Ministerie van Economische Zaken
> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag
Directoraat-generaal Natuur Regio
Rijkswaterstaat Zee en Delta
Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag
Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag
Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag
Overheidsidentificatienr 00000001003214369000
- 3 FEB 2015
Datum
T 070 379 8911 (algemeen)
I3etreft Vergunning Nb-wet 1998; zandsuppletie Bergen en Egmond;
www.rijk.soverheid.nl/ez
Noordzeekustzone, Schoorlse Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat
Ons kenmerk DGNR-RRE /14179376
Geachte
Uw kenmerk RWS-2014/33624
Bij brief van 23 juli 2014 (uw kenmerk: RWS -2014/ 33624) verzoekt u mij om
Bijlage(n) 1
aan Rijkswaterstaat Zee en Delta een vergunning te verlenen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning, zandtransport en zandsuppletie (vooroever- en strandsuppleties) voor de kust van Bergen en Egmond tussen 1 januari 2015 en 31 december 2016. Dit project heeft mogelijk gevolgen voor de natuurlijke kenrnerken van de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Schoorlse Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat.
Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.
Procedure Op 1 septernber 2014 ontving ik uw aanvraag. Bij brief van 9 septernber 2014 (kenmerk: DGNR-RRE/14148625) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.
Bij brief van 29 oktober 2014 (kenrnerk: DGNR-RRE/14175415) heb ik u verzocht •
de
aanvraag aan te vullen. De gevraagde aanvulling (uw kenmerk: RWS-2014/
52458) heb ik van u op 25 november 2014 ontvangen.
Bij brief van 16 december 2014 (kenmerk: DGNR-RRE/14202356) heb ik besloten de besluitvormingstermijn voor uw aanvraag te verlengen met dertien weken.
Bevoegdheid De voorgenomen activiteit valt onder artikel 2 aanhef en sub p, van het Besluit vergunningen Nb-wet 1998 (hierna: het Besluit) (Staatsblad 2005, nr. 594; het laatst gewijzigd per 7 oktober 2012, Staatsblad 2012, nr. 612), luidend: 'activiteiten ten aanzien van (...) het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet (...)'. Op deze basis en artikel 19d, lid 5 j° artikel 19i en in samenhang met artikel 16, lid 6, van de Nb-wet 1998, is de Minister van Economische Zaken (hierna: EZ)
Pagina 1 van 7
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
Ons kenmerk
bevoegd tot vergunningverlening op basis van artikel 16 en artikel 19d j° artikel 19ia van de Nb-wet 1998. Op basis van de portefe uilleverdeling tussen de Minister van EZ en de Staatssecretaris van EZ is deze bevoegdheid belegd bij de Staatssecretaris.
DGNR-RRE / 14179376
De exacte wetteksten zijn te raadplegen op wwvv.overheid.n1 order 'Landelijke wet- en regelgeving'.
Besluit Met de door u uitgevoerde passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f van de Nb-wet 1998 is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsdoelstellingen, met uitzondering van de doelstellingen zoals bedoeld in artikel 10a, lid 3, van de Nbwet 1998, en met inachtneming van de weerge geven voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebiede n Noordzeekustzone, Schoorlse Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat.
Tevens is met de inhoud van de betreffende passende beoordeling de zekerheid verkregen dat de aangevraagde activiteit niet schadelijk is voor de natuurwetenschappelijke betekenis van, of voor dieren en planten in, de voormalige beschermde natuurmonumenten Hargerg at, Schoorise Duinen en Duinen bij Bergen. Deze conclusie geldt nadrukkelijk vanuit de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorschriften ter besche rming van de in de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Schoorise Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat en de voormalige beschermde natuur monumenten Harg.ergat, Schoorise Duinen en Duinen bij Bergen aanwez ige beschermde waarden. Gelet op de bepalingen van de Nb-wet 1998 en de in de bijlage vermelde overwegingen besluit ik derhalve Rijkswaterstaa t Zee en Delta de gevraagde vergunning ingevolge artikel 16, artikel 19d j° artikel 19ia van de Nb-wet 1998 to verlenen onder de navolgende voorschriften en beperkingen. Voor een weergave van de inhoud van de aanvra ag en de relevante wet- en regelgeving alsmede het van toepassing zijnde beleid verwijs ik naar de bijlage bij dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen aan die aan dit besluit ten grondslag liggen. De bijlage maakt onderdeel uit van dit besluit. De aanvraag en de door u aangeleverde passende beoordeling maken geen onderdeel uit van onderhavig besluit. Deze documenten zijn door u opgesteld en aan mij verstuurd. Ik voeg ze dan ook niet bij dit besluit.
Pagina 2 van 7
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Ons kenmerk DGNR-RRE / 14179376
Voorschriften en beperkingen Ter bescherming van de in de Natura 2000-gebied Noordzeekustzone, Schoorlse Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat aanwezige bescherrnde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. A lgem een
1. Deze vergunning staat op naam van rechtsopvolger. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (rnedewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij .
verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende onderdelen (zie onder 'besluit'), en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.
. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal een week voor de aanvang ervan schriftelijk of per e-mail (nbwetteam©minez.n1) gemeld aan de Staatssecretaris van Economische Zaken of diens rechtsopvolger (hierna: het bevoegd gezag), ter attentie van het Nb-wetteam, onder vermelding van de vaartuignummers van de voor de zandwinning en zandsuppletie in te zetten schepen. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of passende beoordeling met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste. . In afwijking van voorschrift 6 mag een activiteit in afwijking van de aanvraag en/of het vergunde worden uitgevoerd indien en voor zover deze afwijking naar het oordeel van het bevoegd gezag niet leidt tot andere of grotere nadelige effecten op de relevante beschermde waarden van het betrokken Natura 2000-gebied ten opzichte van een uitvoering conform de aanvraag. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag en/of het vergunde dient 4 weken voor de start van de werkzaamheden schriftelijk of per e-mail (
[email protected]) te worden gemeld aan het bevoegd gezag en kan slechts plaatsvinden na uitdrukkelijk verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag. 8. Bij opgetreden incidenten moet worden gehandeld conform de daarbij van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Tevens wordt in het kader van deze vergunning per direct schriftelijk of per e-mail (
[email protected]) melding over de aard en omvang van het incident gedaan aan het bevoegd gezag (t.a.v. het Nb-wet team) onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis
Pagina 3 van 7
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Ons kenmerk
waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld
DGNR-RRE / 14179376
schadelijke stoffen in het milieu vrijkomen). 9. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten vervvijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag. 10. AI le door of namens het bevoegd gezag te geven aanvvijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd. 11. Zodra de werkzaarnheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beeindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week schriftelijk of per e-mail (nbwetteam©rninez.n1) gemeld aan het Nb-vvetteam. Na dere in h o udelijke voorschrifte n
12. De samenstelling met betrekking tot de korrelgrootte van het suppletieza nd dient zoveel mogelijk overeen te komen met de samenstelling van het zand waarop gesuppleerd wordt. Hiertoe worden door vergunninghouder op de winlocatie monsters genomen van het te winners zand en wordt de samenstelling van het suppletiezand bepaald. De resultaten van de uitgevoerde bemonstering dienen voorafgaand aan de start van de suppletiewerkzaamheden schriftelijk of per e-mail te worden overlegd aan het bevoegd gezag, t.a.v. het Nb-wetteam (
[email protected]). 13. De schepen die gebruikt worden voor de zandwinning en zandsuppleti e, dienen een in werking zijnde en ingeschakeld zijnde black-box aan boord te hebben. Het bevoegde gezag kan de vergunninghouder schriftelijk verzoeken om uitlezing van de black-box, indien er aanwijzingen zijn dat in strijd met deze vergunning is gehandeld. De vergunninghouder zal het bevoegde gezag (t.a.v. het Nb-wet team) binnen de daartoe door hem gestelde termijn schriftelijk informeren over de resultaten van voornoemde uitlezing. 14. De schepen varen vanaf de winlocatie via de nautisch-technisch kortst mogelijke weg naar de suppletielocatie. 15. De schepen die het zand transporteren, dienen een afstand van minimaal 500 meter tot concentraties eidereenden, toppereenden en zwarte zee-eenden en minimaal 1.500 meter tot concentraties roodkeelduikers en parelduikers aan te houden. 16. Het gebruik van geluidsapparatuur, anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden de veiligheid betreffende, is niet toegestaan. 17. Tijdens het transport en de suppletie wordt de eventueel benodigde werkverlichting zodanig geplaatst en afgeschermd dat alleen het week wordt verlicht en verstorende lichtuitstraling naar beschermde soorten wordt vermeden. 18. De locatie van de vooroeversuppletie dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden onderzocht op het voorkomen van Spisula subtruncata-banken. Indien er sprake is van een meerjarige Spisula subtruncata-bank met schelpdieren ouder dan 1 jaar die van belang zijn voor foeragerende zee-eenden, dan mag in de periode van 1 januari 2015 tot en
Pagina 4 van 7
Directoraat-generaal fgatuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Ons kenmerk DGNR-RRE / 14179376
met 28 februari 2015, 1 juni 2015 tot en met 29 februari 2016 en 1 juni 2016 tot en met 31 december. 2016 op deze locatie niet worden gestart met suppleren. De resultaten van de uitgevoerde inventarisatie dient uiterlijk een week voorafgaand aan de start van de suppletiewerkzaamheden te worden overlegd aan het bevoegd gezag, t.a.v. het Nb-wetteam. He t wijzigen of in trekken van de verg un ning 19. De voorschriften en beperkingen waaronder deze vergunning is verleend, kunnen vvorden gewijzigd of aangevuld indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit eigen waarneming of anderszins blijkt dat de vergunde activiteit andere of nadeliger gevolgen heeft voor de relevante beschermde waarden dan die welke bij het nemen van dit besluit op basis van de op dat moment beschikbare informatie werden verwacht. 20. Indien op enig moment mocht blijken dat de vergunde activiteit zodanige schade aan de relevante beschermde waarden dreigt toe te brengen en het geven van aanwijzingen, het wijzigen of aanvullen van de voorschriften of beperkingen deze schade niet kan voorkomen, dan kan deze vergunning worden ingetrokken. 21. Voordat tot wijziging van vergunningvoorschriften of (gedeeltelijke) intrekking van de vergunning wordt overgegaan, wordt de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen (tenzij spoedeisendheid tot onmiddellijke intrekking c.q. wijziging noodzaakt). To ezich t 22. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s). 23. Vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien van de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.
Looptijdigeldigh eid 24. De vergunning is geldig van 1 januari 2015 tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beeindigd (zie voorschrift 11), doch uiterlijk tot en met 31 december 2016 dan wel tot het moment van inwerkingtreding van het Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone als dit eerder is dan 31 december 2016.
O verige voorschriften 25. Het niet naleven van de voorschriften van deze vergunning kan, naast intrekking van de vergunning, ook eventuele strafvervolging tot gevolg hebben.
Kennisgeving Conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998, zijn afschriften van deze vergunning verzonden aan: Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, Burgemeester en Wethouders van Bergen, De Faunabescherming, Milieufederatie
Pagina 5 van 7
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
Ons kenmerk
Noord-Holland, Stichting Duinbehoud, Stichting De Noordzee en Vogelbescherming Nederland.
aron
DGNR-RRE / 14179376
M. Dilksma
Staatssecretaris van Economische Zaken
Bezwaar Tegen dit besluit staat op grand van de Algemene wet bestuursr echt voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit warden ingediend bij:
De Staatssecretaris van Economische Zaken Rijksdienst voor Ondernemend Nederland afdeling Juridische Zaken Postbus 40219 8004 DE Zwolle
Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Publicatie besluit Op grond van artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 en artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van Economische Zaken onderhavig
Pagina 6 van 7
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
Ons kenmerk
besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Nb-wet 1998, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op http://vergunningenbank.overheid.nlinatuurbeschermingsvvet
DGNR-RRE / 14179376
Pagina 7 van 7
Ministerie van Economische Zaken
Directoraat-generaal Natuur & Regio
Directie Regio en Ruimtelijke
Inhoudelijke ovemegingen
bijlage
Econornie
Zan dsupple tie Bergen en Egm on d Datum
E3ijlage nummer
1
Horenci bij kenmerk
DGNR-RRE/14179376
Datum
DE AANVRAAG
Rijkswaterstaat Zee en Delta vraagt een vergunning aan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) voor zandwinning, zandtransport en zandsuppletie voor de kust van Bergen en Egmond. Rijkswaterstaat voert sinds 1990 in het kader van het kustbeleid jaarlijks zandsuppleties uit op en vlak voor de Nederlandse Noordzeekust. In dit geval gaat het om: •
een vooroeversuppletie ter hoogte van Bergen en Egmond tussen km raai 3100 en km raai 4200 met een hoeveelheid van circa 3.000.000 m3 zand; een strandsuppletie ter hoogte van Bergen tussen km raai 3100 en km raai 3500 met een hoeveelheid van circa 600.000 m3 zand; een strandsuppletie ter hoogte van Egmond tussen km raai 3600 en
km raai 4200 met een hoeveelheid van circa 600.000 m3 zand. De totale hoeveelheid zand bedraagt circa 4.200.000 m3. De vergunning wordt aangevraagd van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit wordt kortheidshalve verwezen naar de passende beoordeling behorende bij de aanvraag.
