!!" !!#
!"
!
#
$
% &' & )&*
( "
(
+&*
"
,&-
(
.&/ &0 & (
(
Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Informatiekunde, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet (WHW 2002); d. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; f. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; g. deeltentamen: indien het tentamen van een onderdeel bestaat uit verschillende delen wordt gesproken van deeltentamens. h. practicum: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie (afstudeerwerkstuk); - het maken van een werkstuk of een proefontwerp; - het uitvoeren van een onderzoekopdracht; - het actief deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een werkcollege of computerpracticum; - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; i. examen: het propedeutisch of het bachelorexamen van de opleiding; j. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in propedeutische en postpropedeutische fase; k. opleidingsgebonden minor: het geheel van onderwijseenheden in de vorm van een vast keuzepakket verbonden met de major in propedeutische en postpropedeutische fase; l. vrije minor: het geheel van een pakket van (keuze-) onderwijseenheden; m. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van de Informatiekunde, dat: - voldaan wordt aan de ingangseisen voor toelating tot aansluitende Master-opleidingen, met het recht op toegang tot in ieder geval de maatschappelijk georiënteerde Masteropleidingen Informatiekunde en Communicatie- en Informatiewetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen; - de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op bachelorsniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Paragraaf 2 Opbouw van de opleiding Artikel 2.1 Indeling en examens van de opleiding 1. In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het afsluitend of bachelorexamen. 2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major, een opleidingsgebonden minor en een vrije minor. 3. De opleiding kent de volgende set van opleidingsgebonden minoren: Opleidingsgebonden minoren: Minor Taalkunde Minor Discourse Studies voor Niet-Talenstudies Minor Tekst en Beeld Minor Kunstmatige Intelligentie
Artikel 2.2 Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS studiepunten, waarbij één ECTS studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. 2. De propedeutische fase heeft een studielast van 60 ECTS studiepunten. 3. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS studiepunten.
$
Artikel 2.3 Verdeling major-minor 1. De volgende verdeling van studiepunten geldt voor de major en de minoren: a. De major bestaat uit 120 ECTS studiepunten. b. De minorruimte beslaat 60 ECTS studiepunten en bestaat uit de volgende onderdelen.: • de opleidingsgebonden minor. Deze bestaat uit 30 ECTS studiepunten en dient te worden gekozen uit de set zoals aangegeven in artikel 2.1, lid 3 van de OER. • de vrije minor. Deze beslaat 30 ECTS studiepunten. 2. De vrije minorruimte van 30 ECTS studiepunten bestaat uit onder de goedkeuring van de examencommissie door de examinandus te kiezen vrije onderdelen die betrekking hebben op vakken die aan een universiteit of een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden onderwezen, waarbij gekozen mag worden uit maximaal 3 (drie) wetenschapsgebieden of themagebieden naast dat van de major. Artikel 2.4 Studieverblijf buitenland De student wordt in staat gesteld in de postpropedeutische fase onderdelen met een totaal volume van ten minste 30 ECTS studiepunten te volgen aan een buitenlandse (partner-) universiteit. Deze onderdelen behoeven vooraf in de vorm van een leerovereenkomst goedkeuring van de examencommissie. Deze leerovereenkomst dient te worden ondertekend door de examencommissie, de student en een vertegenwoordiger van de buitenlandse (partner-) instelling. Indien er tussentijds wijzigingen optreden in het