het heideveld
art
steenwijk
weerribben
[ > 8b] Levende erven
giethoornse meer bovenweide
art
beulakerwijde
art belterwijde
de wieden
art schutsloterwijde
zwartsluis
de maten boswachterij staphorst genemuiden
art
art
hasselt
ketelmeer
art
art
art
art
kampen
art diffelerveld
art
art art
ommen
art art
zwolle
art
beerzerveld dalfsen
zeesserbosch
rechterense veld
art
art
archemerberg
engbertsdijks venen
art
de zandstuve
heino
art art
vriezenveen
denekamp
voltherbroek
raalte
art art
art
nijverdal
het boetelerveld
art
wierden
roderveld
almelo
holterberg
art
oldenzaal
art rijssen
art
borne
art
art
holten vliegveld twenthe de borkeld
hengelo
art
zuurberg
art
art deventer
art
art art
art herikerberg goor
art
art
enschede
art
art art
art
art
art
haaksbergen
buurserzand
art
buurserveen
40
Cahier d’atelier Levende Erven
41
losser
art
art
Cahier d’atelier Levende Erven
Erftransformaties gaan door… [ > afbeelding 9-11] Aangenomen kan worden dat de transformatie van boerenerven de komende jaren doorzet. De ontwikkelingen in de landbouwsector geven daar alle aanleiding toe. Daarnaast leiden recente regelingen, waarin meer bouw- en gebruiksruimte wordt geboden, zoals het VAB beleid, Rood voor Rood, Nieuwe Landgoederen en Reanimatie Agrarisch Erfgoed, tot een nieuwe dynamiek. De ontwikkelruimte die hierin wordt geboden, prikkelt velen tot het doen van een aanvraag. Uit een tussentijdse telling, waaraan de helft van de 25 Overijsselse gemeenten mee deed, bleken er ruim 350 aanvragen op de gemeentehuizen te liggen. Als deze steekproef representatief is, gaat het op schaal van de provincie over ruim 700 lopende aanvragen. De aard van deze aanvragen is heel gevarieerd: van de ombouw van een boerenerf tot metaalbedrijf, caravanopslag of woonzorgboerderij, tot de wens om er boerderijkamers, meerdere woningen of nieuw landgoed te ontwikkelen. De boerenerven lijken een van de weinige plekken te zijn, waar mensen de ruimte en vrijheid hebben om te ondernemen wat ze graag willen. TOELICHTING KAART
90%
26000
23.500
24000
Als basis voor de kaartenstudie is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: • Geo Informatie Agrarische Bedrijven (GIAB, ‘landbouw meitelling’) • Kamer van Koophandel (KvK) • Kadaster • Topografische kaart
22000
20000
18000
17.000 16000
14000
De kaartbeelden en tabellen geven een goed beeld van de aard en omvang van de erftransformaties, maar hebben allen een foutmarge van ongeveer 10% (naar beneden) als het gaat om aantallen. Dit komt door de gekozen definitie en begrenzing van het berip ‘erf’. Het erf was hiervoor niet als aparte kaartlaag aanwezig in Geografische Informatie Systemen.
12000
10000
6000
Als onderlegger voor een basiskaart erven is gebruik gemaakt van de topografische kaart. Alle kavels die geen landbouwbestemming hebben, kleiner zijn dan 2 hectare en één of meerdere gebouwen op zich hebben zijn gedefinieerd als ‘erf’. Vervolgens is handmatig de kaart opgeschoond door objecten als huisjesterreinen, woonwijken in lage dichtheden, sportcomplexen eruit te halen.
4000
Cahier d’atelier Levende Erven
3.000
2000
10% 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 jaar
De basiskaart erven is vervolgens gecombineerd met de landbouwgegevens uit GIAB, Kadasteren Kvk-gegevens. De foutmarge ontstaat omdat soms een datapunt uit GIAB of KvK (gebaseerd op adreslocaties) niet overeenkomt met een erf (gebaseerd op topografie) en dan niet wordt meegeteld. Soms zijn er ook meerdere datapunten (adreslocaties) op één erf (topografisch). Dit geeft een foutmarge van ongeveer 10% (naar beneden) die voor de strekking van het kaartbeeld en redenering acceptabel wordt geacht.
42
9.500
8000
[ > 9] Diagram afname boerenerven, toename burgererven
43
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 11] 86 Lopende aanvragen Hof van Twente
1. metaaalbewerking 2. uitbreiden van bedrijfsfunctie 3. timmerwerkplaats 4. opslag/verhuur 5. woningsplitsing 6. apk keuringstation 7. handelsbedrijf/ broedmachine 8. restaurant/ overnachting 9. meubelmakerij 10. loonbedrijf 11. kampeerboerderij 12. boerderijkamer 13. beëindigen bedrijf 14. sloop verouderde woning 15. voldoet niet 16. nader overleg 17. voldoet niet 18. boerderijkamer 19. voldoet niet 20. ingetrokken 21. actueel 22. kansrijk 23. zorgfunctie - in procedure 24. Oranjemuseum 25. extra woning 26. montagebedrijf 27. Zorgfunctie 28. actueel 29. kinderopvang 30. opslag/verhuur 31. opslag/verhuur 32. zorgboerderij 33. kantoorruimte 34. herstel motoren 35. makelaarskantoor 36. dagactiviteitencentrum 37. educatief 38. woning 39. recreatief nachtverblijf 40. woning elders 41. luxe recreatiewoning 42. bouw woning 43. voldoet niet
Staphorst 3
Zwartewaterland 2 Ommen 34
Olst-Wijhe 7
Hellendoorn 120 Borne 1
Almelo 1
Oldenzaal 3
Hengelo 5
Deventer 39
Losser 1
Enschede 43 Hof van Twente
86
[ > 10] 353 Lopende aanvragen erftransformaties bron: Inventarisatie Atelier Overijssel met respons van 13 van de 25 gemeenten
44
Cahier d’atelier Levende Erven
45
Cahier d’atelier Levende Erven
44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86.
overeenkomst beëindigen intensieve tak voldoet niet actueel vervallen geen reactie regeling toegezonden voldoet niet actueel meerdere woningen landsch kwaliteit kansrijk educatie regeling toegezonden ontwerpexperiment alleen mondeling overleg alleen mondeling overleg voldoet niet voldoet niet voldoet niet actueel actueel voldoet niet voldoet niet actueel actueel actueel alleen foto’s recreatief nachtverblijf handelsbedrijf nieuwbouw appartementen voldoet niet inwoning karakteristieke schuur onbekend actueel actueel woonzorgboerderij/landgoed actueel knooperf actueel bedrijfsverplaatsing actueel burgerwoning - kantoor
[ > 12–15]
12 Woonboerderij Liesbeth de Lestrieux bron: Avenue 1976
Aard erftransformaties [ > afbeelding 12-15] Al vanaf de jaren ‘60 trekken de vrijkomende boerderijen de aandacht van ‘excentrieke stedelingen’. Terwijl het wonen voor de ‘gewone mensen’ nog een noodzaak is en geen liefhebberij en de architecten alleen met nieuwbouw en modern wonen bezig zijn, begint een kleine groep romantici – met een goed gevulde portemonnee interesse te tonen in het landelijke buitenwonen. Zij kopen vervallen boerderijtjes en knappen die met schrootjeswanden en zitkuilen ‘gezellig’ op. Deze ‘paradijsvogels’ creëerden op de voormalige boerenerven hun persoonlijk ideaal. Ze zoeken hier rust en ruimte, en omsluiten daarom vaak hun erven met hoge - wintergroene - hagen en hekken. Het is hun niet te doen om het boerenland, de cultuurhistorie, de natuur, of het dorpsleven; het buitenwonen is hun avontuur.
13 Boerderette in Stokkum, 2003
Ruim veertig jaar later is er veel veranderd. Landelijk wonen is een breed verspreid verlangen geworden, dat velen zich - door de sterk toegenomen welvaart - ook kunnen permitteren. Staken de vroege paradijsvogels nog veel tijd in het - zelf - verbouwen van de oude boerderijtjes, nu verlangen de meeste erfbewoners toch naar wat meer gemak en comfort. ‘Het Buitenleven is heerlijk!’, luidt de kop boven een interview in Kavel & Huis (2001) met de bewoners van een gloednieuwe boerderette. Ze vertellen over hun liefde voor paarden, het gehannes met de welstandscommissie, die de vier ramen in de zuidgevel niet mooi vindt. Het huis van rood gemêleerde fabrieksbakstenen heeft opvallend veel schoorstenen, één voor het centrale afzuigsysteem, één voor de hete luchtverwarming, één voor de vloerverwarming en één voor de kachel. En, omdat mevrouw liever met paarden bezig is dan dat ze poetst, is de ouderwetse roedenverdeling in de ramen schijn: de latten zitten tussen dubbel glas. ‘Dat lapt vlotter.’
14
De nieuw-gebouwde-van-alle-gemakken-voorzien-boerderij is in enkele decennia volledig ingeburgerd. In 1992 wordt het woord ‘boerderette’ voor het eerst gebruikt door Wim T. Schippers; een jaar later wordt het platform Architectuur Lokaal opgericht, onder andere om gemeentes te steunen in hun strijd tegen de witte schimmel en boerderettes. Eind jaren ‘90 is het een veelvuldig terugkerende term in de vakliteratuur geworden. ‘De landelijke droom’, schrijft Ileen Montijn in ‘Naar Buiten!’, ‘is aan het einde van de eeuw vermenigvuldigd tot een duizendkoppig monster. Echt en net-echt, authentiek, sfeervol en landelijk waren vermengd geraakt tot een cocktail waarin slechts met grote moeite nog verschillen te zien waren.’
15 ‘Perfect’ gerestaureerde boerderijen in Zuid Twente Foto’s: Ruut van Paridon
46
Cahier d’atelier Levende Erven
47
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 16, 17] Erven als DNA van het landschap Anno 2007 zijn de erftransformaties divers en veranderlijk. De gezellige woonboerderijtjes, verborgen achter hoge hagen, worden overvleugeld door een bonte verzameling meer of minder streekeigen boerderettes. Deze worden afgewisseld door erven met maneges, autobedrijven, hoveniers, kampeer- en golfterrreinen en steeds meer kantoortjes, zorgboerderijen en luxe boerderijlodges. Daarnaast zijn de agrarische erven ook niet onveranderlijk. Die breiden gestaag uit met steeds weer nieuwe, grotere stallen en koeien zien we daar nauwelijks meer buiten lopen. Met zoveel veranderingen, kan een vernieuwde interesse in de historie van boerenerven, streekeigen bouwen en landschap niet uitblijven. Tijdschriften als Landleven staan nu vol met informatie over oude boerderijen, moestuinen en erfbeplantingen met de eigentijdse luxe van hoveniersbedrijven en oppasdiensten voor landhuizen. In het buitengebied zijn steeds meer perfect gerestaureerde boerenerven te zien, waar het gras weer tot aan de gevel loopt en authentieke houtwallen worden aangeplant; nu niet om de koeien in te sluiten, maar om het uitzicht op het landschap te garanderen.
16
Ruimtelijke opgave De transformatie van boerenerven is het pionierstadium al ver voorbij. Het agrarische cultuurlandschap, verburgerlijkt nu echt. De nieuwe erfbewoners en -gebruikers, hebben hun eigen wensen ten aanzien van het landelijk gebied en laten dat ook steeds meer horen en zien. Er wordt geïnvesteerd in de erven, in nieuwe functies, de gebouwen, tuinen en erfbeplantingen. Er is nieuwe ondernemingszin. Nog geen jaar nadat er nieuwe beleidsruimte op de erven wordt geboden, stromen de aanvragen binnen. Allemaal van mensen die iets willen met hun erf. In combinatie met de groeiende aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving, is dit de kans om de erven weer ontwikkelingskernen van het landschap te maken. [ > afbeelding 16-17]
Alle erven hebben op de open vlakte een beschermende windsingel, samen vormen ze zo een beeldbepalend landschap [Japan]
17
Alle erven zijn direct verbonden met het omliggene landschap, hier worden alle pecelen door houtwallen omkaderd. Zo ontstaat een heel kleinschalig landschap. [Kampenlandschap]
48
Cahier d’atelier Levende Erven
49
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 18–23] Erven maken samen landschap Erf als DNA van het landschap De agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Elke boer deed dit naar eigen inzicht en afgestemd op de plaatselijke omstandigheden, maar wel volgens de wetmatigheden van het toenmalig landbouwsysteem. Door deze ‘eenheid in handelen’ ontstonden er samenhangende landschappen, die nu nog steeds herkenbaar zijn: essen- en kampenlandschappen, broek- en heideontginningen, veenlandschappen, droogmakerijen, etcetera. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft: de opbouw van erf, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. [ > afbeelding 18- 23]
19
18
Mixlandschap bron : Google Earth
Landbouwgebied - polder Mastenbroek bron : Google Earth
autobedrijf
burger
kleine boer
Bij de transformatie van de erven vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. Daarbij heeft de oorspronkelijke ‘eenheid in handelen’, waarbij iedereen ongeveer hetzelfde deed, plaats gemaakt voor ‘diversiteit in handelen’: iedereen doet op zijn erf zijn eigen ding. De erven gaan daardoor steeds meer van elkaar verschillen. Of een erf in agrarisch gebruik is (grote stallen, werklijnen naar het landschap), er een aannemer of autobedrijf zit (kaal erf met een grote plaat verharding er omheen) of dat het bijvoorbeeld een woonerf is geworden (kleine erfjes, dicht in de beplantingen en een paardenweide) is buiten – en op luchtfoto’s – heel goed te zien.
21
20
Erf & programma bron : Google Earth
Burgerlandschap > Omgeving Diepenheim bron : Google Earth
Wat dit betekent voor de kwaliteit van het landschap, verschilt van gebied tot gebied. In sommige landschappen zijn de erfensembles en landschappelijke beplantingen zo rijkelijk en robuust, dat veranderingen gemakkelijk worden opgenomen. Hier lijkt ook ‘goed voorbeeld, doet volgen’ van toepassing te zijn: veel mooie voorbeelden in de omgeving brengt mensen op ideeën. Dit ontbreekt in meer schrale, uitgeklede gebieden. Zonder aansprekende voorbeelden, wordt de inspiratie overal vandaan gehaald. Het landschapsbeeld slaat dan al snel om in een losse verzameling van - vast goedbedoelde - maar weinig samenhangende initiatieven. De erftransformaties vragen daarom om een landschapsgerichte visie; elk gebied biedt andere kansen en soms ook beperkingen. In cultuurhistorisch gave landschappen kan het bijvoorbeeld belangrijk zijn om veel aandacht te besteden aan detailleringen en architectuur, terwijl in uitgeklede landschappen het realiseren van nieuwe stevige erfbeplantingen veel wenselijker is. [ > afbeelding 24]
23
22
Erf & programma > manege , sportcentrum bron : Google Earth 50
Cahier d’atelier Levende Erven
Erven in verandering > boomkwekerij bron : Google Earth 51
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 24] Voortbouwen op en door ontwikkelen van de erven
basistyp
e : los ho
De opgave is het eigen oorspronkelijke DNA van de erven, in relatie tot het omliggende landschap, te ontrafelen op zijn karakteristieke principes. Niet om terug te gaan in de tijd, maar om de kwaliteiten en kenmerken opnieuw betekenis te geven. Het is juist nu de vraag hoe de vele burgererven een gebied kunnen verrijken. Hoe een autobedrijf, een aannemer of hovenier kwaliteit kunnen toevoegen. En hoe al die maneges en paardenhouders met elkaar nieuwe landschappelijke structuren kunnen gaan vormen. Als de ondernemingszin gekoppeld kan worden aan een vernieuwde eenheid van handelen, kan het landschap van onderop een belangrijke ontwikkelingsimpuls krijgen. Dit zal daarmee waarschijnlijk één van de belangrijkste impulsen in de komende jaren zijn.
es
Levende erven! Opnieuw verbonden met het landschap, gaan de erven een serieus te verkennen alternatief woon-/ werkmilieu vormen. De erven die vrijkomen worden steeds groter, met zoveel bebouwing en opstallen dat ze voor individuele burgers vaak te groot zullen zijn. Sloop van de stallen is in bepaalde situaties een optie, maar soms worden de erven hierdoor zo klein dat ze als het ware verdampen; het is waardevoller om te verkennen of deze robuuste erven, door een verruiming van de bouw en programmatische mogelijkheden, een alternatief kunnen bieden voor – een deel van – de woningbouw en bedrijvenopgave in een gebied. Door voort te bouwen op de karakteristieken en kwaliteiten van de vaak eeuwenoude erven, ligt hier een eenmalige kans om unieke, echt Overijsselse woon-/ werkmilieus te ontwikkelen: sterk verbonden met de historie, het omliggende landschap en met veel ruimte voor individuele invulling en expressie.
opkamer
s
'naast'-h
uizen
rijtjes-b
twee-on der
oerderij
-kap bo
erderij voorhuiz en
Boerderijontwikkeling biedt aanknopingspunten om op verder te bouwen bron : vanparidon°root
52
Cahier d’atelier Levende Erven
53
Cahier d’atelier Levende Erven
5
Motieven achter erftransformaties Ivan Nio, Harry den Hartog Voor een beter inzicht in wat eigenaren van erven motiveert bij de vormgeving en inrichting van hun leefomgeving heeft AtelierOverijssel opdracht gegeven voor het schrijven van een essay door onderzoekers Ivan Nio en Harry den Hartog. Zij lichtten tijdens de manifestatie de uitkomsten van hun onderzoek als input voor het gesprek toe. Dit hoofdstuk is een bewerkte versie van hun eerdere essay.