Belang van de aanvrager De aanvrager heeft, conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998, het belang dat hij heeft bij de vergunning gernotiveerd.
Rond Bergen en Egmond treedt al jarenlang structurele erosie op. Volgens de aanvrager moet een combinatie van strand- en vooroeversuppleties worden uitgevoerd, waarbij de vooroeversuppletie de twee strandsuppleties ondersteunt en daarmee de levensduur van de strandsuppleties verlengt. Hierdoor dienen de veiligheid en de andere lokale functies beter gewaarborgd to worden. Hiermee is naar mijn mening het belang voldoende gemotiveerd.
Pagina 1 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
WETTELI)K KADER
Natura 2000-gebied In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 19d, lid 1, 19f, lid 1 en 19ia van de Nb-wet 1998. Beschermde natuurmonumenten In relatie tot de voormalige betrokken bescherrnde natuurmonumenten zijn relevant de artikelen 10a, leden 1 en lid 3, 15a, lid 2, 16, lid 1 en 60 van de Nbwet 1998. De exacte wetteksten zijn te raadplegen op www.overheidanl onder "Landelijke wet- en regelgeving'.
BELEID
De aangevraagde activiteit zoals omschreven in dit besluit past binnen het relevante vastgestelde beleid, hieronder weergegeven Structuurvisie Infrastruc tuur en R uim te Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld, als opvolger van de Nota Ruimte. Volgens de structuurvisie is het Rijk verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van de in internationaal verband aangegane verplichtingen, inclusief Biodiversi teitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Rijk stelt kaders waarbinne n de provincies een provinciaal en landsgrensoverschrijdend natuurnet werk, zijnde de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) begrenzen , beschermen en onderhouden. Tot de herijkte EHS behoren de Natura 2000gebieden, de Nationale Parken, de Noordzee en de grote wateren inclusief de grote rivieren. De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzirregime in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden. Het gaat daarbij om: waardevolle aspecten zoals natuurschoon, schoon water, het aanwezig zijn van bepaalde plant- of diersoorten, gebieden van aardwetenschappeli jk belang en het afwezig zijn van lawaai.
In de Structuurvisie staat ten aanzien van de aangevraagde activiteit voor zover in het onderhavige geval van belang - het volgende vermeld: " Het Rijk besch erm t de prima ire wa terkeringen (dijken, dammen, kunstwerke n en duin en) die in b eh eer zijn bij h et Rijk e venals het kustfundam en t. Ook stelt h et Rijk de n orm en voor de primaire wa terkeringen, ook die in beh eer bij wa terschapp en . Primaire wa terkeringen bieden, in combina tie m et de h oge gron den, b esch erming tegen o verstromin g van uit de b uiten wa teren (de wa teren waa rvan de wa terstan d direct bein vloed wordt bij storm vloed of h oge wa terstan den van de gro te rivieren, h e t Iisseim eer, he t Markerm eer en de zee) . De staa t van de primaire keringen wordt in een m eerjarige to etsing in beeld gebrach t. In he t Deltaprogra mma warden de opga ven voor de primaire keringen voor de korte en lange term ijn inzich telijk gemaakt. He t b eleid om de h oogte van h et kus tfun dam en t te la ten m eegroeien m et de zeespiegels tijging door za n d toe te voegen wordt doorgezet. Daarbij wordt zo veel m ogelijk gebruikgem aakt van de na tuurlijke dynamiek van h et zandige systeem van de kust (zandb e wegingen door golven, stroom, win d) . Om dit systeem
Pagina 2 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
in tegraa l te kunn en beh eren, wordt h et ku.s tfun dam en t ruim telijk besch erm d m et een 'ja mits, n ee -tenzif-regim e (conform Na tionaal Wa terpla n) .
In h et na tiona le Deltaprogra mrna werken de gezamenlijke o verheden on der regie van de Delta commissa ris aan een to taa lpa kke t va n wa ter- en ruim telijke oplossinge n om Nederla n d vanaf 2 01 5 ook voor de volgen de gen era ties te b esch erm en tegen h oogwa ter en te zorgen voor voldo en de zoet wa ter. Daa rbij wordt nagegaa n of de bestaan de norm en, regels en afspraken m e t betrekking to t de wa terveiligh eid, zo etwa tervoorz iening en de ruim telijke inrich ting daa rvan aangep a.st m o eten worden . Randvo orwaard e daarbij is da t afwen teling op an dere partijen, gebie den en to eko ms tige gen era ties wordt voorkom en en da t de lopen de uitvoeringsprogramm a 's zijn uitge voerd. Het Deltaprogra mma om va t verschillen de deelprogra mma 's.