programma dient de leerovereenkomst te worden gewijzigd en dient deze opnieuw te worden ondertekend door bovengenoemde partijen. Artikel 2.5 Vrij Programma Een student kan kiezen voor het Vrije Programma van Informatiekunde. Een Vrij Programma heeft vooraf goedkeuring nodig van de examencommissie van de opleiding. Het Vrije Programma dient tenminste 120 ECTS (van de 180 ECTS) studiepunten aan majoren opleidingsgebonden minoronderdelen te bevatten. Artikel 2.6 Academische vorming De opleiding van de student dient naar het oordeel van de examencommissie voldoende elementen te bevatten ten dienste van de academische vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. Studenten die de Propedeuse Informatiekunde voltooid hebben zijn in staat algemene academische vaardigheden op basisniveau toe te passen. Onder academische en algemene vaardigheden wordt in dit verband verstaan: Algemene academische vaardigheden (en attitudes) De bezitter van een propedeusediploma Informatiekunde is in staat: - algemene academische vaardigheden met succes toe te passen; onder algemene academische vaardigheden wordt in dit verband verstaan:
%
• • • • • • • • • • •
het beschikken over goede mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Nederlands; zodanig niveau van lees- en luistervaardigheid van het Engels dat het academisch debat in die taal in voldoende mate kan worden gevolgd; het kunnen maken van betrouwbare en bruikbare verslagen en samenvattingen; het vermogen presentaties te geven betreffende een discipline-gerelateerd onderwerp voor een geïnteresseerde publieksgroep; het efficiënt gebruik kunnen maken van bibliotheken en bibliografisch materiaal; het efficiënt en verantwoord gebruik kunnen maken van ICT als studie- en communicatiemiddel; het vermogen samen te werken; het zelfstandig kunnen plannen en uitvoeren van werkzaamheden; het vermogen op effectieve wijze te studeren, de beschikbare tijd in te delen en om te gaan met deadlines; het vermogen logisch te redeneren; het vermogen wetenschappelijk geformuleerde probleemstellingen te concipiëren.
Vakgerelateerde vaardigheden (en attitudes) De bezitter van een propedeusediploma Informatiekunde is in staat: - vakgerelateerde vaardigheden op basisniveau toe te passen; onder vakgerelateerde vaardigheden wordt in dit verband verstaan: • een elementair begrip te hebben van de manier waarop theorievorming en onderzoek binnen het vakgebied plaats vindt; • het kritisch kunnen beoordelen van teksten betreffende het vakgebied; • het kritisch kunnen beoordelen van methoden en programmatuur om informatie te analyseren, te structureren, en elektronisch te verwerken; • vaardigheden in het formuleren en oplossen van kleine problemen op het vakgebied en verwante vakgebieden ten einde deze problemen op correcte en efficiënte wijze elektronisch te behandelen; • vaardigheden in het programmeren in meerdere programmeertalen; • vaardigheden in het toepassen van diverse softwarepakketten. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis De bezitter van een propedeusediploma Informatiekunde is in staat: - de indeling en globale inhoud van het wetenschapsgebied Informatiekunde en verwante vakgebieden te verwoorden (A); - basiskennis betreffende het disciplinegebied van Informatiekunde te reproduceren (B); onder basiskennis wordt in dit verband verstaan: • basiskennis op het gebied van de logica; • basiskennis op het gebied van de digitale communicatie; • basiskennis op het gebied van de informatica en het programmeren, met name de toepassing hiervan op letterengebied en beschouwd vanuit het oogpunt van samenwerking en goede communicatie; • basiskennis op het terrein van elektronische verwerking van data (tekst, beeld, geluid), zoals deze gebruikt worden binnen de Letteren; • basiskennis op het gebied van de computationele taalkunde; • basiskennis op het gebied van webtechnologie.