54
Cahier d’atelier Levende Erven
55
Cahier d’atelier Levende Erven
Inleiding Dit essay maakt deel uit van het project Erftransformaties van AtelierOverijssel. Aan de auteurs is gevraagd een essay te schrijven dat zich richt op de drijfveren van bewoners en ondernemers, die voormalige agrarische erven in Overijssel transformeren naar plekken om te wonen en/of te werken. Het essay is gebaseerd op een destillaat uit de bestaande literatuur aangevuld met 13 gesprekken met adviseurs (makelaars, rentmeesters, landschaps-/architecten en ontwikkelaars) en 6 gesprekken met initiatiefnemers/bewoners. De (collectieve) inzet om de ruimtelijke kwaliteit in de diverse landschappen in de provincie Overijssel te behouden en te verbeteren heeft rekening te houden met de diverse economische en sociaal-culturele drijfveren van de zeer verschillende initiatiefnemers. Centrale vraagstelling is hoe keuzes met betrekking tot de erftransformaties en de uiteindelijke verschijningsvorm van bebouwing, erf en de koppeling aan het landschap zijn gerelateerd aan deze sociaal-economische en sociaal-culturele factoren.
Paragraaf 2 is het verslag van de zoektocht naar de uiteenlopende motieven van de verschillende initiatiefnemers. In paragraaf 3 staan de ruimtelijke verschijningsvormen van de erven centraal. Er zijn zes categorieën erven te onderscheiden. Paragraaf 4 behandelt ruimtelijke aspecten van de erftransformaties. Paragraaf 5 gaat tenslotte in op de kansen en belemmeringen van het beleid en de regelgeving.
De vraag naar rurale woonmilieus is groot in Nederland, aldus een aantal recente onderzoeken. Het rurale wonen wordt dan ook beschouwd als nieuwe economische drager van het platteland. Dit essay focust zich op het wonen op voormalige boerenerven. Wie zijn deze nieuwe erfbewoners, waar komen ze vandaan en waarom besluit men een boerenerf te transformeren? Net als elders in Nederland is ook het platteland van Overijssel onderhevig aan een grote dynamiek. Er zijn momenteel honderden initiatieven om erven te transformeren van een agrarische werkbestemming naar een burgerlijke woonbestemming. Het landschap krijgt hierdoor een ander gebruik en een andere betekenis als plek om te wonen of te werken. Als gevolg hiervan zijn de architectuur van de bebouwing, de inrichting van het erf en de koppeling aan het landschap aan grote veranderingen onderhevig. Landelijk wonen op een erf in Overijssel verschilt per streek. Niet alleen in landschappelijk en morfologisch opzicht, maar ook functioneel en cultureel. Het ene gebied ligt ook gunstiger ten opzichte van voorzieningen of een snelweg dan een ander. Er zijn gebieden waar het begrip landstedelijk wonen van het Ruimtelijke Planbureau (2005) op van toepassing is: woonmilieus met plattelandskenmerken (rustig, ruim, groen, dorps) in, aan de rand van of in de directe nabijheid van stedelijke centra (Deventer, Zwolle en Twente). In Overijssel beschikken ook kleinere stadjes en dorpskernen dikwijls nog over redelijk veel dagelijkse voorzieningen als winkels en scholen. Doordat het wonen op een (voormalig) boerenerf om verschillende redenen aantrekkelijk kan zijn, wonen bewoners met uiteenlopende motieven soms naast elkaar. Dit essay probeert die motieven van de initiatiefnemers en de ruimtelijke implicaties voor erftransformaties te ontrafelen.
56
Cahier d’atelier Levende Erven
57
Cahier d’atelier Levende Erven
§2. Motieven bewoners
stel zestigers dat twee jaar geleden vanuit Aerdenhout naar een boerderij uit 1830 in de Gelderse Achterhoek is verhuisd verwoordt het in een makelaarskrant als volgt: ‘onze wensen waren heel specifiek en moeilijk onder woorden te brengen. Het was meer een gevoel, waarbij sfeer en authenticiteit bepalend waren’. Deze groep heeft een idyllisch beeld van het platteland, zo blijkt ook uit het onderzoek van Saskia Heins (2002). Het platteland wordt door stedelingen vooral gezien als belevings- en consumptieruimte. Ze associëren het platteland met morfologische en visuele kenmerken (groen, ruimte, weilanden, koeien en boerderijen).
Deze paragraaf gaat over de drijfveren achter de erftransformaties. Wat volgt is een beschrijving van motieven. Motieven zijn altijd gekoppeld aan dieperliggende krachten. Het is verleidelijk om een eenduidige indeling te maken in verschillende typen initiatiefnemers. Makelaars onderkennen bijvoorbeeld twee hoofdgroepen van nieuwe erfbewoners: enerzijds mensen die gaan voor het comfort van een kant en klare boerderij. Anderzijds zijn er de mensen die willen opknappen om zo een woning naar hun eigen wensen te krijgen. Een andere, vaak gebruikte, indeling is die tussen romantici versus realisten. Wij proberen zo’n eenduidige indeling te omzeilen. Daarvoor is ons onderzoek te verkennend. Een initiatiefnemer kan ook verschillende motieven hebben. En er is niet altijd een één op één relatie tussen een motief en een type erf. De diversiteit aan levensstijlen op het platteland is ook toegenomen. Naast idealisten zijn er rustzoekers, natuurliefhebbers, tuinwroeters, hobbydierhouders, opknappers van monumentale panden, statuszoekers, gepensioneerden, retourmigranten, gezinnen die een veiliger omgeving voor hun kinderen zoeken, enzovoort (Sociaal Cultureel Planbureau, 2006). We schetsen daarom vijf variabelen waarop initiatiefnemers kunnen scoren. De diverse posities die mensen kunnen innemen leveren een bonte verzameling betekenissen van het platteland op.
Het verloop onder de groep (Rand)stedelingen is groter dan bij mensen uit de regio zelf. Volgens makelaar Boertjes ligt het zwaartepunt van het aanbod momenteel ook op doorverkoop. Nadat stedelingen zeven tot negen jaar van het buitenleven genoten hebben vertrekt men weer naar elders. De meesten keren weer terug naar de stad, vanwege de gezondheid, om dichter bij voorzieningen te wonen of omdat ze het onderhoud onderschat hebben. Makelaar Van der Kwaak: ‘Ze zijn niet altijd goed voorbereid op het landelijke wonen. Ze hebben een te idealistisch beeld bij het platteland.’ Ook opgroeiende kinderen zijn een reden om weer te verhuizen vanwege de afstand tot leeftijdgenoten en tot de school.
Stedelingen versus plattelanders De woongeschiedenis is bepalend voor hoe men het platteland ervaart. Er is de laatste tijd veel aandacht voor de vraag onder stedelingen naar het rurale wonen. Dat roept associaties op met een trek vanuit de Randstad naar Overijssel. Dat blijkt mee te vallen. Een belangrijke groep nieuwe erfbewoners in Overijssel zijn ex-stedelingen uit plaatsen als Zwolle, Deventer en Meppel. Uit de gesprekken bleek dat het merendeel van de initiatiefnemers in Overijssel uit de regio zelf komt. Slechts een beperkt deel (20 tot 30 procent) is van buiten de provincie afkomstig. Sommigen daarvan komen alleen maar in het weekend. Mensen die uit de Randstad komen vestigen zich volgens makelaars vooral in een strook van zo’n 15 kilometer ten weerszijden van de A1 en aan de rand van de grote steden. Ze zoeken rust èn bereikbaarheid. Ook Giethoorn en omgeving staat bekend als woondomein van gebiedsvreemde mensen, daar dikwijls tijdelijk wonend in een tweede woning. Het merendeel van deze van elders afkomstige mensen is (bijna) gepensioneerd. Deze groep heeft veel te besteden. Hun sociale netwerken blijven vooral in het westen of elders, waar ze ook regelmatig naartoe reizen voor activiteiten. Ze leven in een netwerkstad. Er zijn echter weinig randstedelingen die elke dag op en neer rijden voor hun werk. Randstedelingen lijken vooral te kiezen voor reeds opgeknapte authentieke woonboerderijen. Een kant en klare boerderij biedt comfort en financiële zekerheid. Nostalgie staat voorop. Men zoekt authenticiteit. Men wil dus geen boerderijen met kunststof kozijnen. Een
58
Cahier d’atelier Levende Erven
De mensen uit de regio hebben doorgaans een andere woongeschiedenis. Uit onderzoek blijkt dat bekendheid met het platteland een belangrijke rol speelt bij de rurale woonmilieuvoorkeuren. Wanneer men op het platteland gewoond heeft en/of er frequent een bezoek aan brengt is de kans groter dat men weer naar een ruraal woonmilieu wil verhuizen (Heins). Deze groep is overigens net zo gevarieerd als de stedelingen zelf. Het kan gaan om familieleden van een boer, starters uit een dorp die bekend zijn met het platteland tot en met zogenaamde retourmigranten die ooit zijn opgegroeid op het platteland en nu weer terug willen keren. Die laatste groep heeft meer te besteden en is ouder (tussen de 50 en 60 jaar). Het grote verschil tussen stedelingen en dorpelingen is dat deze laatste groep een ander beeld heeft van het platteland. De plattelandsbeelden van mensen met een rurale woongeschiedenis zijn meer op de sociaal-culturele aspecten van het platteland georiënteerd dan van mensen met een urbane woongeschiedenis. Ze zijn bekend met de lokale waarden en normen en voelen zich verbonden met de plek van herkomst. Ze oriënteren zich binnen de regio. Ze werken vaak in dezelfde regio (meestal in de dienstverlening). Familieleden en vrienden wonen er. Evenals stedelingen kijkt men naar de sfeer van de locatie. Daarnaast zijn de mogelijkheden die de boerderij biedt belangrijk. Enerzijds wordt de nadruk gelegd op vrijheid (ruimte, maar ook je eigen ding kunnen doen), anderzijds op de gemeenschapszin.
59
Cahier d’atelier Levende Erven
waarmee men met erven en bebouwing omgaat. De uiteindelijke verschijningsvorm van bebouwing, erf en de koppeling aan het landschap hebben ook te maken met de opleiding en de sociale netwerken van de initiatiefnemers. In een onderzoek naar de woonvoorkeuren van de elite onderscheidt de sociaal-geografe De Wijs-Mulkens (1999) naast economisch ook cultureel kapitaal. Het culturele kapitaal van mensen is te herleiden tot opleiding en afkomst. Het culturele kapitaal bepaalt de betekenis die de natuur en het wonen hebben. Voor hoogopgeleiden bestaat de natuur vooral uit ‘authentieke’ natuur en minder uit ‘stedelijke’ en ‘agrarische’ natuur. Er is ook een verschil tussen woonculturen bij de culturele en economische elite. Kiest de culturele elite doorgaans voor stedelijke woonmilieus, de economische elite kiest voor suburbane en landelijke woonmilieus. Dat lijkt ook het geval te zijn in Overijssel. De bewoners die zich een erf kunnen veroorloven behoren doorgaans tot de economische elite van gearriveerde ICT’ers, ondernemers, groothandelaren, fabrikanten en vrije beroepsbeoefenaren. Het geld heeft men verdiend in de stad of kleine kernen. Maar men etaleert het op het platteland. Sommigen van hen zijn statuszoekers. Ze etaleren hun sociale stijging en vormen daarmee een soort nouveau riche van het platteland. Discussies over smaak zijn ook vaak te herleiden tot verschillen in cultureel kapitaal. Een ondernemer die een op een notariswoning gelijkende cataloguswoning bouwt, kan op weinig begrip rekenen van de culturele elite in Zwolle of Deventer. Het, voor de oorspronkelijke bewoners zo vanzelfsprekende, onderscheid tussen de formele vrouwelijke voorkant en de informele mannelijke kant van het erf gaat niet langer op voor de economische elite. Ook de informele achterkant wordt getransformeerd tot ‘representatieve’ ruimte. Er zijn ook initiatiefnemers die verfijning nastreven. Omdat de regionale ondernemers doorgaans behoren tot de economische elite kiest men op het platteland eerder voor een cataloguswoning of een gerestaureerd erf dan voor een regiospecifiek of modern ontwerp.
Economisch, cultureel en sociaal kapitaal: van statuszoekers tot scharrelaars Uit migratieonderzoek blijkt dat de verhuisstroom van de stad naar het platteland een selectief karakter heeft. Het zijn vooral huishoudens met een hoger inkomen die het zich kunnen veroorloven. De grootste groep heeft een zeker vermogen opgebouwd. De goedkoopste boerderij kost al gauw 4 ton, exclusief verbouwkosten. Bij sloop gevolgd door nieuwbouw gaat het om bedragen vanaf 5 ton. Meestal gaat het om bedragen van 7 ton en hoger. Het onderhoud van een hectare grond kost al gauw 5000 tot 10.000 euro per jaar. Het economisch kapitaal (inkomen en opgebouwd vermogen) van de initiatiefnemers bepaalt dus de keuzemogelijkheden. Er zijn ook jongeren en huishoudens met een laag inkomen die landelijk willen wonen. Het feit dat slechts specifieke groepen werkelijk verhuizen naar het platteland heeft te maken met hun mogelijkheden en beperkingen. Huishoudens met een beperkter inkomen kunnen volgens makelaars soms maar net een boerderij kopen. Sommigen ‘kruipen’ er zelfs zo in zonder te verbouwen. Die moeten hun inkomen aanvullen via neveninkomsten door er bijvoorbeeld op het erf bij te klussen. Dat kan volgens enkele makelaars leiden tot onzorgvuldigheid en aantasting van het erf en het landschap (campings, caravanstalling, etc.). Deze zogenaamde aantasting wordt niet alleen veroorzaakt door mensen met beperkte middelen. Ook mensen met geld gaan dikwijls onzorgvuldig om met erf en beplanting (ten behoeve van paardenbakken, beeldentuinen) of bouwen een woning die volledig haaks staat op de regiospecifieke wijze van bouwen. Het inkomen is dan ook niet bepalend voor de mate van zorgvuldigheid
60
Cahier d’atelier Levende Erven
Een derde vorm van kapitaal is het sociaal kapitaal. Dat zijn de hulpbronnen en kennissen waar mensen een beroep op kunnen doen. Sommige mensen beschikken over meer netwerken dan anderen. Deze netwerken zijn bepalend voor de adviseurs die bewoners inschakelen. De initiatiefnemers van erftransformaties doen overwegend een beroep op regionale en lokale netwerken. Van bovenlokale netwerken maakt men weinig gebruik. Ook is in ondernemende streken als Salland en Twente sprake van een dicht netwerk van adviseurs en bouwbedrijven die een grote invloed hebben op de verschijningsvorm van de erven. De rol van Het Oversticht, de provincie en het architectuurcentrum Twente is dan ook cruciaal, omdat ze een kwaliteitsimpuls kunnen geven aan regionale netwerken. Namelijk door initiatiefnemers te verleiden, te inspireren en te helpen met kennis, referentieprojecten en nieuwe netwerken van deskundigen.