He t deelpro gra m ma Kust rich t zich op he t form uleren van een stra tegie voor de la nge term ijn veiligh eid van de kus t in sa m en ha ng me t an dere on twikkeli ngsm oge lijkh eden . "
Na tionaal Wa terpla n In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterpla n vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbehe er. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programr na is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Het Nationaal Waterplan verwijst naar het Hoogwaterbescher mingsplan en baseert de te maken keuzes op diverse klimaatscenario's In relatie tot de kust zegt het plan het volgende: "He t ka bin et kies t ervoor de h oogte van h e t kustfun da m en t te la ten rn eegroeien m e t de zeespiegelstijging do or za nd toe te voegen . Dit gebeurt zo veel mogelijk door zan d op een na tuurlijke wijze langs de kust te verspreide n en verplaa tsen . Daamaa st kiest h et kabin e t ervoor gebiede n in samenhan g te on twikkelen . In h et b estaan de kustgeb ied mo eten na tuur, econ om ie en to egankelijkh eid en b ereikbaarh eid zich daardoor even wich tig kunn en on twikkelen . Om in de toekomst m eer ruim te te bieden voor fun cties in h et kustgeb ied, heeft de Delta commissie de suggestie gedaan de kustlijn uit te bo uwen . He t rijk doe t in he t ea der van het Deltaprog ramma een verkennin g naar de haalbaarh l eid hiervan . '
Beleids n o ta No ordzee De toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat heeft in december 2009 de Beleidsnota Noordzee vastgesteld. De nota die geldt voor de periode 2009-2015, is een bijlage bij het Nationaal Waterplan en heeft tot doel om transparantie te
Pagina 3 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
bieden over de beleidskeuzen in het Nationaal Waterplan over het Noordzeebeleid van het Rijk.
De beleidsnota formuleert de volgende algemene beleidskeuze voor de Noordzee: "He t ka bin e t kiest vo or een duurzaa m, ruim te -efficien t en veilig gebruik van de Noordzee in e ven wich t .m e t h e t marien e ecosyste em zoals vastgele gd in de Ka clerrich tlijn Wa ter, de Ka derrich tlijn Marien e Stra tegie en de Vogel- en Habita trich tlijn . Het do el is o m h e t marien e ecosyste em te besch erm en en te on twikkele n . "
Voor zandwinning en suppletie gelden conform de Beleidsnota Noordzee deze uitgangspunten: ". Voldoe n de ruim te voor zan dwinning ten behoe ve van de kustbesch erming, tegenga a n va n o verstromin g.srisico 's en oph oogzan d voor op h et lan d; . Inzet op zan d winn en dieper dan 2 m eter, om de n ega tie ve effecte n van za n dwinning te bep erken en de beschikb aarh eid van zan d tussen -2 0 m eter diep telijn en de 1 2 -mijl.szone zola ng m ogelijk te garan deren . '
VERGUNNINGPLICHT
De aangevraagde activiteit vindt plaats in of nabij de Natura 2000 gebieden Noordzeekustzone, Schoorise Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat en de voormalige beschermde natuurmonumenten Hargerg at, Schoorlse Duinen en Duinen bij Bergen. Ik stel vast dat de aangevraagde activiteit mogelij k de natuurlijke waarden en kenmerken van de bovengenoemde beschermde Natura 2000-gebieden kan aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgenomen activiteit vergunningplichtig is onder de Nb-wet 1998. PASSENDE BEOORDELING
Beheerplan In dit geval kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan op basis van de Nb-wet 1998. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van het Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone. Binnen dit beheerplan zullen de reguliere strand- en vooroeversuppleties, inclusief de zandwinning en transpot t, worden gereguleerd. Tot het moment van vaststellen van de voornoemde beheerplannen dient onderhavige vergunning ter overbrugging. Volgens de meest recente planning wordt de ontwerpversie van het beheerplan Noordze ekustzone in de loop van 2015 vastgesteld. Geen beheer De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van de betrokken Natura 2000-gebieden. De voorgenomen activiteit is voorts nog niet eerder beoordeeld in het kader van de Nb-wet 1998.
Pagina 4 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Mogelijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinatie met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleverd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak van 7 september 2004 (zaak C-127/02) aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgesloten worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. De aanvrager heeft een passende beoordeling bij de aanvraag gevoegd. De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de beschermde waarden van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden.
De diverse beschermde waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op http://www.rijksoverheid.nlionderwerpeninatuur-enbiodiversiteitinatura-2000
BEOORDELING EFFECTEN
Algemeen De bij de aanv.raag gevoegde passende beoordeling biedt de grondslag voor de (nadere) vaststelling van de aard en omvang van de effecten (mede gelet op de eventuele cumulatie van effecten) en de wijze waarop in mitigatie is voorzien. In de passende beoordeling zijn de effecten getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals neergelegd in de passende beoordeling. Afbakening In deel 1 van de passende beoordeling is voor alle vergunningaanvragen gelnventariseerd welke typen effecten als gevolg van de in 2015-2016 uit te voeren zandsuppleties mogelijk van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van de habitattypen en soorten die op grond van de aanwijzingsbesluiten van de betrokken Natura 2000-gebieden worden beschermd. In dit deel 1 zijn mogelijke effecten nader geanalyseerd en is van een aantal van deze effecten beargumenteerd uitgesloten dat er significante gevolgen op de genoemde instandhoudingsdoelstellingen kunnen optreden. De resterende mogelijke effecten op een aantal beschermde habitattypen en soorten zijn onderzocht in een locatie specifieke passende beoordeling van de zandsuppletie voor de kust van Bergen en Egmond (deel 2). Het betreft een beoordeling van de
Pagina 5 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
gevolgen van deze zandsuppletie voor een aantal beschermde habitattypen en soorten in de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone, Schoorlse Duinen en Noord-Hollands Duinreservaat. Ten behoeve van de beoordeling van de effecten is in deel 2 van de passende beoordeling geInventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen effecten onderzocht moeten worden. Het gaat om: a. visuele verstoring door aanwezigheid van mensen en machines en geluid, trillingen en licht; b. verandering geomorfologie van zeebodem; c. verandering van sedimenttransport; d. verandering geomorfologie van zeereep en achterliggende duinen; e. verandering bodemsamenstelling zeereep en achterliggende duinen; f. verandering beschermde habitat; g. vernietiging organismen. Het onder a genoemde effect speelt in relatie tot zandwinning, zandtransport en zandsuppletie. Het onder b genoemde effect speelt in relatie tot zandtransport en de vooroeversuppletie. De onder c, f en g genoemde effecten spelen in relatie tot de vooroeversuppletie en de strandsuppleties. De onder d en e genoemde effecten spelen in relatie tot de strandsuppleties. De natuurwaarden die door de genoemde effecten beInvloed kunnen worden, zijn 1. Habitattypen: • Permanent overstroomde zandbanken, subtype B (Noordzee -kustzon e ) • Slik- en zandplaten, subtype B ( Noordzee -kustzon e ) • Embryonale duinen • Witte duinen • Grijze duinen 2. Habitatrichtlijnsoorten: • Grijze zeehond • Gewone zeehond 3. Vogelrichtlijnsoorten, broedvogels: • Bontbekplevier • Strandplevier • Drieteenstrandloper 4. Vogelrichtlijnsoorten, niet-broedvogels: • Roodkeelduiker • Parelduiker • Toppereend • Eidereend • Zwarte zee-eend Ik ben van oordeel dat de bovengenoemde afbakening van het gebied dat door de aangevraagde activiteit beInvloed zou kunnen worden, in de passende beoordeling op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. De in de passende beoordeling geselecteerde relevante beschermde habitattypen en soorten, merk ik als volledig en juist aan.