&
Eindtermen ten aanzien van het bachelordiploma: Algemene academische vaardigheden (en attitudes) De bezitter van een bachelordiploma Informatiekunde is in staat (in aanvulling op de eindtermen die gelden voor de propedeuse): • onder begeleiding een onderzoek van beperkte omvang uit te voeren. De student kan een gegeven onderzoekshypothese uitwerken tot een onderzoeksopzet, kan een beperkt experiment uitvoeren om de hypothese te toetsen, en kan de resultaten interpreteren en rapporteren; • voor het vakgebied relevante literatuur zelfstandig te verzamelen (zowel in de bibliotheek als in elektronische bestanden en internet), te bestuderen en te beoordelen op de waarde ervan; • zodanig niveau van lees- en luistervaardigheid van het Engels dat het academisch debat in die taal in voldoende mate kan worden gevolgd; • effectief gebruik te maken van algemene ICT-toepassingen (waaronder statistische softwarepakketten); • de resultaten van wetenschappelijk (literatuur-)onderzoek mondeling of schriftelijk te presenteren voor een publiek van vakgenoten of buitenstaanders. Vakgerelateerde vaardigheden (en attitudes) De bezitter van een bachelordiploma Informatiekunde is in staat (in aanvulling op de eindtermen die gelden voor de propedeuse): - vakgerelateerde vaardigheden op een gevorderd niveau toe te passen; onder vakgerelateerde vaardigheden wordt in dit verband verstaan: • voor het vakgebied relevante programmeertechnieken toe te passen. Het betreft met name programmeervaardigheden voor manipulatie en structurering van elektronische databestanden (die tekst, beeld, of geluid kunnen bevatten), voor informatie-extractie uit zulke bestanden, voor presentatie van informatie met behulp van elektronische media, en voor het verwerken van talige informatie; • het benodigde programmeerwerk uit te voeren voor beperkte onderzoeksexperimenten. Vakgerelateerde theoretische en inhoudelijke kennis De bezitter van een bachelordiploma Informatiekunde is in staat (in aanvulling op de eindtermen die gelden voor de propedeuse): - gevorderde (meer gespecialiseerde) kennis op een aantal kerngebieden van de Informatiekunde te reproduceren; onder gevorderde kennis wordt in dit verband verstaan: • kennis op het gebied van webtechnologie en webdesign; • kennis op het gebied van natuurlijke taalverwerking; • kennis op het gebied van databases en vraagtalen; • kennis op het gebied van informatiesystemen en informatie-extractie: • kennis op het terrein van elektronische media (tekst, beeld en geluid) in het algemeen; • kennis op het gebied van logisch programmeren; • kennis op het gebied van de statistiek, zoals deze gebruikt wordt binnen de humaniora; - voor het vakgebied relevante toepassingen te beoordelen. De student heeft kennis van de voornaamste begrippen uit het vakgebied, is in staat het gebruik van de meest gangbare statistische en logische technieken en specificatie-methoden te beoordelen, en is op de hoogte van recente ontwikkelingen in het vakgebied; - beperkte onderzoeksexperimenten op één van de gebieden van de Informatiekunde op te zetten en uit te voeren. '
Omwille van het bereiken van een adequate academische vorming in de breedte beschikt de student, naast bovenbedoelde kennis en vaardigheden, over elementair inzicht in en overzicht van (een) ander(e) disciplinegebied(en) dan de gekozen major.
Paragraaf 3 De propedeutische fase van de opleiding Artikel 3.1 Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: nr. 1 2 3 4 5 6 7 8
onderdeel Inleiding logica Computercommunicatie Algoritmiek Inleiding Informatiekunde Tekstmanipulatie Datastructuren Webdesign Corpustaalkunde Opleidingsgebonden minor
omvang in ECTS 5 5 10 5 5 5 10 5 10
Artikel 3.2 Onderwijsuitvoering in de propedeutische fase 1. Voor de volgende onderdelen van de propedeuse geldt: als een onderwijseenheid bestaat uit werk- en hoorcolleges kan het tentamen van dit onderdeel pas worden afgelegd nadat de werkcolleges met voldoende resultaat zijn afgelegd. Hieronder wordt ten minste verstaan het actief deelnemen aan tenminste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. nr. 2 3 5 6
Onderdeel Computercommunicatie Algoritmiek Tekstmanipulatie Datastructuren
2. Bij afwezigheid tot 20% (in de regel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid als het behalen van het desbetreffende tentamen: "
nr. 4 7 8
Onderdeel Inleiding Informatiekunde Webdesign Corpustaalkunde
Paragraaf 4 De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 4.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. De postpropedeuse omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: nr. 9 10 11
onderdeel Databases en SQL Logisch programmeren Beeldverwerking Minor
12 13 14 15
Natuurlijke-taalverwerking I Natuurlijke-taalverwerking II Statistiek I Statistiek II Minor
omvang in ECTS 10 5 5 10 5 5 5 5 10
16 XML 17 Information Retrieval Minor
5 10 15
18 Ontwerp van Informatiesystemen 19 BA-scriptie Minor
5 10 15
#
Artikel 4.2 Onderwijsuitvoering in de postpropedeutische fase 1.
nr. 9 10 12 14 15 17 2.