61
Cahier d’atelier Levende Erven
Tijdsbudgetten Men moet niet alleen geld hebben om buiten te kunnen wonen, maar vooral ook tijd. Tijd om een goed gelegen erf te vinden. Een boerderij renoveren of het bouwen van een nieuw huis kost veel tijd, meestal meerdere jaren. Men moet geduldig wachten op de vergunningen en de besluitvormingsprocedures. Het vraagt om een lange adem. ‘De belangrijkste investering is tijd’, zoals een bewoner het formuleerde. En belangrijk: ook het onderhoud van de erfinrichting en het verzorgen van kippen en paarden kost veel tijd. Daar blijken veel nieuwe bewoners onvoldoende bij stil te staan. Mensen met veel geld kunnen het onderhoud uitbesteden. Maar voor jonge gezinnen kan landelijk wonen problemen opleveren vanwege de aanslag op het tijdsbudget. Het naar school brengen en halen van de kinderen kost tijd. Ook basisvoorzieningen als winkels liggen niet om de hoek. De reistijd (files) naar de Randstad vormt een belemmering voor forensen uit de Randstad om zich hier te vestigen. Om buiten te wonen is dus tijd èn geld nodig. Als men niet veel tijd heeft, moet men in ieder geval het geld hebben om het beheer en onderhoud uit te besteden. De kwaliteitsimpuls voor de erftransformaties zou wat dit betreft een onderscheid kunnen maken in initiatiefnemers met krappe en ruime tijdsbudgetten. Hoe krapper het tijdsbudget, hoe belangrijker de rol van adviseurs, loonbedrijven en hoveniers. Bewoners met relatief veel tijd (maar met minder geld) vragen doorgaans om andere netwerken en vormen van kennis.
62
Cahier d’atelier Levende Erven
Consumptie- versus productieruimte Het platteland wordt steeds meer een consumptieruimte. Een groot deel van de initiatiefnemers van de erftransformaties wil er voornamelijk wonen. De boerderij wordt of is al getransformeerd tot woonboerderij. De perceptie van het platteland als consumptieruimte kan haaks staan op de agrarische functie. Stank en geluidsoverlast passen dan niet in de beleving van het wonen op het platteland. De deel en de bijgebouwen maken het mogelijk om ook andere aan het wonen gerelateerde functies een plek te geven zoals een atelier, een kantoortje aan huis en hobbydieren zoals paarden. Landelijk wonen is ook een vorm van recreatief wonen. Volgens Boertjes makelaardij is tachtig procent van de mensen die in het buitengebied rondom Dedemsvaart wil wonen een paardenliefhebber. Ze kopen een boerderij omdat ze een paard willen houden, het liefst op het eigen erf. Nog een stap verder en we hebben het over neveninkomsten. Niet alleen veel nieuwkomers beginnen een onderneming op het erf, ook proberen agrariërs het soms tot hun pensioen ‘uit te zingen’. Het kan dan gaan om een hondentrimsalon, camping, hondenasiel, cursusruimte, autosloperij, caravanstalling, bed & breakfast, kinderopvang of (opnieuw) paarden. Dat vindt dan plaats in de schuur of in nieuwe bijgebouwen. Deze nieuwe productieruimte kan botsen met de oorspronkelijke inrichting van het erf. Heggen of hoogstambomen worden soms weggehaald ten gunste van paardenbakken of parkeerruimte. De ambiguïteit van het platteland blijkt ook uit de
63
Cahier d’atelier Levende Erven
transformatie van sommige erven tot een nieuwe productieruimte. Alhoewel veel agrarisch gerelateerde beroepsgroepen van het platteland zijn verdwenen of van inhoud zijn veranderd, zou het toenemende aantal vrijkomende erven weer nieuwe bedrijvigheid kunnen huisvesten. De regelgeving zal dan wel meer ruimte moeten bieden. In Friesland bijvoorbeeld is op talloze boerderijen, die niet meer agrarisch in gebruik, zijn wel veel nieuwe bedrijvigheid te vinden. Waar het bestemmingsplan dat niet toelaat wordt dat vaak toch getolereerd. De boerderij is een flexibele ruimte die tal van invullingen kan herbergen (Van der Vaart, 1999). De meeste nevenfuncties of nieuwe functies komen voort uit het landbouwbedrijf zelf. Zo zal iemand die begint met het lassen van aanhangers makkelijk overschakelen op het verhuren van aanhangwagens. Een ander maakt meubels als hobby en groeit uit tot een groot bedrijf. Het beleid is er (bestemmingsplantechnisch) nog niet klaar voor om nieuwe bedrijvigheid naar het platteland te trekken. Volgens Stimuland is er echter een beginnende trend waarneembaar van startende jonge ondernemers die een boerderijtje zoeken. Pull-factoren zijn: de omgeving, de uitstraling, de betaalbaarheid en de combinatie met wonen. Meestal gaat het om kleinschalige bedrijfjes die zich hiermee kunnen onderscheiden van de doorsnee bedrijven op bedrijventerreinen. Nieuwe vormen van dienstverlening ontstaan ook vanuit een institutionele hoek, zoals op zorgboerderijen. Deze ondernemingszin past goed op het platteland en sluit naadloos aan op de ondernemerscultuur in de provincie Overijssel. Erven zijn bij uitstek geschikt voor het combineren van functies.
De collectiviteit van het erf vraagt om nieuwe interpretaties, zowel ruimtelijk als sociaal. Er is echter nog nauwelijks aanbod dat inspeelt op een potentiële vraag. Er blijkt namelijk wel vraag naar te zijn, al is dit meestal niet bij de mensen met veel geld. De behoefte is door diverse adviseurs gesignaleerd, bijvoorbeeld dat 3 of 4 huishoudens iets willen kopen, maar dat men dan aanloopt tegen de te hoge prijzen. De architect Kamphuis verwacht dat de doelgroep voor nieuwe knooperven uit de stad komt: ‘die willen wel delen, maar de boer of mensen uit het dorp willen geen vreemden over het erf’. Nieuwe vormen van collectief wonen op erven kunnen geheel nieuwe gedaanten hebben. Zoals bij het project van de corporatie Het Saalien (8 huurappartementen voor starters) of zorgboerderijen. Collectieve projecten kunnen ook een oplossing bieden om het buiten wonen betaalbaar te maken (bijvoorbeeld een dubbele bewoning). Er blijken initiatieven te zijn van ouderen die collectief onder gelijkgezinden willen wonen, zoals retourmigranten die weer op een (niet te afgelegen) erf willen wonen en die geen zin meer hebben in het onderhoud. Een gezamenlijke tuinman en klusjesman biedt dan uitkomst. Deze ouderen zoeken naar veiligheid en comfort. Er is daarnaast vraag vanuit diverse interesse- en leefstijlgemeenschappen. Met name vanuit de meer alternatieve hoek lijkt er belangstelling te zijn voor samen wonen op een erf. Het gaat dan om ideële gemeenschappen met mensen – ook uit de Randstad– die eenzelfde leeftijd, leefstijl of interesse delen. Kortom, er zijn nog volop kansen voor het collectieve wonen op het erf.
De dynamiek op het platteland geeft aan dat het wonen en werken nog steeds in elkaar over kunnen lopen. Er valt vaak geen strikte scheiding te maken tussen wonen en werken. Die ambiguïteit vormt ook de kracht van het erf en haar gebouwen. Stad en platteland, stedelijkheid en landelijkheid zijn door die nieuwe activiteiten steeds minder gescheiden werelden en lopen op het erf soms in elkaar over. Individualiteit versus collectiviteit Het landelijk wonen wordt vaak geassocieerd met collectief dorps wonen (nabuurschap, de achterdeur die open staat, knooperven). Toch hechten de meeste mensen in het geval van de erftransformaties veel waarde aan privacy. Er is door diverse adviseurs voor gewaarschuwd: mensen met geld willen alleen wonen en hun erf niet delen met 2 of 3 andere huishoudens. Wel is er waardering voor het nabuurschap, vooral bij de mensen uit de regio zelf. Het gaat dan bijvoorbeeld om tradities met trouwen en rouwen. Het gaat om ‘betrokkenheid zonder dat je op elkaars lip zit’, zoals een door ons geïnterviewde dorpeling het uitdrukte. Voor zover men gezamenlijk op een erf wil wonen gaat het (bij dubbele bewoning) in de meeste gevallen om familieleden: ouders die bij hun kinderen inwonen, of kinderen bij hun ouders.
64
Cahier d’atelier Levende Erven
65
Cahier d’atelier Levende Erven
van de functie komt tegemoet aan de behoefte van het genereren van (extra) inkomsten. Beperkte middelen of een nonchalante houding kunnen soms leiden tot vormen van verrommeling, zoals een autosloperij, een caravanstalling of een mini-camping. Voorbeelden van een traditioneel erf met een nieuwe functie
Een aardig voorbeeld van een traditioneel erf met een nieuwe functie is erve ’t Vrielinck (www.vrielinck.nl) van de familie Grootelaar. Ze verhuren twee appartementen en vier boerderijlodges. De heer Grootelaar heeft altijd op de boerderij gewoond. Na het overlijden van zijn vader heeft de heer Grootelaar het bedrijf voortgezet. Op een gegeven moment was het bedrijf te klein. Om genoeg inkomsten te verkrijgen is hij in deeltijd gaan werken als buschauffeur bij Connexion. Kort daarna zijn de melkkoeien weggedaan. In 2000 zijn ook de fokzeugen verkocht. Sindsdien werkt hij full-time als buschauffeur. Van de zeven hectare die bij de boerderij hoorde zijn er twee verkocht om de verbouwkosten te beperken. De overige vijf hectare wordt begraasd door koeien van een buurman. Op kleine schaal zijn ze verder gegaan met vleesvarkens. De leegstaande schuur is toen verbouwd tot twee vakantie-appartementen. Als gevolg van de varkenspest in 2000 was de kostprijs van de vleesvarkens hoger dan de opbrengst, waardoor de tweede schuur ook leeg kwam. Via de gemeente zijn ze in contact gekomen met hotelier Droste uit Tubbergen (www.drostes.nl). Droste wilde uitbreiden maar mocht niet bouwen op haar eigen locatie. Samen hebben ze een plan opgezet om vier lodges te bouwen in de stal. Droste doet de marketing en staat garant voor een minimale bezetting. De hotelier adverteert met de tekst ‘te gast aan de boerentafel’. Mevrouw Grootelaar verzorgt het ontbijt, de opmaak van de bedden en ontvangt nieuwe gasten.
§3. VERSCHIJNINGSVORMEN VAN HET ERF Het toenemende aantal opnieuw ingevulde erven geeft nieuwe betekenissen aan het platteland. Suburbanisatie van het platteland door kapitaalkrachtige huishoudens is een proces dat zich overal ter wereld voordoet. Men spreekt dan over de nevelstad (Vlaanderen) of over de città diffusa (Italië). In de Verenigde Staten is de term ‘exurbia’ gemunt. Exurbia is het gebied voorbij suburbia, waar in een landelijke omgeving op een stedelijke manier wordt gewoond (Zie oa. Harry den Hartog, 2006). Exurbane bewoners zijn nog wel afhankelijk van de stad. De erftransformaties vormen het Overijsselse platteland deels om tot een exurbia. Dat exurbia is echter wel uiterst veelvormig en gelaagd.
Via de hotelier zijn ze in contact gekomen met Schippersdouwesarchitectuur. Uitgangspunt was het boerenerfkarakter te behouden. Alle veranderingen zijn inpandig opgelost. Waar eerst de varkens waren gehuisvest is nu per eenheid een vakantieverblijf ondergebracht. In de voertroggen op de gang wordt het ontbijt geserveerd en ook de biggenlampen hangen er nog. De mestkelders zijn omgevormd tot doucheruimtes. Om het boerenkarakter verder te versterken is het houtwerk ruw afgewerkt, is er een bedstede en is de wasbak is ook trogvormig. In de lodges is een entresol gemaakt ter hoogte van de oude luchtverversingslaag. De familie heeft sinds kort een buitensauna gemaakt. ‘Je krijgt hier de luxe van schone handdoeken, koffie, thee en wijn. Het is een hotel. Maar het moet een beetje boers blijven, wij willen geen Turkse stoombaden en dergelijke.’ Een derde schuur wordt nog verbouwd tot gemeenschappelijke ruimte voor groepen die samen willen ontbijten of voor vergaderruimte. ‘De gemeente en provincie werkten goed mee. Die gebruiken het nu als voorbeeldproject.’ De meeste gasten komen uit de Randstad. ‘Het trekt een bepaald soort mensen die iets mee te besteden hebben en van het buitenleven willen genieten’.
Ieder erf is uniek. Ieder erf kent haar eigen verhaal en heeft een andere context. Hierdoor is het moeilijk generaliserend over de Overijsselse erftransformaties, en de mensen die daarachter zitten, te spreken. In een poging om de variatie vatbaarder te maken is gemakshalve een indeling gemaakt in ruimtelijke verschijningsvormen van getransformeerde erven. In deze paragraaf worden met deze categorieën enkele ruimtelijke en sociale aspecten belicht die bij erftransformaties komen kijken. De erven zijn in zes categorieën ingedeeld. We lichten ze toe met voorbeelden. Het traditionele erf met een nieuwe functie Hieronder verstaan we oude erven die qua erfindeling en architectuur de agrarische vormentaal aanhouden. Het exterieur van het erf oogt nog agrarisch, maar de inhoud is aangepast. De oorspronkelijke boer is dikwijls nog hoofdbewoner. De verbreding
66
Cahier d’atelier Levende Erven
67
Cahier d’atelier Levende Erven
gelo en Enschede.’ Een andere ingang bood landgoed Twickel waar haar ouders een gemengd bedrijf hebben. De pachtboerderijen zijn nog betaalbaar, ondanks de hoge jaarlijkse canon. Maar het is ze nooit gegund. Marcel: ‘Ze zeiden dat de vrijkomende boerderijen voor de kinderen van de bewoners waren. Dat is absoluut niet het geval. Als je de rentmeester niet persoonlijk kent, kom je niet aan de bak.’ Hun huidige vrijstaande woning in Saksische stijl is naar hun zin, maar ze missen de rust, vrijheid en ruimte van het landelijk wonen. Sinds drie jaar zijn ze bezig met de voorbereidingen voor de renovatie van een boerderij uit 1860 in Zenderen. De boerderij met grond kwam na bedrijfsbeëindiging in handen van de familie. Marcel en Jolanda toonden interesse en gingen akkoord met het voorstel van de gemeente Borne om van de leegstaande boerderij een gemeentelijk monument te maken, mits er weer een woonbestemming op zou komen.
Voorbeelden van een gerestaureerd erf
Op de voorgevel na moet de boerderij geheel opnieuw worden opgebouwd. Ze dienen zoveel mogelijk oude materialen te hergebruiken. De architect die ze eerst hadden ingeschakeld, Henk Methorst uit Hengelo, wilde de oorspronkelijke indeling van de boerderij herstellen. ‘Hij bepaalde zelfs de kleuren van het interieur. Dat ging ons te ver’. Ze verschilden met Methorst ook van mening over de ligging van de voordeur en de keuken. In plaats van de keuken op de oorspronkelijke plek en de voordeur in het zicht van de straat vinden ze het logischer – vanwege de privacy en de zonzijde – om aan de andere zijde van de boerderij de voordeur en de woonkeuken te plaatsen. Ze willen in de boerderij meer vrijheid hebben om het naar hun eigen wensen in te richten en met het comfort van deze tijd. Er zijn nog andere dingen aangepast. Zo willen ze een stuk uit de zijgevel halen om zo de lichttoetreding te verbeteren. Er valt met de gemeente echter niet te praten over het weghalen van een stalletje aan de achterzijde. Zonder stalletje is het authentieker volgens Marcel, want een Twentse boerderij heeft nergens zo’n bijgebouw. Met de deel doen ze voorlopig niets. ‘We hebben nog geprobeerd om minder terug te bouwen.’ Het is straks lege ruimte. ‘We kunnen een tweede woning aanvragen. Als je buiten woont wil je alleen geen buren hebben.’ Misschien dat hun dochter er later wil wonen, of dat ze zelf verhuizen naar het achterdeel. Een alternatieve bestemming is een ruimte waar cursussen gegeven kunnen worden. Bij de boerderij zit 7000 vierkante meter grond. Vanwege provinciale subsidies heeft een landschapsarchitecte een globaal ontwerp voor het erf gemaakt. Een aantal zaken worden hersteld, zoals meidoornhagen en de boomgaard. Twee schuren komen terug. Een schuur wordt gedraaid zodat de bungalow van de buren aan het zicht onttrokken is.
