Zuidplas Oosteinde 85-87 Moordrecht
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.1892.BpOosteinde-Va01
15-03-2011 27-09-2011
ontwerp vastgesteld
projectnummer:
189200.15583.00 opdrachtleider:
opdrachtgever:
ir. G.J.G. Bokelman
gemeente Zuidplas
auteur:
R.008/03
ing. D.J. Willems
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dna waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
Inhoud van de toelichting
1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding Planvorm Ligging plangebied Leeswijzer
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3.
Provinciaal en regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
3. Ruimtelijke kader 3.1. 3.2. 3.3.
Omgeving Stedenbouwkundig ontwikkelingskader Planbeschrijving
4. Verkeer 4.1. 4.2.
Verkeer Wegverkeerslawaai
5. Milieuaspecten 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7. 5.8.
Bedrijven en milieuhinder Externe veiligheid Luchtkwaliteit Bodemkwaliteit Kabels en leidingen Waterhuishouding Ecologie Archeologie
6. Juridische planbeschrijving 6.1. 6.2. 6.3.
Inleiding Plansystematiek Toelichting op de regels
7. Uitvoerbaarheid 7.1. 7.2.
Economische haalbaarheid Maatschappelijke haalbaarheid
8. Conclusie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3 3 3 3 3
5 5 6 7
9 9 13 13
15 15 17
19 19 20 20 22 23 23 26 28
29 29 29 30
33 33 33
35
189200.15583.00
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Aanduidingen Plangebied Oosteinde 85 - 87
1. Inleiding
3
1.1. Aanleiding De gemeente Zuidplas heeft het voornemen om het gebied aan het Oosteinde 85-87, gelegen tussen de Crocusstraat en de Schielandse Hoge Zeedijk Oost, in samenwerking met de ontwikkelaar Reebun Projecten te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Op het perceel van circa 2.400 m² staan thans een bedrijfspand en enkele bijgebouwen die worden gesloopt. De beoogde ontwikkeling bestaat uit 7 grondgebonden woningen, een appartementengebouw op het binnenterrein met 15 appartementen en een appartementengebouw aan de Crocusstraat met 12 appartementen; in totaal 34 woningen. Daarnaast worden zeven garages en een fietsenberging voorzien. Aangezien de beoogde ontwikkeling niet past binnen het vigerende bestemmingsplan Moordrecht-Oost wordt een bestemmingplanprocedure gevolgd om de ontwikkeling juridischplanologisch mogelijk te maken.
1.2. Planvorm Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de beoogde nieuwe functie mogelijk wordt gemaakt. Hiermee ontstaat voor de gemeente, de initiatiefnemer en belanghebbenden duidelijkheid en wordt het plan juridisch verankerd. In dit bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt in de woonbestemming (voor de hoofdgebouwen, de direct aangrenzende gronden en de garages), de verkeers- en verblijfbestemming voor de wegen, parkeren en groen, en de waterbestemming voor de watergangen.
1.3. Ligging plangebied Het plangebied ligt aan de zuidoostrand van Moordrecht en maakt deel uit van het stedenbouwkundig blok tussen de Crocusstraat en de Schielandse Hoge Zeedijk Oost. Het plangebied is rechthoekig en ligt middenin een woongebied dat wordt omsloten door de Crocusstraat, Tulpstraat, Oosteinde en Oost Buurtstraat.
1.4. Leeswijzer Het bestemmingsplan is als volgt opgezet. Het vigerende bestemmingsplan en het overige relevante beleid komen in hoofdstuk 2 aan de orde. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten waarbij de huidige situatie van het gebied, de omgeving en de inhoud van het project worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de verkeerskundige situatie belicht. In hoofdstuk 5 vindt vervolgens de toetsing van het project aan de milieu- en overige aspecten plaats. Hoofdstuk 6 vormt een juridische toelichting op de verbeelding en de regels. Hoofdstuk 7 bevat de economische uitvoerbaarheid en de uitkomsten van de inspraakprocedure. Hoofdstuk 8 geeft de conclusie van dit bestemmingsplan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
Figuur 2.1: Bestemmingsplanregeling
Aanduidingen Plangebied Oosteinde 85 - 87
2. Beleidskader
5
2.1. Provinciaal en regionaal beleid Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ (2010) De Provinciale Staten stelden op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Uitvoeringsagenda en de Verordening Ruimte vast. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Het plangebied is aangeduid als stads- en dorpsgebied (blauwe cirkel is de globale ligging van het plangebied). De ontwikkeling past binnen het vigerende provinciale beleidskader.
Fragment Structuurvisie
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
6
Beleidskader
Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) In de Nota Ruimte is de driehoek RZG Zuidplas aangewezen als uitbreidingsruimte van de Zuidvleugel van de Randstad. Het ISP heeft betrekking op de ontwikkelingen van deze driehoek tot 2030. Het plan van de betrokken grondgemeenten Zuidplas, Waddinxveen en Gouda is tot stand gekomen in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK). Voor het plangebied is van belang dat het ISP uitgaat van 30.000 nieuwe woningen in de Zuidplas in de periode tot 2030. Nieuwe woningbouw vindt onder andere plaats door bestaande stedelijke gebieden te verdichten en nieuwe uitbreidingen te realiseren grenzend aan het bestaand stedelijk gebied. Voor het plangebied is verdichting van het bestaande dorpsgebied aan de orde. Doelgroepen zijn vooral senioren en starters. Daarnaast wordt vanaf de start van de Zuidplas rekening gehouden met verdere groei van voorzieningen op het gebied van sport, basisonderwijs en welzijn. De ontwikkeling levert een bijdrage het woningbouwprogramma in de gemeente Zuidplas en past hiermee binnen de kaders van dit beleid.
