Zorgwoordenboek.nl Vakwoordenboek economie en organisatie van de gezondheidszorg Samenstelling en redactie: Ben Ipenburg Amsterdam 2013, versie maart 2013.
1
Disclaimer Aan het gebruik van dit woordenboek kunnen geen rechten worden ontleend. Ook is de samensteller niet verantwoordelijk voor eventuele fouten of misinterpretaties in de tekst. Uiteraard ontvangt hij graag aanvullingen en suggesties voor aanvullingen. Sturen naar
[email protected].
2
Begrippen binnen een lemma die verwijzen naar een ander lemma, staan cursief. a Aanbieder (ook: zorgaanbieder) Organisatie of beroepsbeoefenaar die werkzaam is in de gezondheidszorg en zorg verleent of hulp geeft aan patiënten en cliënten (‘zorgvragers')en daartoe bevoegd is krachtens een erkenning. Aanbodbeheersing De overheid tracht de kosten van de gezondheidszorg in de hand te houden door: door invloed uit te oefenen op de tarieven en de kostprijzen van gezondheidszorginstellingen en beroepsbeoefenaren. Het instrument dat sinds de introductie eind vorige eeuw met name moet dienen om de kosten te beheersen is (gereguleerde) marktwerking. Zie: Aanbodregulering; Bereidheid tot verandering; Verandering verzekerd; Prestatiebekostiging. Aanbodeconomen Economische school die benadrukt dat het functioneren van de markteconomie belemmerd wordt door overheidsingrepen via belastingen, wet-en regelgeving en inkomensoverdrachten. Productiegroei wordt vooral veroorzaakt door aanbodfactoren. De aanbodfactoren zijn de omvang en kwaliteit van de kapitaalgoederenvoorraad, de omvang en kwaliteit van de beroepsbevolking en de technische ontwikkeling. Van prijzen, lonen en tarieven kunnen positieve maar ook negatieve prikkels uitgaan. Ze bevelen belastingverlagingen aan die zijn gericht op het versterken van de prikkel om te ondernemen. Verlaging van de sociale uitkeringen kan de behoefte vergroten om opnieuw betaalde arbeid te gaan verrichten (nrc.nl/wikipedia). Hun advies is: meer markt, minder overheid. Zie: Marktwerking. Aanbodgeïnduceerde moral hazard Zie eerst: Moreel risico. Moral hazard betekent letterlijk vertaald: moreel gevaar. Induceren betekent brengen tot, overreden, veroorzaken. Aanbodgeïnduceerde moral hazard houdt in dat aanbieders van zorg rekening houden met de verzekeringsdekking van hun patiënten, waardoor hun patiënten zo voordelig mogelijk uit zijn. In geval van bijvoorbeeld een eigen bijdrage voor medicijnen verhogen de artsen de hoeveelheid medicijnen per recept, zodat de patiënt minder vaak de eigen bijdrage hoeft te betalen. Ongewenste substitutie is een mogelijke consequentie. Aanbodgeïnduceerde vraag (Eng.: supplier induced demand) (Ook: vraaginductie) Aanbieders van zorg manipuleren soms de vraag naar zorg omwille van hun eigen belangen (inkomen, continuïteit van de instelling). Zij beïnvloeden de vraag én de omvang van de vraag. Dit wordt ‘vraagcreatie' genoemd. De omvang van de vraag ontstaat in deze optiek niet autonoom, los van het aanbod. De
3
zorgaanbieder is productiegericht en probeert de marktsituatie te beïnvloeden. De patiënt heeft te weinig informatie om te kunnen beoordelen of de omvang van de zorg correspondeert met zijn ziekte. Er is sprake van asymmetrie in kennisniveau. Ook kan de patiënt veelal niet kiezen uit een breed aanbod. Er is een bestaand conglomeraat van instellingen en beroepsbeoefenaren waarop hij aangewezen is bij een bepaald gezondheidsprobleem. Of hij wordt door de zorgverzekeraar waarbij hij verzekerd is gestimuleerd om een bepaalde zorginstelling te kiezen. Het bestaan van vraagcreatie maakt het moeilijk om de omvang van de noodzaak aan zorg objectief vast te stellen. Bij vraag-of consumptiegerichtheid bij volledige marktwerking geven de cliënten aan wat ze willen en bepalen zij de marktsituatie – althans theoretisch. Zie: Aanbodgeïndicueerde moral hazard; Agentschapsrelatie; Vraaggestuurde zorg. Aanbodgestuurde zorg De aanbieders van zorg bepalen welke zorg iemand nodig heeft. gebruikt wordt, maar dat de zorgvragers -patiënten en cliënten die gebruik maken van zorgvoorzieningen-aangeven wat voor zorg zij wensen. Bij aanbodgestuurde zorg wordt het doen en laten van de hulpverlener, de zorgaanbieder en de patiënt bepaald door het beschikbare aanbod aan zorg. Daar tegenover staat vraaggestuurde zorg. “Vraaggestuurde zorg is een benadering waarbij binnen een gelijkwaardige interactie tussen patiënt en zorgaanbieder of hulpverlener, de vraag van de patiënt via overleg en onderhandeling leidt tot een (voor de patiënt) passend aanbod. De interactie wordt gekenmerkt door een patiënt die de zorgaanbieder of hulpverlener vertelt welk aanbod hij wenst/nodig heeft en een zorgaanbieder of hulpverlener die luistert, informeert, adviseert en de patiënt stimuleert aan te geven wat hij nodig heeft” (Uit: L. Verkooijen, Ondersteuning Eigen Regievoering & Vraaggestuurde Zorg, Jutrijp 2006) Aanbodregulering Door middel van een stelsel van wetten, regels, vergunningen en erkenningen regelt de landelijke overheid de inhoud en de omvang van de gezondheidszorg: - welke beroepen erkend worden (Wet BIG); - welke instellingen actief mogen zijn op de markt van de gezondheidszorg (onder meer de Wet Toelating zorginstellingen (WTZi) en tegen welke prijs; - dat iedereen toegang heeft tot de zorg (via met premies gefinancierde zorgverzekeringen en met belastinggeld betaalde organisaties en individuele beroepsbeoefenaren); - de kostprijs van medische handelingen (product pricing) en de hoogte van de prijs van de geneesmiddelen (Wet op de Geneesmiddelenprijzen). Zie: Aanbodbeheersing. Aandoening Ziekelijke verandering in het lichaam of aantasting van het lichaam of één van zijn delen. Bijvoorbeeld: aandoening aan het bewegingsapparaat, aandoening aan de luchtwegen. Een ziekte is een verstoring van de werking van cellen, weefsels of organen. Bijvoorbeeld: kanker, de ziekte van Weil. De termen ‘aandoening' en ‘ziekte' worden door elkaar heen gebruikt.
4
Aanleunwoning Aangepaste woning voor ouderen in de nabijheid van een verzorgingshuis. Meestal een gelijkvloerse woning die rolstoeltoegankelijk en rolstoeldoorgankelijk is. Je kunt er met een rolstoel inkomen zonder problemen en je kunt door de woning met een rolstoel rijden zonder problemen. Ook douche en toilet zijn aangepast aan mogelijke handicaps van de oudere bewoners. In nieuwe complexen wordt domotica toegepast. Iemand kan in zo’n woning zelfstandig wonen en toch een beroep doen op de voorzieningen van het verzorgingshuis. Zie: Verzorgingshuiszorg; Woontussenvoorziening; Woonzorgcomplex. Aanloopcentrum Gebouw waar verslaafden binnen kunnen lopen, even rustig kunnen verblijven, een maaltijd kunnen krijgen, enige medische hulp kunnen krijgen. Ook in de vorm van zogenoemde huiskamerprojecten. Aanspraak Recht op bepaalde zorg ter voorkoming van ziekten of op geneeskundige behandeling, op verpleging of verzorging. Het kan ook gaan om zorg tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of om zorg die is gericht op de verbetering van levensomstandigheden. Ook maatschappelijke dienstverlening valt onder een aanspraak in de Nederlandse gezondheidszorg. Dit ‘recht' kan betrekking hebben op een verzekering van rechtswege (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Zorgverzekeringswet, Wet Maatschappelijke Ondersteuning) of via de aanvullende zorgverzekering. Bij gezondheidsklachten is de huisarts degene die als eerste de diagnose en de indicatie stelt, wat wil zeggen dat hij aangeeft waarop iemand gezien de gezondheidsklachten recht heeft: medicijnen, therapie of medische dan wel paramedische behandeling. Aanspraken krachtens de AWBZ kan men pas effectueren als men geïndiceerd is door het Centrum Indicatiestelling Zorg of voor de Wet Maatschappelijke Ondersteuning bij een gemeentelijk indicatieorgaan. Zie: Indicatiestelling. Ook: Care en Cure. Aansprakelijkheid Wanneer iemand schade leidt aan zijn gezondheid door ziekte of ongeluk, kan hij via zijn zorgverzekering of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vergoeding van de schade claimen (veel in natura, in de AWBZ ook via het persoonsgebonden budget. In de curatieve zorg verloopt de aansprakelijkheidstelling via de huisarts en de medisch specialist; in de care via het Centrum Indicatiestelling Zorg, dat bepaalt of de aanspraak rechtsgeldig is. Aanvullende zorgverzekering Extra verzekering, bovenop de basisverzekering. Deze verzekering dekt allerlei zaken die niet in de basisverzekering zijn opgenomen, zoals bijzondere hulpmiddelen, alternatieve geneeswijzen, uitgebreide tandartsenhulp en thuishulp bij een bevalling.
5
Aanwijzing Opdracht van de overheid aan de Nederlandse Zorgautoriteit om instellingen of beroepsbeoefenaren te korten of meer te geven. Dit vindt plaats door de tarieven aan te passen. Abonnementsysteem Verouderd. De huisarts werd door de zorgverzekeraars per ingeschreven patiënt betaald. Dat wil zeggen dat hij een vast bedrag per jaar kreeg, ongeacht het aantal bezoeken van de patiënt aan de huisarts of het aantal handelingen van de huisarts voor de patiënt. Dit in tegenstelling tot het thans bestaande verrichtingensysteem, waarbij de arts per verrichting gehonoreerd wordt. Omdat het abonnementsysteem geen prikkels geeft om patiënten langer (of beter) te behandelen is het vervangen door een systeem van declaratie per consult. Zie voor het nieuwe financieringssysteem: Functionele bekostiging. Acceptatieplicht Via voorschriften dwingt de overheid zorgverzekeraars mensen met een hoog kostenrisico (ouderen, chronisch zieken, gehandicapten) te accepteren als verzekerde. De overheid formuleert een basispakket van zaken waartegen verzekerden minimaal verzekerd zijn. Zie: Antiselectie. Accounting Het vastleggen, verwerken, verspreiden en interpreteren van financiële gegevens. Financial accounting of externe financiële verslaglegging is het afleggen van verantwoording over het gebruik van de financiën aan derden: de overheid, de zorgverzekeraar, toezichthouders, het publiek. Dit gebeurt door middel van de jaarrekening waarin de balans, de resultatenrekening en een toelichting zijn opgenomen. De jaarrekening van zorginstellingen moet verplicht op internet, www.jaarverslagenzorg.nl worden gezet. Cost accounting is voor intern gebruik. Activiteiten van het dagelijks leven Zie: ADL-hulp. Activiteitenbegeleiding Activiteitenbegeleiders motiveren mensen die in instellingen wonen zoals verzorgings-en verpleeghuizen om deel te nemen aan voor en georganiseerde bezigheden. Activiteitenbegeleiding heeft tot doel om mensen een zinvolle dagbesteding te geven, hen te stimuleren actief te blijven en sociale contacten te bevorderen. Men spreekt ook van ‘bezigheidstherapie' en ‘creatieve therapie', dan heeft de activiteit een therapeutisch (genezend) doel. Activity Based Costing Een methode om kosten van een product of dienst te berekenen, waarbij de cost drivers centraal staan: de activiteiten die kosten veroorzaken. De kosten van de verschillende activiteiten tijdens het
6
productieproces worden aan de afzonderlijke producten of diensten toegekend door middel van verdeelsleutels. Met behulp van deze methode kan beter inzicht verkregen worden in de kosten van verschillende diensten of producten en kan men concluderen of wel de juiste diensten geproduceerd worden, of ze misschien niet te kostbaar zijn en te weinig opleveren in verhouding tot de kosten die gemaakt moeten worden. Ook kan deze methode inzicht geven in mogelijkheden om de efficiency te verbeteren: verlaging van de kosten die de cost drivers met zich mee brengen, antwoord op de vraag of de diensten wel op de juiste wijze worden uitgevoerd. Actiz Brancheorganisatie (koepelorganisatie of belangenbehartigingsorganisatie) van de instellingen voor thuiszorg en verzorgings- en verpleeghuiszorg, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg. Actuaris Verzekeringswiskundige die de premies van (zorg)verzekeringen (ook van pensioenfondsen) berekent en de reserves vaststelt met het oog op huidige en toekomstig verwachte verplichtingen ten aanzien van schadeclaims en pensioenaanspraken. De actuaris berekent met behulp van statistische methoden de kans op toekomstige schade en de (gemiddelde) omvang daarvan en de verwachte sterftekansen. Mede aan de hand hiervan wordt de hoogte van de premie bepaald; deze wordt ook bepaald door de strategische concurrentiepositie van de verzekeraar. Acute zorg Complexe spoedeisende zorg. Adherentiegebied (Ook: adherente bevolking of verzorgingsgebied) Het deel van het land, de provincie of stad waarin een instelling werkzaam is en aan de bewoners zorg moet bieden. Zie: Systeemziekenhuis, Zorgplicht. ADL-cluster Ook: Fokuswoning, naar de organisatie (Fokus) die de zorg in deze woningen verleent. ADL is een afkorting van Algemeen Dagelijks Levenverrichtingen. Een ADL-cluster is een aantal gegroepeerde woningen voor gehandicapten in een gewoon woongebouw. Het cluster is voorzien van een hulpverleningspost, van waaruit de gehandicapten geholpen worden bij hun dagelijks leven. Zie: ADL-hulp. ADL-hulp Hulp aan ouderen of gehandicapten bij het verrichten van gewone dagelijkse activiteiten: wassen, eten, drinken, aankleden. Adverse selection Zie: Antiselectie.
7
Afhankelijke vraag De vraag of behoefte van de klant is gerelateerd aan of is afgeleid van de vraag naar andere producten of diensten. Men wil behalve wat men reeds afgenomen heeft, ook nog iets anders dat met de eerdere afname samenhangt. Zie: Onafhankelijke vraag. Agent market Op de markt voor gezondheidszorg is een beperkt aantal aanbieders actief. Zij bieden zorg aan en bepalen daarmee tegelijkertijd de inhoud van de vraag. De aanbieders kunnen daardoor zowel de vraag als het bijbehorend aanbod ‘definiëren'. Agentschapsrelatie De relatie tussen de agent (de arts of zorginstelling) en zijn patiënt. Een arts of zorginstelling die zijn medische handelingen of zorgverlening uitsluitend baseert op het belang van de zieke of zorgvragende cliënt, is een perfecte agent of belangenbehartiger. Hij geeft dan de zorg die de patiënt of cliënt zou willen hebben als hij over dezelfde kennis en hetzelfde inzicht zou beschikken als de arts. Wanneer een arts of zorginstelling de vraag naar zorg van de patiënt beïnvloedt, spreken we van een aanbodgeïnduceerde vraag. Agio Afkorting voor assistent-geneeskundige in opleiding. Dit is een arts die zich na de artsenopleiding wil specialiseren tot medisch specialist en daartoe opgeleid wordt in een ziekenhuis. Veelal is de agio in dienst van het ziekenhuis krachtens een arbeidsovereenkomst of een ambtelijke aanstelling. Zie: Agnio. Agnio Assistent-geneeskundige niet in opleiding. Artsen die in ziekenhuizen werken zonder formeel in opleiding te zijn zoals agio's. Alarmering Zie: Sociale alarmering. Alfahulpverlening Huishoudelijke hulp. Vorm van thuiszorg waarbij niet de thuiszorgorganisatie een huishoudelijke hulp in dienst heeft, maar degene die gebruikmaakt van deze hulp. De thuiszorgorganisatie bemiddelt bij de totstandkoming van de relatie tussen de cliënt en de helpster. Alfahulpen zijn relatief goedkope, flexibel in te zetten arbeidskrachten. Degene die hulp krijgt, behoeft niet het volledige salaris te betalen, maar krijgt hiervoor geld terug. De hoogte van dit bedrag hangt samen met de hoogte van zijn of haar inkomen. Zie: Thuiszorg; Eigen bijdrage. Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten De financiële middelen om de kosten van de hulp waar verzekerden krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten recht op hebben, worden in de vorm van een premie bij de burger door de rijksbelastingdienst geïnd. Deze stort de gelden in het Algemeen Fonds
8
Bijzondere Ziektekosten. Uit het fonds worden de instellingen en personen betaald die de hulp geven. Het College voor Zorgverzekeringen voert het beheer over dit fonds. Algemeen maatschappelijk werk Hulpverlening bij problemen en moeilijkheden in de persoonlijke, relationele of anderszins sociale sfeer (drank-, drugs-en medicijnmisbruik) en bij geldproblemen en schulden. De maatschappelijk werker voert gesprekken, bemiddelt bij conflicten, schakelt andere hulpverleners in, geeft informatie en advies, ondersteunt en bemoedigt en helpt bij het saneren van schulden. Zie: Maatschappelijke dienstverlening. Algemeen psychiatrisch ziekenhuis Regionale intramurale instelling voor opname van en hulpverlening aan mensen die kampen met een ernstige psychiatrische problematiek. Een opname kan vrijwillig of gedwongen zijn. Een gedwongen opname vindt plaats met een rechterlijke machtiging of – in spoedgevallen – met een inbewaringstelling. Tijdens de opname op de observatieafdeling vindt het diagnostisch onderzoek plaats. Daarna volgt overplaatsing naar een afdeling voor voortgezette behandeling (deze behandeling kan drie maanden tot twee jaar duren). Een algemeen psychiatrisch ziekenhuis kan verschillende afdelingen hebben: voor adolescenten, voor patiënten met neurotische problemen, voor psychotische patiënten, gedragsgestoorde patiënten, forensisch-psychiatrische patiënten (mensen die een misdaad hebben gepleegd ten gevolge van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling); voor patiënten die verslaafd zijn aan alcohol of drugs; psychogeriatrische patiënten en Korsakoff-patiënten (mensen die vanwege overmatig alcoholgebruik lijden aan allerlei stoornissen). Behandelingsmiddelen zijn psychotherapie, gesprekken, arbeids-, creatieve en bewegingstherapie, behandeling met medicijnen. Bij succesvolle behandeling wordt de patiënt geresocialiseerd. Er zijn ook patiënten die niet geholpen kunnen worden en langdurig in de instelling blijven. Dan ligt de nadruk op het wonen, op activeren en verzorgen. Algemene psychiatrische ziekenhuizen verlenen ook deeltijdbehandeling en poliklinische hulpverlening. Zie: Geestelijke Gezondheidszorg. Algemene Kas De Algemene Kas is het fonds waarin de zorgverzekeringspremies gestort worden en waaruit de zorgverzekeraars hun uitkeringen krijgen ter dekking van de door hen krachtens de Zorgverzekeringswet te vergoeden ziektekosten. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) Wet van 14 december 1967 die van rechtswege de kosten van onverzekerbare zware gezondheidszorgrisico's verzekert. Iedere belasting-en premieplichtige in Nederland betaalt ingevolge deze wet een premie. De hoogte hiervan is afhankelijk van de hoogte van iemands inkomen. Een gedeelte bestaat uit een nominale premie. Met de gelden die op deze manier verzameld zijn, wordt gezondheidszorg betaald die anders alleen tegen zeer hoge premies zou kunnen worden verzekerd. Zware
9
gezondheidszorgrisico's worden particulier onverzekerbare risico's genoemd, dat wil zeggen risico's die een private verzekeringsmaatschappij niet zal willen verzekeren. De onverzekerbaarheid vloeit voort uit de grote mate van voorspelbaarheid van de hoge kosten die de ziekte of handicap met zich meebrengt. We moeten denken aan zorg voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, verzorgingshuiszorg, verpleeghuiszorg voor langdurig somatisch zieken en voor dementerende ouderen of personen met psychiatrische problemen voor wie opname in een inrichting de beste oplossing is. Ook behandeling en verpleging of verzorging in instellingen voor zintuiglijk gehandicapten, in een medisch kindertehuis, bij psychiatrische hulp en bij thuiszorg vallen hieronder. De overheid stelt met behulp van deze wet vast wie verzekerd zijn, waartegen men verzekerd is, wat de hoogte is van de premie en welke eventuele eigen bijdragen men moet bijbetalen. Ook stelt zij vast welke zorgaanbieders zorg mogen leveren en welke prestaties ze moeten leveren. De zorgaanbieders krijgen een erkenning, op basis waarvan productieafspraken kunnen worden gemaakt. De zorgaanbieders kunnen zo zorg verlenen en de kosten declareren bij het zorgkantoor. De overheid voert de wet niet zelf uit; dat doen het Centrum Indicatiestelling Zorg, dat het recht op zorg vaststelt, en samenwerkende zorgverzekeraars. De taak van deze zogenoemde uitvoeringsorganen van de AWBZ is het beoordelen van het recht op zorg op grond van deze verzekering, het inschrijven van mensen die verzekerd zijn en het inkopen van zorg. Eén zorgverzekeraar in een regio wordt aangewezen om namens alle uitvoeringsorganen van de AWBZ de contacten te onderhouden met de verzekerden en de zorgaanbieders: het zorgkantoor. De AWBZ wordt – net als de Zorgverzekeringswet – tot de sociale zekerheid gerekend omdat ze het inkomen van de verzekerde beschermt bij grote uitgaven wegens ziekte of aandoeningen. Ook wordt de AWBZ tot de gezondheidszorg gerekend, gezien de aard van het werkterrein waarop deze wetten van toepassing zijn. Vanwege de kosten van de AWBZ worden delen daarvan overgeheveld naar de gemeenten via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, waarbij het recht op zorg vervalt. Zo zijn en worden huishoudelijke hulp, begeleiding en persoonlijke verzorging onderdeel van de WMO. De gemeenten hebben wel compensatieplicht, maar bepalen zelf via eigen criteria aan wie wel of niet hulp verleend wordt. Allocatie In de economie: de verdeling van productiemiddelen over verschillende sectoren als gevolg van keuzen die mensen, instellingen en bedrijven maken als ze vragen naar goederen en diensten of als ze die aan te bieden hebben. In het overheidsjargon betekent allocatie de toewijzing (verdeling) van financiële middelen. Van herallocatie is sprake wanneer de middelen na een eerste verdeling aan anderen worden toegewezen omdat ze daar efficiënter of rechtvaardiger kunnen worden ingezet. Ook met andere vormen van ingrijpen (prijsbeleid, inkomenspolitiek) kan de overheid herallocatie van middelen teweegbrengen. Zie ook: Paretocriterium. Alternatieve geneeswijzen Al die vormen van behandeling van ziekten die buiten de reguliere geneeskunde worden uitgeoefend. Bijvoorbeeld: homeopathie, gebedsgenezing, genezing door handoplegging, met geneeskrachtige kruiden. Zie:
10
Coping-effect; Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Ambulancevervoer Ambulance komt van hôpital ambulante of rijdend ziekenhuis. Het gaat om het vervoer van zieken en gewonden in een met instrumenten voor acute hulp ingerichte auto. Het vervoer van zieken is geregeld via de Wet Ambulancezorg van 4 december 2008. De aanrijtijd is bij wet vastgesteld op 15 minuten. Eveneens is vastgesteld dat een ambulance binnen maximaal 45 minuten bij een SEH (spoedeisendehulp-post) moet zijn. Ambulante geestelijke gezondheidszorg Psychologische of psychiastrische hulp bij problemen en moeilijkheden in de psychische en sociale sfeer. Het gaat om problemen zoals echtscheiding, drank-en drugsgebruik, afwijkend gedrag, depressies, opvoedingsmoeilijkheden, levensvragen. De patiënt blijft tijdens de hulpverlening in zijn eigen woonomgeving. Anderhalvelijnszorg Tussenvorm van zorg, tussen eerstelijnszorg (huisartsen, fysiotherapeuten) en tweedelijnszorg (ziekenhuiszorg). Angelsaksisch model Economisch model dat de nadruk legt op de geldelijke waarde van een bedrijf voor de aandeelhouders (de ‘shareholders'). Het bedrijf wordt gerund en beoordeeld op de waarde van de aandelen. In de Nederlandse economie zijn kenmerken van het Angelsaksisch model overgenomen. De nadruk is meer komen te liggen op flexibilisering, deregulering, privatisering en risico's nemen. Zie: Rijnlands model; Poldermodel. Antiselectie (Eng. adverse selection) (Ook: negatieve, ongunstige of averechtse selectie) Een verzekeraar heeft over het algemeen geen goede informatie over het risico dat een individuele verzekerde vormt. Feitelijk weet meestal alleen de verzekerde zelf welk risico hij inhoudt voor de verzekeraar. Er is sprake van asymmetrische informatie. Een verzekeraar zal een ‘goed' risico dan ook niet belonen met een lagere premie en een ‘slecht' risico niet met een hogere premie. De mensen die menen een goed risico te hebben, zullen immers de neiging hebben zich niet te verzekeren of de verzekering te beëindigen. Daardoor blijven alleen degenen over die een slecht risico vormen, waardoor de premie omhoog moet. Antiselectie is dus de selectie van verzekerden die overblijven en die het vaakst een beroep zullen doen op de verzekering. Verzekeraars hebben wel bepaalde oplossingen gevonden om de consequenties van antiselectie te verhelpen: bijvoorbeeld het invoeren van een wachttijd alvorens het recht op uitkering ontstaat, afsluiten van verzekeringen met een lange contractduur, afsluiten van collectieve verzekeringen met groepen die divers zijn samengesteld, lage premies die de verzekering ook interessant maken voor de gunstige risico's. Apotheek Winkel die – of onderdeel van een ziekenhuis dat – medicijnen
11
verkoopt die door een arts (op recept) zijn voorgeschreven. Vroeger bereidde de apotheek zelf de medicijnen; thans gebeurt dat veel minder en is de apotheek vooral doorverkoper van door de farmaceutische industrie gemaakte medicijnen. Er zijn ongeveer 1560 direct aan het publiek leverende apotheken. Ziekenhuisapotheken kunnen ook medicijnen leveren aan patiënten buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld aan poliklinische patiënten of aan patiënten die in een verpleeghuis, een verzorgingshuis of een psychiatrische inrichting wonen. Er zijn 70 ziekenhuisapotheken en er zijn 650 apotheekhoudende huisartsen. Zie: Receptregelvergoeding. Apotheekhoudende huisarts Huisarts die een vergunning heeft om geneesmiddelen te bereiden en te verkopen aan zijn patiënten, omdat er binnen een straal van 3,5 km vanaf zijn of haar praktijk geen apotheek gevestigd is. Apotheker Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die met goed gevolg de universitaire apothekersopleiding heeft afgerond. Hij verricht handelingen op het gebied van het bereiden en afleveren van geneesmiddelen. Zie: Apotheek. Discussie vindt plaats over de hoogte van het inkomen van de apothekers en de veronderstelde hoge winsten (door kortingen die apothekers bedingen en bonussen die zij ontvangen van de farmaceutische industrie) in relatie tot stijgend gebruik en stijgende kosten van het medicijngebruik en de hogere kosten van de gezondheidszorg in Nederland. Arbeidsomstandighedenwet (ook: Arbowet) Wet van 18 maart 1999 die regels stelt ten aanzien van het welzijn en de veiligheid van werknemers op hun werkplek (hun arbeidsomstandigheden). De Arbowet is bedoeld om ziekten en aandoeningen die het gevolg kunnen zijn van het werk dat iemand doet zoveel mogelijk te voorkomen. De controle op de naleving van de Arbowet vindt plaats door de Arbeidsinspectie, die inspectiebezoeken aflegt. Arbeidsproductiviteit De productie per ingezette eenheid arbeid. De productiviteit van de zorgsector geeft de relatie weer tussen de door de overheid ingezette (financiële) middelen en de geleverde zorg. De relatie tussen geleverde zorg en gerealiseerde doelstellingen van de overheid op het gebied van de zorg geeft inzicht in de effectiviteit van het zorgproces. De arbeidsproductiviteit is de verhouding tussen de inzet van kapitaal en de hoeveelheid arbeid die voor deze productie ingezet werd. Bij het vaststellen van de arbeidsproductiviteit van de zorgsector stuit men op het probleem dat wat men meet veelal moeilijk te definiëren is als eenheid van productie, vanwege de gevarieerde inhoud van de handelingen die verricht worden binnen de productie-eenheid. Bijvoorbeeld: indien als eenheid van productie het aantal verblijfsdagen in een instelling worden genomen of het aantal uren zorg dat men krijgt, wordt hiermee niet tegelijkertijd aangegeven wat tijdens die verblijfsdagen of die uren concreet aan handelingen voor een patiënt of cliënt gedaan wordt. De aard en intensiteit van de zorg en dus van de in te zetten arbeid ‘per eenheid productie’ verschilt naar problematiek van de patiënt of
12
cliënt. Zie: Baumoleffect. Arbeidsrelevante aandoeningen Ziekten, gezondheidsklachten en aandoeningen als gevolg waarvan een werknemer problemen heeft om zijn werk te verrichten en die daardoor van invloed zijn op zijn vermogen om de overeengekomen arbeidsprestatie te leveren. Arts Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die met goed gevolg het artsdiploma heeft behaald en bevoegd is handelingen te verrichten op het gebied van de geneeskunde. Daarbij gaat het om verrichtingen of handelingen die een persoon van een ziekte genezen of hem voor het ontstaan van een ziekte behoeden. Ook het beoordelen van iemands gezondheidstoestand en het verlenen van verloskundige bijstand zijn taken van een arts. Het kan ook gaan om het doen van onderzoek, het geven van advies, het afnemen van bloed en het wegnemen van weefsel. De opleiding tot arts moet voldoen aan de eis van ten minste zes studiejaren of 5500 uur aan een universiteit. Wie slaagt voor het artsexamen kan zich in het BIG-register laten inschrijven als basisarts. Daarna kan men zich specialiseren tot huisarts, sociaal-geneeskundige, specialist ouderengeneeskunde (voorheen: verpleeghuisarts) of medisch specialist. Artsenbezoeker Vertegenwoordiger van een farmaceutisch bedrijf die huisartsen bezoekt om bij hen de producten van zijn bedrijf te promoten. Artsencoöperatie Term die een ziekenhuis kenschetst als een samenwerkingsverband van artsen die als doelstelling hebben met hun medische kennis en inzichten hun inkomen te verdienen. Zie: Maatschap; Ziekenhuis; Ziekenhuis-nieuwe-stijl. Artsenlaboratorium Zie: Ziekenhuislaboratorium. Asielfunctie (Asiel betekent toevlucht, beschermplaats) Binnen de gezondheidszorg het bieden van een beschermende verblijfplaats aan psychiatrische patiënten. Psychiatrische inrichtingen fungeren als opvang-en tijdelijke verblijfplaats. Als gevolg van het beleid van vermaatschappelijking, substitutie en extramuralisering is het steeds minder gebruikelijk psychiatrische patiënten langdurig in een inrichting te laten verblijven. Maar, aldus sommigen, zelfs de meest ideale vormen van maatschappelijke zorg bieden onvoldoende bescherming voor sommige ernstig geestelijk zieke mensen. Onderscheid wordt gemaakt in: -maatschappelijke opvang (een tijdelijke huisvesting en maaltijden: bed, bad, brood); -asiel als toevluchtsoord (bed, bad, brood en bescherming); -de custodiale asielfunctie (bed, bad, brood, behandeling en beveiliging),
13
dat wil zeggen onvrijwillige opname in een psychiatrische instelling. Asymmetrische informatie Kennis en inzicht van de arts bij medische klachten is veel groter dan bij de patiënt. Ze is ongelijk. Zie: Agentschapsrelatie. Ook bij ziektekostenverzekeringen is sprake van een asymmetrische relatie tussen verzekeraar en verzekerde. De verzekerde heeft meer kennis van zijn gezondheidstoestand dan de verzekeraar en weet wat voor risico hij voor de verzekeraar vormt. Zie: Antiselectie. Audit Engelse term voor ‘accountantscontrole', maar overigens ook in andere sectoren gebruikt als synoniem voor controle. Auditor Engelse term voor ‘controlerend accountant'. Overigens gebruikt voor allerlei functionarissen die controle uitoefenen. Autoriteit Consument en Markt (kort: ACM) Fusie per 1 april 2013 van de Consumentenautoriteit, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. Toezichthouder op naleving van de Mededingingswet, o.a. in de zorgsector.
14
b Balanced scorecard Organisatietheoretische methode (bedacht door Kaplan & Norton). Op grond van de visie van de leiding van een organisatie worden doelstellingen geformuleerd, waarvan prestaties worden afgeleid op het gebied van de financiële resultaten, de klanttevredenheid, de kwaliteit van de bedrijfsprocessen en het innovatief vermogen. De aspecten van een organisatie worden met elkaar in verband gebracht, gemeten en verbeterd. Deze methode biedt zo'n vijftien prestatie-indicatoren op grond waarvan de leiding er inzicht in krijgt of haar visie al dan niet wordt gerealiseerd. Doel is om kosten en baten beter zichtbaar te maken. Basisarts Afgestudeerde aan een medische faculteit, die vervolgens zijn specifieke beroepsopleiding moet volgen om huisarts, medisch specialist of sociaalgeneeskundige te worden. Zie: Arts. Basisverzekering De Commissie-Dekker bedacht het in 1987: een voor iedere Nederlander verplichte verzekering. Alleen de meest noodzakelijk geachte verstrekkingen zouden verzekerd zijn via deze basisverzekering. De kosten zouden betaald moeten worden uit de heffing van een premie naar draagkracht in combinatie met een nominale premie en met bijdragen van de werkgevers. Acceptatieplicht, vrije keuze van verzekeraar en genormeerde uitkeringen die op basis van risicocategorieën aan verzekeraars worden uitgekeerd waren onderdeel van de gedachten over de basisverzekering. Hierdoor zou marktwerking in de sector moeten ontstaan: de verzekeraar moet zijn klanten proberen vast te houden, wat hem ertoe brengt te streven naar doelmatigheid en kwaliteit van de zorg. De verzekerde heeft keuzevrijheid (en kan dus met zijn voeten stemmen) en de verzekeraar heeft acceptatieplicht. Aan de aanbodkant streefde de Commissie-Dekker naar de beoogde marktwerking via de meer functionele – en niet instellingsgebonden – omschrijving van de verstrekkingen, waardoor de verzekeraar de vrijheid krijgt zijn eigen stempel op de zorg te drukken. Degene die dat zou willen, zou naast deze basisverzekering een aanvullende verzekering kunnen afsluiten voor de verzekerbare risico's. Zie ook: Volksverzekering. De basisverzekering is krachtens de Zorgverzekeringswet van 2005 het verplichte onderdeel van de Zorgverzekering. Baumoleffect (Eng.: cost disease) De ‘ziekte van Baumol' of ‘het Baumoleffect' zijn termen voor het verschijnsel dat in de gezondheidszorg de productie per tijdseenheid niet of minder toeneemt. Doordat de loonontwikkeling in de gezondheidszorg die van de private sector volgt, maar niet gepaard gaat met evenredige productiviteitsstijging, wordt de gezondheidszorg steeds duurder. Nieuwe medische technieken maken artsen en verpleegkundigen niet overbodig, zoals in de industriële sector waar één persoon met behulp van nieuwe machines steeds meer producten kan maken in
15
dezelfde tijd. Bovendien creëren ze juist meer mogelijkheden voor artsen en verpleegkundigen. Bedrijfsarts Sociaalgeneeskundige die in dienst is van een bedrijf en tot taak heeft keuringen uit te voeren om te onderzoeken voor welke werkzaamheden een werknemer (nog) geschikt is of welke aanpassingen aan het werk of de omstandigheden waarin het werk plaatsvindt noodzakelijk zijn. De bedrijfsarts adviseert ook op medisch gebied. Bedrijfscommissie non-profit Een bedrijfscommissie ziet toe op de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden en hoort partijen die een conflict hebben. Hij doet aanbeveling aan de partijen hoe het conflict op te lossen. Lukt het niet om eruit te komen dan kan de OR naar de Kantonrechter gaan. Voor deze stap is bemiddeling door de bedrijfscommissie verplicht. Een bedrijfscommissie bestaat uit vertegenwoordigers van vakbonden en werkgevers in een bepaalde sector of meerdere branches. In Nederland zijn 24 bedrijfscommissies, waaronder een bedrijfscommissie voor de zorg. Medio 2009 ontwikkelde de SER een voorstel om te komen tot drie bedrijfscommissies: overheid, profit en nonprofit. De bedrijfscommissies, uitvoering en taken worden ondergebracht bij de SER in Den Haag (behalve die van de overheid). Tevens ligt er het voorstel om van verplichte bemiddeling en advies over te gaan tot “wettelijk geregelde vrijwillige bemiddeling”. Heeft bemiddeling geen zin dan kan de OR sneller naar de Kantonrechter gaan. Bedrijvenpoli Polikliniek waar werknemers onderzocht worden. Deze vorm van (snellere) hulp aan werknemers is onderdeel van allerlei activiteiten om werknemers weer snel aan het werk te krijgen: bedrijvenspreekuur, gezondheidsmanagement (waarbij een werknemer versneld geholpen wordt in een privé-kliniek of in het buitenland), contracten van verzekeraars met fitnesscentra. Een bedrijvenpoli wordt niet door zorgverzekeraars gefinancierd. De werkgevers betalen direct voor de geleverde medische zorg. Zie: Tweedeling in de gezondheidszorg. Begeleid wonen Mensen met psychische problemen die niet goed in staat zijn een gewone woning te vinden of zich daarin staande te houden, worden in een begeleid-wonenproject geholpen bij het zelfstandig wonen. Gedurende enkele uren per week krijgen ze begeleiding. De begeleiders houden zich bezig met praktische zaken (beheer van het geld, het vinden van werk of een bezigheid, het vinden en ontwikkelen van sociale contacten). Begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Voorheen: Jaaroverzicht zorg; Zorgnota. Onderdeel van de Rijksbegroting. Over aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar legt VWS in mei aan de Tweede Kamer verantwoording af via het financieel jaarverslag (voorheen Jaarbeeld Zorg). Onderdeel de begroting van het Ministerie van VWS is het Budgettair Kader
16
Zorg, dat de via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, Zorgverzekeringswet gefinancierde uitgaven voor zorg. Het gaat om dat deel van de totale zorgkosten waarvoor de overheid wettelijke verantwoordelijkheid draagt. Begrotingsgeoriënteerd systeem Vorm van financiering van een instelling op basis van een van tevoren gemaakte raming van de kosten die gemaakt moeten worden in het volgende jaar. De raming wordt gemaakt op basis van eerder overeengekomen afspraken omtrent de hoogte van het budget in relatie tot wat de instelling ervoor moet doen. De begroting wordt door de financier goedgekeurd op grond van de afspraken. Nadat het jaar achter de rug is, wordt gecontroleerd of datgene wat is afgesproken ook is gerealiseerd en of men binnen de kaders van de afspraken gewerkt heeft. Zie: Budget; Budgetfinanciering. Behandelcapaciteit De mogelijkheid van een zorginstelling of beroepsbeoefenaar om zorg te leveren conform de productieafspraak met zorgverzekeraar(s) of zorgkantoren. Het gaat dan om het aantal en de soort diagnose behandelcombinaties of verrichtingen (in de cure) of het aantal uren zorg of zorgzwaartepakketten in de care. Tezamen vormen de afgesproken behandelcapaciteiten van alle zorginstellingen de landelijke behandelcapaciteit in de cure en de care. Zie: Erkenning. Behandelingsovereenkomst Tussen een patiënt en een hulpverlener gemaakte afspraken tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst (alle verrichtingen die tot doel hebben bij iemand een ziekte te voorkomen of te genezen, zijn gezondheidstoestand te onderzoeken, daarover advies te geven of verloskundige hulp te verlenen). Op de behandelingsovereenkomst is het burgerlijk recht van toepassing. Wanneer een apotheker geneesmiddelen verstrekt, is er sprake van een koopovereenkomst; bij ambulancevervoer is sprake van een vervoersovereenkomst. Zie: Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Behandelplan Overzicht van de doelstellingen en afspraken die een geneeskundige of een andere hulpverlener (of een team van hulpverleners) met een patiënt maakt over de manier waarop de ziekte of aandoening of handicap kan worden weggenomen of zodanig behandeld dat het gevaar of de hinderlijke gevolgen ervan worden weggenomen of verminderen. Beheerste groei De overheid streeft ernaar om de kosten van de gezondheidszorg wel te laten groeien, maar niet te hard. Gezondheidszorg moet betaalbaar blijven. Groei vindt zonder meer plaats ten gevolge van demografische ontwikkelingen (vergrijzing), ontwikkelingen in de medische technologie, het Baumoleffect, nieuwe medicijnen.
17
Bejaardentehuis Verouderd. Zie: Verzorgingshuis. Belangenorganisatie Personen of groepen die bepaalde belangen gemeen hebben gaan ervan uit dat de behartiging van hun gemeenschappelijke belangen effectiever plaatsvindt door het in het leven roepen van één organisatie. In de gezondheidszorg zijn er belangenorganisaties van vrije beroepsbeoefenaren, zoals artsen of apothekers; van instellingen in de gezondheidszorg; van patiënten en cliënten van zorgorganisaties. Beleid Samenhangende verzameling van door de overheid of een zorgorganisatie geformuleerde doelen en middelen om de organisatieontwikkeling te ondersteunen. Beleid wordt gemaakt op basis van een analyse van de huidige situatie en een beeld van de gewenste toekomstige situatie en relaties daartussen. Op basis van het geformuleerde beleid wordt een beleidsplan (een ontwerp, een voornemen om via bepaalde wegen en met bepaalde hulpmiddelen een doel te bereiken) gemaakt dat aanvaard is door degenen die over het plan iets te zeggen hebben. De term ‘beleid' wordt gebruikt in samenstellingen als gezondheidszorgbeleid, preventiebeleid. Deze samenstellingen doelen erop dat de in het begrip genoemde situatie in de gezondheidszorg zodanig wordt beïnvloed dat de beoogde nieuwe situatie naderbij komt of tot stand gebracht wordt. Beleidsvisie geestelijke gezondheidszorg 1999 Nota van het ministerie van Volksgezondheid van eind 1998, waarin een nieuwe organisatie van de geestelijke gezondheidszorg wordt voorgesteld. Zie: Geestelijke gezondheidszorg. Bemoeigoederen Zie: Merit goods. Bemoeizorg Term om de aandacht en zorg voor degenen die zichzelf verwaarlozen aan te geven (bijvoorbeeld ouderen of thuislozen). Benchmarking (Eng.: ‘benchmark' betekent vast punt, criterium, referentiepunt) Vergelijken van de zakelijke gegevens van gelijksoortige bedrijven, op basis van een concurrentieanalyse, waarbij het meten van prestaties centraal staat. Doel is om de eigen prestaties op hetzelfde niveau te brengen als die van de organisaties waarmee men vergeleken wordt, zodat men concurrerend blijft. Vanuit de gerichtheid op verbetering is benchmarking een systematisch proces om prestaties te verbeteren door prestatieniveaus, processen en werkwijzen te vergelijken met die van toonaangevende organisaties in de samenleving, om zo verbeteringsmogelijkheden te identificeren en te implementeren. In de gezondheidszorg wordt benchmarking gebruikt om door vergelijking van instellingen een profiel te verkrijgen waaraan deze moeten voldoen voor wat betreft hun kostenpatroon. Het CTG deelt naar aanleiding van benchmarkonderzoek
18
onder thuiszorginstellingen mee dat de ideale instelling niet werd aangetroffen: ‘Deze virtuoze instelling blijkt daarmee een virtuele instelling te zijn.' Beperking (Eng.: disability) Verlies of afwijking van iemands vermogen om activiteiten te verrichten of gedrag te vertonen overeenkomstig zijn leeftijd, geslacht en fysische en sociaal-culturele omgeving. Bijvoorbeeld: beperking in psycho-sociale vaardigheden, in communicatieve vaardigheden, in huishoudelijke bezigheden, in werk. Zie: Stoornis; Handicap. Bereidheid tot verandering Rapport van de Commissie-Dekker uit 1987. In dit rapport wordt de regering geadviseerd de basisverzekering in te voeren en marktwerking in de gezondheidszorg mogelijk te maken. Het rapport formuleerde nieuwe uitgangspunten voor de organisatie van de gezondheidszorg: doelmatigheid, flexibiliteit, deregulering, integratie van de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Zie: Aanbodbeheersing; Verandering verzekerd. Beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg Een natuurlijke persoon die een medisch, paramedisch, psychosociaal, psychotherapeutisch, farmaceutisch of verplegend beroep uitoefent. Een beroepsbeoefenaar verleent op een persoonlijke en onafhankelijke basis diensten en draagt daarvoor alleen de verantwoordelijkheid. De diensten worden verleend op grond van de speciale professionele bevoegdheid die men heeft op grond van studie en opname in het BIG-register, in het belang van hun cliënten en in het algemeen belang. Opname in dit register garandeert dat de beroepsuitoefening is onderworpen aan specifieke, professionele verplichtingen en regelgeving, die de kwaliteit en de professionele en vertrouwelijke aard van de relatie met de cliënt garandeert en bevordert. In de gezondheidszorg gaat het om: artsen, apothekers, tandartsen, verloskundigen, verpleegkundigen, apothekersassistenten, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen e.a. Beroepsgeheim Een arts of hulpverlener heeft over datgene wat hij of zij in de behandelingsrelatie verneemt zwijgplicht ten opzichte van derden. Over het geheim van de patiënt mag de hulpverlener geen mededelingen aan anderen doen. Er zijn uitzonderingen: -bij infectieziekten is de arts verplicht aangifte te doen bij de Inspectie Gezondheidszorg; -als de patiënt toestemming geeft; -als de hulpverlener in gewetensnood komt vanwege het feit dat hij een persoon in een noodtoestand aantreft. Beroepsregister Zie: Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg; BIG-register.
19
Beroepsziekte Fysische of psychische aandoening die het gevolg is van het uitoefenen van een beroep. Voorbeelden zijn kanker ten gevolge van veelvuldige omgang met bepaalde chemische stoffen; pakkers-astma van inpakkers; RSI (muisarm) ten gevolge van computergebruik en de schildersziekte OPS. Zie: Bureau voor beroepsziekten; Centrum voor Arbeid en Gezondheidszorg in Nederland. Beschermende woonvorm Huisvesting en begeleiding bij het wonen van bejaarden, ex-delinquenten, thuislozen, ex-verslaafden en andere personen die psychosociaal kwetsbaar zijn. Veelal hebben deze mensen een psychiatrisch verleden. Zie: Regionale Instelling voor Beschermd Wonen; Begeleid wonen. Besluit Aanwijzing Inrichtingen Wet Ziekenhuisvoorzieningen In dit besluit wordt vastgesteld welke categorieën van inrichtingen worden aangewezen als inrichtingen voor gezondheidszorg. Het gaat om de volgende organisaties: -ziekenhuizen (algemene ziekenhuizen, categorale ziekenhuizen, ziekenhuizen waarin enkelvoudig onderzoek en enkelvoudige behandeling gedaan wordt, revalidatie-inrichtingen, sanatoria, centra voor epileptici); -verpleeghuizen (waarin somatisch zieken en demente bejaarden worden verpleegd); -psychiatrische ziekenhuizen (algemene psychiatrische ziekenhuizen, klinieken voor kinder-en jeugdpsychiatrie, klinieken voor verslaafden, centra voor acute psychiatrie, inrichtingen voor autisten); -instellingen voor verstandelijk gehandicapten; -overige (inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, Stichting ‘Het Dorp' voor lichamelijk gehandicapten, laboratoria waar menselijke embryo's tot stand worden gebracht en bewaard). Besluit Indicatiebeoordeling Verpleging en Verzorging Zie: Indicatiestelling Besluit Zorgaanspraken Bijzondere Ziektekosten In dit besluit van de landelijke overheid uit 1991 worden de aard, de inhoud en de omvang van de zorg vastgesteld waarop iemand aanspraak kan maken krachtens de AWBZ. De vormen van zorg waarvoor een eigen risico geldt worden aangewezen; regels worden vastgesteld over de door de verzekerde verschuldigde bijdrage in de kosten van de zorg; de aanmerking van erkende instellingen en de opheffing van contracteerplicht van zulke instellingen worden in dit besluit geregeld. Besturingssysteem Een organisatie kan vanuit verschillende invalshoeken geleid worden, opdat het doel, het afzetten van een product of het leveren van een dienst, gerealiseerd wordt. Invalshoeken zijn: de hoogte van de voorraden, de wijze van inrichting van de organisatie en van de bewerkingsstations en de afnemer van de diensten. In de gezondheidszorg wordt veelal niet vanuit
20
voorraden gewerkt, wel vanuit de andere invalshoeken: de inrichting van de organisatie (zie: Strategie; Kwaliteit; Kwaliteitszorgsystemen) en de afnemers (zie: Theory of constraints; Just In Time). Betaling per verrichting Het systeem dat de zorgverlener wordt betaald per handeling die hij bij een patiënt verricht. Bevolkingsonderzoek Het systematisch proberen vroegtijdig ziekten of factoren die tot ziekte kunnen leiden op te sporen met als doel preventie of tijdig ingrijpen. In bevolkingsonderzoek naar borst-en baarmoederhalskanker wordt bij vrouwen nagegaan of zij deze ziekten hebben. Dit onderzoek is gericht op het vroegtijdig opsporen ervan. Men noemt dit ook ‘secundaire preventie'. Ook gericht onderzoek van artsen onder specifieke groepen van hun patiënten en epidemiologisch onderzoek zijn vormen van bevolkingsonderzoek. Zie: Epidemiologie; Preventie; Wet Bevolkingsonderzoek. Bewerkingsproces Als in de gezondheidszorg mensen het materiaal zijn, dan wordt dit materiaal met behulp van medische technieken en medische handelingen ‘bewerkt’. Het doel van deze bewerking is gezondheid behouden of herstellen of het draaglijk maken van de ziekte of handicap die iemand heeft. Men spreekt wel van ‘human service organizations', maar ook van ‘people processing organizations'. Er is altijd een interactieproces tussen de bewerker (de arts of verpleegkundige) en de patiënt. Mensen zijn ‘materiaal met een eigen mening' (Mulder). Sommige vormen van interactie worden als bewerkingsproces gebruikt, zoals psychotherapie. BIG-register Krachtens de Wet BIG zijn registers gemaakt die de namen bevatten van alle beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg die met recht de beschermde titel voeren van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige. In artikel 34 worden nog andere beroepen erkend. De wet stelt eisen aan de opleiding van de diverse beroepsbeoefenaren. Wie zich op grond van zijn opleiding heeft laten inschrijven in één der registers, staat geregistreerd als erkende beroepsbeoefenaar en mag zijn beroep uitoefenen. Zie: Beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg, Individuele gezondheidszorg. Biocompatibiliteit Medisch-technologisch wetenschapsterrein dat onderzoek doet naar de vergelijkbaarheid van materialen voor medische toepassing. Zie: Vervangingsgeneeskunde. Bloedbank Zie: Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst. Bloedtransfusiedienst Zie: Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst.
21
Boekwaarde Eigen vermogen van de instelling. Ofwel bezittingen minus de schulden. Ook: aanschafwaarde van een bezitting, bijvoorbeeld van het zorgvastgoed, verminderd met de afschrijving. Synoniem: intrinsieke waarde. Boevendokter Zie: Justitieel geneeskundige. Brancheorganisatie Thuiszorg Nederland (kort: BTN) Koepelorganisatie voor particuliere thuiszorgbureaus. Doel: belangenbehartiging, lobby. Brandvalue (Eng.: de waarde van het merk) In de commerciële economie maakt de kracht van het merk – zijn reputatie van kwaliteit, betrouwbaarheid, stijl – het mogelijk om een marktaandeel te veroveren. In de gesubsidieerde gezondheidszorg is brandvalue van opkomend belang. Zo blijkt Buurtzorg een sterk merk in de thuiszorg, wat voordelen oplevert bij de inkoop van zorg of bij het werven van personeel. Brede heroverweging curatieve zorg Bezuinigingsnota uit april 2010 op het gebeid van de curatieve zorg (een van de twintig met voorstellen om te komen tot het in evenwicht brengen van de overheidsbegroting). In het kader van beoogde bezuinigingen die de gevolgen van de economische recessie moeten opvangen werden door de werkgroep curatieve zorg van het Ministerie van Financiën de volgende bezuinigingen bedacht op de curatieve zorg: verhoging van de het eigen risico, eigen bijdrage bij huisartsenbezoek en pakketmaatregelen. Concreet: • Verhoging van het eigen risico bij het inroepen van medische zorg van € 165 naar € 775,--. • Bij huisartsenbezoek dient men een eigen bijdrage van € 5,-te betalen. • Uit het pakket worden de behandelingen gehaald van lichte medische klachten. • De pil, maagzuurremmers de medicijnen om het cholosterolgehalte te verlagen worden niet meer vergoed. • De behandeling van lichte gevallen van angststoornissen en alcoholstoornissen wordt niet meer vergoed. • Dieetvoeding en hulpmiddelen voor lichte gevallen worden niet meer vergoed. · Paramedische zorg wordt alleen nog vergoed als het evidence based is. Ook stelt de werkgroep voor om de medisch specialisten in loondienst van een ziekenhuis te brengen. Door de versterking van de positie van een ziekenhuisbestuur ten opzichte van de medisch specialisten kunnen de loonkosten meer in hand gehouden worden. Totaal moeten deze bezuinigingen een bedrag van 6,3 miljard opleveren. Brede heroverweging langdurige zorg Bezuinigingsnota uit april 2010 op het gebied van de langdurige zorg(een van de twintig met voorstellen om te
22
komen tot het in evenwicht brengen van de overheidsbegroting). In het kader van beoogde bezuinigingen die de gevolgen van de economische recessie moeten opvangen de door de Werkgroep Langdurige zorg van het Ministerie van financiën bedachte bezuinigingen op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De werkgroep heeft vier varianten bedacht. 1. ‘Eigen regie’, waarbij het persoonsgebonden budget centraal staat. 2. ‘Zorg verzekerd’, waarin zorgverzekeraars met elkaar concurreren. 3. ‘Zorg dichtbij’, waarin de regie bij de gemeente komt te liggen. 4. ‘AWBZ versoberd’, waarin de landelijke overheid de dominante rol heeft. Vanuit drie principes worden de bezuinigingen gestuurd. Het scherper afgrenzen van de doelgroep. Het verkleinen van het verzekerde pakket. Verhoging van de eigen bijdragen van zorggebruikers. En vermijden van de overlap met andere domeinen, zodat “afwenteling vanuit en naar de AWBZ wordt voorkomen”. Concreet: • Pakketverkleining (begeleiding helemaal uit de AWBZ)én opheffing van de MEE-organisaties (die begeleiding geven). • Vermindering van de rechten (persoonlijke verzorging die minder dan 90 minuten per week aan tijd kost, moet men zelf regelen). • Persoonlijke verzorging die minder dan een half jaar nodig is, moet men zelf regelen. Mensen die een indicatie voor een zorgzwaartepakket 1 tot en met 3 zouden krijgen kunnen niet meer in een verzorgingshuis gaan wonen. Ze moeten gewoon thuis blijven en krijgen daar thuiszorg. • Mensen met een IQ hoger dan zeventig vallen niet meer onder verstandelijk gehandicaptenzorg en kunnen geen beroep meer doen op de AWBZ. • Verhoging van de eigen bijdrages en inzetten voor zorg van het vermogen– dat men bezit. • Doorvoeren van scheiden van wonen en zorg. Elke zorggebruiker betaalt zelf zijn woonlasten (ook in een intramurale instelling). In de verschillende varianten levert dit 5,8 miljard (AWBZ versoberd); 4,9 miljard (Eigen regie); 4,5 miljard (Zorg dichtbij); 4,0 miljoen (Zorg verzekerd). Brederosystematiek In 1985 geïntroduceerde wijziging van het in 1983 ingevoerde systeem van budgettering van ziekenhuizen, waarbij meer rekening werd gehouden met de verwachte productie. Het budget van een ziekenhuis werd daarmee niet alleen meer gevormd door het op basis van het in 1982 op grond van open eind financiering verkregen bedrag, dat vanaf 1983 als budget werd toegekend. Vanaf 1985 werd het budget opgebouwd uit twee componenten: capaciteitsgebonden (vaste) kosten en productiegebonden (wisselende) kosten. Zie uitgebreid: Budgetfinanciering, diagnosebehandelingcombinaties. Buddy (Eng.: maatje) Vrijwilliger bij wie iemand met problemen of vereenzaamd is zijn verhaal kwijt kan en die hem terzijde staat. In de aidshulpverlening wordt aan een patiënt een dergelijke vrijwilliger gekoppeld. Budget Een budget is een begroting voor de uitgaven die een organisatie in een jaar doet. Het budget is taakstellend: het mag niet worden overschreden en
23
de activiteiten die zijn overeengekomen, moeten worden verricht. Een organisatie maakt op basis van de afspraken een plan, het plan is een vertaling van de afspraken die gemaakt zijn en het budget is weer een vertaling van het plan. Zie verder: Budgettering; Budgetfinanciering. Het budget fungeert intern als managementinstrument: het stelt de taak vast waaraan een organisatie in een bepaald jaar moet voldoen, het is een middel om toezicht te houden op het verloop van de activiteiten en om te signaleren wanneer er verschillen dreigen te ontstaan tussen taak en budget (verschillen in begrote en gerealiseerde prijs per eenheid, verschillen in efficiency of in bezetting). Het budget biedt ook de mogelijkheid om over de werkzaamheden te communiceren: wanneer de taak niet gehaald wordt, over de realisatie van de taak en over de onderliggende uitgangspunten van de werkzaamheden. Budgetfinanciering Verouderd. Ziekenhuizen kregen per jaar een budget, een vast jaarbedrag voor de dekking van alle toegestane (de zogenoemde ‘aanvaardbare') kosten die ze maken. Het budget werd vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG, thans Nederlandse Zorgautoriteit). Dit systeem volgde in 1983 het zogenoemde open-eindesysteem op en werd ingevoerd door staatssecretaris Van der Reijden. Het budget voor 1983 werd vastgesteld op basis van de kosten en de productie van de instelling in 1982. De hoogte van het budget werd gebaseerd op zogenoemde ‘inputrichtlijnen'. De toegestane kosten van de activiteiten die het ziekenhuis uitvoerde, zoals verpleegdagen, röntgenfoto's, laboratoriumonderzoek, maaltijden en dergelijke, werden met behulp van een inputrichtlijn per activiteit vastgesteld. Het aantal activiteiten of verrichtingen was niet vastgesteld. Er werden geen afspraken gemaakt over de productie die de instelling met het budget moest maken. In de volgende jaren rees de vraag of deze wijze van financiering wel rechtvaardig was. Door (toen nog) het CTG werd de Commissie-Bredero ingesteld, die als opdracht had de budgetfinanciering nader vorm te geven. Vanaf 1985 werd het budget opgebouwd uit twee componenten: capaciteitsgebonden (vaste) kosten en productiegebonden (variabele) kosten. Kosten die zijn verbonden aan het gebouw en het onderhoud van het gebouw behoren tot de vaste kosten. Tot de vaste kosten worden ook die kosten gerekend die samenhangen met het feit dat de instelling er überhaupt is en werkzaamheden verricht: personeelskosten voor verplegenden en verzorgenden, administratie, materiële kosten die te maken hebben met medische (hulp)middelen. Samen vormen deze onderdelen de capaciteit van de instelling, het vermogen van de instelling om zorg te verlenen. De capaciteit werd vastgesteld op grond van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen. Variabele kosten zijn de kosten die verband houden met de gemaakte productieafspraken over de benutting van de capaciteit. Deze afspraken worden gemaakt tussen de directie van de instelling en de plaatselijke of regionale zorgverzekeraar. Daarnaast werden ook nog semi-vaste kosten die samenhangen met de capaciteit (als de capaciteit toe-of afneemt, nemen ook de vaste kosten toe of af) of met de functie (als er een functie wordt toegevoegd, bijvoorbeeld een nieuwe afdeling, dan worden de kosten van personeel en materieel ook hoger)meegenomen. Budgetfinanciering wordt ook inputfinanciering genoemd. Bij deze vorm van financiering werd dus niet de output van een organisatie gefinancierd (de
24
verpleegdagen of verrichtingen), maar de kosten (de input). Thans vindt de financiering van ziekenhuizen plaats via diagnosebehandelcombinaties. Zie: Functiegerichte budgettering. Budgethoudersvereniging Gebruikers van thuiszorg, lichamelijk gehandicapten, (familie van) verstandelijk gehandicapten kunnen een bedrag toegekend krijgen waarmee ze zelf hulp kunnen ‘inkopen' en zelf kunnen bepalen wie wanneer hulp komt verlenen. Dit wordt het persoonsgebonden budget genoemd. Budgethoudersverenigingen ondersteunen budgethouders door middel van belangenbehartiging, verstrekken van informatie, advies en juridische ondersteuning en bemiddeling tussen budgethouders en uitvoerende instanties. Budgetmechanisme Term uit de economische theorie over de overheid, ook wel de economie van de publieke sector of de leer der openbare financiën genoemd. Hieronder wordt verstaan dat de overheid geld ter beschikking stelt voor bepaalde overheidsactiviteiten, zoals deze in begrotingen van ministeries worden vastgesteld. Waarvoor het geld ter beschikking wordt gesteld, is resultaat van politieke onderhandelingen en besluitvorming. Zie: Prijsmechanisme. Budgetsysteem Zie: Budgetfinanciering en Begrotingsgeoriënteerd systeem. Budgettair Kader Zorg Dat deel van de totale kosten van de gezondheidszorg waarvoor de overheid krachtens de algemene wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet verantwoordelijkheid draagt. Het deel dat onder het eerste en tweede compartiment valt. Zie: Begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zie ook: Compartimentering. Budgettering Vorm van financiering van organisaties door middel van het toekennen van een maximaal bedrag voor een bepaalde periode, waarbij door middel van product-of prestatieafspraken overeengekomen wordt welke tegenprestatie degene die het budget ontvangt moet leveren voor het beschikbaar gestelde geld. Buitenpolikliniek Polikliniek niet in het ziekenhuis gehuisvest maar elders in een stad, waar medische specialisten spreekuur houden voor een eerste diagnostisch onderzoek en waar faciliteiten zijn voor eenvoudige chirurgische ingrepen. Heeft als doel om dichter bij patiënten zorg te leveren. Soms gecombineerd met gezondheidscentra. Bureaucratie Rationele organisatievorm die het voortbrengingsproces van een product of dienst opdeelt in aan elkaar geschakelde functionele onderdelen. Hierbij zijn functionarissen met een specifieke expertise verantwoordelijk
25
voor het uitvoeren van de taak die binnen het onderdeel verricht moet worden. De technische uitvoering is belangrijker dan de persoonlijke opvatting van de functionaris, die in opdracht van zijn directe meerdere werkt. De individuele functionaris is niet verantwoordelijk voor het eindresultaat van het productieproces, maar voor zijn onderdeel. Deze organisatievorm treffen we aan bij de overheid, die door de politiek vastgestelde wetten en regels uitvoert, maar we vinden haar ook bij grote zorginstellingen en bedrijven. Kritiek op de bureaucratische organisatievorm is dat ze verstarrend werkt (‘de bureaucratie begint waar het visioen eindigt'. Een ander belangrijk kritiekpunt is, dat ze afstand creëert tot de individuele, levende mens die aan het eind van de keten zonder eigen inbreng het resultaat van het bureaucratisch handelen moet accepteren. De capture theory stelt dat bureaucraten zullen proberen zoveel mogelijk externe conflicten te mijden. Dit betekent voor de gezondheidszorg dat zij zullen proberen samen te werken met de belangenbehartigers die op dit terrein actief zijn – wat bijvoorbeeld kan leiden tot ruil van informatie voor budgetverruiming – en geen of zo min mogelijk beslissingen zullen nemen (of deze zolang mogelijk zullen uitstellen) die ingaan tegen de belangen van de aanbieders in de gezondheidszorg. Bureau Jeugdzorg Organisaties die vanaf begin 1998 zijn ingesteld ten behoeve van de hulpverlening aan kinderen en jongeren. Jeugdzorg is gericht op kinderen en jongeren tot 18 jaar met ernstige opvoedings-en opgroeiproblemen. Sinds 2005 werken de bureaus krachtens de Wet op de Jeugdzorg. Het Bureau Jeugdzorg is de toegang tot de jeugdzorg. Ze indiceert kinderen en hun verzorgers voor jeugdzorg. Bureau Vertrouwensarts Organisatie waar mensen kindermishandeling kunnen melden. Het bureau heeft voorts als taak om de hulpverlening aan de gemelde kinderen en gezinnen op gang te brengen, te begeleiden, te evalueren en de nazorg te bewaken. Business Process Re-engineering (kort: BPR) (Ook: Business Process Redesign of Business Process Innovation) Term uit de organisatieadviessector, afkomstig van M. Hammer en J. Champy in hun boek De bijl aan de wortel (oorspronkelijk uit 1993). Bedrijven en instellingen worden gereorganiseerd rond ‘processen' (zoals ‘verkopen' of – in de gezondheidszorg – ‘zorg') en niet rond afdelingen (bijvoorbeeld de marketingafdeling). Het afdelingsdenken wil men doorbreken. Een bedrijfsproces bestaat uit een aantal logisch samenhangende taken, die worden uitgevoerd om een bepaald doel te bereiken. In de gezondheidszorg bijvoorbeeld: het proces van indicatie, van opname en behandeling, van verzorging en verpleging, van ontslag en nazorg. Elk van deze processen bestaat uit reeksen handelingen, die door groepen samenwerkende mensen of door organisatie-eenheden worden uitgevoerd. Multifunctionele teams, die bestaan uit mensen met een verschillende achtergrond, voeren bedrijfsprocessen uit die verscheidene functies overkoepelen. Elke medewerker is verantwoordelijk voor het geheel van het onderhavige proces en niet alleen voor zijn deeltaak.
26
BPR beschrijft en analyseert elk werkproces en reorganiseert het vervolgens. Bij de beschrijving en analyse maakt deze vorm van reorganisatie gebruik van bestaande management-en besturingstechnieken, zoals human resource management, marketing, bedrijfskunde, logistiek, veranderingsmanagement, informatietechnologie, kwaliteitsmanagement. Deze worden gebruikt om de werkprocessen te analyseren en opnieuw op te zetten. Doel is om de werkprocessen efficiënter te laten verlopen en de kosten te reduceren. In veel gevallen is deze vorm van reorganisatie (ook) gebruikt om omvangrijke ontslagen te legitimeren. ‘Niet meer echt en vogue'. Zie: Kantelen; Divisiestructuurorganisatie. Buurtmaatschappelijk werk Hulp bij individuele problemen. Soms gaat het om een combinatie van werkloosheid, financiële, relationele en huisvestingsproblemen, of om problemen die te maken hebben met de woonsituatie waarin iemand leeft (men zoekt een meer geschikte woning; men heeft overlast van renovatie; bij burenruzie). Zie: Algemeen maatschappelijk werk; Maatschappelijke dienstverlening; Sociaal raadsman.