Het gerestaureerde erf Het betreft hier oude erven die in oorspronkelijke stijl zijn teruggebouwd. Vaak is slechts een enkele gevel authentiek en is de rest gereconstrueerd met nieuwe materialen. Dikwijls zijn nieuwe gevelopeningen of uitbouwen toegevoegd. Het erf zelf wordt slechts gebruikt als siertuin met parkeerplaats en soms nog een boomgaard en een hoekje als moestuin. De interieurs zijn meestal aangepast aan deze tijd. Vaak zijn woonboerderijen in het verleden al gerestaureerd en worden ze nu doorverkocht. Bij gerestaureerde erven valt ook wel eens het begrip ‘musealisering van het landschap’. Bij stedelingen komen ze tegemoet aan het toegenomen verlangen naar authenticiteit en een sfeer van ruraliteit. Lokale bewoners kijken daar iets nuchterder tegen aan: zij waarderen vooral de mogelijkheden en de vrijheid die een erf biedt. Gerestaureerde woonboerderijen zijn slechts weggelegd voor kapitaalkrachtige huishoudens. Het vinden en opknappen van een betaalbare oude boerderij vraagt om uithoudingsvermogen, zo blijkt uit het gesprek met de dertigers Marcel en Jolanda Veldhof uit Hertme. Vrijkomende boerderijen zijn voor starters niet te betalen, is hun ervaring. Jolanda: ‘Er is veel concurrentie van beter gesitueerden als artsen uit Hen-
68
Cahier d’atelier Levende Erven
69
Cahier d’atelier Levende Erven
Voorbeelden van een verzonnen erf
Het verzonnen erf Bij deze categorie gaat het om sloop en nieuwbouw in de vorm van zelfbouw, catalogusbouw, boerderettes en notariswoningen. Soms refereren enkele elementen of materialen nog naar dit verleden. Meestal zijn gebiedsvreemde stijlkenmerken naar eigen smaak ingezet zonder veel rekening te houden met de context. Het verzonnen erf kan regiospecifieke kwaliteiten krijgen als het materiaalgebruik is afgestemd op de omgeving. Maar vaker ontaard het in protserige nieuwbouw waarmee statuszoekers hun sociale stijging op het platteland willen etaleren.
naar Zwartsluis verhuisd. Daar hebben ze zeven jaar gewoond. ‘Qua natuur is het daar nog mooier dan hier. Toen kregen we andere buren, dat waren lawaaidozen. Door toeval hoorden we van dit huis. Het heeft aardig wat gekost, maar dat moest maar. Deze plek is echt fantastisch!’ Ze bouwden een schuurtje en ruilden wat grond met de buren om een betere entree te maken. De plek heeft hun hart gestolen. ‘Elk seizoen is prachtig! We varen veel, alles gebeurt met de motorboot. Boodschappen doen we nog wel met de auto, maar naar vergaderingen stap ik gewoon in de boot. En voor vriendenbezoek ook.’ Toen ze hier net woonden werd de heer Lute Nederhoed gevraagd als secretaris van Riettelersvereniging ‘De Wieden’. De familie is ook actief in de kerk. Hij zit in een paar commissies. Zij heeft catechisatie gegeven en werkt daarnaast voor het Rode Kuis. ‘We zijn heel actief betrokken. Dat moet ook wel, anders krijg je geen goede verstandhouding en blijf je buitenstander. We zijn lid van elke vereniging. En dan is er nog de gondelvaart. Elke tweede vrijdag in augustus varen ze met versierde boten door het dorp.’ In het buurtschap is nog een supermarkt. Voor ander zaken gaan ze naar Zwartsluis of Meppel. Ze gaan verhuizen als ze geen auto meer kunnen rijden. ‘Er is hier geen openbaar vervoer. Het is niet leuk om hier afhankelijk te zijn van buren. Dan wonen we liever in een appartement in Meppel.’
Ons voorbeeld van een verzonnen erf is enigszins voorbeeldig. Het ligt in het natuurgebied De Wieden in noordwest Overijssel in het buurtschap Belt Schutsloot. Er staat hier nog een handjevol riettelersboerderijtjes. De laatste twintig jaar zijn hier veel authentieke pandjes gesloopt. De nieuwbouw die daarvoor in de plaats kwam, ontbeerde aansluiting op de historie en de plek. Begin jaren ‘90 werd zo’n boerderijtje in originele staat gekocht door de architect Schilder. Het onbewoonbaar verklaarde pand werd in 1995 gesloopt. De nieuwbouw lijkt niet op wat er eerst stond. Wel is geprobeerd met dezelfde roodbruine baksteen, kozijnkleuren en rietdak, aansluiting te zoeken op de omgeving. Qua omvang (700 kuub) is het pand tamelijk groot voor de kavel (1200m2). Het gezin Schilder heeft er slechts enkele jaren gewoond. De familie Lute Nederhoed woont er nu inmiddels zes jaar. Hij heeft een groothandel in diverse artikelen. Na 25 jaar Meppel, toen alle kinderen de deur uit waren, zijn ze
70
Cahier d’atelier Levende Erven
71
Cahier d’atelier Levende Erven
Voorbeelden van een regiospecifiek vertaald erf
Het regiospecifiek vertaalde erf Het gaat hier om sloop/nieuwbouw. Traditionele en regiospecifieke stijlkenmerken zijn vertaald naar een meer hedendaagse vormgeving. Dat kan van traditioneel tot meer modern, van een precieze tot een meer rekkelijke interpretatie. Vernieuwing ontstaat door een nieuwe interpretatie van het regiospecifieke. Deze in Nederland, en in het bijzonder in Overijssel, nog weinig voorkomende en meer vernieuwende ontwerphouding, is gelieerd aan het kritisch regionalisme (Frampton, 1988). Het vraagt om een ambitieus opdrachtgeverschap. De architect heeft een belangrijke rol. We illustreren deze categorie aan de hand van erve Bloemenale te Haaksbergen. Bewoners zijn meneer en mevrouw Leusink. Hij is eigenaar van een supermarkt en beheert onroerend goed in Haaksbergen. ‘We hebben dit vier jaar geleden gekocht. Het gebouw was slecht gesitueerd en de muren waren beschimmeld. Als renovatie mogelijk was hadden we dat in moderne stijl gedaan. De gebinten zijn bewaard, die willen we gebruiken voor een kapschuur.’ Zeven jaar lang hebben ze gezocht naar een geschikte bouwlocatie. Soms was het te ver van de bewoonde wereld. Het moest bereikbaar zijn omdat mevrouw Leusink bloemschikcursussen wilde geven. Er komt gemiddeld één groep per dag, meestal zo’n 10 tot 12 personen uit heel Twente. Ook meneer zocht meer ruimte om het huis. ‘Altijd maar fietsen of naar de golfbaan, het is ook wel eens leuk om thuis iets te kunnen doen.’ Architect Gooike Postma ontwierp een collage van verschillende volumes die refereert aan een boerderij. Het materiaalgebruik is expressief ingezet om de volumes te laten contrasteren. Aan de buitenzijde zijn het schuurdeel en woondeel duidelijk zichtbaar. Van binnen is het echter één functioneel geheel. ‘Ik kende hem zakelijk. We hebben veel eigen ideeën kunnen inbrengen. We zochten aansluiting op het landschap. Gooike heeft passende materialen gezocht, zoals zwart geschilderd timmerhout en rode dakpannen. Riet hoort hier niet. De raampjes zijn zo klein mogelijk
72
Cahier d’atelier Levende Erven
om ‘s avonds hinderlijk licht naar buiten te voorkomen. De kap moet opgaan in de omgeving als de zon ondergaat. We hebben veel gefietst, nergens zagen we dakkapellen bij oude schuren. Dus dat wilden we niet, maar er moest wel lichtinval komen. Gooike heeft dat goed opgelost door een glazen cilinder met vide op de plek waar traditioneel de niendeuren zitten. Erven werden vroeger omarmd door bijgebouwen. Gooike stelde voor één hoofdgebouw en twee bijgebouwen te maken. Maar dat mag niet in Haaksbergen, twee vrijstaande opstallen is het maximum. Vandaar dat nu twee volumes in elkaar geschoven zijn. Van buiten lijkt het woonhuis klein maar het woongedeelte loopt door in de schuur.’ In het interieur bestaat het traditionele onderscheid tussen een mooie kamer en de woonkeuken. Via Gooike Postma zijn ze in contact gekomen met landschapsarchitect André Bijkerk. ‘Bijkerk maakte het beplantingsplan en vertelde: je moet niet denken in tuintjes maar in grote lijnen’. Ooit was dit aardappelland, zonder waardevolle beplanting. Nu komen er beukenhagen en om het huis taxus en buxus. Plaatselijk komen groepen hoge bomen. Er is een kikkerpoel uitgegraven. ‘Dat willen we ruw houden, geen folie en geen goudvissen.’ Ze zien regelmatig patrijzen en hazen. Zelf hebben ze geen dieren. ‘Later misschien korhoenders.’ Op het achtererf staat een openlucht jacuzzi. De familie denkt na over een hek: ‘geen smeedijzer maar blank hout dat vergrijst. Het gaat om het idee want ze stappen natuurlijk gewoon door de haag.’
73
Cahier d’atelier Levende Erven
Soms was het te dichtbij bebouwing of naast een mini-camping. Een andere keer was de boerderij te mooi om te slopen. Renoveren is duur en de wens om zelf te bouwen was groot. Via een makelaar kwamen ze in Fleringen terecht. Ze wonen nu viereneenhalf jaar op een nieuw landgoed. Ooit stond hier een gemengd bedrijf met cultuurgrond en stallen. De boerderij is in de tweede wereldoorlog afgebrand en met goedkope materialen herbouwd. Er zat vier hectare grond bij. Op advies van de makelaar is daar één hectare bijgekocht om in aanmerking te komen voor de Natuurschoonwet (NSW). Het perceel heeft nu een landgoedstatus maar is niet openbaar toegankelijk. Uit de aannemerij kende de heer Droste landschapsarchitect Bijkerk en de rentmeesters van Eelerwoude. Beiden zijn ingeschakeld om het landgoed vorm te geven en de NSW regeling aan te vragen.
Voorbeelden van een (nieuw) landgoed
Het (nieuwe) landgoed Overijssel heeft verschillende traditionele landgoederen. Het beleid per landgoed varieert sterk. Weldam is relatief behoudend qua beleid terwijl Twickel veel eerder in erfpacht uitgeeft en mikt op hogere inkomens. Op landgoed Weldam zijn van de ongeveer 65 pachtboerderijen er nog 30 in agrarisch gebruik. Als boeren hun bedrijf beëindigen, wordt de landbouwgrond verdeeld onder de andere pachters. De vrijgekomen boerderijen op Weldam hebben puur een woonfunctie. De nieuwe bewoners betalen huur. Nieuwkomers zijn veelal kinderen of kennissen van pachters. Weldam streeft naar een doorsnee dorpse samenleving, alle leeftijden en huishoudenstypen komen voor. ‘We willen geen villapark worden. We selecteren mensen op kennis van het platteland. Dat is ook beter voor de sociale structuur. We willen niet dat mensen gaan klagen over het uitrijden van mest.’ Er zijn strenge afspraken over onderhoud en inrichting van het erf. Coniferen zijn uit den boze. De kleurstelling van de gebouwen moet herkenbaar blijven. ‘Lichte’ aanvullende functies zoals kinderopvang en bed & breakfast zijn toegestaan. Grootschalige niet-agrarische bedrijvigheid is verboden.
Architect Hans Horsting uit Markelo heeft hun huis ontworpen. De vormgeving refereert aan Twentse boerderijen. Volgens de initiatiefnemer hoort hier een flink huis, zoals er ook stond. Doordat Droste goed op de hoogte was van de mogelijkheden kon maar liefst 1100 kuub teruggebouwd worden binnen de kaders van de wet. ‘Elfhonderd lijkt groot maar als je hier rondloopt valt dat best wel mee. De detaillering moet niet teveel afwijken van wat je hier in de omgeving tegenkomt, daarom kozen we rode pannen.’ Enkele elementen verwijzen naar het agrarisch verleden, zoals de waterput. In de woning is het traditionele onderscheid tussen woonkeuken en zondagse pronkkamer aanwezig. Aan de overkant van de inmiddels geasfalteerde openbare route over het erf staat een gerenoveerde schuur. De tuinman heeft daar een werkplaats en een eigen verblijfsruimte met keuken. In een vrijstaand volume bevindt zich Droste’s kantoor. Er zijn twee kikkerpoelen uitgegraven en er is een oude gekanaliseerde beek gereconstrueerd, deels op kosten van het Waterschap. Een oude maïsakker is afgegraven, de bovengrond was te humusrijk en ongeschikt voor de beplanting die hier eigenlijk hoort. De familie heeft zelf voor de aanplant gezorgd, maakt de sloten schoon en zorgt ervoor dat de rogge gedorst wordt. Om hierbij te helpen heeft de familie parttime een tuinman in dienst. Van 1 mei tot 1 oktober werkt deze wekelijks 20 uur op het landgoed. Drie koeien en vijf schapen lopen in de twee weides en er zijn twee akkertjes met rogge. Regelmatig zien ze boomklevers, patrijzen, een torenvalk of een buizerd. De familie wandelt veel in de natuur. Ze hebben niet het idee dat ze afgelegen wonen. Op acht minuten fietsen ligt Tubbergen met alle dagelijkse voorzieningen.
In Overijssel kan men een nieuw landgoed stichten als minimaal 5 hectare grond aanwezig is waarvan minimaal 30% voor natuurschoon wordt gebruikt. Als het grondgebied 10 hectare is en minimaal 10% openbaar gesteld wordt, komt men in aanmerking voor fiscale voordelen. Qua schaal, maatschappelijke functie en verschijningsvorm verschillen deze nieuwe landgoederen met de traditionele landgoederen. Het betreft meestal een flinke woning voor één huishouden. Het wonen op een nieuw landgoed vereist economische kapitaal. Dat is slechts voor enkelen weggelegd, zoals voor de familie Droste. De heer Droste heeft een groot aannemersbedrijf opgebouwd. Voor hem naderde de VUT. De behoefte om als hobby land te bewerken en beesten te houden groeide. Ze woonden in een vrijstaande woning in Borne. De Droste’s hebben drie jaar lang verschillende plekken overwogen.
74
Cahier d’atelier Levende Erven
75
Cahier d’atelier Levende Erven
onafhankelijke derde persoon kan dan eigenaar zijn van het erf. In geval van huurwoningen kan dat een woningbouwvereniging zijn. Voor een pilotstudie in de gemeente Dinkelland tekende architect Kamphuis een knooperf ter plekke van een oude, deels gesloopte boerderij. De nieuwe opstallen zijn niet meer orthogonaal maar iets gedraaid getekend. Dit vanwege de bezonning en het zicht op de voordeur/kopgevel vanaf de doorgaande weg. Kamphuis refereert hiermee naar de opzet van traditionele Twentse knooperven.
Het collectieve erf Bij de categorie van het collectieve erf gaat het om het gezamenlijk gebruik van een erf door meerdere huishoudens. Als de agrarische bestemming van de boerderij vervalt, kan een boerderij gesplitst worden in meerdere woningen. Binnen deze categorie vallen zowel dure chique woonboerderijen, die gedeeld worden door twee of meer welgestelde huishoudens, alsook goedkopere huisvesting voor jongeren of zorgboerderijen. Er zijn in Overijssel nog weinig gerealiseerde nieuwe voorbeelden waarbij meerdere huishoudens één erf delen. Huishoudens die met gelijkgezinden gezamenlijk een boerderij willen kopen, hebben te maken met een groot aantal belemmeringen om hun wens te realiseren. Een oud boerderijtje opknappen is kostbaar en bij nieuwbouw stuit men tegen het door gemeenten vastgestelde maximale volume van 750 kuub. Hieronder een beknopt overzicht van enkele recente initiatieven.
Er is de laatste jaren een sterke opkomst van zorgboerderijen. Naast ideële motieven spelen bij de initiatiefnemers ook economische motieven een rol. Per jaar ontvangen particuliere ondernemers een persoonsgebonden subsidie van 30.000 euro. De doelgroepen zijn hulpbehoevende ouderen of mensen met een verstandelijke beperking. Het gaat doorgaans om kleinschalige opvang van zo’n 15 mensen per zorgboerderij. Dhr. Fluttert van Aeson: ‘Het verzorgen van dieren en het telen van gewassen geeft de bewoners een gevoel dat ze in de maatschappij staan. De kleinschaligheid, het ‘zelfstandig’ runnen van een boerenbedrijf en het contact met de buitenlucht hebben een heilzame werking.’ De meeste zorgboerderijen zijn dagbestedingsprojecten voor gehandicapten. Daarnaast is er een groeiend aantal zorgboerderijen dat 24-uursopvang biedt of permanent bewoond wordt door mensen die niet volledig van zorg afhankelijk zijn. Daarbij gaat het meer om het samen ‘beschermd’ wonen.