2.2. Gemeentelijk beleid Nota Wonen in Moordrecht (Beleidsvisie 2008-2012) In de Nota Wonen verwoordt de voormalige gemeente Moordrecht haar visie en ambitie op het wonen in Moordrecht voor de periode 2008-2012 (vastgesteld door de voormalige gemeenteraad van Moordrecht op 15 juli 2008). In de Nota wordt aangegeven dat de gemeente gemiddeld 40 woningen per jaar wil realiseren in de periode 2008-2020. Hiervan is het percentage huurwoningen 40% en koopwoningen 60%. Lage inkomensgroepen, starters en senioren vormen belangrijke aandachtsgroepen in de gemeentelijke kadernota wonen. De woningmarkt voor lage inkomensgroepen en starters is in Moordrecht niet in evenwicht, omdat er te weinig goedkope koop- en huurwoningen zijn. De verwachting is dat dit knelpunt niet zal verdwijnen indien de mutatiegraad laag blijft en het aanbod niet wordt vergroot. De beoogde ontwikkeling, met een mix van grondgebonden woningen en appartementen in de koopsector in het prijssegment voor onder andere starters is in overeenstemming met dit beleid. In samenspraak tussen de gemeente en de ontwikkelaar zijn de prijscategorieën bepaald. Welstandsnota (2004) De toetsing van nieuwe bouwwerken aan de eisen van welstand vindt in Moordrecht plaats op basis van de Nota Welstand Moordrecht. Het plangebied Oosteinde 85-87 wordt in dit document aangemerkt als onderdeel van een dijklint, dat als zodanig een bijzonder welstandsgebied is. Het dijklint langs de Hollandsche IJssel is namelijk een van de historische structuren waarlangs Moordrecht is ontstaan, en heeft een duidelijke landschappelijke waarde. De status van ‘bijzonder welstandsgebied’ betekent dat er extra inspanning wordt verwacht omwille van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit: ‘Het welstandsbeleid in deze gebieden is gericht op behoud of herstel van waardevolle elementen en structuren, met de mogelijkheid om gericht nieuwe elementen toe te voegen ter versterking van de karakteristiek’. Karakteristiek voor het dijklint is vooral het relatief grote hoogteverschil in hoogte tussen dijk en benedendijkse bebouwing. De bebouwing is gemengd wat betreft functie en vormgeving. Het gevelbeeld kent langs de dijk een grote variëteit in bebouwingsdichtheid, bouwmassa en -hoogte en rooilijnverspringingen. Op sommige plaatsen zijn er doorzichten tussen de bebouwing naar het achterliggende dakenlandschap van het dorp.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beleidskader
7
Belangrijke aandachtspunten op basis van deze karakteristiek zijn: behouden/versterken van de aanwezige zichtlijnen om de verweving met aangrenzende gebieden te versterken; behouden van diversiteit in het straatbeeld door individuele vormgeving en architectonisch verschil met de belendende bebouwing; behouden van op de dijk georiënteerde voorgevel; uitsluiten van blinde gevels aan de straatzijde; achterdakvlakken- en zijgevels zichtbaar vanaf de openbare ruimte behandelen als voorkant. Vigerend bestemmingsplan Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Moordrecht-Oost. Dit bestemmingsplan is op 13 mei 1997 vastgesteld door de gemeenteraad. Gedeputeerde Staten heeft vervolgens op 26 augustus 1997 het bestemmingsplan goedgekeurd. Volgens het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Gemengde doeleinden’. Op deze gronden zijn bedrijfswoningen en woningen toegestaan. Daarnaast zijn bedrijven toegestaan (in de milieucategorie 1 en 2, of tot en met 4 mits reeds aanwezig), en opslagruimten en autoboxen. De maximale goothoogte is 7 m en het maximale bebouwingspercentage is 70%. De bouwhoogte mag op grond van de bouwverordening maximaal 15 m zijn. De beoogde herontwikkeling met woningbouw wijkt af van de regeling in het bestemmingsplan omdat op deze locatie geen nieuwbouw van woningen mogelijk is. Ook zal de maximale goothoogte in de nieuwe situatie worden overschreden.
2.3. Conclusie In het vigerende bestemmingsplan is nieuwe woonbebouwing niet toegestaan. Het project met 34 woningen past wel binnen het provinciale en gemeentelijke beleid. Het beleid is om jaarlijks nieuwe woningen te bouwen waarbij aandacht is voor starters en ouderen. De appartementen zijn geschikt voor zowel ouderen als starters. In de kadernota wordt tevens krapte op de markt voor goedkopere woningen geconstateerd. In de welstandsnota is aangegeven dat de ligging van het plangebied bijzondere eisen van welstand met zich meebrengt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
Figuur 3.1: Ruimtelijke opbouw Aanduidingen dorpskern
Oosteinde/ Oostbuurtstraat
Schielandsche Hoge Zeedijk
overige wegen
watergangen
projectgebied
Hollandsche IJssel
bijzondere bebouwingselementen
3. Ruimtelijke kader
9
3.1. Omgeving Zuidplaspolder Het plangebied ligt aan de oostkant van Moordrecht en grenst aan het stroomgebied van de Hollandsche IJssel. De kern Moordrecht ligt op de rand van de Zuidplaspolder die deel is van het typische landschap van de Hollandsche droogmakerij. Kenmerkend voor deze 19eeeuwse droogmakerij is de diepe ligging, de ronde vormen van de Ringsloot en de Zeedijk en de eenvoudige en rationele verkaveling. De polder wordt in tweeën gedeeld door de Middelweg/Bredeweg die in een rechte lijn van de kerk van Moerkapelle naar de kerk van Moordrecht voert. Haaks hierop liggen de tochten van de polder. In het open gebied van de Zuidplaspolder overheerst het weidelandschap. Verdere verstedelijking heeft plaatsgevonden rond de oude dorpskernen aan de randen van de polder. Moordrecht De oorspronkelijke dorpskern van Moordrecht is ontstaan op de hoger gelegen gronden aan de Hollandsche IJssel. De dorpsbebouwing heeft zich in de loop der tijd langs een aantal ontwikkelingsassen ontwikkeld. Kenmerkend in de structuur van de oude dorpskern is de Dorpsstraat die min of meer parallel langs de Hollandsche IJssel is gelegen en de haaks hierop gesitueerde Kerkstraat. Op het kruispunt van beide wegen is aan het Kerkplein de N.H.-kerk gevestigd. Dit kerkgebouw is beeldbepalend voor het aanzicht van het dorpscentrum en is vanuit de wijde omgeving zichtbaar. In het verlengde van de Kerklaan ligt aan de oever van de Hollandsche IJssel de kade van de veerpont naar Gouderak. Deze veerpont vormt thans een belangrijke schakel in toeristischrecreatieve routes langs de Hollandsche IJssel. Deze rivier is een belangrijk element in de ruimtelijke structuur van Moordrecht en de zorgvuldig opgebouwde ontwateringstructuur van de Zuidplaspolder. Zo wordt Moordrecht slechts door de Schielandse Hoge Zeedijk van de Hollandsche IJssel gescheiden. Kenmerkend is met name het meanderende verloop van de Hollandsche IJssel, het hoge talud van de Zeedijk en de lager gelegen polder. De ontwateringstructuur van de Zuidplaspolder bestaat uit een stelsel van sloten en tochten die afwateren op de Ringvaart van de Zuidplaspolder. Deze Ringvaart ligt min of meer parallel aan de Hollandsche IJssel, circa 350 m ten noordwesten van de rivier, en doorsnijdt de huidige dorpskern van Moordrecht. Na de inpoldering van de Zuidplas kon ook in het gebied ten westen van de Ringvaart dorpsuitbreidingen plaatsvinden. De opzet van deze wijken kenmerkt zich door een ruime en rechtlijnige stedenbouwkundige opzet met veelal dezelfde rijwoningen en veel openbaar groen. Het oudere dorp langs de Hollandsche IJssel wordt met de wijken in de Zuidplaspolder verbonden door drie bruggen over de Ringvaart. De Middelweg vormt daarnaast de verbinding met het noordelijke gebied, naar onder meer Zevenhuizen, Moerkapelle en Waddinxveen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
