750 na Chr. 1500 na Chr. -
heden 1750 na Chr.
Nieuwste Tijd Nieuwe Tijd
1300 na Chr. 1000 na Chr. 450 na Chr. -
1500 na Chr. 1300 na Chr. 1000 na Chr.
Late Middeleeuwen Volle Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen
270 na Chr. 70 na Chr. 12 voor Chr. -
450 na Chr. 270 na Chr. 70 na Chr.
laat-Romeinse tijd midden-Romeinse tijd vroeg-Romeinse tijd
250 voor Chr. 500 voor Chr. 775 voor Chr. -
12 voor Chr. 250 voor Chr. 500 voor Chr.
Late IJzertijd Midden IJzertijd Vroege IJzertijd
2000 voor Chr. -
775 voor Chr.
Bronstijd
5300 voor Chr. -
2000 voor Chr.
Neolithicum
8800 voor Chr. -
4900 voor Chr.
Mesolithicum
tot 8800 voor Chr.
Paleolithicum
8
BIJLAGE 2
DE LOCATIE, OPPERVLAKTE EN RESULTATEN PER PROEFSLEUF
Blokaanduidingen hebben betrekking op de documentatie betreffende planning en betredingstoestemmingen. blok
perceel
wp
opp. (m2)
beschrijving vlak en sporen
vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11 vh11
T 1229 T 1229 T 1229 T 1155 T 1155 T 1155 T 1155 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1155 T 1155 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1229 T 1155
41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62
195 116 107 113 111 74 84 106 107 106 103 117 111 113 101 117 105 109 105 111 164 88
C-horizont zuidelijke helft C-, noordelijke B-horizont C-horizont, drie perceelsgreppels, karrensporen C-horizont, één perceelsgreppel C-horizont C-horizont C-horizont B-horizont B/C-horizont aan zuidzijde, rest C, twee perceelsgreppels C-horizont C-horizont, perceelsgreppels C-horizont, perceelsgreppel vrijwel hele put B-horizont, twee smalle perceelsgreppels C-horizont, gediepspit C-horizont, gediepspit C-horizont, gediepspit, drie perceelsgreppels zuiden gediepspitte C-horzont, rest B, karrenspoor N-zijde C-horizont C-horizont C-horizont, perceelsgreppel C-horizont, uiteinde perceelsgreppel C-horizont, gediepspit, vier perceelsgreppels
2463
9
10
11
12
13