Het te realiseren plan Stoevelaarmolen in Goor bestaat uit negen driekamerwoningen, bedoeld voor senioren, en een boerderijwoning op een gedeeld erf. In de deel van de boerderij was in eerste instantie een collectieve ruimte voorzien. Ondanks dat een groep ouderen belangstelling heeft voor een collectieve manier van wonen, valt de belangstelling voor dit project tegen. Veel geïnteresseerden zijn inmiddels afgehaakt omdat het project zich sterk profileert als complex van servicewoningen. Dat schrikt vitale senioren af. Sommige senioren vinden het moeilijk om tekeningen te beoordelen. Ook de ligging aan de drukke provinciale weg is een probleem. Een ander project dat zich nu in de realisatiefase bevindt en waar meerdere huishoudens één erf delen, is het door woningbouwvereniging ‘Het Saalien’ geïnitieerde plan voor acht zelfstandige wooneenheden voor jongeren, waarvan twee voor gehandicapten. De appartementen in de boerderij (tussen Olst en Wijhe) zijn bedoeld voor jongeren van 18-25 jaar uit de omgeving. Het project heeft geen collectieve voorzieningen. Wel worden het erf en de boomgaard gezamenlijk gedeeld en onderhouden door de bewoners die er eventueel schapen kunnen laten rondlopen. Streekeigen beplanting, zoals een walnootboom en een appelboom blijven staan. De oprit krijgt een half-verharding en er komt een hek met houten palen. De hoofdvorm van de boerderij blijft grotendeels intact, voordeuren zijn niet zichtbaar vanaf de weg. Een type dat vraagt om een hedendaagse interpretatie van collectief wonen is het knooperf. Door vererving of toevoeging van een woning voor de knecht ontstonden na verloop van tijd deze woningclusters. Architect Kamphuis geeft aan dat het (vooral bij nieuwe knooperven) verstandig is dit erf onder te brengen in een erfpachtconstructie. Dit om te voorkomen dat het erf verkaveld wordt en verrommeld. Eén
76
Cahier d’atelier Levende Erven
77
Cahier d’atelier Levende Erven
Entrees burgererven. De scheiding tussen mannelijke en vrouwelijke kant is vervangen door een strikte scheiding van openbaar en privé
Entrees burgererven volgens traditie
§4. RUIMTELIJKE ASPECTEN
te stimuleren. Volgens architect Kamphuis moet men een gebied zoveel mogelijk respecteren en niet teveel vreemde vormen binnenhalen: ‘Als je in Twente komt moet je kunnen zien waar je bent: donkere gevels, houtbetimmeringen in de bovenste helft van de gevel en de bekende knik in het dak. Onze bedoeling is niet om het oud te laten lijken, het mag wel iets moderner, met (iets meer) glas en zo.’ Gooike Postma pleit ook voor een meer moderne interpretatie van regiospecifieke architectuur: ‘Wij gaan meestal voor een nieuwe invulling, met een knipoog naar het verleden, maar die wel zichtbaar van nu is.’
Architectuur Initiatiefnemers gaan op uiteenlopende manieren om met de bebouwing, de indeling van het erf en de beplanting. De transformatie van boerenerven naar een woonbestemming en de wens om op het platteland comfortabel te wonen, leiden tot een aantal vergelijkbare resultaten in de woningplattegronden en het exterieur van de bebouwing. Hoewel in het exterieur van de boerderijen de details vaak een regiospecifieke oorsprong hebben, zijn de interieurs meestal moderner. In nieuwbouwwoningen krijgen de keukentafel en de ‘zondagse kamer’ meestal nog een vanzelfsprekende plaats. Dat past nog altijd in de wooncultuur van veel huishoudens in Overijssel. Bij verbouwde of gerenoveerde boerderijen lijken het kleur- (luiken, deuren, kozijnen) en materiaalgebruik (structuur metselwerk, houtbetimmeringen, pannen) doorgaans aan te sluiten bij de lokale traditie. Wel zijn er dikwijls minder fraaie openingen in het dak aangebracht, zijn er storende gevelaanpassingen uitgevoerd of zijn er ontsierende aan- en bijgebouwen geplaatst. Bij nieuwbouw wordt minder vaak aangesloten bij een regiospecifieke bouwstijl. Stijlkenmerken worden overal vandaan bij elkaar geveegd met alle gevolgen van dien. In Twente is veel ‘historiserende’ nieuwbouw te zien die soms niet van echt te onderscheiden is. Rondom Staphorst en Giethoorn is de concentratie rieten kappen zeer hoog. De invloed van stijlkenmerken houdt zich echter niet aan regionale grenzen. Door de hele provincie Overijssel staan inmiddels tal van woningen met rieten kappen. Een woning met een rieten kap in Salland is net zo discutabel als de toevoeging van een wolfseind in Twente. Om deze uitwisseling van stijlkenmerken tussen de verschillende regio’s in te dammen is het van het belang om bij nieuwbouw een moderne interpretatie van regiospecifieke architectuur
78
Cahier d’atelier Levende Erven
Erfindeling Een goede erfindeling bepaalt het aanzien van een boerderij. De inrichting van het erf is bepaald door de bodem en de streek waar de boerderij staat. Elke streek heeft haar eigen regiospecifieke kenmerken wat betreft kleur- en materiaalgebruik, ruimtelijke situering en detaillering. De singels en hagen dienen als bescherming tegen weer en wind. De erfbeplanting (fruitbomen, moestuinen en eikengaarden) heeft vanouds een nuttige functie. Het voorerf heeft daarnaast ook altijd een sierfunctie gehad. Dit ‘vrouwelijke’ deel van het erf diende vaak ook om de ‘status’ van het huishouden tot uitdrukking te brengen. Traditioneel bestond er op erven een tweedeling tussen een formele zijde en een informele zijde. Vroeger stonden in het buitengebied rond Deventer achtergevels naar de weg toe, dat was de belangrijkste ingang voor het vee, het voer en de wagens. Het woonhuis was eigenlijk bijzaak (zie: Obdeijn, 2003). De formele kant, waar het woonhuis stond, was het domein van de vrouw. Het erf was daar ingericht met planten en versieringen. Op het achtererf werd gewerkt. Beelden, buxushagen en grindopritten horen, vanuit die traditie gezien, dus uitsluitend op het formele deel van het erf thuis. Veel nieuwe bewoners begrijpen dit
79
Cahier d’atelier Levende Erven
§5. DRIJFVEREN EN BELEID
onderscheid niet en richten alles egaal in met dezelfde bestrating en dezelfde beplanting. De harmonie tussen wonen en werken verdwijnt hierdoor. Dit is het onvermijdelijke gevolg van het verdwijnen van de werkfunctie op veel voormalige boerenerven, alsmede van de transformatie van het platteland tot een deels representatieve ruimte voor een nieuwe economische elite. De verburgerlijking van het erf gaat gepaard met (uitbreiding van) siertuinen en parkeerplaatsen. Streekeigen beplantingen maken plaats voor nieuwe gebiedsvreemde soorten en paardenbakken vervangen groenelementen. Bestratingen met siertuintjes en tuinmeubelen domineren vandaag het aanzien van veel erven. Volgens landschapsarchitect André Bijkerk houdt men sneller de oude indeling intact als een erf in loop der jaren begroeit is geraakt met belangrijke groenelementen. Is dat niet het geval dan wordt het erf opnieuw ingedeeld. Bij sloop gevolgd door nieuwbouw moet men overigens meestal opnieuw beginnen. De openbaarheid van het erf wordt na transformatie vaak een stuk minder. Op burgererven creëren hekken afstand.
Dynamiek versus beleid Het beleid is sinds kort iets soepeler voor het wonen op het platteland. De honderden actuele initiatieven voor erftransformaties zullen ongetwijfeld leiden tot een verdere transformatie van het Overijsselse platteland. Die dynamiek probeert de overheid in goede banen te leiden, soms tot vreugde van de initiatiefnemers. Zeker als het leidt tot een verruiming van de mogelijkheden, een kwaliteitsimpuls en subsidies. Soms ook tot ongenoegen, wanneer men zich belemmerd voelt in het realiseren van verlangens. Positief is menigeen over de subsidieregelingen voor bijvoorbeeld streekeigen erfreconstructies. Problemen waar initiatiefnemers tegenaan lopen hebben meestal betrekking op vergunningen, welstand en beperkende bestemmingsplannen. Het grote aantal verschillende instanties waar men mee te maken heeft is ook een struikelblok. Het verlenen van vergunningen gaat in sommige gemeenten wel sneller dan een aantal jaren geleden. De verschillen per gemeente blijven echter groot. Sommige gemeenten worden genoemd als moeilijk en voorzichtig, anderen zijn makkelijk en meedenkend. Die verschillen kunnen de creativiteit ook stimuleren. Gooike Postma: ‘de ervaring die je op de ene plek opdoet kan je niet op een andere plek opnieuw gebruiken, het ontwerp is dus ook telkens anders. Elke keer is het weer een nieuw avontuur.’
Motieven achter architectenkeuze Finaniële draagkracht hoeft niet bepalend te zijn voor de vormgeving van de woning of inrichting van het erf. Dat blijft een kwestie van persoonlijke smaak. Ook mensen die wel een architect kunnen betalen kiezen vaak voor een cataloguswoning of laten hun eigen ideeën uitwerken door een tekenende aannemer. De samenwerking tussen opdrachtgever en architect kan sterk uiteen lopen. Initiatiefnemers willen wel het gevoel behouden dat de (ver)bouw van een woning ook hun project is. Iemand kiest voor een architect omdat men iets bijzonders wil of omdat de renovatie van een boerderij de juiste bouwkundige kennis vereist. In het geval van een boerde-rette of een notariswoning is geen architect nodig. Dit wordt meestal door een bouwkundig bureau gedaan. Initiatiefnemers overwegen in twee gevallen het inschakelen van een architect: 1. Men laat een boerderij herbouwen of renoveren volgens de oude stijl. Detaillering is specialistenwerk, daarvoor moet men kennis en ervaring in huis hebben. 2. Men laat een regiospecifiek huis bouwen. Met name een moderne interpretatie van regiospecifieke architectuur appelleert aan het ambitieniveau van bevlogen architecten. Initiatiefnemers kiezen meestal voor een lokale architect die de taal en cultuur van de regio kent. Het bouwen op erven is maatwerk. Elke plek vraagt een eigen aanpak. Dat maakt het duur. Veel opdrachtgevers gaan daarom naar een bouwkundig bureau of een tekenende aannemer omdat men zo geld denkt te besparen. Dat heeft soms ook te maken met onwetendheid, gemakzucht of het gebruik willen maken van bestaande netwerken.
80
Cahier d’atelier Levende Erven
Het stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit van erftransformaties behoeft naar onze mening een uitbreiding. De dynamiek en ambiguïteit van de woon- en werkcultuur op (voormalige) boerenerven vraagt om meer dan alleen een verhoging van de beeldkwaliteit. De opgave is een vorm van regiospecifieke architectuur en erfinrichting te enten op enerzijds de continuïteit van landschap en cultuurhistorie en anderzijds op veranderlijkheid van levenswijzen en het programma. Dit vraagt ten eerste om een benadering waarbij de leef- en productiewijzen en een vernieuwing van het programma meer centraal komen te staan. Nieuwe vormen van collectiviteit, combinaties van wonen-werken of van wonen-recreatie en nieuwe regiospecifieke woonvormen moeten mogelijk gemaakt worden. Ten tweede is een eigentijdse interpretatie van regionale architectuur nodig. Het gaat dan om een regionale architectuur die kritisch is en die zoekt naar typologische vernieuwingen voor een levende cultuur. Cultuurhistorische en landschappelijke elementen dienen daarbij als inspiratie. Veel regelgeving strookt niet met de diversiteit, ambiguïteit en verschillende dynamieken op het platteland. Ze belemmeren de benodigde verruiming in functies. Er moet meer ruimte komen voor werken op erven, eventueel in combinatie met wonen. Ook het uitoefenen van hobbymatige activiteiten is nu niet altijd mogelijk. Van
81
Cahier d’atelier Levende Erven
Tot slot De mogelijkheden om het beleid en de regelgeving regiospecifieker in te vullen, moeten worden vergroot. Dat geldt voor de inrichting van en volumes op de erven, alsmede voor de architectuur van de bebouwing. Juist meer regiospecifieke gebouwen en architectonisch vernieuwende bouw behoeven een stimulans. Het gaat daarbij om meer dan alleen een zorgvuldige regiospecifieke beeldreconstructie van erf, bebouwing en beplanting. Het is een opgave om daarnaast beter in te spelen op de lokale cultuur inclusief de drijfveren en verlangens op het platteland. Dat betekent accepteren dat het platteland zich aan het transformeren is tot een nieuwe consumptie- en productieruimte. Verruim de bouwmogelijkheden voor zowel hoofdbouw als bijbouw. De balans tussen volume en ruimtelijke kwaliteit dient wel goed in de gaten te worden gehouden. Meer volume is mogelijk, mits initiatiefnemers ook meer investeren in de kwaliteit van het erf en de relatie met het landschap. Een extra groeninvestering kan als compensatie vereist worden. Het overleg tussen initiatiefnemer en overheid moet in een vroeger stadium beginnen. Dat vraagt om een meer ondernemende houding van ambtenaren. Geef een kwaliteitsimpuls aan lokale netwerken, bouwbedrijven en adviseurs.
meerdere woningen op één erf komt in de praktijk meestal weinig terecht doordat bestemmingsplannen nauwelijks mogelijkheden bieden voor het clusteren van woningen. De aanbeveling van adviseurs en initiatiefnemers is dan ook te streven naar een meer heldere en simpele regelgeving, die een grotere variatie in gebruik, omvang en verschijningsvorm mogelijk maakt. Volumes Indien de bestemming landbouw vervalt, hanteren gemeenten een maximum aantal terug te bouwen kuub na sloop. Dit varieert van 400 kuub tot 750 kuub. De gemeente Enschede stelt bijvoorbeeld een strikt maximum van 400 kuub. De meeste gemeenten hanteren al geruime tijd 600 kuub en een aantal gemeenten heeft dit onlangs opgerekt naar maximaal 750 kuub. Daarbij is echter tegelijk de verplichte plafondhoogte opgetrokken. Wat betreft extra vierkante meters schiet men daar dus meestal weinig mee op. De meeste initiatiefnemers en adviseurs noemen zelfs 750 kuub al veel te klein: ‘dat zijn allemaal van die kleine huisjes’ en ‘met een Twents zadeldak zit je al snel aan dit maximum.’ Een ander veel gehoord argument is dat het gesloopte volume van de oude boerderijen ook veel groter was en dat er traditioneel veel bijgebouwen op de erven aanwezig waren. Nu is vaak hooguit één bijgebouw toegestaan. Initiatiefnemers vinden dat betuttelend: ‘de regels voor de burgers nu staan in geen verhouding tot de regels voor de boeren toen: die hebben maar wat raak kunnen bouwen met al hun loodsen en toestanden.’ Architect Gooike Postma: ‘de oude stevige vorm van de boerderij haal je weg en dan komt er zo’n net te klein huisje voor terug, dan mist er iets…’ Volgens Postma lost een verruiming tot 850 tot 900 kuub en 150m2 bijgebouw veel problemen op: ‘dat past ook veel beter in het landschap.’ Architect Harry Kamphuis ziet 750 kuub per woning echter niet als probleem. Ook makelaar Van der Kwaak denkt dat 750 kuub heel acceptabel is, mits de regels voor bijgebouwen versoepeld worden. Bijgebouwen mogen nu maximaal 50 tot 100 m2 groot zijn, en een heel enkele keer geldt een maximum van 150 m2. ‘Dat is veel te klein voor paarden’, aldus makelaar in paardenobjecten Harry Boertjes, ‘Eén paard heeft al snel 50 m2 nodig plus 0,5 ha weide.’ Paardenliefhebbers kopen dus meestal bestaande schuren of plaatsen informele bouwsels. Volgens Boertjes betreft het een hobby die snel uit de hand kan lopen: ‘als men één paard heeft, neemt men al snel meerdere paarden. Door het nu geldende maximum van 50 tot 100 vierkante meter bijgebouw wordt het landschap ontsierd door steeds meer kleine informeel geplaatste schuurtjes aangevuld met zeecontainers, carports of plastic zeilen voor hooiopslag. Hierdoor verrommelt het landschap.’ Men adviseert de regulering voor bijgebouwen beter af te stemmen op paardenliefhebbers.
82
Cahier d’atelier Levende Erven
Door meer functionele en fysieke ruimte te bieden aan initiatiefnemers zal een kleurrijker platteland kunnen ontstaan. Het toestaan van iets ruimere bouwvolumes op erven biedt een mogelijkheid tot functiemenging (wonen – werken – recreëren – verzorgen) of voor het bouwen in ensembles waarin ook nieuwe collectieve woonvormen een plek kunnen vinden. Naast het midden- en topsegment moeten ook de andere marktsegmenten beter bediend worden om een prettig evenwicht te behouden. De rijkdom aan verschillende drijfveren, leef- en werkwijzen moet beter worden gefaciliteerd. Nieuwe samenwoon- en bouwvormen zullen het platteland verrijken en sluiten naadloos aan op de pioniersgeest en ondernemingsdrift die al eeuwen op het (Overijsselse) platteland heersen.