10
Ruimtelijke kader
Figuur 3.2: Situatie
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke kader
11
Via de Schielandse Hoge Zeedijk West wordt Moordrecht verbonden met Nieuwerkerk aan den IJssel en via de Schielandse Hoge Zeedijk Oost met Gouda. De Schielandse Hoge Zeedijk is een zeer hoog (6 à 7 m) dijklichaam en een belangrijke waterkering die zich uitstrekt langs de oevers van de Hollandsche IJssel. De Zeedijk biedt uitgestrekte vergezichten over het laag gelegen polderlandschap en het slingerende verloop van de rivier. Langs het water zijn nog enkele oudere bedrijven gevestigd die afhankelijk zijn van het transport over het water. Bij de grens met de bebouwde kom van Moordrecht gaat de Schielandse Hoge Zeedijk over in het Westeinde. Aan de voet van het Westeinde ligt een lang lint van oude dorpsbebouwing gesitueerd op diepe kavels haaks op de richting van de dijk. In deze bebouwingsstructuur is het slagenpatroon van het oorspronkelijk landschap nog duidelijk herkenbaar. Dit bebouwingspatroon heeft een gemengd karakter en wordt afgewisseld door verspreid langs de dijk gelegen oudere bedrijfsbebouwing en door recentere stedenbouwkundige invullingen in de vorm van bouwstroken met rijwoningen. Door de aanzienlijke hoogte van de dijk ontvouwt zich het dorp als een bijzonder dakenlandschap. Het op de dijk gelegen oude Raadhuis markeert nog steeds de overgang naar de historische dorpskern. Hier gaat het Westeinde over in het veel smallere profiel van de Dorpsstraat. Het verloop van de Hollandsche IJssel wordt over de gehele lengte van de Dorpsstraat afgeschermd door bebouwing. Halverwege de Dorpsstraat wordt het doorlopende bebouwingslint slechts onderbroken door het doorzicht op de Veerkade. Het dorpse bebouwingspatroon eindigt ter plaatse van het Oosteinde alwaar het open en groene karakter van de dijk terugkeert. De bebouwing ligt hier opnieuw onder aan de voet van de dijk. Deze bebouwingszone voegt zich naar het stramien van het slagenlandschap en bestaat uit karakteristieke historische bebouwing haaks op de dijk, afgewisseld door verouderde bedrijfshallen en -loodsen met incidentele nieuwbouw. Plangebied Het plangebied ligt aan de voet van de hier circa 7 m hoge Schielandse Hoge Zeedijk Oost. Het gebied bestaat uit een smalle lange kavel van circa 80 m diep en 30 m breed en is onderdeel van een stedenbouwkundig blok dat omsloten wordt door het Oosteinde aan de oostzijde, de Tulpstraat aan de noordzijde, Crocusstraat aan de westzijde en Oost Buurtstraat aan de zuidzijde. Het gebied ligt centraal binnen dit woongebied en heeft, door zijn aansluiting op zowel het Oosteinde als de Crocusstraat, een meerzijdige ontsluitingsmogelijkheid. In het plangebied bevinden zich thans een tweelaags bedrijfsgebouw en een langgerekte houten opslagschuur aan het Oosteinde. Aan de Crocusstraat staat een trafogebouw geflankeerd door twee blokken met parkeergarages. Aan weerszijden van het gebied lopen smalle greppelsloten van 3 tot 4 m breed. Deze sloten scheiden het gebied van de omgeving. Kenmerkend voor de bebouwingstypologie langs het Oosteinde is dat de bebouwing bestaat uit kleinschalige panden die veelal twee bouwlagen met kap bevatten. De bebouwing langs het Oosteinde is wisselend van bouwstijl en karakter en heeft daardoor een sterk individuele uitstraling waarbij ook nog de voorgevels ten opzichte van elkaar in een onregelmatig patroon verspringen (staffelen). Als gevolg van dit staffelen zijn de voor- als de zijgevels goed zichtbaar. De afstand tussen de bebouwing en de kant van de weg varieert sterk en dient overwegend als tuin met oprit. In de uiterste noordhoek van het gebied staan enkele geschakelde rijwoningen van twee bouwlagen met kap. Aan de Tulpstraat bevindt zich tevens een achterontsluiting met garageboxen. De bebouwingstypologie langs de Crocusstraat wijkt af van het overwegend individuele karakter van het Oosteinde. De bebouwing is uniform van karakter en bestaat uit bouwstroken met rijwoningen van twee bouwlagen met kap. De be-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
Grondgebonden woningen - binnenstraat zijde
Appartementengebouw - binnenstraat zijde
Appartementengebouw - galerij / watergang zijde
Appartementengebouw - Crocusstraat zijde
Figuur 3.3: Gevelaanzichten
Ruimtelijke kader
13
bouwing staat in een gemeenschappelijke rooilijn op circa 6 m uit de kant van de weg en heeft het karakter van een woonstraat. Aan de zijde van het plangebied bevindt zich ter hoogte van de aansluiting met de Jasmijnstraat een achterontsluiting die toegang biedt tot het binnenterrein waar voorheen de timmerwerkplaats was gevestigd. Ten westen van de locatie ligt het in 2003/2004 gerealiseerde project Touwslagerij dat bestaat uit grondgebonden woningen en een appartementencomplex op de kop van het gebied. Het bolronde appartementencomplex is het meest in het oog springende onderdeel. Het complex bestaat uit drie bouwlagen op een halfverdiepte parkeergarage met daarop een vierde iets teruggelegen bouwlaag. De totale bouwhoogte bedraagt hierdoor circa 14 m. Het achterliggende gebied is ontwikkeld in overeenstemming met het karakter en de typologie van de aangrenzende gebieden. Langs de Crocusstraat zijn grondgebonden rijwoningen gebouwd van 2 bouwlagen met kap, waarbij de voorgevels in de perceelgrens staan. Op de grens met het onderhavige plangebied staat een hoger bouwblok van drie lagen met appartementen. In de zone langs het Oosteinde is een bouwblok met twee twee-onder-eenkapwoningen gerealiseerd. Naast het bouwblok ligt de achterontsluiting de Touw die voert naar een parkeerterrein. Deze ruimte grenst aan de watergang langs het plangebied Oosteinde 85-87.
3.2. Stedenbouwkundig ontwikkelingskader Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is in 2004 in samenspraak de ontwikkelaar en de voormalige gemeente Moordrecht een stedenbouwkundig ontwikkelingskader opgesteld. Dit kader bestaat naast een uitvoerige ruimtelijke analyse van de locatie en de omgeving uit een stedenbouwkundige inrichtingsstudie waarin de ontwikkelingsmogelijkheden zijn weergegeven waarmee bij de verdere planvorming rekening is gehouden. In het werkatelier met de omwonenden zijn enkele amendementen aangebracht, zodat het ontwikkelingskader er als volgt uitziet: een ‘eigen’ stedenbouwkundige invulling van het plangebied met de mogelijkheid om hier een ten opzichte van de omgeving afwijkende massa en verschijningsvorm te maken; de ligging van het plangebied in het midden van het stedenbouwkundige blok tussen de Crocusstraat en het Oosteinde, maakt het noodzakelijk dat alle zijden van het gebied als een representatieve zijde worden behandeld; aanhouden van voldoende een open ruimte langs de beide greppelsloten; de parkeerruimte voor bewoners en bezoekers dient in eerste instantie in het plangebied te worden opgevangen; grote voorkeur voor grondgebonden woningen, maar ook appartementen mogelijk maken.