27
c Calculerende burger Hiermee wordt diegene aangeduid die bij het nemen van beslissingen rekening houdt met de mogelijkheden, faciliteiten en subsidies die de overheid voor tal van activiteiten beschikbaar stelt. Hij doet niet in geval van nood een beroep op zo'n voorziening, maar neemt de voorziening al op voorhand mee bij zijn besluitvorming. Capaciteit Het geheel van productiefactoren (kapitaal en arbeid) dat het een instelling mogelijk maakt zorg kan leveren. Het gaat daarbij – afhankelijk van de aard van de instelling om zowel menskracht (arbeid; artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders) als kapitaal (subsidie) en kapitaalgoederen (bedden, operatiekamers, appartementen). Zie: Budgetfinanciering. Capaciteitsorgaan In 1999 opgerichte instelling die raamt hoeveel huisartsen, verpleeghuisartsen, medisch specialisten, tandartsen en sociaalgeneeskundigen opgeleid dienen te worden om in de toekomstige vraag te kunnen voorzien. Het capaciteitsorgaan is een samenwerkingsverband van de verschillende beroepsgroepen, zorgverzekeraars, opleidingsinstituten en geeft – niet-bindende – adviezen aan de minister van volksgezondheid. Capture theory: Zie: Bureaucratie. Cardiac Care Unit (kort: CCU) Hartbewaking. Verpleegafdeling van een ziekenhuis waar patiënten met hartproblemen liggen die intensief en onder bewaking moeten worden verpleegd. Ook cardio care. Care (ook: langdurige zorg) De gezondheidszorg wordt onderverdeeld in preventie, cure en care. Care omvat de verzorging en verpleging: het draaglijk maken van de gevolgen van iemands ziekte of een handicap. Niet voorkomen of genezen of het verhelpen van het gezondheidsprobleem is het primaire doel, maar het helpen bij de gewone dagelijkse levensverrichtingen. Of deze voor zover nodig overnemen. Onder de care vallen verpleeghuiszorg, verzorgingshuiszorg, gehandicaptenzorg, een deel van de geestelijke gezondheidszorg en de thuiszorg. Case-finding Bij iemand met een verhoogd risico voor een bepaalde ziekte wordt deze opgespoord tijdens een contact met een arts waarbij de reden voor het consult een andere was dan de opgespoorde ziekte. Casemanagement Coördineren van zorg voor patiënten (meestal alleen voor
28
mensen met complexe hulpvragen). Doel is om de cliënt op de juiste plaats te krijgen voor hulp tegen de laagst mogelijke kosten. Zie: Ketenzorg. CE-markering CE staat voor ‘Conformité Européenne'. Medische hulpmiddelen (maar ook andere producten) moeten voldoen aan Europese richtlijnen die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid, milieu en consumentenbescherming. Vanaf 1998 moeten medische hulpmiddelen voorzien zijn van zo'n CE-markering. Deze geeft de fabrikant en zijn product toegang tot de interne Europese markt. Het gaat om de volgende medische hulpmiddelen: pleisters, verbandgaas, brillen, injectiespuiten, infuuspompen (deze twee laatstgenoemde alleen als het geneesmiddel nog in het apparaat moet worden aangebracht en niet als het geneesmiddel in combinatie met het hulpmiddel wordt geleverd; dan is de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening van toepassing), hartkleppen, katheters, chirurgische instrumenten. Ook testmateriaal voor diagnostische doeleinden moeten een CE-markering hebben. Daarop is de Europese richtlijn voor invitrodiagnostica van toepassing. Zie: Zelftest. Implanteerbare medische hulpmiddelen, zoals pacemakers, vallen onder een afzonderlijke Europese richtlijn. Zie: Postmarketing surveillance system. Centraal Administratiekantoor (kort: CAK) Het CAK is berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het CAK is verantwoordelijk voor de financiering van de AWBZ-instellingen en het uitbetalen van de Compensatie eigen risico in de Zorgverzekeringswet. Ook verzorgt het CAK een tegemoetkoming van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Deze wet regelt dat chronisch zieken en gehandicapten een tegemoetkoming ontvangen voor de extra kosten die zij hebben. www.hetcak.nl Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Het CBS heeft tot taak het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. De informatie die het CBS publiceert, omvat allerlei maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Het onderzoeksprogramma (meerjarenprogramma en werkprogramma) van het CBS wordt vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS). Dit is een onafhankelijke commissie die waakt over de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma. Het CBS is sinds januari 2004 een zelfstandig bestuursorgaan. www.cbs.nl Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO) Dit is een door het ministerie van VWS krachtens de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMWO) ingesteld zelfstandig bestuursorgaan. De CCMO houdt toezicht op de toetsing door medisch-ethische commissies (METC's) van
29
medischwetenschappelijk onderzoek met mensen in Nederland. De commissie toetst vormen van onderzoek die artikel 2 WMWO aanwijst en behandelt bezwaren van belanghebbenden tegen oordelen van medisch-ethische toetsingscommissie. www.ccmo.nl Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) Uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van VWS dat digitaal zorggegevens registreert en beheert. Het CIBG bestaat uit zeven units. Elke unit is verantwoordelijk voor de uitvoering van één of meerdere wettelijke taken. 1. RIBIZ Het loket voor de (individuele) zorgverlener uit binnen-en buitenland die in de Nederlandse gezondheidszorg wil werken. www.ribiz.nl 2. UZI-register De centrale organisatie die de unieke identificatie van zorgaanbieders en indicatieorganen in Nederland mogelijk maakt. www.uzi-register.nl 3. SBV-Z De Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg is voor de zorgsector de toegangspoort tot de beheervoorziening BSN die het burgerservicenummer uitgeeft en beheert. www.sbv-z.nl 4. Toelating Zorginstellingen Deze unit verstrekt toelatingen aan zorginstellingen die verzekerde zorg mogen leveren. Deze unit is ook verantwoordelijk voor de Databank Maatschappelijke Verantwoording. www.jaarverslagenzorg.nl 5. STenD Unit die verantwoordelijk is voor de ambtelijke ondersteuning van een aantal onafhankelijke commissies en colleges. www.toetsingscommissieseuthanasie.nl; www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl; www.lza-lp.nl 6. Donorregister Het Donorregister zorgt voor duidelijkheid en zekerheid bij orgaan-en weefseldonatie. www.donorregister.nl 7. Farmatec BMC Farmatec is verantwoordelijk voor de vaststellingen van vergoedingslimieten en maximumprijzen van geneesmiddelen. www.farmatec.nl Het Bureau voor medicinale cannabis (BMC) zorgt ervoor dat apothekers en onderzoeksinstellingen kunnen beschikken over legale medische cannabis. www.cannabisbureau.nl Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst (kort: CLB) Organisatie die bloed inzamelt en bloedproducten vervaardigt (zoals bloedstollingmiddelen) en deze verkoopt aan met name ziekenhuisapotheken. Onderdeel van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening Nederland met 22 bloedbanken waar vrijwillige bloeddonoren bloed afstaan. Centraal Planbureau (CPB) Het CPB maakt wetenschappelijk onderbouwde economische analyses die relevant zijn voor de beleidsvorming in Nederland. Hoewel de naam van het bureau dit wel suggereert, doet het CPB niet aan (economische) planning. Het planbureau bedacht een betere naam: Bureau voor Economische Beleidsanalyse. Het bureau produceert prognoses en beleidsanalyses. Prognoses schetsen te verwachten economische ontwikkelingen op korte, middellange of lange termijn. Het bekendst zijn de korte termijnramingen voor het huidige en het volgende jaar, die vier maal per jaar verschijnen. Hoe langer de termijn, des te groter de
30
onzekerheden. Studies voor de lange termijn, bijvoorbeeld twintig of vijftig jaar vooruit, geven geen ramingen maar schetsen mogelijke toekomstscenario's. Beleidsanalyses geven een inschatting van de economische effecten van beleidsvoorstellen. Dat kan uiteenlopende onderwerpen betreffen als belastingmaatregelen, de aanleg van een spoorlijn, nieuwe criteria voor de WAO of de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Veel CPB-analyses monden uit in een kwantificering van verwachte economische effecten. Het gaat het planbureau niet om cijfers alleen. De inhoudelijke analyse staat centraal. Sommige CPB-analyses, bijvoorbeeld op het gebied van marktwerking, zijn alleen kwalitatief van aard. www.cpb.nl Centraal Tuchtcollege Zie: Medisch Tuchtcollege. Centrum '45 Landelijk centrum voor de opvang en begeleiding van oorlogsslachtoffers; mensen met het posttraumatisch stresssyndroom. Het betreft voormalige verzetsstrijders, joodse overlevenden van de vernietigingskampen, met wat vroeger genoemd werd het KZ-syndroom (KZ van Konzentrationslager, concentratiekamp), mensen die de Japanse bezetting van Indonesië hebben meegemaakt, maar ook de kinderen van deze mensen die vanwege de gezinssituatie in psychische nood verkeren. Het centrum omvat een polikliniek en een kliniek met bedden voor mensen die de hele week klinische zorg behoeven. Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Landelijke uitvoeringsorganisatie met regionale afdelingen die bepaalt of en zo ja hoeveel en wat voor soort krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gefinancierde zorg iemand recht heeft. Ingesteld per 1 januari 2005. De hulp of zorg moet iemand bij de daartoe erkende organisaties (de thuiszorg, een verzorgingshuis of verpleeghuis) afnemen. Via het persoonsgebonden budget krijgt iemand geld ter beschikking dat hij kan gebruiken om naar eigen keus door een organisatie of een persoon de hulp of zorg te laten verrichten. De procedure is dat iemand zich aanmeldt bij het indicatieorgaan, dat er door medewerkers van deze organisatie een analyse plaatsvindt van de vraag om hulp en dat er een indicatiebesluit wordt geschreven waarin staat of iemand gebruik mag maken van een zorgvoorziening. De indicatieorganen zijn opgericht omdat de overheid indicatiestelling los wil koppelen van de zorgverlening. Daarom moeten deze organisaties op objectieve wijze (door middel van protocollen) en onafhankelijk van zorgaanbieders of van de financiers van de zorg bepalen waar iemand recht op heeft. Gemeenten kunnen het CIZ gebruiken om indicaties voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en sociaal-medische advisering te laten uitvoeren. www.ciz.nl Centrum voor Arbeid en Gezondheidszorg in Nederland (kort: CAGIN) Organisatie waar kennis is verzameld over beroepsziekten en de aanpak van specifieke klachten die met bepaalde beroepen samenhangen, zoals rugpijn. De organisatie organiseert spreekuren in ziekenhuizen en psychiatrische instellingen,
31
waar eventueel ook behandeling kan plaatsvinden of doorverwezen wordt. Een CAGIN is vooral gericht op zieke werknemers. Er wordt samengewerkt met de bedrijfsartsen van Arbo-diensten. Werkgevers moeten extra betalen voor het onderzoek en de therapie van hun zieke werknemer. Doel is om werknemers weer snel aan het werk te krijgen. Certificatie Keurmerk, bewijs dat een bedrijf of instelling werkt in overeenstemming met een bepaalde norm of eisenstellend document. Auditors controleren of de procedures die een bedrijf zegt te volgen, ook echt in acht worden genomen. Als dat niet het geval blijkt te zijn, kan het certificaat ingetrokken worden. Zie: ISO; Kwaliteitswet. College Sanering Zorginstellingen Zelfstandig bestuursorgaan, uitvoeringsorgaan van het ministerie van VWS, dat toezicht houdt bij een gehele of gedeeltelijke sluiting van een zorginstelling. Het college kan subsidie geven die geheel of gedeeltelijk voorziet in de financiële gevolgen van de sluiting. Ditzelfde geldt bij het intrekken van een vergunning voor een ambulancedienst of het opheffen of wijzigen van de vestigingsplaats van een centrale post voor het ambulancevervoer. Als een zorginstelling terreinen of gebouwen geheel of gedeeltelijk wil verkopen of verhuren, dan moet de instelling dat melden bij het college. Het college kan besluiten dat goedkeuring nodig is en dat ze betrokken moet worden bij de verkoopvoorbereiding of de verhuur. De opbrengst moet marktconform zijn. Ook kan het college in opdracht van de minister de regiefunctie vervullen bij instellingen met grote financiële problemen. www.collegesanering.nl Chronische ziekte Lichamelijke ziekte of aandoening (zoals COPD, hartfalen, diabetes) die niet meer herstelt of waarop geneeskundige ingrepen geen of weinig invloed hebben. Er is geen uitzicht op genezing en de ziekteduur is vaak lang. Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) Bundeling van ongeveer 100 landelijke belangenorganisaties van mensen met een chronische aandoening of handicap. De CG-Raad is in de plaats gekomen van de federatie Nederlandse Gehandicaptenraad en behartigt de belangen van gehandicapten op verschillende terreinen: werkgelegenheid en sociale zekerheid; onderwijs; emancipatie; relaties en seksualiteit; voorzieningen en hulpmiddelen. Zie: Patiëntenorganisatie. Chronotherapie Ironische term voor niets doen en afwachten bij klachten van een patiënt. De tijd heelt. Zie ook: stepped care; in welke aanpak begonnen wordt met watchfull waiting. Claimbeoordeling Door zorgverzekeraars gebruikt synoniem voor
32
indicatiestelling. Zij benaderen de zorgbehoefte vanuit de verzekeringsgedachte: iemand is verzekerd tegen schade en dient bij schade een claim in bij de verzekeraar. Ook in de care (de AWBZ) wordt gedacht vanuit de verzekeringsgedachte. De claim wordt beoordeeld door een zelfstandig bestuursorgaan, het Centrum Indicatiestelling Zorg. Clearing house Centraal administratie-en betalingskantoor waarmee apothekers, medisch specialisten en huisartsen hun betalingsverkeer met verzekeraars regelen. Met name landelijk werkende verzekeraars maken gebruik van deze constructie. Cliëntgebonden budget Zie: Persoonsgebonden budget. Code geneesmiddelenreclame Afspraken van producenten van geneesmiddelen over voorschriften op het gebied van reclame (gericht op beroepsbeoefenaren en het publiek) voor geneesmiddelen. De voorschriften zijn als vorm van zelfregulering opgesteld door de farmaceutische industrie in overleg met het ministerie van Volksgezondheid. Onder meer staat in de code dat beroepsbeoefenaren geen dure geschenken van het bedrijfsleven mogen aannemen en dat het bedrijfsleven deze ook niet mag aanbieden. Geneesmiddelenonderzoek dat niet voldoet aan wetenschappelijke eisen wordt als reclame gezien. De Stichting Code Geneesmiddelenreclame houdt toezicht en behandelt klachten. Collaborative care Term uit de geestelijke gezondheidszorg. Hulpverleners uit verschillende disciplines werken samen om de zorg voor de patiënt uit te voeren. Met name gericht op de behandeling van depressie en angstklachten. Het gaat daarbij om een caremanager (een gespecialiseerde verpleegkundige, maatschappelijk werker, praktijkondersteuner of bedrijfsarts); een huisarts of bedrijfsarts werken samen, terwijl een psychiater die voor overleg beschikbaar is. Middelen die gebruikt worden zijn: psycho-educatie, stepped care (volgorde in zorg; eerst de eenvoudigste behandeling; als die behandeling niet werkt wordt complexere zorg ingezet), monitoring van de voortgang van de behandeling, casemanagement, terugvalpreventie. Een online Tracking Systeem wordt gebruikt. Collectieve markt Markt waarvoor de overheid veel wetten en regels heeft ontwikkeld, waardoor zij veel invloed heeft op zowel de vraag van cliënten naar gezondheidszorg als op het aanbod van zorginstellingen en vrije beroepsbeoefenaren. Zie: Marktwerking. Collectieve preventie Krachtens de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid hebben gemeenten de plicht de volksgezondheid te bewaken en te bevorderen voorzover deze samenhangt met risico's met een collectief karakter. Deze activiteiten worden meestal door een Gemeentelijke Gezondheidsdienst verricht:
33
het gaat concreet om epidemiologie, medische milieukunde, hygiënische zorg en psychohygiëne, gezondheidsvoorlichting en gezondheidsopvoeding, jeugdgezondheidszorg en preventie tegen infectieziekten. Collectieve sector De gebieden van het maatschappelijk leven die actief door de overheid beïnvloed of vorm worden gegeven. Middelen daarbij zijn wetten en regels en subsidies. De collectieve sector kan worden verdeeld in: 1. Collectieve goederen, zoals defensie, justitie, politie: zaken die de overheid voor de burger moet regelen en waarvan iedereen op een of andere manier gebruikmaakt; 2. Merit goods (Eng.: goederen van waarde), waarvoor iedereen in principe apart zou kunnen betalen, maar die op de vrije markt niet kunnen worden gerealiseerd en waarvan de politiek het belangrijk vindt dat iedereen er in principe toch gebruik van kan maken, zoals onderwijs, gezondheidszorg, musea; 3. Overdrachten van inkomens, zoals bij ouderdom, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid: de sociale zekerheid; 4. Publiekrechtelijke lichamen, overheidsorganen door middel waarvan de overheid allerlei taken uitvoert, bijvoorbeeld de Waterschappen. De collectieve sector wordt gefinancierd met belastinggelden (het onderwijs of het openbaar bestuur, maar ook de bijstand) of uit premies die men verplicht is te betalen voor zijn pensioen, ten behoeve van een eventuele werkloosheidsuitkering of een uitkering bij ziekte of arbeidsongeschiktheid of om de gezondheidszorg te financieren. Behalve uit belastingen en premies zijn de collectieve middelen opgebouwd uit enkele andere inkomsten van de overheid (aardgasbaten en milieuheffingen) en uit staatsleningen. Zie ook: Gepremieerde en gesubsidieerde sector; Overheidswerknemer. Collectiviteit Groep van verzekerden die eenzelfde premie betalen en onder dezelfde voorwaarden worden toegelaten. Ook genoemd: risicogroep met onderlinge solidariteit. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen Organisatie die (nieuwe) geneesmiddelen beoordeelt op werkzaamheid, effectiviteit en veiligheid. Geneesmiddelen die aan deze eisen voldoen, kunnen in een register worden opgenomen en worden daarmee erkend als volwaardige geneesmiddelen. Zie: Wet op de Geneesmiddelenvoorziening; Geneesmiddelen Vergoedingensysteem; Farmacoeconomische studie. College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) Het CBOG bevordert en bewaakt de personele bezetting in de gezondheidszorg. Het College, opgericht door koepelorganisaties in de zorgsector, werkt verder aan de vernieuwing van de medische beroepen(structuur) en opleidingen. Het College houdt zich ook bezig met de samenhang tussen het ramen van opleidingscapaciteit en het doen van voorstellen voor de toewijzing van opleidingsplaatsen. Het CBOG is het aanspreekpunt voor zowel het ministerie
34
van VWS als ‘veldpartijen’ voor beroepen en opleidingen in de zorgsector. www.cbog.nl College voor zorgverzekeringen Zelfstandig bestuursorgaan van de overheid. Per 1 juli 1999 de opvolger van de Ziekenfondsraad. Het College voert taken van de overheid uit die voortvloeien uit de Ziekenfondswet en de AWBZ. Het College beheert in de Algemene Kas de premies die iedereen conform de Ziekenfondswet betaalt en in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, de premies krachtens de AWBZ. Het College voor Zorgverzekeringen financiert de zorg en het onderzoek en houdt toezicht op het beheer en de administratie van de ziekenfondsen – via de Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie – en op de uitvoeringsorganen van de AWBZ en het CAK. Het College adviseert de overheid over zaken die de Zorgverzekeringswet en de AWBZ betreffen (bijvoorbeeld de hoogte van de premies, de verstrekkingen, de hoogte van de loongrens, wie wel en wie niet als verzekerde kan worden aangemerkt). Het College keurt overeenkomsten goed tussen zorgverzekeraars en artsen en specialisten en tussen zorgverzekeraars en zorg-en hulpverleningsinstellingen. Ook adviseert het College verzekerden die in beroep willen gaan tegen de beslissing van een zorgverzekeraar om een verstrekking te weigeren. In het College voor zorgverzekeringen hebben alleen nog onafhankelijke personen (de kroonleden) zitting. www.cvz.nl. Zie: Raad op maat; Star-Treek. Co-makership Vorm van samenwerking tussen twee partijen (de leverancier en de klant), waarbij de klant een deel van het werk uitbesteedt aan de leverancier. Door wederzijdse afstemming brengen beiden het eindproduct tot stand. De leverancier is nauw betrokken bij het ontwerp, de voorbereiding en de uitvoering van het productieproces. Commissie-Biesheuvel Zie: Commissie Modernisering Curatieve Zorg. Commissie-Bredero Zie: Budgetfinanciering. Commissie-Dekker De naar haar voorzitter genoemde adviescommissie van de overheid, de Commissie Structuur en Financiering Gezondheidszorg, maakte een plan (Bereidheid tot verandering 1987) waarin zij de invoering van een voor iedereen geldende basisverzekering en de invoering van gereguleerde concurrentie bepleitte. De commissie was van mening dat de structuur en financiering van de gezondheidszorg de doelmatigheid en de flexibiliteit in de weg staan. Ze pleitte voor meer marktwerking, waardoor de gebruikers meer invloed kunnen krijgen. Om hiertoe te komen deed de commissie voorstellen voor een nieuw verzekeringsstelsel, voor veranderingen in de structuur van de gezondheidszorg en voor veranderingen in de wetgeving. Het verzekeringsstelsel zou moeten bestaan uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Deze zouden
35
de AWBZ, de Ziekenfondswet en de particuliere en publiekrechtelijke verzekeringen moeten vervangen. De verandering van de structuur van de gezondheidszorg zou moeten leiden tot meer onderlinge concurrentie. De aanbieders van de zorg en de verzekeraars zouden met elkaar moeten onderhandelen. ‘Zorgverleners moesten onderling gaan concurreren om de gunst van de verzekeraar, en verzekerden zouden zorgverzekeraars moeten gaan selecteren op de kwaliteit van de gecontracteerde zorgverleners in relatie tot de verzekeringspremie' (Polder e.a. 1996). De regering reageerde op het advies van de Commissie-Dekker met het rapport Verandering verzekerd (1988), waarin het idee van een basisverzekering werd overgenomen. De AWBZ zou niet moeten worden opgeheven, maar moeten worden omgebouwd tot zo'n basisverzekering. Voorts zou het systeem van verstrekkingen en erkenningen moeten verdwijnen en vervangen worden door de omschrijving van de aanspraken van verzekerden in functionele termen, waardoor zorg-op-maat en concurrentie mogelijk zouden worden. Voor de uitvoering van de basisverzekering zouden verzekeraars een budget krijgen, gebaseerd op normuitkeringen. Per verzekerde zou men een vast bedrag krijgen, waarbij de hoogte van het bedrag samenhangt met bijvoorbeeld de leeftijd en de sekse. Daardoor zouden verzekeraars geprikkeld worden om de zorg zo goedkoop mogelijk in te kopen. Zie: Plan-Simons. Commissie-Dunning Zie: Commissie Keuzen in de Zorg. Commissie Hubben Zie: Commissie Late zwangerschapsafbreking en levenbeëindiging bij pasgeborenen Commissie Keuzen in de Zorg (Ook Commissie-Dunning genoemd, naar haar voorzitter) Deze commissie (rapport Kiezen en Delen 1991) had als opdracht om te zoeken naar manieren om prioriteiten in de gezondheidszorg te kunnen vaststellen. De zogenoemde ‘Trechter van Dunning' is een soort zeef om te komen tot die soorten gezondheidszorg waarvoor de overheid echt (financiële) verantwoordelijkheid wil dragen. Als criteria formuleerde de Commissie-Dunning de volgende vragen: - Noodzakelijke zorg. Is er sprake van noodzakelijke zorg? Dat wil zeggen, is het echt nodig dat deze zorg gegeven wordt? - Werkzaamheid. Is de werkzaamheid van de zorg aangetoond? - Doelmatigheid. Is de zorg doelmatig en voor wie is ze doelmatig: voor de patiënt, maar ook voor de samenleving, als voor hetzelfde geld meer mensen geholpen kunnen worden? - Eigen rekening en verantwoording. Kan de zorg voor eigen rekening en verantwoording blijven, of is ze individueel onbetaalbaar? In 2000 is nog een vijfde ‘zeef’ toegevoegd. Relatieve ziektelast. Welke last brengt de ziekte met zich mee. Een geringe ziektelast kan de overweging oproepen dat de kosten voor eigen rekening en verantwoording zijn. Zorg die een positief antwoord krijgt op al de vragen heeft daarmee de zeef gepasseerd en moet in brede solidariteit worden geaccepteerd als noodzakelijk
36
en moet in het basispakket komen – wat overigens niet wil zeggen dat de kosten altijd ten laste komen van de overheid of de ziektekostenverzekeraar. De commissie achtte het mogelijk dat aanspraken beperkt zouden worden in aantal behandelingen of een maximumprijs zouden kunnen hebben waarboven een eigen bijdrage betaald zou moeten worden. Vanuit het morele uitgangspunt van de gelijkwaardigheid van mensen kiest de commissie voor het vaststellen van wat noodzakelijke zorg is. - Allereerst zijn er die voorzieningen die zorg verlenen aan mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen (verpleeghuizen, psychogeriatrische zorg voor dementerende ouderen, zorg voor verstandelijk gehandicapten). - Vervolgens is er zorg die is gericht op het behouden of herstellen van de mogelijkheid om aan het maatschappelijk leven deel te nemen (het gaat dan om spoedeisende medische ingrepen, de zorg voor vroeggeborenen, het voorkomen van besmettelijke ziekten, zorg voor mensen met ernstige ziekten als kanker, hartziekten, maar ook de zorg voor baby's en kinderen). - Een laatste categorie betreft voorzieningen waarbij op basis van het aantal zieken bepaald wordt of er al dan niet een voorziening voor wordt geschapen of in stand gehouden. De commissie was voorts van mening dat de overheid een rol moet spelen bij de toelating van nieuwe medische technologieën en dat daarbij maatschappelijke, ethische, juridische en economische argumenten bepalen of een nieuwe techniek al dan niet wordt geaccepteerd. Commissie Late zwangerschapsafbreking en levenbeëindiging bij pasgeborenen (ook: Commissie Hubben naar de voorzitter) In 2006 door de overheid ingestelde commissie waar artsen de levenbeëindiging van een pasgeborene of van een foetus van meer dan 24 maanden moeten melden. Het betreft kinderen met bij geboorte een ernstige handicap; criterium is ‘voortdurend ondraaglijk en uitzichtloos’ lijden en waarbij geen uitzicht op enige vorm van zelfstandig leven bestaat. De commissie adviseert het Openbaar Ministerie en beoordeelt of artsen zorgvuldig hebben gehandeld. www.lzalp.nl. Commissie Modernisering Curatieve Zorg Naar haar voorzitter de CommissieBiesheuvel genoemd, die in 1994 haar Advies modernisering curatieve zorg (Gedeelde zorg: betere zorg) uitbracht. Het rapport handelt over de organisatie en het functioneren van de curatieve zorg, de huisartsenzorg, de medisch-specialistische zorg en de ziekenhuiszorg. De commissie zocht in haar advies een evenwicht tussen enerzijds voordelen van marktwerking en anderzijds solidariteit van mensen die zorg nodig hebben. De commissie adviseerde om de medisch specialisten en de ziekenhuiszorg te integreren in een medisch-specialistisch bedrijf, waardoor de medisch specialisten mede verantwoordelijk zouden worden voor de totale zorgverlening in het ziekenhuis. De commissie pleitte voor een duidelijke leiding van een directie of een Raad van bestuur en één aanspreekpunt voor derden. Deze laatste maatregel zou ervoor zorgen dat derden geen contact meer hebben met (dat wil zeggen onderhandelen met) de medisch specialisten, maar met het ziekenhuis als organisatie. De organisatiestructuur van een ziekenhuis zou
37
gedecentraliseerd moeten worden, dat wil zeggen dat de medisch-specialistische handelingen, de verpleging en verzorging en de hotelfuncties rondom de patiënt worden georganiseerd. Verder was de commissie van mening dat de huisarts als poortwachter moet optreden voor de toegang tot de specialistische hulp. Uiteraard verleent hij de zorg waar mogelijk zelf. Van belang is dat hij in een groepspraktijk gaat werken en samenwerkt met de specialisten van het ziekenhuis. Huisartsen zouden gehonoreerd dienen te worden op basis van het abonnementsysteem. Specialisten zouden vaste honoreringen moeten krijgen, waarbij wel gedifferentieerd zou worden naar werkdruk, werken op onregelmatige tijden, opleidingsduur. Deze nota was een mijlpaal in de ontwikkeling van het medisch beroep. Terwijl enerzijds de expertise van de medische professional werd benadrukt, werd anderzijds zijn zeggenschap ingeperkt. Zie verder: Ziekenhuis; Ziekenhuisnieuwestijl. Commissie Modernisering Ouderenzorg (Ook: Commissie-Welschen) Adviescommissie van de regering die in mei 1994 haar advies uitbracht over de modernisering van de ouderenzorg (rapport Ouderenzorg met toekomst). Het rapport benadrukte dat ouderen zolang mogelijk in hun eigen woning willen blijven wonen, dat thuiszorg een goed alternatief is voor opname in een verzorgingshuis of verpleeghuis en dat ouderen gebaat zijn bij een persoonsgebonden budget omdat zij dan meer zeggenschap over de zorg krijgen. De commissie adviseerde om de verzorgingshuizen ook onder het regiem van de AWBZ te brengen, om zo het verschil in financiering tussen verpleeg-en verzorgingshuizen kleiner te laten worden en op termijn op te heffen en daardoor ook de zorg beter te kunnen uitwisselen. Zij pleitte ervoor om wonen en zorg van elkaar te scheiden. Ook adviseerde de Commissie om het beleid van substitutie en zorg-op-maat voort te zetten, regionale samenwerking te bevorderen en meer financiële middelen uit te trekken vanwege de toenemende vergrijzing. Commissie-Peters Zie: Corporate governance. Commissies voor de Gebiedsaanwijzing (CvdG) Provinciale commissies die volgens de Wet op de geneesmiddelenvoorziening bevoegd zijn om aan een geneeskundige bij diens vestiging een groter of kleiner gebied dan in het eerste lid van artikel 6 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening aan te wijzen. Ook kunnen zij op verzoek een vergunning verlenen tot uitoefening der artsenijbereidkunst in de gemeente of gedeelten van de gemeente welke in de vergunning zijn aangewezen. Daarnaast verlenen zij vergunningen aan een geneeskundige tot het bereiden en afleveren van geneesmiddelen ten behoeve van door hem behandelde patiënten in een apotheek van een apotheekhoudend geneeskundige met wie hij gezamenlijk de praktijk beoefent. Commissie-Van Rhijn Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1943) ingestelde commissie die als opdracht had om ‘een blauwdruk te ontwerpen voor de
38
naoorlogse sociale zekerheid' (Roebroek & Hertogh 1998). Haar rapport Sociale Zekerheid verscheen in 1945. Sociale zekerheid omvat, aldus het rapport: - ‘het geheel of gedeeltelijk vergoeden van het verlies van inkomen, voortvloeiende uit bepaalde, nader te omschrijven, nooden (zooals b.v. ziekte, ouderdom en dergelijke), dan wel van de extra uitgaven aan het intreden van bepaalde gebeurtenissen (gezinsvermeerdering) verbonden'; - ‘het verstrekken van geneeskundige verzorging en verpleging en van de gelegenheid tot rehabilitatie'; - ‘maatregelen betreffende het scheppen van werkgelegenheid, arbeidsbemiddeling, scholing, herscholing en wat dies meer zij'. De commissie pleitte voor de invoering van volksverzekeringen, voor de invoer van het minimumloon, waarvan minimumuitkeringen afhankelijk zijn. Zie: Sociale zekerheid. Commissie-Van Voorden Deze in 1994 opgerichte adviescommissie van het ministerie voor Volksgezondheid adviseert bij conflicten over de vaststelling van de jaarlijkse rijksbijdrage voor de arbeidskosten in de zorgsector. Commissie-Welschen Zie: Commissie Modernisering Ouderenzorg. Commodificatie Term voor het verschijnsel dat steeds meer aspecten van het menselijk bestaan interessant worden om te beschouwen als een markt, om producten voor te maken, om geld mee te verdienen. Comorbiditeit De combinatie van twee of meer ziekten of aandoeningen bij één persoon. Compartimentering Het idee van compartimentering werd bedacht door minister Borst in het eerste kabinet-Kok (1994-1998). Het ging uit van de bestaande situatie in de gezondheidszorg. Door de gezondheidszorg in compartimenten te verdelen kon structuur worden aangebracht. Tevens werd de mogelijkheid geschapen om het voornemen om te komen tot een basisverzekering verder vorm te geven (de no-regret-benadering). Het eerste compartiment omvatte de aanspraken ingevolge de AWBZ. Krachtens deze wet worden de kosten betaald voor mensen die langdurig van zorg afhankelijk zijn en in tehuizen wonen of intensieve zorg thuis krijgen. Het gaat om ouderenzorg en zorg voor gehandicapten, de zogenoemde ‘particuliere onverzekerbare risico's'. De overheid bepaalt in dit compartiment strikt wat wordt aangeboden en wat dit mag kosten (aanbodregulering). Zorgverzekeraars dienen als verbindingskantoor of zorgkantoor en krijgen vaste budgetten. Ze lopen geen risico en concurreren niet onderling voor deze zorg. Het tweede compartiment omvatte de aanspraken ingevolge (destijds) de Ziekenfondswet, de particuliere ziektekostenverzekeringen en de publiekrechtelijke ziektekostenverzekeringen (thans de zorgverzekeringswet). Het gaat daarbij om een wettelijke regeling waaraan iedereen verplicht
39
deelneemt. De zorg die verzekerd is, beoogt genezing en is meestal kort van duur, de cure of de curatieve zorg. De cure omvat ziekenhuiszorg, zorg door specialisten, huisartsen, tandartsen (niet alle verrichtingen), fysiotherapeuten (beperkt) en apothekers. De zorgverzekeraars worden verondersteld in het tweede compartiment onderling te concurreren in de hoogte van de premie (althans het nominale deel), in inhoud van de polis en de kwaliteit van de dienstverlening. In het derde compartiment werd die zorg opgenomen waarvan iedere burger zelf kan kiezen of hij zich er al dan niet voor verzekert. De zorgverzekeraars kunnen in onderlinge concurrentie allerlei nieuwe producten proberen te slijten. Compensatieplicht Complexe zorg Zorg aan mensen met meerdere chronische ziekten waardoor ze met meerdere zorgverleners te maken hebben en afstemming ingewikkeld is. De problematiek is discipline- en veelal werkgebiedoverstijgend. Zorgcoördinatie is nodig. Ook: ziekenhuiszorg na omvangrijke en ingewikkelde operaties, zoals hartoperatie, neurochirurgische ingrepen etc. die leiden tot meerdaagse opname in het ziekenhuis. Het begrip wordt eveneens gebruikt in de maatschappelijke sector bij zogenaamde multiprobleemhuishoudens. Dat zijn volledige of onvolledige gezinnen, al dan niet met kinderen, en ook alleenstaanden met een zelfstandige huishouding, die een complexe en meervoudige problematiek hebben en daarom veel ondersteuning nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven. Compressie van morbiditeit Het verschijnsel dat de eerste ziekteverschijnselen op steeds latere leeftijd ontstaan door een gezonde levenswijze. Compressie van ziekten Afname van de kans om bepaalde ziekten te krijgen bij stijgende levensverwachting. Zie: Expansie van ziekten. Concern Term uit het bedrijfsleven om een organisatie aan te duiden die een bundeling is van meerdere zelfstandige rechtspersonen, die vanuit één punt geleid worden en tezamen een economische eenheid vormen. Een concern kan alle organisaties omvatten, maar ook delen ervan centraal organiseren, terwijl de deelnemers voor de rest hun zelfstandigheid behouden. Zie: Detacheren; Uitbesteden; Co-makership; Fusie; Joint venture; Federatie; Ontvlechten. Concernvorming zorgverzekeraars Concernvorming is een ander woord voor het samenklonteren van bedrijven met verschillende doelen of werkwijzen in één organisatie. Ook zorgverzekeraars organiseren zich in grotere verbanden met andere financiële instellingen. Uitgangspunt van de samenklontering is dat door betere efficiency lagere uitvoeringskosten ontstaan. Zie: Economies of scale. Als risico’s wordt gezien dat het in één concern werkzaam zijn van een zorgverzekeraar en een zorgkantoor het toezicht moeilijker wordt en publieke
40
gelden ‘weglekken' in de private delen van de organisatie. Concurrentie Wedijver tussen bedrijven om op de geleverde producten of diensten winst te maken en de continuïteit van het bedrijf te garanderen. Daartoe staan een bedrijf verschillende strategieën ter beschikking: lagere prijzen dan de concurrent (door middel van kostenverlaging) of een betere kwaliteit, een betere service, een betere naamsbekendheid, unieke producten, een range van met elkaar samenhangende producten, een totaalpakket (‘differentiatie'). De klant is bereid om voor de uniciteit van de producten meer te betalen. ‘Een bedrijf moet altijd aanvallend alle mogelijkheden tot kostenverlaging nastreven zonder dat het differentiatie prijsgeeft. Een bedrijf moet ook alle mogelijkheden tot differentiatie nastreven waar niet teveel kosten mee gemoeid zijn', aldus managementtheoreticus M. Porter in zijn Concurrentievoordeel uit 1985. De overheid beoogt om in de gezondheidszorg en de sociale zekerheid het concurrentiebeginsel in te voeren, met als doel een betere kwaliteit van de producten, een grotere klantvriendelijkheid, lagere kosten. Zie: Gereguleerde concurrentie; Liberalisering; Marktwerking; Knip in de thuiszorg. Constante kosten (Ook: vaste kosten) Kosten die binnen bepaalde grenzen ongevoelig zijn voor veranderingen in de omvang van de activiteiten van de organisatie. De kosten stijgen niet als het aantal activiteiten toeneemt. Zie: Variabele kosten. Constraints Zie: Theory of constraints. Consultatiebureau Organisatie, onderdeel van de jeugdgezondheidszorg, die baby’s en kinderen controleert op groei en eventuele ziekten en voorlichting, raad en advies geeft aan de ouders of verzorgers. Een consultatiebureau arts en een wijkverpleegkundige voeren de werkzaamheden uit. taken zijn onder meer vaccinatie van baby’s en peuters, controle van de groei, van lichamelijke ontwikkelingen. Advisering inzake borstvoeding en opvoeding. Organisatorisch vallen de consultatiebureaus onder de thuiszorg. Ze worden gefinancierd door de gemeente. Zie: Wijkverpleging. Consultatief psychiatrisch verpleegkundige Verpleegkundige in een ziekenhuis die wordt ingeschakeld bij psychiatrische problemen van patiënten die zijn opgenomen wegens lichamelijke klachten. Hij of zij ondersteunt en adviseert de verpleging op de afdeling. Continuïteit van zorg Van continuïteit van zorg wordt gesproken als de patiënt toegang heeft tot al de voorzieningen waaraan hij behoefte heeft gedurende het verloop van zijn stoornis of ziekte (van intensief naar extensief, van cure naar care, van intramuraal naar extramuraal). De
41
hulpverlening volgt de verschillende stadia met een zo nodig wisselend aanbod. Continuïteit van zorg wordt ook als ordeningsprincipe gehanteerd onder de term zorgcontinuüm. Contracteerplicht Verplichting van het zorgkantoor ingevolge de AWBZ en ook van ziekenfondsen ingevolge de Zorgverzekeringswet om een erkende instelling of vrijeberoepsbeoefenaar een budget te gunnen voor de verrichte gezondheidszorgactiviteiten. De contracteerplicht met zorgaanbieders is formeel weliswaar afgeschaft, maar instellingen behouden hun budget, alhoewel wel over de prijs van de zorg wordt onderhandeld. Er is dus geen contracteervrijheid. Zie ook: Zicht op zorg, Wet Toelating Zorginstellingen. Contracteervrijheid Een zorgkantoor, de uitvoerder van de AWBZ, of een zorgverzekeraar kiest op de markt van de gezondheidszorg de instelling of beroepsbeoefenaar die naar zijn idee de beste en goedkoopste – tegen concurrerende prijzen – zorg levert en met wie men een contract wil sluiten om zorg te leveren. Contracteervrijheid en marktwerking gaan samen. Omdat de marktwerking niet volledig is doorgevoerd, is de contracteervrijheid beperkt. Zie: Contracteerplicht, Zicht op zorg, Wet Toelating Zorginstellingen. Contract research organisation (CRO) Bedrijf dat in opdracht van de farmaceutische industrie nieuwe geneesmiddelen test. Deze bedrijven werken wereldwijd. De helft van de nieuwe medicijnen wordt in India en China getest. Coöperatie (Eng.: mutual) (Ook: coöperatieve vereniging) ‘Een vereniging die de bevordering van de stoffelijke belangen van de leden als doel vooropstelt', aldus de wet. De coöperatie exploiteert daartoe een onderneming voor gemeenschappelijke rekening en voor gemeenschappelijk risico van de leden. Voorbeelden: een woningbouwcoöperatie die tot doel heeft de leden van passende woningen te voorzien, financiële coöperaties zoals de Rabobank of Achmea die actief zijn in financiële dienstverlening als leningen, verzekeringen, pensioenen. Het vermogen van de coöperatie wordt gevormd door inleggelden, rechtstreekse (periodieke) bijdragen van leden, reserves. Het verschil tussen een coöperatie en een bij de beurs genoteerde financiële onderneming is hierin gelegen dat ‘het ijkpunt niet bij de financiële voordelen van de aandeelhouders (ligt) maar bij de belangen van de leden, zoals verwoord door het bestuur van de coöperatie'. Door een beursnotering aan te vragen geeft een coöperatie zijn coöperatieve structuur op en komt extra kapitaal binnen bereik, dat mede ten goede kan komen aan de polishouders (demutulisation). De juridische vorm van een coöperatie is in veel gevallen de onderlinge waarborgmaatschappij. Alle zorgverzekeraars hebben als rechtsvorm de onderlinge waarborgmaatschappij. Copayment Zie: Eigen betaling.
42
Coping-effect Het beter leren omgaan met of je aanpassen aan een ziekte na sociaalpsychologische beïnvloeding. Speciale begeleidingsprogramma's beogen dit effect. Ook van alternatieve genezers wordt verondersteld dat ze dit effect met hun handelingen en medicijnen teweegbrengen. Core business Zie: Kernactiviteiten. Corporate governance (Eng.: bestuurlijk toezicht) Opvatting dat in ondernemingen aandeelhouders zich intensiever dienen te bemoeien met strategie en bestuur van de onderneming, en dat bestuurders en commissarissen bereid moeten zijn tegenover de aandeelhouders verantwoording af te leggen over hun beleid. Corporate governance gaat over praktische regels voor ondernemersbestuur, transparantie van het directiebeleid en verantwoording door de commissarissen. De Commissie Corporate Governance – naar zijn voorzitter ook de Commissie-Peters genoemd – heeft zich gebogen over beschermingsconstructies en de positie van de kapitaalverschaffers. Voor de gezondheidszorg werd de Commissie Health Care Governance opgericht. Deze commissie gaf aanbevelingen ter verbetering van bestuur en toezicht van zorginstellingen. Daar uit is mede door de koepelorganisatie van de zorginstellingen is de Zorgbrede Governancecode voortgekomen. Corporate welfare state Vorm van verzorgingsstaat waarin regelingen ter bescherming van burgers tegen de risico's van ziekte of arbeidsongeschiktheid per bedrijfssector zijn geregeld en niet vanuit de centrale overheid. Werkgevers worden verantwoordelijk gesteld voor de financiering van voorzieningen voor hun werknemers en daarmee tegelijkertijd voor hun gezondheid. Zie: Verzekeringsstaat. Corporatisme Het corporatisme staat een staatsvorm voor waarbij de staat gevormd wordt door een maatschappij waarin groepen die gemeenschappelijke belangen hebben organisch samengaan. Kenmerkend is de samenwerking tussen overheid en (vertegenwoordigers van de) samenleving bij de beleidsvorming (zoals bij de SER) en delegatie van staatstaken. De Nederlandse samenleving heeft lange tijd corporatistische trekken gehad. Samenwerking en consensus tussen kapitaal (de werkgevers) en arbeid (de werknemers) en de overheid staan nog steeds centraal. Er waren vele corporatistische instituties, door de staat van macht voorzien, die behalve op functionele lijnen ook op basis van religieuze of socialistische of liberale principes werden georganiseerd. De verzuiling was hiervan de oorzaak: groepen mensen die op basis van hun religieuze of ideologische herkomst zoveel mogelijk in hun eigen kring hun zaken wilden kunnen regelen. De elites van de zuilen maakten in een op overeenstemming gericht overleg afspraken over zaken als onderwijs, gezondheidszorg, lonen en de financiering ervan en de besluitvorming erover. In de gezondheidszorg speelt deze neo-corporatistische ordening nog altijd een
43
rol. De gezondheidszorg is een mix van publieke en private financiering, uitgevoerd door instellingen die in veel gevallen hun oorsprong hebben in de verzuiling. Het proces van besluitvorming in de gezondheidszorg had alle kenmerken van de neo-corporatistische mores. Het zogenoemde maatschappelijk middenveld was sterk vertegenwoordigd in bestuurlijke organen en advieslichamen en was daardoor in staat mee te regeren. De overheid heeft ook bevoegdheden aan belangengroepen gegeven, zoals aan de werkgevers- en werknemersorganisaties. Ondanks de wens ‘het primaat van de politiek' in te voeren, hebben de maatschappelijke groeperingen nog steeds veel invloed op de financiering van de gezondheidszorg en is het moeilijk voor de overheid om veranderingen aan te brengen in de structuur, organisatie en financiering van de gezondheidszorg. Zie: Rijnlands model; Poldermodel. Corporatist welfare state Sociologisch ideaaltype van de verzorgingsstaat (waarvan Nederland een voorbeeld was) waarin de nadruk ligt op: - geen onbelemmerde marktwerking, maar corporatistische arrangementen voor overleg en uitvoering tussen werkgevers en werknemers over lonen, werknemersverzekeringen, pensioenen; - het principe van – relatief gemakkelijk toegankelijke – sociale zekerheid; -het handhaven van statusverschillen (de hoogte van de uitkering is gekoppeld aan het voorafgaande loon); - sterke nadruk op het gezin; - geen actief arbeidsmarktbeleid (werklozen worden niet sterk gestimuleerd om werk te vinden). Zie: Corporatisme; Rijnlands model; Poldermodel. Cost disease Zie: Baumol. Cost sharing Zie: Eigen betaling. Countervailing power (Eng.: tegenwicht) Het bieden van tegenwicht tegen de macht van de zorgaanbieders. Eigenlijk zou de patiënt – als consument – tegenwicht moeten bieden, maar hij kan dit vaak niet vanwege zijn afhankelijkheid van de zorgaanbieder en omdat hij niet rechtstreeks voor de zorg betaalt. De zorgverzekeraar zou kunnen optreden als makelaar namens de verzekerde en zou kunnen onderhandelen over prijs, kwaliteit en kwantiteit van de zorg. De overheid meent dat de verzekeraars deze rol pas op zich zullen nemen als ze financiële risico's gaan dragen. CQ-index Consumer Quality Index. Benchmark-instrument dat ervaringen van cliënten van AWBZ-instellingen meet, analyseert en rapporteert. Op gestandaardiseerde wijze wordt de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van cliënten onderzocht: wat vinden cliënten van zorginstellingen belangrijk en wat zijn hun ervaringen met de zorg. Zie: Benchmarking.
44
Crisiscentrum Onderdeel van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis dat 24 uur per dag mensen opvangt die in een psychiatrische crisis zijn geraakt. De behandeling is kortdurend en gaat uit van de crisisinterventietheorie, die stelt dat een crisis bij uitstek de mogelijkheid biedt om tot gedragsverandering te komen. Een crisis wordt gezien als een verschijnsel van korte duur dat – idealiter – met kortdurende intensieve psychiatrische hulp kan worden overwonnen. Cross-selling Engelse term voor het gegeven dat verzekeringsmaatschappijen in hun aanbod zorgverzekeringen als ‘low interest products’ koppelen aan meer rendabele producten zoals levensverzekeringen, lijfrentes en pensioenen. Curatele Bijzondere wettelijke bescherming van minderjarigen en andere hulpbehoevenden zoals verstandelijk gehandicapten, geestelijk gestoorden, demente bejaarden die niet (meer) in staat zijn om voor hun rechten op te komen en hun belangen te behartigen. Ook vanwege verkwisting of vanwege ‘gewoonte van drankmisbruik', waardoor iemand zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft, de eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, kan iemand door de rechtbank onder curatele worden gesteld. Zie: Onderbewindstelling. Cure (Ook: curatieve zorg) Medische hulp, gericht op genezing of verlichten van handicaps die iemand heeft. Zoals: ziekenhuiszorg, huisartsenhulp, fysiotherapie, verloskundige hulp, geneesmiddelen. Zie: Preventie; Care. Customization (Eng.: ‘op maat', marketingterm) Het voor iedere cliënt naar diens individuele wens aanpassen van producten of diensten die een aanbieder levert. Mass customization houdt in dat grote instellingen die voor massaproductie zijn ingericht, dienstverleners worden die zich richten naar de wens van de individuele klant. Zie: Zorg-op-maat. Cybertherapie Psychotherapeutische hulpverlening via Internet in de vorm van informatie en advies over wat te doen bij psychische klachten, ook via chatsessies en persoonlijk consult door middel van e-mail. Wordt aangeboden door Riaggs (alleen informatie en advies) en door individuele psychologen. Zie: Ehealth.
45
d Dagactiviteitencentrum Organisatie die mensen – (ex-)psychiatrische patiënten – met soms ernstige psychische problemen, met gebrekkige sociale vaardigheden en zonder sociale contacten om zich in de maatschappij te handhaven, overdag opvangt en hen helpt bij het vinden van een dagstructuur, hen ontspanning, ontmoetingsmogelijkheden en activiteiten biedt. Dagbehandeling Opname in een verpleeghuis gedurende de dag, met als doel gebruik te maken van de faciliteiten van het verpleeghuis (revalidatie, fysiotherapie, logopedie, algemeen maatschappelijk werk, afleiding) zonder tot intramurale opname over te gaan. Dagbehandeling (of dagchirurgie) vindt ook plaats in een ziekenhuis, waarbij een medische ingreep plaatsvindt zonder dat iemand wordt opgenomen. Zie: Dagverpleging. Dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten Gedurende de dag of een deel daarvan kan een verstandelijk gehandicapte in een dagverblijf worden verzorgd en eventueel behandeld. De behandeling die wordt geboden is van orthopedagogische, psychologische, psychiatrische aard. Deelnemers worden ebgeleid bij hun activiteiten. Activiteiten kunnen zijn bewegingstherapie, ergotherapie, spel-en muziektherapie; maar ook kan in een social firm worden gewerkt: een zorgboerderij, een horecavoorziening, een kaarsenmakerij e.d. aangeboden. Dagverpleging Na medische behandeling in het ziekenhuis zonder opgenomen te zijn (dagbehandeling of dagchirurgie genoemd), kan iemand weer naar huis. Hij blijft nog een dag in het ziekenhuis voor verdere medische en verpleegkundige hulp en controle, die hij anders als opgenomen patiënt zou krijgen. Dagverpleging lijkt op poliklinische hulp, maar betreft ingrijpender behandeling waarbij meer nazorg nodig is, zoals bij spataderoperaties, liesbreukoperaties. Dagverpleging is een alternatief voor langer durende opname in een ziekenhuis. Zie: Polikliniek. Dagverzorging Opname in een verzorgingshuis gedurende de dag, met als doel om ouderen hulp en afleiding te bieden en, als er een partner is, deze te ontlasten van de dagelijkse zorg. DALY's (Eng.: Disability-Adjusted Life Years) De resterende levensjaren die iemand met een handicap moet leven. Variant op QALY's, die van het aantal resterende levensjaren de kwaliteit – het gewicht dat toegekend wordt aan een bepaalde ziekte of aandoening of handicap – aangeven. DALY's geven het tegenovergestelde aan: hoe hoger het aantal DALY's, des te groter het aantal jaren dat iemand met ernstige ziektelast heeft te kampen.
46
DBC-grouper Centraal landelijk computersysteem dat vanuit het Ziekenhuis Informatie Systeem (ZIS) te benaderen is.De Grouper leidt DBC-zorgproducten en add-ons (de separaat declarabele prestaties) af uit de zorginformatie die de ziekenhuizen invoeren. De zorgaanbieder voorziet de retourinformatie zelf van een prijs (de met de zorgverzekeraar bij het contract over de inkoop afgesproken prijs) en declareert de zorg bij de zorgverzekeraar of de patiënt. DBC-Onderhoud Stichting die verantwoordelijk is voor een goed werkend systeem van diagnosebehandelingscombinaties (DBC’s). De stichting heeft ten doel het kwalitatief doorontwikkelen, instandhouden en beheren van de DBCsystematiek en de individuele diagnosebehandelingcombinaties. De stichting volgt de ontwikkelingen in de medisch specialistischezorg waarbij zij zorg draagt voor de vertaling van deze ontwikkelingen in de DBC-systematiek. DBCvoorstellen die hieruit voort komen kunnen ertoe leiden dat door aanbieding bij de Nederlandse zorgautoriteit en het College voor Zorgverzekeringen onder andere medische innovaties typeerbaar en declareerbaar worden en daarmee in bepaalde situaties onderhandelbaar tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Zij draagt er tevens zorg voor dat obsoleet geworden medisch specialistische behandelingen niet meer getypeerd en daardoor niet meer gedeclareerd kunnen worden door een voorstel tot het schrappen van een DBC voor te bereiden ten behoeve van de Nederlandse zorgautoriteit en het College voor Zorgverzekeringen. De stichting draagt voorts zorg voor het actueel en herkenbaar en werkbaar houden van het systeem, het aanpassen van de productstructuur aan de ontwikkeling van de zorgprofielen en daarmee gemoeide kostprijzen en normtijden. Aldus de statuten van deze stichting. Decentralisatie Overheidsbestuur dat gespreid is over regio's (regionale decentralisatie), over steden (territoriale decentralisatie; bijvoorbeeld in de sociale zekerheid de uitvoering van de Algemene Bijstandswet of in de zorg via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) of over organisaties (functionele decentralisatie, zoals bij de uitvoering van bepaalde socialezekerheidswetten). Decker Kohll-arrest Uitspraak van het Europese Hof in Luxemburg (van 28 april 1998) dat een zorgverzekeraar in het buitenland verrichte medische handelingen moet vergoeden, ook al heeft de cliënt niet van tevoren om toestemming gevraagd. Genoemd naar de Luxemburger Decker, die een bril in België kocht, en zijn landgenoot Kohll, die het gebit van zijn dochter door een Duitse kaakchirurg liet corrigeren. Uitgangspunt bij deze uitspraak is dat het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de Europese Unie niet mag worden belemmerd. De vrees bestaat dat medisch toerisme gaat ontstaan, met als gevolg dat geld van een nationale gezondheidszorg weglekt naar het buitenland. Decommodificatie Het verminderen van de afhankelijkheid van de burger van de markt. Zie: Verzorgingsstaat.
47
Deconcentratie Het vervangen van intramurale zorg door allerlei vormen van min of meer zelfstandig wonen of kleinschalig groepswonen, zoals zelfstandige woningen in een dorp of stad of sociowoningen. Zowel bij algemene psychiatrische ziekenhuizen als bij verpleeg-en verzorgingshuizen en de gehandicaptenzorg treft men deconcentratie aan. Dekkingsplafond De schade die verzekerd is, wordt slechts gedekt tot een bepaald niveau. De verzekerde zal zelf voor een deel van de kosten ten gevolge van de schade moeten opdraaien. Deregulering Het afschaffen, vereenvoudigen en verminderen van overheidsregels om kostenefficiëntie en beleidseffectiviteit te bevorderen. Een doel is ook om de marktwerking niet te belemmeren door onnodige, concurrentie verstorende regels en de daarmee gepaard gaande hoge toetredingsdrempels en hoge administratieve uitgaven van bedrijven en instellingen. Zie: Regulering. Design for all (Eng.: voor iedereen ontwerpen) Het ontwerpen en realiseren van producten die niet specifiek voor mensen met handicaps gemaakt zijn, maar wel goed door hen gebruikt kunnen worden. Diagnose Uitkomst van een medisch onderzoek dat is gericht op het verklaren van klachten en verschijnselen. Op grond van de diagnose komt de arts tot een therapie. Diagnosebehandelingcombinatie (DBC) Definiëring van medisch handelen – voortvloeiend uit de procesgerichte benadering – waarin de zorgvraag van de patiënt (de diagnose van zijn klacht) en de behandeling van zijn klacht met elkaar worden verbonden en in één productdefinitie samenhangend onder woorden worden gebracht. Dit wordt ook producttypering genoemd. De statuten van de Stichting DBC-Onderhoud formuleren het als volgt: “Typering van de medisch specialistische zorg volgens een methodiek waarbij de zorgvraag (diagnose) wordt gekoppeld aan de daartoe geleverde zorgprestatie (diagnostiek, behandeling en begeleiding). Met DBC’s worden prestaties vastgelegd in landelijk eenduidig geformuleerde zorgproducten die wettelijk in (beleids)regels worden verankerd. Aan de DBC’s wordt mede een financiële component toegerekend, die een weergave is van de tijdbesteding van de medisch specialist en de ondersteunende middelen die benodigd zijn voor de uitvoering van de DBC’s”). Zie: DBC-Grouper; DOT. Diagnosis related groups (Am.) Uit de Amerikaanse gezondheidszorg afkomstig concept waarbij patiënten met dezelfde diagnose worden onderverdeeld in groepen. Voor elke groep wordt een vast gemiddeld bedrag voor de behandeling vastgesteld dat een ziekenhuis krijgt, ongeacht de vraag of de kosten van
48
behandeling en verpleging en verzorging hoger of lager zijn. Diagnostic Statistical Manual for Mental Disorders (kort: DSM) Handboek waarin psychiatrische ziektebeelden en hun symptomen worden beschreven. Het gaat inmiddels om tegen de driehonderd verschillende psychiatrische stoornissen. Diëtist Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg met als taak het geven van adviezen over voeding en de samenstelling van iemands dagelijkse maaltijden en het toezicht houden op dieetkeukens. DigiD Van: digitale identiteit. Voor zaken die men met de overheid via internet wil regelen maakt men gebruik van een DigiD inlogcode. In de gezondheidszorg bruikbaar in het BIG-register; het Donor-register en per april 2010 bij het Centrum Indicatiestelling zorg om een digitaal aangevraagde indicatie te ondertekenen. Disease management (Eng.: ziektebeheer) Het zodanig organiseren van de zorg rondom een patiënt dat hij optimaal geholpen wordt tegen zo laag mogelijke kosten. Het gaat dan om een bepaald ziektebeeld waarbij meerdere zorgaanbieders betrokken zijn. Onderdeel van managed care. Zie: Selectieve contractering. Doelgericht veranderen Beleidsdocument uit 1989 van het ministerie van Volksgezondheid. Het document onderschreef de opvattingen over een te voeren gezondheidszorgbeleid van de Commissie-Dekker in haar rapport Bereidheid tot verandering. Doelmatigheid (Eng.: efficiency; Ned.: efficiëntie) Een organisatie is doelmatig wanneer de beoogde doelen (zie: Doeltreffendheid) tegen de laagst mogelijke kosten worden bereikt. Of: om bij gegeven middelen met behoud van kwaliteit maximaal te produceren. ‘Een instelling functioneert doelmatiger naarmate deze erin slaagt met dezelfde input meer output in de vorm van aan de klant geleverde zorguren te leveren', aldus het COTG. Er wordt een onderscheid gemaakt naar diverse soorten doelmatigheid: - technische efficiëntie (bij een gegeven productieproces met zo min mogelijk input realiseren van een maximale output); - factor-prijsefficiëntie (zo voordelig mogelijk produceren); - kostenefficiëntie (omvang van de productie waarbij de gemiddelde productiekosten zo laag mogelijk zijn); - allocatieve efficiëntie (zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding in relatie tot een zo goed mogelijke aansluiting van de producten bij de wensen van de gebruiker); - dynamische efficiëntie (door innovaties totstandbrenging verlaging van kosten en bevordering van de kwaliteit van de producten).
49
Doelmatigheidsaanpak Algemene term voor de gedachte dat ten gevolge van het verbeteren van de logistiek en door gezamenlijke inkoop doelmatiger, dat wil zeggen zuiniger met de financiële middelen kan worden omgesprongen. Doeltreffendheid (Eng.: efficacy; Ned.: effectiviteit) Het behalen van het beoogde effect van een preventieve actie, een medische interventie of de zorg die een zorgorganisatie geeft, namelijk behalen van gezondheidswinst, vergroting van de kwaliteit van leven. Zie: Doelmatigheid. Domotica (Samentrekking van domus (huis) en robotica) Allerlei elektronisch gestuurde voorzieningen moeten ouderen en gehandicapten in staat stellen langdurig zelfstandig te wonen. Ook: thuistechnologie. Donor Persoon die zich bereid heeft verklaard om een orgaan of lichaamsweefsel af te staan ten behoeve van de genezing van anderen. Van ‘transplantatie' is sprake wanneer een orgaan of weefsel van de ene persoon naar een andere persoon wordt overgebracht. ‘Explantatie' van organen is het uitnemen van een orgaan uit iemands lichaam. Men spreekt van explantatie ex vivo als iemand tijdens zijn leven een orgaan (bijvoorbeeld een nier) afstaat. Zie: Wet op de orgaandonatie. Donorcodicil Iemands schriftelijke toestemming dat hij bereid is na zijn dood donor te zijn. Donorregister Het donorregister registreert welke mensen bereid zijn orgaanof weefseldonor te worden. Aan menselijke organen ten behoeve van transplantatie is veel behoefte. Zo wachten 1.100 mensen op een nier en tientallen op een lever, een hart of long. In 1998 zijn alle Nederlanders boven de achttien jaar in één keer benaderd met de vraag of ze donor wilden worden. Zie: Donor; Wet op de orgaandonatie; Nederlandse Transplantatie Stichting. Dopingautoriteit DOT Afkorting van DBC’s op weg naar transparantie. Het DBC-systeem werd in 2005 ingevoerd. Sindsdien zijn knelpunten in het systeem ontdekt en is het verbeterplan “Eenvoudig beter” (mei 2006) opgesteld. DBC Onderhoud heeft het Verbeterplan nader uitgewerkt in een plan voor vernieuwing van het DBC systeem en heeft dit plan “DBC’s Op weg naar Transparantie” (DOT)genoemd. De kern van het verbeterplan is:
50
1. Ontwikkeling van een nieuwe zorgproductstructuur op basis van uniforme diagnoseclassificatie (ICD10) in een diagnoseclassificatiesysteem. 2. Aanpassing van de registratie van de geleverde zorg. Zie: DBC Grouper. Drempelfranchise Zie: Eigen risico. Drugs Informatie en Monitoring Systeem (kort: DIMS) Werkwijze om de aanbodkant van de drugsmarkt te volgen en indien gewenst preventieactiviteiten (bijvoorbeeld een waarschuwingscampagne) uit te voeren. Zie: Verslavingszorg. Dubbele vergrijzing Dubbele vergrijzing houdt in dat er meer 65-plussers zullen zijn en vanwege de hogere levensverwachting meer mensen met een zeer hoge leeftijd. De veronderstelling is dat de vraag naar gezondheidszorg daardoor groeit, waardoor de kosten van de gezondheidszorg zullen stijgen en een steeds grotere claim gelegd zal worden op het nationale inkomen. Deze veronderstelling roept vragen op over de toekomstige betaalbaarheid van de gezondheidszorg. Dwangbehandeling (Ook: dwangverpleging) Het nemen van vrijheidsbeperkende maatregelen (kort M&M, middelen en maatregelen genoemd, zoals onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis, opsluiten, gedwongen gebruik van een – sederend, kalmerend – medicijn, vastbinden van een patiënt op zijn bed) tegen de wil van betrokkene, op grond van de overweging dat hij zichzelf of anderen letsel kan toebrengen. Dwangverpleging wordt geregeld via de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen. Deze wet geldt ook voor verpleeghuizen waar demente ouderen wonen. Men spreekt van ‘ambulante dwangbehandeling' als een patiënt thuis verplicht wordt kalmerende medicijnen te gebruiken. Over de voorwaarden waaronder dit mogelijk zou moeten worden, moet de discussie nog gevoerd worden.