83
Cahier d’atelier Levende Erven
Literatuur: – Bierema, G. & E. de Vries, Boerenerven van de vier noordelijke provincies, 1994 – Frampton, K., Moderne architectuur; Een kritische geschiedenis, 1988. – Haan, T. de & E. Asscheman, Bouwen aan boerderijen, 2003 – Hartog, H. den (red.), Exurbia – wonen buiten de stad, 2006 – Heins, S., Rurale woonmilieus in stad en land. Delft, 2002 – Obdeijn, H., Het werk is gedaan, 2003 – Roodbont en CLM, Dansen op de deel, 2005 – Ruimtelijk Planbureau, De Landstad; Landelijk wonen in de netwerkstad, 2005 – Ruimtelijk Planbureau, Landelijk wonen, 2003 – Sociaal Cultureel Planbureau, Leven zonder drukte. Wat stedelingen waarderen in het platteland, 2006 – Van der Vaart, J., Boerderijen zonder boer in Friesland, 1999 – De Wijs-Mulkens, E., Wonen op stand; Lifestyles en landschappen van de culturele en economische elite, 1999. Geïnterviewde adviseurs: Hans Snijders, makelaar en taxateur Thoma Makelaars H.G. Aanstoot, makelaar en taxateur, Berends-Naafs makelaars Harry Boertjes, agrarisch makelaar en taxateur, Boertjes Makelaardij Max van der Kwaak, makelaar en taxateur, Hannink Makelaars E.W.M. Fluttert, projectontwikkelaar, Aeson zorgconcepten Bart Jaspers Faijer, projectontwikkelaar, Stimuland Henk Scheven, adviseur RO, Eelerwoude Evert van der Kolk, rentmeester, Eelerwoude Jan Zandvoort, rentmeester Landgoed Weldam Harry Kamphuis, architect bna Gooike Postma, architect bna, Groothuis + Postma Architectuur André Bijkerk, landschapsarchitect, Bijkerk c.s. Tuin- en Landschapsarchitecten Marcel Journée, Woningbouwvereniging Het Saalien Geïnterviewde bewoners: familie Lute Nederhoed, Belt Schutsloot familie Droste, Fleringen familie Leusink, Haaksbergen familie Grootelaar, Hezingen familie Veldhof, Hertme
84
Cahier d’atelier Levende Erven
85
Cahier d’atelier Levende Erven
6
Rood voor Rood Dirk Baalman – Het Oversticht Dit hoofdstuk is een weergave van de presentatie van een analyse van een aantal concrete erftransformatieplannen. Deze presentatie vormde input voor de gesprekken die in de ‘huizen’ over een aantal thema’s rond ruimtelijke kwaliteit op erven werden gehouden.
86
Cahier d’atelier Levende Erven
87
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 1-9] 1. Leidt de Rood voor Rood-regeling tot ruimtelijke kwaliteit?
5. Vijf voorbeeldplannen Rood voor Rood Voorbeeld 1: Enschede, Berenbroek Voorbeeld 2: Enschede, Lutje Brunink Voorbeeld 3: Losser/ Oldenzaal Voorbeeld 4: Tubbergen Voorbeeld 5: Hof van Twente, Goor
2
Rood voor Rood:
oud rood † 2. Kern van de Rood voor Rood-regeling: nieuw rood © oud rood (‘lelijke stallen’) wordt gesloopt, + dat geeft het recht op bouwen van nieuwe ruimtelijke kwaliteit woning(en). Sloop èn nieuwbouw samen zorgen voor verbetering van ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied 3. Rood voor Rood is een vorm van erventransformatie. Bij de transformatie van erven moeten eisen worden gesteld om te zorgen dat aan de ruimtelijke kwaliteit een positieve bijdrage wordt geleverd. Dit is de check-list die het Oversticht hanteert bij beoordeling van de kwaliteit van een transformatie: 4. De categorieën uit de checklist zijn ontleend aan de ‘catalogus’ van boerderijen en erven in Overijssel. In deze catalogus zijn de belangrijkste kenmerken van erven en boerderijen beschreven voor de verschillende landschapstypen die in de provincie voorkomen. In beginsel kunnen voor elk erf hier de aanknopingspunten worden gevonden voor het gesprek over punten op de check-list. Bij een toets van de aspecten van de check-list op een vijftal Rood voor Roodplannen is in een matrix snel aan te geven, waar de kwaliteiten en de manco’s van de plannen zitten.
88
Cahier d’atelier Levende Erven
6. In de voorbeeldpresentatie voor het Atelier is de ordening van de aspecten iets aangepast en is het aspect ‘programmering’ (welke functies dragen aan de transformatie bij) toegevoegd. Zo ontstaat ‘G.R.E.E.P.’ als handvat van het AtelierOverijssel bij de toetsing van erftransformaties.
3. CHECK-LIST bij de beoordeling van erventransformaties Relatie van het nieuwe erf met het landschap: Ruimtelijke relatie Grenzen / begrenzingen Erfstructuur: hoe is de ordening van elementen op het erf in vergelijking met wat voor dit erftype kenmerkend is? (waar staan de dingen) Ordening van de elementen Massa’s Ontsluitingen
7. Voorbeeld 1: Enschede, Berenbroek Ensemble van het erf in het landschap
Erfinrichting: welke elementen zijn gebruikt? Functies Typen Materialen en kleuren Beplantingen: type en soorten Bebouwing: welke expressie heeft de bebouwing? Zegt die iets over: Functies Locatie / regio Tijd van ontstaan Eigenschappen van de opdrachtgever
89
Cahier d’atelier Levende Erven
8.Voorbeeld 1: Erfstructuur
9. Voorbeeld 1: Luchtfoto
[ > 10-20] 10. Voorbeeld 1: Erfstructuur schematisch
11. Voorbeeld 1: Bestaande erfstructuur en voornaamste groenstructuur
12. Voorbeeld 1: Te slopen schuren. De gemarkeerde schuur wordt na advies behou- den, omdat anders het ensemble te mager wordt
15. Voorbeeld 2: Luchtfoto
18. Voorbeeld 2: Toevoeging van nieuwbouw: woonhuis met bijgebouwen
16. Voorbeeld 2: Erfstructuur, schematisch
19. Voorbeeld 3: Losser/ Oldenzaal Ensemble, beeld 1
17.Voorbeeld 2: Erfstructuur en voornaamste groenstructuur
20. Voorbeeld 3: Ensemble, beeld 2
13. Voorbeeld 2: Enschede, Lutje Brunink Met de sloop uit voorbeeld 1 wordt de ruimte geschapen voor de bouw op dit erf
14. Voorbeeld 2: Boerderij
90
Cahier d’atelier Levende Erven
91
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 21-32] 21. Voorbeeld 3: Ensemble, beeld 3
24. Voorbeeld 3: Erfstructuur en voornaamste groenstructuur
27. Voorbeeld 4: Tubbergen Ensemble
30. Voorbeeld 4: Erfstructuur, schematisch
22. Voorbeeld 3: Luchtfoto
25. Voorbeeld 3: Variant 1 voor sloop en nieuwbouw
28. Voorbeeld 4: Weg over het erf
31. Voorbeeld 4: Erfstructuur en voornaamste groenstructuur
23. Voorbeeld 3: Erfstructuur, schematisch
26. Voorbeeld 3: Variant 2 voor sloop en nieuwbouw
29. Voorbeeld 4: Luchtfoto
32. Voorbeeld 4: Voorstel voor sloop en nieuwbouw
92
Cahier d’atelier Levende Erven
93
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 33-40] 33. Voorbeeld 5: Hof van Twente, Goor Erf in landschap
36. Voorbeeld 5: luchtfoto erf in de stadsrand
39. Voorbeeld 5: voorstel voor sloop en nieuwbouw
37. Voorbeeld 5: erfstructuur schematisch
40. Voorbeeld 5: voorstel nieuwbouw
34. Voorbeeld 5: Erf in het landschap
35. Voorbeeld 5: Beeld van de gebouwen
38. Voorbeeld 5: erfstructuur en voornaamste groenstructuur
94
Cahier d’atelier Levende Erven
95
Cahier d’atelier Levende Erven
[ > 41] 41. De toetsmatrix met belangrijkste beoordelingsaspecten voor de vijf getoonde plannen en de conclusies naar aanleiding daarvan RELATIE MET LANDSCHAP plan-ID Enschede,
ERFSTRUCTUUR grenzen
ordening
massa/ ensemble
ontsluiting
welke bouwmassa’s
richtingen
functies
materiaal en kleur
beplanting
functie (+ aantal)
plaats
tijd
cluster erf behouden
open relatie
los
herstel diverse opstallen,
zij en achter behouden
diverse bouwmassa’s
zij en achter behouden
nut en sier
traditioneel
traditioneel
bewoning(1)
‘twents’
19e eeuws in 19e E landschap
cluster erf behouden
open relatie
strak
behoud koestal i.v.m ensemble
zij en achter behouden
behoud koestal i.v.m ensemble
nut en sier
traditioneel
traditioneel
bewoning(1)
‘twents’
20e eeuws
van 1 erf naar 4 burgwoningen met tuin; geen aansluiting met landschap + ontkenning van kwaliteit van erf en opstallen
van transparantie naar tuinachtig
van een cluster van de weg af gelegen naar 4 identieke ‘tuinen’ aan de weg
van 1 toegang naar 3 identieke (1 gecombineerd)
van erfcluster naar 4 gelijke burgerwoningen met garages
vrijwel gelijk aan erf a/d weg
burger-bewoning (4)
burgerwoning
zijde behouden
nieuwe woningen (te) klein voor ensemble
behouden
Lutje Brunink Hof van Twente, Goor
BEBOUWING IS EXPRESSIE VAN…
ruimtelijke relatie
Berenbroek Enschede,
ERFINRICHTING
los
Losser
ensemble-waarde ontkend door sloop van alle opstallen
Tubbergen
van 1 naar 2 erven; ontkenning erfcluster
van transparantie naar tuinachtig
door sloop van boerderij verlies van massa en ensemblewaarde
weg liep over het erf; wordt nu scheiding tussen 2 erven
elk eigen toerit vanaf de weg
elk erf eigen richting
siertuinen
bewoning (2 of 3)
traditioneel
oordeel overwegend negatief op dit aspect > relatie erf-landschap onvoldoende conclusie negatief over dit plan
> kwaliteit ensemble onvoldoende: samenhang van gebouwen onderling en van gebouwen-erf is zwak > tijdlagen verdwijnen: men wil vaak terugrestauratie naar (een) ‘oudere’ tijd > men gebruikt liever een oude tekening dan een nieuwe voor het architectonisch ontwerp > de regel mbt 750 m3 laat erven verdampen: behoud van betekenis van erf in landschap vraagt om meer m3
interessante positieve kwaliteiten
96
Cahier d’atelier Levende Erven
97
Cahier d’atelier Levende Erven
bewoning (2)
‘twents’
opdr. gvr
Conclusies: • Bij de meeste van bovengenoemde twaalf plannen is de aandacht voor de relatie van het erf met het landschap als onvoldoende te typeren. • Ook de kwaliteit van het ensemble verdient meer aandacht. Zowel de samenhang van de gebouwen als de samenhang van gebouwen en erf (‘erfstructuur’) zijn vaak matig ontwikkeld. • In de advisering over deze plannen in het traject van vergunningverlening zijn de mogelijkheden om hierop (bij) te sturen gering. • Veel initiatiefnemers en adviseurs hebben de overtuiging dat een erf er na transformatie moet uitzien als een eenheid, die één bepaalde tijdsperiode vertegenwoordigt. De verschillende historische lagen, die soms enkele eeuwen kunnen beslaan, verdwijnen zo uit beeld om plaats te maken voor, bijvoorbeeld, een neo negentiende-eeuwse idylle. Op die manier verdwijnen belangrijke cultuurhistorische waarden uit het landelijk gebied. • Met de neiging om een ‘oude tekening’ beter te vinden dan een nieuwe, dreigt bovendien de kans te worden gemist om een nieuwe betekenislaag aan de architectuur in het landschap toe te voegen. De 21ste eeuw is dan alleen met pastiches van de 19de vertegenwoordigd. • De betekenis van erven in het landschap is niet zelden bepaald door de omvang ervan en door de maat van de bouwvolumes. Te weinig ‘gebouw’ verwoest de robuustheid van erven en zorgt ervoor dat zij in het landschap ‘verdampen’. • Strikte toepassing van kwantitatieve regels zoals de 750 m3-grens staat het overeind houden van die landschappelijke betekenis van erven soms in weg. De cultuur van de verbodsplanologie zit hier de cultuur van de ontwikkelingsrichting naar ruimtelijke kwaliteit dwars. • Welstandsnota’s zijn geen adequate middelen om kwaliteit op of van erven te genereren of af te dwingen. Sommige nota’s proberen te inspireren, andere geven criteria, maar doen dit te globaal voor een adequate toets, enkele vermelden beplanting niet eens. • Sommige nota’s maken een toets mogelijk, maar de Woningwet laat een toets op erfinrichting niet toe. Hoogstens is effect te bereiken met geld en goeie woorden op basis van inspirerende voorbeelden. Het provinciale project ‘Re-animatie Erfgoed Overijssel’ komt hieraan tegemoet door het maken van een catalogus met de kenmerken van Overijsselse boerderijen en erven en een voorbeeldenboek dat kan helpen bij het transformeren van die erven.
98
Cahier d’atelier Levende Erven
99
Cahier d’atelier Levende Erven
7
Greep op kwaliteit van erftransformaties
1. Gebouw-kwaliteit De expressie van de gebouwde volumes op het erf staat hier centraal. Het kan gaan om de transformatie van bestaande gebouwen, om nieuwbouw of een mix van beiden. In alle gevallen moet een standpunt worden ingenomen over de mate waarin de gebouwen iets vertellen over de opdrachtgever, de tijdgeest en de plek die het inneemt in de streek en in het landschap. In hoeverre wordt inspiratie gehaald uit (cultuur)historische elementen of streekeigen architectuur in de afwegingen rond de keuze van architectonische vormen? Wordt er gekozen voor een duidelijke architectonische expressie of juist voor ingetogenheid? En wanneer bepaalt de functie van het gebouw de vorm of andersom? In samenhang hiermee gaat het om keuzes over de omvang van volumes, maatvoeringen, materiaal- en kleurgebruik en detaillering.
Ivonne de Nood / Dienst Landelijk Gebied (DLG) Dit hoofdstuk gaat in op de vraag wat de belangrijkste ruimtelijke kwaliteitsaspecten van erven in het landschap zijn en hoe deze met behulp van GREEP tot verdere inspiratie kunnen leiden.
Uit de werkbijeenkomsten op het Atelier en uit de analyse van de Rood voor Rood plannen elders in deze publicatie blijkt dat het om een groot aantal aspecten gaat: het is niet alleen de architectuur of bouwstijl die de kwaliteit van het erf bepaald, maar ook bijvoorbeeld de erfinrichting en het programma spelen een rol. Het projectteam van AtelierOverijssel heeft de belangrijkste ruimtelijke aspecten samengebracht in G.R.E.E.P OP KWALITEIT. Dit staat voor de gewenste samenhang tussen de:
1.1 – Woonboerderij, Windesheim Tak Architecten
1.2 – Woonboerderij, Zutphen SeArch Architecten
Gebouw-kwaliteit, Relatie met het landschap, Erfstructuur, Erfinrichting en het Programma Het projectteam heeft van elk aspect zoveel mogelijk goede voorbeelden in de provincie verzameld. Deze zijn in dit hoofdstuk met een korte toelichting samengebracht. We hopen dat dit inspiratie en aanknopingspunten biedt om met de erven aan het werk te gaan, maar ook dat dit het begin mag zijn van een groeiende verzameling mooie, krachtige Overijsselse boerenerven in verandering.
100
Cahier d’atelier Levende Erven
1.4 – Senoirencomplex, Lemele K2 Architecten 1.3 – Nieuwe veeteeltschuur, Lignières [Zwitserland] D.Juan+F uche
101
Cahier d’atelier Levende Erven
3. Erfstructuur Op een erf staan meestal meerdere bouwvolumes. Een woonerf heeft naast de woning nog een schuur of stal, terwijl een meer bedrijfsmatig erf bestaat uit een bedrijfswoning, stallen, schuren, loodsen en bijgebouwen. Een weloverwogen ordening van de gebouwen bepaalt in grote mate de belevingskwaliteit van het erf, zowel op het erf zelf als het erf gezien vanuit het landschap. Er moeten keuzes worden gemaakt over hoofdvormen, ordening van gebouwen ten opzichte van elkaar, dak- en goothoogtes, afstanden tot de weg en tot elementen in de omgeving. Verder moet een keuze worden bepaald in een regelmatige ordening of juist in meer variatie. Dat geldt ook voor de ordening van ‘groene’ en ‘blauwe’ elementen op het erf: hun ordening kan bepaald worden door de relatie met het landschap, of door ordeningsprincipes die kenmerkend zijn voor de streek waarin wordt gebouwd.