3.3. Planbeschrijving Het bouwplan (Venster Architecten, 20 september 2010, Touwslagerij II, Moordrecht) voorziet in 7 grondgebonden woningen en twee appartementengebouwen. De grondgebonden woningen liggen langs de watergang die het plangebied scheidt van de Touwslagerij. De oppervlakte van de footprint van de woning is circa 85 m². De woningen bestaan uit twee bouwlagen en kunnen optioneel een optopping realiseren over een deel van woning. Het dak kan dan gebruikt worden als dakterras. Een voorwaarde is wel dat de optopping niet over de breedte van de woning wordt gerealiseerd maar in de lengterichting
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
14
Ruimtelijke kader
van de woning. Hierdoor ontstaat een gevarieerd gevelbeeld en wordt voorkomen dat het gevelbeeld van de derde bouwlaag één front vormt. De woningen hebben aan beide zijden een representatieve woongevel door het toepassen van twee kleuren bouwmateriaal in de gevels. Aan de waterzijde hebben de woningen een buitenterras dat deels boven het water is gelegen. Het parkeren bij deze woningen vindt plaats voor de woningen en op de parkeervoorzieningen naast de woningen. Aan de andere watergang, tegenover de grondgebonden woningen, is een appartementengebouw van 3 woonlagen voorzien voor 15 appartementen. Op elke woonlaag komen 5 appartementen met een oppervlakte per woning van circa 65 m². De appartementen zijn vanaf de noordoostzijde via een galerij bereikbaar. Het parkeren bij deze woningen vindt plaats op de parkeervoorzieningen nabij de appartementen. Aan de Crocusstraat is het tweede appartementengebouw gelegen voor 12 appartementen. Op elke woonlaag komen 4 appartementen met een oppervlak tussen de 55-65 m². De appartementen zijn bereikbaar via het inpandige portiek aan de Crocusstraat. Aan de Crocussstraat zijn voor deze appartementen 13 parkeerplaatsen beschikbaar. Aan de binnenterreinzijde zijn balkons mogelijk. De ontsluiting van de grondgebonden woningen en het appartementengebouw aan het binnenterrein geschiedt via het Oosteinde. De toegang tot de garageboxen is via de nieuwe weg vanaf de Crosstraatzijde. Er komt geen doorgaande verbinding voor autoverkeer tussen deze twee ontsluitingspunten. Halverwege worden namelijk fietspaaltjes geplaatst zodat een doorgaaande route voor autoverkeer wordt voorkomen. De huidige doorgang vanaf de Crocusstraat voor langzaam verkeer vervalt.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Verkeer
15
4.1. Verkeer De Crocusstraat en Oosteinde hebben een maximumsnelheid van 30 km/h. De maximumsnelheid op de Schielands Hoge Zeedijk Oost bedraagt 60 km/h. De overgang van de snelheidsregimes op de Schielands Hoge Zeedijk Oost van 60 naar 30 km/h ligt iets ten oosten van het plangebied ter hoogte van de komgrens van Moordrecht. Dit betekent dat de Oost Buurtstraat, de Dorpsstraat en het deel van de Schielands Hoge Zeedijk Oost nabij het plangebied, een maximumsnelheid van 30 km/h hebben. Auto-ontsluiting De grondgebonden woningen en het tegenovergelegen appartementengebouw worden voor gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf het Oosteinde. Het appartementengebouw aan de Crocusstraat worden via deze straat ontsloten. Het verkeer rijdt via het Oosteinde naar de Schielands Hoge Zeedijk Oost richting Gouda, of via de N456 naar de A20. De ontsluiting voor het autoverkeer is derhalve goed. Fietsontsluiting Per fiets is het plangebied in twee richtingen ontsloten. Fietsers kunnen via de Crocusstraat en het Oosteinde rijden. Binnen het 30 km/h-regime is het aanvaardbaar dat er vanuit verkeersveiligheid geen aparte fietsvoorzieningen zijn. Fietsverkeer richting Gouda maakt buiten de bebouwde kom gebruik van de parallel aan de Schielands Hoge Zeedijk Oost gelegen Oosteinde, dat deels een fietspad is. Fietsverkeer wordt gescheiden van het doorgaande autoverkeer afgewikkeld. De ontsluiting voor het fietsverkeer is goed. OV-ontsluiting De dichtstbijzijnde bushalte ligt aan de Oostpolderweg op ongeveer 600 m van het plangebied en biedt halfuursverbindingen naar de stations van Gouda en Rotterdam Alexander. Hier kan worden overgestapt op het landelijke treinnetwerk. De openbaar vervoerbediening is voldoende. Parkeren Aan de hand van parkeerkcijfers kan worden bepaald of het aantal voorziene parkeerplaatsen binnen het plangebied toereikend is. Het parkeerkencijfer voor de woningen bedraagt 1,3 parkeerplaats per woning, waarvan 0,3 voor bezoekers. Voor appartementen bedraagt het parkeerkencijfer 1,0 parkeerplaats per appartement, waarvan 0,3 voor bezoekers. Op basis van deze parkeerkencijfers bedraagt de parkeerbehoefte van de 7 grondgebonden woningen 10 parkeerplaatsen. Voor de 27 appartementen is dit aantal 27. De totale parkeerbehoefte in de openbare ruimte bedraagt 37 parkeerplaatsen. Aangezien 38 parkeerplaatsen gerealiseerd worden kan in de parkeerbehoefte worden voorzien.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
16
Verkeer
Verkeersveiligheid De wegen rondom het plangebied zijn ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig. Er vindt een gemengde afwikkeling van het verkeer plaats op de erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h, terwijl op de gebiedsontsluitende wegen (zoals de Middelweg en de Schielands Hoge Zeedijk Oost) sprake is van een gescheiden afwikkeling, dus aparte paden voor langzaam verkeer. Derhalve is de verkeersveiligheid goed te noemen. Verkeersgeneratie De verkeersgeneratie van 34 woningen zal circa 215 mvt/etmaal bedragen, uitgaande van 6,3 mvt/etmaal per woning op basis van publicatie 256 (CROW, 2007). Dit zal niet leiden tot een verslechtering van de doorstroming op de ontsluitende wegen. Verkeersgegevens In de nabijheid van de locatie zijn de verkeersintensiteiten bekend van de Schielands Hoge Zeedijk Oost. De verkeersintensiteit in 2007 bedroeg 2.980 mvt/etmaal. De intensiteit op de Crocusstraat is bepaald op basis van het aantal bestaande woningen dat deze straat ontsluit, uitgaande van een gemiddelde verkeersgeneratie van 6,3 mvt/etmaal per woning. Voor de verkeersintensiteiten in 2020 is uitgegaan van een gemiddelde autonome verkeersgroei van 1,5% per jaar voor de dijk en 1% voor de overige wegen. Het verkeer zal voor 65% (circa 140 mvt/etmaal) over het Oosteinde gaan en de overige 35% over de Crocusstraat (circa 75 mvt/etmaal). Tevens is aangenomen dat 40% (circa 85 mvt/etmaal) over de Schielands Hoge Zeedijk Oost richting Gouda zal rijden en 60% (circa 130 mvt/etmaal) over de N456 richting de A20. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen. Tabel 4.1 Overzicht verkeersintensiteiten (mvt/etmaal), afgerond op 100-tallen Weg
2008
Schielandse Hoge Zeedijk/Oost Buurtstraat Crocusstraat Oosteinde
3.000
2010 3.100
2020 excl. ontwikkeling
2020 incl. ontwikkeling
3.600 (3.563)
3.600 (3.647)
800
800
900
1.000
1.500
1.500
1.700
1.800
Voor de voertuigverdeling is de standaardvoertuigverdeling gehanteerd voor een wijkverzamelweg voor de Schielands Hoge Zeedijk Oost/Oost Buurtstraat en die voor een buurtverzamelweg voor de Crocusstraat en Oosteinde. In tabel 4.2 staat de voertuigverdeling weergegeven. Tabel 4.2 Voertuigverdeling Voertuigverdeling
Schielands Hoge Zeedijk Oost/Oost Buurtstraat
Crocusstraat en Oosteinde
dag
avond
nacht
dag
avond
nacht
lichte motorvoertuigen
94,0%
97,2%
96,0%
94,0%
98,0%
96,0%
middelzware voertuigen
5,1%
2,5%
3,4%
5,7%
1,9%
3,8%
0,9%
0,3%
0,6%
0,3%
0,1%
0,2%
motor-
zware motorvoertuigen
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeer
17
