Examen Geschiedenis: Instap 1: De golven van onze beschaving. Zeven tijdvakken: Prehistorie:
/ - circa 3500 v.C.
Het Oude Nabije Oosten: Klassieke Oudheid: Middeleeuwen Ancien Régime: (middeleeuwen en nieuwste tijd) Nieuwe tijd: Nieuwste tijd: Eigen tijd:
circa 3500 v.C. – circa 800 v.C. circa 800 v.C. – 476. : 476 – circa 1450. 476 – circa 1750. 5de – 18de eeuw. Ancien = oude; Régime = bestuursvorm; Koning circa 1450 – circa 1750. circa 1750 – 1945. 1945 - nu.
Die historische periodes worden afgebakend met tijden, maar eigenlijk klopt dat niet wat alles ging heel geleidelijk. Daarom schrijven we voor sommige jaartallen ‘ca.’ omdat het rond die zou geweest zijn. 476 geen ca. omdat dat verband heeft met de val van het Romeinse Rijk.
Vier samenlevingsvormen – drie golven. Jagers – (voedsel)verzamelaars. Samenlevingsvorm 1 Eerste golf of de Landbouw Revolutie. Agrarische neolithische Ontstaan ca. 8000 v.C. in de Vruchtbare Sikkel. Samenlevingsvorm 2 Landbouwsamenleving. Tweede golf of de Industriële Revolutie. Ontstaan circa 1750 in Engeland. Samenlevingsvorm 3 Industriële Samenleving. Derde golf of de derde Industriële Revolutie (Informatica). Ontstaan circa 1960 in de USA. Samenlevingsvorm 4 Postindustriële Samenleving.
Onderzoek 2: Het ancien régime: een definitief voorbije wereld (ca. 500 – ca. 1750). Geschreven bron Ongeschreven bron Primair Secundair
De bron is geschreven als er tekst mee gemoeid is. Geen tekening. De bron is ongeschreven als het een tekening is of iets dat mondeling is doorvertelt, als het wordt opgeschreven, is het een geschreven bron. De bron komt uit de eerste hand. Het is het origineel. De bron is later gemaakt, het is niet het origineel. Meestal gekopieerd. Vier domeinen Politiek Sociaal Economisch Cultuur
Kenmerken van het Ancien Régime. Economisch leven
Sociale leven Politieke leven Culturele leven
-
Landbouw Zelfvoorziening Opkomende handel vanaf ca. 1200 Hele grote sociale verschillen De koning regeert Christendom Elite- en de volksculturen
De maker was een tijdgenoot Was de maker ooggetuige en Was de maker geen komt de informatie dus van ooggetuige? Waar heeft hij zichzelf? zijn informatie dan gehaald? Met welke bedoeling heeft de maker de bron gemaakt? Wat is de duidelijk Is er ook sprake van een herkenbare boodschap? enigszins verborgen boodschap? Zo ja, welke? Had de maker reden om subjectief te zijn? Waar geeft de maker enkel Waar geeft de maker zijn feiten weer, m.a.w. waar is eigen mening weer, m.a.w. hij objectief? waar is hij subjectief
De maker was geen tijdgenoot Hoelang na de feiten leefde hij? Hoe betrouwbaar is de informatie waarop hij zich steunt?
Les 3: Op de puinen van de Oudheid (3de-6de eeuw). 1. Werken met de historische kaarten. Constantinopel was de hoofdstad van Byzantium, maar na 1453 was het veroverd door de Turken en noemden het Istanbul.
2. Werken met visuele bronnen. Gallo-Romeinse Lutetia (Parijs) was gunstig gelegen omdat: 1) De ligging aan de Seine en 2) De ligging aan een grote landweg, allebei gunstig om handel te drijven. Dit is een Romeinse stad omdat: het wegennetwerk heeft het patroon van een dambord, er is een (amfi)theater en een forum. De stad ontwikkelde zich in een rustige periode, je ziet het omdat er geen verdedigingsmuren zijn rond de stad. De bevolking trok zich in de 4 de-5de eeuw bijna volledig terug op een eiland in de Seine uit veiligheidsoverwegingen omdat de Germanen aanvielen. Deze kleine bewoningskern werd wel beveiligd door een stadmuur volledig omgeven door water.