3.
4.
nr. 11 13 16 19
Voor de volgende postpropedeutische onderdelen geldt: als een onderwijseenheid bestaat uit een werk- en een hoorcollege kan het tentamen van dit onderdeel pas worden afgelegd nadat de werkcolleges met voldoende resultaat zijn afgelegd. Hieronder wordt verstaan het actief deelnemen aan ten minste 80% van de werkcolleges. Precisering van de voorwaarden voor een succesvolle afronding van het werkcollege is opgenomen in de studiehandleiding van het betreffende college. Onderdeel Databases en SQL Logisch Programmeren Natuurlijke Taalverwerking I Statistiek I Statistiek II Information Retrieval Bij afwezigheid tot 20% (in de regel drie van de veertien werkcolleges) mag de docent vervangende opdrachten verlangen. Bij afwezigheid van meer dan 20% wordt de student uitgesloten van verdere deelname aan het college en van het tentamen. Afmelden voor een college geschiedt altijd, onder opgaaf van redenen. Wie zonder opgaaf van reden de eerste twee colleges afwezig is, verliest het participatierecht ten voordele van een student op een eventuele wachtlijst. Selectie van studenten voor themawerkgroepen, kernvakken, onderzoekscolleges, research seminars (de opleiding kan de selectie van vakken preciseren). Bij overtekening voor een werkcollege wordt er door of namens de examencommissie een selectie gemaakt gebaseerd op volgorde van inschrijving, rekening houdend met de toelatingseisen van het vak, de fase waarin de student zich bevindt op basis van zijn studiegedrag en –vorderingen, en rekening houdend met het geen vermeld staat onder artikel 4.2.2. Een alsnog toegelaten student mag maximaal 20% van de colleges hebben gemist. Voor bepalingen over de herkansing van werkcolleges zie artikel 5.7 OER. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de werkzaamheden van de onderwijseenheid als het behalen van het desbetreffende tentamen: Onderdeel Beeldverwerking Natuurlijke Taalverwerking II XML BA-scriptie
(
Paragraaf 5 Tentamens en examens van de opleiding Artikel 5.1 Algemeen 1.
2.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij/zij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. Hij/zij wordt daarbij geadviseerd over zijn/haar verdere deelname aan het betreffende programma. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in afgeronde cijfers op een schaal van 10 (tien) uitgedrukt: 6 (zes) of hoger, respectievelijk 5 (vijf) of lager.
Artikel 5.2 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 5.2.1 Toegang tot tentamens Om deel te kunnen nemen aan een tentamen dient een student zich online via ProgRESSWWW in te schrijven. De intekening voor het eerste en tweede semester vindt plaats in week 12 tot en met 15 van deze semesters. De intekening voor een tentamen in de leesweek (week 8) vindt plaats in week 5 tot en met 7 van beide semesters. De intekening voor hertentamens in augustus vindt plaats in de 5e tot en met 2e week voorafgaand aan de hertentamenperiode. Indien een student zich door overmacht niet tijdig heeft kunnen intekenen, kan gebruik worden gemaakt van een beperkte mogelijkheid van na-inschrijving. Details van deze regeling worden jaarlijks tijdig bekend gemaakt. 5.2.2 Verplichte volgorde van tentamens 1. Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: a. propedeuse: nr. 6 8
onderdeel Datastructuren Corpustaalkunde
nr. 3 5
na het behalen van onderdeel Algoritmiek Tekstmanipulatie
nr. 7 10 14 9 9
na het behalen van onderdeel Webdesign Logisch Programmeren Statistiek I Databases en SQL, Propedeuse Databases en SQL, Propedeuse Propedeuse
b. postpropedeuse: nr. 16 12 15 17 18 19
onderdeel XML Natuurlijke Taalverwerking I Statistiek II Information Retrieval Ontwerp van Informatiesystemen BA-scriptie
2. Een student heeft toegang tot het tweede studiejaar van de major, indien tenminste 45 ECTS studiepunten, waarvan tenminste 40 ECTS studiepunten van de totale studielast van de major, moeten zijn behaald, dan wel vrijstelling van het afleggen daarvan is verkregen.