2. Relatie met het landschap Hier gaat het om de wijze waarop het erf zich manifesteert en hoe het is ingebed in het landschap. Hoe is de ruimtelijke relatie tussen het erf en het landschap? Gekoppeld hieraan worden de ontsluiting, de grenzen, begrenzingen en de plaatsing van hoofdvolumes van gebouwen en beplantingen bepaald. 2.1 – Woning met bijgebouwen, Ootmarsum Morsink Architecten
3.1 + 3.2 – Zorgboerderij, Hof van Twente, Delden MTB Architecten 3.2 6 2.2 – Erf in NoordOost Twente foto: Ruut van Paridon
3.3 + 3.4– Woonerfje, Markvelde, Hof van twente Ten Dam-de Leeuw
102
Cahier d’atelier Levende Erven
103
Cahier d’atelier Levende Erven
3.4
5. Programma Het programma wordt gevormd door de functies die het erf moet huisvesten, zowel in de gebouwen als in de buitenruimte op het erf. Meestal start hier het initiatief en volgt het ontwerp voor de andere onderdelen. Belangrijke afweging is in welke mate de gekozen functie leidend wordt voor de vorm en uitstraling van het erf en de gebouwen.
4. Erfinrichting Erfinrichting gaat over welke dingen staan er op het erf? Bij de erfinrichting gaat het om het ontwerp en de detailinrichting van de verschillende programma’s op het erf. Hier worden keuzes gemaakt over de ontsluiting op het erf, over de inrichting van het parkeren, van tuinen, gaarden en de aanplant van bomen. Maar ook van de vormgeving van paden, speelvoorzieningen, hekwerken, hagen, enzovoort. Daarnaast wordt het type beplantingen, verhardingen, kleur- en materiaalgebruik bepaald in relatie tot gebouwen en omgeving. De erfinrichting bepaalt in belangrijke mate de definitieve uitstraling van het erf.
5.1 + 5.2 – Boerderijlodges Droste, Tubbergen
4.1 – Burgererfje in Salland foto: Ruut van Paridon
5.2
4.3 – Erven bij Enschede foto: LA4Sale
4.2 – Erve Ellenboer, landgoed Singraven
5.3 – Zwembad in mestsilo, Erflogies, Spikvoorde foto: Ivonne de Nood
104
Cahier d’atelier Levende Erven
105
Cahier d’atelier Levende Erven
5.4 – Smederij aan boerderij, Meerbusch ontwerp en bouw Christoph Münks
8
Zeven Ontwerpvisies Tijdens de manifestatie was een aantal ontwerpers actief als inleider of gespreksdeelnemer. Aan een aantal van hen heeft het projectteam, dat de manifestatie heeft voorbereid, gevraagd om wat hen tijdens de manifestatie was op- of ingevallen in een schets uit te werken. Dit hoofdstuk geeft het resultaat in woord en beeld van die uitnodiging weer.
106
Cahier d’atelier Levende Erven
107
Cahier d’atelier Levende Erven
Er zullen steeds meer grote agrarische erven vrijkomen. Zij hebben de potentie uit te groeien tot unieke woon/werk/ recreatiemilieus.
Erftransformaties leiden nu vaak tot krimp van erven.
Pleidooi: ontwikkeling van kloeke erfensembles die voortbouwen op de kwaliteiten van de boerenerven…
Alleen meer bouwruimte geven, kan leiden tot gemakszucht: er zal worden gebouwd zoals overal gebouwd wordt.
RUUT VAN PARIDON: vanparidon & degroot landschapsarchitecten Fluistererf Dunnewind Boerenerven zijn nederzettingen die onlosmakelijk zijn verbonden met het omliggende landschap. Tót de agrarische bedrijfsvoering stopt. Wij willen er voor pleiten om met nieuwe programma’s juist voort te bouwen op de erfkwaliteiten en robuuste erfensembles te ontwikkelen die opnieuw betekenisvolle relaties aan gaan met het omliggende landschap. Sttt... Dunnewind Deze gedachte is getest op erf Dunnewind. Dit is een eeuwenoude bewoningsplek direct aan de rivier, op het punt waar de Vecht en Regge van nature samenstromen. Ooit was hier een haventje en een herberg; schippers konden bij zwaar weer op de boerderij overnachten. Nu ligt het erf midden in een natuurontwikkelingsgebied waar de rivieren weer vrij mogen gaan meanderen. Voor de vele watervogels die zich hier zullen vestigen, is stilte en rust belangrijk. Hoog en droog op het rivierduin kan Dunnewind een fluistererf worden, een op de natuurgericht erf waar men alleen met kano’s, fluisterbootjes of na een lange wandeltocht - wadend door de rivier - kan komen. Een ideale vakantieplek voor natuurliefhebbers: je kan hier slapen in één van de comfortabele natuurschuren, waarvan uit direct zicht is op de nieuwe natuur rondom het erf.
108
Cahier d’atelier Levende Erven
109
Cahier d’atelier Levende Erven
…waarbij de verruimde bouwmogelijkheden worden gekoppeld aan landschappelijke investeringen, zoals landschaps-elementen en toegankelijkheid.
Hiervan kunnen ook de landbouw en andere functies profiteren.
Varse P Aanlegplaats
Aanlegplaats
Aanlegplaats
Dunnewind
P
Aanlegplaats
Vilsteren
110
Cahier d’atelier Levende Erven
P
111
Cahier d’atelier Levende Erven
GREET BIEREMA Er bestaat een wonderlijke neiging om bij de transformatie van een boerenerf alle aandacht te richten op het gebouw, de inrichting, de bijgebouwen en zo mogelijk de nieuwe gebouwen. Een nieuwe functie in een oude jas, een nieuwe functie dus een nieuwe vorm. Het erf en het omringende landschap vallen binnen een andere discipline die pas volgt als het ontwerp af is. Alles aan het gebouw verwijst echter naar het bewegelijke agrarische leven in en om de boerderij en naar de dagelijkse werkgang. Overal in het gebouw en op het erf zijn overgangen te vinden tussen het een en het ander: tussen wonen en werken, tussen ‘voor’ en ‘achter’. In het voorhuis en de voortuin vond oorspronkelijk niet overal letterlijk een interactie met de buitenwereld plaats, maar wel figuurlijk. De architectuur van het voorhuis, de inrichting van de voorkamer en de voortuin volgden de modes van de tijd. De inhoud van de deel, de bijschuren, het achtererf, de erfbeplanting en de paden zorgden voor de sterke verankering in het landschap. Het laat ons in de eerste plaats zien dat er geen scheiding moet zijn tussen object en omgeving. Het gaat om de wederzijdse interactie. In de tweede plaats is het nodig om het wezenlijke van het boerenerf, de verdeling tussen ‘voor’ en ‘achter’, te herinterpreteren. Het boerenerf heeft een uitstraling die met geen enkel ander gebouw in het buitengebied te vergelijken moet zijn.
112
Cahier d’atelier Levende Erven
113
Cahier d’atelier Levende Erven
Autobedrijf in kaal landschap
Combinatie van erfbeplanting en een recreatief padennetwerk als eigentijdse oplossing voor de verstoorde verhouding tussen boerderij, erf en land.
DAAD ARCHITECTEN In rap tempo zijn de boerenerven bezig te verdwijnen. Één voor één transformeren zij tot burgererven waarop gewoond en/of gewerkt wordt. Dit heeft consequenties voor de opstallen, het erf en de relatie met het omliggende land. Waar drie elementen ooit een samenhangend geheel vormden, vallen vandaag de harde confrontaties tussen bebouwing (functie), erf en land op. Van een landschap met door bomen omzoomde erven en met een fijnmazig netwerk van paden is niet langer sprake. Na jaren van ruilverkaveling en schaalvergroting die het landschap visueel steeds opener, maar tegelijkertijd ontoegankelijker hebben gemaakt, zien we nu de gevolgen van een nieuwe kolonisatiegolf van het platteland. Erven zijn nu uitstallingen van private dromen of opslag van handelswaar, en ze liggen ‘kaal’ in het landschap. Met de komst van de bewoners en recreanten groeit ook de wens dit landschap aantrekkelijker en toegankelijker te maken. Een combinatie van erfbeplanting en een recreatief padennetwerk, als een eigentijdse oplossing voor de verstoorde verhouding tussen boerderij, erf en land, biedt uitgelezen kansen om opnieuw een kleinschalig, beleefbaar en interessant landschap te laten groeien.
114
Cahier d’atelier Levende Erven
115
Cahier d’atelier Levende Erven
DAF ARCHITECTEN
HET ERF IS EEN WEDERKERIG PRINCIPE
Catherine Visser
Het maakt landschap en wordt door landschap gemaakt.
Twente dankt zijn fijnmazige en korrelige structuur in eerste plaats aan de kleinschalige ontginning vanuit het erf. Het erf richt zijn omgeving naar behoefte in (weg, houtwal, akker en bosperceel). Nadat deze situatie eeuwenlang sluimerde is Twente in de 19de eeuw met kanalen, spoorlijnen begaanbaar gemaakt. Hiermee heeft het landschap industrialisering, verstedelijking en uiteindelijk grootschalige landbouw en ‘foot-loose’-bedrijvigheid in zich opgenomen en is het een complexe constellatie van verschillende schalen en gebruiken geworden. Het ragfijn netwerk van lokale infrastructuur en percelen is aangevuld met linten daar waar het landschap in steden en dorpen stenig werd. Grote industriële complexen zijn landmarks en katalysators geworden van verdichting en ontwikkeling. Aaneengesloten bossen bleven in stand door privébezit van industriëlen.
Met het wederkerige principe van het erf kunnen we de innige vervlechting van schalen en structuren en van bebouwing en landschap begrijpen en voortzetten die zo kenmerkend is voor een regio als Twente.
Ondanks deze ontwikkelingen is het landschap een geheel gebleven, leesbaar tot in de binnensteden. Het erf is hierin zo belangrijk omdat het een ideale wederkerige relatie tussen bebouwing en landschap schept in schaal en functie. Daarom zou ik de wederkerigheid van het erf willen verheffen tot ruimtelijk thema. Erf-transformatie leidt tot verandering en ontwikkeling van het landschap. Veranderingen in het landschap leiden tot veranderingen op het kavel. In de schets is deze wederkerigheid in twee schalen toegepast op het landschap tussen Hengelo en Oldenzaal.
In het KLEIN Het erf nestelt zich in het landschap. Het richt zijn omgeving naar behoefte in met weg, houtwal, akker en bosperceel.
De kleine schaal is het fijne web van boeren erven, linten, akkers en bossages die verdicht in de stad en verdunt op slechte gronden. Het erf is de knoop van waaruit akker, bos en laan gebruikt worden en bevat het gemengde boerenbedrijf. Dit erf kan nu als leidraad voor gemengd gebruik en bottom-up transformatie van het landschap dienen.
In het GROOT Het erf is een brandpunt in het landschap. Het benut grootschalig landschap en infrastructuur.
In het totale landschap vormen de snelweg, het spoor, het vliegveld, bedrijfsterreinen en nieuwe woonwijken de nieuwe grootschalige structuren. Zou het wederkerig principe van het erf ook op deze grotere schaal kunnen aanzetten tot een samenhangende ruimte? Voorbeelden van hoe dat kan zijn de Hengelose Es van van den Broek en Bakema en de campus van de TU Twente. Dit soort projecten heb ik naar analogie grote erven genoemd. Met het wederkerige principe van het erf kunnen we de innige vervlechting van schalen en structuren en van bebouwing en landschap begrijpen en voortzetten die zo kenmerkend is voor een regio als Twente. Dit in tegenstelling tot het knellende ‘rood-groen’- denken dat de laatste tijd tot wezenloze generieke woongebieden en een krimpend landschap heeft geleid.
116
Cahier d’atelier Levende Erven
117
Cahier d’atelier Levende Erven
In een in 2006 gemaakte autonome bijdrage voor Meerstad (Groningen), aan de rand van stad en platteland, is in het water voor het hart van Meerstad een schuurstad gevisualiseerd. De landelijke erfstructuur wordt geplaatst in een stedelijk grid en vormt een nieuwe omgeving waarbij de lege opstallen uitdagen voor ieder gebruik.
ONIX Ontwikkelingen Boerenerven Onix heeft een grote interesse voor schuren, boerderijen en boerenerven. Voor de schuur is een architectonische definitie gemaakt: ‘Een functionele ruimte met karakter die uitdaagt voor ander gebruik.’ Deze definitie lijdt tot inspiratie voor verschillende nieuwbouwprojecten. De boerderijen zijn het voorbeeld van de combinatie wonen/werken met een grote zelfstandigheid en vertegenwoordigd een grote traditie van bouwen en een rijkdom aan materialisering. De boerenerven hebben een aantrekkelijke mate van intimiteit temidden van een ruige omgeving. De relatie van de erven met de opstallen en omgeving, de inrichting en de ontsluiting bieden mogelijkheden tot micro-verstedelijking van het platteland. Kan het werk wat geïnspireerd is op het boerenerfgoed ook een inspiratie vormen voor de ontwikkeling van de boerenerven in de toekomst?
118
Cahier d’atelier Levende Erven
Woonhofgebouw: stedelijk wonen in de verlengde schuur
119
Cahier d’atelier Levende Erven
Stap 1: functioneel strippen
ARCHITECTENBUREAU K2 i.s.m. LA4SALE Erfverkleuring, Case study Deventer
Stap 2: 50% inhoud slopen
Het project betreft een korte snelle studie met het oogmerk te onderzoeken wat een transformatie kan bijdragen aan het behoud of de verrijking van het landschap. Omdat algemene regels voor erftransformatie per definitie weinig laten zien over de ruimtelijke kwaliteit, is in deze studie gekozen voor een concrete ‘case’: een boerenerf bij Deventer. Als eerste is gekeken hoe het erf kan transformeren van een woon-werk omgeving van één familie, naar een combinatie-erf. Het programma van woonerf, recreatie-erf (bed & breakfast) èn een studieerf voor de opleiding Plattelandsvernieuwing, betekende meerdere bewoners en gebruikers op het erf. Dit resulteerde in veranderingen in het domein. Een erfeigenaar die aan een transformatieproces begint, heeft vaak grote moeite met het verlies aan privacy. De specifieke topografie van dit erf, met een openbare weg die het agrarische erf doorsnijdt, biedt de mogelijkheid (of ontsnapping) om twee geschakelde erven te maken. Elk heeft een eigen karakter en ontsluiting. Een voormalige schuur waarin een logiesmogelijkheid wordt gerealiseerd, schakelt de twee erven programmatisch, maar scheidt ze ruimtelijk. Als tweede is ingezet op een zo geleidelijk mogelijke transformatie, met behoud van bijna alle ruimtevormende bebouwing. Door een vrije interpretatie van de Rood voor Rood-regeling is van alle agrarische schuren de kap behouden, is het volume eronder voor 50% afgebroken en is een levend studie-erf onstaan met een rijke reeks van buiten-, binnen- en tussenruimten.
120
Cahier d’atelier Levende Erven
Stap 3: nieuwbouw studio
121
Cahier d’atelier Levende Erven
GROOTHUIS + POSTMA ARCHITECTEN Situatie Om de procedure te vergemakkelijken is het bestaande boerderijtje ‘bijgebouw’ geworden en is het nieuwe bijgebouw ‘woonhuis’ geworden.
Oud erf Bestaand boerderijtje met diverse bijgebouwen rond een erf.
Nieuw erf Bestaand boerderijtje met nieuw bijgebouw rond een erf.
122
Cahier d’atelier Levende Erven
123
Cahier d’atelier Levende Erven
9
Vier Casestudies Tijdens de manifestatie zijn in de ‘huizen’ van erf Dunnewind, waarin de deelnemers met elkaar in gesprek gingen over bepaalde vragen, cases gepresenteerd. Initiatiefnemers/ opdrachtgevers vertelden over wat zij met hun erf van plan zijn en over wat zij in het planproces tegenkwamen. In dit hoofdstuk verwoorden vier van hen nogmaals kort een aandachtspunt, een zorg of een hartekreet.
124
Cahier d’atelier Levende Erven
125
Cahier d’atelier Levende Erven
Hubert Meulenbroek ‘Er wordt vaak vergeten dat agrariërs, die wel doorgaan met hun agrarisch bedrijf, ook aan Re-animatie van hun erfgoed kunnen doen. De historische boerderij wordt in die gevallen voorzien van een nieuwe functie en het naastgelegen nieuwe landbouwbedrijf ontwikkelt zich ook verder. Uit persoonlijke ervaring weet ik inmiddels dat het noodzakelijk is dat er loketten komen om meer historisch erfgoed te redden. Gemeenten en provincie kunnen mensen beter dan nu het geval is begeleiden met een stappenplan of een plan van aanpak. Op deze manier kan voorkomen worden dat mensen te snel afhaken en het erfgoed alsnog verloren gaat. Het beeld dreigt van mensen die goede bedoelingen hebben met een mooie plek maar die in dit opzicht aan hun lot worden overgelaten. Door effectieve loketten aan te bieden, waar alle betrokken instanties in vertegenwoordigd zijn, kunnen zaken sneller en effectiever aangepakt worden.’