4.2. Wegverkeerslawaai Normstelling en beleid In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Formeel zijn 30 km/h-wegen op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Op basis van jurisprudentie dient echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. De geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (waaronder woningen) mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Wanneer deze waarde wordt overschreden en maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard, kan onder voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. De uiterste grenswaarde van 63 dB mag daarbij niet worden overschreden. Onderzoek Door de vakgroep Geluid van de Milieudienst Midden-Holland is een akoestisch onderzoek1 verricht. De bevindingen van dit akoestisch onderzoek worden in deze paragraaf samengevat. De maatgevende gezoneerde weg voor het onderzoeksgebied is de Schielandse Hoge Zeedijk Oost met een maximumsnelheid van 60 km/h. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat ter hoogte van de geprojecteerde woningen de geluidsbelasting ten gevolge van de Schielandse Hoge Zeedijk Oost maximaal 40 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het volgen van een procedure hogere grenswaarde is niet noodzakelijk. De geluidsbelasting als gevolg van de 30 km wegen bedraagt ten hoogste 59 dB. Maatregelen 30 km/uur wegen De geluidsbelasting als gevolg van de 30 km/uur wegen op de geprojecteerde woningen is hoger dan de voorkeursgrenswaarde maar lager de maximale grenswaarde die volgens de Wet geluidhinder in een binnenstedelijk gebied nog mag worden toegestaan. Maatregelen zoals terugdringen van het verkeer en afscherming zijn in een woonbuurt niet toepasbaar. Vervanging van de klinkerbestrating door stille klinkers of klinkers gelegd in keperverband kan de geluidsbelasting met 2 tot 3 dB reduceren. Om het leefcomfort van de toekomstige bewoners te garanderen zal de binnenwaarde niet meer mogen bedragen dan 33 dB. Conclusie De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Schielandse Hoge Zeedijk Oost voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarden van 48 dB. Het volgen van een procedure hogere grenswaarde is niet nodig. De geluidsbelasting als gevolg van de 30 km wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde wel. Er hoeft echter niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Een reductie van 2 tot 3 dB kan bereikt worden door vervanging van de bestaande klinkerbestrating door stille klinkerbestrating of klinkerbestrating gelegd in keperverband.
1
Milieudienst Midden-Holland. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Bestemmingsplan Oosteinde 8587 te Moordrecht. 15 december 2010.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
18
Verkeer
Het akoestisch onderzoek van de Milieudienst Midden-Holland geeft geen uitsluitsel over de gevelwering in het kader van afdeling 3.1 van het Bouwbesluit. Dit onderzoek dient nog in kader van de bouwaanvraag te worden uitgevoerd. Voor deze berekeningen dient uitgegaan te worden van de gecumuleerde berekende geluidsbelasting, exclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh. De binnenwaarde zal niet meer mogen bedragen dan 33 dB.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
5. Milieuaspecten
19
5.1. Bedrijven en milieuhinder Normstelling en beleid In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Onderzoek en conclusie Ten noordoosten van het plangebied, op een afstand van circa 30 m van de beoogde woningen, is één bedrijf aanwezig. Het betreft een aannemers- en tegelzetbedrijf dat is gevestigd aan de Crocusstraat 2. Op grond van het vigerende bestemmingsplan zijn bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 toegestaan met een bijbehorende richtafstand van 30 m. Omdat het bedrijf in de huidige situatie al rekening dient te houden met enkele woningen die op kortere afstand zijn gelegen, wordt het bedrijf wordt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling niet in zijn bedrijfsvoering beperkt. Ten oosten van het plangebied, aan het Oosteinde 77a, is een kinderdagverblijf gevestigd. De buitenruimte van het kinderdagverblijf bevindt zich aan de achterzijde van het pand. Een kinderdagverblijf wordt getypeerd als een milieuhinderlijke activiteit met een bijbehorende richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aan het Oosteinde 77b een winkel gevestigd waar verkoop van wol plaats vindt. Ook voor detailhandel en maatschappelijk voorzieningen, zoals een kinderdagverblijf, geldt dat deze functies op een korte afstand van woningen toelaatbaar zijn en reeds in de bestaande situatie rekening dienen te houden met worden tussenliggende woningen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de bestaande bedrijven door de beoogde ontwikkeling van woningen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
20
Milieuaspecten
5.2. Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Onderzoek In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Ook zijn er in het plangebied of omgeving geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig. Er vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals brandbare vloeistoffen, plaats over de Hollandsche IJssel. Deze vaarweg is echter niet opgenomen in de circulaire RVGS. De hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over de Hollandsche IJssel worden vervoerd leiden niet tot externe veiligheidsrisico’s. Er hoeft daarom bij de uitvoering van het plan geen rekening te worden gehouden met het groepsrisico of met een afstand voor het plaatsgebonden risico in verband met externe veiligheid. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het project niet in de weg staat
5.3. Luchtkwaliteit Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. Tabel 5.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO2) 1)
jaargemiddelde concentratie
60 μg /m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 μg /m³
vanaf 2015
fijn stof (PM10)2)
jaargemiddelde concentratie
48 μg /m³
tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie
40 μg /m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 75 μg /m³
tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg /m³
vanaf 11 juni 2011
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuaspecten
1)
2)
21
De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM) In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Onderzoek De realisatie van 34 woningen een effect van minder dan 3% van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Daarom is op het voorliggende plan het besluit NIBM van toepassing waardoor toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege kan blijven. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht te worden gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan voor diverse prognosejaren inzicht worden gegeven in de achtergrondconcentraties stikstofdioxide en fijn stof en in de jaargemiddelde concentraties langs relevante wegen. In dit geval is nagegaan wat de concentraties zijn in de directe omgeving van de Schielands Hoge Zeedijk Oost aangezien dit een maatgevende wegen is voor luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Uit de saneringstool blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide direct ten langs de Schielands Hoge Zeedijk Oost maximaal 23,3 μg / m³ bedraagt (de norm is 60 μg / m³). Voor fijn stof geldt dat de jaargemiddelde concentratie in 2011 maximaal 24,4 μg /m³ bedraagt (de norm is 48 μg /m³). Geconcludeerd wordt dat in de directe omgeving van de Schielands Hoge Zeedijk ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan. Dit zal ook het geval zijn ter plaatse van de beoogde woningen aangezien de concentraties van luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Conclusie De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ter plaatse van de beoogde woningen is vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