!
Om toegang tot het tweede studiejaar van de major te krijgen dient daarnaast rekening te worden gehouden met de volgordelijkheid van de af te leggen tentamens. De examencommissie bepaalt dat de in de eerste volzin bedoelde toegang slechts geldt voor een door haar vast te stellen termijn. 3. Een student heeft toegang tot het derde studiejaar van de major, indien het propedeutische examen met goed gevolg is afgelegd. Artikel 5.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 3.1 en artikel 4.1 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 3. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 5.4 Vorm van de toetsing 1. De onderdelen, genoemd in artikel 3.1 en artikel 4.1, worden getoetst met alleen een schriftelijke toets, met uitzondering van de volgende onderdelen*: a. propedeuse: nr. 1 2 3 4 5 6 7 8
Onderdeel Inleiding Logica Computercommunicatie Algoritmiek Inleiding Informatiekunde Tekstmanipulatie Datastructuren Webdesign Corpustaalkunde b. postpropedeuse:
nr. 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Onderdeel Databases en SQL Logisch Programmeren Beeldverwerking Natuurlijke Taalverwerking I Natuurlijke Taalverwerking II Statistiek I Statistiek II XML Information Retrieval
19
BA-scriptie
* de exacte vorm van de toetsing wordt vastgesteld door de examencommissie en geregeld in de studiehandleiding
2. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan werkzaamheden voor een college kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de werkzaamheden voor een college op een andere, door haar te bepalen wijze wordt verricht. 3. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 4. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 5.5 Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist. Artikel 5.6 Deeltentamens Als een onderdeel is opgesplitst in meerdere subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 ECTS per onderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het gewogen gemiddelde van de - niet afgeronde - cijfers van de deeltentamens. Deelcijfers lager dan een 5 zijn niet toegestaan. Alleen resultaten van deeltentamens die voorzien zijn van een eigen ProgRESScode dienen te worden gepubliceerd op ProgRESS-WWW. Deelcijfers zonder code worden op Nestor geplaatst. Artikel 5.7 Herkansing van werkcolleges 1. Indien het tentamen en de herkansing daarvan niet met goed gevolg is afgesloten, hoeft de student in beginsel alleen het tentamen opnieuw af te leggen. Indien de stof van het werkcollege in het volgende jaar in hoge mate afwijkt, dient de student alsnog het werkcollege opnieuw te volgen. 2. Indien een werkcollege niet wordt afgesloten met een tentamen, dient de student het eindwerkstuk binnen de gegeven deadline in de eerstvolgende tentamenperiode in te leveren. Wanneer de student voorziet hier door omstandigheden niet aan te kunnen voldoen, dient hij/zij bijtijds contact met de betreffende docent op te nemen.
Artikel 5.8 De gang van zaken tijdens tentamens 1.