1. Erve Bekman Uitgangspunt van de eigenaar/ ondernemer De ‘genius loci’ als product in de markt zetten: historie als handelsmerk. Erf is sinds generaties in de familie; naast agrarische tak nu tweede onderneming. Programma Veebedrijf Verblijfsrecreatie: boerderijkamers (master-suites, royal-suites) Gemeenschappelijke ruimte op de deel (feestelijk, zakelijk) Winkel streekeigen producten Activiteiten Restauratie van de boerderij Tweede veeschuur verbouwen tot logies Doorritschuur verbouwen t.b.v recreatie
126
Cahier d’atelier Levende Erven
127
Cahier d’atelier Levende Erven
Hans Gierveld ‘Alles wat je inricht moet ook gebruikt, beheerd en betaald worden. Daarnaast is niet alleen het erf maar ook de logica van het landschap van belang. Ik hecht daarom minder aan eindbeelden en resultaten. Belangrijker is dat nagedacht wordt over bruikbaarheid, de wijze waarop het landschap is ontstaan en de beheersbaarheid. Uit het dreigende opheffen van erven blijkt een vorm van respectloosheid ten opzichte van het ontstane landschap. Men vergeet vaak dat op dit soort plekken de mens en zijn sporen tot een onlosmakelijke onderdeel van het landschap zijn geworden. Het rigoureus verwijderen daarvan verbreekt een ‘natuurlijke’ harmonie. Men gooit het kind met het badwater weg. Het behoud van dit soort erven kan echter de exploitatie van het landschap waarborgen, zonder op subsidies te moeten teren. Het landschap krijgt bovendien zijn logica en duurzaamheid terug. Om effectief bij te dragen aan behoud moet meer gebeuren dan het presenteren van plannen en plaatjes.’
2. Klein Leferink Uitgangspunt Handhaven van oorspronkelijke functie van erven waarborgt exploitatie van omliggende landschap Programma Gericht op bruikbaarheid erf Gericht op beheersbaarheid van het landschap Duurzaamheid
Activiteiten Natuurlijke harmonie tussen kunstmatig erf en natuurlijk landschap in ere herstellen en waar mogelijk innoveren.
128
Cahier d’atelier Levende Erven
129
Cahier d’atelier Levende Erven
Jacques Peters ‘Met alleen manifestaties en stimuleringsbeleid, geïnitieerd door de provincie, zal de noodzakelijke omwenteling in het bestaande beleid helaas niet worden gegenereerd. Ook voorbeeldprojecten zullen waarschijnlijk geen bres kunnen slaan in de gemeentelijke bestuurslaag waarin juristen de boventoon mogen voeren. Dit leidt tot een hardnekkige realiteit waarin van goedwillende opdrachtgevers met kwalitatieve initiatieven over een wel heel erg lange adem of een goed gevulde beurs moeten bezitten. Het is spijtig dat bestaande regelgeving in dit opzicht rigide is en de angst voor het scheppen van precedenten overheerst. Hierdoor worden veel waardevolle plannen in de kiem gesmoord. De gemeenten zitten nu eenmaal aan de knoppen van het juridisch-planologisch instrumentarium en de provincie heeft helaas nog geen sturend dwangmiddel tot zijn beschikking op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Een stimuleringsprogramma (re-animatieprogramma agrarisch erfgoed) en een aantal recente publicaties (‘Exurbia/wonen buiten de stad’) geven mij echter nog steeds hoop op verbetering.’
3. Groot Oosterhuis Uitgangspunt Erf met boerderij, parallelschuur en twee schuren Programma Drie woon-eenheden (boerderij, parallelschuur, kapschuur) Herinrichting erf Herstel paden en lanen: ‘knoop’ herstellen Activiteiten Restauratie en verbouwing van de boerderij Sloop van parallelschuur en nieuwbouw enkele meters ernaast Sloop van kapschuur en nieuwbouw op die plek en naar die vorm Herstel padenstructuur en groenaanleg
130
Cahier d’atelier Levende Erven
131
Cahier d’atelier Levende Erven
Jaap Starkenburg ‘We staan nog maar aan het begin van een lang transformatieproces van erven en er zullen in hoog tempo forsere stappen genomen moeten worden. Wonen op een erf kan en moet namelijk nog op veel verschillende manieren verder worden uitgewerkt en in de praktijk worden gebracht. De omvang van veel erven is zodanig dat ze letterlijk ruimte kunnen bvoor veel nieuwe concepten. Bijvoorbeeld meerdere woningen per erf of combinaties van functies als wonenzorg, wonen-dienstverlening, wonen-ambachtelijkheid. Veel van deze en andere concepten verdienen het om verder uitgewerkt en in de praktijk getest te worden. Daarvoor is naast vormgeving en architectuur vooral vrijheid van handelen nodig. Helaas is de huidige regelgeving sterk beperkend en bevoogdend waardoor die vrijheid en het aantal plaatsen beperkt wordt. Er is echt ruimte nodig voor integrale concepten met een meerwaarde voor landschap en natuur, meerwaarde voor nieuwe (landbouw)bedrijvigheid. En die ruimte is er onder de oude daken van de boerenerven!’
4. Nieuw Veldhuis Uitgangspunt Transformatie van een boerenerf naar een zorgkwekerij Programma Werkschuur, kantine, tunnelkas, verkooppunt voor planten, terras en vijf woningen. Activiteiten 1 woning gericht op de straat 4 andere woningen nevengeschikt Verschillende wooncategorieën (koop en huur) Open relatie met zorgkwekerij Herstel historische route op het erf
132
Cahier d’atelier Levende Erven
133
Cahier d’atelier Levende Erven
Impressies van een levendige dag [2]
134
Cahier d’atelier Levende Erven
135
Cahier d’atelier Levende Erven
Bijlage Programma ervenmanifestatie
Levende erven Manifestatie over ruimtelijke kwaliteit op erven in verandering 29 november aanstaande van 12.00 uur tot 20.00 uur op Erf Dunnewind, Larinkmars 4/5 in Varsen/Ommen ‘Levende erven’ is een denk- en werkdag voor bij veranderende erven betrokken medewerkers van provincie, gemeenten, makelaars, rentmeesters, financiële adviseurs, bouwers, (landschap)architecten. Het is de ambitie van de manifestatie om met de deelnemers gezamenlijk wensen en ideeën te formuleren, waarmee de ruimtelijke kwaliteit, die door middel van transformatie van boerenerven kan worden bereikt, wordt ‘opgevoerd’. En vervolgens suggesties te doen voor het stimuleren en borgen van die kwaliteitsverbeteringen in proces en praktijk. Een tiental cases staan centraal tijdens de manifestatie: initiatieven voor transformatie van concrete erven uit diverse Overijsselse landschappen, die in de planfase verkeren. De initiatiefnemers worden bevraagd, rond een aantal thema’s vinden in diverse ‘huizen’ groepsgesprekken rond aspecten van ruimtelijke kwaliteit plaats. Specialisten – ook van buitenaf – uit diverse invalshoeken geven hun visie. Resultaten van vooronderzoek worden gepresenteerd. Er zijn feestelijke en culinaire intermezzo’s. De dag sluit af met een gezamenlijke maaltijd. Dan worden de conclusies van de dag getrokken en voorgelegd aan een aantal bestuurders van provincie en gemeenten.
136
Cahier d’atelier Levende Erven
137
Cahier d’atelier Levende Erven
Bijlage Deelnemers manifestatie
Erfgoed Bossem
Rerink
D.
Erve Bekman
Meulenbroek
H.
Erve Groot Oosterhuis
Peters
J.
Erve Hilbrink
Blenken
Th.
Erve Hilbrink
Veldhof
M.
INITIALEN
Erve Lefers
Lefers
J.
H.
Erve Nieuw Veldhuis
Struik
H.
B.
Erve Staphorst-Roo
Roo
J.
H.
Erve Wechterholt
Ittersum
Baron W.H. van
H.
Gemeente Borne
Demmer
B.
J.
Gemeente Borne
Lansink Rotgerink
N.A.M.
P.C. van
Gemeente Borne
Wiefferink
M.
J. van
Gemeente Dalfsen
Buist
J.
H.
Gemeente Dalfsen
Lammertsen
H.
B.
Gemeente Deventer
Kroeze
G.
J.H.F.
Gemeente Deventer
Simonse
J.
Gemeente Dinkelland
Evers
T.
Gemeente Hardenberg
Giessen
J. van der
Gemeente Hardenberg
Schöne
D.
Gemeente Hellendoorn
Stevens
E.
Gemeente Olst-Wijhe
Berg
C. van den
Gemeente Olst-Wijhe
Veldhuis
S.
Gemeente Ommen
Hulsink
J.
Gemeente Raalte
Haarman
B.A.J.
Gemeente Rijssen-Holten
Stegeman
W.
Gemeente Tubbergen
Jogems
J.
Gemeente Tubbergen
Vinne
P.J. van der
GIBOgroep
Leneman
E.J.
Groothuis en Postma Architekten
Postma
G.
H+N+S Landschapsarchitecten
Paridon
R. van
Het Oversticht
Baalman
D.H.
Het Oversticht
Coops
A.
Het Oversticht
Nieuwelink
W.
Het Saalien
Journee
M.M.
IAA architecten
Abels
H.
Kunst & Cultuur Overijssel
Geerling
A.L.
Landschap Overijssel
Bisschops
J.A.W.
Landschap Overijssel
Brinkman
A.R.H.S.
Landschap Overijssel
Hoop
A. de
Levende Erven 29-11-06
ORGANISATIE Adviseur Projectontwikkeling Aeson Zorgconcepten B.V. aRa Rentmeesters Architect Henk Methorst Architectenbureau-K2 Architectuurcentrum Twente Architectuurcentrum Twente Architektenburo Harry Kamphuis Arcom Goorhuis + B. Slatman bureau Sylvester Artès Architecten
138
NAAM Michel Fluttert Aardema Methorst Kurpershoek Roosmalen Westen Kamphuis Kruimink Giezen
AtelierOverijssel
Groot
K. de
AtelierOverijssel
Hoekstra
J.
AtelierOverijssel
Katerberg
M.
AtelierOverijssel
Sitsen
E.
Bijkerk c.s. Tuin- en landschapsarchitecten
Bijkerk
A.
BOEi
Kuipers
M.
Bureau Buitenkans
Remmers
G.
Bureau Maatwerk
Meggelen
B.van
Bureau Middelkoop
Winsemius
J.
Bureau Takkenkamp B.V.
Schoolkate
T.
Bureau Takkenkamp B.V.
Takkenkamp
G.J.M.
Bureau Vrij
Vrij
L.
Contekst Tekstbureau Tom de Vries
Vries
T.
Countus accountants en adviseurs
Schuldink
L.
DAAD architecten
Hendriks
R.
DAF Architecten
Visser
C.
de Architekten Cie.
Bruijn
P. de
Dienst Landelijk Gebied
Jonkers
H.
Dienst Landelijk Gebied
Nood
I. de
Dienst Landelijk Gebied
Overweg
J.
Eelerwoude
Kolk
E.van de
Eelerwoude
Scheven
H.
Eelerwoude
Stortelder
A.
Cahier d’atelier Levende Erven
139
Cahier d’atelier Levende Erven
LTO-Noord Overijssel
Lamberts
J.
Stimuland
Kamerman
B.
Makelaar Hannink
Kwaak
M.L. van der
Studio Hoogeveen & Van Tilburg
Hoogeveen
B.
Morsink
Morsink
G.H.J.M.
Studio Hoogeveen & Van Tilburg
Tilburg
M. van
NIO Stedelijk Onderzoek
Nio
I.
Stuurgroep industrieel en agrarisch erfgoed
Houweninge
G. van
Onix bv
Heid
K.
t Hoikinck
Nolten
M.
Overijssels Particulier Grondbezit
Cremers
E.C.M.
Ten Dam / De Leeuw Architecten
Dam
G.B.H. ten
Perik Architectuur
Dethmers
H.
Ten Dam / De Leeuw Architecten
Dam
R. ten
Provincie Overijssel
Aarnink
N.
Tuin- en landschapsarchitect Bierema
Bierema
G.
Provincie Overijssel
Beukema
B.
Universiteit van Tilburg
Horlings
I.
Provincie Overijssel
Hermus
Y.
Urban Language
Hartog
H. den
Provincie Overijssel
Jansen
P.
Vechtstede notarissen
Bulthuis
H.H.
Provincie Overijssel
Jong
L. de
Velthuis A+S
Velthuis
G.
Provincie Overijssel
Klijnsma
V.
VROMraad
Hamhuis
D.
Provincie Overijssel
Klinker
H. van
VROMraad
Tas
M. v.d.
Provincie Overijssel
Klompe
M.
Zijaanzicht
Schuit
S.
Provincie Overijssel
Kox
R.J.F.J.
Droste
J.A.
Provincie Overijssel
Reimerink
H.G.A.
Provincie Overijssel
Rietkerk
T.W.
Provincie Overijssel
Schuman
H.
Provincie Overijssel
Schuuring
R.W.
Provincie Overijssel
Straten
H. van
Provincie Overijssel
Tiemens
J.
Provincie Overijssel
Veldboom
B.
Provincie Overijssel
Velsink
A.
Provincie Overijssel
Witzenburg
R. van
Rabo Vastgoed B.V.
Lanting
P.
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
Nijhof
P.
Staatsbosbeheer
Arkes
N.
Statenfractie CDA
Morskate
T.J.J.
Statenfractie CDA
Slijkhuis
H.J.
Statenfractie CU
Bent - van den Hout
M.A. van der
Statenfractie LPF
Eijsvogel
N.C.F.
Statenfractie PvdA
Harmelink
J.E.F.
Stichting IJsselhoeven
Hendrix
G.
Stichting IJssellandschap
Starkenburg
J.
Stichting Twickel
Gierveld
H.
Stimuland
Jaspers Faijer
B.
Saxion Hogescholen IJsselland
140
Cahier d’atelier Levende Erven
141
Cahier d’atelier Levende Erven
Colofon
Organisatie en productie manifestatie Studio Hoogeveen & Van Tilburg
AtelierOverijssel is een werkplaats, waarin gewerkt wordt aan verbetering en behoud van de ruimtelijke kwaliteit in de provincie Overijssel. In AtelierOverijssel werkt een aantal partijen samen, die zich al een tijd bezig houden met aspecten van ruimtelijke kwaliteit in de provincie: Het Oversticht, Kunst en Cultuur Overijssel, de Dienst Landelijk Gebied, Landschap Overijssel en het Architectuurcentrum Twente.
Met dank aan Alle auteurs en ontwerpers en in het bijzonder Hans Gierveld, Piet Jansen, Hubert Meulenbroek, Jacques Peters, Jaap Starkenburg
Samenstelling en inhoud AtelierOverijssel i.s.m. Projectteam Levende Erven: Dirk Baalman (Het Oversticht), Bert-René Brinkman (Landschap Overijssel), Karen de Groot (AtelierOverijssel), Jandirk Hoekstra (AtelierOverijssel), Margien Katerberg (AtelierOverijssel), Ivonne de Nood (Dienst Landelijk gebied), Peter van Roosmalen (Architectuurcentrum Twente), Elsa Sitsen(AtelierOverijssel), Adriaan Velsink (Provincie Overijssel)
© AtelierOverijssel Zwolle, juli 2007 www.atelieroverijssel.nl
Klankbordgroep Vincent Klijnsma, Gerrit Valkeman, Marrit Klompe, Yvonne Hermus (allen Provincie Overijssel) Redactie JaapJan Berg, AtelierOverijssel Fotografie Fotoserie: Hans van der Meer Impressie manifestatie Levende Erven: Studio Hoogeveen & van Tilburg Visuele aantekeningen Greet Bierema, DAAD (Rob Hendriks), Daf Architecten (Catherine Visser), Groothuis + Postma Architecten, ONIX, Ruut van Paridon (vanparidon & degroot Landschapsarchitecten), Architectenbureau K2 (Judith Korpershoek) i.s.m. LA4sale Ontwerp en vormgeving Ontwerpstation | Mirjam Schaaf (Zwolle) Druk Drukkerij Zalsman Kampen
142
Cahier d’atelier Levende Erven
143
Cahier d’atelier Levende Erven