22
Milieuaspecten
5.4. Bodemkwaliteit Normstelling en beleid Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek Ter plaatse van het plangebied is in het verleden sprake geweest van bedrijfsactiviteiten met een potentieel risico op bodemverontreiniging. In het verre verleden is op deze locatie een touwbaan aanwezig geweest en tot enkele jaren geleden was verffabriek ‘De IJssel Coatings’ gevestigd in de bedrijfshal. Op de locatie zijn twee verkennende bodemonderzoeken verricht: een onderzoek op het oostelijk deel van de locatie2) en een onderzoek op het westelijk deel3). Samen beslaan deze onderzoeken het gehele plangebied. Uit de resultaten van beide onderzoeken blijkt dat er sprake is van lichte tot sterke verontreinigingen met zware metalen, PAK, EOX en minerale olie in de grond. Gelet op de omvang van de verontreiniging is vastgesteld dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en geldt een verplichting tot het saneren van de bodem. Hierbij kan volgens het huidige saneringsbeleid volstaan worden met het aanbrengen van een leeflaag van voor de beoogde functie geschikte grond. Ter plaatse van de beoogde garages en fietsenstallingen is een tevens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd4).Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond sprake is van lichte tot sterke verhoogde gehaltes. De bodemverontreinigingen zijn vermoedelijk gerelateerd aan het historische gebruik van de locatie en de uitloging van de puin/slakken verharding. Deze resultaten geven aanleiding tot nader onderzoek naar de omvang van de verontreinigingen direct onder de puin/slakken verharding. Indien de verontreiniging meer is dan 25 m3 dient de bodemverontreiniging verwijderd te worden, ongeacht de beoogde functie. Daarnaast wordt geadviseerd om de kwaliteit van de puin/slakken verharding te onderzoeken en de bodemlaag onder de puin/slakken verharding te onderzoeken. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetroffen. Dit is van natuurlijke oorsprong en is geen aanleiding voor nader onderzoek. Conclusie Indien de gronden worden gesaneerd en een nieuwe leeflaag wordt aangebracht staat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering niet in de weg. 2) Milieukundig en geotechnisch adviesbureau Arnicon B.V: Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een locatie aan het Oosteinde tussen huisnrs. 87 en 89 te Moordrecht, Rapportnr. C04-521-O, december 2004. 3) Acorius Advies B.V.: Verkennend bodemonderzoek, Crocusstraat-Oosteinde te Moordrecht, Rapportnr. 0731009/ jp, augustus 2007. 4) Acorius Advies B.V.: Verkennend bodemonderzoek, Crocusstraat 2a te Moordrecht, Rapportnr. 0943014/ ri, 22 oktober 2009.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuaspecten
23
5.5. Kabels en leidingen In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen of straalpaden in de omgeving van het plan. De conclusie is dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
5.6. Waterhuishouding Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk plan. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota’s verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota’s, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal: Nationaal Waterplan (NW) Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Waterwet Provinciaal Provinciaal Waterplan Provinciale Structuurvisie Verordening Ruimte Waterschapsbeleid Dit is het eerste integrale Waterbeheerplan van Schieland en de Krimpenerwaard. ‘Integraal’ wil in dit kader zeggen dat het Waterbeheerplan (WBP) het beleid aangeeft voor de vier primaire taken van het hoogheemraadschap, te weten de waterveiligheid (waterkeringenbeheer), het watersysteembeheer (oppervlaktewater en grondwater), het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Het beheersgebied van het hoogheemraadschap behoort tot de meest intensief gebruikte delen van Nederland. De deels zeer diepe polders, de ligging langs de grote rivieren en de invloed van de zee betekenen dat goed waterbeheer een absolute voorwaarde is om hier veilig en verantwoord te kunnen wonen, werken en recreëren. Ook op de langere termijn, onder invloed van ondermeer bodemdaling en klimaatverandering. Als regionale waterbeheerder wil het hoogheemraadschap hier, samen met andere instanties, slagvaardig en met de nodige ambities aan werken. De belangen van samenleving en (water-)natuur, kostenbeheersing, efficiënt en effectief werken en een duurzame, toekomstgerichte aanpak staan daarbij steeds voorop.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
24
Milieuaspecten
Huidige situatie Algemeen In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg geheel verhard, bestaande uit bebouwing en terreinverharding. Bodem en grondwater De bodemopbouw van de deklaag van het terrein is bepaald tijdens het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Arnicon. De bodemopbouw van de deklaag is weergegeven in tabel 5.2 en de regionale bodemopbouw is weergegeven in tabel 5.3. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -2,45 m. De gemeten grondwaterstanden liggen tussen 0,1 en 0,5 m beneden het maaiveld. Tabel 5.2 Globale bodemopbouw terrein globale diepte (m –mv)
samenstelling
0 – 0,5
zandige en humeuze klei met puin
0,5 – 1,0
veen
Tabel 5.3 Regionale bodemopbouw globale diepte (m –mv)
geohydrologische schematisatie
samenstelling
0 – 12
slecht doorlatende deklaag
klei en veen
12 – 33
eerste watervoerend pakket
uiterst grof tot middel grof zand met grind
> 33
slecht doorlatende basis
fijn zand, slib afzettingen
en
lemige
Waterkwantiteit Binnen het plangebied zijn twee watergangen aanwezig. Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied of in de invloedssfeer hiervan zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied ligt nabij de Hollandsche IJssel. De waterkering van de Hollandsche IJssel wordt ten zuiden van het plangebied gevormd door de Schielandse Hoge Zeedijk en het Oosteinde. Het plangebied valt deels binnen de beschermingszone van de waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioleringsstelsel. Toekomstige situatie Algemeen Het bestemmingsplan maakt de realisatie van grondgebonden woningen, twee appartementengebouwen en de daarbij behorende infrastructuur mogelijk. De zeven grondgebonden woningen krijgen een terras dat boven het water hangt. Waterkwantiteit Gezien de hoge grondwaterstand en de huidige hoogteligging van een deel van het terrein, zal het terrein zeer waarschijnlijk gedeeltelijk opgehoogd worden.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuaspecten
25