3. Werken met de historische atlas: Het Romeinse keizerrijk kende een bloeiperiode in de 1ste en 2de eeuw A.C. (Politiek, kaart 33d p 29). Het Romeinse Rijk was heel uitgestrekt en werd bestuurd door één Keizer. De rivieren aan de noordgrens waren de Rijn en de Donau. (Cultuur, kaart 36 p 32). De uitbreiding van het christendom gebeurde van het zuiden naar het noorden en van het westen naar het oosten. Vanaf de 4de eeuw was het christendom de belangrijkste godsdienst in het R.R. (Economisch, kaart 38 p 34). Streek rond Bordeaux, Sicilië, Egypte,… waren landbouwstreken in het Romeinse Rijk. Keramiek, metaal, wijn en olijfolie waren producten die de Romeinen uitvoerden naar de Germanen. Papyrus, graan, leder, glas, slaven, ivoor,… waren producten die vanuit Alexandrië naar Rome ingevoerd konden worden. De economie in
het Romeinse Rijk bestond voornamelijk uit landbouw (akkerbouw en veeteelt), naast landbouw was handel de belangrijkste economische activiteit.
Vanaf de 3de eeuw raakte het Romeinse Rijk steeds verder in verval. (Politiek, kaarten 33d p 29 en 35 p 31). Het Romeinse Eenheidsrijk valt uit elkaar in 2 delen: het West-Romeinse Rijk (hfdstd: Rome) en het Oost-Romeinse Rijk (hfdstd: Constantinopel). (Politiek, kaarten 35 p 31 en 37 p 33). Het West-Romeinse Rijk wordt onder de voet gelopen door verschillende Germaanse stammen die er verschillende koninkrijken stichtten. Het Oost-Romeinse Rijk blijft één geheel en werd niet veroverd. (Kaart 37 p 33). De Hunnen drijven de Germanen over de Rijn. De Franken vonden in onze streken een nieuw woongebied. Verschillende Germaanse stammen vestigden zich in het Romeinse Rijk, waaronder de Sueven, de Alemannen en de Visigoten.
4. Inhoud van de lestekst. Domein
Bloeiperiode Romeinse Rijk (1ste-2de eeuw)
Het Westen (5de-6de eeuw)
Byzantijnse Rijk (5de-6de eeuw)
Verdeeldheid Verschillende koningen Geen
Eenheid Één keizer
Handelseconomie Grote steden
Landbouweconomie Steden verschrompelen
Handelseconomie Grote steden
Polytheïsme Latijn
Christendom Latijn
Christendom Grieks
Politiek Eenheid/verdeeldheid Eenheid Regeringsvorm Één keizer Administratie Economie Vorm van economie Verstedelijking Cultuur Godsdienst Taal voor godsdienst en cultuur
Uitgebreid
Uitgebreid
Focus 5: Een eenvoudig boerenleven. Les 6: Een landbouwsamenleving. 1. Werken met grafisch materiaal. Zaadrendement: is de verhouding tussen de hoeveelheid geoogst graan en de hoeveelheid gezaaid graan (zaaigoed). Zaadrendement 9de eeuw: 2,7 kg/1kg Overschot voor boer: 1,7 kg Slecht jaar: het opeetbare graan bedraagt 0,7 kg 2 opties: 1) Honger lijden (→ dood). 2) Het volgende jaar minder zaaien (→ dood).
2. Inhoud van de lestekst. Kenmerken van een landbouwsamenleving: De grote meerderheid van de bevolking leeft op het platteland en is actief in de landbouw. De landbouwopbrengsten waren in de 1ste middeleeuwen laag: omdat de bodem- en de klimaatsomstandigheden niet zo gunstig waren, ze hadden primitieve landbouwwerktuigen, de energiebronnen waren beperkt tot menselijke en dierlijke spierkracht en de gronden waren snel uitgeput door oppervlakkige bewerking.
De gevolgen van de lage landbouwopbrengst voor de economie: De bevolking was voor voedsel aangewezen op lokale productie. De landbouw werkte niet voor de markt. Daarom was het een gesloten landbouweconomie. De boeren werden bij aanvang van de 2 de middeleeuwen gedwongen om de landbouwproductie te verhogen: Omdat door de verbetering van het klimaat de bevolking groeide. De aanhoudende bevolkingsgroei vereiste een hogere voedselproductie. De landbouwproductie steeg tijdens de 2de middeleeuwen dankzij maatregelen op 3 vlakken. Beschikbare landbouwgrond: ontginningen. Technische middelen: gebruik van ijzer, de keerploeg, paarden. Grondgebruik: drieslagstelsel. De gevolgen van de stijgende landbouwopbrengsten tijdens de 2 de middeleeuwen voor de economie: De voedseloverschotten konden worden verhandeld. De economie evolueerde zo naar een op een, op de markt gerichte landbouweconomie.