51
e
Early warning systeem (EWS) Verplichte tijdige melding bij de Nederlandse Zorgautoriteit van problemen die in een zorgorganisatie de continuïteit van cruciale zorg kunnen verhinderen. Cruciale zorg is (volgens de Nederlandse Zorgautoriteit) “zorg die voor alle consumenten ten allen tijde in voldoende mate beschikbaar moet zijn”. Doel is dat zorgorganisaties problemen tijdig signaleren en zelf bijsturen en daardoor voorkomen dat de instelling, en daarmee de cruciale zorg, in gevaar komt. Echelonnering Dit begrip werd voor het eerst gebruikt in de Structuurnota Gezondheidszorg uit 1974. Doel van de introductie van de term was om ordening aan te brengen in de gezondheidszorg. Een echelon is een afdeling, een sector. Het eerste echelon wordt gevormd door de niet-specialistische voorzieningen, zoals de huisarts en het onderdeel kruiswerk (wijkverpleging) van de thuiszorg en fysiotherapie. Het tweede echelon omvat de meer gespecialiseerde voorzieningen. In de lichamelijke gezondheidszorg de poliklinische specialistische hulp, het ziekenhuis en het verpleeghuis. In de geestelijke gezondheidszorg de ambulante geestelijke gezondheidszorg, het psychiatrisch ziekenhuis en de inrichtingen voor gehandicapten en het verpleeghuis voor psychisch gestoorde ouderen. In het nulde echelon verzorgt iemand zichzelf zonder een arts te raadplegen. Echelonnering wordt nu niet meer gebruikt als ordeningsprincipe voor de gezondheidszorg. Elkaar overlappende zorgvormen (waarbij in de thuissituatie zorg wordt geboden die voorheen alleen in het tweede echelon werd geboden), zorgvernieuwing, transmuralisering, deconcentratie van voorzieningen (zoals in de geestelijke gezondheidszorg en ook van verpleeghuizen) hebben het systeem ondergraven dat men voor ogen had. Zie: Compartimentering. Economie van de gezondheidszorg Deelgebied van de economie, waarbij het specifieke terrein van de gezondheidszorg met behulp van economische theorieën wordt bestudeerd. In de gezondheidseconomie gaat het om inzicht in de wijze van voortbrenging, financiering en verdeling van de gezondheidszorg. Specifieke thema's zijn, aldus Lapré e.a. (1999): - de onzekerheid bij gebruikers en aanbieders en financiers van gebruik, aard en omvang van de zorg; - ongelijkheid (de ‘asymmetrie') van informatie bij de verschillende deelnemers; - de afwezigheid van concurrentie, waardoor het prijsmechanisme niet werkzaam is; - vanwege afwezigheid van het prijsmechanisme wordt gemakkelijker gebruikgemaakt van de zorg (moral hazard); - aanbieders van zorg hebben verschillende belangen (ze zijn belangenbehartiger van de gebruiker, maar hebben ook een persoonlijk
52
economisch belang); - de zorgverlener is vanwege zijn kennisoverwicht in staat om de omvang van de zorgvraag te beïnvloeden (aanbodgeïnduceerde vraag); - de zorg is zeer heterogeen, ze komt vaak in persoonlijk contact tussen zorgvrager en arts tot stand; - de overheid stimuleert de zorgvraag door preventie te benadrukken – de overheid grijpt bijvoorbeeld in bij besmettelijke ziekten; - de overheid grijpt in omdat ze de regie wil hebben in de gezondheidszorg: vanwege de marktonvolkomenheden, vanwege politiek-normatieve uitgangspunten zoals het solidariteitsbeginsel en vanwege kostenoverwegingen; - de gezondheidszorg zit vol met ethische vraagstukken (euthanasie, abortus, grenzen van onderzoek en behandeling). Zie: Collectieve sector; Gezondheidszorg; Markt voor gezondheidszorg; Marktwerking; Verzorgingsstaat; Verzekeringsstaat. Economie van de overheid Ook ‘economie van de publieke of collectieve sector' of ‘leer der openbare financiën' genoemd. Dit onderdeel van de economie bestudeert het functioneren en de invloed van de overheid in de economie. De economische aspecten van de totstandkoming, de uitvoering en de gevolgen van het overheidsbeleid worden onderzocht: de overheidsuitgaven, de beleidsanalyses, de politieke besluitvorming, het bestuur, de organisaties die het beleid uitvoeren. Zie: Budgetmechanisme; Publieke sector; Collectieve sector. Economies of power Grootschalige bedrijven of instellingen zijn beter in staat om hun bestaansrecht te handhaven en te continueren en countervailing power te geven dan kleine organisaties. De onderhandelingspositie met leveranciers (bij inkoop van goederen) of (bij instellingen voor gezondheidszorg) met subsidiënten (bij het verwerven van een zo groot mogelijk aantal declareerbare productiedagen en subsidies) is sterker. De beschikking hebben over meer (financiële) middelen maakt organisaties sterker en weerbaarder tegen de onzekerheden van en de fluctuaties in de markt en (in de gezondheidszorg) in het overheidsbeleid. Grootschaligheid versterkt de strategische positie van de organisatie. Zie: Economies of scale; Economies of scope. Economies of scale Met de Engelse term economies of scale wordt bedoeld dat grootschaligheid van bedrijven leidt tot kostenbesparing. Schaalvoordelen leiden tot een toename van de omzet per werknemer. Ook bij grote instellingen voor gezondheidszorg, zoals ziekenhuizen, of bij grote ziektekostenverzekeraars zijn de gemiddelde kosten per eenheid van product lager dan bij kleine instellingen, zo wordt verondersteld. De schaalgrootte zou dus de doelmatigheid van de instelling bepalen. Van diseconomies of scale is sprake wanneer de schaalgrootte hogere kosten met zich meebrengt als gevolg van de uitoefening van de controle door het management. De benutting van de productiefactoren is niet meer optimaal en de kosten per eenheid van product stijgen. Een optimale schaalgrootte is dus de best mogelijke omvang van de
53
organisatie; voorbij deze schaalgrootte gaan de kosten per eenheid product stijgen. In de gezondheidszorg bestaat evenwel het Baumoleffect, waarbij de kosten per eenheid product veel harder stijgen dan het algemeen prijsniveau. Van Zijp (1997) stelde voor de verpleeghuiszorg vast dat economies of scale daar niet van toepassing is. Sommigen zijn van mening dat schaalvergroting leidt tot meer bureaucratische rompslomp. Anderen zijn van mening dat door schaalvergroting – met name bij ketenzorg – de zorg voor de cliënt in de diverse fasen van zijn gang door het gezondheidszorgcircuit beter kan worden georganiseerd. Zie: Transmurale zorg; Transmuraal zorgconcern; Economies of power; Economies of scope. Economies of scope Strategie van een bedrijf of instelling om efficiëntievoordeel te realiseren door het produceren van verschillende, ongelijksoortige producten of diensten. In de zorg het bedenken en implementeren van nieuwe zorgvormen. Zie: Economies of power; Economies of scale. Economisering van de gezondheidszorg Beïnvloeding van de medische behandelrelatie door argumenten en belangen van het bedrijfsleven te laten meewegen. Voorbeelden: snellere hulp voor mensen die werken; voorrang bij wachtlijsten van mensen die werken. Zie: Tweedeling. Van economisering wordt ook gesproken als bedoeld wordt dat medici en andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg leveranciers van diensten of producten met een bepaalde prijskwaliteitverhouding zijn, waarbij verondersteld wordt dat de doelmatigheid van de medische productie kan worden verbeterd door het invoeren van concurrentie tussen de producenten. Eed van Hippocrates Hippocrates was een Griekse arts, die gezien wordt als de grondlegger van de geneeskunde. Zijn ethische opvattingen over zijn ‘kunst' verwoordde hij in ‘de eed van Hippocrates'. Van de eed van Hippocrates werd de eed afgeleid die artsen in Nederland aflegden vanaf 1878 tot eind 1997 (bij de invoering van de Wet BIG): ‘Ik zweer (of beloof) dat ik de geneeskunst volgens de daarop wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of ter mijner kennis is gekomen, tenzij mijn verklaring als getuige of deskundige in regten gevorderd of ik anderszins tot het geven van mededeeling door de wet verpligt worde. Zoo helpe mij God Almagtig (Dat beloof ik).' Via de Wet BIG zijn artsen en andere beroepsbeoefenaren of werknemers in de gezondheidszorg gehouden aan wettelijke regels omtrent hun bevoegdheden en hun gedrag. Eén-loketgedachte Mensen die oud zijn of een handicap hebben, moeten bij één kantoor alle hulp en zorg die ze nodig hebben kunnen (laten) regelen: woningaanpassing of een andere woning, een indicatie voor zorg. De éénloketgedachte bestaat ook in de sociale zekerheid: mensen die werkloos zijn
54
geworden ten gevolge van ziekte of arbeidsongeschiktheid, moeten op één adres informatie krijgen, hun uitkering kunnen regelen en hulp krijgen bij het vinden van ander werk. Zie: Centrum voor Werk en Inkomen. Eerstelijnsgezondheidszorg Eerstelijnsgezondheidszorg omvat de hulpverlening waar iemand het eerst mee in contact komt als hij zorg nodig heeft: de huisarts, de thuiszorg, het algemeen maatschappelijk werk. Deze kunnen doorverwijzen naar de tweede lijn: de medisch specialist in het ziekenhuis, de fysiotherapeut, de psychische, sociale en psychiatrische hulpverlening van de Riagg. Effectiviteit (Eng.: efficacy, werkzaamheid, doeltreffendheid) Bedrijfseconomische term die aanduidt dat met de manier waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd een bepaald resultaat wordt behaald. Normen voor een goed resultaat zijn: flexibiliteit, slagvaardigheid, korte doorlooptijden en de kwaliteit van de productieprocessen. Zie: Doeltreffendheid; Rendement; Benchmarking. Het begrip wordt ook gebruikt om de doeltreffendheid van een medische behandeling te bepalen: de in de praktijk van het medisch handelen te behalen gezondheidswinst. Efficiëntie (Eng.: efficiency) Zie: Doelmatigheid. Egalisatiefonds Zie: Budgetfinanciering. Egalitaire-behoeftebeginsel Personen met een gelijke behoefte moeten gelijke (medische) behandeling en zorg ontvangen. Zie: Egalitarisme. Egalitarisme (Frans: égalité, gelijkheid) Politiek-filosofische stroming die uitgaat van de gelijkheid tussen mensen, van rechtvaardigheid en van solidariteit. Voor de gezondheidszorg betekent dit dat de gezondheidszorginstellingen voor eenieder in gelijke mate toegankelijk moeten zijn, ongeacht iemands inkomen of het feit dat men al dan niet deelneemt aan het arbeidsproces en dat eenieder naar draagkracht bijdraagt aan de kosten van de gezondheidszorg. Zie: Liberalisme; Utilitarisme; Solidariteit; Solidariteitsbeginsel; Tweedeling; Equity. Eigen betaling (Eng.: copayment) Algemene term die aangeeft dat een verzekerde een deel van de kosten van de zorg waar hij aanspraak op maakt zelf moet betalen. Zie: Eigen bijdrage; Eigen risico aan de voet; Procentuele bijbetaling; Maximumvergoeding; RAND-ziektekostenverzekeringsexperiment. Eigen bijdrage (Eng.: cost sharing, out-of-pocket payment of patient charge;
55
Vlaams: remgeld) Eigen betaling (copayment) is de algemene term waarmee wordt bedoeld dat de verzekerde een deel van de kosten van de verstrekking waar hij volgens de verzekeringspolis recht op heeft zelf moet betalen. Er zijn veel soorten eigen betalingen: eigen bijdragen, eigen risico aan de voet, procentuele bijbetaling, maximumvergoeding. Eigen bijdrage betekent dat de verzekerde een bedrag dat al dan niet afhankelijk is van de kosten van de verstrekking moet betalen, of een vast percentage, afhankelijk van de kosten van de verstrekking. Bijvoorbeeld een bedrag per ligdag in het ziekenhuis of een percentage van de kosten daarvan. De achterliggende bedoeling is om de kosten van de gezondheidszorg te beheersen door de verzekerde een eigen financieel risico te laten dragen: voor ziekenvervoer, hulpmiddelen, bevalling en kraamzorg, geneesmiddelen, tandheelkunde, fysiotherapie, oefentherapie, thuiszorg, verzorging en verpleging in een verzorgings-of verpleeghuis. Doel is de bevordering van terughoudend gebruik. Onderzoek geeft aanleiding tot de veronderstelling dat eigen betalingen tot een lager gebruik van medische zorg en lagere ziektekosten leiden. Ze leiden vooral tot het minder inroepen van medische hulp bij minder ernstige problemen. Zie: RAND-ziektekostenverzekeringsexperiment. Hoe hoger het deel dat de patiënt zelf moet betalen, hoe groter de prijsgevoeligheid. Bij een verhoging van de eigen betaling met 10% daalt het gebruik met 2% (Lapré e.a. 1999). Er worden ook nadelen verondersteld. Er bestaat het gevaar van het wegvallen van noodzakelijke zorg, dat negatieve gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid vanwege de uitgestelde of niet-gebruikte zorg. Eigen risico Het bedrag waarvoor iemand bij schade zelf opdraait. Bij zor verzekering gaat het om een algemeen eigen risico als basisbedrag per polis. Dat wil zeggen dat iemand eerst tot een bepaald bedrag schade moet hebben geleden, alvorens de verzekeraar tot vergoeding overgaat. Zie: Eigen betaling; Eigen bijdrage. Eigen risico aan de voet (Eng.: deductible) Vorm van eigen betaling bij ziekte die inhoudt dat de verzekerde de eerste x euro’s van de kosten van welke verstrekking dan ook zelf moet betalen, bijvoorbeeld € 100,–. Ook kan dit per polis per jaar worden vastgesteld. Zie: Eigen bijdrage. Electieve zorg Planbare ziekenhuiszorg. Staat tegenover acute zorg. Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) Elektronisch systeem waarbij zorgverleners medische gegevens digitaal kunnen uitwisselen. In het dossier staan de gezondheidsproblemen, de diagnoses, de verrichte behandelingen en het medicijngebruik van een patiënt. Embryowet Deze wet van 20 juni 2002 stelt voorwaarden en grenzen aan het
56
gebruik van geslachtscellen en embryo's. De wet verbiedt het klonen van mensen, geslachtskeuze en het tot stand brengen van mens-diercombinaties. Ook verbiedt de wet het erfelijke kernmateriaal van geslachtscellen of embryo's te wijzigen. Geslachtscellen en embryo's die niet langer voor de eigen zwangerschap worden gebruikt (bijvoorbeeld na IVF) mogen wel worden gebruikt voor donatie, voor het in kweek brengen van embryonale stamcellen en voor wetenschappelijk onderzoek. Degenen van wie de geslachtscellen afkomstig zijn of degenen voor wie het embryo oorspronkelijk was bestemd, moeten hiervoor toestemming verlenen. De Embryowet verbiedt het speciaal voor wetenschappelijk onderzoek kweken van embryo's. Dit is uit respect voor het menselijk leven. Dit algehele verbod kan op den duur vervallen als zou blijken dat onderzoek met embryo's een geneesmiddel kan opleveren tegen ernstige ziekten zoals Parkinson of Alzheimer. Op grond daarvan kan de regering een nieuwe morele afweging maken. Het verbod kan met een Koninklijk Besluit ongedaan worden gemaakt. Een wijziging van wet is hiervoor niet nodig. Het toezicht op de naleving van deze wet wordt uitgeoefend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Endogene risicofactoren Gezondheidsrisico's worden onderscheiden in endogene en exogene risicofactoren. Endogene risicofactoren hebben te maken met genetische factoren (zoals het Downsyndroom) en met eigenschappen waarmee iemand in de loop van zijn leven wordt geconfronteerd, zoals een hoge bloeddruk, klachten aan het bewegingsapparaat, hart-en vaatziekten. Zie: Exogene risicofactoren. Epidemiologie Wetenschap die theorieën ontwikkelt en onderzoek doet om inzicht te verkrijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking of van een bepaalde bevolkingsgroep (van een wijk of van een bepaalde leeftijd) of van een bepaald verschijnsel (drankgebruik, medicijngebruik, seksueel gedrag). De epidemiologie maakt gebruik van kwantitatieve methoden, zoals tellen en meten van verschijnselen, gekoppeld aan kansberekening, met betrekking tot ziekte, gezondheid en geneeskundige interventies. Haar doel is om samenhangen vast te stellen, bijvoorbeeld tussen leefwijze en het voorkomen van ziekten. Men spreekt in dit verband van de ‘mathematisering van de medische wetenschap'. Zie: Wet Bevolkingsonderzoek. Equity (Eng.: rechtvaardigheid) Term die wordt gebruikt om een van de doelstellingen van de (Nederlandse) gezondheidszorg aan te geven, namelijk een rechtvaardige verdeling van de zorg. Zie: Egalitarisme. Equivalentiebeginsel (Eng.: experience rating) (Ook: verzekeringsbeginsel) Tussen de premie voor een (zorg)verzekering en het risico dat verzekerd is, bestaat actuariële gelijkwaardigheid. Dat wil zeggen dat er een verband bestaat tussen de schade die verwacht wordt, de hoogte van de premie die de verzekerde moet betalen en het risico dat de verzekeringsmaatschappij loopt dat er schade geclaimd wordt. Er is gelijkwaardigheid tussen de
57
premieverplichting, de risico's die gedekt worden en de prestatie (de uitkering in geld). Zie: Solidariteitsbeginsel. Ergotherapeut Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die onderzoekt of en in welke mate een patiënt ten gevolge van ziekte of handicap belemmeringen ondervindt in zijn dagelijks leven of bij zijn werk. Hij probeert vervolgens de belemmeringen op te heffen met behulp van oefeningen, hulpmiddelen of aanpassingen. Hij geeft ook adviezen aan een patiënt of diens omgeving omtrent aanpassingen in de woon-, leef-of werkomgeving. Erkenning Een beschikking, afgegeven op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen aan een instelling voor gezondheidszorg, zoals een ziekenhuis, een verpleeghuis, een instelling voor gehandicaptenzorg. Ervaringsdeskundige Ervaringsdeskundigen zijn mensen die de problemen van hun cliënten uit eigen ervaring kennen, weten welke oplossingen in de hulpverlening het meest geschikt zijn en ook weten hoe deze hulpvragers door de hulpverlener bejegend willen worden. Hun ervaring met bepaalde problemen verschaft hun de kennis en kundigheden die hulpverleners die opgeleid zijn via een reguliere opleiding, niet hebben. Europees Sociaal Handvest In deze in 1961 in Turijn gesloten overeenkomst tussen Europese landen worden de beginselen ten aanzien van Sociale zekerheid en Gezondheidszorg genoemd. Met betrekking tot het ‘Recht op sociale en geneeskundige bijstand' verplichtten de landen zich in artikel 13 tot het ‘waarborgen dat eenieder die geen toereikende inkomsten heeft en niet in staat is zulke inkomsten door eigen inspanning of met andere middelen te verwerven, in het bijzonder door uitkeringen krachtens een stelsel van sociale zekerheid voldoende bijstand verkrijgt en in geval van ziekte de voor zijn toestand vereiste verzorging geniet'. Zie: Grondrechten; Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Euthanasie (Gr.: zachte dood) De arts helpt de ernstig zieke met medicijnen en andere middelen om het stervensproces te versnellen. Euthanasie is, evenals hulp bij zelfdoding, verboden, alhoewel hulp bij het sterven gedoogd wordt en het openbaar ministerie slechts bij uitzondering overgaat tot vervolging. Euthanasie en hulp bij zelfdoding blijven in principe strafbaar, maar voor een arts die aan alle zorgvuldigheidseisen voldoet en de meldingsplicht vervult, geldt de strafwet niet. Regionale toetsingscommissies moeten beoordelen of de arts zich aan de zorgvuldigheidseisen heeft gehouden. Indien dit niet het geval is, volgt melding bij het openbaar ministerie en bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
58
Evidence based medicine (Eng.: op bewijzen (onderzoek) gebaseerde geneeskunst) Term voor medische verrichtingen en geneesmiddelen die klinisch-wetenschappelijk onderzocht zijn en waarvan bewezen is dat ze effectief zijn. Evidence based medicine kan een hulpmiddel zijn bij managed care. Sinds 1992 wordt internationaal samengewerkt om de resultaten van medisch-wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van behandelingen te verzamelen, te analyseren en te verspreiden. Zie: Medische besliskunde. Ex-ante risicoverevening Jaarlijks krijgen zorgverzekeraars een budget toegewezen vanuit het zorgverzekeringsfonds, waarbij rekening gehouden wordt met het risicoprofiel van de verzekerden bij een zorgverzekeraar. Wanneer de totale zorguitgaven van een jaar afwijken van de raming vindt macronacalculatie (‘ex post compensatie’) plaats. Exogene risicofactoren Gezondheidsrisico's die mensen lopen door invloeden van buitenaf. Tot de exogene risicofactoren behoren zogenoemde ‘negatieve milieufactoren' (zoals lawaai, straling, luchtvervuiling), roken, lichamelijke inactiviteit, een lage consumptie van fruit en een hoge consumptie van onverzadigd vet. Zie: Endogene risicofactoren. Expansie van ziekten Toename van ziekten bij stijgende levensverwachting, met name aandoeningen aan het bewegingsapparaat, chronische luchtwegaandoeningen en chronische hart-en vaataandoeningen. Zie: Compressie van ziekten. Experienced consent Zie: Informed consent. Expertisecentrum (Ook: kenniscentrum) Instelling die, bijvoorbeeld als apart onderdeel van een ziekenhuis (met een eigen rechtspersoon) gespecialiseerd is in het onderzoeken en behandelen van aandoeningen die bij bepaalde beroepsgroepen vaak voorkomen, zoals bij bouwvakkers of dansers. Deze centra worden bekostigd door de werkgevers van de patiënten en niet door de zorgverzekeraars. Zij hebben tot doel om langdurig ziekteverzuim ten gevolge van hoge wachtlijsten te voorkomen. Het onderzoek vindt plaats in de avonduren en in de weekends. Expertisecentra zijn er ook voor chronisch zieken. Zij kunnen daar informatie krijgen over hun ziekte en de mogelijkheden van hulpverlening. Zie: Bedrijvenpoli; Tweedeling in de gezondheidszorg. Extramurale gezondheidszorg (Ook: extramurale hulpverlening) Algemene term voor hulpverlening buiten de muren van een instelling of tehuis. Deze hulp kan weer onderverdeeld worden in: 1 vrije beroepsbeoefenaren: huisartsen, verloskundige hulp, tandheelkundige hulp, paramedische hulp;
59
2 thuisverpleging en verzorging: thuiszorg (verzorging en verpleging, kraamzorg), persoonsgebonden budget; 3 overige: algemeen maatschappelijk werk. Zie: Intramurale gezondheidszorg; Semi-murale gezondheidszorg. Extramuralisering Het streven om buiten de muren van een intramurale instelling (waarin iemand opgenomen wordt) in de eigen woning gelijkwaardige zorg te bieden. Ook gebruikt om de verschuiving van intramurale zorg naar een minder intensieve zorginstelling aan te geven: ziekenhuiszorg in een verpleeghuis; verpleeghuiszorg in een verzorgingshuis; verzorgingshuiszorg in een aanleunwoning. Zie: Substitutie. f Facetbeleid Beleid van de overheid dat is gericht op gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering buiten de sector van de gezondheidszorg. Het gaat hierbij niet direct om voorzieningen op het terrein van de gezondheidszorg, maar om allerlei maatregelen op het terrein van verkeer, onderwijs, de bouw, die ervoor zorgen dat mensen niet onnodig ziek worden of risico's lopen. Zie ook: Arbowet. Farmaceutisch preparaat Ander woord voor geneesmiddel, meestal in grootverpakking verkocht. Farmaceutisch specialité Geoctrooieerd geneesmiddel. Zie: Generieke geneesmiddelen. Farmaceutische zorgprestaties Apothekers dienen zich in opdracht van de overheid te ontwikkelen tot zorgverlener. Dat houdt in dat apothekers niet enkel de op recept aangegeven medicijnen overhandigen maar ook instructies van geneesmiddel gerelateerde hulpmiddelen geeft, medicatiebeoordelingen en medicatiebegeleiding bij opname en ontslag uit het ziekenhuis verricht. Een zorgverzekeraar koopt deze ‘prestaties’ in. Farmacie De wetenschap van de kennis en de bereiding van medicijnen, zoals door apothekers bestudeerd. Zie: Farmacologie. Farmaco-economische studie Onderzoek naar de relatie tussen de kosten van een medicijn en de werkzaamheid en effectiviteit ervan. Dit wordt ‘kosteneffectiviteitstudie' genoemd. Via literatuurstudie wordt onderzocht hoe succesvol een behandeling met een bepaald medicijn is, wat de bijwerkingen zijn en in welke mate het medicijn opname in een ziekenhuis voorkomt. Doel is
60
om ‘een beter inzicht (te krijgen) in de therapeutische meerwaarde van een geneesmiddel, in de kosten en in de besparingen op andere geneesmiddelen of behandelingen', aldus de Ziekenfondsraad. Zie: College ter Beoordeling van Geneesmiddelen; Geneesmiddelen Vergoedingensysteem. Farmacogenetica Wetenschap die onderzoek doet naar de vraag hoe genetische verschillen tussen mensen van invloed zijn op hoe men op medicijnen reageert. Hun verschillende erfelijke aanleg zorgt ervoor dat mensen verschillend op dezelfde medicijnen reageren. De farmacogenomie (van ‘genoom', het geheel van het menselijk genetisch materiaal) doet onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe medicijnen die specifiek toegesneden zijn op de voor de werking van het medicijn belangrijke genetische eigenschappen van een patiënt. Doel is om te komen tot een passend medicijn voor iedere patiënt. Farmacologie Wetenschappelijke discipline die zich richt op het onderzoek naar en het ontwikkelen en verbeteren van medicijnen. Farmacopee Officieel door de overheid (thans op Europees niveau) uitgegeven handboek met voorschriften voor de industriële productie van medicijnen en de kwaliteitseisen waaraan deze moeten voldoen. Farmacotherapeutisch kompas Jaarlijks door het College voor zorgverzekeringen gepubliceerd boek waarin op grond van kwaliteits- en prijsvergelijking aan artsen – niet verplichtend – wordt geadviseerd om bepaalde medicijnen aan de ziekenfondsverzekerden voor te schrijven. In het informatieboek worden de medicijnen beschreven die op grond van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening mogen worden afgeleverd door een apotheek, in medisch opzicht optimaal werken en tevens het minst kosten voor de zorgverzekering. Farmacotherapeutisch overleg Periodiek – door de overheid gestimuleerd – overleg tussen enerzijds apothekers en anderzijds huisartsen, tandartsen, tandarts-specialisten en verloskundigen, met als doel de bevordering van een rationeel en kostenbewust voorschrijven en gebruik en afleveren van geneesmiddelen. Farmacotherapie Behandeling van ziekten en aandoeningen met geneesmiddelen. Farmacovigilantie Geneesmiddelenbewaking. Conform de definitie van de World Health Organisation: de "wetenschap en activiteiten gerelateerd aan de detectie, beoordeling en preventie van bijwerkingen of andere geneesmiddelgerelateerde problemen." Lareb is de organisatie die verantwoordelijk is voor het onderhouden van het nationale spontane rapportage
61
systeem voor geregistreerde geneesmiddelen. Zorgverleners en patiënten worden aangemoedigd om vrijwillig bijwerkingen te melden. Financiering huisartsenzorg De financiering van de huisartsenzorg bestaat uit de volgende elementen: 1. basis inschrijftarief; 2. populatiegebonden toeslagen; 3. consulten, visites; 4. module Modernisering en Innovatie; 5. POH Somatiek; 5. POH Geestelijke Gezondheidszorg; 6 verbruiksmaterialen. Het inschrijftarief is een vergoeding per patiënt. In de vergoeding van het inschrijftarief is een differentiatie aangebracht naar populatie. De populatiegebonden toeslag hangt samen met de samenstelling van de populatie in de huisartsenpraktijk en kent extra toeslagen (opslag op het inschrijftarief), die voortvloeien uit de leeftijd boven 65 of 75 en waar men woont (al dan niet in een achterstandwijk). De consulten en visites betreffen de contacten met patiënten. De Module Modernisering en Innovatie betreft huisartsen die gespecialiseerd zijn in bepaalde verrichtingen, zoals bijvoorbeeld kleine chirurgische ingrepen. De module innovatie is bedoeld voor het ontwikkelen van een nieuw zorgaanbod in de huisartsenpraktijk. De module POH Somatiek is bestemd om taakdelegatie te bevorderen in de huisartsenpraktijk. Het is tevens een middel de werkdruk van huisartsen te verminderen, samenwerking tussen huisartsen te bevorderen en de kwaliteit van de huisartsenzorg te verbeteren. Met de module POH Geestelijke Gezondheidszorg is het mogelijk om GGZ in de eerstelijn te bieden, waardoor een deel van de patiënten behandeld kunnen blijven in de eerstelijn in plaats van in de tweedelijn. Een huisarts kan een aantal verbruiksmaterialen in rekening brengen. Dit zijn materialen naast de standaardmaterialen die in de financiering van het inschrijftarief is opgenomen. Financieringsverschuiving Verplaatsen van de betaling van de kosten van de gezondheidszorg van de publieke financiering naar private of particuliere financiering. Dit heeft als consequentie dat mensen zelf meer moeten betalen, naast de uit premies betaalde kosten. Financiering zorg aan illegalen Zie: Illegalenfonds. Fiscalisering Het deels of geheel financieren van een collectieve voorziening uit de belastingopbrengst, in plaats van met premies. Flankerend ouderenbeleid (verouderd) Activiteiten die worden ondernomen om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en opname in een verzorgingshuis te voorkomen: maaltijden aan huis, sociale alarmering, ouderenvervoer, mogelijkheid om tijdelijk in een verzorgingshuis te verblijven bij ziekte. Zie ook: Reikwijdteverbreding. Flat-of-the-curve medicine Engelse term voor ‘gezondheidszorg met afgeplatte
62
curve'. Bij een bepaald welvaartsniveau van een land en de daarmee gepaard gaande investering in gezondheidszorg zijn er geen effecten meer zichtbaar op het sterftecijfer. Het sterftecijfer daalt dan niet verder. Flexizorg (verouderd) Zorg die een bestaande verstrekking vervangt en een beter resultaat bereikt. Doel is efficiënter met de financiële middelen om te gaan en de zorg beter op de wensen van de verzekerde af te stemmen. Zie: Zorgop-maat. Door de flexibilisering van destijds de Ziekenfondswet hoopt de overheid Ziekenfondsen (zie: Budgettering ziekenfondsen) binnen het hun toegekende budget meer mogelijkheden te geven om passende zorg aan hun verzekerden te verlenen. Een doel is ook om zorgvernieuwing en substitutie te bevorderen. Maar: het is de bedoeling dat de flexizorg niet leidt tot macromeerkosten. Flexizorg wordt betaald uit de Subsidieregeling vervangende hulp ziekenfondsverzekering van 1996. Het budget van deze regeling wordt onttrokken aan het variabele verstrekkingenbudget van de (destijds) ziekenfondsen (nu: zorgverzekeraars).. Fokus Zie: ADL-cluster. Forensische geneeskunde (ook: gerechtelijke geneeskunde) Geneeskunde die zich in strafrechtelijke situaties bezighoudt met verwondingen en lijken van vermoorde mensen onderzoekt (autopsie) om de oorzaak van het overlijden vast te stellen en zo gegevens te verzamelen om het strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen. Forensische psychiatrie Psychiatrie die personen analyseert die strafrechtelijk vervolgd worden of veroordeeld zijn, die de toerekeningsvatbaarheid bepaalt en hen therapeutisch begeleidt. Een forensisch psychiatrische voorziening is een TBS-inrichting waarin voor een misdrijf veroordeelden zijn opgenomen. Deze mensen hebben door de rechter een terbeschikkingstelling (een TBS) opgelegd gekregen omdat zij tijdens het plegen van de misdaad aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens leden. Deze inrichtingen zijn alle gesloten inrichtingen. Behandelmethode is sociotherapie. Zie: TBS; Forensisch Psychiatrische Dienst.
63
Forensisch Psychiatrische Dienst Onderdeel van het ministerie van Justitie dat zorg draagt voor de psychiatrische zorg van gedetineerden en de rechterlijke macht adviseert, getuige-deskundigen aanzoekt en de kwaliteit van de psychiatrische en psychologische rapportage toetst. Voorts verricht de dienst het gerechtelijk vooronderzoek naar de geestesvermogens van de delinquent, waarin wordt vastgesteld of deze in staat is hechtenis te verdragen. Zie: Forensische psychiatrie. Formularium Lijst van medicijnen met bijbehorende indicaties. Artsen en apothekers hebben in deze lijst vastgelegd welke medicijnen bij welke indicatie mogen worden gebruikt. Artsen en apothekers hebben overigens op dit moment niet de verplichting deze lijst te gebruiken. De overheid is van plan om deze lijst wel te verplichten, waardoor alleen die medicijnen worden voorgeschreven en gebruikt die op de lijst voorkomen. Dat zouden in principe de goedkoopste medicijnen kunnen zijn. Free riders Marktpartijen of individuen die wel (potentieel) consumeren, maar niet willen betalen. De vrije markt schiet op zo'n moment tekort, waardoor degene die een transactie wil afsluiten erdoor belemmerd wordt dat niet iedereen vrijwillig in de kosten wil delen. Gevolg kan zijn dat sommige goederen onvoldoende of te exclusief worden geproduceerd. De overheid kan nagaan of zij bereid is meebetalen verplicht te stellen of via subsidies bij te dragen aan de productie van de goederen of diensten. Zie: Prisoner's dilemma; Solidariteitsbeginsel. Functiegerichte budgettering (Ook: functionele budgettering) In 1988 ingevoerde vorm van financiering van intramurale gezondheidszorginstellingen op grond van hun functies en hun omvang. De functies van bijvoorbeeld een ziekenhuis zijn de medische functie (onderzoek en behandeling van patiënten en de voorwaardenscheppende activiteiten: artsen, verpleegkundigen, apparatuur, inventarissen, maar ook directie en administratie) en de hotelfunctie (die samenhangt met het verblijf van de patiënt in het ziekenhuis, zoals keuken, schoonmaak, recreatie). Een ziekenhuis omvat ook een infrastructuur aan gebouwen en installaties, alsmede het gebruik dat hiervan wordt gemaakt en het onderhoud dat nodig is en de verzekeringen. Aan de hand van een zogenoemde ‘budgetformule', waarin de verschillende functies en activiteiten gewogen zijn, wordt het budget van een ziekenhuis berekend. Bij functiegerichte budgettering wordt de aan adherente inwoners gebonden component (15% van het budget) beschouwd als een vergoeding voor de beschikbaarheid van de basale functies van het ziekenhuis. Deze component wordt bepaald op grond van het aandeel opgenomen patiënten (klinisch of in dagopname). 35% van het budget wordt vastgesteld op basis van de erkende bedden en functie-eenheden. De functie-eenheden worden gewogen, dat wil zeggen dat sommige functies van het ziekenhuis (bijvoorbeeld cardiologie) zwaarder worden meegeteld dan andere (bijvoorbeeld oogheelkunde). Zie: Gewogen specialistenplaats. Er zijn vier functiegroepen. De productiegebonden
64
component van het budget wordt per functiegroep verschillend vastgesteld. Voor weinig voorkomende en dure functies (bijvoorbeeld hartchirurgie) worden aparte regels vastgesteld. 51% van het budget wordt vastgesteld op basis van de productie (het aantal opnamen, het aantal verpleegdagen, eerste polibezoeken, dagopnamen, eerstelijnscontacten en speciale functies). De locatiegebonden kosten (rente, en afschrijving op gebouwen en installaties, energie en onderhoud van het gebouw) worden afzonderlijk vergoed, evenals de vaste kosten (die samenhangen met het aantal adherente inwoners). De totale activiteiten van een ziekenhuis, die het verricht op grond van afspraken daarover met de overheid en de zorgverzekeraar, kunnen op deze manier financieel vertaald worden. Deze vorm van financiering is deels losgelaten en vervangen door financiering via diagnosebehandelingcombinaties (DBC’s), waarin alle ‘producten' van een ziekenhuis gedefinieerd zijn en de daarmee samenhangende kosten zijn vastgesteld. Zowel de zorg van de medisch specialist als die van het ziekenhuis zitten in de DBC. Zie: Budgetfinanciering. Functional foods (Eng.: ‘doelmatig voedsel') Voedingsmiddelen waaraan gezondheidsbevorderende stoffen zijn toegevoegd, zoals levensmiddelen waaraan ijzer of vitaminen zijn toegevoegd of cholesterolverlagende margarine. Functionele bekostiging Financiering van de zorg op basis van de integrale zorg die aan een patiënt gegeven wordt. Bekostiging “op basis van de prestatie en niet op basis van de zorgaanbieder die de prestatie levert”(Nederlandse Zorgautoriteit in Visiedocument functionele bekostiging vier chronische zorgvormen, 2008). Een patiënt met een bepaalde ziekte of aandoening krijgt meerdere vormen van zorg vanuit verschillende disciplines. Daardoor hebben patiënten te maken met meerdere zorgverleners. Voor de integrale zorg, dat wil zeggen het totaal aan zorg dat vanuit de verschillende disciplines gegeven wordt, wordt één prijs vastgesteld. Eén zorgverlener (bijvoorbeeld de huisarts) wordt voor deze integrale zorg gecontracteerd door de zorgverzekeraar en deze voert de regie over alle onderdelen en onderaannemers. De hoofdaannemer is eindverantwoordelijke voor een goede en zorgvuldige uitvoering en financiering van de geleverde zorg door hemzelf en door de onderaannemers. In 2010 moet deze vorm van financiering ingevoerd worden voor chronische ziekten: COPD, hartfalen, cardiovasculair risico en diabetes. Zie: Prestatiebekostiging; Ketendbc’s. Doel van deze vorm van financiering is dat voorkomen wordt dat patiënten naar een (dure) specialist in het ziekenhuis moeten (de tweede lijn). Dat heeft als voordelen dat de patiënt langer in de goedkopere eerstelijnszorg kan blijven én dat de kwaliteit van de zorg verbetert doordat er meer samenhang in de zorg rondom de patiënt is. De functionele bekostiging moet op termijn het abonnementsysteem vervangen. Functionele benadering (Ook: functionele omschrijving of functiegerichte omschrijving, dat wil zeggen op basis van de inhoud; de functie wordt losgemaakt van de instelling of de beroepsgroep.) In het Plan-Simons
65
voorgestelde vorm van ordening waarop het systeem van de Nederlandse gezondheidszorg gebaseerd zou moeten worden. Het idee van de functionele benadering van gezondheidsproblemen (op grond van een veralgemeniseerde beschrijving van de hulpverlening) was vooral gericht tegen het bestaande instellingsgerichte aanbod en had ook als oogmerk om substitutie tussen verschillende vormen van zorgverlening mogelijk te maken. ‘De zorg op zich wordt in de omschrijving als uitgangspunt genomen, los van de persoon of instelling die deze zorg biedt'. Een functie is in deze gedachtegang een antwoord op gegeneraliseerde hulpvragen. De hulpvragen kunnen gegeneraliseerd worden naar de drie functies van de gezondheidszorg: preventie (het streven om het evenwicht in het psychisch, sociaal en lichamelijk functioneren van mensen te handhaven en negatieve afwijkingen te voorkomen), cure (het streven om afwijkingen en verstoringen van het evenwicht te herstellen) en care (het streven om de situatie waarin mensen door ziekte of handicaps raken draaglijk te maken). Een voorbeeld van een functionele omschrijving is: behandeling van specialistische of gedragswetenschappelijke aard, gericht op het herstellen van psychische stoornissen, volgens de algemeen aanvaarde standaard. Andere functionele termen zijn: onderzoek en advisering, begeleiding, behandeling, opname en verblijf in een instelling, verzorging, verpleging. Het nadeel van de functionele benadering is de diffusie van de beschrijving. De beschrijving wordt vooral door de verzekeraars als te globaal gezien en als ‘onvoldoende operationeel' te maken. Men zag als probleem dat moeilijk tot nauw afgebakende definities gekomen zou kunnen worden en dat men zou blijven steken in termen als ‘begeleiding', ‘verpleging', ‘verzorging', ‘behandeling'. Hierbij zou het niet mogelijk zijn om tot kwantificeerbare subcomponenten te komen waarop kostprijzen zouden kunnen worden gebaseerd. In de ziekenhuissector zijn vanuit deze gedachtegang de diagnosebehandelingcombinaties (DBC’s) ontstaan als basis voor ‘productprijzen'. En in de care de zorgzwaartepakketten. De gedachte van de functionele omschrijving staat ook aan de basis van de term ‘product' voor vormen van gezondheidszorg. Zie ook: Functionele bekostiging; Ketendbc’s. Fysiotherapeut Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die op voorschrift van een arts een patiënt behandelt met behulp van bewegingsactiviteiten, massage en het toepassen van fysieke prikkels (bijvoorbeeld warmte of licht). Fytotherapeutica Geneesmiddelen van plantaardige herkomst die op basis van overlevering gebruikt worden, niet op basis van wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor is de effectiviteit van deze middelen wetenschappelijk niet vastgesteld. Zie: Alternatieve geneeswijzen.
66
g Gedragscode Geneesmiddelenreclame In 1999 gepubliceerde uitgave van onder meer de belangenorganisatie van farmaceutische bedrijven (Nefarma), de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Pharmacie, waarin regels staan waaraan farmaceutische bedrijven en hun vertegenwoordigers, de artsenbezoekers, zich bij de promotie van geneesmiddelen dienen te houden. Gedragscode zorgverzekeraars De gedragscode is een document van de zorgverzekeraars (verenigd in de brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland) waarin zij helderheid beogen te verschaffen over wat verzekerden, patiënten en zorgverleners mogen verwachten van de zorgverzekeraars. De code bevat normen ten aanzien van een zorgvuldige omgang in de relatie met de verzekerde en met de zorgaanbieder en ten aanzien van de relatie van verzekeraars onderling. Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Hulp bij persoonlijk lijden ten gevolge van psychische klachten of stoornissen, bij storend gedrag en de reactie daarop van de omgeving. De zorg richt zich op mensen met psychische, psychiatrische of geestelijke problemen en wordt door individuele beroepsbeoefenaars gegeven, zoals psychiaters, psychotherapeuten en psychologen. De zorg kan intramuraal plaatsvinden: in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis, een psychiatrisch ziekenhuis voor de jeugd, een psychiatrische afdeling van algemene en academische ziekenhuizen, instellingen voor psychiatrisch gestoorde criminelen (de klinieken voor ter beschikking gestelden), in verslavingsklinieken en instellingen voor klinisch-psychiatrische gezinsbehandeling. Of semi-muraal: in Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (een RIBW), in psychiatrische woonvoorzieningen en in herstellingsoorden. Ook kan de zorg extramuraal plaatsvinden: in een regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (een Riagg), in consultatiebureaus voor alcohol en drugs, bij vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten, en in dagstructureringsprojecten. Nederland heeft van Europa de grootste ‘psychiater-dichtheid' (totaal zo'n 1700). In de Beleidsvisie geestelijke gezondheidszorg 1999 werd een visie ontwikkeld om de geestelijke gezondheidszorg anders te organiseren. Ze onderscheidde drie echelons. De eerste lijn: huisarts, psycholoog en maatschappelijk werk moeten in eerste instantie mensen met psychische problemen helpen. De tweede lijn: regionale instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (nieuwe instellingen waarin ondergebracht de Riaggs, de psychiatrische afdelingen van de ziekenhuizen, de instellingen voor beschermd wonen en de algemene psychiatrische inrichtingen (waarin chronisch psychiatrische patiënten zijn opgenomen). De derde lijn: psychiatrische hulp die wordt verleend door academische ziekenhuizen en gespecialiseerde instellingen.
67
Gehandicaptenzorg Zorg voor mensen met een verstandelijke of een lichamelijke handicap. Er zijn intramurale voorzieningen (inrichtingen en grote woonvormen) en semimurale voorzieningen (gezinsvervangende tehuizen, dagverblijven en activiteitencentra voor lichamelijk gehandicapten). Ook bestaan er diverse andere voorzieningen die specifiek op lichamelijk of verstandelijk gehandicapten zijn gericht: begeleid zelfstandig wonen, dagbesteding en dagverpleging, gezinsbegeleiding, woningaanpassing en het persoonsgebonden budget. Zie: Verstandelijke handicap; Verstandelijkgehandicaptenzorg; Fokus. Geïntegreerd Medisch Specialistisch Bedrijf Besturingsmodel van ziekenhuizen waarbij medisch specialisten en het ziekenhuisbestuur samen vorm geven aan de zorgverlening aan de patiënt. De medisch specialist is verantwoordelijk voor het primair proces; de Raad van Bestuur van het ziekenhuis voor de leiding en de continuïteit van het ziekenhuis. De Zorgverzekeringswet maakt dit besturingsmodel niet meer mogelijk, waardoor een spanningsveld ontstaat tussen de ziekenhuisbesturen die binnen het vastgestelde budget moeten blijven en de specialisten die zoveel mogelijk productie willen draaien omdat ze per verrichting betaald worden. Een (beoogde) oplossing is dat de specialisten in loondienst komen van de ziekenhuizen. Zie: Ziekenhuis-nieuwe-stijl; Ziekenhuis. Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (kort: GG en GD) Gemeentelijke organisatie die zich richt op preventie tegen gezondheidsrisico's en op de bestrijding van besmettelijke ziekten. Zij verricht jeugdgezondheidszorg en activiteiten die zijn gericht op het voorkomen van tuberculose, geslachtsziekten en aids. Op veel plaatsen valt ook het ambulancevervoer onder de GG en GD. Genderkliniek Kliniek voor geslachtskeuze, dat wil zeggen dat mensen voorafgaande aan de conceptie het geslacht van hun kind kunnen kiezen. De enige kliniek in Nederland moest in 1998 sluiten omdat er volgens minister Borst van Volksgezondheid sprake was van ‘ongewenst medisch handelen'. Geneeskundige behandelingsovereenkomst Zie: Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Geneesmiddel (Ook: medicijn, farmaceutisch preparaat) Volgens de Europese richtlijn inzake geneesmiddelen is een geneesmiddel een substantie die therapeutische of profylactische (ter voorkoming van ziekten) eigenschappen heeft. Geneesmiddelen zijn ook die substanties die iemand worden toegediend om een medische diagnose te kunnen stellen of om organische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen.
68
Geneesmiddelen Informatie Project (kort: GIP) Activiteit van het College voor Zorgverzekeringen die tot doel heeft om het gebruik en de daarmee gepaard gaande kosten van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen in beeld te brengen. De gegevens worden gebruikt door het Ministerie van Volksgezondheid en het College voor Zorgverzekeringen en haar commissies. Geneesmiddelen Vergoedingensysteem Onderdeel van de Regeling farmaceutische hulp van het College voor Zorgverzekeringen. In het Geneesmiddelen Vergoedingensysteem (dat in 1992 werd ingevoerd) zijn alle in Nederland geregistreerde geneesmiddelen opgenomen waarop verzekerden aanspraak kunnen maken. De apotheker levert deze. Alle toegelaten medicijnen zijn in groepen samengebracht en per groep is een ijkgeneesmiddel met een ijkprijs vastgesteld. Deze ijkprijs wordt door de zorgverzekering vergoed. Als de apotheker een hogere prijs dan de vastgestelde limiet in rekening brengt, moet de verzekerde de meerprijs zelf betalen. Omdat de resultaten van deze manier om de uitgaven voor geneesmiddelen te verlagen tegenvielen, werd in 1996 de Wet op de Geneesmiddelenprijzen ingevoerd. Deze maakt het de overheid mogelijk prijzen van geneesmiddelen te verlagen. In 1999 zijn de limieten omlaag gebracht, waardoor patiënten meer moeten bijbetalen. Dit wordt de ‘modernisering' of ‘actualisering' van het vergoedingensysteem genoemd. Geneesmiddelenwet Wet van 8 februari 2007 die de wettelijke regels op het terrein van de geneesmiddelenvoorziening moderniseert. De wet regelt vergunningen ten aanzien van de fabricatie van en handel in geneesmiddelen. Daarnaast regelt de wet de voorschrijving en overhandiging van geneesmiddelen. Ook geeft de wet regels voor etikettering
69
van en bijsluiters bij geneesmiddelen en geneesmiddelenreclame. Ten slotte regelt de wet ook het College ter beoordeling van geneesmiddelen. Genericum Zie: Generieke geneesmiddelen. Generieke geneesmiddelen Medicijnen die nagemaakt zijn op basis van preparaten waarvan het octrooi verlopen is. Gepremieerde en gesubsidieerde sector Door de overheid met publiek geld (via premies en belastingen verkregen) gefinancierde (private) organisaties die taken uitvoeren die de overheid tot haar verantwoordelijkheid rekent, zoals gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, politie en justitie, onderwijs, defensie, waterschappen, musea. Zie: Collectieve sector; Overheidswerknemer. Gereguleerde marktwerking (ook: gereguleerde concurrentie) (Am.: regulated or managed competition) Het begrip ‘gereguleerde concurrentie' – voor het eerst geïntroduceerd door de Commissie-Dekker – is een tussenvorm tussen volledige marktwerking en centrale door de overheid gereguleerde ordening. Zorgaanbieders verliezen hun gegarandeerde afzetmarkt en moeten in onderlinge concurrentie dingen naar een overeenkomst met de zorgverzekeraars. De zorgverzekeraars treden op als kritische inkopers van zorg en concurreren onderling om de gunst van de verzekerde. De overheid regelt dat de zorg toegankelijk blijft voor iedereen en van goede kwaliteit is. Zie: Marktimperfecties. De marktpartijen bepalen de toewijzing van de zorg en de prijs van de premies van verzekeringen, maar de overheid biedt door het stellen van regels bepaalde garanties voor een rechtvaardige verdeling en stelt ook randvoorwaarden aan een efficiënte marktwerking. Concurrentie moet dus zorgen voor een gunstige prijs-kwaliteitverhouding en regulering moet de belangrijkste problemen van marktwerking tegengaan. Zo wordt gezocht naar een evenwicht tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid. Voor de verzekerde betekent gereguleerde concurrentie meer keuzevrijheid en voor de particulier verzekerde een betere bescherming van zijn positie, vanwege de acceptatieplicht. Bij gereguleerde concurrentie tussen zorgaanbieders wedijveren de zorgleveranciers in een regio met elkaar. De regionale zorgverzekeraar krijgt een budget uit de AWBZ waarmee hij niet meer automatisch de erkende instellingen financiert, maar alleen de instellingen met de ‘best practice', de instellingen die het beste presteren. De zorginstellingen dingen naar de gunst van de verzekeraar en zullen daarom trachten de kwalitatief beste zorg te leveren aan hun cliënten, zo wordt verondersteld. Zie: Retrospectieve betalingen.
70
Geriatrie Medisch specialisme dat is gericht op de diagnose en behandeling van ouderdomsziekten. De arts heet een geriater. Gerontologie De wetenschap die onderzoek doet naar de ouder wordende mens en de daarmee samenhangende psychologische, sociale en maatschappelijke vraagstukken. Gesloten-eindfinanciering Zie: Openeindfinanciering. Gewogen specialistenplaats Een ziekenhuis heeft een erkenning voor het uitvoeren van bepaalde medische specialismen. Bij de berekening van het budget worden de specialistenplaatsen gewogen, dat wil zeggen dat het ene specialisme meer kosten met zich meebrengt dan het andere. De wegingscoëfficiënt van een chirurg is bijvoorbeeld 1.32, van een internist 1.26, van een gynaecoloog 0.67, een kinderarts 0.87 en een keel-, neus-en oorarts 0.40. In de erkenning zit het aantal specialistenplaatsen en ook om welke specialismen het gaat. Op basis daarvan wordt het budget bepaald. Gewonnen levensjaren De toegenomen levensverwachting, de levensverlenging, vanwege ontwikkelingen in de gezondheidszorg (preventieve maatregelen, behandelingsmogelijkheden en nieuwe medicijnen). Zie: Gezondheidswinst; QALY. Gezinsvervangend tehuis (kort: GVT) Kleinschalig tehuis voor verstandelijk gehandicapten dat huisvesting, verzorging, begeleiding en vrijetijdsbesteding biedt. Gezinsverzorging (verouderd) Gezinsverzorging richtte zich op hulp in de huishouding en op lichamelijke verzorging bij ziekte en ouderdom. Gezond en Wel Nota uit 1995 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarin de doelstellingen van een humaan gezondheidsbeleid worden geformuleerd: voorkomen van vroegtijdige sterfte; verlengen van de gezondheidsverwachting; verbeteren van de kwaliteit van leven van mensen met een langdurige aandoening of ziekte. Gezonde levensverwachting Term waarmee het aantal levensjaren wordt aangeduid dat iemand gemiddeld mag verwachten in goede gezondheid door te brengen. De gezonde levensverwachting wordt uitgerekend door het gemiddeld te verwachten aantal jaren dat men in ongezondheid leeft af te trekken van de levensverwachting. Zie: Gewonnen levensjaren; DALY's; QALY's.
71
Gezondheidsbeleid (Eng.: public health) Overheidsbeïnvloeding van de samenleving met als oogmerk om de gezondheid van de burgers te bevorderen en te beschermen. Voorbeelden: vaccinatie, subsidiëring van patiëntenorganisaties, antitabaksreclame, anti-alcohol-en antidrugsactiviteiten. Zie: Preventie. Gezondheidsbescherming De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de veiligheid van alle consumentenproducten, zoals speelgoed, vuurwerk, elektrische apparaten, cosmetica, voedsel, (huishoud)schoonmaakmiddelen. De Inspectie spoort gevaren op en vaardigt richtlijnen uit. Bedrijven moeten voldoen aan bepaalde regels. Zo moeten restaurants en keukens van instellingen (en hun toeleveranciers) een voedselveiligheidssysteem toepassen: het Hazard Analysis and Critical Control Point-systeem. Gezondheidscentrum Samenwerkingsverband van huisartsen, wijkverpleging en algemeen maatschappelijk werk in één gebouw. Ook andere beroepsbeoefenaren kunnen werkzaam zijn in het centrum, zoals fysiotherapeuten en verloskundigen. Deze vorm van samenwerking (in de jaren zeventig bedacht) blijkt niet echt aan te slaan. Er ontstaan andere vormen van samenwerking, zoals groepspraktijken van huisartsen. Gezondheidseconomie Zie: Economie van de gezondheidszorg. Gezondheidsethiek Zie: Medische ethiek. Gezondheidsleer Wetenschap van het gezonde leven. Hierin staat het begrip risico centraal. Men leidt een gezond leven door gezondheidsrisico's – voor zover mogelijk – te vermijden. Vermijdbare gezondheidsrisico's zijn bijvoorbeeld alcoholgebruik, consumptie van tabak, ‘ongezond' (vet, te veel) eten. Wanneer iemand deze gezondheidsrisico's uit de weg gaat, kan zijn aantal quality adjusted life years (QALY) toenemen. Door de toename van kennis van de geneeskunde groeit ook de kennis van de risico's die iemand loopt. De veronderstelling dat er een verband bestaat tussen iemands leefstijl en de gezondheidsrisico's die hij loopt, kan de solidariteit tussen mensen negatief beïnvloeden. Ziekte kan dan verklaard worden in termen van schuld en gebrek aan eigen verantwoordelijkheid en een tekort aan risicomijding en de zieke zal dientengevolge ook zelf verantwoordelijk moeten zijn voor de lasten en kosten die zijn ziekte anderen bezorgt. Risico wordt in zo'n geval in termen van moraal geformuleerd. Gezondheidsraad De Gezondheidsraad is een onafhankelijk adviesorgaan dat als taak heeft ministers en parlement te adviseren op het gebied van de
72
volksgezondheid. Ministers vragen de Gezondheidsraad om advies waarmee beleidsbeslissingen kunnen worden onderbouwd. Daarnaast heeft de Gezondheidsraad een signalerende functie: hij kan ook ongevraagd advies uitbrengen. Uitgangspunt is in beide gevallen het verbeteren van de volksgezondheid. In de eerste plaats houdt de raad zich bezig met vragen over gezondheid en zorg. Het kan dan gaan om zowel behandeling als preventie. De Gezondheidsraad buigt zich ook over de relatie tussen gezondheid en voeding. In dat kader wordt bijvoorbeeld geadviseerd over verlaging van blootstelling aan dioxinen, de veiligheid van foliumzuurverrijking of de risico’s van nieuwe voedingsmiddelen. Een speciale taak op dit terrein is het opstellen van richtlijnen voor goede voeding, en het vaststellen van aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen – dat laatste in nauwe samenwerking met zusterorganisaties in het buitenland. Ook de relatie tussen gezondheid en omgeving valt binnen het werkterrein van de Gezondheidsraad. Onderdeel van de Gezondheidsraad is de Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO; www.gezondheidsraad.nl/rgo.php/). Taak van de RGO is de ministers van VWS, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Economische Zaken (EZ) te adviseren over prioriteiten in het gezondheidsonderzoek, in het zorgonderzoek en de technologieontwikkeling in deze sector, evenals de daarbij behorende infrastructuur. www.gr.nl Gezondheidsrecht Het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg voor de gezondheid en de toepassing van overige rechtsgebieden in dit verband (Leenen 1996). Gezondheidsrecht betreft de juridische aspecten van de zorg voor de gezondheid, de onderlinge relaties tussen de diverse actoren en het stelsel van gezondheidszorg dat ontwikkeld is. Het gezondheidsrecht kent de volgende onderwerpen. 1 De uitgangspunten (het recht op gezondheidszorg, zelfbeschikkingsrecht, het recht op gelijke behandeling, de rol van de overheid in de gezondheidszorg, de relatie tussen recht en ethiek). 2 De persoon in het gezondheidsrecht (het recht op leven, de rechten van de patiënt, gedwongen opname). 3 Beroepsuitoefening (de wettelijke regeling van beroepen in de gezondheidszorg, professionele autonomie, richtlijnen en protocollen, kwaliteitsbewaking). 4 Civielrechtelijke verhoudingen (overeenkomsten tussen patiënt en hulpverlener, tussen hulpverleners en instellingen, tussen instellingen en ziektekostenverzekeraars, wettelijke aansprakelijkheid). 5 Strafrechtelijke kwesties (medisch handelen en strafrecht, tuchtrecht). 6 Curatieve gezondheidszorg (de selectie van patiënten, medische experimenten, orgaantransplantatie, grenzen van het medisch handelen, geneesmiddelen). 7 Preventie (inentingen, bevolkingsonderzoek, besmettelijke ziekten). 8 Beroepsuitoefening ten behoeve van bedrijven en de belangen van degenen over wie wordt geoordeeld (bij medische keuringen, geneeskundige verklaringen, bedrijfsgezondheidszorg, sociale-verzekeringsgeneeskunde, de getuige-deskundige bij rechtspraken).
73
9 Organisatie van de gezondheidszorg (wetgeving daaromtrent). 10 Financiering van de gezondheidszorg (wetgeving daaromtrent). 11 Internationale gezondheidszorg (invloed van internationale verdragen en Europese wetgeving op de Nederlandse gezondheidszorg). Zie: Medische ethiek. Gezondheidstoestand De gezondheid van een persoon of van een groep, beschreven in termen van objectief meetbare grootheden of indicatoren. Van bepaalde personen of groepen in de Nederlandse samenleving wijkt de staat van de gezondheid negatief af ten opzichte van het landelijk gemiddelde: arbeidsongeschikten, gescheidenen, personen met een lage opleiding, een laag inkomen of een lage beroepsstatus, ook bepaalde groepen allochtonen, inwoners van achterstandswijken in de steden, dak-en thuislozen. Gezondheidsvoorlichting- en opvoeding Het geven van informatie en advies over gezondheidsproblemen als gevolg van risicovolle leefwijzen zoals roken, drinken, drugsgebruik. Ook met betrekking tot medicijngebruik, gezonde voeding en veilig vrijen. Zie: Preventie. Gezondheidswet (GW) In deze wet van 18 januari 1956 is de organisatie van het toezicht van de overheid op de volksgezondheid geregeld. Deze wet regelt het staatstoezicht op de volksgezondheid, waarvan de Inspectie voor de Gezondheidszorg deel uitmaakt. Gezondheidswinst Het resultaat van de inzet van financiële middelen in de gezondheidszorg om de kwaliteit van iemands leven te verbeteren of iemands leven te verlengen. Zie: Effectiviteit; QALY. Gezondheidszorg Het geheel van activiteiten dat is gericht op de bevordering, instandhouding of voorkoming van problemen met de gezondheid of die zijn gericht op het verminderen of opheffen van het lijden bij gezondheidsproblemen ten gevolge van ziekte, aandoeningen en handicaps. In de gezondheidszorg wordt een onderscheid gemaakt tussen preventie, cure en care. Door preventie wordt getracht de lichamelijke of geestelijke gezondheid van mensen te bevorderen of in stand te houden. Cure staat voor herstel van de gezondheid door stoornissen te verhelpen, ziekten te genezen, problemen op te lossen. Hulpmiddelen zijn onderzoek, diagnostiek en behandeling. Care is gericht op het draaglijk maken van een situatie: leren leven met een handicap of ziekte, mensen leren zich aan te passen aan veranderde omstandigheden. Middelen zijn verplegen, verzorgen, beschermen (bieden van een asiel), begeleiden. De organisatie van de gezondheidszorg wordt onderverdeeld in extramurale, semi-murale, intramurale en transmurale gezondheidszorg. Extramurale gezondheidszorg wordt meestal uitgevoerd door beroepsbeoefenaren in dienst
74
van een instelling die extramuraal werkt (dat wil zeggen dat de beroepsbeoefenaar naar de mensen toegaat of ze op zijn of haar bureau ontvangt) en door vrijgevestigde beroepsbeoefenaren (zoals de huisarts en de fysiotherapeut Onder semimurale gezondheidszorg vallen deeltijdbehandeling, allerlei vormen van beschermd wonen en poliklinische zorg. Intramurale gezondheidszorg omvat opname in een ziekenhuis, psychiatrisch ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis. Transmurale gezondheidszorg koppelt verschillende vormen van zorg. Ook wordt een onderscheid gemaakt in eerstelijnsgezondheidszorg (bijvoorbeeld de huisarts) en tweedelijnsgezondheidszorg (bijvoorbeeld het ziekenhuis). Gezondheidszorg in Tel (kort: GIT) (verouderd) Titel van de jaarlijks verschijnende rapportage over de stand van zaken van de ontwikkelingen in de uitgaven in een deel van de zorgsector. Deze uitgave was de particuliere, door een deel van de sector zelf geïnitieerde pendant van het door de overheid gemaakte Jaaroverzicht zorg. Gezondheidszorgpsycholoog Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die zich bezighoudt met psychische problemen, problemen in de levenssfeer en psychische problemen als gevolg van lichamelijke ziekte of handicap. Dit beroep is een basisberoep (dat wil zeggen een beroep dat door de Wet BIG) als zodanig wordt aangemerkt). Het beroep van klinisch psycholoog wordt waarschijnlijk een specialisatie hiervan. Het beroep van psychotherapeut bestaat naast het beroep van gezondheidszorgpsycholoog als basisberoep in de individuele gezondheidszorg. Zie: Geestelijke gezondheidszorg. Gildesysteem Een gilde is een groep of een vereniging van personen die hetzelfde werk doen of hetzelfde bedrijf uitoefenen. Het doel is om elkaar te steunen, om een bepaalde standaard te handhaven en gezamenlijk naar buiten te treden. Het professionele beroepsmodel in de gezondheidszorg wordt het ‘gildesysteem' genoemd (Polder e.a. 1996). Centraal in dit systeem staat de doelstelling van optimale medische zorg door de goed opgeleide beroepsbeoefenaar, die autonoom zijn therapie kan voorschrijven. De leden van het gilde controleren elkaar en er is geen sprake van onderlinge concurrentie. In het declaratiesysteem van artsen wordt het gildesysteem weerspiegeld: de verzekeraar heeft contracteerplicht en kan geen enkele erkende zorgverlener en geen enkele behandeling van vergoeding uitsluiten. De beroepsbeoefenaar wordt per medische verrichting tegen een vastgesteld tarief gehonoreerd. De taak van de overheid is in dit systeem de beroepsbescherming van de zorgverleners, de erkenning van zorginstellingen en het houden van toezicht op de kwaliteit. De grondslag van dit systeem wordt gevonden in de beroepsethiek.