De duur van het tentamen is afhankelijk van de aard van het tentamen en wordt vastgesteld door de examencommissie. 2. De surveillant verstrekt alle papieren waarop de tentamenuitwerking wordt gemaakt. Gebruik van ander papier is niet toegestaan. 3. De student dient alle personalia die op de antwoordpapieren worden gevraagd duidelijk en volledig in te vullen. 4. Of tentamenopgaven en kladantwoorden door de student na afloop van het tentamen mogen worden meegenomen, wordt door de verantwoordelijke docent en/of namens deze door de surveillant bepaald. 5. Tot een half uur na de aanvang van het tentamen krijgt een laattijdige student alsnog toegang tot de ruimte waarin het tentamen word afgelegd. Tegelijk is het niet toegestaan dat een student gedurende het eerste half uur de tentamenruimte verlaat. 6. Toiletbezoek is tijdens het eerste en laatste half uur van het tentamen niet toegestaan. 7. Het is de studenten niet toegestaan met elkaar te communiceren of papieren of ander materiaal uit te wisselen. 8. Mobiele telefoons zijn uitgeschakeld en mogen niet meegenomen worden naar de toiletten. 9. Laptops, palm-pc’s of andere zakcomputers mogen niet worden meegenomen in de tentamenruimte. 10. De student tekent voor deelname aan het tentamen bij het inleveren van alle tentamenstukken bij de surveillant. 11. De student is verplicht alle aanwijzingen van surveillanten voor, tijdens en onmiddellijk na afloop van het tentamen op te volgen. Indien dit niet gebeurt, kan de student worden uitgesloten van verdere deelname, echter niet dan nadat hij/zij is gehoord. Uitsluiting betekent dat er geen uitslag van het tentamen wordt vastgesteld. 12. Indien een student door wangedrag de voortgang van het tentamen belemmert en dit wangedrag na één waarschuwing nog steeds vertoont, heeft de surveillant het recht deze student van verdere deelnamen aan het tentamen uit te sluiten. Artikel 5.9 De gang van zaken tijdens een tentamen voor studenten met een functiebeperking Artikel 5.8 geldt onverkort voor studenten met een functiebeperking, met dien verstande, dat studenten met een erkende functiebeperking bij de examencommissie een beroep kunnen doen op een regeling voor specifieke tentamenomstandigheden. Dit kan gaan om: meer tijd voor een tentamen, faciliteiten om het tentamen te maken (een door of namens de RUG gecontroleerde laptop), of andere maatregelen, vastgesteld door de examencommissie. Artikel 5.10 Scriptie 1. 2.
De scriptie wordt beoordeeld door een door de examencommissie aan te wijzen examinator, zijnde de begeleidende docent. Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren.
$
3.
De scriptie mag alleen dan in een andere taal dan het Nederlands worden gesteld, indien er door de examencommissie toestemming is verleend.
Artikel 5.11 Fraude en plagiaat 1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het opnemen van een vertaling of parafrase van andermans werk zonder verwijzing; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. 3. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. 4. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 5. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. 6. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. 7. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. 8. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus. 9. Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening. 10. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat. Artikel 5.12 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De maximale nakijktermijn bedraagt in beginsel tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. In geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn worden verlengd tot vijftien werkdagen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 3. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
%
4. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen. 5. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Artikel 5.13 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal zes jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. Artikel 5.14 Inzagerecht 1. Gedurende ten minste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 5.15 Vrijstelling 1. De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van de propedeuse indien de student in het bezit is van een diploma dat naar het oordeel van de examencommissie ten minste gelijkwaardig is aan het propedeutisch diploma. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, wordt vrijstelling niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met succes kunnen volgen van het onderwijs
&
Artikel 5.16 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens. 2. Tot het afleggen van het propedeutisch examen wordt ten minste drie maal per jaar de gelegenheid geboden. 3. Tot het afleggen van het afsluitend examen wordt ten minste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. 4. Indien een student twee opleidingen heeft gevolgd, dan dient hij/zij voor het verkrijgen van beide diploma’s van deze opleidingen tenminste 50% aan separate opleidingsonderdelen te hebben gehaald (zie ook artikel 5.10.2 OER). Artikel 5.17 Graad 1. Aan degene die het afsluitend examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Bachelor of Arts’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 5.18 Cum laude-regeling 1. Aan de uitslag van het volledige Bachelorexamen kan het predikaat cum laude worden verbonden indien voor alle onderdelen behorend bij het afsluitend examen, inclusief de minoren, gemiddeld ten minste het onafgeronde cijfer 8 (acht) is behaald. 2. Alle onderdelen dienen gewogen te worden meegeteld, d.w.z. dat bij het bepalen van het gemiddelde elk vak evenveel keren moet meetellen als het aantal studiepunten dat ervoor is behaald. 3. Extra vakken worden desgewenst niet meegeteld. De student mag zelf bepalen welke extra vakken uit de extra Vrije Minorruimte (bachelorexamen) als extra vak dienen te worden aangemerkt. 4. Indien een student voor het Bachelorexamen in aanmerking wil komen voor het predicaat ‘cum laude’, dient het aantal onderwijseenheden dat van een cijfer is voorzien tenminste 150 ECTS studiepunten te omvatten. Onder deze onderwijseenheden valt tenminste de scriptie.