Transport Grond Klimaat Technisch Systeem Vee Energie
Transport Grond Klimaat Technisch
Systeem Vee Energie
Eerste middeleeuwen = lage landbouwopbrengsten Gesloten landbouweconomie = autarkie - Kar (os), te voet - Traag, beperkt laadvermogen - Ongunstig - Beperkt - Ongunstig - Hout (houtploeg) - Tweeslagstelsel → om uitputting van de grond te voorkomen - Weinig vee (weinig mest) - loslopend - Menselijke of dierlijke (ossen) spierkracht Tweede middeleeuwen = stijgende landbouwopbrengsten Open landbouweconomie - Land (paard en kar), te voet - Water (kogge) → binnenvaart en kustvaart - Meer door ontginningen (boskap, inpolderen…) - Verbeterd - Hout - IJzer - Keerploeg - Haam + hoefijzers - Drieslagstelsel (met zomer- en wintergraan) - Stalmest - Meer vee = meer mest - Spierkracht (mens en dier (paard)) - Waterenergie - Windenergie - Huisbrandstof (hout, steenkool, turf)
Les 7: Bevolking en bestaansmiddelen. Inhoud van de lestekst. 1. Wat kenmerkte geboorten, sterfte en huwelijken tijdens het ancien régime? Kenmerken bevolkingsstructuur tijdens het ancien régime. ↙ ↘ Hoog aantal geboortes of hoge nataliteit. Hoog aantal sterftes of hoge mortaliteit. ↘ ↙ Gevolgen. ↓ 1) Laag geboorteoverschot. 2) Korte levensduur. Nataliteit ook beperkt door: Mortaliteit steeg in tijden van: ↓ ↓ - Hoge huwelijksleeftijd. – epidemieën. - Groot aantal ongehuwden. – hongersnood.
2. Hoe evolueerde de Europese bevolking tijdens het ancien régime? In welke eeuwen? Bevolkingsdalingen: - 3de → 6de eeuw - 14de → 15de eeuw
Bevolkingsstijgingen: - 7de → 13de eeuw - 16de → 17de eeuw (1750)
3. Hoe is die bevolkingsevolutie tijdens het ancien régime te verklaren? Bevolkingsevolutie hing samen met de beschikbare bestaansmiddelen. Indien de voedselproductie de bevolkingsgroei kon bijhouden: ↙ ↘ - Langere levensduur - Groter geboorteoverschot Indien de voedselproductie de bevolkingsgroei niet kon volgen: ↓ Overbevolking en voedselschaarste. Misoogsten leidden tot: ↓ Hongersnood. ↓ Epidemieën. ↓ Ondervoeding. ↙ ↘ Massale sterfte. Laat trouwen.
Grafiek over bevolking = demografisch patroon
Focus 8: Huwelijk, seksualiteit en liefde tijdens het ancien régime. Liefde
Seksualiteit
Huwelijk
Liefde, huwelijk en seksualiteit in de middeleeuwen. - Monogamie - Endogamie - Praktische overwegingen i.p.v. liefde - Huwelijksband belangrijker dan huwelijkspolitiek familieband - enkel binnen het huwelijk - kerk legt seksualiteit aan banden (regels) prostitutie - bevrediging buiten het huwelijk minnaressen bastaardkinderen gewoonterecht verbod op bloedverwanten - eerste ME huwelijk tussen aanverwanten nauwe verwanten spirituele verwanten - ca. 1140: Gratianus- uitgesproken wil van beide verwanten huwelijk huwelijk = sacrament - tweede ME minimumleeftijd openbaar huwelijk
kerk + priester 3 huwelijksbannen huwelijkswoorden
clandestien huwelijk
verlovingswoorden geslachtsgemeenschap
soorten
bij problemen – kerkelijke rechtbank
Les 9: Het technische (on)vermogen van landbouwsamenlevingen. Lesinhoud. Houten tijdperk: hout was het belangrijkste constructie- en fabricagemateriaal. IJzer was geen alternatief: voor het uitsmeden en omsmelten van ijzererts tot bruikbaar ijzer was heel veel brandstof en arbeid nodig. IJzer was dus heel duur. Menselijke spierkracht beperkt in vergelijking met dieren. Dierlijke spierkracht beperkt, voedsel ten koste van voedsel voor de mens. Waterkracht geografisch bepaald. Windkracht niet altijd beschikbaar.