Pagina 6 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Mogelijke effecten en mitigatie Ik beoordeel hieronder de effecten van de suppletiewerkzaa mheden op de instandhoudingsdoelstellingen van de relevante beschermde habitattypen, Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten per Natura 2000-gebi ed. Na tura 2 0 0 0-gebied Alo ordzeek ustzon e
Habitattypen Perman en t o verstroom de zan dbanken, Noordzee kustzon e (H1 1 1 0E3) Om de twee strandsuppleties te kunnen uitvoeren, behoeft geen geleideng
eul te worden gegraven. Volgens de passende beoordeling zijn significan te gevolgen door het zandtransport op H1110B uitgesloten. Door de vooroeversuppletie kan volgens de passende beoordeli ng bedekking van sche(pdierbanken en daarmee kwaliteitsverlies van H1110B optreden. De vooroeversuppletie wordt tegen de zeewaartse zijde van de buitenste brekerbank uitgevoerd aussen de circa -5 en -8 NAP). De zone tussen -5 en -8 NAP is echter een zeer dynamische zone, waar relatief weinig stabiele schelpen banken voorkomen. De instandhoudingsdoelstelling om de kwaliteit te verbeteren is gericht op het meer stabiele gebied vanaf -8 NAP. Kwaliteitsvers(ech tering kan optreden wanneer een meerjarige schelpenbank (met schelpdie ren > 1 jaar oud) door de vooroeversuppletie zou worden bedekt. Metingen op basis van WOT uit 2013 wijzen uit dat zich in het gebied, waar de vooroeversuppletie moet worden uitgevoerd, nu geen schelpenbanken bevinden. Volgens de passende beoordeling zijn effecten op de kwaliteitsdoelstelling van H1110B daarmee uitgesloten. De passende beoordeling stelt dat, gezien de uitvoeringstermijn van twee jaar, lokale omstandigheden kunnen veranderen waardoor er dan mogelijk wel effecten op schelpenbanken zouden kunnen optreden. Hoewel op voorhand niet wordt verwacht dat zich op deze locatie schelpenbanken zullen vormen, zullen in een dergelijk geval mitigerende maatregelen worden genomen. De zwarte zee-eend en eidereend zijn ook afhankelijk van bodemdieren, met name schelpen, die voor de kust in dit habitattype aanwezig zijn. Mogelijke gevolgen worden in de paragrafen over deze vogelsoorten besproken. Bij de strandsuppleties treedt in beperkte mate het effect op dat kwaliteitsverlies kan optreden op H1110B, omdat een deel van het habitattype met zand wordt bedekt. Dit is bij de strandsuppleties minder relevant, gezien de daar aanwezige zeer sterke dynamiek en erosie door onder andere de golfwerki ng. Bij de strandsuppletie wordt de grens van het strand westwaarts verplaatst , waardoor de oude situatie die door de kustafslag is ontstaan weer wordt hersteld. De locatiegrens van de zeewaartse grens tussen H1110B en H1140B wordt hierdoor hersteld. Hierdoor vindt volgens de passende beoordeling geen oppervlakteverlies van H1110B plaats (de oorspronkelijke grens lag immers westwaart s). Ik ben op basis van de informatie in de passende beoordeling van mening dat significante gevolgen op de oppervlaktedoelstelling van H1110B in Natura 2000gebied Noordzeekustzone door het zandtransport, de vooroever - en
Pagina 7 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio
Directie Regio en Ruimtelijke Economie
strandsuppieties zijn uitgesloten. De tijdelijke toename van de oppervlakte van H1110B wordt door de strandsuppleties teniet gedaan. Ook dit effect is door toekomstige kustafslag tijdelijk naar zijn aard. De bedekking van H1110B met zand door de vooroeversuppletie en strandsuppleties kan tot gevolg hebben dat in het habitatty pe voorkomende organismen worden gedood. Dit leidt tot een tijdelijke afname van de kwaliteit. Ik ben echter van oordeel dat het uitvoeren van de vooroever suppletie voor de kust van Bergen en Egmond geen belemmering vormt voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling "verbetering kwaliteit" van H1110B in Natura 2000gebied Noordzeekustzone, omdat zich in het beInvioedingsgebie d geen meerjarige schelpenbanken bevinden en de locatie vanwege de ter plekke aanwezige hoge dynamiek ook niet geschikt is voor het realiseren van kwaliteit sverbetering. Uit metingen in het kader van het Monitoring- en evaluatieprogram ma zandwinning 2008-2012 blijkt dat het eerste herstel van bodemdieren in ondiepe zandwingebieden reiatief snel (binnen 1-5 jaar) verloopt. Ik concludeer, op basis van de informatie uit de passende beoordeling, dat significante gevolgen door het zandtransport, de vooroeveren de strandsuppleties op de instandhoudingsdoelstelling "verbeter ing kwaliteit" van H111OB in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone zijn uitgeslote n. De passende beoordeling sluit evenwel niet uit dat zich op de locatie tussen -5 en -8 NAP lokaal meerjarige schelpenbanken kunnen vormen. Ik verbind een voorschrift aan de vergunning dat mitigerende maatregelen dienen te worden getroffen ingeval uit WOT-monitoringgegevens mocht blijken dat zich Spisula subtrunca taschelpenbanken hebben gevormd op de locatie, waar de vooroever suppletie voor de kust van Bergen en Egmond wordt uitgevoerd: de suppletie wordt dan niet gestart in de periode van 1 juni tot 1 maart. De resterende effecten op de oppervlakte- en kwaliteitsdoelstelling acht ik aanvaardbaar. Slik- en za n dpla ten, Noordzee kus t-zon e (H.1 1 4 08) De begrenzing tussen de habitattypen H1110 en H1140 wordt gevormd door de laagwaterlijn. Boven deze laagwaterlijn begint het litoraal (H1140). De begrenzing van Natura 2000-gebied Noordzeekustzone volgt aan de vastelandskust de laagwaterlijn. De slik- en zandplaten vallen in dit deel van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone buiten de begrenzing. De beide strandsup pleties voor de kust van Bergen en Egmond vinden volgens de passende beoordeli ng beneden de laagwaterlijn plaats en zijn daarmee ook niet van invloed op het litoraal. Door de strandsuppleties wordt de grens van het strand zeewaarts verplaatst, waardoor de oude situatie die door de kustafslag is ontstaan weer wordt hersteld. Negatieve effecten op H1140B als gevolg van de strandsuppleties zijn daarmee volgens de passende beoordeling uitgesloten. Ik onderschrijf, op basis van de informatie uit de passende beoordeling, de conclusie van de aanvrager dat voor de kust van Bergen en Egmond door de strandsuppleties noch oppervlakteverlies, noch kwaliteitsverlies optreedt van beschermd habitat van H1140B. Daarmee acht ik significan te gevolgen op de
Pagina 8 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
instandhoudingsdoelstelling ‘behoud oppervlakte en kwaliteit' van H1140B uitgesloten.