75
De kritiek op het gildesysteem heeft vorm gekregen in het idee van een planmatige gezondheidszorg. Het doel hiervan is om de zorg rechtvaardig te verdelen over de bevolking, met budgetten te werken en met artsen die geen vrijeberoepsbeoefenaren zijn, maar in dienst van een instelling. Dit systeem vindt zijn grondslag in het politieke idee van de verdelende rechtvaardigheid. Een ander alternatief voor het gildesysteem is de gereguleerde concurrentie, waarbij het doel is om de middelen doelmatiger aan te wenden, waarbij de verzekeraar contracteervrijheid heeft en enige vorm van marktwerking bestaat. De morele grondslag wordt gevonden in het neoliberalisme, een gematigde vorm van het vrije-marktdenken. Zie ook: Professionalisme; Protoprofessionalisering; Ziekenhuis; Ziekenhuis-nieuwe-stijl. GO Cure (verouderd) De regeling 'Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg' (Go Cure) was bedoeld voor garanties op leningen voor bouw, verbouw, renovatie of groot onderhoud van ziekenhuizen en biedt banken een garantie van vijftig procent voor nieuwe bankleningen van minimaal 1,5 miljoen en maximaal 50 miljoen euro. De totale beschikbare garantie was 250 miljoen euro. Deze regeling is ingesteld in 2009 en had een looptijd van een jaar. Goodwill (Ook: sleutelgeld) Bedrag dat gevestigde medisch specialisten aan toekomstige collega's vragen om hun praktijk over te nemen. Bij huisartsen bestond het systeem ook, maar het werd afgeschaft. Grensoverschrijdende zorg Zorgverzekeraars bieden hun verzekerden de mogelijkheid aan zich in omliggende landen als Duitsland en België te laten opereren. Zij kiezen voor buitenlandse i.p.v. Nederlandse ziekenhuizen vanwege kortere of geen wachtlijsten, luxe, hogere servicegraad. Groepspraktijk Vanuit één adres met elkaar samenwerkende huisartsen. Zie: Hagro. Grouper – Zie: DBC-Grouper. Grondrechten (ten aanzien van de Volksgezondheid) De Nederlandse Grondwet stelt in Hoofdstuk 1, artikel 22.2: ‘De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.'
h
76
Hagro Huisartsengroep, waarin huisartsen samenwerken rondom waarneming van elkaars praktijk en elkaar ook anderszins ondersteunen. Handicap Lichamelijke of geestelijke stoornis of beperking die de normale leefwijze van een persoon begrenst of verhindert. Zie: Verstandelijke handicap. Havenarts Huisarts die behalve in zijn gewone praktijk werkzaam is in de havens van grote steden en zieke zeelieden behandelt. Hij is tegelijkertijd bedrijfsarts van de scheepvaart, omdat hij bepaalt of een zeeman nog kan werken. Een havenarts is geen scheepsarts. Deze vaart mee. Healing environment Genezing bevorderende omgeving. Binnenhuisarchitectonische inrichting van een ziekenhuis die het herstel en welbevinden van de patiënt ten goede beoogd te komen en stressverminderend moet werken, waardoor de ligduur wordt verkort, minder complicaties optreden en het gebruik van rustgevende medicatie daalt. Kenmerken zijn het gebruik van veel daglicht, veel kleuren, natuurlijke elementen en individuele controlemogelijkheden van de patiënt. Waardoor het ziekenhuis een menselijke en warme uitstraling krijgt. Health care governance Goed bestuur van gezondheidszorginstellingen. In het bedrijfsleven worden discussies gevoerd over corporate governance. Kern van de discussie in de private sector is de verantwoordelijkheid van de bedrijfsleiding voor het financiële resultaat, maar ook voor het sociaal functioneren van de onderneming (de wisselwerking tussen bedrijfsleiding, toezichthouders, aandeelhouders en de werknemers). In de gezondheidszorg gaat het bij health care governance om het afleggen van verantwoording over de maatschappelijke functie van zorginstellingen. Zie: Maatschappelijk ondernemerschap. Health Maintenance Organization (VS) (kort: HMO) Organisatie die haar verzekerden tegen een vast bedrag per jaar medische hulp verschaft. De verzekerde betaalt een vaste premie waarvoor hij aanspraak kan maken op verstrekkingen, zonder dat hij hiervoor een eigen bijdrage hoeft te betalen. De HMO voert dus zelf de zorg uit en is tegelijk verzekering; verstrekking en verzekering zijn dus in één hand. Het geven van medische hulp gaat samen met de financiële verantwoordelijkheid voor het gezond houden van de verzekerden. De HMO's leggen de nadruk op preventie (health maintenance) en op substitutie, dat wil zeggen vervangen van duurdere door goedkopere zorg. De verzekerden hebben vaak geen vrije keuze van arts of hulpverleningsinstelling. De Prepaid Group Practice is de meest voorkomende vorm van een HMO: het is
77
een organisatie die artsen en andere hulpverleners contracteert en contracten afsluit met instellingen of deze in eigen beheer neemt, om zo de leden een uitgebreid pakket aan medische zorg te bieden. Artsen kunnen niet vrij toetreden. De verzekerden zijn gebonden aan een vaste groep van artsen en kunnen niet kiezen, maar zijn aangewezen op de artsen en hulpverleningsinstellingen binnen de Prepaid Group Practice. Een andere vorm is de Individual Practice Association. In deze vorm worden elementen van het traditionele systeem, zoals honorering per verrichting en zelfstandige praktijkvoering, gecombineerd met de ‘gedwongen winkelnering' van de Prepaid Group Practices. Bij HMO's wordt het gevaar van moral hazard, dat ontstaat op het moment dat de verzekerde geen of een gering eigen financieel risico draagt, tegengegaan door andere incentives, zoals de manier waarop artsen worden gehonoreerd, de poortwachtersfunctie van de huisarts, intercollegiale toetsing, het werken met protocollen, werken in groepsverband en selecteren van artsen die kostenbewust zijn. Healthy ageing Term afkomstig uit de Verenigde Staten die alle onderzoek op het gebied van gezond ouder worden omvat. Herallocatie Herverdeling van financiële middelen tussen of binnen de verschillende sectoren in de gezondheidszorg of tussen verschillende instellingen binnen een sector. Zie: Allocatie. Herpositionering Herpositionering houdt in dat de overheid zijn positie op verschillende beleidsterreinen herwaardeert. Deze herwaardering vindt vooral plaats op het grensvlak van publieke taken van de overheid en de vrije markt. Herpositionering doet zich voor in de vorm van deregulering en herregulering (liberalisering; gereguleerde marktwerking) van markten, gecombineerd met het afstoten van overheidstaken door middel van privatisering. Herstellingsoord Instelling die een kortdurende intensieve, intramurale behandeling biedt aan mensen met psychische problemen. Hidden hospitals Verborgen ziekenhuizen. Afgeleid van “hidden factories”, de verspilling van toegevoegde waarde in bedrijven als gevolg van niet optimale inzet van de productiemiddelen. De term hidden hospitals heeft dezelfde betekenis maar dan voor de verspilling van menskracht en materialen in ziekenhuizen. Honorering van artsen Er bestaan drie systemen voor honorering van artsen: het verrichtingensysteem (betaling per verrichting), het abonnementsysteem (vaste betaling per patiënt per jaar), salaris (als een
78
arts in dienst is van een organisatie). Hospice Huis waar terminale patiënten in een rustige, huiselijke omgeving kunnen sterven als dat thuis niet mogelijk is, terwijl toch alle medischtechnische en professionele hulp beschikbaar is. De zorg en aandacht wordt geleverd door vrijwilligers. Zie: Palliatieve zorg. Hospital Standardized Mortality Rate (HSMR) Standaard – ontwikkeld in Engeland -voor de berekening van de sterftecijfers voor ziekenhuizen, waarmee bepaald kan worden in hoeverre een ziekenhuis afwijkt ten aanzien van het landelijk gemiddelde. Huisarts Een huisarts geeft – volgens een definitie uit 1987 – persoonlijke, integrale en continue zorg aan een vaste groep mensen. Deze groep heet ‘de praktijk' van een huisarts. Hij stelt allereerst een diagnose van de klacht van een patiënt en zal vervolgens een leefwijzenadvies geven of medicijnen voorschrijven of andere hulp bevorderen door te verwijzen naar een medisch specialist of een fysiotherapeut. Bij verwijzing vervult de huisarts in principe de poortwachtersfunctie: hij bepaalt voor wie wel en voor wie geen verdere hulp noodzakelijk is. Zie: Financiering huisartsenzorg. Huisartsenpost Samenwerkingsverband van huisartsen in een stad om de avond-, nacht-en weekenddiensten te verdelen, zodat niet elke huisartsenpraktijk daar zelf voor hoeft te zorgen. In en vanuit een gezamenlijk gefinancierde ruimte – de huisartsenpost – wordt de bereikbaarheid gedurende vierentwintig uur en alle dagen van het jaar georganiseerd. Hulpmiddelen Middelen om bepaalde medische problemen te verhelpen of de gevolgen ervan op te vangen, zoals incontinentiemateriaal (luiers), stoma-artikelen, diabetesartikelen, leeshulpen, pruiken, orthopedisch schoeisel, gehoorapparaten. De AWBZ, verschillende regelingen die zijn gebaseerd op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de zorgverzekeringswet regelen op welke hulpmiddelen verzekerden aanspraak kunnen maken. Iatrogene ziekten (Ook: schade of lijden) Ziekten die ontstaan, of schade lijden dat ontstaat als gevolg van medisch handelen. Illegalenfonds (verouderd) Fonds dat werd ingesteld om de kosten van zorg aan niet-verzekerden te financieren. In 2008 nam de Eerste Kamer het wetsvoorstel Tegemoetkoming in de kosten voor de zorg voor illegale vreemdelingen aan. Dit wetsvoorstel regelt in de Zorgverzekeringswet de
79
financiering van de oninbare kosten van medische zorg geleverd aan vreemdelingen zonder verblijfsvergunning. Deze wijziging van de Zorgverzekeringswet is op 1 januari 2009 in werking getreden. Het College voor zorgverzekeringen is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze financiering van de zorg aan illegalen. Impairment Boekhoudkundige term waarmee de afschrijving van de boekwaaarde van gebouwen wordt aangeduid. Afschrijving op panden die te weinig huuropbrengsten opleveren krijgen via impairment een nieuw evenwicht tussen kosten en opbrengsten. Is aan de orde bij de verminderde belangstelling voor wonen in een intramurale zorginstelling. Door leegstand ontstaan exploitatieproblemen: de kosten van het pand zijn hoger dan de inkomsten. Zie: Scheiden van wonen en zorg. Importziekte Ziekte die iemand meeneemt van een reis in landen waar de hygiënische omstandigheden en de gezondheidssituatie anders zijn dan in Nederland. Bijvoorbeeld: infectieziekten die men in de tropen oploopt. Inachtnemingskosten (Eng.: off budget expenditures) (Ook: verborgen beleidskosten) Kosten die een instelling moet maken om aan de door de overheid gestelde regels te voldoen: personele en materiële uitgaven om een vergunning te verkrijgen, verantwoording af te leggen, informatie te verschaffen. De uitgaven scheppen inkomsten voor de overheid of voor derden die ingeschakeld worden om aan de regelgeving te voldoen. Inbewaringstelling Krachtens de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen kan de burgemeester van een gemeente aan de politie de opdracht geven een persoon die psychiatrisch gestoord is en een gevaar geworden is voor zichzelf en zijn omgeving, gedwongen op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Incentive (Eng.: aansporing, prikkeling) Financiële of via regels georganiseerde stimulans (prikkel) om te veranderen. Incidentie van ziekten Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte of van personen met die ziekte in een bepaalde periode. Hoe groter het aantal nieuwe gevallen van een ziekte (zoals verkoudheid; meestal kortdurend en ten gevolge van infecties ontstaan), des te slechter de gezondheidstoestand van de bevolking (of een specifieke groep daarbinnen). Zie: Prevalentie van ziekten. Indicatiestelling Om bij gezondheidsproblemen gebruik te kunnen maken van medische hulp of een zorginstelling, is een indicatie benodigd. In de curesector bepalen medici wie waarvoor en waar behandeld wordt. De huisarts of
80
de specialist bepaalt de hulpbehoefte en vervolgens welke medische zorg iemand nodig heeft. Dit heet de ‘medische indicatie'. Daarna krijgt men toegang tot de zorg. In de care-sector bepaalt het Centrum Indicatiestelling Zorg of en in welke mate iemand voor zorg in aanmerking komt ingevolge het Besluit Indicatiebeoordeling Verpleging en Verzorging. De definitie die de regelgeving omtrent de indicatiestelling hanteert is: ‘Indicatiestelling is het resultaat van een geformaliseerd proces van het op objectiveerbare wijze vaststellen van de hulpbehoefte en het vervolgens aangeven van de in dat kader in redelijkheid aangewezen zorg naar aard, inhoud en omvang' (Raad voor de Volksgezondheid en het College van Ziekenhuisvoorzieningen in 1994). De bedoeling is dat onafhankelijk (dus los van de aanbieders van zorg; de hulpvraag staat centraal, niet het zorgaanbod), objectief (op grond van een geobjectiveerd systeem van regels; doel is een meer uniforme en professionele beoordeling van de hulpvraag) en integraal (dus rekening houdend met de mogelijke complexiteit van problemen die mensen kunnen hebben: men indiceert voor thuiszorg of voor opname in een intramurale voorziening. Het bezit van een indicatie geeft geen formeel (afdwingbaar) recht op zorg. Individuele gezondheidszorg Term uit de Wet BIG. Tot de individuele gezondheidszorg worden alle verrichtingen gerekend die rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en die tot bevordering, bewaking of herstel van diens gezondheid moeten leiden. Het gaat niet alleen om geneeskunde in engere zin, dat wil zeggen geneeskunde door aan een universiteit afgestudeerde artsen, maar ook om andere disciplines en de daarbij behorende beroepen: tandarts en tandheelkundige beroepen; apotheker, apothekersassistent en apotheekhoudende huisarts; klinisch psycholoog; psychotherapeut; fysiotherapeut; verloskundige; verpleegkundige en ziekenverzorgende. Voorts nog de zogenoemde ‘Artikel-34-beroepen': diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut Mensendieck/Cesar, podotherapeut, radiologisch laborant, tandprotheticus. Individualisering Mensen zijn meer op zichzelf, komen meer voor zichzelf op en voelen minder solidariteit met hun medemensen. Ouderen kunnen minder vanzelfsprekend de zorg van hun kinderen verwachten. Individualisering heeft ook te maken met de behoefte om producten op maat, dat wil zeggen aangepast aan de privé-behoeften en -wensen die iemand heeft, te kunnen aanschaffen. Men wil geen standaardproducten meer hoeven afnemen, aan delen waarvan men geen behoefte heeft maar waarvoor toch moet worden betaald. Mensen verlangen flexibele zorg-, pensioen-en verzekeringsproducten. Individualisering in de sociale zekerheid betekent dat rechten worden toegekend en plichten opgelegd aan individuen, los van hun woon-of leefsituatie. Inequity in health (Eng.: onbillijkheid in gezondheid) Term om onrechtvaardig geachte gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen aan
81
te duiden. Gezondheidsverschillen tussen groepen kunnen voortvloeien uit verschillen in opleiding, in inkomen of etniciteit. Infectieziektewet Wet uit 1999 (opvolger van de Wet Bestrijding Infectieziekten en Opsporing Ziekteoorzaken) die de melding van ziekten regelt en maatregelen mogelijk maakt om de verspreiding van ziekten tegen te gaan. Informatie-assymetrie De dokter weet meer dan de patiënt. Informed consent (Eng.: toestemming na informatie) In de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst vastgelegde verplichting dat de arts de patiënt over de behandeling en de eventuele consequenties inlicht en hem om toestemming voor de behandeling vraagt. Ook bij medisch-wetenschappelijk onderzoek dient de proefpersoon van tevoren in te stemmen met het experiment. Van experienced consent (de term is bedacht door M. Olden Rikkert) wordt gesproken als de proefpersoon na bijvoorbeeld een week op basis van ervaring kan beslissen of hij al dan niet met het onderzoek wil doorgaan. Informele zorg Hulp, verzorging of verpleging bij ziekte of ongeval, waarbij niet professionele zorg vanuit een instelling wordt verleend maar familie, buren, vrienden, kennissen of vrijwilligers hulp geven(ook mantelzorg genoemd). In natura Zorg in natura is in de cure zorg verleend direct aan het lichaam van een patiënt. Via medische handelingen, via medicijnen, via operaties of een combinatie daarvan. In de care eveneens via concrete handelingen (verpleging, verzorging, begeleiding). Naast zorg in natura bestaat in de care ook het persoonsgebonden budget, waarbij men geld krijgt om zelf zijn zorg te regelen. In natura-verzekering. In natura-verzekering Zorgverzekering waarbij men verzekerd is voor de zorg aan het lichaam bij een door de zorg verzekeraar uitgekozen zorginstelling. De kosten van de behandeling worden direct door de verzekeraar betaald. Bij een restitutieverzekering worden de rekeningen vergoed die iemand krijgt vanwege de zorg die hij of zij ontvangen heeft. Natura-polis; Restitutie-polis. Inputvolume De omvang van de behandelcapaciteit en het personeelsvolume in de gezondheidszorg. Het inputvolume geeft aan wat er aan middelen wordt ingezet en het outputvolume wat het resultaat is van deze inzet.
82
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Overheidsorganisatie die toezicht houdt op en adviseert over de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg in Nederland. Inspecteurs – artsen, verpleegkundigen, apothekers, maar ook mensen met een andere achtergrond – houden toezicht op de naleving van de wetten en regelgeving in de gezondheidszorg. Het toezicht heeft tot doel om de kwaliteit van de gezondheidszorg te bewaken en verspreiding van ziekten tegen te gaan. De inspecteurs controleren daartoe de kwaliteit van de zorgverlening en treden handelend op bij problemen in instellingen, bij calamiteiten en bij beroepsfouten. De inspecties zijn provinciaal georganiseerd en per inspectie naar aandachtsgebied in clusters onderverdeeld: het cluster preventieve en curatieve gezondheidszorg en thuiszorg; het cluster geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg; het cluster verpleeg-en verzorgingshuiszorg; het cluster farmacie en medische technologie. www.igz.nl. Instelling Organisatie die opgericht (‘ingesteld') is met als doel een bepaald (ideëel) belang te behartigen of een bepaalde werkzaamheid te verrichten waarvan verondersteld wordt dat die niet via de vrije markt gerealiseerd wordt. Onder het begrip ‘instelling' vallen ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, opvangvoorzieningen, hulpverlenings-en huisvestingsvoorzieningen voor bepaalde groepen in de samenleving, maar ook liefdadigheidsorganisaties. Instellingen voor deeltijdbehandeling Zie: Psychiatrisch dagcentrum; Medisch kleuterdagverblijven. Instelling voor verstandelijk gehandicapten Organisatie die verstandelijk gehandicapten opneemt en huisvesting, geneeskundige hulp, verzorging en verpleging biedt. De behandeling richt zich op revalidatie, reactivering, fysiotherapie en bezigheidstherapie. Ook organiseren deze instellingen verpleging in gezinnen. Er zijn specifieke instellingen (vijf) voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten. Zij behandelen verstandelijk gehandicapten, die ernstig ontregeld zijn. Zie: Handicap; Verstandelijk gehandicaptenzorg. Instrumentatietechnicus Zie: Instrumentele dienst. Instrumentele dienst Onderdeel van een ziekenhuis dat zorg draagt voor onderhoud en reparatie van en begeleiding bij het gebruik van medischtechnologische apparatuur. De medewerkers zijn ‘instrumentatietechnici'. Integrale bekostiging Financiering van zorgaanbieders op basis van een alle kosten omvattend (“integraal”) tarief. Behalve de kosten de zorg zijn ook de huisvestingskosten (de kapitaalslasten: rente en afschrijving)
83
begrepen. De werkelijk kosten van rente en afschrijvingen worden dan niet langer vergoed. Daarvoor komt de Normatieve HuisvestingsComponent in de plaats. Na 2012 -is het plan van de overheid -lopen zorgaanbieders risico voor alle kosten van hun instelling en zijn hun inkomsten gebaseerd op de hoeveelheid geproduceerde diensten en de daarvoor met het Zorgkantoor (in de care) of in de cure (voor een deel van de zorg) met de zorgverzekeraar afgesproken prijs. Integrale zorg Zorg die alle aspecten omvat en in samenhang wordt uitgevoerd en waarbij meerdere disciplines betrokken zijn: medisch, paramedisch, psychosociaal en verpleegkundig. Zie: Ketenzorg. Intensieve thuiszorg Tijdelijke extra, maximaal zes maanden durende, hulp aan veelal terminale patiënten. Intensive care Afdeling van een ziekenhuis waar patiënten verblijven die vanwege een ernstig ongeluk of een zware operatie – intensieve verpleging en continue controle nodig hebben. Voor pasgeborenen zijn er NICU’s of neonatale intensive care units. Intensive care bestaat op drie niveaus. Het laagste niveau (level one) is high care waar kort kan worden beademd. Op level two kan langdurig worden beademd en is permanent een intensivist beschikbaar. In een level three intensive care wordt complexe zorg geleverd na hartoperaties, neurochirurgische ingrepen en andere zware medische ingrepen. Intensivist Arts die gespecialiseerd is in de zorg voor zeer ernstig zieke patiënten op een intensive care afdeling van een ziekenhuis. Een intensivist is in veel gevallen een anesthesist of internist die zich heeft bekwaamd in de behandeling van patiënten op een intensive care. International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (kort: ICIDH) Internationale classificatie van ziekten, aandoeningen en handicaps. De indeling vindt plaats naar hoofdgroepen: infectieziekten en parasitaire ziekten; nieuwvormingen; inwendige, voedings-en stofwisselingsziekten, bloedziekten en ziekten van bloedvormende organen; psychische stoornissen, ziekten van zenuwstelsel en zintuigen; ziekten van het hartvaatstelsel, van de ademhalingswegen, van het spijsverteringsstelsel, van de urinewegen en de geslachtsorganen; zwangerschap, bevalling en kraambed; ziekten van huid en onderhuid, van het bewegingsstelsel en het bindweefsel; aangeboren afwijkingen; aandoeningen rondom de geboorte; symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden; uitwendige oorzaken van letsel en vergiftiging door bedrijfsongevallen en overige ongevallen. International Standard Organization (kort: ISO) Organisatie die certificaten afgeeft aan bedrijven die op grond van een kwaliteitssysteem voldoen aan een bepaalde standaard. Een ISO-certificaat garandeert dat bedrijfsprocessen volgens
84
controleerbare procedures verlopen. Dat maakt het achterhalen en ook het verbeteren van fouten mogelijk. In het systeem worden normen of regels geformuleerd voor de organisatiestructuur, de verantwoordelijkheden, procedures, processen en voorzieningen voor het ten uitvoer brengen van kwalitatief goede producten. De nadruk bij ISO-normering ligt op het beheer van de operationele activiteiten, de regels en procedures die gelden op de werkvloer, het managen van de dagelijkse gang van zaken. ISO-normering geeft klanten enige vorm van zekerheid dat de producten of diensten die ze afnemen voldoen aan bepaalde, gecontroleerde kwaliteitseisen. Er zijn verschillende ISO-normen. Een norm is een eisenpakket waaraan een product of organisatie dient te voldoen, wil ze gecertificeerd zijn, dat wil zeggen: wil ze in haar public-relationsuitingen mogen melden dat ze voldoet aan een ISO-norm. ISO 9000 bevat begrippen van kwaliteitszorg en normen voor kwaliteitsborging: eisen waaraan een product of dienst moet voldoen om de kwaliteit over langere periode te handhaven en ervoor zorg te dragen dat de kwaliteit niet – door slordigheid, verslappen van aandacht bij het proces van voortbrenging – in de loop van de tijd afneemt. ISO 9000 bevat ook richtlijnen voor de keuze en toepassing van kwaliteitssystemen volgens ISO 9001 tot en met 9003 ten behoeve van externe kwaliteitsborging en volgens ISO 9004 ten behoeve van interne kwaliteitsborging. ISO 9001 stelt regels voor de kwaliteitsborging bij het ontwerpen of ontwikkelen, vervaardigen, installeren en de nazorg van een product of dienst. ISO 9002 legt eisen vast ten aanzien van het vervaardigen en installeren van producten. ISO 9003 legt eisen vast bij de eindkeuring en het controleren of het product aan de gestelde eisen voldoet. ISO 9004 beschrijft elementen waarmee systemen van kwaliteitszorg ontwikkeld en ingevoerd kunnen worden. ISO 9004.2 geeft richtlijnen voor kwaliteitsborging en de elementen van een kwaliteitssysteem specifiek voor de dienstverlening. Zie: Certificatie. Interventie In de gezondheidszorg wordt met deze term bedoeld het medisch handelen dat als doel heeft een ziekte of aandoening te beïnvloeden zodat deze verdwijnt of minder nadelige invloed heeft. Intramurale gezondheidszorg Zorg die binnen de muren van een instelling of tehuis verleend wordt: ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis, psychiatrische inrichting. Synoniem van residentiële hulp. Zie: Extramurale hulpverlening; Semimurale zorg. In voor zorg Stimuleringsprogramma van het Ministerie van VWS voor krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gefinancierde organisaties. Het programma ondersteunt zorgorganisaties “bij het toekomstbestendig worden”. Aanleiding voor het programma zijn een krappere arbeidsmarkt, financiële druk, zich wijzigend overheidsbeleid, kritiek op zorginstellingen. Het programma ondersteunt op vier thema’s: professionals, bedrijfsvoering, zorg op afstand, ketenzorg. De ondersteuning vindt plaats “in natura” door adviseurs en experts op de genoemde terreinen. www.invoorzorg.nl.
85
j Jaaroverzicht zorg (kort: JOZ) (verouderd) Jaarlijks door het Ministerie van Volksgezondheid uitgebracht overzicht van de kosten en de financiering van (onderdelen van) de gezondheidszorg. Later Zorgnota. Nu: Begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Jeugdgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg is preventieve gezondheidszorg gericht op jeugdigen van 0 tot 19 jaar. Door consultatiebureaus wordt de gezondheid, groei en ontwikkeling van een kind op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied gevolgd ter voorkoming van gezondheidsbedreigingen. Voorlichting en advies aan ouders en kinderen wordt gegeven over een gezonde ontwikkeling van het kind op deze gebieden. Daarnaast signaleert men (dreigende) stoornissen. Indien nodig geacht vindt behandeling palats of wordt doorverwezen. De jeugdgezondheidszorg biedt opvoedcursussen, voorlichtingsbijeenkomsten huisbezoeken en programma’s ‘van ouders tot ouders’ contacten, zoals Homestart en Moeders-Informeren-Moeders. Prenatale zorg bestaat uit huisbezoeken, themabijeenkomsten, aanstaande oudercursussen en zwangerschapsgymnastiek. De consultatiebureaus voeren het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) uit, om alle kinderen in Nederland te beschermen tegen gevaarlijke en soms dodelijke infectieziekten. Ook de neonatale screening bij pasgeborenen (hielprik) is een verantwoordelijkheid van de jeugdgezondheidszorg. Het doel is vroege opsporing en behandeling van ziekten. Sinds 2007 wordt er met de hielprik gescreend op 17 erfelijke ziekten. In de Centra voor jeugd en GEzin werken de consultatiebureaus, de GGD, maatschappelijk werk, bureau jeugdzorg en eventuele andere partijen samen om de zorg voor kinderen, goed te organiseren. Overheidsbeleid is dat er in iedere gemeente minimaal één Centrum voor Jeugd en Gezin komt. Zie: Publieke gezondheidszorg. Joint venture (Eng.: gezamenlijke onderneming met gedeeld risico) Een joint venture is een onderneming die door twee of meer organisaties wordt opgericht om een gezamenlijke, soms nieuwe activiteit uit te oefenen. De gezamenlijke activiteiten worden in een zelfstandige organisatie ondergebracht, het risico wordt gedeeld. De joint venture richt zich op de gezamenlijke doelstelling van de partners. Juridisering In de zin van: juridisering van de samenleving. In de verhoudingen tussen mensen wordt steeds meer gekeken naar rechten en plichten en worden conflicten daarover voorgelegd aan de rechter. Bijvoorbeeld: tussen de arts en patiënt staat het denken in behandelovereenkomst met rechten en plichten centraal en minder de persoonlijke, moreel geladen vertrouwensrelatie. Justitieel geneeskundige (populair: boevendokter) Arts die werkzaam is
86
in een huis van bewaring of gevangenis en extra bijgeschoold zijn over zaken als psychiatrische ziektebeelden, infectieziekten en verslaving. In Nederland werken ca. 130 artsen in een justitiële inrichting.
87
k Kaderwet volksgezondheidssubsidies Wet van 12 maart 1998 die regelt dat het Ministerie van volksgezondheid subsidies kan verstrekken voor activiteiten op het terrein van: gezondheidsbevordering, gezondheidsbescherming, gezondheidszorg, maatschappelijke zorg, voor zover landelijk van betekenis, sport, voor zover landelijk van betekenis. Kaderwet zelfstandige bestuursorganen Wet van 2 november 2006 die de instelling regelt van zelfstandige bestuursorganen. Deze kunnen volgens deze wet uitsluitend worden ingesteld indien: a. er behoefte is aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid; b. er sprake is van strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele gevallen; c. participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard van de betrokken bestuurstaak bijzonder aanwezig moet worden geacht. Kapitaalgoederen Gebouwen en (medische) apparatuur. Zie: Productiemiddelen in de gezondheidszorg. Kapitaallasten Kosten die te maken hebben met de inzet van kapitaal, zoals afschrijving, rente, lease en huur. Deze behoren meestal tot de vaste kosten. Zie: Zorgvastgoed. Kartel Concurrentiebeperkende samenwerkingsvorm tussen bedrijven met als doel om bewust de uitkomst van de markt te beïnvloeden. Middelen zijn bijvoorbeeld prijsafspraken en marktverdeling. Men spreekt ook van kartels als er sprake is van onderling afgestemde, feitelijk parallelle gedragingen van ondernemingen. Deze zijn moeilijker te bewijzen omdat er geen geschreven overeenkomst bestaat. Zie: Mededinging in de gezondheidszorg; Nederlandse Mededingingsautoriteit. Kernenergiewet (KEW) Deze wet van 21 februari 1963 regelt het omgaan met radioactieve stoffen en toestellen die ioniserende straling uitzenden, zoals röntgentoestellen en röntgendiffractieapparaten. De KEW is een raamwet. In deze wet zijn alleen algemene voorschriften opgenomen. Voorschriften voor specifieke sectoren of werkzaamheden staan in aparte besluiten. Voor het uitvoeren van werkzaamheden met radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden is een vergunning vereist. Slechts in enkele gevallen mag men werkzaamheden zonder vergunning uitvoeren en kan men met een melding volstaan. Dit staat in het Besluit stralingsbescherming, dat in 1990 van kracht is geworden. In de wet staat ook de verplichting dat het
88
uitvoeren van genoemde werkzaamheden slechts mag gebeuren onder toezicht van een stralingsdeskundige. Deze deskundige moet erop toezien dat de werkzaamheden veilig worden uitgevoerd en dat het bij de werkzaamheden eventueel ontstane radioactief afval op de juiste wijze wordt ingezameld en afgevoerd. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de naleving van deze wet voor wat betreft de medische stralingstoepassingen/-apparatuur. Ketendbc’s Voor chronische ziekten (diabetes, COPD, hartfalen, cardiovasculair risico en andere chronische ziekten) zijn en worden zorgstandaards ontwikkeld, waarin alle aspecten van de zorg (de cure-en de care-aspecten) zijn beschreven. Richtlijnen en wetgeving vormen de bouwstenen van de zorgstandaard. De ketendbc beschrijft het proces van de zorg en de inhoud van de zorg. Ze worden als één product met één prijs door zorgverzekeraars ingekocht bij een zorgaanbieder. Deze zorgaanbieder (de hoofdaannemer) onderhandelt met de onderaannemers over prijs en kwaliteit en regelt de samenwerking en de onderlinge afstemming. Zie: Functionele bekostiging; Ketenzorg. Ketenintegratie Term uit de organisatietheorie waarmee een bepaalde wijze van leidinggeven aan bedrijfsprocessen wordt aangeduid die boven afzonderlijke bedrijven of instellingen uitgaat. Door centrale planning wordt de stroom van werkzaamheden in de verschillende onderdelen van de keten en hun verschillende doelgroepen en diensten of producten aan elkaar gekoppeld. Ketenintegratie vindt plaats door computers met elkaar te verbinden, waardoor sneller duidelijk is waar een klant halen kan wat hij wil. Ketenintegratie blijkt ook uit samenwerking tussen schakels van een bedrijf (co-makership) en standaardisatie van kwaliteitseisen. Zie: International Standard Organization. Ketenzorg Het voortdurende volgen van een patiënt met een bepaalde aandoening onafhankelijk van de instelling. De in de keten samenwerkende zorginstellingen en beroepsbeoefenaren bieden ononderbroken zorg. Dit vereist een nauwe samenwerking tussen verschillende zorgaanbieders en beroepsbeoefenaren en afstemming van de werkzaamheden op elkaar. De term geeft aan dat de zorg (van zorgvraag tot zorgverlening) als één geheel dient te worden beschouwd en de aanbieders van zorg daartoe met elkaar moeten samenwerken. Zie: Ketenintegratie; Zorgcontinuüm; Zorgketen; Transmurale zorg; Ketendbc’s. Keurmerk Zie: Certificatie; ISO. Keuzen in de zorg Rapport uit 1990 van de Commissie-Dunning, die als opdracht had om te onderzoeken hoe moet worden omgegaan met schaarste in de zorg en daarmee samenhangende selectie van patiënten en welke grenzen er
89
moeten worden gesteld aan de toepassing van nieuwe medische technologieën bij patiënten. Zie: Commissie-Dunning. Kiezen of Delen Rapport uit 1991 van de Commissie-Dunning. Kinder-en jeugdpsychiatrische voorziening Instelling waarin kinderen en jongeren met allerlei soorten psychische problemen en gedragsstoornissen (zoals kinderen en jongeren met neurotische stoornissen en psychosen, depressieve en affectief gestoorde kinderen, jongeren met drugsproblemen) gedurende een etmaal of een gedeelte daarvan behandeld worden. Behandelvormen zijn: psychotherapie, medicijnen, orthopedagogische begeleiding, bewegings- en creatieve therapie, logopedie, fysiotherapie. Zie: Medisch kindertehuis. Klachtrecht cliënten zorginstellingen Zie: Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen. Kleine-kansgeneeskunde (Ook: lage-kansgeneeskunde) Medische behandelingen die veelal belastend zijn voor een patiënt en in (nog) weinig situaties herstel of genezing opleveren. Klinische zorg Medische en verpleegkundige handelingen die plaatsvinden in een intramurale instelling. Klinisch psycholoog Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die psychologisch onderzoek verricht bij personen met klachten op het gebied van hun psychisch functioneren, de resultaten daarvan beoordeelt en psychologische behandelingsmethoden toepast. Zie: Geestelijke gezondheidszorg; Gezondheidszorgpsycholoog; Riagg. Kloosterverzorgingshuis (Ook: kloosterbejaardenoord) Verzorgingshuis, specifiek ten behoeve van oude monniken en nonnen, waarin de mogelijkheid bestaat de regels en gewoonten van de kloosterorde voort te zetten. Knip in de thuiszorg Verouderd. Regeling dat thuiszorg aansluitend aan ziekenhuisopname betaald diende te worden door de zorgverzekeraars, terwijl de langdurende thuiszorg gefinancierd zou moeten worden uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (waar de thuiszorg regulier uit wordt gefinancierd). De gedachte was dat mensen voorheen in het ziekenhuis bleven liggen om uit te zieken. Deze periode werd ook betaald door zorgverzekeraars. Opheffing van deze regeling vond plaats omdat er te veel administratieve problemen bij ontstonden.
90
Koepelorganisatie Overkoepelende organisatie waarin instellingen samenwerken om hun gezamenlijke belangen ten opzichte van de overheid te behartigen. Vertegenwoordigers van koepelorganisaties hadden zitting in adviesorganen van de overheid en in uitvoeringsorganen. Daaraan is een einde gemaakt in het kader van Raad op Maat. Alle adviesorganen van de overheid (zoals de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg) bestaan nu uit onafhankelijke kroonleden. Belangengroeperingen (‘brancheorganisaties', zoals de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen) moeten nu voor overleg en lobby rechtstreeks naar de politiek en het departement. Zie: Treekoverleg. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Belangenbehartiger van zo'n 14.000 fysiotherapeuten in Nederland. Het genootschap werkt samen met de Vereniging voor Vrijgevestigde Fysiotherapeuten en de Landelijke Vereniging voor Fysiotherapeuten in Dienstverband. Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst In 1850 opgerichte organisatie waarin artsen zich hebben verenigd met als doel de belangen van hun professie te behartigen. Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Pharmacie Organisatie waarin apothekers zich hebben verenigd met als doel de behartiging van hun belangen. Kortverblijftehuis Instelling voor verstandelijk gehandicapten waar zij gedurende een beperkte periode kunnen wonen. Kosten-batenanalyse In de gezondheidszorg het vergelijken van wat men betalen wil voor levensverlenging of verbetering van de gezondheid en wat de daarmee samenhangende kosten zijn. Zie: Kosteneffectiviteitsanalyse; Kostenminimalisatieanalyse. Kostenbeheersing In bedwang houden van de uitgaven voor de gezondheidszorg en de sociale zekerheid door de overheid. Bedoeld wordt de groei van de kosten niet groter te laten zijn dan gepland of begroot, of dan politiek wenselijk is. De stijging van de kosten in de gezondheidszorg wordt veroorzaakt door technologische (nieuwe medische technieken) en demografische (vergrijzing) ontwikkelingen en een toegenomen welvaart (waardoor steeds meer mensen via het stelsel van ziektekostenverzekeringen toegang krijgen tot dure behandelingen en extra zorg). Zie: Marktwerking; Budgettering van verzekeraars; Normuitkeringen; Eigen bijdrage; Aanbodregulering.
91
Kosten-effectiviteitsanalyse Het vergelijken van het kostenverschil per gewonnen leven of gewonnen levensjaren of gewonnen kwaliteit van leven als een medicijn tegen een bepaalde ziekte of aandoening wordt ingevoerd tegenover de situatie dat geen interventie zou plaatsvinden. Zie: Kostenbatenanalyse; Kosten-minimalisatieanalyse. Kostenfunctie Productiestructuur in formele termen, waarbij een relatie wordt gelegd tussen kosten enerzijds en de geproduceerde hoeveelheden en prijzen van de productiemiddelen anderzijds. Kosten-minimalisatieanalyse Het vergelijken van alternatieve medische interventies om vast te stellen welke het goedkoopst is. Zie: Kostenbatenanalyse; Kosten-effectiviteitsanalyse. Kosten-utiliteitsanalyse Het vergelijken van de kosten van medische interventies in relatie tot de waardering die toegekend wordt aan de gezondheidstoestand ten gevolge van een ziekte of aandoening waarin iemand een jaar doorbrengt. Medische interventies met gelijke kosten maar met verschillende aantallen gewonnen ‘kwaliteitslevensjaren' kunnen zo gewaardeerd worden op hun nut, hun utiliteit. Zie: QALY. Kostprijsberekening Berekening van de prijs per eenheid van een product, dat wil zeggen – in de gezondheidszorg – de kosten van één verrichting, zoals een hartoperatie of de verzorging per dag in een verzorgingshuis. Productdefiniëring en kostprijsberekening hangen ten nauwste samen. Het product wordt in al zijn details uiteengelegd en de kostprijs per eenheid is de optelsom van de kosten van de componenten. In het geval van een hartoperatie: de anesthesist, de verpleegkundige handelingen, de operatiekamer, de intensive care, de verpleging. We spreken van periodekosten als we de totale kosten van medische zorg, verpleging en verzorging, inclusief de loonkosten, de afschrijving en rente over een jaar aangeven. Bij intramurale zorginstellingen vormen de aanwezigheid van een recreatiezaal (en andere niet-zorggerelateerde ruimten, zoals een winkeltje of een creativiteitsruimte) en een instellingsterrein een onderdeel van de kosten. Kraamzorg Onderdeel van de thuiszorg dat tot doel heeft hulp in huis te geven na een bevalling. Kring van verzekerden De groep mensen die tegen een bepaald risico verzekerd is omdat ze bij een verzekeringsmaatschappij een verzekering tegen dat risico hebben afgesloten of omdat ze verzekerd zijn krachtens een van de socialezekerheidswetten. Bij particuliere verzekeringen: al degenen
92
die premie betalen zijn verzekerd en behoren tot de kring van verzekerden. In de sociale zekerheid: al diegenen die per socialezekerheidswet aangewezen zijn als verzekerde. De betrokken wet bepaalt wie verzekerd is en wie dus tot de kring der verzekerden behoort. De overheid kan bij wet de kring van verzekerden uitbreiden of inkrimpen. Kruissubsidie Met winstgevende onderdelen van een bedrijf of instelling dekken van de verliesgevende onderdelen. In de gezondheidszorg en de sociale zekerheid vindt kruissubsidie plaats tussen inkomensgroepen (hogere inkomens betalen meer premie dan lagere inkomens) en tussen risicogroepen (jongeren betalen voor ouderen; gezonden betalen voor zieken). Zie: Solidariteit. Kruiswerk Verouderd. Zie: Thuiszorg; Wijkverpleging. Kwaliteit In de gezondheidszorg is kwaliteit ‘de graad van overeenkomst tussen de doelen van de zorg en de werkelijk geleverde zorg' (Braat). De ISO-9000 norm definieert kwaliteit als ‘het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst, dat van belang is voor het voldoen aan gestelde eisen of behoeften'. Zie: ISO; Keurmerk; Certificatie. Kwaliteit betreft – in concreto – een klantgerichte benadering, omdat de klant de reden van het bestaan van de instelling is. Voorts betreft kwaliteit mensgerichtheid, omdat mensen in de organisatie het werk moeten doen. De medewerkers moeten over de nodige informatie beschikken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden toebedeeld krijgen; ze moeten competent zijn (zie: Competentiemanagement). De persoonlijke ontwikkeling van medewerkers moet gestimuleerd worden door opleiding en training. Een derde aspect van kwaliteit betreft het feit dat de kwaliteit van de werkzaamheden regelmatig getoetst wordt: de financiële aspecten, maar ook de medewerkers- en klanttevredenheid, het leiderschap, de waardering door de maatschappij. Fouten worden gemaakt, maar moeten voortdurend verbeterd worden (zie: Lerende organisatie). De stijl van leidinggeven is open en gericht op dialoog en de leidinggevende verdeelt zijn aandacht evenredig over alle aspecten van het leidinggeven: de overdracht van inspiratie op de medewerkers, van beleid en strategie, het personeelsmanagement, het management van het primaire en secundaire proces, het resultaat van de organisatie, zowel de financiële als de niet-financiële (de productie) resultaten, als de waardering van de organisatie door medewerkers, klanten en de maatschappij. Kwaliteit kan – in de gezondheidszorg – worden benaderd als een objectief meetbaar kenmerk van de zorgverlening, waarbij een analytisch model gehanteerd wordt voor de bewaking van de kwaliteit: de onderdelen van het zorgproces worden uiteengelegd en in maat en getal uitgedrukt. Door middel van indicatoren, standaarden en protocollen wordt het verschil tussen ideaal en werkelijkheid zichtbaar en meetbaar gemaakt. In de moderne visie op kwaliteit gaat het minder om kwaliteitsbewaking dan om kwaliteitsbevordering. Niet alleen het zorgproces wordt beoordeeld, maar
93
het geheel van het zorgstelsel: is er de juiste sfeer, de goede cultuur en identiteit in de organisatie; hebben de medewerkers de juiste houding en attitude? Zie: International Standard Organization; Total Quality Management; Kwaliteitszorgsysteem; Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen; Kwaliteitswet Zorginstellingen. Kwaliteitsborging Het ‘verankeren' van het kwaliteitssysteem dat is ingevoerd in de organisatie door gestandaardiseerde periodieke controle en ten gevolge daarvan correctie van fouten en tekortkomingen. Zie: Kwaliteitszorgsysteem. Kwaliteitsindicatoren Meetbare aspecten van zorg die een indicatie geven over de kwaliteit van de geleverde zorg. Kwaliteitskader verantwoorde zorg Zie: Verantwoorde zorg. Kwaliteitswet Zorginstellingen Deze wet van 18 januari 1996 formuleert de eisen waaraan zorginstellingen moeten voldoen, maar laat de invulling aan de instellingen zelf over. Voorbeelden van instellingen zijn ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, maar ook zelfstandige zorgverleners voor zover zij dus niet alleen, maar in nevenschikking samenwerken. Individueel werkzame beroepsbeoefenaren zoals huisartsen in een solopraktijk vallen niet onder deze wet. Instellingen moeten verantwoorde zorg verlenen, dat wil zeggen zorg die doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is. De wet verwacht dat de instelling voldoende goed personeel in dienst heeft en dat de taken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn verdeeld. De resultaten van overleg met andere zorgaanbieders, met zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties moeten in het kwaliteitsbeleid worden betrokken. De instelling moet een kwaliteitssysteem vormgeven, met behulp waarvan de kwaliteit van de zorgverlening systematisch bewaakt, beheerst en verbeterd wordt. jaarlijks moet in een kwaliteitsjaarverslag verantwoording van dit beleid worden afgelegd. Zorg is zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De Kwaliteitswet zorginstellingen zorgt ervoor dat de zorgaanbieder de eigen kwaliteit bewaakt, beheerst en verbetert. De wet noemt vier kwaliteitseisen waaraan een zorgaanbieder moet voldoen: verantwoorde zorg, op kwaliteit gericht beleid, het opzetten van een kwaliteitssysteem en het maken van een jaarverslag. De zorgaanbieder moet verantwoorde zorg leveren. Het beleid dat de instelling voert, moet gericht zijn op het in stand houden en verbeteren van kwaliteit. Melding van calamiteiten en seksueel misbruik (waarbij een cliënt of een hulpverlener van de instelling is betrokken) bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg is volgens deze wet verplicht. De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de Kwaliteitswet. De instelling moet het kwaliteitsjaarverslag, waarin zij verantwoording van het gevoerde kwaliteitsbeleid aflegt, naar de Inspectie en naar patiëntenorganisaties
94
sturen. En op internet plaatsen op de site www.jaarverslagenzorg.nl. Kwaliteitszorgsysteem Het geheel van activiteiten en afspraken van een bedrijf of instelling om een goede dienst te leveren. De directie formuleert het kwaliteitsbeleid. Dit bevat de kwaliteitsdoelstellingen en de middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van het beleid. Kwaliteitsbeheersing richt zich op controle en bewaking en ook op het opsporen en bijsturen van tekortkomingen in de afzonderlijke fasen van het productieproces. Kwaliteitsborging is de toetsing en toepassing van de activiteiten die in het kader van het kwaliteitszorgsysteem worden uitgevoerd. In het kwaliteitsplan staan de concrete maatregelen en voorzieningen en de volgorde van de activiteiten die gepland zijn. Het bevat procedures, instructies, voorschriften, keuringsmethoden, normen en meetinstrumenten. Het bevat afspraken over taken en verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de wijze van overdracht tussen opeenvolgende schakels in het proces van dienstverlening. In het kwaliteitshandboek wordt het kwaliteitszorgsysteem beschreven. Het is een naslagwerk over het systeem van kwaliteitszorg dat voortdurend wordt bijgesteld en dient als verantwoording voor afnemers en voor certificerende instellingen. Zie: Kwaliteit; International Standard Organization; Certificering; Total Quality Management. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven in de care wordt als volgt Gedefinieerd; de omschrijvingen onderbouwen de normen verantwoorde zorg. - Lichamelijk welbevinden. Cliënten moeten kunnen rekenen op adequate gezondheidsbescherming en -bevordering, een schoon en verzorgd lichaam en smakelijke maaltijden, hapjes en drankjes. - Mentaal welbevinden. Cliënten moeten kunnen rekenen op respect voor, en ondersteuning van, de eigen identiteit en levensinvulling. - Woon-en leefomstandigheden. Cliënten moeten kunnen rekenen op veilige woonruimte waar ze zich thuis voelen. - Participatie. Cliënten moeten kunnen rekenen op aantrekkelijke mogelijkheden voor dagbesteding waarmee zij invulling kunnen geven aan persoonlijke interesses, hobby’s en een sociaal leven en contact kunnen houden met de samenleving. Landelijke Medische Registratie (LMR) Organisatie die de gegevens van alle ziekenhuizen in Nederland verzamelt. Zoals: leeftijd, hoofddiagnose, comorbiditeit, urgentie van de opname, sterftecijfers. Zie: Hospital Standardized Morallity Ratio. Landelijk Overleg Cliëntenraden Ouderenzorg (LOC) Landelijke organisatie van de bewonerscommissies (cliëntenraden) van (met name) verzorgingshuizen. Zie: Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen.
95
Landelijke Verloskunde Registratie De hulp van huisartsen en verloskundigen bij bevallingen wordt centraal geregistreerd – omdat partijen ‘het kwalitatieve belang van eenduidige, volledige en adequate registratie' hebben aangegeven – en verwerkt door de Stichting Informatievoorziening Gezondheidszorg. Lareb Ook: Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb Instituut dat de bijwerkingen van geneesmiddelen Zie: Farmacovigilantie. www.lareb.nl Last resort-zorg ‘Laatste toevlucht' voor patiënten met complexe, onbekende ziektebeelden in een zeer gespecialiseerd ziekenhuis met gespecialiseerde artsen. Leegloop Van leegloop spreken we als van de capaciteit van het personeel geen of onvoldoende gebruik wordt gemaakt als gevolg van organisatorische problemen of van overcapaciteit. Zie: Human resource management. Leidschendamconferentie Bijeenkomsten (er waren er drie, in 1989, 1990 en 1995) waar verzekeraars, zorgaanbieders en patiënten- en consumentenorganisaties met elkaar spraken over de kwaliteit van de zorg en hoe deze kon worden bevorderd en hoe gekomen zou kunnen worden tot een samenhangend kwaliteitsbeleid en tot kwaliteitscriteria, kwaliteitsbeoordelingscriteria en kwaliteitssystemen. Zie verder: Kwaliteitswet; International Standard Organization; Certificatie. Lerende organisatie Organisatietheoretische opvatting die stelt dat de belangrijkste hulpbronnen van een organisatie niet de machines of het geld zijn, maar dat deze van intellectuele aard zijn: de kennis en de vaardigheden van de medewerkers. Ook in de traditionele, collectieve handelingen schuilt kennis. Een lerende organisatie staat open voor nieuwe kennis en voegt aan haar kennis steeds nieuwe kennis toe: door ideeën van buitenaf te absorberen en door deze ideeën in de organisatie te laten circuleren en te gebruiken voor innovaties. Een lerende organisatie verbreedt voortdurend haar kennis en leert van haar fouten. Men schuwt experimenteren en het maken van fouten niet. Zie: Theorieën X en Y; Kenniseconomie; Informatiemanagement. Letselschadebureaus Bureaus die slachtoffers van ongevallen die geleid hebben tot verwondingen of lichamelijke handicaps – tegen betaling – helpen bij het verkrijgen van een schadevergoeding. Level playing field (Eng.) Economisch uitgangspunt dat alle partijen op de markt een gelijke kans hebben om geld te verdienen. Deze kansen mogen
96
niet oneigenlijk door uitsluiting van mededinging door grote conglomeraten van organisaties worden verhinderd. Zie: Mededinging in de gezondheidszorg. Levensverwachting Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. Liaisonverpleegkundige (Ook: transferverpleegkundige) Verpleegkundige die vanuit het ziekenhuis de verbinding met de zorg buiten het ziekenhuis legt. Hij of zij signaleert wanneer patiënten uitbehandeld zijn en weer naar huis kunnen, maar nog thuiszorg of tijdelijk of permanent verzorging of verpleging nodig hebben in een verpleeghuis of verzorgingshuis. Doel van deze functie is verbeteren van de doorstroming van patiënten van een ziekenhuis, zodat het aantal ligdagen afneemt en een efficiënter gebruik gemaakt kan worden van een ziekenhuisplaats én realiseren van een betere aansluiting tussen het ziekenhuis en nog benodigde zorg thuis of in een zorginstelling. Liberalisering (Frans: bevrijding) Term uit de politiek waarmee bedoeld wordt dat het bedrijfsleven bevrijd wordt van door wetgeving geproduceerde beperkingen en belemmeringen. Voordelen van liberalisering zijn: bedrijven krijgen meer vrijheid van handelen; vernieuwing van producten krijgt meer kans; consumenten kunnen uit meerdere producten en verschillende prijzen voor soortgelijke producten kiezen op door henzelf te kiezen tijden; investeringen kunnen worden gefinancierd door leningen die op de vrije markt worden aangegaan. Zie: Concurrentie. Life science Wetenschap die onderzoek doet naar geneesmiddelen voor mens en dier en naar gewasbescherming. Life science baseert zich niet op de chemie (zoals de farmacie) maar op de biotechnologie, die zich bezighoudt met wijziging en herstel van DNA, het erfelijk materiaal van mensen, dieren en planten. Lifestyle drug Medicijn dat de kwaliteit van het leven van – vooral oudere – mensen verbetert en onaangenaamheden wegneemt of vermindert. Niet bedoeld om te genezen, maar om het gevoel van welzijn bij minder ernstige – of bij het leven behorende – aandoeningen (zoals haaruitval, veroudering van de huid, vetzucht; ook impotentie wordt soms tot de minder ernstige problemen gerekend) te verhogen. Ligduur Het gemiddeld aantal verpleegdagen per ziekenhuisopname. Logeerhuis Soort (niet commercieel) hotel voor tijdelijke opvang van dementerenden, waarin zij kunnen verblijven als de partner of de familie
97
even op adem moet komen. De zorg die de partner of familie normaal op zich neemt, wordt gedurende enige tijd overgenomen door beroepskrachten. Logopedist (Grieks: logopedie = spraakkunde) Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die mensen met een tekort of een stoornis op het gebied van het spreken, het taalgebruik, de taalbeheersing en taalverwerving diagnosticeert en behandelt. Het stemgeven en stemgebruik, problemen bij het horen en luisteren behoren eveneens tot zijn werkterrein. Mensen met spraakgebreken of spraakproblemen (stotteren, ademhalingsstoornissen, stemstoornissen, afasie, dysfasie, status na monden keeloperatie, orthopedische afwijkingen aan de mond-en neusholte en de kaken, spraakontwikkelingsachterstand bij doofheid, liplezen bij doofheid) worden met behulp van logopedie geholpen hun spraak te zuiveren of te verbeteren of hun stemgebruik te verbeteren of zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de restmogelijkheden die men heeft.
98
m Maatschap Samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen die ieder iets inbrengen – arbeid, geld, goederen – met als doel om het voordeel dat daaruit voortvloeit gezamenlijk te delen. Deze rechtsvorm wordt veelal gevonden bij vrijeberoepsbeoefenaren, zoals artsen, accountants, fysiotherapeuten. Maatschappelijke dienstverlening Overkoepelende aanduiding voorde werkzaamheden van instellingen voor algemeen maatschappelijk werk, sociale raadslieden; telefonische hulpdiensten, schuldhulpverlening; schoolmaatschappelijk werk; buurtbemiddeling; ouderenadviseur. Maatschappelijke gezondheidszorg Overkoepelende term voor wijkverpleging en sociaalpsychiatrische verpleging. Op universitair niveau de opleiding tot bedrijfsarts en onderzoeker. Onderzoek op het terrein van de maatschappelijke gezondheidszorg betreft de sociale determinanten van volksgezondheid, determinanten van gezondheid gerelateerd gedrag, arbeid en gezondheid. Maatschappelijke opvang Algemene term voor voorzieningen die mensen in crisissituaties opvangen: thuislozen, daklozen, zwervers, mishandelde vrouwen, tienermoeders. Het budget voor maatschappelijke opvang bedraagt ongeveer 220 miljoen gulden per jaar. De overheid ziet het als haar taak om een ‘schild voor de zwakkeren in de samenleving' te zijn. Als middel ziet zij laagdrempelige opvang en begeleid wonen. Als oorzaak van uitval uit de samenleving wordt ‘de hectiek van de samenleving' genoemd, waarin sommige mensen zich niet kunnen handhaven. Echtscheiding, werkloosheid, mishandeling, scheiding, verslavingen, dakloos worden kunnen – in combinatie met elkaar – het gevolg zijn. Ook uitbehandelde psychiatrische patiënten voor wie geen asiel is, komen op straat terecht en in het ‘circuit' van de maatschappelijke opvang. Zie: Opvanghuis; Vrouwenhulpverlening. Maatschappelijk middenveld Tussen overheid en politiek en de ‘mensen in het land' bevindt zich het maatschappelijk middenveld van vakbonden, werkgeversorganisaties, belangenorganisaties van boeren, ouderen, vrije beroepsbeoefenaren, zorgverleners, instellingen, verzekeraars, die een eigen poli tieke macht hebben. Hun doel in hun onderhandelingen met de overheid is het beleid beïnvloeden ten gunste van de eigen achterban.
99
Maatschappelijk ondernemerschap Wijze van leidinggeven aan bedrijven of instellingen waarbij een bedrijfsmatige aanpak wordt gecombineerd met een sociale oriëntatie. De bedrijfsmatige aanpak is gericht op het behalen van winst of resultaten; ook het eigen belang speelt een rol. De sociale oriëntatie is gebaseerd op burgerzin en een expliciet maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Het begrip heeft een normatief karakter. Een maatschappelijk ondernemer in de gezondheidszorg – zo is de opvatting – streeft niet primair eigen belang na, maar is toch ondernemer, wat wil zeggen dat hij initiatief toont en risico's accepteert. Hij of zij balanceert ‘tussen externe en veelal diffuse belangen van de samenleving en de interne en soms tegenstrijdige belangen binnen de eigen organisatie(s), teneinde een zo adequaat mogelijk aanbod van zorg-en dienstverlening te genereren', aldus hoogleraar R. Huijsman. Zie: Health care governance. Maatschappelijk werk Zie: Algemeen maatschappelijk werk. Maatstafconcurrentie (Engels: yardstick competition) Ook: Meetlatconcurrentie. Methode om de kosten van de gezondheidszorg te beheersen. De productiekosten van een bepaalde zorgorganisatie in een sector van de gezondheidszorg wordt vergeleken met andere, soortgelijke organisaties elders. De laagste kosten fungeren als richtlijn (als benchmark) voor de vaststelling van het tarief dat de zorgverzekeraar of de overheid bereid is te betalen voor de door de onderzochte zorgorganisatie geleverde zorg. Zie: Openbare aanbesteding; Marktwerking. Machtiging Letterlijk: ‘volmacht geven'. Toestemming die een zorgverzekeraar verleent aan een verzekerde om hulp te krijgen voor rekening van de Zorgverzekeringswet of de AWBZ. Zie: Verzekeringsarts. Macronacalculatie Een vergoeding achteraf (een “ex post compensatiemechanisme”) waarmee de overheid zorgverzekeraars compenseert voor financiële tegenvallers. Die kunnen ontstaan door een niet verwachte griepepidemie of ziekenhuizen die meer produceren dan verwacht. Doel is om gemeenschappelijke risico’s van zorgverzekeraars te verkleinen, om zo de hoogte van de verzekeringspremie te matigen. Het Ministerie van VWS wil de macronacalculatie afschaffen en daarmee de zorgverzekeraars meer risicodragend maken. De verzekeraars zijn tegen afschaffing van de compensatie. De compensatie voorkomt dat de Nederlandsche Bank de solvabiliteitseisen verhoogt en zorgt ervoor dat de zorg verzekeraars de premie moeten verhogen om buffers op te bouwen. Zie: Ex ante risicoverevening. Malpractice claims (Am.) Financiële schadevergoeding die wordt geëist bij medische fouten of bij resultaten van medisch handelen die niet aan de
100
verwachtingen voldoen. Managed care Het rapport van de Stichting Toekomstscenario's Gezondheidszorg (1997) definieert managed care als volgt: ‘het raamwerk waarbinnen zorgvraag en zorgaanbod worden gestuurd op omvang, doelmatigheid, kwaliteit en prijs'. Zorgverzekeraars sturen en bepalen mede hoe de gezondheidszorg is georganiseerd of zou moeten worden georganiseerd en wat het aanbod omvat. Doel is beheersing van het gebruik en van de kosten van de gezondheidszorg door middel van controle en ‘zorgsturing'. Middelen zijn: een geselecteerd netwerk van zorgaanbieders; toepassing van een machtigingssysteem; beheersing van de toegang tot de zorg (met behulp van protocollen en richtlijnen); beheersing van de kosten door indicatiegebonden vergoeding van geneesmiddelen; toetsing van medisch handelen door evaluatie van opnamen (de duur en de noodzaak van de opname) en het verrichten van utilization reviews (het opsporen van medisch niet noodzakelijke dure behandelingen en verwijzingen). In Nederland heeft managed care tot doel om de organisatie van de zorg te verbeteren. Sommige verzekeraars hebben daartoe een casemanager of zorgcoördinator aangesteld die als zorgbemiddelaar, met name bij complexe behandelingen, en als wachtlijstbemiddelaar optreedt. Zie: Disease management. Managementparticipatie Invloed van professionals (zoals medisch specialisten) op beleid en organisatie van een instelling. Zie: Medischspecialistisch bedrijf; Ziekenhuis-nieuwe-stijl; Ziekenhuis. Managerial revolution (Eng.: bestuurlijke omwenteling) Term uit het bedrijfsleven waarmee bedoeld wordt dat niet meer de ondernemer leider en eigenaar van het bedrijf is, maar (ingehuurde) managers. Zij hebben de macht overgenomen en worden sterker of minder sterk gecontroleerd door de aandeelhouders. In de gezondheidszorg is een soortgelijke revolutie gaande: de besturen die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, hebben de macht in de instelling niet meer in handen. Elke – veelal religieus of anderszins ideologisch georiënteerde – groepering had zijn eigen instelling op het gebied van de gezondheidszorg. ‘Anonieme professionals' (Prij 1998) coördineren thans de verschillende functies van de instelling. In meer of minder sterke mate worden ze gecontroleerd door een Raad van Toezicht. Zie: Ondernemer. Mantelzorg Niet-professionele zorg, verleend door familie of kennissen of vrienden van een patiënt. Ook informele zorg. Markt Het geheel van vraag en aanbod van een bepaalde dienst gedurende een bepaalde periode. Tussen marktpartijen worden transacties afgesloten; vragers en aanbieders sluiten koop-en verkoopovereenkomsten met elkaar.
101
Men spreekt de prijs af, de voorwaarden waaronder de levering plaatsvindt en de eisen waaraan het geleverde moet voldoen. Ook met betrekking tot de gezondheidszorg kan van een markt gesproken worden. Zie: Markt voor gezondheidszorg; Zorginkoopmarkt. Marktpartijen in de gezondheidszorg zijn: patiënten (de cliënt); zorgverleners; zorginstellingen; fabrikanten van apparatuur en middelen; verzekeraars (als financiers en countervailing power, kwaliteitsbewaker, innovator); de overheid (als financier of wet-en regelgever of politiek belanghebbende). Zie: Marktpositie zorgverzekeraars. De patiënt ruilt op de zorgmarkt medische diensten van zorgverleners en instellingen. Hij ruilt echter niet direct, hij betaalt niet voor de medische handeling of zorg, omdat zijn tegenprestatie verzekerd is. Hij heeft zich eerst op de verzekeringsmarkt begeven om zijn risico af te dekken. De verzekeraar betaalt de aanbieder van de zorg rechtstreeks en sluit daartoe contracten af met zorgverleners en instellingen (de zorginkoopmarkt) of de verzekeraar keert de kosten uit aan de patiënt, die zelf betaalt. Zie: Prijsmechanisme. Marktimperfecties (Eng.: market failure) (Ook: marktonvolkomenheden of marktfeilen) Het prijsmechanisme – de werking van vraag en aanbod – bepaalt welke goederen en diensten al of niet geproduceerd worden. Bepaalde door de overheid waardevol geachte goederen en diensten worden niet of alleen tegen hoge kosten geproduceerd. Opdat ze toch worden geproduceerd – bijvoorbeeld gezondheidszorg – en iedereen ongeacht de hoogte van zijn inkomen er gebruik van kan maken, financiert de overheid individuen of bedrijven en instellingen (bij wie burgers diensten in natura kunnen krijgen) of beïnvloedt zij de markt met wetten en regels. Zie: Budgetmechanisme; Marktwerking; Gereguleerde martkwerking. Marktordening Mix van marktwerking en overheidssturing. Marktordening door de overheid vindt plaats omdat de markt tekortkomingen vertoont. Zie: Marktimperfecties. De werking van de markt wordt gecorrigeerd of zelfs vervangen door een voorziening van staatswege. In de gezondheidszorg betekent marktordening dat de overheid de hoofdlijnen van het beleid aangeeft, terwijl het veld (de zorgaanbieders en de ziektekostenverzekeraar) binnen die hoofdlijnen invulling geeft aan het beleid. Toegepast op de gezondheidszorg vloeit het idee van marktordening voort uit de opvatting dat de vrije markt te weinig rekening houdt met overwegingen van solidariteit, toegankelijkheid, kwaliteit en kostenbeheersing. Ook de regionale samenhang in de zorg, bijvoorbeeld tussen ziekenhuizen en de ouderenzorg, tussen huisartsen en de geestelijke gezondheidszorg, krijgt daardoor niet overal voldoende aandacht. Het competitie-element van marktwerking uit zich in de mogelijkheid dat ziektekostenverzekeraars keuzen kunnen maken tussen zorgaanbieders en met hen kunnen onderhandelen over de prijs-kwaliteitverhouding en samenhang in de zorg. Marktpositie zorgverzekeraars De plaats die zorgverzekeraars innemen op
102
de markt van verzekeringen en andere financiële producten. Verandering van de marktpositie van de ene zorgverzekeraar ten opzichte van de andere vindt plaats doordat verzekerden veranderen van zorgverzekeraar of als verzekeraars fuseren of strategische allianties aangaan met schadeverzekeraars, levensverzekeringen, banken, pensioenfondsen, uitvoeringsinstellingen van sociale verzekeringen en Arbo-diensten. Schaalvergroting versterkt de eigen marktpositie, dat wil zeggen dat men een krachtige organisatie wordt die in staat is door een breed scala van producten de klant te binden. Dat kan de individuele klant zijn die meerdere ‘producten' afneemt, maar ook een bedrijf dat voor de eigen bedrijfsvoering en voor het personeel een pakket aan diensten beschikbaar stelt (zie: Employee benefits). Op deze gedachte is het All-Finanz-concept gebaseerd: bankdiensten en verzekeringen worden uit één hand verkocht. Aan werkgevers worden verzekeringen aangeboden voor het Ziektewet-en het WAOrisico. Aan werknemers worden allerlei financiële producten aangeboden. Samenwerking met een Arbo-dienst heeft voor een zorgverzekeraar als voordeel dat hij een actief schadebeleid kan voeren door verzuimpreventie, verzuimcontrole en begeleiding van de zieke en reïntegratie in de werksituatie, waardoor de kosten afnemen die de verzekeraar maakt voor de zieke. Nadeel van deze versterking van hun marktpositie is dat de verschillende financiële instellingen diffuser in hun beleid worden. Niet altijd is duidelijk wat precies met het geld gebeurt dat uit verschillende bronnen afkomstig is. Zie: Tweedeling in de gezondheidszorg. Markt van zorgverzekeraars De markt van zorgverzekeraars wordt gevormd door de mensen die zich tegen de financiële risico's van ziekten en aandoeningen verzekeren krachtens de Zorgverzekeringswet of via aanvullende verzekeringen. Markt voor gezondheidszorg De markt is in de economie de plaats waar vraag en aanbod bij elkaar komen en er geruild wordt: geld tegen diensten of goederen. De gezondheidszorgmarkt bestrijkt het gebied waar vraag is naar en aanbod van diensten op het gebied van medische en verpleegkundige zorg, geneesmiddelen, verzorging, verpleging, huishoudelijke hulp bij handicaps, psychische en psychiatrische hulp. Kenmerkend voor deze markt is dat het soort diensten en de aard en de omvang van de diensten in een aantal gevallen worden bepaald door de politieke discussie en de politieke machtsverhoudingen. Men zegt wel dat ‘als er een markt is waar (bijna) ieder aanbod zijn eigen vraag schept het wel de zorgmarkt is' (Nyffer 1997). De markt voor gezondheidszorg heeft een aantal kenmerken dat niet aangetroffen wordt in markten waar commerciële goederen en diensten worden verhandeld. Ten eerste zijn via het solidariteitsbeginsel alle burgers op basis van een gevoel van saamhorigheid verantwoordelijk voor mensen die ziek, werkloos of arbeidsongeschikt zijn of worden. Een tweede kenmerk is dat in de gezondheidszorg ziekte gedefinieerd wordt door de aanbieders. Zij bepalen ook of en op welke manier een ziekte kan worden genezen of niet. De
103
markt voor gezondheidszorg is een agent market, een beperkt aantal aanbieders geeft de zorg en bepaalt de inhoud van de zorg. Het derde kenmerk is dat er zich tussen vraag en aanbod een derde partij bevindt, de ziektekostenverzekeraar. Omdat de patiënt of cliënt de kosten van de medische interventie of van de zorg niet direct betaalt, is hij weinig prijsgevoelig. Dit leidt tot hogere kosten. Het vierde kenmerk is dat de toegang tot gezondheidszorgvoorzieningen via indicatiestelling wordt gereguleerd. Hierin wordt vastgesteld of men gebruik mag maken van een (gesubsidieerde) gezondheidszorgvoorziening. Het vijfde kenmerk is dat de overheid via een systeem van erkenningen de aanbieders vaststelt. Dit heet een oligopolie. Ook een gevolg van de aanwijzing door de overheid van erkende gezondheidszorgvoorzieningen is, dat er monopolies ontstaan: er is een gebied met veelal maar één ziekenhuis. De markt voor gezondheidszorg wordt een ‘oligopolie met monopolistische trekken' genoemd. Zie: Marktwerking. Marktwerking Marktwerking houdt in dat bedrijven met elkaar concurreren op prijs en kwaliteit van de producten die men verkoopt. Marktwerking veronderstelt competitie en marktprijzen en de mogelijkheden van faillissement (Schumpeters ‘creative destruction') en van grote winsten. Economische factoren sturen het handelen van de marktpartijen. Marktwerking beoogt de invloed van de overheid op de economie te verminderen en impliceert zoveel mogelijk vrije toetreding en concurrentie. ‘The age of big government is dead', aldus de Amerikaanse president Clinton. Over marktwerking in de gezondheidszorg wordt sinds 1986 gesproken in Nederland (Commissie-Dekker). Marktwerking bevordert de autonomie en de individuele keuzevrijheid van de patiënt; de markt gaat immers uit van de behoeften van de consument. Marktwerking bevordert ook de concurrentie in de gezondheidszorg, waardoor de kosten beter beheerst kunnen worden. De doelmatigheid van de gezondheidszorg wordt erdoor vergroot, doordat ongepaste en ondoelmatige zorg verdwijnt ten gevolge van de tucht van de markt. Marktwerking tussen zorgverzekeraars wordt bevorderd door concurrentie (jaarlijkse keuzevrijheid van de verzekerde) tussen risicodragende zorgverzekeraars (men heeft een budget en moet het daarmee doen). Marktwerking tussen zorgverzekeraars wordt gematigd omdat de overheid eist dat de premie voor iedereen betaalbaar is. De rijksoverheid wil geen volstrekt vrije markt, maar een gereguleerde markt. Met behulp van wetgeving, regels en normen worden de gedragsruimte van vragers en aanbieders ingeperkt en de nadelen van marktwerking beperkt. De overheid wil de voordelen van de tucht van de markt combineren met maatschappelijke doelstellingen als toegankelijkheid van voorzieningen en betaalbaarheid (zowel door de burger als door de overheid)en hoge kwaliteit. De markt in de gezondheidszorg wordt beïnvloed door de aanbieders van de zorg en de verzekeraars. Zij hebben de macht van het ‘product'; de macht van de magie van de oplossing van medische problemen. De instellingen vormen een economische macht waar het gaat over hun rol in de werkgelegenheidspolitiek van de overheid. Zij hebben een direct contact met de burgers en fungeren zo in hun contact met politiek en overheid als de
104
informele vertegenwoordigers en de kenners van de behoeften en wensen van de burgers aan gezondheidszorg. Over marktwerking in de gezondheidszorg wordt wel gesteld dat de enige economische wet die in de gezondheidszorg opgaat die is van ‘aanbod schept de vraag'. Deze wet geldt alleen als er geen voor de verzekerde zichtbare consequenties zijn van zijn consumptie. Hij zal pas terughoudend optreden als er een prijs aan zijn consumptie verbonden wordt. Zie: Eigen betalingen. Het solidariteitsbeginsel conflicteert hiermee. Op het moment dat gezondheidszorgconsumptie geld kost zullen armere mensen wellicht minder gebruikmaken van de gezondheidszorg, waardoor de gemiddelde gezondheidstoestand in Nederland onaanvaardbaar kan dalen. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg merkte hierover op ‘dat solidariteit en marktwerking zich niet goed laten combineren in beleid'. In de gezondheidszorg wordt naast het idee van marktwerking of gereguleerde concurrentie de nadruk gelegd op samenwerking (‘gedeeld bestuur') tussen overheid en zorginstellingen en ‘gedeelde zorg' (samenwerking tussen zorginstellingen). Samenwerking kan leiden tot afstemming, hetgeen krachtens de Mededingingswet verboden is. Zie: Aanbodeconomen; Aanbodgeïndiceerde vraag; Concurrentie; Gereguleerde concurrentie; Liberalisering; Mededinging in de gezondheidszorg. Maximumvergoeding (Eng.: maximum reimbursement) Vorm van eigen betaling waarbij iemand tot een bepaald maximum per verstrekking geld terugkrijgt; meerdere kosten moet hij zelf betalen. Zie: Eigen bijdrage. Mededinging in de gezondheidszorg Mededinging is een ander woord voor concurrentie. Wanneer concurrentie verhinderd wordt doordat een bedrijf een monopolie heeft worden prijzen te hoog of de kwaliteit van de producten slechter. Conform de Mededingingswet is het bedrijven niet toegestaan om monopolies te verwerven en daardoor concurrentie onmogelijk te maken. Ook is het verboden om kartels te vormen. Bedrijven mogen onderling geen afspraken maken over prijzen van de goederen die men produceert of de diensten die men levert. Deze wet verbiedt het binnenskamers afspraken te maken over prijzen en marktverdeling om nieuwkomers buiten de deur te houden en de consument meer te laten betalen dan nodig zou zijn. Vanaf een gezamenlijke omzet van 10 miljoen gulden moeten bedrijven hun onderlinge afspraken ter goedkeuring voorleggen. Monopolisme en kartelvorming drijven de prijzen omhoog, veroorzaken een minder efficiënte productie en leiden tot verstarring en gebrek aan vernieuwing. Zie: Mededingingswet; Nederlandse Mededingingsautoriteit. Mededingingswet Wet van 22 mei 1997 (opvolger van de Wet economische mededinging) die bedoeld is om de concurrentie tussen ondernemingen in Nederland te bevorderen en monopolie-en kartelvorming tegen te gaan. Kartelvorming houdt in dat ondernemingen onderling afspraken maken om concurrentie tegen te gaan, te beperken of te vervalsen en zo de prijs van de producten hoog te houden. Het kan daarbij gaan om onderling op elkaar afgestemd gedrag, zonder dat er sprake is van een overeenkomst. Door de
105
feitelijke samenwerking worden de risico's van concurrentie ondervangen. Ook in de gezondheidszorg kan dit voorkomen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit voert deze wet uit door onderzoek en het houden van toezicht op monopolie-en kartelvorming. Conform deze wet is het bedrijven en instellingen niet toegestaan om monopolies te verwerven en daardoor concurrentie onmogelijk te maken. Ook is het verboden om kartels te vormen. Bedrijven en instellingen mogen onderling geen afspraken maken over prijzen van de goederen die men produceert of de diensten die men levert. Deze wet verbiedt het binnenskamers afspraken te maken over prijzen en marktverdeling om nieuwkomers buiten de deur te houden en de consument meer te laten betalen dan nodig zou zijn. Vanaf een gezamenlijke omzet van 10 miljoen gulden moeten bedrijven hun onderlinge afspraken ter goedkeuring voorleggen. Monopolisme en kartelvorming drijven de prijzen omhoog, veroorzaken een minder efficiënte productie en leiden tot verstarring en gebrek aan vernieuwing. Adam Smith stelde: ‘monopoly is a great enemy to good management'. En zoals de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit zegt: ‘Het gaat om het zodanig laten functioneren van de economie dat geleverde prestaties worden beloond, niet gevestigde posities'. Deze wet verbiedt het dus om afspraken te maken die concurrentie kunnen beperken, om misbruik te maken van een machtspositie en om gedrag onderling af te stemmen. Ook de intentie om dat te doen is verboden. Het is niet toegestaan om rekening te houden met elkaars belangen en zich daartoe te onderwerpen aan economische, sociale of morele druk. Dat geldt ook in de gezondheidszorg, die een tamelijk beschutte sector is. Het verbod op uitsluiting van mededinging stelt nieuwe eisen aan bedrijven en instellingen. Een zorgverzekeraar die een groot marktaandeel heeft in een regio moet bijvoorbeeld bij het inkopen van zorg objectief, nondiscriminatoir en transparant handelen en moet redelijke tarieven en voorwaarden hanteren. Hij kan bijvoorbeeld van tevoren bekendmaken welke voorwaarden hij hanteert bij het contracteren. Hij mag niet weigeren te onderhandelen met andere zorgaanbieders dan degene met wie hij gewoonlijk afspraken maakt. Zorgverzekeraars en ziekenhuizen en alle vrijeberoepsbeoefenaren vallen onder de Mededingingswet. Een probleem in de gezondheidszorg is dat de overheid ter stimulering van samenwerking tussen aanbieders van zorg soms marktwerking en daarmee concurrentie uitsluit en daarmee in conflict zou kunnen raken met deze wet. De wet maakt het ook mogelijk om vrijstellingen en ontheffingen te verlenen. Medezeggenschap cliënten zorginstellingen Zie: Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen. Medical audit Medisch kwaliteitsbeleid gericht op de bevordering en handhaving (‘borging' genoemd) en toetsing van de kwaliteit van de medisch professionele beroepsuitoefening. Medicalisering De geneigdheid om problemen die mensen hebben in hun psychisch en sociaal functioneren medisch te duiden en ook medische oplossingen te zoeken (met behulp van medische handelingen en medicijnen). Dit gebeurt in instellingen zoals verzorgings-of verpleeghuizen, in
106
psychiatrische ziekenhuizen en in de geestelijke gezondheidszorg. Ook in de werksfeer kan medicalisering aan de orde zijn als ziekmelding gebruikt wordt bij arbeidsconflicten. Medicalisering duidt in het algemeen het proces aan waarbij het menselijk leven steeds meer geplaatst wordt in het perspectief van gezondheid en ziekte. Zie ook: Protoprofessionalisering. Medical savings account (Eng.) Systeem van verzekeren tegen gezondheidsproblemen waarbij de overheid mensen met een laag inkomen financieel ondersteunt bij hun verzekering tegen gezondheidsrisico's en daarbij van de verzekeraar eist dat deze per patiënt een flink eigen risico hanteert en dat patiënten die niet of weinig gebruikmaken van hun verzekering beloond worden door een deel van het zo uitgespaarde geld over te hevelen naar toekomstige jaren (Nyfer 1997). Medical Technology Assessment (kort: MTA) Het zorgvuldig en systematisch in kaart brengen en evalueren van de effecten en consequenties die aan de toepassing van medische technologieën verbonden zijn. MTA wordt gebruikt om beslissingen voor te bereiden over de introductie en verspreiding van medische technieken. Dat wil zeggen het financieel mogelijk maken van het gaan gebruiken van een medisch-technische vernieuwing. Het gaat om vragen als: kan een ingreep beter of sneller worden verricht; wat zijn de resultaten; daalt het aantal postoperatieve wondinfecties; kan de patiënt eerder naar huis; daalt het sterftepercentage; hoe verhouden de kosten zich tot bestaande techniek? De informatie over baten en risico's wordt gecombineerd met informatie over kosten, ethische en juridische aspecten, organisatorische en maatschappelijke consequenties. De wens om medische mogelijkheden te onderzoeken en te evalueren vloeit voort uit de ontwikkeling van de geneeskunde: er kan steeds meer, maar is alles wat kan ook wenselijk en nuttig? Leveren nieuwe technieken voldoende gezondheidswinst op of produceren ze op korte of lange termijn schade? Evaluatieonderzoek van geneesmiddelen wordt Pharmaceutical Technology Assessment genoemd. Zie: Kosten-batenanalyse; Kosten-effectiviteitsanalyse. Medicijn Zie: Geneesmiddel. Medische behandelcapaciteit Het aantal gewonden dat per uur in een ziekenhuis kan worden behandeld. Medische besliskunde Medisch-wetenschappelijke discipline die protocollen opstelt waarlangs men tot een medisch verantwoorde en adequate beslissing kan komen. Doel is bevordering van doelmatigheid en doeltreffendheid van de gezondheidszorg. Zie: Evidence based medicine.