Paragraaf 6 Vooropleiding Artikel 6.1 Vereiste vooropleiding De vier VWO-profielen Cultuur en Maatschappij (CM), Economie en Maatschappij (EM), Natuur en Gezondheid (NG) en Natuur en Techniek (NT) geven alle recht op toelating tot de opleiding. Automatische toelating wordt ook gegeven aan bezitters van het diploma VWO‘oude stijl’.
'
Artikel 6.2 Nederlandse taal 6.3.1
Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of; c. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode.
6.3.2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 6.3 Gelijkwaardige vooropleiding De examencommissie kan de bezitter van een getuigschrift van bekwaamheid tot het volgen van universitair onderwijs, afgegeven door buitenlandse instellingen van onderwijs, toegang verlenen tot het afleggen van het propedeutisch examen, onverminderd het bepaalde in art. 6.1. Indien het onderwijs wordt gegeven en examens worden afgenomen in het Nederlands, wordt toegang niet verleend dan nadat het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Artikel 6.4 Colloquium doctum 1. Het toelatingsonderzoek als bedoeld in art. 7.29 van de wet omvat de volgende onderdelen: Nederlands, Engels, en naar keuze van de aanvrager Geschiedenis, Duits of Frans. 2. De faculteit kent een afzonderlijk colloquium-doctumreglement waarin het toelatingsonderzoek nader wordt geregeld. Het colloquium-doctumreglement maakt deel uit van deze regeling.
Paragraaf 7 Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding Artikel 7.1 Inschrijving voor colleges 1. Alle ingeschreven studenten dienen vóór aanvang van het academische jaar in ProgRESSWWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen. De periode waarin de student zich kan inschrijven wordt jaarlijks door de Faculteit vastgesteld. Per semester kunnen zij zich in beginsel voor ten hoogste 40 ECTS studiepunten inschrijven. Slechts in overleg met de studieadviseur van de betrokken opleiding kan hiervan worden afgeweken.
"
2. De college-inschrijving van nieuwe studenten van een vaststaand propedeuseprogramma wordt ingevoerd door Bureau StudentZaken. Voor het tweede semester dienen studenten zich zelf in te schrijven voor het minorprogramma in de propedeutische fase. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 7.2 Studievoortgangsadministratie 1. Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Een student kan online via ProgressWWW de door hem/haar behaalde studieresultaten raadplegen. 3. Een student kan bij het Bureau StudentZaken een gewaarmerkte uitdraai van zijn/haar studieresultaten verkijgen. Artikel 7.3 Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Artikel 7.4 Studieadvies eerste jaar 1. In het jaar van zijn/haar eerste inschrijving krijgt elke student voor het einde van het eerste en vervolgens voor het einde van het tweede semester een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn/haar opleiding. 2. Desgevraagd geeft, namens het faculteitsbestuur, de opleiding de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden.
Paragraaf 8 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 8.1 Tentamens en examens ‘oude stijl’-opleiding 1. 2.
Studieresultaten behaald vóór het academische jaar 2007/2008 kunnen worden gewaardeerd als vervangend voor gelijkwaardige onderdelen in het programma zoals opgenomen in paragrafen 3.1 en 4.1 van onderhavige OER. Voor zover de overgangsregeling van het voorgaande lid niet voorziet in een individueel geval treft de examencommissie desgevraagd een voorziening.
#
Artikel 8.2 Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijze niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 8.3 Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het bureau van de faculteit een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 8.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 29 augustus 2007.
(