Habitatrichtlijnsoorten Gnjze zeeh on d (H1 3 6 4) en Ge won e zeeh on d (H1 3 6 5) Verstoring van zeehonden door zandtransport en door suppletie s kan plaatshebben nabij zandplaten waar zeehonden gebruik van maken. Volgens de passende beoordeling liggen er geen zandplaten nabij de transport route en de suppletielocaties, waarmee effecten op beide zeehondensoorten kunnen worden uitgesloten.
Ik ben van mening dat, op basis van de informatie uit de passende beoordeling, door het zandtransport voor de kust van Bergen en Egmond noch opperviakteverlies, noch kwaliteitsverlies optreedt van de leefgebieden van de grijze zeehond en gewone zeehond in dit deel van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Daarmee acht ik significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstelling "behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie" voor de grijze zeehond, resp. "behoud omvang en kwaliteit voor behoud populatie" voor de gewone zeehond uitgesloten. Vogelrichtlijnsoorten - Niet-broedvogels R o odkeeldu iker (A 0 0 1 ) en parelduiker (A 0 02) De passende beoordeling geeft aan dat significant negatieve effecten van zandwinning, zandtransport en zandsuppletie op foeragerende roodkeelduikers en parelduikers kunnen worden uitgesloten, omdat er bij de winning en het transport gezien de duur van de hele cyclus van zandwinning, -transpor t en -suppletie van enkele uren geen herhaaldelijke verstoring optreedt zodat op het water rustende
duikers bij terugkomst van de hopperzuiger al lang zijn afgedreve n. Weliswaar is er bij het suppleren sprake van een Iangere verstoring van duikers, omdat het schip circa 1,5 uur op de suppletielocaties stil ligt. Dit leidt ook niet tot een significant negatief effect. Herhaaldelijke verstoring van foerager ende duikers leidt wel tot effecten, waar hoge concentraties van deze twee soorten locatie gebonden zijn. Roodkeelduikers en parelduikers konien over het algemeen in groepsverband voor. Rond het zandwingebied QH8 en op de Iocaties van de vooroever- en strandsuppleties bij Bergen en Egmond zijn geen hoge concentra ties, aan die locaties gebonden, duikers waargenomen. Bovendien zijn roodkeeld uikers en parelduikers mobiel, verplaatsen zij zich over een bepaald gebied en hebben zij goede uitwijkmogelijkheden. Roodkeelduikers en parelduikers foerageren op vis en hebben een breed voedselspectrum. Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gebruikte argument en en ben dan ook met de aanvrager van mening dat significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstelling "behoud omvang en kwaliteit leefgebied" van roodkeelduiker en parelduiker in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone kunnen worden uitgesloten. Omdat roodkeelduikers en parelduik ers relatief verstoringsgevoelig zijn en om te verzekeren dat bij de zandtrans port voldoende
Pagina 9 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
afstand in acht wordt genomen ten opzichte van grote concentraties duikers verbind ik aan de vergunning een nader voorschrift. Toppereen d (A 0 62), eidereen d (A 0 63) en zwa rte zee - een d (A 0 65) Volgens de passende beoordeling kunnen significant neg'atieve gevolgen op zeeeenden, voornamelijk zwarte zee-eenden, door het zandtransport worden
uitgesloten, omdat zij niet gebonden zijn aan schelpenbanken op locaties nabij de transportroute en er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn door de aanwezighei d van banken met Ensis in de directe omgeving. De dichtheden Spisula zijn zeer laag ten westen van Bergen en Egmond, waarbij geen sprake is van schelpenbanken. Hierdoor zal er geen herhaaldelijke verstoring op locatie gebonden zee-eenden optreden. Voor topper- en eidereend geldt overigens dat zij de Noordzeekustzone met name als uitwijkgebied gebruiken als er onvoldoende voedsel in de Waddenzee beschikbaar is. Effecten van suppletiewerkzaamheden op zwarte zee-eend, topper- en eidereend kunnen volgens de passende beoordeling worden uitgesloten, omdat er geen effecten op de voedselvoorziening van zee-eenden optreden. Weliswaar is er bij het suppleren sprake van een langere verstoring van zee-eenden, omdat het schip circa 1,5 uur op de suppletielocaties stil ligt. Dit leidt ook niet tot een significant negatief effect.
Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gegeven argumenten en ben met de aanvrager van oordeel dat significante gevolgen kunnen worden uitgesloten voor zwarte zee-eend, eidereend en toppereend in relatie tot het zandtransport en de suppletiewerkzaamheden. Naar mijn oordeel vormen deze activiteiten geen belemmering voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen "behoud omvang en kwaliteit leefgebied" van de toppereend, "behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 26.200 vogels (midwinter-aantallen)" van de eidereend en "behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 51.900 voge(s (midwinter-aantallen)" van de zwarte zee-eend in het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone.
Om verstoring van foeragerende eidereenden, toppereenden en zwarte zeeeenden tijdens het zandtransport te vermijden verb(nd ik aan de vergunning een nader voorschrift.