107
Medische ethiek Filosofische bezinning op de fundamenten, de normen en waarden van gezondheid en de normatieve afweging van beslissingen in de gezondheidszorg. Thema's zijn: abortus, euthanasie, orgaandonatie, medische keuringen, wetenschappelijk onderzoek op mensen, gebruik lichaamsmateriaal, klonen van mensen, gebruik van dierlijke organen voor transplantatie bij mensen, voorrang bij medische behandeling van jongeren, rijken, werkenden. Gezondheidsethiek verschilt van gezondheidsrecht omdat bij gezondheidsethiek de wettelijke fundering van de ontworpen regels ontbreekt. De wetten en regels die in het gezondheidsrecht worden vastgesteld, zijn juridisch verplichtend. De regels in de gezondheidsethiek zijn in principe tijdelijke vaststellingen binnen het vertoog dat de ethiek voert. De gezondheidsethiek profileert zich met name bij ingewikkelde vraagstukken waar algemene opvattingen en medische mogelijkheden en machtsposities in de samenleving met elkaar in conflict raken. Medische exceptie (exceptie = uitzondering) Term uit het strafrecht die aangeeft hoe bepalingen uit het Wetboek voor Strafrecht dienen te worden gehanteerd bij medisch handelen. Een arts die binnen zijn medische bevoegdheid normaal medisch handelt wordt niet strafrechtelijk vervolgd als daartoe aanleiding zou zijn wegens medische fouten of schending van de toestemmingsvereiste. Uitgangspunt van de medische exceptie is dat controle op het medisch handelen niet via het strafrecht loopt (de rechter is niet bevoegd, een zaak die onder de medische exceptie valt is niet ontvankelijk), maar via medisch tuchtrecht en het civiele recht (aansprakelijkheid wegens wanprestatie; onrechtmatige daad). Medische hulpmiddelen Apparaten en voorwerpen die in de gezondheidszorg door medici worden gebruikt bij diagnosticeren of behandelen van patiënten en door patiënten bij hun genezingsproces of om de gevolgen van hun handicaps te verminderen: van diagnostische apparaten tot wondpleisters en incontinentiemateriaal en stomahulpmiddelen, van protheses tot looprekken. Zie: Medische technologie. Medische keuringen Zie: Wet Medische Keuringen. Medische milieukunde Wetenschappelijke discipline die theorieën ontwikkelt en onderzoek doet naar de invloed van milieuvervuiling, milieu-incidenten en calamiteiten op de gezondheid van mensen die daar de gevolgen van ondervinden of er beroepsmatig mee in aanraking komen. Medische sociologie Onderdeel van de sociologie dat de sociale aspecten van ziekte, gezondheid en gezondheidszorg onderzoekt. Sociologie in de geneeskunst onderzoekt vraagstukken die praktisch van aard zijn en medisch relevant. De resultaten zijn van belang voor patiënten, artsen, overheid of organisaties van gezondheidszorg. Het gaat om het antwoord bijvoorbeeld op
108
de vraag of bepaalde ziekten door voorlichting voorkómen kunnen worden of de vraag welke sociale en economische achtergronden mensen met een bepaalde ziekte hebben. Sociologie van de geneeskunst hanteert inzichten uit de sociologie om het gedrag van mensen te begrijpen, zowel van mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg, als van patiënten die er gebruik van moeten maken (bijvoorbeeld: teamwerk in de operatiekamer, samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen in een ziekenhuis, leefwijzen). Medische technologie (Ook: medische technieken) Machines, apparaten, werktuigen, medicijnen, kennis, methoden, procedures en handelwijzen die in de geneeskunde gebruikt worden om gezondheid te behouden en ziekte te behandelen. Medisch-Ethische Toetsingscommissie Zie: Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met Mensen. Medische vooruitgang Toename van medische kennis en kunde. Mensen blijven langer gezond en de lasten van ziekte en gebrek kunnen nu beter beperkt worden dan voorheen. Ook de toename van de levensverwachting, dalende prevalentie van bepaalde ziekten en verbetering in het lot van zieken worden onder dit begrip gevat. Kortom: meer kennis en kunde leidt tot een langer leven met minder ziekte of met ziekten die beter te verdragen zijn. Medisch Kindertehuis (kort: MKT) Instelling voor geneeskundige observatie, behandeling, verpleging en verzorging van kinderen (tussen de 5 en 12 jaar oud) van wie de geestelijke of lichamelijke gezondheid is aangetast of ernstig wordt bedreigd en die thuis onvoldoende behandeld kunnen worden. Het gaat om kinderen met chronische somatische stoornissen, met ernstige leer-en gedragsstoornissen, met psychosociale problemen. Methoden van hulp zijn: onderzoek, diagnostiek en advisering; behandeling en therapie, gezinsbegeleiding. Een kind woont een half jaar tot drie jaar in een MKT, waarna het terug naar het gezin gaat. Als dat niet mogelijk is gaat het kind naar een gezinshuis of een pleeggezin. Voor de zorg via een MKT is een indicatie nodig, die wordt afgegeven door het Bureau Jeugdzorg. Medisch Kleuterdagverblijf Instelling waar peuters en kleuters (van ongeveer 2 tot 7 jaar) die zich vanwege psychische, sociale of lichamelijke redenen onvoldoende in een gewone omgeving kunnen ontwikkelen of die in hun ontwikkeling worden bedreigd, overdag worden opgevangen en begeleid en gestimuleerd. Het gaat om kinderen met een vertraagde of verstoorde ontwikkeling, met aangeboren afwijkingen of chronische ziekten, met gedragsproblemen, met emotionele of rationele stoornissen, die affectief verwaarloosd zijn, met emotionele en relationele problemen als gevolg van verwaarlozing, lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik. Zie: Wet op de Jeugdzorg; Geestelijke gezondheidszorg.
109
Medisch specialisme Onderdeel van de geneeskunde dat is gericht op een bepaalde ziekte of aandoening. Er zijn de volgende erkende specialismen: oogheelkunde, keel-neus-oorheelkunde, heelkunde, plastische chirurgie, orthopedie, urologie, verloskunde en gynaecologie, neurochirurgie, dermatologie en venerologie, inwendige geneeskunde, kindergeneeskunde, gastro-enterologie, cardiologie, longziekten en tuberculose, reumatologie, allergologie, revalidatiegeneeskunde, cardiopulmonale chirurgie, neurologie, radiotherapie, radiodiagnostiek, nucleaire geneeskunde, klinische chemie, medische microbiologie, pathologie, anesthesiologie, psychiatrie. Medisch specialist Arts die zich op een bepaald onderdeel van de medische wetenschap heeft toegelegd. Zie: Medisch specialisme. Medisch-specialistisch bedrijf Term voor het ziekenhuis-nieuwe-stijl waarin ziekenhuiszorg en medisch-specialistische zorg één organisatie vormen. Zie ook: Commissie Modernisering Curatieve Zorg; Ziekenhuis. Medisch tuchtcollege Groep die bestaat uit twee juristen en drie beroepsgenoten (de Regionale Tuchtcolleges) of drie juristen en twee beroepsgenoten (Centraal Tuchtcollege) die klachten behandelt tegen beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. De klacht wordt aan twee normen getoetst: de zorgvuldigheid die betracht is jegens de patiënt of diens omgeving bij de verlening van de zorg en de vraag of er sprake is van gedragingen die strijdig zijn met een goede uitoefening van het beroep. Zie: Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Een schuldigverklaring leidt tot een straf. De zwaarste is uitgeschreven te worden uit het BIG-register. Iemand is dan zijn titel kwijt en mag handelingen die samenhangen met het beroep niet meer uitoefenen. Zie: Medisch tuchtrecht. Medisch tuchtrecht Over handelingen of het nalaten van handelingen die een geneeskundige krachtens zijn professie of die een organisatie voor gezondheidszorg behoort te verrichten of na te laten, kunnen patiënten of hun vertegenwoordiger klagen krachtens het medisch tuchtrecht. De klacht wordt dan beoordeeld door juristen en beroepsgenoten. Zie: Medisch tuchtcollege. Centraal staat zorgvuldigheid van handelen ten opzichte van de patiënt en zijn naaste omgeving. Ook bejegening valt onder het medisch tuchtrecht, evenals het buiten de eigen deskundigheid treden. Ook instellingen voor gezondheidszorg kunnen handelingen verrichten of nalaten die in strijd zijn met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Sancties kunnen zijn berisping, waarschuwing, geldboete of (gehele of gedeeltelijke) ontzegging om het beroep permanent of gedurende een bepaalde periode uit te oefenen. Men wordt geheel of
110
gedeeltelijk voor bepaalde handelingen uit het register geschrapt dat krachtens de Wet BIG wordt bijgehouden. Er zijn Regionale Tuchtcolleges. Bij afwijzing van de klacht kan de klager in beroep gaan bij het Centraal Tuchtcollege. Strafbare feiten (misdrijven of overtredingen) vallen onder het Wetboek van Strafrecht. MedTech audit Controle van het systeem van inzet van medische technologie in een ziekenhuis, inclusief het gebruik ervan in de medische zorgprocessen. Mensbeeld van de gezondheidszorg Gezondheidszorg is de vormgeving van de heersende waarden en normen van het moment in een samenleving. In Nederland zijn de heersende waarden en normen op het maatschappelijk vlak: solidariteit en de gelijkwaardigheid van mensen. Op het individuele vlak zijn het: uniciteit en autonomie en zelfbeschikking. Op het psychologisch vlak gaat het om: individualisering en egocentrisme en de nooit te bevredigen behoefte. Op het sociaal-juridische vlak: het onaantastbaar recht op gezondheidszorg. Op het economische vlak: enerzijds de beperking op de realisatie van het recht vanwege economische gronden en anderzijds de impliciete uitgangspunten dat wie meer geld heeft of werkt, meer mogelijkheden heeft om zijn recht gerealiseerd te krijgen. De individualisering roept de vraag naar keuzemogelijkheden op: geen standaardaanbod meer, maar gedifferentieerd naar behoeften en (financiële) mogelijkheden. De algehele welvaartsstijging roept de vraag op of de staat nog wel dezelfde basisgaranties moet geven als in tijden van armoede of dat de burger meer zelf moet financieren door zich te verzekeren. Onverkort handhaven van de verzorgingsstaat of de markt zijn werk laten doen: dat zijn de twee polen waarbinnen de discussie gevoerd wordt. Zie: Solidariteit; Verzekeringsstaat. Menslievende zorg Ziekenhuiszorg die de aandacht voor de patiënt als mens wil benadrukken. De analyse die men maakt is dat techniek en efficiëntie de gezondheidszorg te veel bepalen. Dokters en verpleegkundigen maken “echt” contact met de patiënt en de familie. Men wil echt weten hoe het met de patiënt gaat en wat de ziekte voor de patiënt betekent. Toegepast in het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. Mentorschap Zie: Wet Mentorschap. Merit goods (Eng.: bemoeigoederen) Goederen of diensten waarvan de overheid vindt dat het gebruik ervan moet worden bevorderd, zoals onderwijs, cultuur of verzekeringen. In het gezondheidszorgbeleid bijvoorbeeld het verplicht stellen van het dragen van een valhelm door brom-en motorfietsgebruikers. Demerit goods zijn goederen of diensten waarvan de overheid juist vindt dat het gebruik ontmoedigd moet worden
111
(alcohol, sigaretten). Mission statement Kernachtige en wervende samenvatting van de doelstelling of de wijze van werken van een bedrijf of instelling. Bijvoorbeeld Philips' ‘Let's make things better' of woningbouwcorporatie Woonzorg Nederland ‘De beste combinatie van wonen en zorg'. Voor de gezondheidszorg, zie: Zorgvisie. Modernisering Curatieve Zorg Zie: Commissie Modernisering Curatieve Zorg. Modernisering Ouderenzorg Zie: Commissie Modernisering Ouderenzorg. Modernisering pensioenen Zie: Pensioenconvenant. Modernisering zorgsector: Weloverwogen verder Zie: Weloverwogen verder. Moral hazard Zie: Moreel risico. Morbiditeit Ziektecijfer: de mate van voorkomen van ziekte in een bepaald gebied. Zie: Mortaliteit. Moreel ondernemer De arts wordt wel moreel ondernemer genoemd, omdat hij bepaalt wat volgens de norm (gezondheid) is en tegen de norm (ziekte) ingaat. Het oordeel (de diagnose) ziek geeft een waardering van de situatie van de patiënt. Zo zouden instellingen van gezondheidszorg morele ondernemingen worden genoemd omdat zij ziekte en handicaps en ouderdom kwalificeren en al dan niet de mogelijkheid bieden door middel van cure of care iets aan de ziekte te doen. Moreel risico (Eng.: moral hazard) Het gedrag van een verzekerde verandert als hij over een volledige verzekering beschikt. Als alle kosten volledig vergoed worden en hij – bij een zorgverzekering – de vrije keuze heeft van zorgverlener, zoekt hij sneller hulp bij problemen die hij ervaart en zoekt hij de beste, meest gespecialiseerde en daardoor duurste hulp. Ook kan de verzekerde zijn zorgverzekeraar oplichten. Gevolg van moral hazard is dat het aantal schadegevallen stijgt, de verzekeraar meer moet uitkeren, eventueel zijn reserves moet aanspreken en de premie verhogen. Moral hazard betekent dan misbruik of opportunisme. Mortaliteit Sterftecijfer. Op basis van het sterftecijfer (dat beïnvloed
112
wordt door ziekten en aandoeningen en door het psychisch en sociaal functioneren van mensen) wordt de levensverwachting van een bevolking berekend. Zo kunnen landen onderling met elkaar vergeleken worden. Zie: Morbiditeit. Multifunctionele eenheid Samenwerkingsverband in de vorm van een joint venture tussen een Riagg en een psychiatrisch ziekenhuis waarbij beide instellingen deskundigheden inbrengen ten behoeve van de zorg van chronisch psychiatrische patiënten die afwisselend diverse zorgsoorten nodig hebben. Multiproductonderneming Organisatie die veel verschillende producten of diensten aanbiedt. In de gezondheidszorg de ziekenhuizen.
113
n Nacalculatie Zorgverzekeraars kunnen, wanneer ze het hun toegewezen budget overschrijden, bij de overheid een gedeelte van de extra uitgaven in rekening brengen. Nationaal Kwaliteitsinstituut Door de overheid ingestelde organisatie die de door zorginstellingen krachtens wettelijke verplichting aangeleverde kwaliteitsgegevens verzamelt, bewerkt en vergelijkt en publiek maakt in openbare databestanden. Zie: Kwaliteit. Naturaverzekering (Ook: naturasysteem of natura-polis) Bij een naturaverzekering ontvangt de verzekerde geen geld voor de schade die hij heeft opgelopen, maar goederen of producten. In de gezondheidszorg ondergaat een verzekerde bij ziekte medisch handelen. De kosten van de zorg worden bij een natura-verzekering direct afgerekend tussen de zorgverzekeraar en de beroepsbeoefenaar, of de instelling. Bij naturaverzekeringen bestaat er een directe juridische relatie tussen de verzekeraar en de aanbieder van de zorg. De overheid stimuleert dat zorgverzekeraars de goedkoopste zorgaanbieder contracteren en hun verzekerden daar laten behandelen. De vrije artsenkeuze wordt daarmee ingeperkt. Zie: Restitutieverzekering. Ook: Health Maintenance Organization. Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen (kort: NIAZ) In 1999 door de Vereniging Academische Ziekenhuizen, de Orde van Medisch Specialisten, de Stichting PACE en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen opgerichte instelling die de organisatie van de zorg van ziekenhuizen toetst en zich richt op de verbetering en de waarborging van de kwaliteit van de zorg. Een ziekenhuis dat aan de door het instituut gestelde normen voldoet, wordt geaccrediteerd, dat wil zeggen erkend als ziekenhuis dat volgens de normen van het instituut zorg verleent. Nederlands Instituut voor Gerontologie Organisatie die gerontologische kennis verzamelt en verspreidt en gerontologisch onderzoek stimuleert en coördineert. Zie: Gerontologie. Nederlandse Mededingingsautoriteit (kort: Nma) (Ook wel ‘kartelpolitie' of ‘waakhond van de markt' genoemd) Door de overheid krachtens de Mededingingswet ingestelde, onafhankelijke organisatie die erop toeziet dat er tussen bedrijven voldoende concurrentie mogelijk blijft. De NMa houdt toezicht op de naleving van de mededingings-en energie-en vervoerswetten.
114
De Mededingingswet verbiedt kartels, zoals prijsafspraken tussen ondernemingen, en misbruik van economische machtsposities. Ook moeten bepaalde fusies en overnames van tevoren aan de NMa worden gemeld. De NMa gebruikt verschillende instrumenten in het kader van haar missie om markten te laten werken: • het opsporen en onderzoeken van mogelijke kartelvorming en misbruik van economische machtsposities (ex-officio-onderzoek); • het toetsen van voorgenomen concentraties; • het doen beëindigen en sanctioneren van overtredingen; • het behandelen van bezwaar-en beroepschriften; • het desgevraagd geven van adviezen aan ministeries over effecten op de mededinging van voorgenomen of bestaande regelgeving en besluiten; • het leveren van inbreng in internationale overlegstructuren over de toepassing van de nationale en Europese mededingingsregels; • het (laten) doen van marktstudies; • het geven van voorlichting. www.nma.nl. Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Zo’n 4.500 wetenschappers verrichten wetenschappelijk onderzoek met behulp van subsidies en andersoortige financiële steun van NWO, ook op het gebied van gezondheidsonderzoek. Dit onderzoek wordt verricht in Nederland en ook bij buitenlandse instituten, onderzoekscentra en universiteiten. De NWO kent acht bij wet ingestelde wetenschapsgebieden. Deze omvatten gezamenlijk het complete wetenschappelijke spectrum en zijn verantwoordelijk zijn voor de geldverdelende functie van NWO. Elk gebied heeft een gebiedsbestuur, bestaande uit wetenschappers, ondersteund door een gebiedsbureau. Het NWOgebied MaGW initieert, stimuleert en financiert kwalitatief hoogwaardig onderzoek op het gebied van de maatschappij-en gedragswetenschappen. MaGW richt zich op het verkrijgen van nieuwe kennis en inzichten in vier disciplinegroepen: economie en bedrijfskunde, gedrag en onderwijs, recht en bestuur en sociale wetenschappen. De subsidies zijn bedoeld voor toponderzoek en onderzoeksapparatuur. De taken van NWO zijn het verstrekken van subsidies en het inhoudelijk coördineren van onderzoeksprogramma’s. www.nwo.nl Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie (NP/CF) Het landelijk samenwerkingsverband van 22 landelijke patiënten-en consumentenorganisaties en van 28 regionale patiënten-en consumentenplatforms (RP/CP's). De federatie is de landelijke vertegenwoordiger van de patiëntenorganisaties bij de overheid, beroepsgroepen en instellingen voor gezondheidszorg. De federatie behartigt de belangen door standpunten in te nemen over gezondheid en ziekte en over organisatie, kwaliteit en financiering van de zorg en deze naar buiten te brengen in contact met politici, verzekeraars en beroepsorganisaties. De federatie heeft als doel om – vanuit het belang van de patiënt – invloed uit te oefenen op beleid en uitvoering van de gezondheidszorg. Voorts richt de federatie zich op advisering, training, ondersteuning van en
115
informatieverstrekking aan patiëntenorganisaties. Bij de Regionale platforms zijn informatie-en klachtenbureaus ondergebracht, die patiënten helpen bij het indienen van klachten bij een instelling over een arts of hulpverlener. Zij verzamelen ook klachten ten behoeve van de belangenbehartiging. Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) De NTS is volgens de regels van de Wet op de orgaandonatie ingesteld. De stichting dient als Orgaancentrum en haar taken zijn: • centrale donoraanname; • toewijzing van organen en weefsels; • transport van organen; • patiëntenregistratie op de (inter-)nationale wachtlijst; • transplantatie en follow-up: beheren van een database waarin alle relevante transplantatie-en donatiegegevens zijn opgenomen, voor internationale samenwerking en voor de evaluatie van donatie-en transplantatieresultaten. • raadplegen Donorregister: volgens de Wet op de orgaandonatie zijn artsen verplicht het Donorregister te raadplegen als er sprake is van een medisch geschikte donor, dit gebeurt via de NTS. www.transplantatiestichting.nl Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Voorlopers waren het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg en per 1 januari 2000 het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG). Per 1 januari 2006 is dit de NZa geworden. Dit zelfstandige bestuursorgaan houdt zich bezig met de financiering van de gezondheidszorg, stelt tarieven van instellingen en zelfstandige beroepsbeoefenaren vast en geeft budgetten af. Het NZa kan van de overheid richtlijnen en aanwijzingen krijgen over het beleid van de overheid: over financiële ingrepen bij overschrijdingen, over indieningstermijnen en over kortingen voor instellingen. Ook beleidsprioriteiten die voortvloeien uit opvattingen over goede gezondheidszorg of die voortkomen uit financiële redenen worden door dit orgaan vertaald in tarieven en budgetten. De NZa bepaalt op grond van de afspraken tussen zorgkantoor en zorginstelling wat het budget van een instelling voor een bepaald jaar mag zijn. De functie van de NZa is het begeleiden van de zorgsector om te komen tot marktwerking. www.nza.nl . Zie: Nederlandse Mededingsautoriteit. NICU - Neonatale intensive care. Afdeling van een ziekenhuis voor intensieve zorg voor pasgeborenen. Zie: Intensive care; ook: Commissie Late zwangerschapsafbreking en levenbeëindiging bij pasgeborenen Niet-klinische zorg Ziekenhuiszorg die wordt verleend in een polikliniek of via dagbehandeling. Niet-pluisgevoel Intuïtieve diagnose. Gevoel van ongemak bij een patiënt
116
waarbij de arts niets duidelijks kan vinden maar waarbij hij toch het idee heeft dat de patiënt een aandoening heeft. Bijvoorbeeld bij dementie. Noemereffect Term uit de economie van de publieke sector die de verhouding aangeeft tussen overheidsuitgaven en nationale productie. De teller wordt gevormd door de overheidsuitgaven, de noemer door de waarde van de nationale productie. Als de nationale productie groeit, daalt het percentage van de uitgaven (de ‘uitgavenquote'). De stijging van de nationale productie heeft de afgelopen jaren een daling van het percentage van de collectieve uitgaven tot gevolg gehad. Zie: Poldermodel. Nominaal beleid Jaarlijkse bijstelling (of inflatiecorrectie) door de centrale overheid van de materiële kosten in de budgetten en tarieven van instellingen en vrijeberoepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Nominale premie Premie die bestaat uit een vast bedrag. De hoogte van het bedrag hangt niet samen met de hoogte van het inkomen, maar met de aard van het verzekerde risico. Zie: Inkomensafhankelijke premie. Non-compliance (Eng.: niet-nakoming) Van non-compliance is sprake als de patiënt het advies van de arts niet volgt om bijvoorbeeld een bepaalde manier van leven in acht te nemen of bepaalde medicijnen te slikken. Non-profitsector (Ook: not for profit) In de non-profitsector zijn organisaties actief die niet op winst gericht zijn, zoals instellingen in de gezondheidszorg of onderwijsinstellingen. Veelal krijgen deze instellingen hun financiële middelen voor het grootste deel uit belastingen en premies. Tegenover non-profitorganisaties staan ondernemingen die wel naar winst streven. Het begrip ‘onderneming' wordt overigens steeds meer ook voor gezondheidszorginstellingen gebruikt. Dit geeft uiting aan de visie dat de instelling op grond van bedrijfseconomische principes moet worden geleid. Normaliseren Term uit de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Doel is om verstandelijk gehandicapten zich te laten aan passen aan de normen en waarden van de maatschappij. De zorg is gericht op de ontwikkeling van de verstandelijk gehandicapte. Pedagogen en psychologen spelen een belangrijke rol in deze benadering. Een andere benadering van verstandelijk gehandicapten is om hen te zien als gelijke medemensen, weliswaar met beperkingen, maar ook met onvoorziene mogelijkheden (vandaar de nietironisch bedoelde term ‘mensen met mogelijkheden'). Zorg die wordt verleend vanuit deze optiek vindt plaats in bijvoorbeeld sociowoningen, waar het gewone leven voor zover mogelijk wordt gekopieerd, waar de groepsleiding een belangrijke rol speelt en pedagogen en psychologen meer als
117
ondersteuners fungeren dan als veranderaars. Normatieve huisvestingscomponent (NHC) Percentage van de inkomsten uit aan cliënten en patiënten geleverde zorg bedoeld voor de huisvestingskosten van een instelling. De NHC is een deel van de productprijs die men voor de zorg ontvangt en is bedoeld voor de kosten van onderhoud, renovatie en nieuwbouw van gebouwen. Van ieder geleverde “eenheid van zorg” (zorgzwaartepakket in de care of diagnosebehandelingcombinatie in de cure) is een percentage bestemd voor huisvestingskosten. DE NHC wordt ingevoerd als onderdeel van de voorgaande invoerfing van marktwerking in de zorg. De veronderstelling is dat als instellingen volledig verantwoordelijk zijn voor de zorg die ze leveren inclusief de huisvestingskosten (die eerder apart werden betaald, zonder relatie met de feitelijk geleverde zorg), en als zorgaanbieders hun zorg in concurrentie aanbieden, het efficiënte gebruik van middelen, waaronder de huisvesting, bevorderd wordt. Zie: Integrale bekostiging. Normuitkeringenstelsel Vorm van budgettering van zorgverzekeraars. Een normuitkeringenstelsel hanteert bij de verdeling van de landelijk beschikbare financiële middelen een verdeelsleutel die is gebaseerd op de gezondheidskenmerken van het bestand aan verzekerden bij een zorgverzekeraar. In een formule worden de verschillen in ‘consumptie' van zorg door verzekerden verdisconteerd, die voortvloeien uit verschillen in leeftijd, geslacht en eventuele andere eigenschappen. Ook wordt diagnoseinformatie uit ziekenhuizen betrokken bij de toebedeling. De schadecijfers in een regio waar de ziektekostenverzekeraar is gevestigd, wegen eveneens mee in de verdeling van het budget. Hogere kosten van de gezondheidszorg in een regio, die voortvloeien uit de kosten van de zorgaanbieders dan wel uit ondoelmatig gebruik van financiële middelen vallen onder de verantwoordelijkheid van de ziektekostenverzekeraar. Het doel van dit systeem is om zorgverzekeraars meer te laten optreden als risicolopende ondernemingen en om ze bedrijfsmatiger te laten werken, in plaats van door nacalculatie of verevening nonchalance te bevorderen. No show Engelse term voor het niet komen opdagen van patiënten bij een poliklinische afspraak in een ziekenhuis. Ziekenhuizen bestrijden de gevolgen van no show door overboekingen. Notitie inzake Stelselwijziging Zorgsector Zie: Plan-Simons. Nurse practitioner Verpleegkundige die ook bepaalde geprotocolleerde medische handelingen mag verrichten. In landen met een minder sterk ontwikkeld huisartsenbestand functioneren deze verpleegkundigen vaak ook in zelfstandige praktijken. Zie: Physician assistent.
118
Nutriceuticals Equivalent van ‘pharmaceuticals', medicijnen. Het betreft voedingsmiddelen en voedingssupplementen die worden geconsumeerd om gezondheidsproblemen te voorkomen, zoals vitaminepillen, mineralen, zuivelproducten met bepaalde gezondheidsbevorderende bacteriën.
119
o Ombudsman zorgverzekeringen Instelling die klachten behandelt op het terrein van zorgverzekeringen en de kosten. Dit instituut neemt niet alle klachten in behandeling. Het behandelt bijvoorbeeld geen geschillen over verstrekkingen inzake de zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze worden door het College voor zorgverzekeringen behandeld. Onafhankelijke vraag De vraag van de klant houdt geen verband met de vraag naar andere diensten of producten. Zie: Afhankelijke vraag. Onderbezetting De mate waarin de (vastgestelde, dat wil zeggen subsidiabel gestelde) capaciteit van een instelling (het aantal cliënten, patiënten of bewoners, het aantal verrichtingen) op een bepaald moment niet wordt benut. Ondernemer Iemand die aan het hoofd van een bedrijf staat en voor eigen financieel risico deelneemt aan de productie van goederen of diensten. De onderneming van de ondernemer is op winst gericht. De ondernemer brengt zijn producten op een markt waar ook andere producenten van soortgelijke producten actief zijn en die proberen tegen zo laag mogelijke kosten hun producten te produceren en winstgevend te verkopen. De ondernemer probeert klanten te verlokken zijn producten of diensten af te nemen. Hij is vooral geïnteresseerd in een hoge omloopsnelheid van producten met een kortdurende levenscyclus, aldus de socioloog Veblen. In deze zin zijn managers van instellingen geen ondernemers en zijn hun instellingen geen ondernemingen. Vanuit de managerial-revolution-gedachte zijn er overeenkomsten tussen bedrijven en instellingen, maar het grote verschil blijft het doel van de onderneming (maximalisatie van de bedrijfsresultaten) tegenover het doel van instellingen (volgens afspraak verrichten van een bepaald aantal afgesproken activiteiten, uitgedrukt in dagen of in verrichtingen, tegen van tevoren afgesproken kosten). Ook instellingen zoeken naar gaten in de markt en ‘productie van behoeften', mede onder invloed van de door de overheid bevorderde marktwerking. Zie ook: Aanbodgeïnduceerde vraag. One stop shopping Situatie waarin zorgverzekeraars fuseren met andere financiële organisaties (zoals schadeverzekeraars en levensverzekeraars en banken). Hierdoor kan een werkgever bij dezelfde organisatie aankloppen voor zowel employee benefits als verzekeringen en leningen. Ongewenste substitutie Onder invloed van eigen betalingen kunnen patiënten proberen goedkopere zorg die ze zelf moeten betalen, te vervangen
120
door duurdere zorg waarvoor ze verzekerd zijn. Zie: Aanbodgeïnduceerde moral hazard. Openbare aanbesteding (Eng.: competitive bidding) In de gezondheidszorg het systeem van inkoop van zorg door zorgverzekeraars of de overheid waarbij een contract wordt afgesloten met de zorgorganisatie die een bod doet dat het best voldoet aan vooraf opgestelde criteria (wat betreft prijs-kwaliteitverhouding). Voordeel van dit systeem is dat zorgaanbieders zo goedkoop mogelijk zullen willen aanbieden en daardoor gestimuleerd worden efficiënt en innovatief te werken. Nadeel is dat zorgorganisaties mogelijk zullen streven naar risicoselectie. Voorbeeld daarvan is het postcodebeleid. Zie: Meetlatconcurrentie; Marktwerking. Openeindfinanciering De volledige vergoeding van de kosten die een zorginstelling maakt voor door haar uitgevoerde verrichtingen. Van een ‘gesloten-eindfinanciering' is sprake wanneer vooraf bepaald is waar de grens van de beschikbaar te stellen middelen ligt. Zie ook: Outputfinanciering; Budgetfinanciering. Opiumwet Deze wet van 12 mei 1928 (en sindsdien vele malen gewijzigd) onderscheidt 'drugs met een onaanvaardbaar risico' (zoals heroïne, cocaïne, amfetamine en LSD) en 'hennepproducten' (zoals hasj en marihuana). Deze wet wil primair de volksgezondheid beschermen, maar daarnaast ook de georganiseerde criminaliteit bestrijden, de openbare orde handhaven en overlast door druggebruik bestrijden. Met de wijziging van de Opiumwet in 2002 is onder andere het ontheffingenstelsel aangepast. De wetswijziging geeft duidelijke omschrijvingen van de gronden waarop de ontheffing verleend kan worden, waarop zij afgewezen mag of moet worden en waarop zij ingetrokken mag of moet worden. Ambtenaren van het staatstoezicht op de volksgezondheid en ambtenaren van de Belastingdienst (bevoegd inzake douane) houden toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Opname Begin van een verblijf van een of meerdere dagen in een erkende instelling. Opvangcentrum (Ook: crisisopvangcentrum) Instelling die tijdelijk verblijf geeft aan mensen die niet langer thuis kunnen blijven of geen huis hebben. Het kan gaan om mishandelde vrouwen (in vrouwenopvangcentra), zwervers (in huizen voor onbehuisden), verslaafde prostituees. De opvanghuizen proberen ook contact te houden met de groepen die hun voorziening bezoeken, om zo enige medische of maatschappelijke hulp te kunnen bieden. Er zijn verschillende soorten opvangcentra: algemene crisisopvangcentra, opvangcentra voor thuislozen en evangelische opvangcentra. Zie: Maatschappelijke opvang.
121
Orgaandonatie Zie: Donor; Wet op de Orgaandonatie. Outcome-studie (Eng.) Onderzoek naar de verandering in de gezondheidstoestand van een patiënt ten gevolge van door een arts uitgevoerde ingrepen of beïnvloedingen van de ziekte of aandoening. Output De gerealiseerde productie van een zorginstelling (gerekend in aantal opnamen, aantal behandelingen, verpleegdagen, diagnostische tests, polikliniekbezoeken). Outputfinanciering Ook wel tarief per verrichting genoemd, dat wil zeggen dat elke verrichting (de output) beloond wordt. Nadeel van deze financieringsvorm is dat de financiering geen limiet kent. Pas achteraf kan het aantal verrichtingen en de ermee samenhangende kosten worden vastgesteld. Een grotere bedrijfsdrukte levert de instelling meer inkomsten op en resulteert in meer uitgaven voor de gezondheidszorg. De overheid is niet in staat om in te grijpen in het aantal verrichtingen (openeindfinanciering). Om dit te voorkomen worden productieafspraken gemaakt: afspraken over het volume (het aantal) van de verrichtingen. Er wordt dan een budget afgesproken voor het totaal van de output. Zie: Abonnementstarief. Ook: Budget; Budgetfinanciering; Tarief per verpleegdag. Outputpricing (Eng.) Zorg die een instelling of vrijeberoepsbeoefenaar verleent, wordt voorzien van een prijs die vervolgens in rekening wordt gebracht bij de financiers. De inhoud van de zorg wordt gedefinieerd als een reeks van producten waaraan per product een prijs wordt toegekend. Zie: Product; Product-pricing, Producttypering. Outputvolume Zie: Inputvolume. Outsourcing (Eng.) Uitbesteden van activiteiten van een organisatie, omdat deze beter of goedkoper door een gespecialiseerd bedrijf kunnen worden uitgevoerd. Meestal gaat het om activiteiten die facilitair (ondersteunend) zijn aan de kernactiviteiten van een organisatie. Voorbeelden: catering, schoonmaak, beveiliging, tuinonderhoud of het voeren van de loonadministratie van het personeel. Zie: Kernactiviteiten. Overdrachtsuitgaven Door de overheid verrichte betalingen waarvoor de ontvanger in de meeste gevallen geen directe tegenprestatie verschuldigd is. Het gaat om uitgaven voor de gezondheidszorg, de sociale zekerheid, volkshuisvesting (huurtoeslag), subsidies (aan instellingen) en betalingen aan het buitenland.
122
Overeenkomst Een zorgverzekeraar sluit overeenkomsten met personen of instellingen die zorg (kunnen) leveren aan de bij hen verzekerden. De overeenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd en kan al dan niet verlengd worden. Voor aanspraken vanwege de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten sluit het zorgkantoor, dat deze wet uitvoert, overeenkomsten met personen en instellingen. Over-the-counter-geneesmiddelen Geneesmiddelen die zonder recept kunnen worden verkregen. Zie: Zelfzorgmiddelen.
123
p Pakketmaatregel Vermindering van de rechten op bepaalde zorg krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten door de indicatie te verscherpen, waardoor minder mensen recht hebben op deze zorg. Middel om de kosten te beheersen. Pakketuitdunning Vorm van financieringsverschuiving. Pakketuitdunning heeft beperking van de inhoud van een verstrekking (bijvoorbeeld bij tandheelkundige hulp) tot gevolg. Of een verstrekking wordt niet meer vergoed. Iemand moet zelf een aanvullende verzekering sluiten om toch net als daarvóór volledig verzekerd te zijn. Palliatieve zorg (Lat.: pallium = mantel) Zorg die zich richt op emotionele, sociale en geestelijke begeleiding en bijstand bij bijvoorbeeld terminale patiënten. De World Health Organization definieert palliatieve zorg als de actieve en totale zorg voor patiënten wier ziekte niet meer met curatieve middelen te genezen is. Met behulp van pijnbestrijding en door middel van psychologische, geestelijke en sociale begeleiding wordt het stervensproces verzacht. Palliatieve zorg verschilt van mantelzorg in dit opzicht dat de zorg wordt verleend door een professionele hulpverlener. Zie: Terminale zorg; Hospice. Paradox van de gezondheidszorg Hiermee wordt aangegeven dat een grotere doeltreffendheid van de gezondheidszorg niet tot afname, maar juist tot toename van de vraag naar gezondheidszorg leidt. Dit is het gevolg van de toename van de overlevingskansen bij ernstige ziekten en de mogelijkheid om het sterven bij ouderdom uit te stellen. Mensen sterven aan andere ziekten dan vroeger, namelijk aan chronische en degeneratieve ziekten (zoals ziekten van hart en bloedvaten). Paramedische zorg Hulp verleend door vrijeberoepsbeoefenaren in de gezondheidszorg zoals fysiotherapeuten, oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, logopedisten en ergotherapeuten. Zij voeren handelingen uit en verstrekken adviezen die een ziekte of aandoening of een ander probleem dat samenhangt met iemands gezondheid verhelpen of verminderen. Parameter In de economie is een parameter de term voor een grootheid zoals tijd en materiaalkosten. Wanneer zo'n parameter verandert, is dit van invloed op het economisch proces. In het geval van budgetfinanciering van een gezondheidszorginstelling wordt over parameters gesproken die de productieafspraken – en daardoor het budget – beïnvloeden, zoals het aantal
124
opnamen, het aantal verpleegdagen, het aantal eerste polikliniekbezoeken. Particulier initiatief Term voor uit de bevolking afkomstige plannen en de realisatie daarvan om te komen tot organisaties op het gebied van gezondheidszorg, welzijnsbevordering, onderwijs en hulpverlening aan allerlei categorieën mensen met problemen. Zie: Maatschappelijk middenveld. De organisaties die op deze gebieden actief zijn, zijn veelal voortgekomen uit initiatieven van burgers. Deze initiatieven werden eerst uit eigen middelen gefinancierd en worden thans in de meeste gevallen betaald uit premies, belastingen en subsidies. Menig ziekenhuis of instelling voor maatschappelijk werk vond zijn ontstaan in de christelijke charitas. Patiëntenbeweging Het geheel van patiëntenorganisaties. Patiënten/Consumentenplatform Zie: Patiëntenorganisatie. Patiëntenorganisatie Problemen die mensen hebben ten gevolge van het feit dat ze ziek, gehandicapt of ouder van een ziek of gehandicapt kind zijn, zijn aanleiding tot het oprichten van organisaties die zich richten op voorlichting en informatieverstrekking, op contact tussen lotgenoten en behartiging van hun belangen bij overheden en instellingen. Categorale patiëntenorganisaties zijn georganiseerd rondom bepaalde ziekten of handicaps. Zij beogen de gezamenlijke, specifieke belangen te behartigen die samenhangen met de problemen die voortvloeien uit de ziekte of handicap. Algemene patiëntenorganisaties (georganiseerd in regionale en provinciale patiëntenplatforms) houden zich bezig met het bevorderen van algemene patiëntenbelangen zoals patiëntenrechten, klachtbehandeling, toegankelijkheid van voorzieningen, tegengaan van medicalisering van de zorg. Zie: Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie. Patiëntenvertrouwenspersoon Functionaris die patiënten van ziekenhuizen of psychiatrische ziekenhuizen helpt bij het vinden van oplossingen voor klachten die iemand heeft over de opname, de verpleging of de behandeling. Patiëntenwetten Wetten die de rechten van patiënten en cliënten van gezondheidszorginstellingen en beroepsbeoefenaren formuleren. Hun doel is om patiënten en cliënten te beschermen en inspraak te geven in hun behandeling of verzorging. Zie: Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst; Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen; Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek bij Mensen; Wet Mentorschap; Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen; Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen; Wet Persoonsregistratie.
125
Pay for delay (Eng. Betalen voor uitstel) Krachtens Europees mededingingsrecht niet toegestane manier van farmaceutische bedrijven om de introductie van generieke geneesmiddelen te vertragen. Geneesmiddelenbedrijven kunnen een zogenaamde copromotie overeenkomst sluiten met een concurrent die het geneesmiddel als generiek geneesmiddel op de markt wil introduceren en betalen de concurrent zolang hij het generieke geneesmiddel niet op de markt brengt. Dit wordt gezien als een concurrentieverstorende praktijk, die krachtens EU antitrustregels verboden is. Peer review (Eng.: intercollegiale toetsing) Vorm van wederzijdse controle op het handelen van gelijke beroepsbeoefenaren. Persoonsgebonden budget (kort: PGB) Ook ‘cliëntgebonden budget' genoemd. Een zieke of gehandicapte of oudere kan (sinds 1995) onder bepaalde voorwaarden de beschikking krijgen over een hoeveelheid geld waarvoor hij zelf bij een zorgverlener van zijn keuze, bij een instelling of een individu, zorg kan inkopen. Hij kan de zorg en de vorm van hulpverlening uitkiezen die het best aan de eigen behoefte voldoet. De grootte van het bedrag is afhankelijk van de zorgzwaarte, maar kan niet hoger zijn dan de kostprijs van vergelijkbare zorg in natura. De zieke of gehandicapte krijgt een klein deel van het geld zelf in handen; het grootste deel wordt aan de zorgverlener uitbetaald door de beherende instantie. Uit onderzoek is gebleken dat 70% van de cliënten met een PGB zijn zorg inkoopt bij individuele hulpverleners. De betaling van de zorgverleners vindt plaats via de Sociale Verzekeringsbank, die ook de loonbelasting inhoudt en afdraagt aan de belastingdienst. De Sociale Verzekeringsbank adviseert ook over de bestedingsvrijheid. Zie: Persoonsvolgend budget. Persoonsregistratie Zie: Wet Persoonsregistratie. Persoonsvolgend budget Geld ten behoeve van zorg voor een gehandicapte dat weliswaar aan een instelling wordt uitgekeerd, maar dat met de gehandicapte meeverhuist als deze naar een andere instelling gaat vanwege veranderingen in zijn behoefte aan zorg. Zie: Persoonsgebonden budget. Physician assistent Assistent van de medisch specialist. Biedt onder supervisie van een specialist medische zorg binnen een deelgebied van de geneeskunde. Het gaat voornamelijk om het overnemen van (geprotocolleerde) medische standaardtaken van artsen. Daarnaast draagt physician assistent bij aan de continuïteit van de zorg. De grenzen van het werkgebied van de PA worden bepaald door de specifieke gedelegeerde medische taken, zoals die met een superviserend specialist of arts zijn overeengekomen en in een taakomschrijving zijn vastgelegd. De werkzaamheden reiken van geneeskundige basistaken tot medisch specialistische taken. Op het afgesproken werkterrein handelt de physician assistent zelfstandig en draagt deze verantwoordelijkheid voor de behandeling van patiënten.
126
Wettelijke bepalingen over de bevoegdheden van de PA, waaronder het voorschrijven van medicijnen en het verrichten van medische handelingen, zullen worden opgenomen in een experimenteerartikel binnen de Wet BIG. Plan-Simons Plan tot wijziging van het stelsel van ziektekostenverzekeringen. Het draagt de naam de van staatssecretaris voor Volksgezondheid Simons in het derde kabinet-Lubbers (1990–1994). Het plan werd verwoord in de rapporten Werken aan Zorgvernieuwing (1990), met toegevoegd de notitie Stelselherziening zorgsector en het vervolg in 1992 Modernisering Zorgsector. Weloverwogen verder. Het PlanSimons hield onder andere in dat er meer verstrekkingen onder de door de Commissie-Dekker voorgestelde basisverzekering zouden moeten gaan vallen. De AWBZ en de Ziekenfondswet zouden nagenoeg in elkaar op moeten gaan. De huisarts en de geneesmiddelen zouden uit de ziekenfonds-en de particuliere verzekeringen moeten worden overgeheveld naar de AWBZ. Deze zou daarmee als voorloper gaan dienen van de uiteindelijk tot stand te komen basisverzekering. Het plan beoogde de opheffing van de particuliere ziektekostenverzekering met uitzondering van een 10% aanvullende verzekering. De zorgaanspraken zouden functioneel moeten worden omschreven en er zou een stelsel van normuitkeringen moeten komen. Door het invoeren van de mogelijkheid van concurrentie tussen instellingen en tussen verzekeraars (marktwerking) zouden de kosten beter te beheersen worden. Uiteindelijk werd het Plan-Simons niet daadwerkelijk uitgevoerd omdat voor een ‘brede basisverzekering' onvoldoende politieke steun bestond. Ook werd gevreesd dat het door de marktwerking juist erg moeilijk zou worden om de kosten in de hand te houden. De huisartsen protesteerden tegen de functionele omschrijving en de grote particuliere ziektekostenverzekeraars protesteerden omdat zij vreesden voor hun marktpositie en voor hun vrijheid van handelen. Zie: Functionele benadering. Platform Modernisering Curatieve Zorg Naar aanleiding van afspraken tussen de regering en veldorganisaties in november 1998 voor de periode van één jaar ingesteld overlegorgaan waarin vertegenwoordigers van de Landelijke Huisartsenvereniging, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, de Orde van Medisch Specialisten, zorgaanbieders, verzekeraars, patiënten en het ministerie van Volksgezondheid gemaakte afspraken met elkaar bespreken en de procesgang bewaken. Het gaat om thema's als de integratie van de eerste lijn, de tweede lijn, de integratie tussen eerste en tweede lijn; het kan daarbij gaan over regionale samenhang, de positionering van ziekenhuizen, taakdifferentiatie tussen disciplines en beroepsgroepen, preventie enzovoort. Platform Openbare Gezondheidszorg In juni 1998 voor een periode van twee jaar door de landelijke overheid ingesteld overlegorgaan van vertegenwoordigers van gemeentebesturen, zorgverzekeraars, wetenschap, de gezondheidszorg en de centrale overheid. Het orgaan beoogt de gezondheidszorg binnen de gemeenten vorm te geven.
127
Officiële taak van het platform is het ontwikkelen van een visie over de plaats en de inrichting van de openbare gezondheidszorg in Nederland. Het platform begeleidt het plan om het gemeentelijk gezondheidsbeleid te versterken en heeft als doel het bedenken van ‘praktische strategieën over actuele thema's die leven bij de gemeenten en GG en GD's' te bevorderen. Het wil de samenhang vergroten tussen preventie, cure en care, tussen gezondheidszorg en andere beleidsterreinen van de overheden, tussen het gezondheidszorgbeleid van de rijksoverheid en van de gemeenten. Poldermodel Economisch model van samenwerking tussen overheid, ondernemingen en werknemers: ‘De overheid saneert de financiën en verlaagt de lasten, de vakbonden matigen de lonen en de bedrijven investeren in ruil daarvoor in werkgelegenheid' (NRC Handelsblad, 3-8-1998). Het poldermodel is exponent van het Nederlands politieke bestel dat gekenmerkt wordt door ‘de vier c's': ‘consensus, coalitiepolitiek, collegiaal bestuur en coöptatie (het binnenhalen van tegenstanders)', aldus Rosenthal. Zie: Overlegeconomie; Rijnlands model; ook: Noemereffect. Polikliniek Onderdeel van een ziekenhuis waarin de medisch specialist spreekuur houdt en onderzoek plaatsvindt(röntgenfoto, bloedonderzoek, hartfilmpje). Ook vindt er behandeling van aandoeningen en ziekten plaats waarvoor specialistische kennis en hulpmiddelen nodig zijn – zonder dat opname nodig is. Ook uit het ziekenhuis ontslagen patiënten worden er gecontroleerd. Zie: Dagverpleging. Polis Schriftelijk bewijs van een (zorg)verzekering die iemand afgesloten heeft. In de akte is vastgelegd de datum, de naam van de verzekerde, wat verzekerd is en de premie die betaald moet worden. Politheek Samentrekking van polikliniek en apotheek. Zie: Ziekenhuisapotheek. Politisering Het benadrukken van de politieke aspecten van het maatschappelijk leven. Bij de gezondheidszorg bepaalt de overheid op grond van politieke visies en overwegingen en verantwoordelijkheden met behulp van wetten en regels de inhoud en planning van de gezondheidszorg. Het begrip politisering wordt veelal gebruikt om de toenemende overheidsinvloed te bekritiseren. Polyfarmacie Het gebruik van verschillende geneesmiddelen tegelijkertijd. Poortspecialist De medisch specialist van een ziekenhuis die de algemene intake van patiënten doet.
128
Poortwachter Term die gebruikt wordt voor de huisarts in zijn functie als verwijzer naar specialistische zorg. Populatie Attributieve Risico (kort: PAR) Kwantificering van risicofactoren die gezondheidsproblemen bepalen. Deze maat beschrijft welk deel van ziekte of sterfte in een populatie is toe te schrijven aan de blootstelling aan een bepaalde risicofactor. Het PAR wordt bepaald door het voorkomen van de risicofactor in de bevolking en door de sterkte van het verband tussen deze risicofactor en het gezondheidsprobleem. Het PAR geeft een (procentuele) schatting van de gezondheidswinst die behaald kan worden door de risicofactor uit te schakelen. Portfolioanalyse Een portfolioanalyse beschrijft van alle specialismen in het verzorgingsgebied van een instelling het marktaandeel dat de instelling heeft, de marktgroei en het volume van de productie. Een dergelijke analyse legt het marktstrategisch vermogen van een activiteit bloot: is er nog groei mogelijk of niet? Zo’n analyse kan ertoe leiden dat uit kostenoverweging (of vanuit strategische invalshoek) een academisch ziekenhuis minder basiszorg gaat leveren en dat een algemeen ziekenhuis meer complexe behandelingen zal afstoten. Ten gevolge van marktwerking gaan ziekenhuizen zich meer specialiseren. Postcodebeleid Ook: postcodeselectie. Beleid van een ziekenhuis om alleen die patiënten voor de behandeling van een zeldzame ziekte te accepteren die in een bepaald postcodegebied wonen. Wie daarbuiten woont wordt naar een ander ziekenhuis verwezen. Doel is om kosten te beheersen. Postmarketing surveillance system (Eng.) Nadat een fabrikant een medisch hulpmiddel op de markt heeft gebracht moet hij een registratiesysteem opzetten van (bijna) incidenten met zijn medische hulpmiddelen. Als het hulpmiddel gevaar oplevert voor de gebruiker of voor anderen, kan het uit de handel worden genomen. Zie: CE-markering. Praktijkvariatie (Eng. ironisch: post code lottery of care) Geografische verschillen in aantallen chirurgische operaties. In het ene gebied van Nederland wordt meer en sneller geopereerd dan in een ander gebied. Wanneer in een gebied meer artsen werkzaam zijn of meer ziekenhuisbedden beschikbaar zijn leidt dit tot een hoger aanbod en gebruik van zorg. Dit is vraaginductie door aanbieders: aanbodgeinduceerde vraag. Praktijkverpleegkundige Assistent van een huisarts met een verpleegkundige achtergrond die patiënten met een chronische ziekte begeleidt. Dit gebeurt door middel van voorlichting en adviezen over
129
medicijngebruik, leefwijze die het beste bij de ziekte past, werk dat niet geschikt is, inrichting van de woning; alles met het doel dat de patiënt zoveel mogelijk zijn ziekte zelf onder controle houdt. Preferentiebeleid Of voorkeursbeleid. Een zorgverzekeraar wijst binnen een bepaalde groep van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof en dezelfde dosering één voorkeursmiddel aan dat zij vergoedt. Meestal het goedkoopste geneesmiddel. Als het voorkeursmedicijn niet aanslaat beoordeelt de huisarts of men toch het duurdere medicijn vergoed krijgt. De huisarts geeft dan een ‘verklaring medische noodzaak’. Preferred insurer (Eng.) Wederzijdse voorkeursbehandeling van en samenwerking tussen zorguitvoerders en een zorgverzekeraar. De onderlinge samenwerking beoogt de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg te bevorderen en het inkomen van zorgverleners te garanderen. Preferred provider Engelse term voor voorkeursbehandeling door een zorgverzekeraar van bepaalde zorgverleners. Preferred Providers Organization (VS) (kort: PPO) De samenwerkingsvorm waarin een beperkt aantal zorgverleners (artsen en ziekenhuizen) afspraken maakt met een verzekeraar over korting op de tarieven. In ruil hiervoor moedigt de verzekeraar zijn verzekerden aan om van deze zorgverleners gebruik te maken. De aanmoediging krijgt meestal vorm doordat voor een verstrekking geen of een lage eigen bijdrage wordt gevraagd. De PPO's zijn niet verplicht om een uitgebreid medisch pakket te leveren aan de verzekerden. De PPO's hanteren dus niet – zoals bij de Health Maintenance Organizations – een naturasysteem (zie: Naturaverzekering), maar een restitutiesysteem (zie: Restitutieverzekering). Verzekerden bij een PPO hebben meer vrijheid van artsenkeuze. Premie Bedrag dat iemand periodiek moet betalen om voor een afgesproken risico verzekerd te zijn. Een verzekeraar bepaalt de hoogte van de premie op basis van de waarschijnlijkheid (p) dat een schadegeval met een bepaalde omvang (s) zich zal voordoen, verhoogd met administratiekosten en winst. De premie wordt bepaald op grond van het resultaat van (p) maal (s). De premies bij elkaar vormen een voorziening waaruit schadeclaims worden betaald. De premie stijgt wanneer aansprakelijkheid zich uitbreidt of de schadeomvang groeit. Bij een zorgverzekering betaalt iedereen een premie voor de basisverzekering en kan men zich bijverzekeren voor de aanvullende verzekering. Prepaid Group Practice Zie: Health Maintenance Organization. Prestatie In de gezondheidszorg worden de prestaties meestal in natura
130
geleverd. Zie: Gezondheidszorgprestatie, Naturaverzekering. Prestatiebekostiging Ook wel pay for performance (P4P). Belonen van een ziekenhuis of andere zorginstelling door een zorgverzekeraar op basis van (eventueel van te voren afgesproken) uitkomsten van de geleverde zorg. Bijvoorbeeld in de vorm van prijsvoordelen wanneer een ziekenhuis voldoet aan criteria aangaande medische kwaliteit, snelheid van diagnostiek en behandeling en informatievoorziening. Prestatiebekostiging is een middel om invloed uit te oefenen op de kosten die een ziekenhuis in rekening wil brengen voor de geleverde zorg en op de kwaliteit van de zorg. Zie: Z-waardemodel. Prestatiebekostiging medisch specialistische zorg Bekostiging van ziekenhuizen die per 2014 volledig moet zijn geïmplementeerd. Ziekenhuizen worden dan volledig per geleverde prestatie betaald, op basis van integrale tarieven. Doel van de overheid is om ziekenhuizen die door het systeem van budgettering te weinig worden uitgedaagd te prikkelen tot het leveren van doelmatige kwaliteit en vernieuwing. Om de concurrentie tussen de ziekenhuizen te bevorderen en de zorgverzekeraars te stimuleren om op prijs en kwaliteit in te kopen. Om vanuit het oude systeem van bekostiging via budgetten over te gaan naar het gewenste eindmodel geldt voor 2012 en 2013 een transitiemodel. De bedoeling van het transitiemodel is het (gedeeltelijk en tijdelijk) compenseren van systeemrisico’s en omzetrisico’s voor de ziekenhuizen waarop de FB-budgettering van toepassing is (geweest). Onder systeemrisico’s vallen verschuivingen in omzet en schadelast die het gevolg zijn van de technische verandering van het bekostigingssysteem. Onder omzetrisico’s vallen verschuivingen in patiëntenstromen en de daarbij behorende omzetverschuivingen. De omzetverschuivingen zijn de bedoeling van de invoering van prestatiebekostiging. Prevalentie (Lat.: de voorrang hebben, overwegend) Het aantal gevallen van een bepaalde ziekte of personen met die ziekte op een bepaald moment (puntprevalentie) of in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in een jaar: periodeprevalentie of jaarprevalentie). Indicator om de gezondheidstoestand van de bevolking vast te stellen. Hoe hoger het aantal gevallen is van een bepaalde ziekte of van ziekten waaraan een bepaald deel van de bevolking op een bepaald moment lijdt, des te lager is de gezondheidstoestand van dat deel van de bevolking op dat moment. Prevalente ziekten zijn bijvoorbeeld gewrichtsslijtage, slechthorendheid. Zie: Incidentie van ziekten; Mortaliteit; Comorbiditeit. Preventieve zorg (Lat.: preventie: voorkómen) Zorg die is gericht op het voorkomen of beperken van schade aan de volksgezondheid door activiteiten te ontplooien waarvan het karakter bepaald wordt door gezondheidsrisico's die gemeenschappelijk gelden voor de hele bevolking of voor groepen daarin (Nota-2000). In de gezondheidszorg wordt een verdeling gemaakt in primaire preventie (voorkomen van klachten), secundaire preventie (voorkomen dat een klacht verergert) en tertiaire preventie (het voorkomen van neveneffecten en het dragelijk maken van een chronische aandoening). In de sociale
131
zekerheid rondom arbeid wordt preventie op vergelijkbare wijze vormgegeven door arbeidsomstandighedenbeleid, gericht op een goede balans tussen belasting door het werk en de belastbaarheid van de werknemer; door sociaal-medische begeleiding, gericht op herstel van een verstoorde balans of het hervinden van een nieuwe balans zodat het werk weer kan worden voortgezet en reïntegratie, gericht op het vinden van alternatief werk voor iemand die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Preventie vindt plaats door gezondheidsvoorlichting en door waarschuwen, door keuringen (water, keukens van restaurants en instellingen), door cursussen (bijvoorbeeld om van het roken af te komen), door aanbod van bedrijfsfitness, door controle en inspectie, door collectieve vaccinatie, door bevolkingsonderzoek (naar borstkanker bijvoorbeeld), door het vroegtijdig opsporen van eventuele problemen, door behandeling van ziekten ter voorkoming van erger en door begeleiding. Zie: Gemeentelijke Gezondheidsdienst; Protectie. Primair proces In de gezondheidszorg worden onder het primair proces alle werkzaamheden verstaan die verricht worden ten behoeve van degenen die verzorgd worden: de ‘handen aan het bed' van verpleegkundigen en verzorgenden, de specialisten in het ziekenhuis, de artsen in verpleeghuizen en verzorgingshuizen, de begeleiders en verzorgers in de instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Zie: Bedrijfsproces; Facilitaire dienst. Privatisering Het afstoten (verkopen) of uitbesteden van taken en diensten van de overheid aan partijen in de private sector of het extern verzelfstandigen van taken en diensten van de overheid in ondernemingen die onderhevig zijn aan marktwerking. Het kan daarbij gaan om het volledig overdragen van een onderdeel aan een zelfstandige eenheid buiten de overheid, waarbij deze eenheid gaat opereren in een competitieve productmarkt. In een andere vorm gaat privatisering gepaard met regelgeving die het marktmechanisme dempt omdat het gaat om producten of diensten die niet echt concurrerend aan te bieden zijn. De vorm van subsidiëring van particuliere organisaties (stichtingen) om bepaalde taken op het gebied van de gezondheidszorg uit te voeren, is geen vorm van privatisering, maar van delegeren, omdat het idee van bevordering van marktwerking hierbij geen rol speelt. Motief voor privatisering is het gebruikmaken van de ‘tucht van de markt' ten behoeve van efficiency in de bedrijfsvoering, bevorderen van een betere kwaliteit van de dienstverlening, bezuinigen, innovatie meer mogelijk maken. Privé-kliniek (Ook: zelfstandig behandelcentrum) Een niet-klinisch werkende zorginstelling die tot doel heeft om winst te maken. De overheid gaat de groei van het aantal privé-klinieken tegen door te eisen dat ze over een vergunning beschikken en daarvoor moeten samenwerken met een ziekenhuis. De reden is dat de overheid vreest voor kostenstijgingen en voor een tweedeling in de gezondheidszorg.
132
Procentuele bijbetaling (Eng.: coinsurance) Bij deze vorm van eigen betaling moet de verzekerde een bepaald percentage van de kosten van de verstrekking zelf betalen. Zie: Eigen bijdrage. Procesmatige innovatie Vernieuwing van de organisatie door betere facilitering van de bedrijfsvoering, medische logistiek en het patiëntendossier, het Electronisch Patienten Dossier (EPD). Product Voorwerp dat in een bedrijf gemaakt wordt en verhandeld kan worden. In de zorgverzekeringswereld zijn de zorgverzekeringen de te verhandelen producten. De als één geheel te omschrijven medische handelingen met betrekking tot een ziekte of aandoening – de diagnosebehandelingcombinaties in de ziekenhuiszorg en de zorgzwaartepakketten in de AWBZ -zijn producten van de gezondheidszorg. De benoeming van zorg in producttermen vloeit voort uit de introductie van marktwerking. Zorg omschreven in producten is “verhandelbaar”. Zie: Productpricing, Producttypering. Productdifferentiatie Het opsplitsen van een product of dienst in zijn onderdelen. Hierdoor ontstaan meerdere en specifiekere producten of diensten, die meer aan de wensen van kleine doelgroepen in de markt beantwoorden. In de gezondheidszorg wordt productdifferentiatie toegepast als manier om meer in te spelen op de wens van de cliënt, om vraaggestuurde zorg mogelijk te maken. Productieafspraken Jaarlijkse contractuele afspraken tussen zorginstellingen en zorgverzekeraars over de aard, omvang en prijs van de door de verzekeraar in te kopen zorg. Deze variabele kosten zijn een onderdeel van het budget. Zie: Vaste kosten; Functiegerichte budgettering. Productiemiddelen (Ook: productiefactoren) In de gezondheidszorg de middelen met behulp waarvan de zorg wordt verleend: arbeid (de werkzame personen of de arbeidsjaren, gerekend in FTE's, fulltime eenheden); kapitaalgoederen (gebouwen, apparatuur) en kapitaalskosten (rente, afschrijving, lease, huur); en verbruik (allerlei verbruiksgoederen zoals voedsel, energie, geneesmiddelen, schoonmaakdiensten). Product pricing (Eng.) Van elke medische handeling of product wordt vastgesteld wat deze mag kosten; instellingen en beroepsbeoefenaren mogen dit bedrag declareren. Idee van de overheid om de kosten van de gezondheidszorg te beheersen. Zie: Producttypering; Output pricing; Ziekenhuis.