Hout niet onbeperkt aanwezig. Turf niet overal aanwezig en beschikbaar. Steenkool niet overal aanwezig en beschikbaar.
Middelen
Over land - te voet - te paard - kar
Over water - schip
Voordelen Nadelen
-
te voet: traag paard: duur kar: beperkt laadvermogen
-
comfortabel goedkoop windafhankelijk onregelmatige verbindingen schip: lange tijd met beperkt laadvermogen
Les 10: Voeding, kleding en woning. Lesinhoud.
Dagelijkse menu van de massa van de bevolking voor de 18 de eeuw: roggebrood, soepje van inheemse groenten, wat gezouten vlees of vis, bier of landwijn. Welgestelde etaleerden hun welstand met hun voeding: door overvloed aan voedsel, door verschillende, in meerdere gangen opgediende gerechten, door wild en gevogelte en dure specerijen. Kleding was als uniform: de kleding weerspiegelde iemand zijn stand; elke sociale groep was herkenbaar aan haar kleding en kleuren brandmerkten marginalen. In de middeleeuwen was geel vals goud. Kleding was er kostbaar: mensen erfden kledingstukken; oude kleerkopers kwamen overal voor. Rijken etaleerden hun welstand ook door hun kleding: door kleding waarin veel kostbare stof was verwerkt (vgl. met een bruidskleed met kanten sleep of kanten sluier): gekleurd laken, zijde; door dure kapsels, hoeden en (hand)schoenen. De woning weerspiegelde de maatschappelijke ongelijkheid: boerenhutten en stadwoningen waren meestal van hout en leem en dus erg brandbaar; steen was weggelegd voor abdijen, kerken, burchten en stenen van rijke burgers in de steden.
Internet- en bronnenonderzoek. Voedsel bij de armen: groentesoep, granenpap, brood (zelden vlees of vis) Voedsel bij de rijken: wild (ganzen, roerdompen…), lammetjes, speenvarken… dus veel vlees, maar ook vis, pastijen… De gerechten van rijken worden op smaak gebracht door specerijen en honing. De rijken gebruikten een snede hard brood als bord om hun vlees te snijden. Deze werden achteraf uitgedeeld aan de hongerigen die aan de kasteelpoort staan te wachten. De vraatzucht bij rijken is een grote zonde omdat ze hun welstand etaleerden door te pronken met overdadige maaltijden. Ingrediënten enkel in het middeleeuws recept gebruikt. wijn brood gember kaneel
Ingrediënten gebruikt in beide recepten. eierdooier suiker water
Ingrediënten enkel in het hedendaags recept gebruikt. bloem boter eiwit melk
Dit recept was voor de rijken want het bevatte gember en kaneel. Het waren luxeproducten en heel duur. Het duurde lang om een kasteel te bouwen omdat het ontwerpen van een stenen kasteel niet eenvoudig was. Werktuigen en materialen moesten via het water of land worden aangevoerd en er moesten ook voldoende arbeiders zijn. Bovendien kon men nog niet gebruik maken van moderne gereedschappen alles moest met de hand gedaan worden. Om ervoor te zorgen dat de bouw van het kasteel goed verliep werd een meestermetselaar ingehuurd. De fijnmetselaar hakte de stenen uit en bewerkte ze. De ruwmetselaar maakte de muren. Bouwwerken uit steen Abdijen en kerken Burchten en kastelen ‘stenen’
Groepen Kledingstuk
Boeren Kiel
Steen gebruikt om… Dit was het huis van God. Deze moesten de veiligheid verzekeren voor zijn bewoners en de macht en aanzien van de eigenaars uitdrukken. Deze moesten in de late middeleeuwen het aanzien en de macht van de rijke burgers in de stad uitdrukken. Monniken Pij
Geleerden Toga