- broedvogels Bon tb ekple vier (A 1 3 7) en stran dple vier (A 1 38) Volgens de passende beoordeling wordt het strand nabij de locaties van de strandsuppleties niet gebruikt door bontbekplevieren an strandplevieren om te broeden. De passende beoordeling stelt daarnaast dat het natte strand tot aan de duinvoet, mogelijke foerageer- en broedgebieden voor deze twee vogelsoorten ,
boven de laagwaterlijn liggen. De begrenzing van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone langs de Noord-Hollandse kust ligt op de grens van de laagwaterlijn.
Pagina 10 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio
Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Ik onderschrijf de conclusie in de passende beoordeling dat de foerageer- en broedgebieden van de bontbekplevier en strandplevier buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone zijn gelegen. In deze vergunning kan om deze reden geen rekening met foerageer- en broedgebieden van de bontbekplevier en strandplevier warden gehouden. Drie teenstran dloper (A 1 44)
Volgens de passende beoordeling valt het foerageergebied van de drieteenstrandloper niet binnen het Natura 2000-gebied Noordzeek
ustzone, omdat de begrenzing aan de Noord-Hollandse kust op de laagwaterlijn ligt. Hierdoor vallen het natte strand en het strand tot aan de duinvoet buiten het Natura 2000gebied.
Ik onderschrijf de conclusie in de passende beoordeling dat de foerageergebieden van de drieteenstrandloper buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone zijn gelegen. In deze vergunning kan om deze reden geen rekening met het foerageergebied van de drieteenstrandloper worden gehouden. Na tura 2 0 0 0 -gebiede n No ord-Holla n ds D uinrese rva a t en Sch o o rlse D uin en
Habitattypen Embryona le duin en (H2 1 1 0)
Het habitattype Embryonale duinen is niet als beschermd habitattyp e aangewezen in Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat. Dit habitattyp e is wel beschermd in het Natura 2000-gebied Schoorlse Duinen. Blijkens de passende beoordeling komen in het beInvloedingsgebied van de suppletiel ocatie in beperkte mate embryonale duinen voor. Tegelijkertijd vindt hier erosie plaats. Volgens de passende beoordeling zal een strandsuppletie in dit gebied embryonal e duinen (beneden de + 3,5 NAP) kunnen bedekken. Na beeindiging van de strandsuppletie zal er echter direct positief effect optreden, omdat de vorming van nieuwe embryonale duinen juist door de strandsuppletie wordt gestimulee rd. De passende beoordeling stelt dat het totale oppervlak en de kwaliteit van de embryonale duinen niet worden aangetast en de suppletie zou zelfs een positieve bijdrage aan de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype Embryonale duinen kunnen leveren doordat als gevolg van de strandsuppletie erosie van het duingebied wordt tegengegaan.
Ik ben op basis van de informatie in de passende beoordeling van mening dat significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstelling "uitbreidi ng opperviakte en behoud kwaliteit" van het habitattype Embryonale duinen in Natura 2000gebied Schoorlse Duinen zijn uitgesloten. Wanneer wordt gesupplee rd met te grof zand, kan mogelijk het strand worden vastgelegd waardoor de verstuivin g afneemt. In de vergunning wordt een voorschrift opgenomen waarin eisen worden gesteld aan de samenstelling van het te gebruiken suppletiezand am te borgen dat de vorming van nieuwe embryonale duinen door verstuiving van zand
Pagina 11 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
mogelijk blijft. De resterende effecten acht ik aanvaardbaar, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen. Witte duin en (H2 1 2 0) en Gnjze duin en (H2 1 3 0) De passende beoordeling stelt dat als gevolg van de suppleties de afstand van de huidige duinen tot aan de zee wordt vergroot, waardoor een beperkte afname van zogenaamde salt spray optreedt. Het gevolg daarvan is dat een versnelde successie van het habitattype Witte duinen naar het habitattype Grijze duinen
optreedt. Het gaat echter om beperkte veranderingen, ook in de tijd gezien. De kustlijn verschuift als gevolg van de strandsuppletie tijdelijk, omdat direct na de suppletie al weer erosie optreedt en de afstand van de duinen naar de zee weer vvordt verkleind. Volgens de passende beoordeling zijn significante negatieve effecten van een tijdelijk afgenomen salt spray op de habitattypen Witte duinen en Grijze duinen daardoor uitgesloten. Hiernaast kunnen ook effecten optreden door zogenaamde sand spray indien zou worden gesuppleerd met zand dat te grof van samenstelling is. Zandkorrels van een te grove samenstelling leggen het strand vast, waardoor de verstuiving afneemt met negatieve effecten op het behoud en herstel van Witte en Grijze duinen. Het zand uit het wingebied Q8H, bedoeld voor de suppleties voor de kust van Bergen en Egmond, is echter niet te grof om door te stuiven naar het achterliggende duingebied.
Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gegeven argumenten en ben met de aanvrager van oordeel dat significante gevolgen kunnen worden uitgesloten op de instandhoudingsdoelstelling "uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit" van Witte duinen, resp. "uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit" van Grijze duinen in het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat. Ik ben tevens van oordeel dat significante gevolgen kunnen worden uitgesloten op de instandhoudingsdoelstelling "uitbreiding oppervlakte en verbetering kvvaliteit"
van
Witte duinen en "behoud oppervlakte en kwaliteit" van Grijze duinen, kalkrijk (subtype A) en de instandhoudingsdoelstelling "uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit" van Grijze duinen, kalkrijk (subtype B) in het Natura 2000gebied Schoorlse Duinen. De suppletiewerkzaamheden vormen geen belemmerin g voor het behalen van de uitbreidings- en verbeterdoelstellingen. In de vergunning wordt een voorschrift opgenomen waarin eisen warden gesteld aan de samenstelling van het te gebruiken suppletiezand om behoud en herstel van Witte duinen en Grijze duinen te borgen. De resterende effecten acht ik aanvaardbaar, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen. Stikstofdepositie In deel 1 van de passende beoordeling worden de effecten van stikstofdepositie als gevolg van de zandwinning, het zandtransport en de zandsuppleties beoordeeld. In deel 2 van de passende beoordeling wordt dit voor de suppletiewerkzaamheden voor de kust van Bergen en Egmond locatie specifiek beoordeeld.