133
Producttypering Het vaststellen van de werkelijke kosten van de behandeling van een ziekte of aandoening. Per ziektebeeld wordt de noodzakelijk geachte combinatie van diagnostiek en behandeling (Diagnosebehandelingombinatie) beschreven. Deze wordt gekoppeld aan de kosten van het ziekenhuis en de medisch specialist. Zie: Product pricing. Proefproject Accreditatie (kort: PACE) Gezamenlijke activiteit (in de vorm van een project) van ziekenhuizen gericht op de bevordering van de kwaliteit van de ziekenhuiszorg. Professie (Oorspronkelijk: gelofte, eed of belofte) In de gezondheidszorg wordt het begrip professie voor bepaalde beroepen met name gebruikt om aan te geven dat de drager van de professie een deskundige is, een beroep heeft met bijzondere kenmerken. De term ‘professie' verwijst naar iemand met geprivilegieerde toegang tot een specifiek domein van kennis en vaardigheden. Een professie wordt gekenmerkt door beroepsmatig handelen op basis van theoretische kennis en een uniforme opleiding en door gerichtheid op dienstverlening en doordat de dragers van een bepaalde professie zich aaneengesloten hebben in een beroepsvereniging die tot doel heeft de kennis en de kunde van de leden te bevorderen en de leden te binden aan bepaalde gedragsnormen. In de gezondheidszorg kenmerkt de professie zich door beroepsbescherming, het bezitten van een monopolie op bepaalde handelingen (Wet BIG) en door het streven van de professional om zijn autonomie ten opzichte van het management van de organisatie waarin hij werkzaam is, zo groot mogelijk te laten zijn. Zie: Professionalisering; Professionalisme; Ziekenhuis; Ziekenhuis-nieuwe-stijl. Professionalisering Professionalisering is het proces van ‘wording tot professie' (Mok). Ook de verandering dat wat vroeger door mensen zelf of door vrijwilligers werd gedaan, nu door beroepskrachten – tegen betaling – wordt verricht, wordt professionalisering genoemd. Van deprofessionalisering is sprake wanneer de specifieke kennis en de geprivilegieerde toegang daartoe gedemocratiseerd wordt, dat wil zeggen als iedereen in principe toegang heeft tot de kennis, men zelf keuzes gaat maken die men vroeger aan de professionals overliet en kritisch navraag gaat doen. Zie: Protoprofessionalisering. Professionalisme De klassieke professies waren de geleerde beroepen op het religieuze, het medische en het juridische terrein. Geleerdheid werd gecombineerd met enige zeggenschap en beheer over een terrein dat essentieel was voor ieders welvaren (zijn ziel, zijn lijf, zijn bezit). De moderne professionals zijn experts die op basis van deskundigheid aanspraak maken op een min of meer beschermde positie, op respect, prestige, invloed en (meestal) een hoog inkomen. Er bestaan verschillende opvattingen over
134
professionalisme. De ideëel-normatieve benadering van professionalisme beschouwt een professie als een betrouwbaar en onbaatzuchtig dienstverlenend beroep dat zijn grond vindt in degelijke scholing. De structureel-kritische benadering ziet professie als een beroepsgroep die een dominante positie heeft verworven op een terrein dat ze als het hare beschouwt. In de control-of-expertise-benadering wordt professie gezien als het beheer over kennis en kunde op een bepaald gebied. Het begrip professional is nu niet meer beperkt tot de religieuze, medische en juridische disciplines. Ook managers, verpleegkundigen, organisatieadviseurs en andere beroepsbeoefenaren worden professionals genoemd. Zie: Gildesysteem; Protoprofessionalisering; Second opinion. Professionele autonomie Zie: Gildesysteem; Professie; Professionalisering. Professionele standaard Zie: Veldnorm. Prospectieve betalingen Zie: Retrospectieve betalingen. Protectie (Lat., Frans: bescherming) Beïnvloeding van de gezondheid door middel van activiteiten die erop gericht zijn om mensen te beschermen tegen ziekten en ongevallen. Zie: Preventie. Protocol Instructie ten behoeve van het medisch, verpleegkundig of verzorgend handelen op basis van een geprogrammeerde beschrijving van de (multidisciplinaire) behandeling van een patiënt. Protocollen kunnen beslissingen ondersteunen, ze kunnen een bepaald doel formuleren of de verrichtingen die uitgevoerd moeten worden aangeven; ze kunnen overleg vervangen of ondersteunen, ze kunnen voorschrijven of de status-quo beschrijven. Ze kunnen ook organisatorische afspraken bevatten, beroepsinhoudelijke informatie geven of informatie over de behoeften van de patiënt. Een richtlijn is de input voor een protocol waarin naast het wat en wanneer ook het hoe beschreven wordt. Zie: Protocollering. Protocollaire geneeskunde Zie: Protocollering. Protocollering In een protocol wordt medische kennis omtrent een ziekte of aandoening gestandaardiseerd. Doel hiervan is om het keuzeproces van artsen te ondersteunen. Via een soort beslisboom wordt aangegeven wat in een bepaalde situatie wetenschappelijk gezien de beste diagnostiek of therapie is. De arts kan beargumenteerd van het protocol afwijken. Protocollering is een vorm van professionele zelfregulering, waarmee doelmatig handelen wordt bevorderd. Protocollaire geneeskunde is geneeskunde waarbij de medische interventies volgens protocollen, richtlijnen, standaarden worden verricht.
135
Protoprofessionalisering Term (van socioloog De Swaan) waarmee wordt aangegeven dat mensen hun alledaagse ervaringen plaatsen in termen die zij aan sociale wetenschappen zoals de sociologie of de psychologie ontlenen. Ook kunnen mensen met behulp van de toepassing van deze wetenschappen pas geholpen worden bij problemen die men heeft, als zij kennis hebben van de terminologie en het daar in verborgen liggen interpretatiekader. Zie: Professionalisering; Medicalisering. Proveniersvoorziening Een provenier is iemand die zich voor een bepaald bedrag heeft ingekocht in een instelling om er te verblijven en zich te laten verzorgen. Een proveniersvoorziening is een instelling waar ouderen zich in kunnen kopen als zij verpleging, verzorging in beschermde woonomgeving nodig hebben. De proveniersvoorziening bestaat in de commerciële opvang van thuislozen en ouderen in pensions. Psychiater Arts met als specialisme (sinds 1972 als zelfstandig medisch specialisme erkend) de ziekten van de geest of van de ziel. Een psychiater probeert met behulp van psychotherapie, medicijnen en psychosociale begeleiding mensen te genezen die aan dergelijke ziekten lijden. Psychiaters werken in een eigen praktijk en in psychiatrische ziekenhuizen en bij de Riagg. Psychiaters verschillen in dit opzicht van psychotherapeuten dat ze een medische opleiding hebben. Het verschil met zenuwartsen is hierin gelegen dat dezen zowel psychiatrisch als neurologisch werkzaam kunnen zijn. Psychiatrisch dagcentrum (Ook: dagkliniek, dagziekenhuis, instelling voor deeltijdbehandeling) Organisatie die behandelprogramma's aanbiedt aan mensen met psychiatrische problemen. De behandeling lijkt op die in een psychiatrisch ziekenhuis, maar de patiënten slapen thuis en zijn ook verder in staat hun sociaal leven te handhaven. Het gaat veelal om mensen met angst, stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, schizofrenie. Hen wordt een gestructureerd weekprogramma aangeboden, dat kan bestaan uit psychiatrische begeleiding, psychotherapie, activerende therapieën zoals creatieve en psychomotorische therapie en maatschappelijke dienstverlening. Psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (kort: Paaz) Gespecialiseerde afdeling van een ziekenhuis voor mensen met psychiatrische verschijnselen en problemen, ernstige psychosomatische aandoeningen of psychische stoornissen. De verblijfsduur is kort (maximaal twee of drie maanden). Methoden om de ziekte te bestrijden zijn crisisinterventie, medicijnen, psychiatrische begeleiding (individueel en groepsgewijs), psychotherapie, creatieve therapie. Als een langere verblijfsduur noodzakelijk is, wordt de patiënt verwezen naar een algemeen psychiatrisch ziekenhuis. Zie: Crisiscentrum.
136
Psychiatrische polikliniek Onderdeel van een psychiatrische afdeling van een algemeen of academisch ziekenhuis of van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis. Een psychiatrische polikliniek verleent ambulante hulp, voornamelijk aan volwassenen met psychiatrische stoornissen of psychosociale klachten en problemen. De hulp is te vergelijken met die van een Riagg. Daarnaast biedt de polikliniek nazorg aan psychiatrische patiënten die intramurale hulp hebben gehad en wordt hulp verleend aan chronisch psychiatrische patiënten. De hulp is in een polikliniek gecentreerd rondom de psychiater of een andere arts; bij een Riagg rond een multidisciplinair team. Psychiatrische thuiszorg Mensen met een chronische psychiatrische stoornis, zoals schizofrenie, of een ernstige persoonlijkheidsstoornis, worden regelmatig thuis bezocht door een persoonlijke begeleider. Vaak hebben deze mensen ook problemen op sociaal terrein, zoals het doorkomen van de dag, het doen van de huishouding of het vinden van zinvolle activiteiten en kampen ze met drank-of drugsproblemen. Veelal doen ze reeds een veelvuldig beroep op de Riagg of psychiatrische voorzieningen. De persoonlijke begeleider geeft aandacht aan de patiënt en stimuleert hem om voor zichzelf en het huishouden te zorgen en om gezond te eten. Hij helpt bij budgetteren, bemiddelt bij instanties, stimuleert de patiënt sociale contacten aan te gaan. Een psychiater voert het behandelplan uit. Een trajectbegeleider helpt bij het vinden van werk, scholing of andere dagbesteding. Een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige onderhoudt de contacten met de familie en is verantwoordelijk voor de ‘psycho-educatie' van de patiënt. Psychiatrische woonvoorziening Beschermende woonvorm waarin met name wat oudere psychiatrische patiënten met een lichamelijke handicap wonen. Somatische (lichamelijke) hulp wordt geboden, hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen en een gestructureerde begeleiding. Psychofarmaca Medicijnen die de geest tot rust brengen van mensen met een verstandelijke handicap of patiënten met psychische problemen die onwenselijk gedrag vertonen (voor zichzelf hinderlijk of gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld vanwege automutilatie) of voor anderen gevaarlijk of zeer storend gedrag vertonen. Psychogeriatrie Wetenschappelijke discipline die onderzoek doet bij mensen met psychische stoornissen die verband houden met ouderdom, zoals dementie, desoriëntatie, vergeetachtigheid, depressiviteit, paranoia, verlies van decorum.
137
Psychogeriatrisch verpleeghuis Verpleeghuis waar mensen verzorgd en verpleegd worden die lijden aan dementie. Middelen om de gevolgen van de ziekte te verzachten zijn activering door middel van ontspanning, creatieve activiteiten, beweging en validation. Psychohygiëne Taak van een gemeente in het kader van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het gaat hierbij om sociaalpsychiatrische hulpverlening, waarbij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst die hiervoor verantwoordelijkheid draagt, nauw samenwerkt met de Riagg. Onder psychohygiëne valt ook de vangnetfunctie die een gemeente heeft ten aanzien van zwervers, verslaafden en mensen die vervuilen in hun woning. Zie: Collectieve preventie; Gemeentelijke Gezondheidsdienst. Psychotherapeut Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die stemmingen, gedragingen en houdingen van een persoon met een psychische stoornis, afwijking of klacht onderzoekt en met behulp van aan de psychologie en psychiatrie ontleende methoden beïnvloedt. Public health (Eng.: volksgezondheid) Meestal wordt met public health de openbare gezondheidszorg bedoeld zoals die wordt geëffectueerd in overheidsmaatregelen die zijn gericht op het voorkomen van ziekten. Zie: Publieke gezondheidszorg; Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheids Dienst. Publieke gezondheidszorg Gezondheidszorg niet gericht op individuen, maar gericht op de bescherming van de gezondheid van alle inwoners van Nederland. Risicogroepen voor aandoeningen of infecties worden in kaart gebracht, inentingscampagnes georganiseerd en rampen gecoördineerd. De gemeenten zijn verantwoordelijkheid voor de publieke gezondheidszorg. Uitvoering vindt plaats door de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst en door de thuiszorg. Onder publieke gezondheidszorg vallen ook de jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering. Zie: Wet publieke gezondheid. Publieke sector Het deel van de samenleving waar de overheid en door haar ingestelde organen (zoals de instellingen die de gezondheidszorg vormgeven) met behulp van overheidsgeld of sociale fondsen (zogenaamde ‘publieke') voorzieningen treffen. De private sector is dat deel van de samenleving waar bedrijven, verenigingen of stichtingen actief zijn met betrekking tot de productie van goederen en diensten of het nastreven van andere doeleinden die het algemeen belang dienen. Zie: Budgetmechanisme. Publiek private samenwerking (kort: PPS) Samenwerking van de overheid met marktpartijen bij grote investeringen. De overheid en het bedrijfsleven
138
zijn voor gezamenlijke rekening en risico verantwoordelijk voor alle onderdelen van een project. Over PPS wordt nu nog alleen bij kostbare infrastructurele projecten (bijvoorbeeld de uitbreiding van Schiphol) gedacht. Het zou echter ook zoals in Engeland overwogen kunnen worden bij de bouw en exploitatie van nieuwe zorgvoorzieningen. PPS is een bijzondere vorm van de joint venture.
q QALY Afkorting van Quality Adjusted Life Years. Door het meten en vergelijken van het resultaat van medische verrichtingen wordt het aantal levensjaren berekend waarvan men verwacht dat er sprake is van winst in de ‘kwaliteit van leven'. Met behulp van deze maat kunnen medische ingrepen die een betere gezondheid opleveren met elkaar worden vergeleken. Het gaat om de kosteneffectiviteit van ingrepen, dat wil zeggen dat met behulp van deze maat beter kan worden beoordeeld welke waarde moet worden gehecht aan de verbetering van bepaalde aspecten van de gezondheid en waar de grens ligt van wat wel en wat niet gefinancierd wordt in de gezondheidszorg of waar iemand zelf voor moet opdraaien (Groot & Maassen van den Brink 1998). Zie: Gewonnen levensjaren; Gezondheidswinst; DALY's. Quality of Life Fund (Eng.) Beleggingsfonds – een zogenaamd ‘themafonds' – waarmee een bank geld gaat investeren in bedrijven die aan de kwaliteit van het leven bijdragen en opmerkelijke winsten maken, zoals bedrijven in geneesmiddelen of gezonde voeding en de leasure-(vrijetijds)ondernemingen. In Nederland signaleert de ING-bank maatschappelijke ontwikkelingen als vergrijzing en een stijgend gezondheidsbewustzijn en zij meent dat hiermee geld valt te verdienen. ‘Overal ter wereld worden mensen ouder, worden zij welvarender en krijgen zij meer te besteden. Waaraan? Aan hun eigen welzijn. Levensverwachtingen stijgen en dat zal tot een grotere vraag leiden naar bijvoorbeeld geneesmiddelen en gezondheidszorg', aldus F. Moolhuizen van de ING. Quartaire sector Deel van de arbeidsmarkt waartoe behoren onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, sociaal en cultureel werk, openbaar vervoer en openbaar bestuur. Deze sectoren worden deels collectief gefinancierd en verwerven deels eigen inkomsten. De gezondheidszorg wordt deels collectief (via de Ziekenfondswet en via de AWBZ) en deels via de markt (particuliere verzekeringen) gefinancierd. De overheid heeft door middel van wetten en regelgeving veel invloed op de
139
gezondheidszorg. De meeste van de voorheen volledig uit de collectieve middelen gefinancierde sectoren verwerven nu eigen inkomsten via commerciële activiteiten. De identificatie van de quartaire sector met de collectieve sector is daarom niet geheel mogelijk. De verwevenheid van de gezondheidszorg met de tertiaire sector, waar onder meer banken en verzekeringen toe gerekend worden, wordt steeds groter. De primaire sector is de landbouw; de secundaire sector omvat de industrie; de tertiaire sector de diensten en de quartaire sector de overheid. Quasi-markt Economische term voor de overheidsbemoeienis met organisaties in de gezondheidszorg en sociale zekerheid. De fondshoudende instantie sluit contracten met dienstverlenende organisaties op basis van prijskwaliteitvergelijkingen. Er is geen sprake van een vrije markt waar bedrijven en instellingen met elkaar concurreren. Men spreekt in dit geval van gereguleerde concurrentie.
140
141
r Raad op maat Naam voor de wet uit 1999 die als oogmerk heeft om in de gezondheidszorg de scheiding tussen advies aan de overheid en uitvoering van de werkzaamheden tot stand te brengen. Het participatiemodel wordt daarmee beëindigd. Dat betekent dat in het bestuur van organen als de Ziekenfondsraad (per 1 juli 1999 het College voor zorgverzekeringen) en het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (per 1 januari 2000 het College Tarieven Gezondheidszorg; per 2006 Nederlandse Zorgautoriteit), de Commissie Sanering Ziekenhuisvoorzieningen (per 1 januari 2000) niet langer vertegenwoordigers van gezondheidszorginstellingen, verzekeraars, patiënten, werkgevers en werknemers en kroonleden zullen zitten, maar alleen kroonleden. Raad van Beheer Bestuursmodel van een organisatie, waarbij aan de directie limitatief opgesomde taken en bevoegdheden zijn toegekend in de sfeer van de dagelijkse leiding van het operationeel beleid. De Raad van Beheer (het ‘bestuur', dat boven de directie staat) is verantwoordelijk voor het institutionele en strategische beleid. Zie: Raad van Bestuur; Raad van Toezicht. Raad van Bestuur De Raad van Bestuur wordt gevormd door de (soms meerhoofdige) directie van een organisatie. Zij geeft feitelijk leiding aan de organisatie en heeft alle bevoegdheden, behalve die welke expliciet, dat wil zeggen statutair en limitatief, aan de Raad van Toezicht zijn toebedeeld. Raad van Toezicht (Ook: Raad van Commissarissen) De feitelijke leiding ligt in dit bestuursmodel bij de Raad van Bestuur (de directie), die alle bevoegdheden heeft die niet statutair en limitatief zijn toebedeeld aan de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht is adviserend en toezichthoudend (maar kan ook bepaalde bevoegdheden – bijvoorbeeld de benoeming van de Raad van Bestuur – voor zich houden). In dit model is de directie verantwoordelijk voor het institutionele en strategische beleid. Zie: Managementonderneming. Raad voor de Accreditatie Toezichthouder op het werk van certificerende instellingen. Zie: Certificatie; ISO. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg Adviesorgaan van de overheid over zaken die voor de volksgezondheid van belang zijn: de structuur, de uitvoering, de kwaliteit en de doelmatigheid van de gezondheidszorg. De
142
raad bestaat uit onafhankelijke kroonleden die op grond van hun deskundigheid worden benoemd. Adviezen betreffen onderwerpen als Sociale zekerheid en zorg (1996), Preventie en ouderen (1996), Het ziekenhuis als maatschappelijke onderneming (1996), De toekomst van Algemene wet bijzondere ziektekosten (1997), Geestelijke gezondheidszorg in de 21e eeuw (1997), Farmaceutische zorg (1997), Verzekeraars op de zorgmarkt (1997), Redesign van de eerste lijn in transmuraal perspectief (1998), Samenwerken aan openbare gezondheidszorg (1999), Professionals in de gezondheidszorg (2000), Europa en de gezondheidszorg (2000), Volksgezondheid en zorg (2001), Winst en gezondheidszorg (2002), Marktconcentraties in ziekenhuiszorg (2003), Marktwerking in de medisch specialistische zorg (2003), Gepaste zorg (2004), Rechtvaardige en duurzame zorg (2007), Beter zonder AWBZ? (2008), Governance en kwaliteit van zorg (2009). www.rvz.nl Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) Adviesorgaan van de regering. De raad brengt advies uit over ‘beleidsvraagstukken die de participatie en de stabiliteit van de samenleving' betreffen. De raad wordt gevormd door onafhankelijke kroonleden die zijn benoemd op grond van hun deskundigheid. Adviezen betreffen bijvoorbeeld onderwerpen als vereenzaming in de samenleving, de versterking van de burger als consument en deelnemer aan de samenleving, de positie in de samenleving van oudere vrouwen, van ouderen en allochtonen. www.adviesorgaan-rmo.nl Randomized Clinical Trial (kort: RCT) Methode voor experimenteel vergelijkend klinisch onderzoek met als doel de toetsing van de veronderstelde werkzaamheid van geneeskundige interventies. De waarde van medische mogelijkheden wordt met deze methode bepaald: de baten, de risico's, de kosten en lasten van medische technieken. Randomisatie betekent dat objecten of proefpersonen op basis van toeval worden verdeeld over twee groepen die vervolgens op verschillende wijze worden behandeld. RAND-ziektekostenverzekeringsexperiment In Amerika tussen 1974 en 1982 uitgevoerd experiment waarbij onderzocht werd wat de invloed van eigen betalingen zou zijn op de consumptie van gezondheidszorg. Conclusie van het onderzoek was dat eigen betalingen leiden tot verminderd gebruik van gezondheidszorgvoorzieningen en daardoor tot lagere ziektekosten. In het algemeen werden geen nadelige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de patiënten geconstateerd (Lapré e.a. 1999). Rathenau Instituut Het Rathenau Instituut verricht onderzoek naar de ontwikkeling van wetenschap en technologie. Ook op het gebied van de gezondhediszorg. Het instituut heeft als kerntaak het stimuleren van het maatschappelijk debat en politieke oordeelsvorming. Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen roepen vragen op. Het Rathenau Instituut beoogt zichtbaar te maken welke betekenis deze ontwikkelingen hebben voor
143
mens en maatschappij. Wat zijn de mogelijkheden en zijn er ook de risico’s? In jargon heet dit Technology Assessment (TA), het genereren van wetenschappelijk onderbouwde informatie over maatschappelijke en informatieve aspecten van technologische ontwikkelingen (o.m. op het gebied van de gezondheidszorg). De opgedane kennis en analyses zijn bedoeld voor verschillende doelgroepen in de samenleving, zoals het parlement, ministeries en andere overheden, organisaties in het wetenschapssysteem, maatschappelijke organisaties, bedrijven, belangenorganisaties en het geïnteresseerde publiek. Het instituut buigt zich niet alleen over de gevolgen van nieuwe technologieën (zoals nanotechnologie, genomics of ambient intelligence), maar ook over de gevolgen van bestaande technologische systemen – zoals kernenergie, orgaandonatie of waterbeheer. www.rathenau.nl Rationeel gezondheidsbeleid Term waarmee wordt aangegeven dat de overheid beslissingen wil nemen over het inzetten van financiële middelen in de gezondheidszorg op basis van wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek moet voldoen aan het criterium dat het de positieve gevolgen van gezondheidszorginterventies op de gezondheidssituatie moet kunnen voorspellen. Of anders geformuleerd: de overheid wil de beschikbare middelen zodanig investeren dat een maximaal gezondheidsrendement wordt behaald. Receptregelvergoeding Vast bedrag dat een apotheker krijgt voor het aan een patiënt leveren van een door een arts voorgeschreven hoeveelheid medicijnen. Voor elk afgeleverd recept krijgt de apotheker een bepaald bedrag. De zorgverzekeraar betaalt dit bedrag. Zie: Apotheek. Er worden jaarlijks ongeveer honderd miljoen recepten uitgeschreven. Rechtsgronden sociale-zekerheidswetgeving De socialezekerheidswetten ontlenen hun rechtsgeldigheid aan morele, juridisch geformuleerde uitgangspunten. De Commissie-Van Rhijn formuleerde dit als volgt: ‘De gemeenschap, georganiseerd in de staat, is aansprakelijk voor de sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek van al haar leden, op voorwaarde, dat deze leden zelf het redelijke doen om zich die sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek te verschaffen.' De rechtsgrond waarop de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebaseerd, is het beginsel van gelijkheid van kansen (om de financiële kosten te dragen van zware geneeskundige risico's). Re-engineering Zie: Business Process Re-enginering. Referentiewaarde Meting in de geneeskunde, gebaseerd op vele individuele metingen, waarnaar verwezen wordt bij een individuele meting. Bijvoorbeeld bij de meting van bloedwaarden bij een patiënt wordt het resultaat van de
144
meting normaal geacht als deze binnen bepaalde grenzen valt. Regelarme zorg Experiment waarin zorginstellingen mogen experimenteren zorg te leveren zonder aan de wettelijk opgelegde regels te voldoen. Bijvoorbeeld: indicatiestelling in de AWBZ wordt de wijkverpleegkundige gedaan en niet door het Centrum Indicatiestelling Zorg. Regeling Farmaceutische Hulp Door het College voor Zorgverzekeringen opgesteld overzicht van de aanspraken die verzekerden kunnen maken op aard en soort geneesmiddelen die voor vergoeding via de zorgverzekering (de basisverzekering) in aanmerking komen. Doel is om de kosten van geneesmiddelen in de hand te houden door alleen de goedkopere geneesmiddelen met dezelfde werking als duurdere te vergoeden. Regeling Hulpmiddelen AWBZ Zie: Hulpmiddelen. Regeling Laagfrequente Aandoening Regeling die voortvloeit uit een overeenkomst tussen Nederland en Suriname, gesloten bij de onafhankelijkheid van Suriname. In de regeling is vastgelegd dat ernstig zieke Surinamers met levensbedreigende ziekten waarvoor zij in Suriname niet goed geholpen kunnen worden, in Nederland of Curaçao kunnen worden behandeld. Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende Meervoudig Gehandicapte Kinderen (kort: TOG) Ouders of verzorgers van ernstig gehandicapte kinderen (met een indicatie voor opname in een instelling) die hun kind zelf thuis verzorgen, kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van de verzorging krijgen. Regeling Ziekenfondsraad Subsidiëring Zorg-op-Maat Verpleging en Verzorging Zie: Zorg-op-maat. Regieraad Kwaliteit van Zorg De door de minister van VWS in 2009 ingestelde adviesraad moet een ‘impuls (geven) aan het benoemen van kwaliteitsscriteria in de zorg door onder andere meer structuur en aansturing in het ontwikkelen en implementeren van richtlijnen (voor veilige, cliëntgerichte en doelmatige zorg) te geven’. De raad bestaat uit zeven onafhankelijke deskundigen. Regionaal Patiënten/Consumenten Platform Zie: Patiëntenorganisatie; Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie.
145
Regionaal Tuchtcollege Zie: Medisch tuchtcollege. Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Zie: Riagg. Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (kort: RIBW) Kleinschalige beschermende woonvormen worden beheerd door RIBW's. Beschermende woonvormen bieden huisvesting en woonbegeleiding aan diverse categorieën mensen: ouderen, ex-delinquenten, ex-verslaafden, mensen met een langdurig psychiatrisch verleden. Geprobeerd wordt de zelfredzaamheid en het aangaan van sociale contacten te bevorderen en ook te stimuleren dat iemand een zinvolle dagbesteding of werk heeft. Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg (kort: RIGG) Zie: Riagg. Regionale zorgkantoren Zie: Zorgkantoor. Regionale zorgverzekeraar Alhoewel ziektekostenverzekeraars hun producten landelijk aanbieden – met als oogmerk om de onderlinge concurrentie te bevorderen – profileren vele zorgverzekeraars zich regionaal. Zij proberen hun van oudsher dominante marktpositie in een regio te behouden door zich juist hier te profileren. Regionalisatie Verouderd. Bij regionalisatie is de geografische verdeling van Nederland in 27 gezondheidszorgregio's uitgangspunt van de ordening en planning van gezondheidszorgvoorzieningen. Regionalisatie, genoemd in de Structuurnota Gezondheidszorg van 1974, had als doel om te komen tot een goed gestructureerde opbouw van gezondheidszorg, waarbij per regio voorzieningen gepland worden en tussen instellingen en beroepsbeoefenaars in een regio coördinatie plaatsvindt. In een gezondheidszorgregio worden de voorzieningen als een samenhangend geheel gezien. In zo'n regio treft de bevolking nagenoeg alle voorzieningen aan die een op de regionale behoefte gebaseerde capaciteit hebben. De provincies krijgen in de genoemde nota de verantwoordelijkheid voor de planning van de voorzieningen per regio. Regionalisatie heeft wettelijk vorm gekregen in de Wet Ziekenhuisvoorzieningen, een planningswet voor intramurale instellingen. De pendant van deze wet voor de ambulante zorg, de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg, heeft nooit zijn beslag gekregen. Zie: Regiovisie. Het denken in regio’s is vervangen door marktwerking. Regiovisie Verouderd. Een regiovisie in de ouderenzorg is resultaat van (semi-formeel) overleg tussen aanbieders van zorg, zorgverzekeraars en
146
patiëntenorganisaties en gemeente of provincie over de gewenste ontwikkelingen in de gezondheidszorg in een bepaalde regio. Of in de woorden van de overheid: een regiovisie is ‘een visie op de uit een oogpunt van het algemeen belang meest gewenste richting van het zorgaanbod' in een regio. De bedoeling is dat een relatie gelegd wordt tussen ontwikkelingen in vraag en aanbod van zorg en tussen verschillende sectoren van de gezondheidszorg. De besprekingen richten zich op het signaleren van knelpunten en afspraken over hoe deze worden opgelost. De bedoeling is dat de regiovisie en de landelijke sectorale visies met elkaar communiceren. De landelijke sectorale visie is dan het algemeen kader waaraan de regiovisie op regionaal niveau invulling geeft. De regiovisies zijn weer input voor de herziening van de landelijke sectorale visie. De regiovisie lijkt de eigentijdse sectoraal-maatschappelijke vormgeving van de corporatieve staat: de staat waarin groepen die elk bepaalde gemeenschappelijke belangen hebben, organisch samengaan. De regiovisie lijkt ook de formeel afgezwakte reprise van het ontwerp Wet Voorzieningen Gezondheidszorg (1984, niet ingevoerd), waarin het aanbod van alle voorzieningen in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening via planning zou moeten worden beheerst. Regisseursrol Een bepaalde instantie of instelling neemt de leiding over ontwikkelingen in een bepaald gebied of op een bepaald terrein. De regionale zorgverzekeraar bijvoorbeeld dient – bij terugtreding van de overheid – zorg te dragen voor een doelmatig en gedifferentieerd regionaal aanbod aan zorg. Zie: Regionalisatie; Regiovisie. Regulering De overheid stelt middels wet-en regelgeving regels, met als doel om het gedrag van individuen of instellingen te beïnvloeden. Een voorbeeld is wetgeving ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, waarbij de overheid regels stelt aan de werkplek, de wijze van omgaan met zieke werknemers, het inhuren door een organisatie van een Arbo-dienst. Zie: Deregulering. Reikwijdteverbreding Verouderd. Verzorgingshuiszorg buiten de muren van het verzorgingshuis. Het gaat om extra geld dat aan verzorgingshuizen werd gegeven om zorg te verlenen in bijvoorbeeld aanleunwoningen die in de buurt van het verzorgingshuis staan of aan mensen die in de buurt wonen of om dagopvang te organiseren. Reistijd-elasticiteit Patiënten kiezen normaliter voor het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Maar men is ook gevoelig voor kwaliteit. Reistijd-elasticiteit is de hoeveelheid extra tijd die een patiënt langer zou willen reizen om een ziekenhuis met een betere kwaliteit te bezoeken. Rendement (Eng.: return on investment) (Ook: ondernemersresultaat) Het
147
resultaat van een onderneming of een instelling dat berekend wordt aan de hand van de relatie tussen de (bruto)winst (het verschil tussen opbrengst en kosten van een ‘voortbrengingsproces') en het geïnvesteerd vermogen. Hoe hoger de winst en hoe lager het geïnvesteerd vermogen, des te beter draait de organisatie. De omloopsnelheid (het aantal malen dat het geïnvesteerd vermogen in een jaar voor de omzet is gebruikt) geeft aan hoe effectief de bedrijfsprocessen zijn. Een non-profitorganisatie is niet op het maken van winst gericht; toch geldt ook hier de rendementseis: er moet evenwicht zijn tussen kosten en opbrengst. Het rendement zou kunnen worden gedefinieerd in het aantal handelingen dat verricht wordt, het aantal mensen dat verzorgd wordt bij een bepaald geïnvesteerd vermogen. De omloopsnelheid, dat wil zeggen de effectiviteit van de geïnvesteerde middelen, geeft dan aan of men meer doet (dan vergelijkbare instellingen) voor hetzelfde geld bij dezelfde kwaliteit. Zie: Benchmarking. Rent-seeking (Eng.) De lobby van belangengroepen bij de overheid om een gunst of recht proberen te verkrijgen kost geld dat niet voor bedrijfseconomische doeleinden kan worden ingezet. De lobbyactiviteiten zijn economisch niet productief. Het kan voorkomen dat de totale kosten die verschillende organisaties aan hun lobby's besteden hoger zijn dan de financiële waarde van de gunst of het recht. Men spreekt dan van welvaartsverlies. Reputatiegoed Bij de keuze van een arts of zorgorganisaties gaan patiënten af op de faam die de betreffende arts of zorgorganisatie in de ogen van vertrouwde bekenden heeft. Zie: Brandvalue. Research and Development (Eng.: ‘speur-en ontwikkelingswerk') (kort: R&D) Activiteiten van bedrijven en instellingen om nieuwe kennis te verkrijgen (of de samenwerking tussen kennisbedrijven, zoals universiteiten, en de instellingen te verbeteren) of nieuwe technologieën beter te benutten. Op grond hiervan kunnen nieuwe producten of diensten worden ontwikkeld, waarmee de prestaties en daardoor de concurrentiepositie van het bedrijf of de instelling kunnen worden verbeterd. Reserve aanvaardbare kosten (kort: RAK) Eigen vermogen van een intramurale instelling. Zie: Budgetfinanciering. Residentiële zorg Hulp die gegeven wordt in een gebouw waarin mensen 24 uur per dag verblijven. Synoniem voor intramurale hulp. Respite care (Eng.) Tijdelijke opname in een verzorgings- of verpleeghuis om mantelzorgers te ontlasten.
148
Restitutieverzekering (restitutie betekent teruggave) Een restitutieverzekering vergoedt schade met geld. De verzekerde krijgt de door hemzelf betaalde kosten voor de medische hulp die hij heeft ondergaan van de verzekeraar vergoed. Bij een restitutieverzekering kan de verzekerde zelf zijn behandelaar kiezen en betaalt de verzekering de rekening. In een naturasysteem wordt de schade die iemand oploopt in natura vergoed. Zie: Naturaverzekering. Retrospectieve betalingen Betalingssysteem van ziektekostenverzekeringen waarbij de staat achteraf de tekorten vergoedt die de verzekeraars hebben opgelopen wegens het negatieve verschil tussen de premies die zij ontvangen hebben en de uitgaven aan medische kosten. Eventuele overschotten worden daarentegen afgeroomd. Tegenover retrospectieve betaling staat prospectieve betaling, waarbij zorgverzekeraars vooraf betaald worden op grond van de verwachte ziektekosten. De zorgverzekeraar draagt dan risico voor eventuele tekorten, maar mag ook de winst houden die hij maakt door scherp in te kopen. Zie: Gereguleerde concurrentie. Retrospective review (Eng.) Het gebruik dat na afronding van een medische behandeling de gemaakte kosten (de declaratie van de specialist) en/of de uitgevoerde activiteiten met elkaar vergeleken worden, om zodoende verkeerde declaraties te ontdekken. Ook vindt vergelijking plaats met declaraties en vergelijkbare werkzaamheden van collega-specialisten van opnameduur, kwaliteit, hoogte kosten. Hierdoor kan de zorgverzekeraar contracten afsluiten met de zorgaanbieder die de beste resultaten biedt. Zie: Utilizationmanagement; ook: Indicatiestelling. Return on Management Naar analogie van bedrijfseconomische kengetallen (ook ‘ratio's' genoemd), waarin het rendement van een organisatie op het geïnvesteerd vermogen of op de omzet wordt uitgedrukt, geeft het kengetal Return on Management het rendement aan op managementtijd en managementenergie in relatie tot de productieve energie van de organisatie als geheel. De ratio is beter wanneer er sprake is van een hoge opbrengst van productieve energie bij de medewerkers met lage managementaandacht. Op vijf gebieden kan een manager positief of negatief scoren: strategie: het is de medewerkers duidelijk welke activiteiten van de organisatie wel en welke niet tot de kernactiviteiten behoren; prestatiecriteria: iedereen wordt beoordeeld op zijn bijdrage aan de strategie; verantwoordelijkheid: de managers ‘leven' met de succescriteria van hun activiteiten; bureaucratie: papierwerk alleen als het waarde toevoegt; gedeelde visie: iedereen weet wat de prioriteiten zijn. Revalidatie Medisch specialisme dat – klinisch of poliklinisch – gecoördineerd meerdere disciplines inzet om iemand die op grond of ten gevolge van ziekte, ongeval of aangeboren afwijking stoornissen of beperkingen heeft, te helpen om een handicap te voorkomen. Of om zo optimaal mogelijk de restmogelijkheden te benutten ten einde zo mogelijk in
149
de maatschappij te kunnen leven. De revalidatiearts diagnosticeert de patiënt: wat zijn de aanwezige of te verwachten stoornissen, beperkingen en handicaps. Hij geeft een behandelingsadvies, waarna de revalidatiebehandeling plaatsvindt (met behulp van paramedische technieken). Kinderrevalidatie is een aparte discipline. Met behulp van paramedische, psychosociale en pedagogische maatregelen wordt beoogd ongewenste of onnodige effecten van motorische ontwikkelingsstoornissen op de totale ontwikkeling van het kind te voorkomen. Riagg Tot soortnaam geworden afkorting van Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg. Riaggs bieden hulp aan mensen met psychische problemen. Redenen om bij een Riagg aan te kloppen kunnen zijn: ernstige verwardheid, ongecontroleerd, agressief gedrag, dwang-en dranggedrag, angsten, depressies, neurotische problemen, problemen in de opvoeding of in het samenleven met anderen en ten gevolge van dementie. De hulp bestaat uit: onderzoek, diagnose-en indicatiestelling, advies, sociaal-psychiatrische behandeling en begeleiding, psychotherapeutische behandeling. Riaggs werken regionaal samen met andere instellingen voor geestelijke gezondheidszorg in Regionale Instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg (RIGG). Doel is samenwerking en onderlinge afstemming. Richtlijn Op systematische wijze ontwikkelde instructie, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten (evidence based) en gebundelde klinische ervaring (practice based) die zorgverleners en patiënten behulpzaam kan zijn bij het nemen van beslissingen over adequate (effectieve en efficiënte) zorg bij en specifiek gezondheidsprobleem. Zie: Protocol. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) Organisatie die onderzoek doet ter bescherming van de gezondheid van mens en milieu. Het instituut werkt in opdracht van de ministeries van VWS van VROM. Het doet ‘beleidsondersteunend onderzoek', waarvoor het in laboratoria onder andere (nieuwe) geneesmiddelen keurt. Onderdeel van het instituut is het Centrum voor Volksgezondheid Toekomstverkenningen, dat iedere vier jaar een rapport publiceert waarin gegevens over gezondheid en zorg worden samengevat en geanalyseerd ten behoeve van het beleid op het gebied van de gezondheidszorg. Vierjaarlijks geeft de RIVM de Volksgezondheid Toekomstverkenningen uit, ten behoeve van de minister van VWS, een overzicht en analyse van de beschikbare gegevens op het terrein van de volksgezondheid in Nederland. Tevens worden de lacunes in de informatievoorziening aangegeven. Doel van het overzicht is de evaluatie mogelijk te maken van lopend beleid en de voorbereiding van nieuw beleid. www.rivm.nl Rijnlands model Economisch model waarin de werking van de markt wordt verzacht door een hoogontwikkelde collectieve sector en door een harmonieuze samenwerking tussen de overheid en de sociale partners. Het
150
collectief belang prevaleert over het individueel belang. Consensusvorming, medezeggenschap, onderling vertrouwen en stabiliteit op lange termijn zijn het doel. Kapitalistische uitgangspunten – zoals vrije prijsvorming door het marktmechanisme en vrij eigendom van productiemiddelen – worden gecombineerd met bijsturing door de overheid en/of de sociale partners bij loonvorming, gezondheidszorg en woningbouw. Een uitgebreid sociaal stelsel en een streven naar rechtvaardige inkomensverdeling maken deel uit van het model. Het Rijnlands model is een mengvorm van corporatisme en marktwerking. Het poldermodel of transactiemodel (de overlegeconomie, het overleg tussen de sociale partners werkgevers en werknemers) is een variant op het Rijnlands model en wordt gekenmerkt door loonmatiging (sinds 1980), hervorming van het sociale stelsel (sinds 1985) en actieve arbeidsmarktpolitiek (sinds 1990). Nyffer (1997) meent dat het ‘succes van ons poldermodel vooral bestaat uit een inhaalslag ten opzichte van de omringende landen'. Zie ook: Noemereffect. Risico Gevaar voor of kans op schade of verlies. Men spreekt ook van ‘kwade kans', waarmee bedoeld wordt de kans op een inbraak, op diefstal, dat iemand voor een schade aansprakelijk wordt gesteld (zie: schadeverzekering), of de waarschijnlijkheid dat men oud wordt en overlijdt (zie: levensverzekering) en men hoge kosten moet maken. De socialezekerheidsregelingen bieden voorzieningen tegen sociale risico's: arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom, overlijden van de kostwinner, verzorgen en onderhouden van kinderen, ziekte en gebrek, behoeftigheid. Zie: Sociale Zekerheid. ‘Nieuwe risico's' zijn de mogelijke gevaren die samenhangen met de moderne technologische ontwikkelingen. Voorbeelden van nieuwe risico's: kankerverwekkende stoffen, elektromagnetische straling, multiple chemical sensitivity, sick building syndrome, gekke-koeienziekte, muisarm, chronische vermoeidheidsziekte, genetische manipulatie, klimaatverandering, aids, sociale ontwrichting. Zie: Risicomaatschappij. Risico ex ante Risico dat van tevoren kan worden ingeschat en waarop de hoogte van de verzekeringspremie kan worden gebaseerd en waarvoor een reservering kan worden aangelegd. Risicofactoren Risicofactoren voor een (zorg)verzekeraar kunnen betrekking hebben op: gezondheid, leeftijd, geslacht, beroep, burgerlijke staat, nationaliteit, regio, geneigdheid om medische zorg in te roepen, houding ten opzichte van specialistische medische hulp en gezinsgrootte (bij een gezinspolis). Een schadeverzekeraar zal daarom risicoselectie toepassen, hij zal selectief verzekerden accepteren, bepaalde onderdelen van het verzekeringspakket niet toegankelijk maken voor bepaalde verzekerden of de verzekering selectief marketen of selectief acquireren. Zie: Equivalentiebeginsel; Solidariteitsbeginsel; Risicogedrag.
151
Risicogedrag Activiteiten van mensen waardoor ze gevaar lopen ongelukken te krijgen of ziekten en handicaps op te lopen, bijvoorbeeld gevaarlijk verkeersgedrag door te hard te rijden, geen gordel te dragen, zonder helm op de brommer te rijden; alcohol- en drugsgebruik; roken; riskant vrijen; ongezond eten; te weinig lichamelijke beweging; gokken; schoolverlaten; spijbelen en zwerven; suïcidaal gedrag; agressief gedrag en criminaliteit. Risicomaatschappij De moderne technologie brengt onverwachte gevaren met zich mee. De term ‘Risikogesellschaft' (Beck 1986) duidt op moderne, ‘nieuwe' risico's en daarmee verbonden gevaren, zoals neerstortende vliegtuigen, onbekende ziekten (bijvoorbeeld de gekke-koeienziekte), onverwachte besmettingen (zoals legionella-of salmonellabesmettingen), milieurampen, waartegen het moeilijk en soms onmogelijk is zich te verzekeren. Risicoselectie Verzekeraars zoeken een zo gunstig mogelijk bestand van verzekerden, die wel premie betalen, maar zo min mogelijk claimen. Een verzekeraar kan risicoselectie toepassen door selectief reclame te maken of door de polisvoorwaarden onaantrekkelijk te maken voor mensen met een hoog risico. Risicosolidariteit (Eng.: sharing of risks) Het gezamenlijk binnen een kring van verzekerden dragen van de gevolgen van levensrisico's, waarbij sterk betaalt voor zwak, gezond voor ziek, jong voor oud en mensen die geluk hebben voor wie pech heeft. Risicoverevening Inkomsten van een bepaalde verzekeraar uit premies van verzekerden die gemiddeld lagere ziektekosten hebben worden overgeheveld naar verzekeraars die veel verzekerden hebben met hoge risico's. Een idee, meer nog niet, met als doel risicoselectie bij een volledige marktwerking te voorkomen en anderzijds (bij een sterk regulerende overheid) financiële problemen die kunnen voortvloeien uit acceptatieplicht te voorkomen.
152
s Sanquin (voluit: Stichting Sanquin Bloedvoorziening Nederland) Zie: Centraal Laboratorium Bloedtransfusiedienst. Schaaleffecten De efficiencyvoordelen die gevolg zijn van het op grotere schaal produceren van goederen of diensten. Zie: Economies of scale. Schaalgrootte Schaalgrootte betreft de omvang van een organisatie. Meestal wordt een bredere betekenis bedoeld: de relatie tussen omvang, structuur en bestuur. De omvang van de organisatie betreft de hoeveelheid producten die worden geproduceerd en afgezet, maar ook het aantal verschillende producten. Ook het aantal afdelingen en specialismen (de structuur van de organisatie) bepaalt de schaalgrootte. Bij een complexe organisatie is het besturen complexer, vereist het meer deskundigheden en ook meer specialismen of meer differentiatie. Een grotere gelaagdheid in de organisatie met meer soorten leidinggevenden bepaalt ook de complexiteit van het leidinggeven aan het geheel. Schaalvergroting heeft – aldus de theorie – economies of scale, economies of scope, economies of quality en economies of power ten gevolge. Schaalvergroting In het algemeen het verschijnsel dat in de huidige maatschappij alles in steeds grotere omvang plaatsvindt. Specifiek het verschijnsel dat organisaties fuseren tot één grote organisatie met als doel producten of diensten in grote hoeveelheden te leveren. Zie: Schaalgrootte; Economies of scale. Schaalvoordelen De doelmatigheidsvoordelen van een grotere zorgorganisatie. Kleine zorginstellingen kunnen schaalvoordelen behalen door een betere arbeidsverdeling bij schaaltoename of door een betere benutting van kapitaal. Als ze groter zijn, kunnen ze kwantumkortingen bedingen bij inkoop en kunnen ze de
153
overhead- en investeringskosten over meer producten spreiden. Daarnaast kunnen sommige specialistische functies goedkoper worden uitgevoerd op één locatie. Ook kan men de onderhandelingspositie met de zorgverzekeraar of de overheid versterken. Zie: Schaalgrootte; Schaalvergroting; Schaalnadelen; Systeemziekenhuis; Mededinging in de gezondheidszorg; Mededingingswet. Schaalnadelen Nadelen in de doelmatigheid van een grote (zorg)organisatie. Als nadelen zijn gevonden: - grotere organisaties betalen hogere lonen aan hun werknemers - extra managementkosten - vaak een geringe besluitvaardigheid door het overleg tussen verschillende managers - de communicatie met de medewerkers is moeilijker, wat efficiënte prestaties kan tegenhouden - de standaardisering van de zorgprocessen door voorschriften en protocollen, bemoeilijkt de afstemming van de zorg op de individuele patiënt, wat ten koste kan gaan van de kwaliteit van de zorg. Bij kleine ziekenhuizen tot een bepaalde grootte, 200 bedden, zijn schaalvoordelen te behalen. Tussen de 200 tot 400 bedden blijven de vaste kosten ongeveer constant op zo'n 161.000 euro per bed per jaar. Van 200 tot 400 loopt de kostencurve over een groot gebied nagenoeg vlak. In deze ziekenhuizen wordt het meest efficiënt gewerkt; de vaste kosten zijn in dit gebied voor dus het laagst. Door schaalvergroting is er geen doelmatigheidswinst meer te behalen, maar nemen de kosten van de zorg juist toe. De kwaliteit van de zorg blijkt niet direct te koppelen aan de schaal van een instelling. Ook zijn grotere ziekenhuizen niet winstgevender dan kleine ziekenhuizen. Schaalgrootte; Schaalvergroting; Schaalvoordelen; Systeemziekenhuis; Mededinging in de gezondheidszorg; Mededingingswet. Schaarste Term uit de economie die het verschil aangeeft tussen beschikbare middelen en de behoeften; ‘de spanning tussen behoeften en de middelen om deze te bevredigen' (Achterhuis). In de gezondheidszorg zijn de behoeften aan cure en care nagenoeg eindeloos, wat het probleem oplevert van Keuzen in de zorg. De grote aandacht voor de economie en financiering en organisatie van de gezondheidszorg en de sociale zekerheid vloeit voort uit de (relatieve) schaarste van de financiële middelen. Schadelast Kosten die ziekte, handicaps, ouderdom, arbeidsongeschiktheid voor de ziekenfondsen en de particuliere ziektekostenverzekeraars en die diefstal en brand voor verzekeraars met zich meebrengen. Schadelastbeheersing Het maken van afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders over prijs, organisatie en inhoud van de zorgverlening. Deze afspraken zijn gericht op het voorkomen van onnodig gebruik en beogen kostenbeheersing. Zie: Managed care. De mogelijkheid van schadelastbeheersing door verzekeraars is in de Nederlandse gezondheidszorg beperkt door de Zorgverzekeringswet waardoor kosten tot op zekere hoogte
154
vastliggen. De term ‘schadelastbeheersing' wordt ook gebruikt bij verzekeringen die verzekeringsvormen en ondersteunende diensten aanbieden die tot doel hebben de overlast te verminderen voor werkgevers van het verzuim van hun werknemers door bijvoorbeeld versneld inkopen van medische zorg bij een privé-kliniek, de mogelijkheid van een bedrijvenspreekuur in een ziekenhuis, snelle psychologische hulp, fysiotherapie op de werkplek. Nog een andere betekenis van schadelastbeheersing is preventie van op ziekte gerichte activiteiten zoals antirooktrainingen, mogelijkheid van fitnesstraining. ‘Managen van zorg' noemen verzekeraars dit. Schadeverzekeringen (Eng.: non-life assurance) Zorg-, arbeidsongeschiktheids-, auto-, brand-en diefstalverzekeringen zijn schadeverzekeringen. Zij keren uit wanneer iemand schade oploopt. De verzekering taxeert de schade en de verzekerde kan beslissen of hij de schade al dan niet herstelt. Bij ziekte ligt dat anders: de uitkering is gebaseerd op de kosten van de medische behandeling en wordt in natura geleverd of de kosten worden gerestitueerd. Scheiden van wonen en zorg Term uit het beleidsdenken met betrekking tot Intramurale zorginstellingen. Bedoeld wordt dat ouderen en gehandicapten zo lang en zo zelfstandig mogelijk in de eigen omgeving moeten kunnen blijven wonen en daar de zorg krijgen waaraan zij behoefte hebben. Ook betreft de term het scheiden van de financiering van wonen en zorg in zorginstellingen voor ouderen en gehandicapten, waarbij de bewoner zelf de huisvestingslaten betaalt. Deze kosten zijn dan geen onderdeel meer van de gesubsidieerde zorg. Zie: Commissie Modernisering Ouderenzorg; Extramuralisering; Normatieve huisvestingscomponent. Schilvoorziening Buiten het officiële circuit van hulpverleningsinstellingen voor psychiatrische patiënten bestaande vormen van opvang en ondersteuning, zoals wegloophuizen, huiskamerprojecten, woon-en werkprojecten. Second opinion (Eng.: tweede mening) Tweede beoordeling van een gezondheidsklacht. Als iemand het bij gezondheidsklachten niet eens is met de diagnose of de voorgestelde therapie, kan hij een andere arts vragen om zijn of haar oordeel te geven. Zie: Protoprofessionalisering; Peer review. Sector Deel van het maatschappelijk leven, zoals de collectieve sector: het gebied van de collectieve voorzieningen. De collectieve sector kan weer worden onderverdeeld in gebieden als sociale zekerheid en de gezondheidszorg. De gezondheidszorg bestaat ook weer uit sectoren: de cure en de care. Ook deze zijn weer te onder te verdelen in subsectoren: bijvoorbeeld de ziekenhuissector, de sector verpleeg-en verzorgingshuizen. SEH-arts Arts op een Spoed Eisende Hulp die bekend is met
155
traumaproblematiek. SEH-arts is een subspecialisme. Selectieve contractering Ook: selectieve zorginkoop. Een zorgverzekeraar kiest op grond van bijvoorbeeld praktijkprofielen (de gemiddelde kosten van artsenpraktijken worden vergeleken en de goedkoopst werkenden worden uitgekozen), met behulp van casemanagement (begeleiden van patiënten met een ziekte of aandoening die veel kosten met zich meebrengt door een verpleegkundige), disease management (onderhandelingen met ziekenhuizen wie het goedkoopst kan leveren) bewust welke zorgaanbieders de zorg die in de polis staat omschreven aan zijn verzekerden mogen geven en de kosten van de geleverde hulp mogen declareren. In Nederland: zorgverzekeraars kopen zorg in bij zorginstellingen waarbij op productniveau de kwaliteit en de prijs en de doelmatigheid beoordeeld worden. In plaats van de automatische inkoop bij erkende beroepsbeoefenaren of zorginstellingen. Zie: Preferred provider. Selectieve zorginkoop Zie: Selectieve contractering. Semi-murale gezondheidszorg Hulp in een instelling zonder vierentwintiguursopname, zoals dagverzorging van ouderen in een verzorgingshuis, dagbehandeling van ouderen in een verpleeghuis of dagverpleging in een ziekenhuis of opvang van mensen met psychische problemen. Zie: Intramurale gezondheidszorg. Serious games Computerspellen en simulaties die worden ingezet voor een serieus doel. Onder meer in de gezondheidszorg. Met als doel: patiënten op eigentijdse manier leren beter om te gaan met hun ziekte. Ook in het onderwijs aan medisch studenten. Bijvoorbeeld: het ABCDE Game, een virtuele spoedeisende hulp die artsen met verschillende situaties confronteert. “Een human patiënt simulator is erg duur om mee te werken. Het blijkt dat virtuele patiënten voor veel aspecten even effectief zijn. Dus wij willen inzetten op blended learning waarbij zowel games als simulatie wordt gebruikt”, aldus medemaakster van de game Stephanie Klein Nagelvoort, intensivist in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Het spel wordt voorzien van wetenschappelijke data waardoor het inspuiten van bijvoorbeeld adrenaline daadwerkelijk effect heeft op de virtuele patiënt. Zorgvisie, 25 oktober 2011. Shareholders value (Eng.: aandeelhouderswaarde) Term uit de (commerciële) bedrijfseconomie, waarmee wordt aangeduid dat het doel van een bedrijf is om de waarde van het bedrijf te vergroten in termen van de waarde van de aandelen. Fusies ontlenen hun meerwaarde vaak aan de verhoging van de beurswaarde van de aandelen van de fuserende bedrijven. Zie: Stakeholders value. Site clearance (Eng.: schone werkplek) Bedrijven die farmaceutische producten maken, analyseren of opslaan moeten aan bepaalde
156
zorgvuldigheidseisen voldoen. De locaties waar de producten zich bevinden worden beoordeeld op hun Good Manufacturing Practice. Als de locatie voldoet aan de normen, ontvangt het bedrijf een goedkeuring. Een bedrijf moet een site clearance hebben alvorens een farmaceutisch product in het register ingeschreven wordt. Sociaal Cultureel Planbureau Het Sociaal en Cultureel Planbureau is een wetenschappelijk instituut dat zelfstandig onderzoek doet. Formeel valt het bureau onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS, de coördinerende minister voor het sociaal en cultureel beleid. Op basis van dit onderzoek brengt het, gevraagd en ongevraagd, adviezen uit aan de regering, de Eerste en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. Het SCP is een interdepartementaal instituut dat is opgericht bij Koninklijk Besluit op 30 maart 1973. In het besluit staan onder andere de volgende taken genoemd: • het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachten ontwikkelingen; • het bijdragen tot verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociale en culturele beleid en het ontwikkelen van alternatieven; • het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid; • een van de vaste taken is het vervaardigen van het tweejaarlijkse Sociaal en Cultureel Rapport, de tweejaarlijkse jaarlijkse Sociale staat van Nederland en het vierjaarlijkse Memorandum Quartaire sector. Het SCP rapporteert regelmatig over de leefsituatie van de Nederlandse bevolking, ofwel over de verdeling van welzijn over diverse bevolkingsgroepen. Denk hierbij aan de gezondheid, het opleidingsniveau, de woonsituatie of het besteedbare inkomen en de besteding van vrije tijd. Verder beschrijft het bureau de inkomensverdeling en berekent het profijt dat de burgers van de overheid hebben via de publiek gefinancierde voorzieningen. Ook schat het SCP vooraf de effecten in van de verschillende overheidsmaatregelen op het inkomen van de burger. Het grootste deel van de overheidsuitgaven op sociaal en cultureel terrein besteedt de overheid aan voorzieningen in de sfeer van onderwijs, zorg, sociale zekerheid, politie en justitie, openbaar vervoer, en cultuur, vorming en recreatie. Het SCP verricht intersectoraal en vergelijkend onderzoek naar het gebruik en de kosten van deze sectoren. www.scp.nl Sociaal-Economische gezondheidsverschillen De hoogte van iemands inkomen heeft gevolg voor zijn sociaal-economische status. Iemand met een laag inkomen heeft een lage sociaal-economische status. Mensen met een lage sociaal-economische status hebben gemiddeld een slechtere gezondheid en sterven eerder en vroeger dan mensen met een hoge sociaal-economische status. Sociaal Economische Raad (SER) De SER adviseert regering en parlement over de hoofdlijnen van het te voeren sociaaleconomisch beleid. Ook geeft de SER advies over actuele thema’s in de gezondheidszorg (zoals marktwerking in de zorg, de toekomst van de Algemene wet bijzondere ziektekosten). Verder voert de SER
157
bestuurlijke en toezichthoudende taken uit. De minister is niet aan de adviezen gebonden; in de praktijk hebben de adviezen echter grote invloed op het beleid van de regering. In de SER werken onafhankelijke kroonleden, werkgevers en werknemers samen. De SER werd opgericht krachtens de Wet op de Bedrijfsorganisatie uit 1950. www.ser.nl Sociaal Wetenschappelijke Raad (SWR) Onafhankelijk adviesorgaan van de overheid, ingesteld in 1959 door de KNAW. De SWR adviseert gevraagd en ongevraagd over zaken die de sociale wetenschappen betreffen. Hij doet gevraagd en ongevraagd voorstellen over alle onderwerpen die kunnen leiden tot bevordering van de sociale wetenschappen. Verder initieert en stimuleert hij, waar nodig, de samenwerking tussen individuele onderzoekers en instellingen op het gebied van de sociale wetenschappen en treedt in Nederland en daarbuiten op als vertegenwoordiger van het sociaalwetenschappelijk onderzoek in Nederland. Het werkgebied van de SWR omvat de gedrags- en maatschappijwetenschappen. Hiertoe behoren onder meer: bestuurskunde, demografie en economie. Sociaalgeneeskundige Arts die zich gespecialiseerd heeft in algemene gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg, sportgeneeskunde, tbc-bestrijding of medische milieukunde (community medicine) of die zich gespecialiseerd heeft in arbeids-en bedrijfsgeneeskunde (tegenwoordig ‘arts voor arbeid en gezondheid' genoemd) of verzekeringsgeneeskunde. In het algemeen worden de sociaal-geneeskundigen ‘artsen buiten curatie' genoemd. Sociaal kapitaal Term waarmee economen het vertrouwen aanduiden dat de bewoners van een land in elkaar hebben en in de normen die het maatschappelijk leven bepalen. Onderzoek toonde aan dat sociaal kapitaal de economische ontwikkeling bevordert. Sociaal-pedagogische hulpverlening Algemeen maatschappelijk werk binnen de psychiatrie, de jeugdzorg, gehandicaptenzorg en in gevangenissen. Sociaal pension Opvanghuis voor daklozen en thuislozen met een psychiatrische achtergrond. Geboden worden, naast een dak boven het hoofd, een bed en maaltijden, structuur en de mogelijkheid om eenvoudige activiteiten te verrichten. Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige Verpleegkundige die ambulant of in psychiatrische instellingen of in de maatschappelijke opvang psychiatrisch gestoorde mensen verpleegt en verzorgt. Sociaal raadsman Adviseur op het gebied van wetten en regelgeving. Geeft advies en informatie op het gebied van uitkeringen, arbeidszaken (ontslag),
158
huursubsidie, huurverhogingen, kwijtscheldingen van gemeentelijke heffingen, belastingen, vreemdelingenrecht, schulden, studiefinanciering. De adviseur bemiddelt bij instanties en helpt bij het schrijven van bezwaarschriften. Soms bij een informatiecentrum van een gemeente ondergebracht of bij een buurthuis of als apart Bureau Sociale raadslieden. Zie: Algemeen maatschappelijk werk; Buurtmaatschappelijk werk; Maatschappelijke dienstverlening. Sociale activering Het stimuleren van langdurig werklozen, gehandicapten, ouderen om zelfredzaam en maatschappelijk actief te blijven, op hun gezondheid te letten. Doel van sociale activering is om mensen die uitgesloten zijn of dreigen te worden te helpen op een maatschappelijk zinvolle manier deel te nemen aan de samenleving. Zie: Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Sociale alarmering Ouderen en anderen kunnen zich abonneren op een telefonisch beveiligingssysteem, waarbij zij vanuit hun woning direct contact kunnen maken met een centrale die 24 uur per dag beschikbaar is voor het regelen van hulp in noodsituaties. De hulp kan door familie worden geboden of door een thuiszorginstelling. Sociale politiek Beïnvloeding van de maatschappij door de staat, gericht op inkomensbescherming, arbeidsmarktbeleid, onderwijs, gezondheidszorg, volkshuisvesting, maatschappelijke participatie, maar ook op sociale cohesie en integratie van groepen. Zie: Sociale zekerheid. De wijze van beïnvloeding vindt in Nederland met name plaats door overdracht van geld en door facilitering: door inkomensoverdracht aan individuele burgers en via subsidie aan particuliere organisaties en door wet-en regelgeving en bestuur. Sociale rechten Aan de burgers toegekende rechten op arbeid, sociale zekerheid, onderwijs, gezondheidszorg. De mogelijkheid van consumptie van de bij de rechten behorende voorzieningen is afhankelijk van de beschikbaarheid van de te verdelen ‘goederen'. Sociale rechten zijn op te vatten als vormen van risicodeling. Risico's die met het leven samenhangen worden collectief gedeeld. Sommige risico's zijn onvermijdelijk en hebben te maken met de ‘condition humaine'; andere risico's worden door het gedrag van het individu bepaald. Op dat moment wordt de legitimiteit van het verkrijgen van een uitkering of het gebruikmaken van een voorziening ter discussie gesteld. Zie: Grondrechten; Solidariteitsbeginsel; Collectieve sector. Sociowoning Vorm van begeleid groepswonen voor verstandelijk gehandicapten of dementerende ouderen in woningen die in een gewone woonwijk liggen. De woningen zijn aangepast aan de handicaps van de bewoners en beveiligd. Vierentwintig uur per dag zijn er begeleiders
159
aanwezig. Doel is om het gewone, niet-institutionele leven zoveel mogelijk te benaderen. Solidariteit Solidariteit is de vertaling van het uit de Franse revolutie afkomstige begrip ‘broederschap'. Daar fungeerde het als bindmiddel bij het creëren van nationale eenheid. De solidariteit in een samenleving is gebaseerd op het feit dat mensen, hoe ongelijk en conflicterend hun belangen en opvattingen in allerlei opzichten zijn, terwille van ieders overleving met elkaar moeten samenwerken. In tegenstelling tot de vroegere samenleving waarin de solidariteit (per groep) onbereflecteerd was, vereist de moderne industriële samenleving, waarin niet meer de groep vooropstaat maar de autonomie van de burger, bewuste acties van de overheid en van de in de samenleving acterende groepen en individuen om de onderlinge solidariteit te organiseren. Dit leidt tot een geconstrueerde, door regels bij elkaar gehouden ‘functionele, zij het vaak nogal abstracte integratie', waarmee vormgegeven wordt aan de erkenning van ieders ‘recht op autonomie en authenticiteit' (Foqué 1998). Zie: Mensbeeld van de gezondheidszorg: ook: Verzorgingsstaat; Verzekeringsstaat. Solidariteitsbeginsel (Eng.: community rating) Het solidariteitsbeginsel – ook: solidariteitsgedachte – houdt in dat iedere zieke, gehandicapte of oudere recht heeft op adequate zorg en op voorziening in het levensonderhoud en dat gezonden en jongeren de kosten dragen. Het solidariteitsbeginsel is een van de pijlers van het Nederlands stelsel voor de gezondheidszorg. De premie van de verzekering is niet gebonden aan de risico's die verzekerd zijn, maar is gebaseerd op een gemiddelde van de risico's die de verschillende verzekerden (gezond en ziek, oud en jong, gehandicapt of niet) samen met zich meebrengen. De premie is dus gebaseerd op de saamhorigheid van gezonden en niet gezonden, tussen jong en oud. De premie is inkomensafhankelijk, waardoor er ook solidariteit tussen lage en hoge inkomensgroepen bestaat. Men spreekt van ‘altruïstische solidariteit' of ‘subsidiërende solidariteit'. Dat betekent dat iedereen van tevoren weet dat de groep met een laag ziekterisico de groep met een hoog risico subsidieert. Tussen een premie gebaseerd op solidariteit en een premie gebaseerd op equivalentie zitten andere mogelijkheden, zoals de solidariteit per klasse (Eng.: community rating by class). Zie ook: Kansberekening. Het solidariteitsbeginsel uit zich in de verplichte basisverzekering, waarbij zorgverzekeraar de verplichting heeft de persoon te accepteren, ongeacht zijn risico's (risico-of morbiditeitssolidariteit). Als de premie naar draagkracht wordt geïnd, wordt gesproken van ‘inkomenssolidariteit'. Overigens zijn sommigen van mening dat de inkomenssolidariteit nogal tegenvalt in Nederland: ‘De hoge inkomens betalen in (geld) wel het meest voor de gezondheidszorg, maar in procenten is dat aandeel kleiner dan bij de middeninkomens', aldus gezondheidseconoom E. van Doorslaer. Dat komt omdat de gezondheidszorg in Nederland voornamelijk wordt betaald uit de premies voor de zorgverzekering en de Algemene Wet Bijzondere
160
Ziektekosten, waarbij de middeninkomens meer betalen dan mensen met een laag of met een hoog inkomen. Zie: Marktwerking; ook: Equivalentiebeginsel. Solvabiliteit Bedrijfseconomische term die aangeeft in hoeverre een bedrijf of instelling in staat is om aan zijn verplichtingen op lange termijn te voldoen. De solvabiliteit wordt berekend door het eigen vermogen te delen door het vreemd vermogen (langlopende leningen, zoals hypotheken). De solvabiliteitsmarge is de financiële buffer om mogelijke calamiteiten op te vangen. Specialistenplaatsen Het totaal aantal medisch specialisten, zowel in dienstverband als in een vrij beroep, dat gebruikmaakt van de faciliteiten van een ziekenhuis, omgerekend in fulltime equivalenten. Specialist ouderengeneeskundige Vóór 2009 heette dit specialisme: verpleeghuisarts (werkzaam in een verpleeghuis) en sociaal geriater (werkzaam bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg en werkzaam voor mensen thuis. Arts die na zijn artsenopleiding een deels theoretische – op een universiteit – en deels praktische opleiding (totaal van drie jaar) in een verpleeghuis, ziekenhuis, bij een huisarts of bij een instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg heeft gehad. Hij/zij is gespecialiseerd in de zorg voor ouderen en chronisch zieken, met name revalidatie, terminale zorgverlening en dementie. Spoedeisende eerste hulp (kort: SEH) (Ook: spoedeisende geneeskunde) Afdeling van een ziekenhuis waar mensen die acuut hulp nodig hebben worden geholpen. Het gaat daarbij zowel om eenvoudige problemen (‘eerstelijnsaandoeningen'), waarvoor de huisarts de eerst aangesprokene is, als om levensbedreigende situaties (reanimaties en multitraumaslachtoffers). Sportmedisch adviescentrum De sportmedische adviescentra zijn voortgekomen uit de sportkeuringsbureaus, die de verplichte sportkeuringen verrichten. Na afschaffing van de verplichte keuringen werd de taak van de adviescentra: adviseren over de geschiktheid om aan sport te doen; diagnosticeren en behandelen van sportblessures. Er zijn 31 sportmedische adviescentra in Nederland. Stakeholders value (Eng.: waarde voor de belanghebbenden) Alle belanghebbenden bij een bedrijf of instelling (de eigenaren, de managers, de medewerkers, de klanten) zijn gebaat bij een goedlopend bedrijf dat winst maakt of bij een instelling die op een goede wijze zijn maatschappelijke opdracht vervult. Zie: Shareholders value; Rijnlandsmodel. Standardized mortality ratio (Eng.) De verhouding tussen de sterfte in
161
een bepaalde buurt of wijk of streek en die in de totale bevolking. Star-Treek Lobbyorganisatie van de belangengroepen in de gezondheidszorg (werkgevers, vakbeweging, artsen, ziekenhuizen, thuiszorg, farmaceutische industrie, patiënten) om invloed uit te oefenen op het beleid van de overheid. ‘Star' is afkomstig van Stichting voor de Arbeid, het overleg van de sociale partners en ‘Treek' van het Treekoverleg van een aantal organisaties in de gezondheidszorg. De lobbyorganisatie is opgericht ter vervanging van de per 1 juli 1999 opgeheven Ziekenfondsraad waarin alle partijen krachtens het participatiemodel vertegenwoordigd waren. Zie: Treeknormen. Stepped care Procedure om zorg in te zetten van licht naar zwaar als reactie op overof onderbehandeling bij eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Patiënten krijgen allereerst de kortste en minst intensieve behandeling aangeboden. Als deze onvoldoende resultaat oplevert, wordt overgegaan op een meer intensieve behandeling. Stepped care bestaat uit 4 stappen: 1. Watchful waiting (ironisch ook wel chronotherapie genoemd). Er wordt niets gedaan; een deel van de patiënten met psychische klachten herstelt spontaan. 2. Gesprek met een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige of een psycholoog, samen met bibliotherapie. Bij bibliotherapie (via boek of internet) werken patiënten zelfstandig en gestructureerd aan hun problemen, waarbij de ondersteuning plaatsvindt per e-mail of telefoon. 3. Gesprekken met een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige of een psycholoog, waarbij het gaat om een korte interventie gericht op gedragsverandering van de patiënt. 4. Medicatie en mogelijk ook een meer intensieve gespreksbehandeling in de tweedelijn. www.steppedcare.nl. Zie ook: Collaborative care. Stichting Farmaceutische Kengetallen Organisatie die sinds 1980 gegevens verzamelt over het gebruik van geneesmiddelen in Nederland. Stichting Tandheelkundige Informatiepunten (kort: STIP) Zie: Tandheelkundig Informatiepunt. Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ) Het Waarborgfonds voor de Zorgsector is een onafhankelijk instituut dat zorginstellingen de mogelijkheid biedt voordelige leningen af te sluiten. Het WƒZ doet dit door geldgevers de betaling van rente en aflossing te garanderen. Het WƒZ is namens het ministerie van VWS verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijksgarantieregelingen. www.wfz.nl Strategie Strategie is de richting en het werkterrein van een organisatie op de lange termijn. Idealiter is de strategie van een organisatie gericht op het samenbrengen van de bronnen van de organisatie met zijn markten en zijn klanten, zodat de organisatie aan de verwachtingen van de belanghebbenden, dat wil zeggen degenen met macht in
162
en rondom een organisatie (in het bedrijfsleven de shareholders), voldoet en winst maakt of zichzelf continueert. In profitorganisaties is de strategie gericht op et vermeerderen van de winst. In non-profitorganisaties is de strategie gericht op het verkrijgen en behouden van subsidies. De managementtheoreticus Porter stelt dat strategie het kiezen is uit twee verschillende vormen van concurrentie: concurrentie op basis van kwaliteit en concurrentie op basis van kostenbeheersing. In het eerste geval is de klant bereid meer te betalen vanwege het betere product; in het tweede geval kiest de klant voor het goedkope product, los van de kwaliteit. De Business Process Redesign-theorie en -praktijk benadrukt het adagium ‘het beste halen uit het heden'. Een andere visie benadrukte dat de hele organisatie onderdeel is van het strategisch proces: ‘de strategische intelligentie in een bedrijf berust op alle medewerkers', die gemotiveerd door de inspirerende strategische toekomstvisie (het overkoepelend thema), die niet wordt voorgekookt door de leider maar voortkomt uit het voortdurend proces van onderhandelen in de organisatie, dag en nacht aan de volvoering van hun taak werken. Anderen zijn van mening dat de strategie van een bedrijf moet worden opgebouwd op vier gebieden: de reputatie (de ‘naam'), het vermogen tot innovatie, de strategische middelen (bijvoorbeeld een door de overheid gesanctioneerd monopolie), de architectuur (het netwerk van verbintenissen binnen en buiten het bedrijf). Een andere managementtheorie stelt dat de belangrijkste vorm van concurrentie het vechten om kansen is en het profijt ervan trekken. Op basis van een toekomstvisie (welke producten of diensten wil de markt over tien jaar) moet een bedrijf producten en diensten ontwikkelen. Deze visie gaat samen met het benadrukken van de kerncompetenties van het bedrijf: als je weet waarin je goed bent, begeef je je alleen op die gebieden waarop je je kernvaardigheden kunt toepassen om nieuwe producten of diensten te creëren. Alle strategisch denken heeft alleen betekenis als het dagelijks beheer van de organisatie goed is, aldus een laatste opvatting over strategie. Zie: Strategische opties. Strategische opties Om concurrerend te zijn heeft een onderneming de mogelijkheid van verschillende strategische opties. Men kan zich richten op: het zo goedkoop mogelijk produceren van het product of de dienst (cost leadership strategy); het zich onderscheiden van concurrenten door kwaliteit of een bepaalde combinatie van het product met diensten (differentiation strategy); een klein deel van de markt en daar concurreren (focus strategy). De organisatie kan verschillende richtingen opgaan: ze kan zich terugtrekken uit een markt (withdrawal), ze kan proberen haar positie in de markt vast te houden (consolidation), maar ook kan ze proberen de markt actief binnen te dringen (market penetration), of zich richten op het ontwikkelen van de markt (door haar product in geografisch nieuwe gebieden af te zetten, alternatief gebruik van haar product te exploiteren – product and market development) en op het vergroten van het aantal producten dat men aanbiedt (diversification). Er zijn verschillende manieren om deze doelen te bereiken: intern de organisatie aanpassen aan de strategie; het kopen van (overnemen van of fuseren met) bedrijven die doen wat jij wilt doen; op bepaalde terreinen samenwerken met een ander bedrijf of instelling, het sluiten van allianties. Onderscheid wordt gemaakt in niet-gerelateerde diversificatie, wat wil zeggen dat een bedrijf zich ontwikkelt vanuit haar huidige product naar andere producten die niet in dezelfde branche liggen en gerelateerde diversificatie, waarbij de samenwerkings-of overnameactiviteiten samenhangen met het oorspronkelijke product. Van verticale
163
integratie is sprake als een bedrijf bijvoorbeeld ook de ruwe materialen gaat produceren (achterwaartse integratie) of als een bedrijf ook de service voor het product verricht (forward integration); van horizontale integratie is sprake als een bedrijf concurrerende producten overneemt of als het aan het eigen product complementaire producten gaat produceren. Wanneer een ziekenhuis de thuiszorgmarkt op gaat of met een verpleeghuis fuseert of een zotel (een ziekenhuis-hotel) opent, doet het aan verticale integratie; het doet dan aan verpleegkundige nazorg. Zie: Transmurale zorg. Van horizontale integratie is sprake als een ziekenhuis met een concurrerend ziekenhuis in dezelfde regio fuseert. Of als een verpleeghuis fuseert met een verzorgingshuis (dat zich op dezelfde markt van gehandicapte ouderen beweegt, maar niet vanuit een behandelingsinvalshoek, maar meer gericht op het wonen en draaglijk maken van het leven met een handicap). Als een ziekenhuis fuseert met een verpleeghuis, verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties, wordt gesproken van ‘een transmuraal zorgconcern'. Stroke unit (Eng.: stroke = beroerte) Speciale afdeling van een ziekenhuis waar een patiënt die een beroerte of CVA (herseninfarct) heeft gekregen, volgens vaste protocollen wordt behandeld door een team van een neuroloog, een revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, maatschappelijk werker en gespecialiseerd verpleegkundige. Soms is een stroke unit onderdeel van een stroke service, een samenwerkingsverband van ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuizen, revalidatiecentra en thuiszorginstellingen, met als doel om de patiënt zo kort mogelijk in het ziekenhuis te laten verblijven en snel te laten revalideren, zodat hij weer spoedig naar huis kan. Structuurnota gezondheidszorg In deze nota uit 1974, uitgebracht door de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid Hendriks, gaf de regering haar visie op de richting die de gezondheidszorg zou moeten uitgaan. Drie wetten werden op grond van deze nota ingediend: de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg, de Wet Tarieven Gezondheidszorg en de Wet Ziekenhuisvoorzieningen. Doel van de nota was samenhang tot stand te brengen tussen bestaande voorzieningen in een bepaald gebied (een regio) en een ‘structuurprincipe' aan te brengen, dat wil zeggen een overzichtelijk geheel tot stand te brengen binnen elke afdeling (‘echelon') van de gezondheidszorg, met nadruk op het belang van het eerste echelon. De overheid beoogde om van een negentiende-eeuws liberaal voorwaardenscheppend beleid over te gaan naar sturing en beheer van de gezondheidszorg. Een ingrijpende structurering van de gezondheidszorg werd daarom voorgesteld, die opgebouwd diende te worden rond de twee centrale ordeningsprincipes: regionalisatie en echelonnering. Echelonnering had betrekking op de ordening van de gezondheidszorg in elkaar opvolgende functionele sectoren van algemene naar specialistische voorzieningen. Tussen de echelons dienden zich schotten te bevinden, waarbij de huisarts als poortwachter van de gezondheidszorg zou fungeren. De echelonnering slaagde in de geestelijke gezondheidszorg: de extramurale Riagg, de intramurale Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen (als voortzetting van de krankzinnigengestichten) en de semi-murale Regionale Instellingen voor Beschermde Woonvormen tussen intra- en extramurale voorziening in.