Les 11: De kerk bepaalde het ritme van het leven. 9de – 11de eeuw: Kerk wint aan macht. Kloosters: - ontstaan van kloosterwezen - vanuit oosten (Egypte en Syrië) - mensen die zich wilden terugtrekken en leven aan god wijden. - 2 vormen: kloosterlingen en begijnen - Benedictus (480-547) → Noord-Afrika - Kloosterregel: gehoorzaamheid, kuisheid en armoede (Regel van Benedictus) - Ora et labora - Bidden en werken - Wie zat er in een klooster? - Mannen, vrouwen (samen = dubbelklooster) - Mannen en vrouwen meestal gescheiden - Meestal mensen van adellijke afkomst → goed blaadje bij God - Vrouwen → studeren of ongetrouwd → tegen wil naar klooster. Reactie: vb. Cluny - Ontstaan 910: einde maken aan wantoestanden → kerk is niet meer bezig met geloof - Sober leven - Ora et labora, streven de regel van Benedictus na. - Geen zware handenarbeid - Heel veel succes: meer dan 1000 kloosters, zeer rijk en machtig - Cluny staat onder gezag van de paus - = versteviging van de macht van de paus
12de – 13de eeuw: Hoogtepunt met oprichting van nieuwe gemeenschappen. -
Afkeer pracht en praal van Cluny Reactie: ontstaan nieuwe gemeenschappen Kloosterordes zoals kartuizers…
-
Kartuizers: orde van de kluizenaars, leven in afzonderlijke cellen Cisterciënzers: abdijen op verlaten plaatsen in Bourgondië, geestelijken moeten handenarbeid verrichten Franciscanen en Dominicanen: prediken nederigheid en armoede → bedelorden Katharen → albigenzen o « ketters », goede en slechte schepping → werden opgejaagd, Zuid-Frankrijk o afstand nemen van materiële bestaan o geselen zichzelf o inquisitie
-
Lesinhoud. De kerk heeft de tijd gechristianiseerd door het klokgelui en de kerkelijke kalender bepaalden wanneer er gewerkt werd en wanneer gefeest. De kerk hield rekening met de natuur: bijna alle belangrijke kerkelijke feesten werden bewust buiten de drukke zaai- en oogstmaanden geplaatst. Zeven sacramenten: doopsel, vormsel, biecht, eucharistie, priesterwijding, huwelijk, laatste oliesel. Meeste sacramenten onderstreepten het ritme van een mensenleven: ze vielen samen met belangrijke levensmomenten. Kerk had met de instelling van de verplichte zondagsmis, biecht en huwelijkssacrament een directere controle op de mens op het oog. Sacramenten waren voor de kerk noodzakelijk voor de redding van de ziel. Kerk probeerde de tijd zin te geven door een begin (Schepping) en een einde (Laatste Oordeel); Christus is een scharniermoment. Kerk voerde het idee van het Laatste Oordeel in als aansporing tot een deugdzaam leven. Het geloof werd in het nabije einde der tijden in de hand gewerkt omdat vele mensen herkende in hongersnood, ziekten en oorlog de voorspellingen in de Bijbel.
Les 28: Het christendom kreeg een middeleeuws gelaat. Les 35: De christianisering van ‘stedelijke’ Europa. Les 25: Een door God gewilde samenleving. Horige: een onvrije boer met persoonlijke en zakelijke rechten. Laat: gedeeltelijk onvrije boer die deel van de oogst moest afgeven aan en die karweien moest opknappen voor zijn heer waarvan hij een stuk grond mocht bewerken. Lijfeigene: volledig onvrije boer die deel oogst moest afgeven + karweien opknappen voor zijn heer waarvan hij stuk grond mocht bewerken + waaraan hij persoonlijk gebonden was. Clerus
Bidt voor de adel en derde stand - geen belastingen - kerkelijke tienden - grondbezit - eigen rechtbank
Adel
Beschermt de clerus en de derde stand - geen belastingen - grondbezit - militaire macht -
Derde stand
Geboorteadel
- Dienstadel / ambtsadel Werkt voor de clerus en de adel - Handelaars - Boeren o Vrije boeren o Horigen Laten Lijfeigenen
Begrippen: Zie document Begrippen en Verklaringen eerste trimester bij ‘Documenten per Vak’, ‘Geschiedenis’.