Pagina 12 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio
Directie Regio en Ruimtelijke Economie
De passende beoordeling stelt dat de effecten van geernitteerde stikstof op stikstofgevoelige beschermde duinvegetaties bij zandwin ning verwaarloosbaar zijn vanwege de verdunningseffecten op deze grote afstand en (circa 10 tot 25 km op zee). Wat het zandtransport betreft, geldt dat hoe dichter de emissies van de sleephopperzuigers in combinatie met pijpleidingen voor strandsuppleties bij de kust plaatsvinden, hoe meer deze emissie als depositi e op de vermestinggevoelige duinhabitattypen terecht komt. Het aankoppelpunt van het schip ligt op circa 500 meter van de kust, waardoor het overgrote deel van de stikstofuitstoot van de sleephopperzuiger niet in de nabijgelegen duingeb ieden terecht zal komen. Voor de strandsuppleties worden boosterstations en bulldozers ingezet, die met vrachtwagens worden aan- en afgevoerd. Het aantal van deze machines is blijkens de passende beoordeling per locatie beperkt (m)nder dan 20) en de aanwezigheid is tijdelijk. De totale emissie en daarme e de depositie op gevoelige habitattypen van de suppleties wordt blijkens de passende beoordeling daarmee beperkt geacht.
De gemiddelde ADW 2015 in Natura 2000-gebied Noord-H ollands Duinreservaat is hoger dan de KDW voor de drie subtypen van het habitattype Grijze duinen, subtype a (kalkrijk), subtype b (kalkarm) en subtype c (heischraal). De strandsuppleties voor de kust van Bergen en Egmond betreffen kleinere suppleties met een hoeveelheid van circa 600.000 m3 zand e(k, waarbij in de passende beoordeling wordt uitgegaan van een worst case scenario van een maximale depositie op duinhabitattypen van 1-2 mai N/ha/jr. Bij de strandsuppleties bij Bergen en Egmond gaat het om een eenmalige depositi e van zeer geringe omvang, die bij Egmond buiten het groeiseizoen auli-augustus) wordt uitgevoerd. Volgens de passende beoordeling gaat het om een verwaar loosbare hoeveelheid ten opzichte van de jaarlijkse fluctuaties in de achterg ronddepositie, is de extra stikstofdepositie vanuit plantenfysiologisch oogpunt irrelevant in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen en leidt deze niet tot merkbare ecologische veranderingen.
Ik onderschrijf de in de passende beoordeling gegeven argumenten en ben met de aanvrager van oordeel dat significante gevolgen als gevolg van stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten voor de habitattypen Embryon ale duinen, Witte duinen en Grijze duinen (genoemde subtypen) in relatie tot de strandsuppleties nabij de Natura 2000-gebieden Noord-Hollands Duinreservaat en Schoorlse Duinen. Naar mijn oordeel vormen deze activiteiten geen belemmering voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen. Het betreft een tijdelijk e depositietoename. De resterende effecten acht ik, gelet op de instandhouding sdoelstellingen, aanvaardbaar.
Natuurmonumentwaarden Ten aanzien van de diverse flora en fauna zoals benoem d in het besluit tot aanwijzing van de gebieden Hargergat, Schoorlse Duinen en Duinen bij Bergen als beschermd natuurmonument merk ik het volgend e op. Deze waarden vallen voor een zeer groot deel binnen de beoordeling van de effecten in relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden Noord-Hollands Duinres ervaat en Schoorlse
Pagina 13 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie
Duinen. Naar mijn mening voorziet de voorgaande passende beoordelin g ook in een toetsing die, qua algemene aannames en de diverse mitigeren de maatregelen, gelding heeft voor de kenmerken en waarden van de betrokken voormalige beschermde natuurmonumenten. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de aangevraagde activiteit niet schadelijk is voor de natuurwetenschappelijke betekenis van de betrokken beschermde natuurmonumenten of voor dieren of planten in de bescherm de natuurmonumenten. CUMULATIE
Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlenin g voor projecten of plannen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatie ve effecten indien deze projecten of plannen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgeno men activiteiten zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechte ring van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen als bedoeld in artikel 19d van de Nb-wet 1998. De cumulatie-analyse in de passende beoordeling laat zien dat er geen ruimtelijke overlap bestaat tussen de effectcontouren van de vooroeversuppletie en de strandsuppleties voor de kust van Bergen en Egmond met andere suppleties van het programma 2015-2016. Ook de na-ijleffecten van in het (recente) verleden uitgevoerde suppleties op dezelfde locatie of nabije locaties zijn beoordeel d. Door in 2015-2016 weer een vooroeversuppletie uit te voeren, wordt dit gebied opnieuw verstoord. Verwacht wordt dat er direct herstel plaatsvindt. Omdat het om een dynamisch gebied gaat, is het niet van grote ecologische waarde voor zee-eenden. Volgens de passende beoordeling zullen er door cumulatie geen significant negatieve effecten optreden. Ik concludeer dat in de passende beoordeling een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd en dat significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstelling van de voorkomende beschermde habitattyp en en beschermde soorten zijn uitgesloten. De resterende effecten wat betreft de mogelijke verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betrokken Natura 2000-gebieden, acht ik, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, aanvaardbaar. AFWEGINGSKADER STRUCTUURVISIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTE Aangezien in dit geval het afwegingskader van de Structuurvisie Infrastruc tuur en Ruimte het afwegingskader van de Vogel- en Habitatrichtlijn volgt, is met het doorlopen van het afwegingskader, zoals opgenomen in de Nb-wet 1998,
Pagina 14 van 15
Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruirntelijke Economie
materieel aan de vereisten van het afwegingskader van de voornoemde structuurvisie.
Met het doorlopen van de Nb-wetvergunningprocedure en het felt dat de winkavel waar de aangevraagde activiteit zal plaatsvinden, zeewaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn Iigt, wordt aan de voorwaarden die aan deze activiteit gesteld worden in de Beleidsnota Noordzee, voldaan. BESPREKING VAN DE INSPRAAK
Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en Burgemeester en Wethouders van Bergen in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar to maken. Ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn De Faunabescherming, Milieufederatie Noord-Holland, Stichting Duinbehoud, Stichting De Noordzee en Vogelbescherming Nederland in de gelegenheid gesteld tot het geven van een zienswijze betreffende de onderhavige aanvraag.
Geen van de aangeschreven partijen heeft gereageerd. CONCLUSIE
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning; onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.
Pagina 15 van 15
•