164
Regionalisering of regionalisatie beoogde een indeling van Nederland in gebieden waarin voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg overzichtelijk en samenhangend werkzaam zijn. Echelonnering moet de weg door de voorzieningen afbakenen die iemand die hulp nodig heeft moet gaan. Allereerst wordt iemand die ziek is of zich ziek voelt opgevangen door de huisarts of de wijkverpleegster. Een dergelijke hulpverlener wordt een ‘generalist' genoemd. Hij of zij heeft algemene kennis van ziekten of verpleging en kan de hulp geven die in eerste instantie voldoende is. Als een zieke bijzondere hulp nodig heeft, verwijst de huisarts of wijkverpleegkundige naar een specialist. Vervolgens kan opname in een ziekenhuis of een verpleeghuis volgen. Elk echelon kent verschillende voorzieningen die in één organisatorisch verband gebracht zouden moeten worden. De nota had voorts als doel hospitalisering (verlenen van hulp waarbij patiënten opgenomen moeten worden in de instelling) terug te dringen en hulp buiten instellingen te bevorderen. Ook beoogde de nota de totstandkoming van een algemene ziektekostenverzekering: de volksverzekering. De voorgestelde plannen betekenden een beperking van de onafhankelijkheid van de artsen en andere hulpverleners in de gezondheidszorg. In de toekomst zou de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg in een omvattende wet moeten worden ondergebracht, waarin ook andere vormen van hulp of maatschappelijke ondersteuning en het onderwijs een samenhangend geheel zouden gaan vormen, waarover de gemeenteraden (en daarmee de bevolking van een gemeente) het voor het zeggen zouden hebben. Substitutie Vervangen van de ene vorm van zorg door een andere, vaak goedkopere vorm. Anders geformuleerd: het mogelijk maken van medische hulp, van verpleging of verzorging op een andere plek dan in het ziekenhuis: in het verpleeg- of verzorgingshuis of in de eigen woning. Verschuiving van zorg van de tweede naar de eerste lijn, of ziekenhuiszorg in het verpleeghuis of verpleeghuiszorg in het verzorgingshuis. Beleidsdoel van substitutie is om duurdere vormen van zorg te vervangen door goedkopere, met behoud van de kwaliteit. Zie: Extramuralisering. Supplier induced demand (Eng.: de aanbieder beïnvloedt de vraag) These die ervan uitgaat dat de medische behoefte van een patiënt mede bepaald wordt door de arts. Deze verkeert in de positie om de vraag te kunnen bepalen (via zijn diagnose) en hij laat zijn handelen mogelijk mede leiden door overwegingen van inkomen, prestige en macht. Zie: Aanbodgeïnduceerde vraag. Synergie Term uit de organisatietheorie, waarmee gedoeld wordt op de meerwaarde die ontstaat als twee bedrijven of instellingen gaan samenwerken en hun kennis of (technologische) vaardigheden bij elkaar voegen: minder kosten van de geproduceerde goederen of diensten of grotere kansen en mogelijkheden om zich te ontplooien. Wordt veelal als argument gebruikt bij fusies.
165
Systeemziekenhuis Ziekenhuis dat noodzakelijk geacht wordt om in een gebied ziekenhuiszorg te leveren. Politieke gelegenheidsterm om een ziekenhuis, waarvoor een faillissement dreigde, financieel te kunnen steunen.
t Taakstellend budget Zie: Productieafspraken. Taakstellend financieel kader Term die door de overheid gebruikt wordt om aan te geven wat de totale gezondheidszorg in een bepaald jaar mag kosten. Ook wel het ‘macrobudget' genoemd. Tandarts Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die het tandartsexamen aan een universiteit met goed gevolg heeft afgelegd en handelingen verricht op het gebied van de tandheelkunde. Hij is bevoegd zelfstandig medische verrichtingen te plegen, injecties te geven, narcose toe te dienen en toestellen te gebruiken die radioactieve of ioniserende stralen uitzenden, voor zover deze handelingen tot zijn deskundigheidsgebied behoren. Tandartsen algemeen practici verlenen algemene tandheelkundige hulp. Daarnaast zijn er tandartsspecialisten: kaakchirurgen en orthodontisten. Tandheelkundig Informatiepunt (kort: TIP) Instelling waar men (telefonisch) informatie en advies geeft over tandheelkundige behandelingen en ook zorg draagt dat een patiënt een second opinion krijgt – van een zelfstandig werkende, geaccrediteerde TIP-tandarts – als er een meningsverschil is over een tandheelkundige kwestie. De Stichting TIP is in 1993 opgericht door de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde. TBC-kliniek Onderdeel van het Universitair Medisch Centrum Groningen waarin patiënten met een resistente of besmettelijke vorm van tuberculose (TBC) kunnen worden opgevangen. TBC leek uitgeroeid maar is hardnekkiger geworden en het
166
gevaar op besmetting is groter geworden. Er zijn resistente vormen van de ziekte ontstaan. Jaarlijks zijn er in Nederland zo’n duizend TBC besmettingen. Technology Assessment (TA) Het genereren van wetenschappelijk onderbouwde informatie over maatschappelijke en informatieve aspecten van technologische ontwikkelingen (ook op het gebied van de gezondheidszorg). Terbeschikkingstelling (TBS) Strafrechtelijke maatregel om een psychisch gestoorde delinquent indien mogelijk te genezen en ook om de maatschappij te beschermen tegen herhaling van ernstige geweldsmisdrijven. Iemand die een TBS krijgt, wordt voor behandeling opgesloten in een TBS-instelling. Zie: Forensische psychiatrie. Terminale thuiszorg Intensieve zorg voor doodzieke mensen die het ziekenhuis verlaten om thuis te sterven. Zie: Terminale zorg; ook: Hospice. Terminale zorg Specifieke aandacht voor en verzorging en verpleging van mensen die stervende zijn of van wie verwacht wordt dat zij binnen afzienbare tijd zullen overlijden. Zie: Terminale thuiszorg; Hospice; Palliatieve zorg. Terugtredende overheid De overheid wil delen van het collectief georganiseerde en gefinancierde socialezekerheidsstelsel niet meer zelf organiseren en financieren. Ze trekt zich terug, de rechtstreekse bemoeienis neemt af, terwijl de indirecte bemoeienis via wetten en regels tegelijkertijd groter wordt. Achterliggende gedachte is dat de behoeften van mensen beter en goedkoper te vervullen zijn door de markt van vraag en aanbod. De verdeling van de verantwoordelijkheden tussen staat, burger, sociale partners (werkgevers-en werknemersverenigingen) en het bedrijfsleven moet gewijzigd worden. De burger moet verantwoordelijker worden voor de risico's die hij loopt om ziek te worden, werkloos of arbeidsongeschikt. Meer marktwerking wordt als oplossing gezien, dat wil zeggen dat de burger, de werknemer of de werkgever de risico's die hij loopt bij verzekeraars tegen concurrerende premies verzekert. Tegelijkertijd wil de overheid een basiszorg garanderen. Dat doet ze enerzijds door een basispakket aan zorg te garanderen en anderzijds door er met behulp van regelgeving zorg voor te dragen dat mensen zich verzekeren tegen risico's die ze lopen. Ter zake deskundige (Ook: deskundige steriele medische hulpmiddelen) Aanduiding van de persoon die in een ziekenhuis verantwoordelijk is voor het beheer van de steriele medische hulpmiddelen. Theorieën X en Y Managementtheorie van McGregor. ‘Theorie X' staat voor de managementopvatting dat aan medewerkers opdrachten worden gegeven die gecontroleerd moeten worden. Deze opvatting wordt ook wel ‘taylorisme' genoemd
167
naar de bedenker van het 'wetenschappelijk management', waarin de handelingen om te komen tot een bepaald product uiteen werden gerafeld en elke medewerker een beperkt aantal handelingen te verrichten had (aan de lopende band) opdat zo efficiënt mogelijk het product tot stand kwam. Hier stelde McGregor ‘Theorie Y' tegenover, die stelt dat medewerkers intrinsiek gemotiveerd zijn en de ruimte dienen te krijgen om de taak naar eigen inzicht uit te voeren. Omdat ‘Theorie Y' van een te optimistisch mensbeeld lijkt uit te gaan, introduceerde McGregor later ‘Theorie Z': medewerkers zijn motiveerbaar maar moeten binnen door het management aangegeven en gecontroleerde kaders werken, opdat het doel van de organisatie bereikt wordt en niet de individuele doelen van de medewerkers de overhand krijgen. Zie: Lerende organisatie; ook: Kenniseconomie. Theory of constraints (Eng.: constraints = belemmeringen) Theorie die ervan uitgaat dat het voortbrengingsproces van een organisatie belemmeringen kent die de prestaties in de weg staan. Door het opsporen en wegwerken van de omstandigheden, die de capaciteit van de productie belemmeren waardoor deze onvoldoende is voor de marktvraag, wordt beter gebruikgemaakt van de potentie van de organisatie. Therapeutische gezinsverpleging (kort: TGV) Vorm van jeugdzorg waarbij een instelling voor therapeutische gezinsverpleging kinderen en jeugdigen tot zestien jaar met een gestoorde emotionele ontwikkeling in pleeggezinnen plaatst. Maatschappelijk werkers begeleiden het pleeggezin bij de opvoeding en behandeling van het kind. Eventueel krijgt het kind individuele of groepstherapie. Bij de behandeling kunnen verder betrokken zijn een kinderpsychiater, een psycholoog, een orthopedagoog, een psychotherapeut, een creatief therapeut. Zie: Geestelijke gezondheidszorg. Therapieontrouw De patiënt doet wat anders dan de arts voorschrijft. Oorzaken van dit verschijnsel kunnen zijn dat de patiënt niet begrepen heeft wat de bedoeling is, dat de patiënt datgene wat voorgeschreven is niet voor elkaar krijgt omdat hij het niet kan opbrengen of dat de patiënt niet wil omdat hij een andere mening heeft dan de arts. Op basis van het idee van de experience of illness perspective worden patiënten geacht recht te hebben op therapieontrouw. Ziekte behoeft niet alleen een probleem te zijn en de behandeling brengt ook lasten met zich mee; de patiënt is een persoon die de ziekte in zijn leven moet incorporeren en daartoe keuzes kan maken; patiënten zijn wat betreft hun ziekte de experts: zij kunnen alleen zelf uitmaken hoe en in hoeverre en op welke bij hen passende manier zij ziekte en behandeling willen inpassen in hun leven. Thuiszorg Thuiszorg omvat verzorging, verpleging of begeleiding in verband met ziekte of zwangerschap, bij herstel na ziekte, bij invaliditeit, bij ouderdom, overlijden of bij een psychosociaal probleem. Thuiszorg kan worden verkregen als iemand door deze problemen niet voor zijn huishouden en zijn persoonlijke welzijn kan zorgen en er niemand is die de zorg kan overnemen. Intensieve thuiszorg is hulp die aansluit op ziekenhuisverpleging. Indicatie door een Centrum Indicatiestelling Zorg is voorwaarde voor het verkrijgen van thuiszorg.
168
Thuiszorgwinkel Onderdeel van een thuiszorgorganisatie of zelfstandig bedrijf dat verplegingsartikelen en hulpmiddelen uitleent. Time pacing Engelse term uit de organisatietheorie die duidt op de ondernemingsstrategie dat iemand bewust een proces van organisatorische en productverandering introduceert. Men reageert niet op gebeurtenissen in de markt (event pacing), maar met de regelmaat van de klok worden veranderingen doorgevoerd en nieuwe producten geïntroduceerd om zodoende de markt voor te blijven. De term ‘pro-actief' wordt ook wel gebruikt. Toegelaten instelling Elke instelling in de gezondheidszorg moet toestemming hebben van het Ministerie van Volksgezondheid om zorg te mogen verlenen. De instelling moet erkend worden, c.q. worden toegelaten om zorg te mogen leveren en gefinancierd te worden met publieke middelen. Toetredingsbarrières (Eng.: barriers to entry) Beperkingen die nieuwe bedrijven of instellingen tegenkomen als ze een markt willen betreden waar reeds andere organisaties werkzaam zijn. De belangrijkste toetredingsbarrières in de zorgmarkt (de markt van zorgaanbieders) zijn het bestaan van wettelijke regels en de afwezigheid van een open markt. Zie: Marktwerking. Toetsingscommissie Door de overheid per regio aangewezen commissie, bestaande uit een jurist, een arts en een ethicus, die moet beoordelen of artsen bij het toepassen van euthanasie zorgvuldig hebben gehandeld. Toezichthouder Door de overheid krachtens wetgeving ingestelde organisatie die controle uitoefent op sectoren in de economie. Het College voor zorgverzekeringen controleert de zorgverzekeringen. De Nederlandse Zorgautoriteit controleert de zorginstellingen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (krachtens de Wet Economische Mededinging) onderzoekt fusies en economische machtsvorming. Topklinische zorg Bijzondere, dat wil zeggen kostbare, ingewikkelde, langdurige en complexe medisch-specialistische verrichtingen zoals openhartoperaties, neurochirurgische operaties, orgaantransplantaties, neonatologie, erfelijkheidsonderzoek. Topreferentiezorg Specialistische medische zorg door specialisten in veelal academische ziekenhuizen voor patiënten met zeer complexe, zeldzame en onbekende ziektebeelden, vaak gerelateerd aan wetenschappelijk onderzoek (last resort zorg). Total Quality Management (kort: TQM) (Ook: Integraal kwaliteitszorgsysteem
169
of IKZ) Deze vorm van leidinggeven aan het kwaliteitsbeleid van een bedrijf of instelling gaat ervan uit dat er een samenhang bestaat tussen het proces om te komen tot een product of dienst en het betreffende product of de dienst. Producten en diensten moeten voortdurend afgestemd worden op de eisen en wensen van de klant, tegen acceptabele kosten. Een organisatie moet daartoe perfect functioneren en veranderingen in het behoeftepatroon van de klanten volgen zonder aan kwaliteit in te boeten. De veranderde behoefte moet worden weergegeven in de afzonderlijke onderdelen van de dienst, waarbij vervolgens de eigenschappen en kenmerken van die onderdelen dienen te gaan voldoen aan eisen van bruikbaarheid, veiligheid, betrouwbaarheid, functionaliteit, geschiktheid, voldoening bij gebruik. Zie: Kwaliteitszorgsysteem; ISO; Certificering. Transactiekosten Kosten die ontstaan bij voorbereiding, sluiten, naleving en uitvoering van overeenkomsten tussen partijen. Transcategoriale zorg Zorg aan een bepaalde groep mensen in een organisatie die eigenlijk bedoeld is voor een andere groep. Bijvoorbeeld zorg aan oudere gehandicapten in een verzorgingshuis. Transculturele psychiatrie Hulpverlening aan patiënten in de geestelijke gezondheidszorg die rekening houdt met hun herkomst en niet-Nederlandse normen, waarden en gewoonten. De instelling past zich aan allochtonen aan door middel van personeelsbeleid, huisvesting (aanwezigheid van gebedsruimte, aparte ruimte voor vrouwen), voeding, gebruik van de tolkentelefoon, aandacht voor de specifieke problematiek van vluchtelingen en speciaal ontwikkelde zorgprogramma's. Transferverpleegkundige (Ook: liaisonverpleegkundige) Medewerk(st)er van een ziekenhuis die als opdracht heeft de patiënt op de juiste plaats te krijgen nadat hij of zij uitbehandeld is maar nog zorg nodig heeft. De verpleegkundige regelt thuiszorg als iemand naar huis gaat of tijdelijke opname in een verpleeghuis als iemand moet revalideren of in een verzorgingshuis als iemand nog niet in staat is zichzelf volledig te verzorgen. Transmuraal zorgconcern Uit fusie tussen gezondheidszorgorganisaties ontstane nieuwe organisatie, die zich richt op verbetering van de patiëntenlogistiek. Zie: Transmurale zorg. Transmurale zorg (Ook: transmurale gezondheidszorg) Ziekenhuizen richten zich steeds meer op hun kernfuncties, de medisch-specialistische hulp, en stoten de verlening van verpleging en verzorging voorzover mogelijk af aanorganisaties buiten het ziekenhuis, of werken ermee samen, zoals met de thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen. Sommige ziekenhuizen fuseren met deze organisaties (zie: Transmuraal zorgconcern). Ook zijn er zotels, door ziekenhuizen zelf of door anderen in het leven geroepen combinaties van hotelfunctie en verpleging en verzorging. Het
170
gaat om patiënten die behoefte hebben aan zorg waarvan delen door het ziekenhuis geleverd moeten worden en andere delen door de thuiszorg (of een verpleeghuis of verzorgingshuis of in een zotel) geleverd kúnnen worden. Het voordeel is dat de patiënt eerder naar huis kan of in een minder ziekenhuisachtige sfeer kan verblijven. Er zijn ook andere vormen van transmurale zorg (waarbij de eerste lijn in het ziekenhuis komt): een diagnostisch centrum voor huisartsen in een ziekenhuis, gezamenlijke consulten van huisartsen en specialisten, liaison- of transferverpleegkundigen die vanuit de thuiszorg (de wijkverpleging) in het ziekenhuis gedetacheerd zijn en bemiddelen bij het ontslag uit het ziekenhuis en treffen voorbereidingen om de patiënt thuis te verzorgen en te verplegen. Ook wanneer specialisten zitting houden in een gezondheidscentrum is sprake van een vorm van transmurale zorg. Evenals in geval van ziekenhuisverplaatste zorg: zorg waarvoor een ziekenhuisindicatie bestaat maar die buiten de muren van het ziekenhuis wordt verleend. Verwacht wordt dat de voortschrijdende medische technologie de keuze voor zorg bij de patiënt thuis of in een goedkopere omgeving dan het ziekenhuis zal bevorderen of in ieder geval meer mogelijk maken. Transparantie Gebruikt in termen als ‘transparante organisatie', ‘transparant bestuur', ‘transparante democratie', waarmee bedoeld wordt dat in een organisatie duidelijk waarneembaar is wie waarvoor verantwoordelijk is, dat de besluitvorming en dat de financiële gang van zaken voor eenieder - zowel voor interne medewerkers als voor externe financiers – inzichtelijk is. Traumacentrum Onderdeel van een ziekenhuis dat hulp biedt aan slachtoffers van ongevallen. Medische teams verlenen hulp op de plaats van het ongeval en tijdens vervoer van gewonden. Er zijn verspreid over het land tien traumacentra gepland. Een aantal heeft een traumaheli: een helikopter voor vervoer van gewonden. Zie: Traumazorg. Traumazorg Ongeplande acute intensieve zorg naar aanleiding van rampen in de privé-situatie of bij grote ongelukken in het verkeer, ten gevolge van natuurrampen of bij branden. Trechter van Dunning Zie: Commissie-Dunning. Treeknormen Treekoverleg Periodiek overleg (genoemd naar de plaats van samenkomst) van een aantal brancheorganisaties van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. In dit overleg stemmen de deelnemers hun belangenbehartigingsactiviteiten op elkaar af. Triage De medische beoordeling in een ziekenhuis van een patiënt en de
171
besluitvorming bij welke behandeling of verzorging een patiënt het meest gebaat is. Tuchtcollege Zie: Medisch tuchtrecht; Medisch Tuchtcollege. Tuchtrecht Zie: Medisch tuchtrecht. Tweedelijnsgezondheidszorg Algemene term voor ziekenhuiszorg, medischspecialistische zorg en specialistische geestelijke gezondheidszorg. Zie: Eerstelijnsgezondheidszorg, Anderhalve lijn. Tweedeling in de gezondheidszorg Verschil in mogelijkheden of kansen om gebruik te maken van voorzieningen in de gezondheidszorg. Sommige mensen zijn afhankelijk van het minimumpakket dat een Zorgverzekering biedt en kunnen zich niet verzekeren voor verrichtingen die niet onder de basisverzekering vallen. Anderen hebben daar wel geld voor en kunnen gebruikmaken van een privé-kliniek. Werkgevers hebben er belang bij dat het ziekteverzuim zo gering mogelijk is. Ze willen gebruik kunnen maken van een wachtlijstenomzeilend voorrangsrecht voor werknemers. Het recht, de aanspraak op medische zorg van de patiënt, is hetzelfde als dat van andere patiënten, maar door de schaarste in het zorgaanbod wordt gediscussieerd over wie voorrang heeft: degene die werkt en een voor zijn bedrijf belangrijke baan heeft, of iemand die geen werk heeft of een minder belangrijk geachte baan. Zo ontstaat een – vanuit politiek oogpunt – te groot geacht verschil tussen waar mensen op geneeskundig gebied of op het terrein van zorg aanspraak op kunnen maken. Hoogleraar Geneeskunde en Management Vierhout wil het begrip tweedeling uitbannen ‘door als absolute voorwaarde te stellen dat de gezondheidszorg die vastzit aan door de overheid bepaalde budgetten, goed en laagdrempelig moet blijven'.
172
u Uitbesteding Laten uitvoeren van werkzaamheden door derden. Zie ook: Outsourcing. Uitgaven voor zorg De kosten van de zorg bedragen in 2010 60,054 miljard euro. In miljoen euro’s: Ziekenhuizen en medisch specialisten 17.709 Verpleging en verzorging 12.339 Gehandicaptenzorg 6.010 Farmaceutische hulp 5.522 Geestelijke gezondheidszorg 3.532 Persoonsgebonden budgetten 2.261 Huisartsen en gezondheidscentra 2.033 Wet maatschappelijke ondersteuning 1.627 Langdurige geestelijke gezondheidszorg 1.558 Hulpmiddelen 1.386 Overige zorguitgaven 1.221 Opleidingsfonds 840 Tandheelkunde 787 Paramedische hulp (fysiotherapie, logopedie) 604 Ziekenvervoer 555 Wet tegemoetkoming chronisch ziekenen gehandicapten 499 Grensoverschrijdende zorg 467 Verloskunde en kraamzorg 437 Overige langdurige zorg 317 Ketenzorg chronisch zieken 242 Preventieve zorg (vaccinatie) 108 Uit: NRC Handelsblad 7 april 2010 Uitvoeringskosten De administratiekosten die samenhangen met het leveren van zorg. De apparaatskosten zijn in Nederland relatief hoog, wat samen kan hangen met inefficiëntie, maar ook met uitgebreide regelgeving, die veel administratie en controle met zich meebrengt. Zie: Privatisering, Marktwerking. Unieke Zorgverlener Identificatie-pas (UZI-pas) Digitaal systeem voor toegang tot gegevens van patiënten in elektronische dossiers. Het ‘Unieke Zorgverlener Identificatie Register’ (UZI-register) geeft een elektronisch paspoort (de UZI-pas) uit aan mensen die met zorggegevens werken. Bijvoorbeeld artsen, maar ook voor medewerkers die voor hun werk toegang nodig hebben tot elektronische patiëntgegevens. De UZI-pas is een authenticatiemiddel voor de zorg. Het is een elektronische paspoort. Met de UZI-pas kan men via de elektronische weg aangeven wie men is en wat men is (bijv. huisarts, verpleegkundige, administratief medewerker).
173
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (inzake Gezondheidszorg) Deze verklaring werd in 1948 aanvaard door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en stelt in artikel 22: ‘1. Eenieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder begrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil. 2. Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten.' Zie: Grondrechten; Europees Sociaal Handvest. Utilitarisme Politiek-filosofische stroming die de doelmatigheid benadrukt. Voor de gezondheidszorg betekent dit dat gekeken wordt naar de kosteneffectiviteit van medische interventies. Met behulp van economische evaluatie wordt het nut beoordeeld van het invoeren van nieuwe medische technieken, nieuwe medicijnen, nieuwe preventieprogramma's. Zie: Egalitarisme; Liberalisme; Kosteneffectiviteitsanalyse. Utilization management (Am.) Technieken die gebruikt worden om de kosten van de gezondheidszorg te beheersen door de zorg per patiënt van tevoren, voordat deze verleend wordt, te evalueren. Ook wel prior review genoemd, dat wil zeggen dat voorafgaand aan het gebruik van zorg de medische noodzaak en geschiktheid van een bepaalde geplande handeling voor een specifieke patiënt wordt beoordeeld. Dit lijkt sterk op indicatiestelling. Zie: Retrospective review. UZI-pas Zie: Unieke Zorgverlener Identificatie-pas UZI-register Zie: Unieke Zorgverlener Identificatie-pas Validation (Eng.) Methode van communiceren met dementerende ouderen, toegepast in verpleeg-en verzorgingshuizen. Uitgangspunt is dat de dementerende in zijn waarde wordt gelaten. Variabele kosten Kosten van een organisatie die min of meer evenredig veranderen met de omvang van de activiteiten. Meer activiteiten kosten meer en minder activiteiten kosten minder. Dit in tegenstelling tot de constante kosten. Bijvoorbeeld: meer klanten betekent meer personeel, terwijl de afdeling personeelszaken ondanks de toename van personeel even groot kan blijven. Zie: Vaste kosten.
174
Vaste kosten Kosten van een organisatie die verbonden zijn met het gebouw en het onderhoud daarvan. Ook personeelskosten en materiële kosten die te maken hebben met de werkzaamheden die de organisatie verricht behoren tot de vaste kosten. Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) Samenhangende afspraken, protocollen en procedures in een ziekenhuis om de veiligheidsrisico’s voor medewerkers en patiënten, de risico’s met betrekking tot kwaliteit van de medische zorg, de milieurisico’s (bijvoorbeeld werken met gevaarlijke stoffen en medische gassen), de luchtkwaliteit in operatiekamers, te controleren. Veld (Ook: ‘het veld') De overkoepelende term voor het geheel van organisaties en beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn in of betrokken zijn bij de gezondheidszorg. Zie: Veldnorm, Veldorganisaties. Veldnorm Door zorginstellingen zelf ontwikkelde normen waaraan de zorg moet voldoen worden veldnormen als 80 procent of meer van de zorginstellingen gegevens registreert of een voorziening beschikbaar heeft. Ook professionele standaard. Veldnormen worden ook ontwikkeld door koepelorganisaties in de zorg die ze samen met vertegenwoordigers van patiënten en beroepsverenigingen en soms ook van het Ministerie van VWS en van de Inspectie voor de Gezondheidszorg ontwikkelen. Een veldnorm wordt vervolgens gehandhaafd door de Inspectie voor de gezondheidszorg. Dat betekent dat de inspectie instellingen die niet aan deze normen voldoen, hierop zal aanspreken. Veldorganisaties Overkoepelende term voor de organisaties die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. Het gaat daarbij om zorgorganisaties, belangenbehartigers van instellingen en beroepsbeoefenaren, verzekeraars, patiëntenorganisaties. Zie: Veld. Verandering verzekerd Standpuntbepaling van het tweede kabinet-Lubbers uit 1988, waarin de regering zich schaarde achter het rapport van de Commissie-Dekker: Bereidheid tot Verandering, uit 1987. Via marktwerking wilde men tot beheersing van de kosten van de gezondheidszorg komen. Zo hoopte de regering door het gevecht om de gunst van de klant – zoals in normale economische verhoudingen – de prijzen van de gezondheidszorgproducten te laten dalen. De kosten van de gezondheidszorg zouden daardoor afnemen. Daarvóór probeerde men door beheersing van de aanbodzijde (de aanbiedende instellingen en beroepsbeoefenaars) de kosten in de hand te houden. Verantwoorde zorg Ook: normen verantwoorde zorg. Normerend kader voor zorg in de care. Als definitie wordt gehanteerd: ‘verantwoorde zorg is zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend,doelmatig, veilig en patiëntgericht verleend wordt en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt’. De normen betreffen tien onderdelen: Zorg(behandel)-/leefplan; Communicatie en informatie; Lichamelijk
175
welbevinden; Zorginhoudelijke veiligheid; Woon-en leefomstandigheden; Participatie en sociale redzaamheid; Mentaal welbevinden; Veiligheid wonen/verblijf; Voldoende en bekwaam personeel; Samenhang in zorg. Zie: Kwaliteit. Ook: Veldnorm. Verbindingskantoor (Ook: contactkantoor; verouderd) Zie: Zorgkantoor. Verbruiksmaterialen Onderzoek (met behulp van tests of proefjes) dat een huisarts verricht om een ziekte (bijvoorbeeld een urineweginfectie) of zwangerschap te constateren. Ook tape ten behoeve van enkeldistorties en verbandmaterialen vallen hieronder. Verevening In evenwicht brengen van inkomsten en uitgaven. Deze vorm van compensatie vindt bijvoorbeeld plaats bij ziektekostenverzekeraars. Ziektekostenverzekeraars die hogere uitgaven hadden dan ze aan premies ontvingen, worden gecompenseerd en ziektekostenverzekeraars met overschotten worden afgeroomd. Vergrijzing Na de Tweede Wereldoorlog zijn er relatief veel kinderen geboren. Deze z.g. babyboomers hebben zelf weinig kinderen gekregen. Als gevolg hiervan telt ons land in verhouding steeds meer ouderen. Doordat mensen langer leven blijft het aantal ouderen ook groot. Daardoor zal Voor de het aantal gebruikers van de gezondheidszorg stijgen. Men spreekt van dubbele vergrijzing omdat het aantal mensen van boven de tachtig sterk toeneemt. Gevreesd wordt dat de gevolgen van de vergrijzing een groter deel van de belastingen zal opsouperen en steeds meer en hogere premies zal eisen van de jongeren. Verklaring medische noodzaak Zie: Preferentiebeleid. Verloren levensjaren Het verschil tussen de leeftijd waarop een jong iemand sterft en de statistisch te verwachte ‘normale’ leeftijd van overlijden. Bijvoorbeeld wanneer iemand sterft ten gevolge van een verkeersongeval, suïcide, aangeboren afwijking, kanker, hartfalen. Zie: Gezonde levensverwachting. Verloskundige hulp Een daartoe opgeleide beroepsbeoefenaar helpt bij normale bevallingen thuis of in het ziekenhuis. Verloskundigen (vroeger vroedvrouw genoemd) hebben een eigen praktijk (zijn ‘vrijgevestigd') of werken in het ziekenhuis. Een groot aantal vrouwen bevalt thuis (in 1994 31%), alhoewel het aantal daalt. Vermaatschappelijking van de zorg Mensen met een ziekte, met een verstandelijke of lichamelijke handicap of op leeftijd wordt het mogelijk gemaakt of worden gestimuleerd om een zo gewoon mogelijk leven te leiden: hun worden een alledaagse leefomgeving en alledaagse leefpatronen aangeboden of althans zo alledaags mogelijk
176
(bijvoorbeeld begeleid wonen, dagstructurering); ze worden gestimuleerd aan het maatschappelijk leven deel te nemen (werk, vrijetijdsbesteding, sport). Doel is het bevorderen van de zelfstandigheid, het zelfbeschikkingsrecht en de keuzevrijheid van mensen die zorg en hulp nodig hebben. Zie: Extramuralisering; Scheiden van wonen en zorg. Vermijdbare sterfte Term waarmee wordt aangegeven dat sterfte soms kan worden voorkomen of uitgesteld door preventieve maatregelen van de overheid, bijvoorbeeld door roken te ontmoedigen, door maatregelen waarmee ongevallen voorkomen kunnen worden, door het stimuleren van het verbeteren van voedingsgewoonten. Ook door medische behandeling wordt sterfte uitgesteld. Verpleeghuisarts Zie: Specialist ouderengeneeskundige. Verpleeghuiszorg Mensen met ernstige lichamelijke of psychogeriatrische problemen, met ernstige chronische ziekten, die daardoor niet voor zichzelf kunnen zorgen, komen voor opname in een verpleeghuis in aanmerking. Er zijn somatische verpleeghuizen, waarin mensen met een lichamelijke ziekte of handicap verblijven en er zijn psychogeriatrische verpleeghuizen, waarin mensen met psychische stoornissen, vooral dementie, verblijven. De meeste bewoners van verpleeghuizen zijn ouder dan tachtig jaar. Sommige verpleeghuizen hebben speciale afdelingen voor (jonge) aidspatiënten en CVA-patiënten (mensen die een herseninfarct hebben gehad) of mensen met niet-aangeboren hersenletsel, vanwege bijvoorbeeld een ongeval). De zorg die gegeven wordt is basiszorg (wassen, aankleden, hulp bij eten en drinken, wondverzorging, revaliderende activiteiten, fysiotherapie, logopedie) en relationele zorg (aandacht, troost, emotionele ondersteuning, afleiding door middel van sociaalculturele activiteiten). Verpleeghuizen zijn na de Tweede Wereldoorlog sterk gegroeid omdat de ziekenhuizen zich ontwikkelden tot medisch-specialistische bedrijven waarin met behulp van de moderne medische technologie kortdurende behandelingen plaatsvinden en het verblijf zo kort mogelijk wordt gehouden. Wie niet behandeld kan worden of uitbehandeld is (maar wel verpleging nodig heeft), moet naar een andere voorziening (een verpleeghuis dus of een verzorgingshuis) of naar huis, eventueel met thuiszorg. Zie: Substitutie; Zorg-op-maat, Extramuralisering. Zie ook: Verzorgingshuiszorg. Verpleegkundige Beroepsbeoefenaar in de individuele gezondheidszorg die handelingen verricht op het gebied van observatie, begeleiding, verpleging en verzorging van zieken. Een verpleegkundige verricht in opdracht van de arts handelingen die aansluiten op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden. Verpleegkundigen zijn werkzaam in ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, bij de thuiszorg, bij Riaggs en allerlei andere zorg- en hulpverleningsinstellingen.
177
Verpleegkundige Adviesraad (kort: VAR) Niet verplicht adviesorgaan, bestaande uit vertegenwoordigers van het verplegend en verzorgend personeel van een ziekenhuis, van de directie van ziekenhuizen. De raad adviseert over zaken die zich op de werkvloer voordoen, over protocollen, over de toekomstige personele bezetting. Het idee van een VAR ontstond omdat in de meeste ziekenhuizen geen verpleegkundig directeur meer bestaat, waardoor de invloed vanuit de verpleegkunde op beleid en management in ziekenhuizen is verminderd. Verpleegunit Afdeling in een verzorgingshuis voor bewoners die veel verzorging en verpleging nodig hebben. Het gaat om mensen met lichamelijke handicaps of mensen die dementerend zijn. De nadruk ligt minder dan in een verpleeghuis op de medische zorg en meer op het samen wonen en leven. Een verpleegunit valt meestal onder de verantwoordelijkheid van een verpleeghuis. Verrichting Medisch consult, diagnostische of curatieve handeling, waarvoor een arts in een verrichtingensysteem, per verrichting betaald wordt. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de soort behandeling die wordt verleend. Een verrichting is niet hetzelfde als een verstrekking. Alternatief voor het verrichtingensysteem is het abonnementsysteem of een salaris. Verondersteld wordt dat artsen die per verrichting worden betaald meer verrichtingen uitvoeren dan artsen die via een abonnementsysteem worden betaald of een salaris ontvangen. De overheid wil daarom van het verrichtingensysteem af. De zorgverzekeraars zouden alleen met het ziekenhuis contracten moeten afsluiten; het ziekenhuis zou de specialisten in dienst moeten nemen. De specialisten zijn hiertegen; zij pleiten voor een systeem van prijzen en producten met een onderbouwing van tijdsbeslag en uurvergoeding. Zie: Ziekenhuis-nieuwestijl; Diagnosebehandelingcombinatie. Verslavingszorg Verslavingszorg is een onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg en is gericht op preventie, genezing en verzorging van verslaafden aan alcohol, drugs en medicijnen. De zorg richt zich met name op behandeling (afkicken met behulp van (gedrags)therapieën) van de verslaving en op dagstructurering en sociale integratie. Ook methadonuitgifte, inloopcentra en reclassering worden door instellingen voor verslavingszorg georganiseerd. Zie: Opvanghuis. Verstandelijke handicap Ook: verstandelijke beperking. Handicap van mensen met een aangeboren of later optredende beperking in het intellectueel functioneren. Gaat gepaard met beperkingen in de sociale zelfredzaamheid, waardoor ondersteuning of opname in een instelling noodzakelijk is. Als grens van intellectueel vermogen wordt een IQ van 70 tot 75 aangehouden. Zie: Verstandelijk-gehandicaptenzorg. Verstandelijk-gehandicaptenzorg Mensen met een laag intellect (met een IQ van 75 of lager en met een lage sociale-redzaamheidscore worden verstandelijk gehandicapt (mental retardation) genoemd. Ze hebben veelal problemen met zichzelf verzorgen, bij het wonen, missen sociale vaardigheid, nemen moeilijk deel aan de samenleving.
178
Ze hebben problemen met hun gezondheid, ontberen praktische kennis en hebben problemen bij het vinden van werk en het besteden van hun vrije tijd. Er zijn ongeveer 100.000 verstandelijk gehandicapten in Nederland. Voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten zijn: internaten (waarin men 24 uur per dagverzorging en begeleiding krijgt), sociowoningen (huizen waar men in een groep onder begeleiding woont), gezinsvervangende tehuizen, begeleid zelfstandig wonen. Er zijn dagvoorzieningen (dagverblijven specifiek voor kinderen en dagverblijven voor ouderen). Werk kan men vinden in een sociale werkplaats. Ten behoeve van verstandelijk gehandicapten met zeer moeilijk gedrag bestaan consumententeams die door instellingen kunnen worden verzocht om voor individuele patiënten een adequate oplossing te vinden. Verstrekking Medische zorg, behandeling of hulpverlening waarop iemand ingevolge de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak kan maken. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten definieert verstrekking als ‘de zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in de geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging'. Verticale integratie (Term uit de organisatietheorie) In de gezondheidszorg het organisatorisch in één verband brengen van instellingen die verschillende vormen van zorg realiseren. Bijvoorbeeld zorgketens die een traject van thuiszorg tot intramurale opname bestrijken. Of een zorgverzekeraar die fuseert met een zorgaanbieder. De achterliggende gedachte is dat door het gehele scala van zorgmogelijkheden in een organisatie te hebben, het beter mogelijk wordt de patiënt op de juiste plaats in het zorgcontinuüm de zorg die hij nodig heeft te geven. Of bij integratie van een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder, dat goedkopere zorg kan worden geleverd. Zie: Strategische opties; Zorgcontinuüm; Horizontale integratie. Vervangende ziekte Term om aan te geven dat een arts aan één ziekte iets kan doen, maar dat de patiënt de kans loopt dat het risico op een andere ziekte toeneemt. Vervangingsgeneeskunde (Eng.: substitution medicine) Medisch-wetenschappelijke technologie, gericht op het kweken van menselijk bot, kraakbeen en huidweefsel buiten het lichaam. Deze zogenoemde ‘biomaterialen' kunnen worden gebruikt om bot of huidweefsel te vervangen dat verdwenen of aangetast is door een ongeval, ziekte of door slijtage. Verwijskaart Brief van een huisarts waarin deze vermeldt dat specialistische hulp geboden is. Bedoeling is om mensen niet onnodig – uit kwaliteits- en financiële overwegingen – de specialist te laten bezoeken. De huisarts fungeert als poortwachter voor specialistische hulp. Verzekeren Een verzekeraar ontvangt periodiek een vast bedrag, de premie, en belooft een verzekerde dat hij deze schadeloos zal stellen als de verzekerde iets verliest of schade lijdt. De premie die betaald moet worden, wordt vastgesteld door de kans op het optreden van de te verzekeren calamiteit te vermenigvuldigen met de
179
omvang van die calamiteit. Verzekeren is gebaseerd op spreiding van risico's over een groot aantal verzekerden en op het groeperen van gelijkwaardige risico's, waarbij de premie aansluit bij het gemiddelde risico. Een verzekeraar prefereert een risico met een hoge schadefrequentie en een lage schadeomvang. Zie: Zorgverzekering. Verzekeringsarts Geneeskundige die bij claims op grond van een verzekering, die iemand gesloten heeft bij een zorg- of schadeverzekeraar, de functiebeperking beoordeelt en de gevolgen daarvan voor wonen, werken en leven. Hij stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast in samenwerking met arbeidsdeskundigen. Ook stelt hij de indicatie voor voorzieningen en de mate van zorg en voor welke zorg iemand in aanmerking komt. Ook medische keuringen worden door hem verricht. Een verzekeringsarts werkt in de ambivalente context van dienstverlening, zijn eigen medische professionaliteit en bedrijfsmatig denken. Een verzekeringsarts die in dienst is van een Uvi (en te vergelijken is met de verzekeringsarts, die in dienst is van een particuliere verzekeringsmaatschappij), bepaalt in het kader van de WAO de mate van ziekte of gebrek van iemand die een uitkering krachtens deze wet wil. Ook bepaalt hij wat de gevolgen van de ziekte of het gebrek zijn voor de eventuele arbeid die nog verricht kan worden. Verzekeringsbeginsel Zie: Equivalentiebeginsel. Verzekeringskamer Zelfstandig bestuursorgaan (een stichting, waarvan de kosten worden verhaald op de instellingen waar toezicht op gehouden wordt) die namens de minister van Financiën toezicht houdt op pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen (die ziektekosten-, schade-, levens- en pensioenverzekeringen afsluiten). De Verzekeringskamer ziet er met name op toe of zij ook in de toekomst aan de financiële verplichtingen die zij aangaan kunnen voldoen. De Verzekeringskamer voert het toezicht uit door middel van early warning, sterkte-zwakteanalyses van de bedrijven, monitoring van een verzekeraar door analyse van de financiële verslaglegging, door rapportageplicht, door periodiek overleg waardoor een beeld ontstaat van een bedrijf op basis van de kwaliteit van het bestuur, de omvang en de kwaliteit van de solvabiliteit, of men conservatieve of meer progressieve waarderingsmethoden hanteert, of men gebruikmaakt van moderne managementtechnieken, de mate van innovatieve kracht van het bedrijf, de mate van activiteit en originaliteit van het beleggingsbeleid. De Verzekeringskamer moet ook de vergunning afgeven aan een nieuwe verzekeraar die tot de verzekeringsmarkt wil worden toegelaten. De vergunning wordt pas na beoordeling van de juridische structuur, de aanvaardbaarheid van de beleidsbepalende personen en de financiële positie van de verzekeraar afgegeven. Ook mag een verzekeraar alleen een schadeverzekeringsbedrijf of een levensverzekeringsbedrijf uitoefenen. Dit onderscheid is gemaakt om te voorkomen dat grote schadeclaims de langdurige aanspraken van levensverzekeringen opsouperen. Tegenwoordig wordt evenwel meer naar de verzekerde gekeken als een integraal persoon, aan wie een geïntegreerd pakket van producten aangeboden moet worden. Zie: All finance; Employee benefits.
180
Verzekeringsmarkt Mensen lopen risico's in het leven. Deze risico's kan men verzekeren. De verzekeringsmarkt is het geheel van vraag (naar risicodekking) en aanbod (van verzekeringen). Doordat de overheid zich enigszins heeft teruggetrokken als direct verantwoordelijke voor het oplossen van problemen – de privatisering van risico's die mensen lopen in het leven –, is de markt van verzekeraars gegroeid. De sociale zekerheid die voorheen door de overheid werd gerealiseerd, wordt meer aan de persoonlijke keuzes van mensen overgelaten. Er is een tendens om zo min mogelijk, dat wil zeggen alleen het sociaal aanvaardbare, door de overheid te laten voorschrijven; verdere risico's moeten mensen dan bij particuliere verzekeraars verzekeren. Ook doordat de gemeenschappelijke Europese markt zich verder ontwikkelt, wordt de markt van verzekeraars groter, maar kunnen verzekeraars ook meer concurrentie verwachten. Verzekeringsstaat (Ook: verzekeringsmaatschappij) De verzorgingsstaat wordt te duur gevonden, te paternalistisch, te veel standaardproducten, weinig inspelend op nieuwe behoeften van mensen. De overheid treedt terug. Mensen kunnen zichzelf wel verzekeren tegen de bestaansrisico's. Als middelen worden aangewend: pakketverkleining (het ziekenfonds verzekert minder dan voorheen), eigen risico, eigen betaling, financieringsverschuiving van verplicht te betalen belastingen en premies naar meer vrijwillig te sluiten en zelf direct te betalen verzekeringen. Private financiering van de sociale zekerheid door mensen zelf of door hun werkgever vervangt de collectieve financiering (uit belastingen en door iedereen maandelijks te betalen premies). Macro-economische belangen spelen ook een rol. Wanneer de sociale zekerheid veelomvattend en daardoor duur is, worden de nettolonen lager omdat de belastingen hoog moeten zijn. Door de burgers voor hun eigen zekerheid te laten betalen, iets wat vroeger via de sociale verzekeringen gefinancierd werd, kunnen de belastingen omlaag en verbetert de concurrentiepositie van Nederland wat betreft de hoogte van de inkomens. Dat de overheid zich terugtrekt impliceert niet dat ook sprake is van deregulering: minder regels. De overheid heeft een proces ingezet van ‘geregisseerde liberalisering', dat wil zeggen dat elementen die vroeger via algemene overheidsfinanciering (afkomstig uit belastingen en premies) werden betaald, geleidelijk vervangen worden door het appèl op de burger om voor zichzelf te zorgen en zelf te kiezen waarvoor hij zich verzekeren wil. ‘De overheid moet de consumenten duidelijk maken dat zijzelf moeten nadenken over de invulling van het verzekeringspakket en het bijbehorend prijskaartje', aldus drs. Sandra Minnee, directeur van het NIPO. In een verzekeringsstaat brengt eenieder zijn eigen risico's en die van een ander onder in verzekeringen tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden (Bernts 1991). In een verzekeringsstaat is er geen of nauwelijks meer sprake van ‘zorg en solidaire risicodeling', zoals in de verzorgingsstaat. Voor verzekeraars is een nieuwe markt ontstaan waarop verzekeringsproducten kunnen worden afgezet die vroeger tot de sociale verzekering behoorden. Zie: Maatschappelijk ondernemerschap. Verzorgende individuele gezondheidszorg (Afgekort en in de spreektaal: Vigger) Zorgverlener die is gericht op het verrichten van verzorging thuis, in het ziekenhuis, in een verzorgings- of verpleeghuis. Er worden handelingen verricht op het gebied van verzorging, verpleging, observatie en begeleiding in situaties waarin mensen
181
verzorging nodig hebben en bij niet ingewikkelde behandeling en verpleging. Ook verricht men handelingen in opdracht van een arts, een verloskundige of een verpleegkundige. Verzorgingshuis (vroeger: bejaardentehuis) Instelling waarin ouderen verzorgd wonen. Het gaat om veelal zeer oude mensen die hulpbehoeftig zijn en vanwege psychosociale oorzaken niet meer in staat zijn een zelfstandige huishouding (eventueel met behulp van thuiszorg) te voeren. Zie: Verzorgingshuiszorg. Verzorgingshuiszorg Langdurig verblijf met lichamelijke verzorging en eventueel verpleging en huishoudelijke hulp en met sociale en recreatieve activiteiten in een tehuis (bejaardentehuis) waar ouderen tezamen wonen. Het bejaardentehuis (zoals een verzorgingshuis vroeger heette) had vooral de functie van beschermd wonen met hulp in de buurt. Het verzorgingshuis heeft nog steeds een woonfunctie, maar heeft door de veroudering van de bewoners en de toestroom van vooral gehandicapte of zieke ouderen de nadruk moeten leggen op veelal intensieve verzorging en verpleging. Verzorgingshuizen veranderen in zorginstellingen die gericht zijn op behandeling, verpleging en verblijf van personen die gestoord zijn in hun lichamelijke of geestelijke vermogens en komen daardoor in de buurt van verpleeghuiszorg. Verzorgingsstaat (Eng.: welfarestate) Democratische, kapitalistische staatsvorm waarbij collectieve garantie bestaat van bestaanszekerheid en de overheid haar burgers beschermt tegen de krachten van de vrije markt. Het uitgangspunt van de verzorgingsstaat is de zekerheid dat er voor iemand gezorgd wordt en dat hij kan beschikken over onderwijs en medische hulp of verzorging of (extra) inkomen bij ziekte, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ouderdom of als hij kinderen heeft en dat hij kan beschikken over een goede, eventueel aan handicaps aangepaste woning. Onder deze zogenoemde ‘collectieve goederen' vallen: gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid, gesubsidieerde woningen. De verzorgingsstaat is gericht op zekerheid en sociale geborgenheid. Door middel van overdrachtsuitgaven – uitkeringen en subsidies – herverdeelt de staat de financiële middelen over rijken en armen. Met name na de Tweede Wereldoorlog is het streven ontstaan om een alomvattend stelsel van sociale voorzieningen te scheppen dat elke burger gedurende zijn gehele levensloop zekerheid zou bieden van gegarandeerde medische en andere zorg. Talloze wetten werden ingevoerd: AOW, Kinderbijslagwet (1963), Algemene Bijstandswet (1966), Arbeidsongeschiktheidswet (1966), Ziektewet (1967). De verzorgingsstaat is een verworvenheid van de twintigste eeuw, de eeuw van de egalitaire revolutie (Van Zanden 1997), waarin talloze wetten (vanaf de Ongevallenwet uit 1901) en regels zijn ingevoerd om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen. Vestigingsbeleid Het geheel van regels waarbinnen vrijeberoepsbeoefenaren in de gezondheidszorg naar werk kunnen zoeken. Huisartsen hebben in principe de mogelijkheid zich vrij te vestigen, maar hebben instemming nodig van lokale huisartsengroepen, de districtshuisartsenverenigingen en de zorgverzekeraar. Medisch specialisten moeten bij toetreding tot een maatschap een vergoeding voor overname van een praktijk betalen – goodwill – om in een ziekenhuis te mogen werken.
182
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) De VWA heeft drie hoofdfuncties: toezicht houden op de voedselveiligheid, risicobeoordeling en onderzoek en risicocommunicatie. De VWA is in 2002 opgericht om de coördinatie tussen alle onderzoeks-, keurings-en controlerende instanties en voorlichters van de ministeries te verbeteren. De VWA is onderdeel van het ministerie waar landbouw onder valt. Zowel de Keuringsdienst van Waren (KvW) als de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) zijn opgenomen in de VWA. De VWA controleert vooral op naleving van de Warenwet maar heeft ook andere levensmiddelenwetgeving onder zijn hoede. Bedrijven en winkels worden onaangekondigd en aangekondigd gecontroleerd. De VWA heeft ook de taak erop toe te zien dat voldaan wordt aan de eisen voor diergezondheid, volksgezondheid en het welzijn van dieren. In de vleesproductieketen houdt de VWA toezicht op de keuring van levende en geslachte dieren, vers vlees en vleesproducten. De VWA verleent erkenningen, certificaten, registraties en vergunningen aan bedrijven, veewagens en personen en bestrijdt besmettelijke dierziekten. www.vwa.nl Volksgezondheid Toekomstverkenningen Vierjaarlijks overzicht en analyse van de beschikbare gegevens op het terrein van de volksgezondheid in Nederland. Tevens worden de lacunes in de informatievoorziening aangegeven. Doel van het overzicht is de evaluatie mogelijk te maken van lopend beleid en de voorbereiding van nieuw beleid. Ten behoeve van de minister van Volksgezondheid gemaakt door het Centrum voor Volksgezondheid Toekomstverkenningen, onderdeel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Volksverzekering (zie voor een andere betekenis: Volksverzekeringen) Idee uit de Structuurnota Gezondheidszorg van 1974. Een volksverzekering is een verzekering tegen ziektekosten voor iedereen met een vast pakket en een premieheffing naar draagkracht van het inkomen. Deze vorm van verzekeren is nooit ingevoerd. Politiek-ideologische tegenstellingen, commerciële belangen van particuliere verzekeraars en veronderstelde gevolgen voor de inkomens verhinderden dit. Zie: Basisverzekering (die erop lijkt); Zorgverzekering. Volksverzekeringen (zie voor een tweede betekenis: Volksverzekering) Volksverzekeringen zijn onderdeel van het socialezekerheidsstelsel in Nederland. Het gaat daarbij om verzekeringen voor niet of nauwelijks verzekerbare risico's, zoals ouderdom, de gevolgen van sterfte, de gevolgen van het krijgen van kinderen, de gevolgen van chronische ziekten en handicaps. Voor alle ingezetenen. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is een volksverzekering. Volumebeperking Verminderen van de uitgaven voor gezondheidszorg. Eigenlijk dus: bezuinigen. Zie: Financieringsverschuiving. Ook: Pakketuitdunning.
183
Voorbehouden handeling Term uit de Wet BIG. Medische of verpleegkundige handeling die alleen door mensen met een bepaalde opleiding mag worden verricht (artsen, verloskundigen, tandartsen, verpleegkundigen), die iemand alleen in opdracht van een volledig bevoegd persoon zelfstandig mag uitvoeren of die iemand alleen onder toezicht van een volledig bevoegd en geregistreerd persoon mag verrichten. Voorhangprocedure De minister of staatssecretaris toetst vooraf bij de Tweede en de Eerste Kamer of de voorgestelde veranderingen in de regelgeving gedragen worden door een meerderheid. Deze procedure wordt vooral gehanteerd bij gevoelige onderwerpen. ‘Alle wijzigingen die verband houden met de voorstellen, () die veranderingen vergen in de regelgeving zullen worden voorgehangen bij de beide Kamers', aldus minister E. Borst en destijds staatssecretaris E. Terpstra. Voorkeursziekenhuis Samenwerking tussen een zorgverzekeraar en een ziekenhuis, waarbij het ziekenhuis door de zorgverzekeraar aan zijn verzekerden wordt aangeboden. Als de verzekerde voor dit ziekenhuis kiest krijgt hij premiekorting. Het ziekenhuis krijgt door deze status van first provider meer zekerheid omtrent de afname van zorg. Voorspellende geneeskunde Geneeskundig onderzoek dat op individueel en groepsniveau gericht is om te voorspellen welke medische risico's het individu of het individu als lid van een groep loopt ten gevolge van erfelijke factoren of bij een bepaald gedrag. De genetica, gezondheidsvoorlichting, prenatale diagnostiek, verzekeringsgeneeskunde behoren tot de voorspellende geneeskunde. Over ziekte wordt binnen deze medische discipline gesproken in termen van gezondheidsrisico's. Onderzoek in deze discipline leidt veelal niet direct tot een individueel gerichte therapie, maar brengt het individu onder in een risicogroep. Iemands gedrag, zijn leefstijl, zijn genetische aanleg bepalen zijn verhouding tot de manier waarop hij zijn leven al dan niet inricht, zijn verhouding tot niet geboren of reeds geboren kinderen, maar bepalen ook hoe de overheid of een ziektekostenverzekeraar tegen hem aankijkt en hem eventueel sancties oplegt. Vouchersysteem Een (theoretisch) systeem van verzekeren dat beoogt negatieve selectie van verzekerden, vanwege een verwacht hoog risico, te voorkomen. Bij een vouchersysteem koopt de verzekerde een tegoedbon. De kosten van de tegoedbon zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de verzekerde. De verzekerde levert de voucher in bij de ziektekostenverzekeraar wanneer hij zorg nodig heeft. De verzekeraar kan bij een centrale kas de voucher inwisselen tegen de kosten die hij heeft moeten maken voor de betreffende verzekerde. Een voucher heeft dus geen bepaalde waarde; de waarde is afhankelijk van de kosten die de verzekering heeft moeten maken voor degene die de voucher heeft ingeleverd. Als gevolg van misbruik bij persoonsgebonden budgetten wordt geen geld meer gestort op de rekening van iemand die recht heeft op zo’n budget maar krijgt hij of zij vouchers die in natura kunnen worden verzilverd bij een zorginstelling.