De bestaande sloten zullen voor een klein deel gedempt worden. Dempingen dienen conform waterschapsbeleid 1 op 1 binnen het plangebied teruggegraven te worden. Om de demping te compenseren worden de bestaande watergangen verbreed. Omdat de verharding ten opzichte van de huidige situatie niet toeneemt is het realiseren van extra water niet aan de orde. Veiligheid en waterkeringen Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering, die de erosiebestendigheid en/of de stabiliteit van de waterkering kunnen beïnvloeden, dient een watervergunning te worden aangevraagd. De beschermingszone van de waterkering Oosteinde is 30 m gemeten vanuit de teen van de dijk. Afvalwaterketen en riolering In de omliggende wijk is een gemengd rioolstelsel aanwezig. De nieuwbouw voorziet in het gescheiden inzamelen van het vuilwater (dwa-afvoer) en het hemelwater (hwa-afvoer). Het hemelwater afkomstig van het dakoppervlak en circa 60% van de terreinverharding wordt, eventueel via een infiltratieriool, naar de naastgelegen sloten afgevoerd. Het overige deel van het hemelwater en het vuilwater wordt op de erfgrens (gemeentelijke grens) aangeboden aan het gemeentelijk rioolstelsel. Bij het afkoppelen wordt rekening gehouden met het pakket Duurzaam Bouwen. Het gebruik van uitlogende materialen, zoals zink, zal worden vermeden. De architect houdt hier bij de nadere uitwerking van het plan rekening mee. Onderhoud en bagger Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de ‘Keur’. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de ‘Keur’. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Water en Waterstaat-Waterkering in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat-Waterkering' toebedeeld gekregen. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
26
Milieuaspecten
5.7. Ecologie In een bestemmingsplan wordt de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond, ook vanuit ecologisch oogpunt. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingreep. Bestaande situatie en beoogde ontwikkelingen Het plangebied bestaat uit bebouwd gebied met enkele bedrijfsgebouwen, een houten schuur en parkeergarageboxen. De bedrijfsgebouwen en de schuur met overkapping worden gesloopt zodat nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. Om dit te kunnen realiseren, zijn de volgende werkzaamheden gepland: sloop huidige bebouwing; grondwerkzaamheden; bouwwerkzaamheden. Normstelling en beleid Ecologische Hoofdstructuur De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet gelegen nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het gebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aan de zuidzijde van de dijk zijn de buitendijkse gronden wel opgenomen in de PEHS. Soortenbescherming Het gebied is volledig verhard en bijna volledig bebouwd. Volgens regionale verspreidingsgegevens (o.a. Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl) zijn onderstaande soorten aanwezig binnen het plangebied.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Milieuaspecten
27
Vaatplanten Er zijn geen beschermde soorten wilde planten aanwezig. Zoogdieren Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren redelijk onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Er zijn vijf beschermde soorten waargenomen en drie Habitatrichtlijnsoorten. Waarschijnlijk gaat het hier om vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn mogelijk aanwezig in de gebouwen (achter dakranden, onderdakpannen in open stootvoegen of open spouwmuren). Op basis van veldwaarnemingen, de Atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) en voorkomende biotopen, worden de volgende soorten in het gebied verwacht: egel, mol, veldmuis, meervleermuis, laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Om na te gaan of vleermuizen inderdaad gebruikmaken van de te slopen gebouwen, is door Adviesbureau Mertens B.V. een veldonderzoek verricht5). Uit het onderzoek naar vleermuizen kwam naar voren dat het plangebied alleen voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis een functie heeft als foerageergebied. In de omgeving foerageert de watervleermuis. Gelet op het feit dat er geen vleermuizen in de gebouwen voorkomen, geen vliegroutes langslopen en de gewone dwergvleermuis niet gevoelig is voor verstoring, worden er geen effecten van de sloopwerkzaamheden voorzien. Een effect op ruige dwergvleermuis en watervleermuis wordt tevens niet voorzien. Deze soorten foerageren respectievelijk aan de rand van het plangebied en boven de Hollandsche IJssel. Een ontheffing in het kader van de Fora- en faunawet is derhalve niet vereist. Amfibieën, reptielen en vissen Volgens het Natuurloket zijn amfibieën en reptielen slecht en niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Het plangebied heeft echter geen betekenis voor amfibieën, reptielen of vissen, er komen geen geschikte biotopen voor. Vogels Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen het betreffende plangebied. In het plangebied broeden naar verwachting verschillende vogels, zoals kauw, turkse tortel, spreeuw en huismus. Overige soorten Beschermde of bijzondere soorten insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de hoge eisen die dergelijke soorten stellen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel 5.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel 5.4 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime vrijstellingsregeling Ffw
ontheffingsregeling Ffw
licht beschermde soort
licht beschermde soort
zwaar beschermde soort
(categorie 1)
(categorie 2)
(categorie 3)
egel, mol en veldmuis
alle vogels
alle vleermuissoorten
Toetsing De sloop-, grond- en bouwwerkzaamheden leiden tot verstoring en eventueel aantasting van alle aanwezige soorten. Een effect op de in het gebied foeragerende vleermuissoorten wordt
5)
Adviesbureau Mertens B.V., Het voorkomen van vleermuizen aan de Oosteinde 85-87 te Moordrecht, juli 2007.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
28
Milieuaspecten
niet voorzien. Daarom hoeft geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Om verstoring en aantasting van vogels te voorkomen, dienen sloop-, kap- en grondwerkzaamheden buiten het vogelbroedseizoen (half maart - half juli) plaats te vinden. Er is geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1. Hiervoor geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Conclusie De sloop- en grondwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) te worden uitgevoerd. Indien de benodigde maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet genoemde planontwikkeling niet in de weg staan.
5.8. Archeologie In 1998 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Bestaande archeologische waarden dienen te worden beschreven. Op basis van de beschikbare gegevens blijkt echter dat er voor het plangebied geen sprake is van een redelijke of hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis hiervan is verkennend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
6. Juridische planbeschrijving
29
6.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
6.2. Plansystematiek Wettelijke vereisten De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. Verbeelding Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen worden ingezien. Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. Bestemmingsvlak en bouwvlak De in het plan voorkomende bestemmingen bestaan ofwel uit één vlak: een bestemmingsvlak, ofwel uit twee vlakken: een bestemmingsvlak én een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeduid waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Aanduidingen Op de verbeelding is een aantal aanduidingen opgenomen die een bepaalde functie, de bouwvoorschriften en de maatvoering nader specificeren. In de toelichting op de regels worden deze concreet beschreven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
30
Juridische planbeschrijving
Opbouw planregels De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen: inleidende regels (artikel 1 en 2); bestemmingsregels (artikel 3 t/m 6); algemene regels (artikel 7 t/m 11); overgangs- en slotregel (artikel 12 en 13).
6.3. Toelichting op de regels Begrippen (artikel 1) De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten (artikel 2) Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Verkeer – Verblijfsgebied (artikel 3) Het openbare gebied heeft een functie voor het verkeer, het parkeren en heeft ook een verblijfsfunctie voor de aangrenzende woningen. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 3 m worden opgericht. Met uitzondering van het transformatorgebouw die is aangeduid met de functieaanduiding ‘nutsvoorziening’. Water (artikel 4) Om te garanderen dat een bepaalde hoeveelheid water in het gebied ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt en behouden blijft, zijn de aanwezige watergangen tot Water bestemd. Bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden zijn toegestaan. Een strook direct grenzend aan de woonbestemming heeft de aanduiding terras gekregen. Boven de watergang kan hier een buitenterras worden gebouwd. Hierop mogen geen gebouwen worden gebouwd om de openheid te waarborgen. Erfafscheidingen zijn wel toegestaan. Wonen (artikel 5) Binnen de bestemming Wonen kunnen binnen de bouwvlakken woningen en appartementen worden gebouwd. Met de bouwaanduiding ‘gestapeld’ is aangegeven waar de appartementen worden gebouwd. Naast de hoofdgebouwen zijn ook de gronden rondom de woning tot Wonen bestemd. Op deze gronden (buiten het bouwvlak) kunnen overige bouwwerken, zoals erfafscheidingen worden gebouwd. In de woning is het toegestaan om ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte en met een maximum van 40 m² aan-huis-gebonden beroep of een bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen. De garages en de fietsenstalling zijn met de functieaanduiding ‘garage’ bestemd.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Juridische planbeschrijving
31
Ter plaatse van de grondgebonden woningen is een aanduiding opgenomen zodat op de derde bouwlaag optoppingen gerealiseerd kunnen worden tot een maximale bouwhoogte van 10 m. De optopping is toegestaan tot een oppervlakte van 50% van het dakoppervlak en dient over de gehele diepte van de woningen gerealiseerd te worden. Hiermee wordt beoogd dat de optopping zelfstandige elementen zijn in het gevelbeeld en geen aangesloten front vormt. In onderstaande figuur is weergegeven op welke wijze deze optopping kan worden uitgevoerd.
Weergave optopping Waterstaat – Waterkering (artikel 6) Ter bescherming van de waterkering is de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering opgenomen. Vanaf de teen van de dijk is een beschermingszone van 30 m in acht genomen. De met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen zijn ondergeschikt. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Voor het oprichten van bouwwerken binnen de bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie is ontheffing vereist van het bestemmingsplan. Anti-dubbeltelbepaling (artikel 7) De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels (artikel 8) Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Deze regel is in dit bestemmingsplan van belang omdat hiermee wordt geregeld dat buiten de bouwvlakken de galerijen bij de appartementengebouwen kunnen worden opgericht. Hetzelfde geldt voor de wenteltrap en de balkons. Algemene ontheffingsregels (artikel 9) In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen ontheffing kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel ‘algemene bouwregels’ valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om ontheffing te verlenen ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Ontheffing is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
32
Juridische planbeschrijving
Algemene wijzigingsregels (artikel 10) In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen waarmee het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd. De wijzigingsregel in dit plan betreft de overschrijding van de bestemmingsgrenzen. Werking wettelijke regelingen (artikel 11) In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen. Overgangsrecht en slotregel (artikel 12 en 13) In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangsregels en de slotregel aan de orde.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7. Uitvoerbaarheid
33
7.1. Economische haalbaarheid Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden vastgesteld welke kosten de gemeente en de initiatiefnemer op zich neemt. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer om het kostenverhaal te verzekeren. De plannen worden geheel voor rekening van de initiatiefnemers gerealiseerd. Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
7.2. Maatschappelijke haalbaarheid Proces ontwikkeling bouwplan Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is in 2004 in samenspraak met de ontwikkelaar en de voormalige gemeente Moordrecht een stedenbouwkundig ontwikkelingskader opgesteld. Dit kader bestond naast een uitvoerige ruimtelijke analyse van de locatie en omgeving uit een stedenbouwkundige inrichtingsstudie waarin de ontwikkelingsmogelijkheden zijn onderzocht. Vervolgens is in december 2006 een bouwplan ontworpen voor de ontwikkeling van een appartementencomplex van drie bouwlagen met een kop van 4 lagen aan de zijde van het Oosteinde. Bij de inspraak op het bouwplan is echter gebleken dat het stedenbouwkundig kader en het daaruit voorgekomen bouwplan negatief werd ontvangen door de omwonenden. In vervolg hierop heeft het gemeentebestuur besloten om door middel van een werkatelier een bewonersparticipatie plaats te laten vinden. Dit werkatelier heeft vijf maal plaatsgevonden in de periode december 2007 - april 2008. In die periode is een stedenbouwkundige modellenstudie uitgevoerd en zijn meerdere bouwplanvarianten gemaakt voor de invulling van het gebied. Op 21 april 2008 is tijdens een afsluitende plenaire bijeenkomst, waarvoor alle omwonenden uitgenodigd waren, geconcludeerd dat het voorkeursmodel op hoofdlijnen aan de wensen van de omwonenden voldoet. Hierna is in 2008 een concept ruimtelijke onderbouwing opgesteld maar doordat de voormalige gemeente Moordrecht is samengevoegd met omliggende gemeenten in de nieuwe gemeente Zuidplas is dit product niet in procedure gebracht. In 2010 is een nieuw bouwplan opgesteld met als voornaamste wijziging een appartementengebouw aan de Crocusstraat in plaats van garages op deze locatie.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00
34
Uitvoerbaarheid
Proces bestemmingsplan Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan is aangekondigd en zal ter inzage liggen in het gemeentehuis. Gedurende de termijn van zes weken kan een ieder zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan indienen. Tevens zal het bestemmingsplan worden verzonden naar overlegpartners. Naast de analoge versie van het bestemmingsplan zal het bestemmingsplan ook digitaal raadpleegbaar zijn op www.ruimtelijkeplannen.nl. Vaststelling bestemmingsplan Eventuele aanpassingen naar aanleiding van de zienswijze en de reacties van overlegpartners kunnen worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. Vervolgens beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 27 september 2011 vastgesteld.
189200.15583.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8. Conclusie
35
Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling van 34 woningen - 7 grondgebonden woningen en 27 appartementen- mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast worden zeven garages en een fietsenberging voorzien. Op deze locatie zijn nu een bedrijfspand en enkele bijgebouwen gelegen. De voorgestane ontwikkeling is niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan ‘Moordrecht-Oost’. De ontwikkeling past wel binnen het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente. Starters, lagere inkomensgroepen en ouderen zijn voor provincie en gemeente belangrijke aandachtsgroepen. Bovendien sluit het bouwplan aan bij het voor deze locatie door gemeente en ontwikkelaar opgestelde en door omwonenden aangevulde stedenbouwkundig ontwikkelingskader. In hoofdstuk 4 en 5 zijn de volgende planaspecten in beeld gebracht: verkeer en parkeren, milieuaspecten, waterhuishouding, ecologie en archeologie. Deze planaspecten leveren geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling. Uit het ecologisch onderzoek kwam naar voren dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat, mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden aangevangen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
189200.15583.00