184
Vraaggestuurde zorg De zorgvraag van de cliënt is het uitgangspunt voor de verleende zorg. De patiënt heeft invloed op wat met hem gebeurt en – voor zover mogelijk – door wie dat gebeurt. Zie: Aanbodgestuurde zorg. Doordat het aanbod aan zorg, dat gecreëerd wordt door de zorginstellingen, groeit de gezondheidszorg. Het aanbod schept de vraag. Zie: Aanbodgeïndiceerde vraag. De gezondheidszorg dient daarom meer te richten op de vraag van de klant. Het denken vanuit voorzieningen zou moeten worden vervangen door een ‘vraaggeoriënteerde benadering'. Zie: Persoonsgebonden budget; Zorg-op-maat. Men spreekt ook van ‘vraaggerichte zorg', waarmee niet alleen klantvriendelijkheid of verbetering van de bejegening bedoeld worden: maar ook dat op basis van (epidemiologische) kennis over omvang en ernst van verschillende ziekten of handicaps en beperkingen het geld aan die voorzieningen zou moeten worden toegekend die juist voor zorg bij die problemen zijn opgericht. Marktwerking moet de zorginstellingen dwingen om naar hun cliënten te luisteren. Vraaginductie Zie: Aanbodgeïnduceerde vraag. Vrijeberoepsbeoefenaren Zelfstandige, niet in een instelling en niet in loondienst werkende huisartsen, verloskundigen, tandartsen, paramedici. Het tarief dat zij in rekening mogen brengen is gebaseerd op de formule: tarief is inkomen plus kosten gedeeld door werkbelasting. Er zijn vervolgens regels voor het inkomen dat een vrijeberoepsbeoefenaar mag verdienen, regels voor de vergoeding van de kosten en regels die vaststellen wat een normaal te achten omvang van de praktijk van een vrijeberoepsbeoefenaar is, de normpraktijk. Vrijemargeregeling Verouderd. In 1991 ingestelde regeling waardoor een instelling in de gehandicaptenzorg en in de verpleeghuiszorg 2% bovenop haar budget krijgt om extra reguliere zorg te geven of andere vormen van zorg te realiseren (bijvoorbeeld vormen van semi-murale zorg). Doel was vermindering van de wachtlijsten, ook door de zorg te flexibiliseren en een breder aanbod mogelijk te maken. Ook ziekenhuizen pleiten voor zo'n vrijer te besteden budget. Zie: Zorg-op-maat; Semi-murale gezondheidszorg. Vrij verkeer van goederen en diensten In het kader van de samenwerking tussen Europese landen mogen patiënten de zorg die ze nodig hebben vrij inkopen in het buitenland. De ziektekostenverzekeraar van het land waarin iemand woonachtig is moet de kosten vergoeden – volgens de Nederlandse tarieven. Ziektekostenverzekeraars kunnen ook contracten afsluiten met zorgaanbieders in het buitenland die mogelijk een betere service bieden aan de klant of goedkoper zijn. Overigens mag een nationale overheid de behandelingen in het buitenland aan banden leggen als het nationale ziektekostenstelsel in gevaar komt. Zie: Decker/Kohll-arrest. Vrouwenhulpverlening Vorm van op vrouwen gericht algemeen maatschappelijk werk en geestelijke gezondheidszorg, waarbij uitgangspunt van de hulpverlening is dat er een verband bestaat tussen lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten van
185
vrouwen en hun maatschappelijke positie. Deze positie wordt gekenmerkt door verschillen in macht en de mogelijkheid tot ontplooiing te komen, door onderdrukking of psychisch en fysiek geweld van mannen. Zie: Opvanghuis.
w Waarborgfonds voor de Zorgsector Zie: Stichting Waarborgfonds voor de zorgsector. Waardeketen (Eng.: value chain) Term van organisatiedeskundige Porter (1985). Bedoeld wordt dat elke organisatie een ‘verzameling van activiteiten is die worden uitgevoerd op het gebied van het ontwerpen, de productie, de marketing en het leveren en het ondersteunen (dat wil zeggen de organisatorische, administratieve, technologische, bedrijfseconomischfinanciële ondersteuning) van haar product'. Dit proces kan worden uitgebeeld als een keten, waarbij elk van de activiteiten waarde kan toevoegen aan het uiteindelijke product of juist afbreuk kan doen aan de waarde van het product. Analyse van de waardeketen van een organisatie betekent dan het onderzoeken of elk onderdeel van de keten het uiteindelijke product ondersteunt en dus beter verkoopbaar maakt of juist niet. In de profitsector gaat het erom dat de kosten laag zijn en de waarde voor de klant van het product hoog, waardoor optimaal winst gemaakt kan worden. In de non-profitsector gaat het erom dat de kosten conform de subsidieafspraken zijn en de kwaliteit zodanig is dat de financier blijft financieren en de klant niet te veel klaagt. Wachtlijst Als iemand behandeld of anderszins geholpen moet worden in een instelling voor gezondheidszorg is het niet altijd mogelijk direct aan de beurt te komen. Er is een wachtlijst. Het Financieel Overzicht Zorg 1994 geeft als definitie: ‘Een wachtlijst is een overzicht van het aantal patiënten dat geïndiceerd is voor een ingreep, behandeling, verpleging of verzorging maar die interventie nog niet heeft ondergaan. Wachttijd is de hoeveelheid tijd die patiënten op een wachtlijst staan. De toegangstijd is de tijd tussen de melding van de klacht (bezoek aan de huisarts en doorverwijzing) en de indicatiestelling door de specialist en de opstelling van een behandelingsplan. De klinische wachttijd is de tijd tussen indicatiestelling en opname en behandeling. Oorzaken van wachtlijsten voor ziekenhuizen zijn: -er is technisch steeds meer mogelijk; -de groei van het aantal ouderen, waardoor er meer vraag is naar voorzieningen; -een tekort aan personeel; -slechte planning; -een tekort aan plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen. Daarnaast kunnen wachtlijsten ontstaan door een gebrekkige organisatie en kunnen wachtlijsten ook worden gecreëerd en worden gebruikt om druk uit te oefenen op de overheid om meer geld beschikbaar te stellen, aldus de Hoofdinspecteur voor de Gezondheidszorg J. Verhoef. Wachtlijsten zijn niet altijd betrouwbaar omdat
186
patiënten op meerdere lijsten voorkomen of zich niet afmelden als ze ergens een plaats hebben gevonden. Wachtlijstbemiddeling Een verzekeraar zoekt voor een zieke werknemer een ziekenhuis waar deze het snelst geholpen wordt, om zodoende zo min mogelijk verzuimkosten te hoeven betalen. Zie: Zorgmanager; Tweedeling in de gezondheidszorg. Welfare pluralism (Eng.) Aan het welzijn van individuen dragen verschillende anderen bij: familie, vrienden, buren, verenigingen, overheden, ziektekostenverzekeraars. Weloverwogen verder De titel van deze nota van het derde kabinet-Lubbers (1990-1994) luidt in zijn geheel: Modernisering zorgsector: Weloverwogen verder. Deze nota was het vervolg c.q. de reactie op het Plan-Simons, naar aanleiding van de discussie over dit plan. Het Plan-Simons werd niet uitgevoerd omdat het te radicaal gevonden werd en te veel onbeheersbare risico's in zich droeg. Modernisering van de zorg dient voldoende maatschappelijk draagvlak te hebben, was de boodschap van Weloverwogen verder. Veranderingen zouden geleidelijk worden doorgevoerd. Welvaartsstaat (Eng.: Welfarestate) Staatsvorm die zorg draagt voor het wegnemen of verminderen van risico's die aan het leven verbonden zijn: niet of slechts gedeeltelijk voor jezelf kunnen zorgen omdat je geen of een te laag inkomen hebt, ziek bent, gehandicapt bent, oud bent, als kind geen ouders hebt. Welvaartstheorie Economische theorie die zich bezighoudt met het onderzoek naar de voorwaarden waaronder de welvaart in een land of gebied optimaal is. Als er sprake is van marktimperfecties heeft de overheid – in deze benadering – op grond van de criteria efficiëntie en rechtvaardigheid de plicht om de schaarse middelen te (her)verdelen. Zie: Paretocriterium; Publieke sector. Werken aan Zorgvernieuwing Titel van de eindnota van het Plan-Simons. Werkgever Voor de sociale zekerheid is een werkgever een natuurlijk persoon of een ‘lichaam' (rechtspersoon, zoals vennootschappen, verenigingen, stichtingen; ook samenwerkingsverbanden zoals de maatschap of de vennootschap onder firma worden als werkgever gezien en niet de individuele maten of vennoten). Tussen werkgever en werknemer is een dienstbetrekking. Zie: Werknemer. Als iemand een uitkering ontvangt krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering is het Landelijk Instituut Sociale Verzekering de werkgever als de uitkering rechtstreeks aan deuitkeringsgerechtigde wordt betaald en niet via de werkgever.
187
Werknemer Voor de sociale zekerheid is iemand een werknemer als hij in een publiek-of privaatrechtelijke dienstbetrekking staat, dat wil zeggen in dienst is van de overheid of van een particulier bedrijf en – aldus het Burgerlijk Wetboek – verplicht is persoonlijk arbeid te verrichten, daarvoor loon ontvangt en als er sprake is van een gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer (de werkgever heeft de bevoegdheid opdrachten aan de werknemer te geven). Zie: Rariteitenbesluit; Overheidswerknemer; Zelfstandige; Beroepsbeoefenaar; Vrijeberoepsbeoefenaren. Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ) Deze wet van 1 mei 1981 bevat regels voor de besluitvorming en de uitvoering van zwangerschapsafbrekingen. Ook staan er regels in de wet over de vergunningen en de eisen die aan instellingen worden gesteld, waar abortus mag worden uitgevoerd. De wet geeft ook regels inzake registratie van behandelingen gericht op het afbreken van de zwangerschap. De wet geeft aan dat niemand verplicht is aan een zwangerschapsonderbreking mee te werken als hij of zij daartegen in het algemeen of in een concreet geval onoverkomelijke bezwaren heeft. Daarnaast bevat de wet een aantal strafbepalingen. Een specifieke norm over de rechtmatigheid of wederrechtelijkheid van abortus is niet in de wet opgenomen. Wel moet er sprake zijn van een onontkoombare noodsituatie. Het besluit of er sprake is van een noodsituatie wordt overgelaten aan de verantwoordelijkheid van de vrouw of de arts. Toetsing van het bestaan van een noodsituatie vindt in de praktijk plaats. Eenmaal in de drie maanden moet de geneesheerdirecteur van de inrichting de geaggregeerde gegevens over de zwangerschapsafbrekingen aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg doorgeven. De Inspectie kan, indien de geregistreerde gegevens daartoe aanleiding geven, een onderzoek instellen naar de mate van zorgvuldigheid die is betracht bij de uitvoering van de behandelingen. Aan de Inspectie moet desgevraagd ook inzage worden gegeven in de data waaraan de totaalcijfers zijn ontleend. Daarnaast kan de Inspctie alle inlichtingen verlangen die redelijkerwijs nodig zijn voor de uitoefening van zijn taak. Wet op het Ambulancevervoer (WAV) Het woord ambulance komt van hôpital ambulante of rijdend ziekenhuis. Deze wet van van 23 april 1971 schrijft voor dat ambulancevervoer alleen mag plaatsvinden na opdracht door de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA). Alleen vervoerders die een vergunning van de provincie hebben, mogen deze transporten uitvoeren. Verzoeken om ambulancezorg kunnen bij de CPA binnenkomen vanuit het medische circuit dan wel via het landelijk alarmnummer 1-1-2 vanuit burgers en/of patiënten. De CPA is belast met de verdeling en coördinatie van ritten. De CPA bepaalt dus de 'toegang' tot de ambulancezorg. Ook bepaalt de CPA welke ambulancedienst zij inschakelt. Op grond van de WAV stelt de provincie de gebieden vast waarbinnen gemeenten een CPA moeten oprichten en in stand houden. Verder bepaalt de provincie het aanbod van ambulancezorg (het minimum en maximum aantal ambulances). De WAV wordt vervangen door de Wet ambulancezorg van 4 december 2008. De wet treedt ‘op een nader te bepalen tijdstip’ in werking. Met de invoering van deze nieuwe wet verandert het volgende: de zorgverzekeraars krijgen een centrale rol. Het ministerie van VWS gaat vergunningen afgeven met een zwaarwegend advies van de zorgverzekeraars en het GHORbestuur. De ambulancezorg wordt regionaal georganiseerd. Daarmee ontstaat meer helderheid in de aansturing en verantwoordelijkheden. De minister krijgt de rol van
188
vergunningverstrekker (nu vervullen de provincies deze rol). De IGZ is belast met het toezicht op de wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen. De IGZ vormt de controlerende representant van de centrale overheid op het regionale niveau en wordt als zodanig geraadpleegd over de planning door de provinciale overheid. Zie: Ambulancevervoer. Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) Deze wet van 1 september 2001 geeft regels voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. De wet geeft aan wat de rechten zijn van iemand van wie gegevens worden gebruikt en wat de plichten zijn van de instanties of bedrijven die gegevens gebruiken. De WBP stelt eisen aan de verwerking van persoonsgegevens. Een organisatie: • mag persoonsgegevens alleen verzamelen en verwerken als daar een goede reden voor is of als de betrokken burger toestemming heeft gegeven voor het gebruik van zijn gegevens; • mag niet meer gegevens verwerken dan strikt noodzakelijk is voor het doel waarvoor ze zijn verzameld; • mag de gegevens niet langer bewaren dan noodzakelijk; • moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de gegevens te beschermen; • moet de verwerking in veel gevallen melden; • moet de betrokken burger in principe altijd informeren over de gegevensverwerking. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) controleert of bedrijven en instanties zich aan de WBP houden. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) Deze wet van 9 november 1993 is bedoeld om de kwaliteit van de zorgverlening te bevorderen en de burger/patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners. De wet stelt het toebrengen van schade aan iemands gezondheid strafbaar. Zorgverleners met een erkende opleiding zijn verplicht zich te registeren in het BIG-register en mogen alleen dan de beschermde titel voeren. Iedereen die een in deze wet geregeld beroep wil uitoefenen moet zich laten inschrijven in een van de registers. Er zijn registers ingesteld voor arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige. Inschrijving in het BIG-register geeft patiënten de waarborg dat zij van doen hebben met een bevoegde beroepsbeoefenaar. Ook mogen alleen bepaalde, vakbekwame zorgverleners specifieke (be)handelingen uitvoeren. Dit zijn de zogenoemde voorbehouden handelingen. De beroepsbeoefenaar die in het BIGregister is ingeschreven valt onder het tuchtrecht, dat eist dat hij altijd zorgvuldig handelt en nooit in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. De tuchtrechter kan de genoemde beroepsbeoefenaren tuchtmaatregelen opleggen. Het beheer van deze tuchtcolleges is geregeld bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG). Voor andere zorgverleners bestaat een vrijwillige registratie in het kwaliteitsregister paramedici. Buitenlandse zorgverleners kunnen in Nederland werken als hun diploma is gelijk gesteld aan dat in Nederland. In sommige gevallen kunnen er nog specifieke eisen worden gesteld zoals goede beheersing van de Nederlandse taal. Zie: BIG-register; Gildesysteem.
189
Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) Deze wet van 29 oktober 1992 is bedoeld om de bevolking te beschermen tegen bevolkingsonderzoeken die een gevaar kunnen vormen voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid. De wet stelt regels aan het verkrijgen van een vergunning om bevolkingsonderzoek te doen. Onder bevolkingsonderzoek verstaat de wet: ‘geneeskundig onderzoek van personen dat wordt verricht ter uitvoering van een aan de gehele bevolking of aan een categorie daarvan gedaan aanbod dat gericht is op het ten behoeve of mede ten behoeve van de te onderzoeken personen opsporen van ziekten van een bepaalde aard of van bepaalde risico-indicatoren’. Bevolkingsonderzoek richt zich op het opsporen van ziekten of indicatoren die op een ziekte wijzen. Ook onderzoek van artsen onder hun eigen patiënten, epidemiologisch onderzoek of periodiek gezondheidsonderzoek vallen onder het begrip bevolkingsonderzoek. Zie: Epidemiologie; Preventie. De wet maakt daartoe een aantal bevolkingsonderzoeken vergunningplichtig, zoals onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van ioniserende straling, onderzoek naar kanker en onderzoek naar ernstige ziekten of afwijkingen waartegen geen behandeling of preventie mogelijk is. De grondslag hiervoor is dat het gaat om onderzoek op initiatief van een arts of instantie dat niet plaatsvindt op initiatief van een patiënt met klachten. Aan niet vergunningplichtige bevolkingsonderzoeken stelt de wet geen eisen. De wet kent een 'ja, tenzij'-systeem: een bevolkingsonderzoek is toegestaan tenzij een vergunning is vereist. De Inspectie voor de Gezondheidszorg is belast met het toezicht op de naleving van wet en besluit. Daarbij zullen in ieder geval de kwaliteitsbepaling van de Wet BIG (artikel 40) en de regels van de Kwaliteitswet zorginstellingen een rol spelen. Wet BIG Zie: Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Wet inzake bloedvoorziening (WIBV) Deze wet van 4 december 1997 is bedoeld om de kwaliteit, veiligheid en beschikbaarheid van bloed en bloedproducten in Nederland te verzekeren. Dit wordt bereikt door middel van één centraal aangestuurde landelijke (privaatrechtelijke) organisatie voor de bloedvoorziening die functioneert onder de verantwoordelijkheid van en onder aansturing door de minister van VWS. De Stichting Sanquin Bloedvoorziening is daarvoor aangewezen. De ministeriële verantwoordelijkheid krijgt vorm via handhaving, bestuurlijk toezicht en de mogelijkheid in te grijpen wanneer de organisatie in gebreke blijft. De wet heeft betrekking op bloed en bloedproducten van afname tot aflevering. Het toezicht op een goede uitvoering van de wet is neergelegd bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Overeenkomstig haar wettelijke taak, neergelegd in artikel 36 van de Gezondheidswet, ziet de IGZ ook bij de landelijke organisatie toe op de naleving van de wet. Belangrijk aspect is de aandacht voor een goed werkend kwaliteitsborgingsysteem. Naast dit algemeen toezicht zal de IGZ in voorkomende gevallen meldingen en calamiteiten op het terrein van de bloedvoorziening onderzoeken. Van dit interventie-of crisisonderzoek doet zij verslag aan de minister van VWS, waarop deze kan overgaan tot het geven van aanwijzingen en het bevorderen van middelen die tot verbetering kunnen leiden.
190
Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV) Deze wet van 24 oktober 1997 regelt dat de minister van VWS medische verrichtingen kan verbieden wanneer deze om maatschappelijke, ethische of juridische redenen ongewenst worden geacht. Dat kan in een algeheel verbod of, in geval van haast, in een tijdelijk verbod via een algemene maatregel van bestuur, gevolgd door een wettelijk verbod. Deze twee mogelijkheden komen naast het al bestaande vergunningenstelsel, waarbij sommige verrichtingen alleen mogen plaatsvinden in centra die daarvoor een vergunning hebben. Deze wet richt zich ook op de toepassing van nieuwe medisch-curatieve technologieën. De WBMV maakt het mogelijk om op ontwikkelingen en vernieuwingen in te spelen, door beperkingen op te leggen, te stimuleren of te verbieden. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) Wet van 29 oktober 1992 die is bedoeld ter bescherming van de burger als hij/zij onvrijwillig wordt opgenomen. Iemand kan alleen onvrijwillig worden opgenomen wanneer hij door een psychiatrische ziekte een gevaar vormt voor zichzelf, voor anderen of zijn omgeving. Bovendien moet dat gevaar niet op een andere manier dan door opname zijn af te wenden. Voor mensen met een verstandelijke beperking of dementie die worden opgenomen in een instelling geldt een specifiek gevaarscriterium, namelijk dat zij zich niet buiten de inrichting kunnen handhaven. De BOPZ biedt verschillende instrumenten voor een onvrijwillige opname, te weten voorlopige machtiging, voorwaardelijke machtiging, rechterlijke machtiging op eigen verzoek, in bewaringstelling, observatiemachtiging, machtiging tot voortgezet verblijf en een artikel 60-indicatie. Daarnaast biedt de Wet BOPZ de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden dwangbehandeling of middelen en maatregelen (zoals vrijheidsbeperkingen) toe te passen gedurende de opname. Wanneer een persoon onvrijwillig is opgenomen dan kan hij/zij bij klachten over ingrijpende BOPZbeslissingen een beroep doen op de speciale BOPZklachtenregeling. De Wet BOPZ geldt in principe voor iedereen vanaf 12 jaar maar ook jongere kinderen kunnen met de BOPZ te maken krijgen. Tot 12 jaar vertegenwoordigen de ouders het kind. Als de ouders geen opname van het kind willen (of het daar samen niet over eens zijn) en de behandelaar opname toch echt nodig vindt, kan het kind toch onvrijwillig worden opgenomen op grond van de Wet BOPZ. Kinderen tussen 12 en 16 jaar kunnen onvrijwillig opgenomen worden als de ouders en/of het kind geen opname willen. Uit de praktijk blijkt dat de Wet BOPZ onvoldoende rechtsbescherming biedt aan mensen met een verstandelijke handicap of met dementie. Een specifieke aanpassing van de wet is hiervoor in voorbereiding. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de juiste uitvoering van de Wet BOPZ. In artikel 63 van deze wet worden de taken en bevoegdheden van de Inspectie beschreven. Op grond van dit artikel waakt de IGZ ook voor de belangen van mensen met een psychiatrische ziekte die buiten een instelling verblijven. Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting Deze wet van 25 april 2002 regelt de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige bevruchting (met donorsperma, donoreicellen en donorembryo's). Personen die kunstmatige bevruchting (doen) verrichten zijn verplicht bepaalde gegevens te verzamelen en vervolgens ter beschikking te stellen aan een centraal opslag- en bewaarpunt: de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting. De Inspectie voor
191
de Gezondheidszorg is belast met het toezicht op de nakoming van – in het bijzonder – de registratie- en verstrekkingsverplichting. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) De WRR is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en heeft als (wettelijke) opdracht om voor de regering wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Daarbij moet de raad de regering wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten. De WRR moet probleemstellingen formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aangeven. De WRR biedt een wetenschappelijk gefundeerd kader dat de regering ten dienste staat voor het stellen van prioriteiten en het voeren van een samenhangend beleid ten aanzien van werkzaamheden op het gebied van toekomstonderzoek en planning op lange termijn, zowel binnen als buiten de overheid. Tot slot moet de raad voorstellen doen inzake het opheffen van structurele tekortkomingen, bepaalde onderzoekingen bevorderen en de communicatie en coördinatie verbeteren. www.wrr.nl Wet foetaal weefsel In deze wet van 8 november 2001 zijn het ter beschikking stellen, het bewaren en de toelaatbaarheid van het gebruik van weefsel dat afkomstig is van een foetus geregeld. De ministers van VWS en justitie hebben met deze wet een aparte regeling voor foetaal weefsel getroffen. Zij hebben daarmee aandacht gevraagd voor zowel de specifieke status van foetaal weefsel als voor de emotioneel gevoelige situatie waarin het weefsel ter beschikking komt. De wet staat terbeschikkingstelling, bewaren en gebruik toe, maar formuleert tegelijkertijd een aantal voorwaarden, doelen en verboden. Het toezicht op de naleving van deze wet vindt plaats door de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte Wet van 3 april 2003 die de gelijke behandeling in arbeid en beroep, de bevordering van de deelneming op gelijke voet aan het maatschappelijke leven van mensen met een handicap of chronische ziekte beoogt te bevorderen door bescherming te bieden tegen discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte. De wet verbiedt onderscheid op deze gronden. Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst Deze wet van 17 november 1994 stelt eisen aan het – niet formeel overeengekomen – ‘contract’ tussen (huis)arts en patiënt over het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst en op de gebieden van verpleging en verzorging voor zover die plaatsvinden in het kader van de overeenkomst. De wet regelt het recht van de patiënt op informatie, op inzage in zijn medisch dossier, op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bepaalt dat de patiënt toestemming moet geven voor een behandeling. Aan de zorgverlening worden eisen gesteld als: het informeren van de patiënt, het verkrijgen van toestemming van de patiënt voor verrichtingen, dossiervorming, het waarborgen van de privacy en het vertegenwoordigen van de belangen van de patiënt. De arts is verantwoordelijk voor tekortkomingen in het kader van deze overeenkomst.
192
Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (WGHR) Deze wet van 14 november 1991 bevat artikelen over de organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij rampen, over de erkenning van een instelling, over bijstand van een geneeskundige eenheid en over de vergoeding van de kosten van geneeskundige hulpverlening. Voor het geneeskundige deel van de rampenbestrijding is de GHORregio (GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) waarbinnen de ramp zich voordoet, verantwoordelijk. De regionaal geneeskundige functionaris is belast met de leiding en coördinatie van de geneeskundige hulpverleningsketen. Hij is de eindverantwoordelijke van de GHOR. De GHOR coördineert de zorg voor de eerste hulp ter plaatse, het vervoer van gewonden, de opvang, de verzorging en de nazorg. De GHOR is de coördinerende spil waar omheen alle hulpverleners op medisch gebied actief zijn ten tijde van een (groot) ongeval of een ramp. De GHOR werkt veel samen met brandweer en politie, om een goede efficiënte hulpverlening mogelijk te maken. Zij werken volgens het gemeentelijke rampenplan (deelplan GHOR). De Inspectie voor de Gezondheidszorg is belast met het toezicht op de naleving van de eisen, bedoeld in de artikelen 8 (met het oog op een doelmatige geneeskundige hulpverlening kunnen eisen worden gesteld aan een organisatorisch samenwerkingsverband) en 9 (uit oogpunt van volksgezondheid kunnen noodzakelijke eisen worden vastgesteld waaraan gemeentelijke gezondheidsdiensten, ziekenhuizen en centrale posten voor het ambulancevervoer bij de voorbereiding en de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening moeten voldoen). Wet op de geneesmiddelenprijzen Deze wet van 25 januari 1996 regelt de prijzen van geneesmiddelen en is bedoeld om maximumprijzen vast te stellen voor geregistreerde geneesmiddelen. Hiertoe worden de prijzen van gelijksoortige geneesmiddelen in Duitsland, Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk vergeleken. Op basis van deze vergelijking komt de maximumprijs tot stand. Fabrikanten van geneesmiddelen mogen voor hun product maximaal een bedrag rekenen dat gelijk is aan het gemiddelde van de prijzen in de omringende landen. Wet op de Jeugdzorg Wet van 1 januari 2005 met als doel om de jeugdzorg samenhangend te maken. Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort tot de voorzieningen in jeugdzorg. Uitgangspunt van de wet is dat de zorg zo dicht mogelijk bij het kind of de jongere plaatsvindt, zo kort mogelijk duurt en zo licht mogelijk is. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Justitie zijn beide verantwoordelijk voor de jeugdzorg. VWS richt zich op de vrijwillige hulpverlening, de hulpverlening aan licht verstandelijk gehandicapten en jongeren met psychische problemen. Justitie richt zich op kinderen en jongeren die extra bescherming nodig hebben (voogdij/gezinsvoogdij) of in contact zijn gekomen met het jeugdstrafrecht. De provincie financiert met subsidie van de landelijke overheid de Bureaus Jeugdzorg en daarmee de toegang tot de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz), jeugdbescherming en jeugdreclassering. Wet Klachtrecht Cliënten Zorginstellingen (WKCZ) Het doel van deze wet van 29 mei 1995 is het bieden van een laagdrempelige klachtmogelijkheid en het gebruiken
193
van klachten om de kwaliteit van de zorgverlening te verbeteren. Zorgaanbieders (zowel instellingen op het terrein van de (gezondheids)zorg als beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die zelfstandig zijn gevestigd) zijn verplicht een klachtenregeling in het leven te roepen. Zij hebben daarbij betrekkelijk grote vrijheid. Zij moeten slechts een beperkt aantal in de wet opgenomen regels in acht nemen. Een ontevreden patiënt kan in plaats van het indienen van een klacht op grond van de WKCZ een tuchtklacht indienen bij het Tuchtcollege voor de gezondheidszorg, de officier van justitie trachten te bewegen een strafzaak te beginnen of een civiele schadevergoedingsactie instellen. In principe kan hij/zij deze middelen tegelijk of na elkaar gebruiken maar erg praktisch is dat niet. Welk middel de patiënt kiest hangt af van zijn doeleinden. In 2005 is de WKCZ gewijzigd. De wijziging van de WKCZ is vooral een aanscherping. De handhaving van deze wet was vooral in handen van de patiënten die van hun klachtrecht gebruik wilden maken. Door de wijziging van deze wet is het toezicht op de WKCZ nu opgedragen aan de IGZ. Voor de IGZ is de naleving van de WKCZ een integraal onderdeel van de kwaliteit van zorg. Klachten en de manier waarop instellingen daarmee omgaan zijn een vast onderdeel van het kwaliteitssysteem. Om een beter beeld te krijgen van de klachten en van hoe klachtencommissies klachten behandelen zijn in de wet regels opgenomen over de jaarlijkse verslaglegging. De IGZ heeft geen direct inzicht in de bij een klachtencommissie ingediende individuele klachten. De verantwoordelijkheid voor de afhandeling daarvan en voor het nemen van adequate maatregelen op basis van de uitkomst van de klachtenbehandeling ligt nadrukkelijk bij de instelling. Daarop is in de WKCZ één uitzondering: de klachtencommissie moet bij de IGZ melden wanneer zij naar aanleiding van een melding over ernstige, structurele problemen geen reactie van de zorgaanbieder heeft gekregen of wanneer de klachtencommissie de indruk heeft dat de zorgaanbieder geen maatregelen heeft getroffen nadat zij een ernstige situatie aan de zorgaanbieder heeft gemeld. De IGZ zal een dergelijke melding behandelen volgens de Leidraad onderzoek naar aanleiding van meldingen. Deze wet maakt het cliënten van zorginstellingen mogelijk om ‘een gezaghebbende uitspraak' te krijgen over klachten over de zorg die men krijgt of de bejegening die men ervaart. De zorgaanbieder moet regels opstellen waarmee hij aangeeft hoe hij klachten van cliënten behandelt. Ook regelt deze wet dat er een (niet noodzakelijk instellingsgebonden) commissie wordt ingesteld die klachten van cliënten behandelt. Wet Maatschappelijke Ondersteuning Deze wet van 29 juni 2006 valt onder de sociale wetten. De wet is opgebouwd uit negen prestatievelden. Deze velden zijn: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2. op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer;
194
7. maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld; 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. het bevorderen van verslavingsbeleid. Deze wet beoogt een antwoord te zijn op vragen waarmee de samenleving als gevolg van demografische, sociaal-culturele en sociaaleconomische ontwikkelingen wordt geconfronteerd. Deze tijd vraagt – is de vooronderstelling van deze wet -om een nieuwe balans in verantwoordelijkheden, zowel tussen burgers en overheid als tussen overheden en ook tussen burgers onderling. Er is sprake van een toenemende vergrijzing, integratievraagstukken, individualisering en er zijn steeds minder werkenden ten opzichte van het aantal wat van hen afhankelijk is zoals kinderen, gehandicapten, psychiatrische patiënten en ouderen. Het sociale kapitaal moet gekoesterd en versterkt worden. Er moet worden voorkomen dat deze ontwikkelingen leiden tot een onaanvaardbare en onbetaalbare druk op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De taken van de Wet voorzieningen gehandicapten (van 1993) zijn overgenomen door de WMO. Dit onderdeel van de wet voorziet in vergoedingen voor de extra kosten die gehandicapten moeten maken vanwege hun handicap. Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) De WMG is op 1 oktober 2006 in werking getreden. De WMG vervangt de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG). Via de Zorgverzekeringswet is het zorgstelsel veranderd. De invoering van de WMG vloeit hieruit voort. Het doel van de WMG is meer concurrentie te krijgen in de zorg. De WMG regelt de prestaties en tarieven van zorgaanbieders. Prestaties en tarieven die onder de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) vielen, vallen nu onder de WMG. De WMG regelt ook het toezicht op alle zorgmarkten (zorgverzekering, zorginkoop en zorgverlening), op de ontwikkeling van deze markten en op formulieren en procedures in de zorg. Toezichthouder is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), het voormalige tarievenorgaan College Tarieven Gezondheidszorg. In de WMG staan de taken en bevoegdheden van de NZa. Op basis van de WMG zal nog nadere regelgeving komen. Bijvoorbeeld het Besluit uitbreiding en beperking werkingsfeer WMG: BUB WMG. In dat besluit kunnen zorgaanbieders die nu nog onder de bepalingen van de WMG vallen, geheel of gedeeltelijk buiten de werking van de WMG gebracht worden. Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen Deze wet van 29 februari 1996 regelt de invloed van gebruikers van zorginstellingen. De instelling moet een cliëntenraad instellen. De raad heeft tot taak om de gemeenschappelijke belangen van de cliënten te behartigen. Wet op de medische hulpmiddelen (WMH) Deze wet van 15 januari 1970 regelt de kwaliteitseisen aan en de keuring van medische hulpmiddelen. De wet-en regelgeving bepaalt dat het merendeel van de medische hulpmiddelen alleen op de markt mag komen wanneer deze hulpmiddelen een CE-markering hebben. Fabrikanten moeten dit regelen. Zogenoemde aangemelde instanties (notified bodies) moeten de meeste medische hulpmiddelen beoordelen om een CE-markering te krijgen. In Nederland zijn de aangemelde instanties Stichting TNO Certificaten en N.V. Kema. Of een medisch hulpmiddel door een aangemelde instantie beoordeeld
195
moet worden, hangt af van de risico’s bij het gebruik. De fabrikant draagt zelf de kosten van de beoordeling en mag zelf kiezen aan welke aangemelde instantie, gevestigd in Nederland of in een andere Europese lidstaat, hij de beoordelingsopdracht geeft. Een aangemelde instantie is een onafhankelijke instelling die de bevoegdheid heeft te toetsen of een medisch hulpmiddel voldoet aan de gestelde eisen. De overheid stelt aangewezen instellingen aan. Zij zijn ook bevoegd om producten en kwaliteitssystemen te certificeren. De minister van VWS heeft de IGZ aangewezen als toezichthouder op de medische hulpmiddelen die binnen de gezondheidszorg worden gebruikt. De IGZ is onder andere belast met het adviseren over de aanwijzing van en het toezicht op de aangemelde instanties. De meest belangrijke richtlijnen voor medische hulpmiddelen zijn: Europese Richtlijn actieve implantaten, Europese Richtlijn medische hulpmiddelen en Europese Richtlijn invitro diagnostica. Deze richtlijnen zijn als Algemene maatregelen van bestuur in de WMH opgenomen. Wet medische keuringen Wet van 5 juli 1997 die het werkgevers verbiedt om nieuwe medewerkers bij hun aanstelling medisch te keuren. Dit verbod moet voorkomen dat ondernemingen weigeren mensen in dienst te nemen die een groot risico op uitval wegens hun gezondheid hebben. Sollicitanten mogen niet geselecteerd worden op gezondheidsrisico's. Volgens deze wet mogen medewerkers alleen medisch gekeurd worden om duidelijk omschreven functie-eisen – die vertaald moeten worden in medische eisen – te toetsen. Entreekeuringen voor pensioenvoorzieningen en verzekeringen die samenhangen met een arbeidsverhouding mogen niet. Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek bij mensen (WMWO) Deze wet, van 26 februari 1998, is bedoeld om extra bescherming te bieden aan proefpersonen. Niemand is verplicht aan wetenschappelijk onderzoek mee te doen. De proefpersoon moet schriftelijk toestemming geven. Wie aan zo'n onderzoek begint, krijgt van zijn/haar arts mondelinge en schriftelijke informatie. In de laatste fasen van dit soort onderzoek wordt een nieuwe techniek of geneesmiddel op mensen uitgeprobeerd: zijn er ernstige bijwerkingen, helpt het middel voor de ziekte waarvoor het is ontwikkeld? Voorwaarden bij medisch-wetenschappelijk onderzoek zijn: • een ethische toetsingscommissie (een zogenoemde ‘Medisch-Ethische Toetsingscommissie’) moet over een voorgenomen onderzoek een positief oordeel hebben uitgebracht op grond van een beoordeling dat risico's en bezwaren voor de deelnemer in evenredige verhouding staan tot het doel van het onderzoek; • de proefpersoon moet goed zijn geïnformeerd; • er moet een verzekering zijn gesloten die eventuele schade dekt die door het onderzoek bij de deelnemer ontstaat. De Medisch-Ethische Toetsingscommissie moet een voorstel voor een onderzoek beoordelen aan de hand van een onderzoeksprotocol, waarin een duidelijke vraagstelling, de mogelijkheid om deze vraag te beantwoorden, statistische onderbouwing, veiligheidseisen en voorlichting aan proefpersonen aan de orde komen. Het is in principe verboden wetenschappelijk onderzoek te verrichten met kinderen of met wilsonbekwame volwassenen. De wet kent hierop een aantal uitzonderingen waarbij extra eisen gelden om hen te beschermen. De Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO) is krachtens deze wet ingesteld
196
en houdt toezicht op de toetsing door medisch-ethische commissies (METC's) van medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Wet mentorschap Deze wet (van 29 september 1994) regelt de bescherming en vertegenwoordiging van mensen die door hun geestelijke of lichamelijke toestand niet bij machte zijn hun belangen op het gebied van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding (hun ‘belangen van niet-vermogensrechtelijke aard’) te behartigen, zoals het geval is bij verstandelijk gehandicapten, psychogeriatrische, psychiatrische en comateuze patiënten. De mentor regelt geen geldzaken; dat doet een curator. Wet normering topinkomens Wet van 1 januari 2013 die het maken van bezoldigingsafspraken met topfunctionarissen in de (semi-)publieke sector - waar de gezondheidszorg onder valt - van meer dan een salaris van € 187.000,--. Ook geldt een verbod op bonussen en winstuitkeringen en geldt een maximum ontslagvergoeding van € 75.000,--. Ook de vergoedingen van commissarissen en toezichthouders zijn gemaximeerd op 9.300 euro en voor voorzitters van raden van toezicht en raden van commissarissen maximaal 14.000 euro. Wet op de orgaandonatie (WOD) Doel van deze wet van 24 mei 1996 is de burger duidelijkheid te geven over de donatie van weefsel en organen, een eerlijke verdeling van weefsel en organen te regelen en het aanbod van weefsel en organen te bevorderen. In Nederland geldt het volledige beslissysteem: iedere inwoner van Nederland die 12 jaar of ouder is, kan zelf beslissen of hij/zij donor wil zijn of niet en die keuze in het Donorregister laten registreren. Hij/zij kan deze beslissing ook overlaten aan zijn/haar nabestaanden of aan een door hem/haar aangewezen persoon. Door centrale registratie hoopt de overheid dat het duidelijk is wie wel en wie geen donor wil zijn. Geeft de burger zijn/haar keuze niet door, dan beslissen de nabestaanden. Als een geregistreerde 'jazegger' jonger dan 16 jaar overlijdt, dan gaat de donatie niet door wanneer één van de ouders of voogden bezwaar heeft. De WOD verbiedt in sommige gevallen donatie, bijvoorbeeld voor commerciële doeleinden. Daarnaast sluit de WOD wilsonbekwamen uit van registratie in het Donorregister. Ook een door een curator of ouder ondertekend donorformulier leidt niet tot een registratie in het Donorregister. Wet publieke gezondheid (WPG) Wet van 9 oktober 2008 die regels stelt voor de infectieziektebestrijding, de organisatie ervan en de informatieverplichtingen en de uitbreiding van de bevoegdheden tot optreden. Deze wet vervangt de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de Infectieziektenwet en de Quarantainewet. In de wet is verder een bepaling opgenomen omtrent een verplichte digitale gegevensopslag bij de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG) Wet van 29 december 2008 die regelt dat chronisch zieken en gehandicapten een financiële tegemoetkoming krijgen voor de extra kosten die zij hebben vanwege hun ziekte of handicap, zoals extra stookkosten. De wet vervangt de fiscale regeling buitengewone uitgaven.
197
Wet toelating zorginstellingen (WTZi) Deze wet is per 1 januari 2006 in werking getreden en stelt regels voor een transparantere bestuursstructuur en een ordelijke bedrijfsvoering van zorginstellingen die verzekerde zorg (Zorgverzekeringswet, AWBZ) leveren. Om zorg te mogen leveren moeten zorginstellingen een toelating hebben. De WTZi regelt de toelatingen. Het doel van de WTZi is om geleidelijk meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor de zorginstellingen te creëren, door minder overheidsbemoeienis met de capaciteit en de bouw van zorginstellingen. In de WTZi zijn verschillende onderdelen van bestaande wetgeving samengebracht: de toelating om zorg te mogen geven en in aanmerking te komen voor wettelijke vergoeding. De WTZi regelt welke instellingen voor welke vormen van bouw een bouwvergunning moeten aanvragen. De WTZi bepaalt ook welke zorginstellingen winst mogen uitkeren. De hoofdregel daarbij is: intramurale zorginstellingen mogen geen winst uitkeren. Het winstoogmerk is wel al gangbaar bij zorginstellingen die extramurale zorg aanbieden en de vrije beroepsbeoefenaars die als zelfstandige ondernemer optreden, zoals specialisten, fysiotherapeuten en apothekers. Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (WUBHV) Wet uit 2009 die het handhavingsinstrumentarium van de IGZ uitbreidt met de mogelijkheid om corrigerend op te treden, met name door de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete op overtredingen in de randvoorwaardelijke sfeer. De overtredingen hebben wel een relatie met de kwaliteit van zorg, maar de kwaliteit van zorg is niet direct in het geding. De bestuurlijke boete ligt op het terrein van de administratieve handelingen. Overtredingen die in aanmerking komen voor een boete zijn het niet tijdig aanleveren van het kwaliteitsjaarverslag, onterecht titelgebruik en het niet melden van calamiteit. Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (WVKL) Deze wet van 6 februari 2003 verplicht ziekenhuizen om lichaamsmateriaal (organen en autoloog materiaal uitgezonderd) dat beschikbaar komt en bestemd is voor geneeskundige behandeling, aan te bieden aan een orgaanbank die het ministerie van VWS heeft erkend. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om navelstrengbloed, heupkoppen, beenmerg voor transplantaties en sperma voor de behandeling van onvruchtbaarheid. Ook het in Nederland invoeren van lichaamsmateriaal moet gebeuren via een erkende orgaanbank. De wet stelt eisen aan het wegnemen, bewaren, bewerken, vervoeren en overdragen van lichaamsmateriaal. Deze eisen staan in het Eisenbesluit lichaamsmateriaal. Het Eisenbesluit geeft ook de mogelijkheid om normen aan te wijzen die een praktische invulling vormen van de gestelde eisen. De IGZ is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Wet op de zorgtoeslag Wet van 16 juni 2005 die de aanspraak regelt op een financiële tegemoetkoming in de premie van een zorgverzekering vanwege een laag inkomen. Wet Voorzieningen Gezondheidszorg Nooit ingevoerd. Deze wet beoogde een
198
doelmatig stelsel van voorzieningen voor gezondheidszorg te regelen. Dit moest worden bereikt door planning van instellingen en een vestigingsregeling voor beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg. De wet werd in 1984 ingetrokken. Zie: Regionalisatie. Wet Ziekenhuisvoorzieningen Verouderd. Deze wet diende voor het centraal plannen van de geografische plaats, de capaciteit en de bouw en verbouw van intramurale voorzieningen, zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen en instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Oogmerk was een doelmatig en evenwichtig over het land gespreid stelsel van intramurale voorzieningen tot stand te brengen. Krachtens deze wet moet de provinciale overheid advies geven over de planning, bouwinitiatieven van instellingen en bouwprioriteiten. De werkwijze die de wet bevordert stond op gespannen voet met het pleidooi om de planning van voorzieningen te laten plaatsvinden op basis van de zorgbehoefte, in plaats van op basis van initiatieven uit het veld. Zie: Wet Toelating Zorginstellingen. Wetenschappelijk management (Eng.: scientific management) (Ook: rationalistisch model; Taylorism) Organisatietheorie van Taylor, die het bedrijfsproces opdeelde in zo eenvoudig mogelijke onderdelen, daarvoor de meest geschikte werknemers uitkoos, hen tot specialisten opleidde in de hun toegewezen taak, deze gespecialiseerde taken aan de lopende band liet uitvoeren en zorg droeg voor de juiste prikkels (in de vorm van extra's) opdat de werknemers ook echt zouden werken. Coördinatie (het overzien van het geheel) en het motiveren en stimuleren van de werknemers (vanwege hun saaie taken) was van belang. Hij zag de werknemer als onderdeel van de machine. Zie: Humanistische school. Wijkgezondheidscentrum Zie: Gezondheidscentrum. Wijkverpleging Zie: Thuiszorg, de samenvoeging van wijkverpleging en gezinsverzorging. Wijkverpleging is de lichamelijke hygiënische verzorging, het verrichten van verpleeghandelingen door een verpleegkundige aan huis bij ernstige ziekte en ouderdom en het toedienen van medicijnen. Onder de wijkverpleging vallen ook de kraamzorg en de consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters, waar de lichamelijke ontwikkeling van baby's en kleuters gecontroleerd wordt en aan de ouders adviezen gegeven worden. Ook voorlichting over voeding door diëtisten valt onder de wijkverpleging. Woontussenvoorziening Algemene term voor woningen die zijn bedoeld voor ouderen in de buurt van een verzorgingshuis. Ook: woningen in een beschermde omgeving. Zie: Aanleunwoning. Woonzorgcomplex Gebouw waarin woningen voor ouderen, een dienstencentrum (waarin men bijvoorbeeld een goedkope maaltijd kan gebruiken, advies kan krijgen, gezelligheidsactiviteiten kan ondernemen en waar bijvoorbeeld een pedicure of een kapper komt) en een zorgorganisatie (bijvoorbeeld een kantoor van de thuiszorg) zijn samengebracht, waardoor ouderen die daar behoefte aan hebben beschermd kunnen
199
wonen, gebruik kunnen maken van diensten die worden aangeboden en ook zorg kunnen krijgen als ze die nodig hebben. Een woonzorgcomplex is te vergelijken met een verzorgingshuis, maar het is niet institutioneel en de diensten en de zorg worden niet verplicht afgenomen. Zie: Scheiden van wonen en zorg; Zorg-op-Maat. y Yardstick competition Zie: Meetlatconcurrentie. z Zekerheidspolis Verzekering die de kosten van toekomstige hulpbehoevendheid dekt. De verzekering keert uit als iemand hulp nodig heeft, waardoor men zelf thuiszorg kan inkopen. Men kan ook de zorg door de verzekering laten regelen en dus in natura uitbetaald krijgen. Ook de eigen bijdragen van de AWBZ kunnen worden vergoed. Uitkering vindt alleen plaats na medische indicatie. Ook combinaties van deze verzekering met lijfrentepolis of met de overwaarde van de hypotheek zijn bedacht. Er lijkt weinig markt voor te zijn. Zekerheidsregelingen (Ook: Zekerheidsarrangementen) Manieren (wet-en regelgeving, instellingen) om de materiële gevolgen van het optreden van risico's van leven en schade te verzachten. De risico's betreffen de gezondheid (ziekte en invaliditeit), de levenscyclus (een groot aantal kinderen en ouderdom), inkomen en vermogen (economische risico's ten gevolge van werkloosheid of ziekte, maar ook bedrijfsschade door storm, brand, diefstal, ziekte) of schade aan duurzame goederen in de privé-sfeer (door brand, diefstal of verlies). Zie: Gezondheidszorg; Verzekeren. Zelfregulering De georganiseerde leden van een branche of beroepsgroep maken onderling afspraken over normen en regels over hoe te handelen binnen de branche of beroepsgroep. Een college van collega's – een beroepsinstantie of tuchtraad – toetst en sanctioneert de afspraken binnen de eigen kring. Doel is de bescherming van het imago van de beroepsgroep of branche, kwaliteitsbewaking, voorkomen dat beroepsbeoefenaren de naam van de branche negatief beïnvloeden, bescherming van de consumenten. Door middel van zelfregulering beoogt men overheidsregulering te voorkomen of overbodig te maken. Ook de overheid gaat er veelal van uit – of: moet ervan uitgaan – dat een branche of beroepsgroep zichzelf reguleert. Zoals mevrouw Borst, minister van Volksgezondheid in het tweede kabinet Kok, zei over de gezondheidszorg: ‘In Nederland bestaat de zorgsector uit zelfstandige zorginstellingen, zodat de overheid alleen door middel van overreding, facilitering en overleg invloed kan uitoefenen'. Zelfstandig behandelcentrum Zie: Privé-kliniek.
200
Zelfstandig bestuursorgaan (kort: ZBO) Verzelfstandigd onderdeel van de rijksoverheid waaraan – krachtens publiek recht – overheidstaken zijn opgedragen zonder dat er sprake is van een hiërarchische verhouding met de minister. Een ZBO krijgt meer bevoegdheden en een grotere eigen verantwoordelijkheid, teneinde de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van de betreffende overheidstaak te verbeteren. Het bestuur van een ZBO wordt gevormd door onafhankelijke leden (dat wil zeggen onafhankelijk van de sociale partners). Voorbeeld: Nederlandse Zorgautoriteit. Zelfstandige zonder personeel (ZZP’er; ook: zelfstandig ondernemer) Persoon die inkomen (winst) uit een door hem of haar geleide onderneming geniet. Het lopen van risico, het investeren in apparatuur, instrumenten, een gebouw, het hebben van personeel, het ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel in het handelsregister tonen dat iemand zelfstandig een bedrijf leidt. Zelfstandigen vallen buiten de werknemersverzekeringen. In de gezondheidszorg iemand die niet in loondienst is van een zorginstelling maar zich laten inhuren tegen een loonbedrag hoger dan het CAO-loon. Vloeit voort uit schaarste aan deskundig personeel, zoals OK-of dialyseverpleegkundigen. Zie: Werknemer; Overheidswerknemer; Beroepsbeoefenaar; Vrijeberoepsbeoefenaren. Zelfsturende teams Organisatievorm (afkomstig uit de sociotechniek, een organisatiefilosofie uit de jaren vijftig) waarbij het productie- of zorgproces niet meer is opgesplitst in kleine taken, maar de werknemers in teams werken en gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor het eindresultaat. Is weer opgepakt door onder andere de thuiszorgorganisatie Buurtzorg. Zelftest Toets die het mogelijk maakt dat iemand zichzelf onderzoekt op gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld cholesteroltest) of om zichzelf te controleren (bijvoorbeeld bloedsuikertest). Deze tests moeten voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn neergelegd in de Europese richtlijn op invitro-diagnostica en moeten zijn voorzien van een CE-markering om op de Europese markt verhandeld te mogen worden. Zelfzorgmiddelen (Eng.: over-the-counters) Medicijnen die ook zonder recept bij apotheker of drogist te verkrijgen zijn (zoals pijnstillers, laxeermiddelen, oogdruppels, vitaminen) ten behoeve van zelfmedicatie bij lichte kwaaltjes. Zicht op zorg Nota uit 1999 van de staatssecretaris voor Volksgezondheid in het tweede kabinet Kok, M. Vliegenthart. Doel van de nota is modernisering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Kern van de modernisering is dat de organisatie van de zorg anders moet. De zorg dient in de regio (zie: Regiovisie, regionalisatie) vorm en samenhang te krijgen (zie: ketenzorg). De positie van het zorgkantoor dient te worden versterkt door het zorgkantoor meer macht te geven over de budgetten van de zorgaanbieders. Het zorgkantoor kan zorg inkopen bij de
201
instelling die het goedkoopst is of de beste kwaliteit levert. Het zorgkantoor wijst het geld toe aan zorgaanbieders en niet meer het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (nu: Nederlandse Zorgautoriteit) en het kan bij slechte prestaties van een zorginstelling het contract beëindigen. Ziekenfondsraad (ZFR) Verouderd. Per 1 juli 1999 opgevolgd door het College voor Zorgverzekeringen. Ziekenhuis Organisatie voor medisch-specialistische zorg. Was een ziekenhuis vóór de Tweede Wereldoorlog vooral gericht op verzorging en verpleging, thans is een ziekenhuis gericht op cure en in samenhang daarmee verpleging. Het grote aantal kleine ziekenhuizen van voor 1940 is door fusies sterk afgenomen: uit overwegingen van economies of scale, maar ook uit strategische overwegingen (economies of power). Tegenover de fuserende zorgverzekeraars wilde men macht behouden: ‘Concentratie roept concentratie op', aldus A.P.W.P. van Montfort. Ook onder dwang van de overheid (bij nieuwbouw) zijn ziekenhuizen gefuseerd. Het aanbod van zorg in ziekenhuizen is in de loop der jaren gedifferentieerder geworden: meer medische specialismen, meer mogelijkheden tot ingrijpen vanwege een groeiende en meer sophisticated medische technologie. Het gebruik van ziekenhuizen is gestegen. Ook de capaciteit, de productie en de kosten zijn sterk gestegen. Ziekenhuizen worden voor 90% door de zorgverzekeraars gefinancierd, en voor een klein deel door de overheid (subsidies) en uit de AWBZ. Vóór 1983 werden ziekenhuizen via outputfinanciering gefinancierd, wat wil zeggen dat de productie werd betaald; het volume dus aan verleende zorg. Dit was een open-eindfinanciering, dat wil zeggen dat alle medische verrichtingen en het totaal aantal gerealiseerde verpleegdagen automatisch betaald werden en er geen limiet bestond. De prijs van de verrichtingen werd wel door de overheid vastgesteld via het Centraal Orgaan Ziekenhuistarieven, de voorloper van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Vanaf 1983 is er sprake van budgetfinanciering. De budgetten waren deels (voor 70%) nog gebaseerd op de zich historische ontwikkelde kosten van een ziekenhuis. Daarop werd in 1988 functiegerichte budgettering ingevoerd, wat wil zeggen dat financiering plaatsvindt op basis van drie functies: beschikbaarheid (samenhangend met het verzorgingsgebied van een ziekenhuis), capaciteit (de erkende bedden en gewogen specialistenplaatsen) en productie (met de plaatselijke ziektekostenverzekeraar afgesproken patiëntenaantallen, uitgedrukt in opnamen, eerste poliklinische consulten, dagverplegingsdagen en verpleegdagen). De locatiegebonden kosten (de rente en de afschrijving op de gebouwen en de installaties, energiekosten en onderhoud aan het gebouw) vallen buiten dit systeem. Met de introductie van marktwerking moeten ziekenhuizen onderhandelen met de zorgverzekeraars over de zorgproductie, dat wil zeggen over de prijs en de kwaliteit van de geleverde zorg. De zorg wordt gedefinieerd in ‘producten’: diagnosebehandelingcombinaties. Zie: Producttypering. Producttypering houdt in dat een ziekenhuis betaald wordt ‘for performance'. De ziekenhuisorganisatie wordt gekenmerkt door de dualiteit tussen management en medisch-specialistische professie. Het management is facilitair dienstbaar aan de medisch specialisten. Door de invoering van de budgetfinanciering is het management verantwoordelijk geworden voor beslissingen over zorginhoud en kosten, over welke prioriteiten het ziekenhuis heeft en welke niet. Niet alleen op beleidsniveau moeten
202
zorginhoud en kosten aan elkaar gekoppeld worden, ook op uitvoeringsniveau moet dat. De medisch specialist moet daarin samenwerken met het management. De ziekenhuisorganisatie wordt hierdoor gekenmerkt door potentiële spanningen tussen management en professie, tussen beleid en uitvoering, strategisch denken en praktisch uitvoeren, tussen het ziekenhuis als geheel en de bedrijfsonderdelen (automatisering, logistiek, hotelfunctie) en de werkeenheden (de afdeling), tussen kleinschaligheid (de afdeling en de zorg voor de individuele patiënt) en grootschaligheid (het ziekenhuis met zijn honderden bedden en zijn vele functies), tussen centralisatie (de verantwoordelijkheden van de ziekenhuisdirectie) en decentralisatie (de verantwoordelijkheden van de specialist). Het ziekenhuis-nieuwe-stijl is één van opties om de organisatie van een ziekenhuis meer beheersbaar te maken. Het management van het ziekenhuis is verantwoordelijk voor zowel de organisatie als de kwaliteit van de zorg, de medisch specialisten zijn in loondienst van het ziekenhuis. Op dit moment kunnen medisch specialisten op verschillende manieren verbonden zijn aan een ziekenhuis: in loondienst; als (mede)aandeelhouder (waarbij de specialismen een “zorg bv” vormen waar de medisch specialist aandeelhouder van is), via de toelatingsovereenkomst, via comakership. Ziekenhuizen zullen zich mogelijk uit concurrentieoverwegingen als gevolg van de introductie van marktwerking meer gaan ontwikkelen naar een expertisecentrum waar ingewikkelde ingrepen worden gedaan. Of men gaat zich in bepaalde aandoeningen specialiseren om concurrentievoordeel te behalen en meer patiënten te trekken voor deze specialisaties. De meer eenvoudige zorg zal in de eerste lijn worden uitgevoerd of in zelfstandige behandelcentra (zoals heupoperaties). Zie: Artsencoöperatie; Gildesysteem; Professionalisering. Ziekenhuisapotheek Apotheek in een ziekenhuis die vooral aan in het ziekenhuis opgenomen patiënten levert. Het voornemen bestaat om de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening zo te wijzigen dat ziekenhuisapotheken ook geneesmiddelen mogen afgeven aan anderen dan alleen inwonende patiënten en personeel van de instelling. Doel is niet alleen meer marktwerking – in dit geval concurrentie tussen de openbare apotheek en de ziekenhuisapotheek met als doel kostenbeheersing – maar ook de mogelijkheid bieden om patiënten die transmuraal (zie: Transmuralisering) behandeld en verpleegd worden medicijnen te kunnen leveren die vanwege hun specialistisch karakter vaak niet of veel duurder bij de gewone apotheek te verkrijgen zijn. Een ziekenhuisapotheek die ook aan derden levert, wordt een politheek genoemd. Ziekenhuisgerelateerde thuiszorg Inmiddels alweer opgeheven vorm van thuiszorg die verleend wordt na of in plaats van opname in een ziekenhuis, gefinancierd door de ziektekostenverzekeraar; vervangen door uit de AWBZ betaalde thuiszorg. Ziekenhuislaboratorium Werkplaats in een ziekenhuis waar klinisch-chemisch onderzoek uitgevoerd wordt, wat wil zeggen dat bloed of urine of andere lichaamsstoffen van patiënten chemisch onderzocht worden. Veelal werkt een ziekenhuislaboratorium ook voor huisartsen en voor verpleeghuizen, trombosediensten, instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Er zijn ook
203
zelfstandige artsenlaboratoria die voor huisartsen onderzoek doen. Ook zijn er commercieel werkende laboratoria. Ziekenhuis-nieuwe-stijl Kenmerkend voor het ziekenhuis-nieuwe-stijl is de financiële en organisatorische integratie van ziekenhuis en medisch specialist. De vrijgevestigde specialist komt in dienst van het ziekenhuis en komt onder de verantwoordelijkheid van het management van het ziekenhuis. Deze aanpak roept veel protest op van de medisch specialisten die zowel hun vrijheid als hun ‘fiscale ondernemerschap' willen behouden. Zie: Artsencoöperatie; Geïntegreerd Medisch Specialistisch Bedrijf; Ziekenhuis. De term wordt ook gebruikt bij bijvoorbeeld nieuwbouwconcepten van ziekenhuizen. Ziekenhuissector Hieronder valt ziekenhuiszorg, medisch-specialistische hulp en ziekenvervoer. Er zijn algemene ziekenhuizen, categorale ziekenhuizen (kankercentra, oogziekenhuizen, astmacentra, revalidatiecentra) en academische ziekenhuizen. Ziekenhuisverplaatste zorg Als iemand uitbehandeld is in het ziekenhuis en alleen nog verpleging en verzorging nodig heeft, wordt hij opgevangen in een verzorgingshuis of een verpleeghuis waar de verpleging en de verzorging gegeven kunnen worden of thuis met ondersteuning van de thuiszorg. Een zorghotel (een hotelachtig gebouw waar men verzorging en verpleging krijgt), waarvan er enkele in Nederland zijn, is ook een alternatief voor het verblijf in het ziekenhuis nadat iemand behandeld is. Zie: Transmurale zorg. Ziekenhuiszorg Op genezing gerichte (curatieve) zorg in een ziekenhuis. Onderscheid wordt gemaakt in routinezorg, topklinische zorg en topreferentiezorg. Ziekenvervoer Zie: Ambulancevervoer. Ziekte Het hebben van een storing in de organen, van een aandoening, pijn, een verwonding, gebreken of tekorten of andere vormen van fysiek of psychisch nietwelbevinden. Zie: Arts. Ziekte van Baumol Zie: Baumol. Ziekteverzuim Afwezigheid op het werk vanwege een ziekte of aandoening. ZonMW Organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Door het stimuleren en financieren van onderzoek en door ontwikkeling en implementatie beoogt de organisatie verbetering van preventie, zorg en gezondheid. Financiers
204
zijn het ministerie van VWS en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Jaarlijks is honderd miljoen euro beschikbaar voor onderzoek voor de thema’s wetenschap en innovatie, preventie, langdurige zorg en kwetsbare groepen, vraagsturing, kwaliteit en doelmatigheid. www.zonmw.nl Zorgaanbieder (Ook: zorgverlener) Instelling of vrijeberoepsbeoefenaar die werkzaam is op het terrein van de cure en de care. Zie: Aanbieder. Zorgaanspraak (een aanspraak is een ‘recht om te eisen') Recht op zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging. Ook worden hieronder voorzieningen tot behoud, herstel of bevordering van arbeidsgeschiktheid of hulpmiddelen verstaan (een rolstoel of invalidenwagen bijvoorbeeld). Zorgbehoefte Veronderstelde wens en noodzaak van vormen van gezondheidszorg. Wordt meestal in termen van zorggebruik gekwantificeerd of naar aanleiding van epidemiologisch onderzoek. Kan op zichzelf onderzocht worden, maar wordt niet geschikt geacht voor planningsdoeleinden. De concrete zorg voortvloeiend uit de door een cliënt of patiënt uitgesproken zorgbehoefte wordt bepaald door het Centrum Indicatiestelling Zorg (in de care) en door de huisarts en de medisch specialist in de cure. Zorgboerderij Boerderij waarin naast agrarische productie ook zorg verleend wordt aan mensen met beperkingen. Door deel te nemen aan het werken op de boerderij vindt men een zinvolle en stressarme dagbesteding. Zorgbrede Governancecode De code geeft richtlijnen voor good governance en legt de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vast van de Raad van bestuur en van de Raad van Toezicht en hun onderlinge verhouding. Voor de leden van de brancheorganisaties die de Governancecode hebben onderschreven geldt de naleving als lidmaatschapseis. “Naleven”, aldus de Zorgbrede Governancecode 2010, “betekent toepassen van de codebepalingen, en zo niet, aangeven waarom niet en op welke punten de zorgorganisatie met welke vervangende regels daarvan afwijkt (‘pas toe of leg uit’)”. De Zorgbrede Governancecode is vastgesteld door brancheorganisatie Actiz. Zorgcontinuüm Organisatie van zorg en dienstverlening binnen een geheel van (samenwerkende) organisaties, waarbij verondersteld wordt dat instellingen hun cliënten beter van dienst kunnen zijn door onderling het aanbod op elkaar af te stemmen en dat door de differentiatie in het aanbod van voorzieningen beter doorverwezen kan worden, waardoor cliënten eerder op de juiste plaats zorg krijgen. Zie: Continuïteit van zorg; Ketenzorg.
205
Zorgcontract (Ook: medewerkerovereenkomst) Overeenkomst tussen een zorgverzekeraar of een zorgkantoor en een zorgaanbieder waarin wordt vastgelegd welke zorg tegen welke prijs geleverd wordt. Er wordt per verrichting betaald (bijvoorbeeld bij hulp door een medisch specialist), via een abonnementsysteem (door huisarts of tandarts, waarbij een vast bedrag per verzekerde wordt betaald, ongeacht het aantal malen dat deze de zorgverlener bezoekt); via een jaarlijks budget (bijvoorbeeld een ziekenhuis). Zorgcoördinatie Zie: Complexe zorg. Zorgdiensten Diensten gericht op ouderen, zoals het regelen van maaltijden en bemiddelen bij wonen en thuiszorg. Enkele verzekeraars hebben een polis op de markt gebracht waardoor iemand zich kan verzekeren voor deze diensten. Zie: Zekerheidspolis. Zorggroep Samenwerkingsvorm van huisartsen en (eventueel) andere zorgaanbieders uit de eerste lijn met als doel om voor de zorgverzekeraar te kunnen optreden als hoofdaannemer bij ketendbc’s. De term wordt ook gebruikt voor zorginstellingen die tot één concern behoren. Zorghotel Hotelachtige voorziening waar patiënten die vanuit medisch perspectief niet langer in het ziekenhuis behoeven te verblijven, maar nog niet zelfstandig kunnen functioneren, onder verpleegkundige begeleiding verzorgd kunnen worden. Alternatief voor thuiszorg. Zorginkoopmarkt Zorgverzekeraars sluiten met vrije beroepsbeoefenaren en zorginstellingen contracten over te leveren zorg, de prijs en de aard of omvang daarvan aan hun verzekerden. De verzekeraars garanderen bekostiging van de zorg als de beroepsbeoefenaren en zorginstellingen garanderen dat zij deze zorg ook leveren. De beroepsbeoefenaren en de instellingen vormen samen met de verzekeraars en hun klanten een markt. Zorgkantoor De uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is sinds 1998 in handen van zogenaamde zorgkantoren. Een zorgverzekeraar voert mede namens andere ziektekostenverzekeraars in een bepaalde gezondheidszorgregio deze wet uit. Zorgkantoren zijn zelfstandig werkende kantoren die binnen het door de landelijke overheid vastgestelde regiobudget zorgvraag en zorgaanbod in een specifieke regio op elkaar moeten afstemmen. Op voordracht van Zorgverzekeraars Nederland wijst de minister een zorgverzekeraar aan die een concessie krijgt voor vier jaar. Dit zorgkantoor sluit contracten af met zorginstellingen en individuen die zorg leveren in de regio. Een zorgkantoor moet een visie formuleren, op basis waarvan de zorginkoop plaatsvindt. Een zorgkantoor heeft een Raad van Advies, waarin gemeenten, patiënten en zorgverzekeraars zitten. Het voornemen is om de zorgkantoren op termijn op te heffen en hun taak onder te brengen bij de
206
zorgverzekeringen, die dan voor hun eigen verzekerden de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten uitvoeren. Zorgketen Verschillende organisaties in de gezondheidszorg die samenwerken of onder één organisatie vallen, vormen tezamen een aansluitend geheel van voorzieningen) Dat kan lopen van thuiszorg tot een ziekenhuis. Dit heet een verticale keten. Een horizontale keten is een samenwerkingsverband van gelijksoortige instellingen, bijvoorbeeld van verpleeghuizen of van de eerste lijn. Doel is om tot een soepele doorstroming van patiënten te komen. Zie: Ketenzorg; Zorgcontinuüm; Transmurale zorg; Diseasemanagement; Ketendbc. Zorgkloof Term om aan te geven dat de vraag naar zorg veel groter is dan de financiële middelen om eraan te voldoen. De vraag naar zorg wordt gebaseerd op de wachtlijsten die bestaan (‘volumegroei'), de prognoses van groeiende meerkosten, mede ten gevolge van loon-en prijsstijgingen. GIT definieert zorgkloof als het verschil tussen de beschikbare middelen en de effectieve zorgvraag. Zorgkosten Zie: Uitgaven voor zorg. Zorgleefplan Sinds 1 januari 2008 door overheid verplichte beschrijving hoe de cliënt met een AWBZ-indicatie wil leven en op welke ondersteuning hij van de zorginstelling kan rekenen op basis van zijn indicatie. Zorgmanagement Zorgmanagement is ‘het proces van sturing, coördinatie en afstemming van de zorg voor de patiënt'. Zie: Zorgmanager. Zorgmanager (Ook: zorgmakelaar, zorgbemiddelaar) Zie eerst: Zorgmanagement. Een zorgmanager is een persoon die in samenspraak met de patiënt of cliënt en de betrokken zorginstellingen en verzekeraar zoekt naar vormen van zorg en hulpverlening die het best tegemoetkomen aan de behoeften aan zorg en de wensen van de cliënt. Verzekeraars hebben zorgmanagers in dienst die voor verzekerden een medische behandeling op korte termijn regelen en zo lange wachtlijsten omzeilen (wachtlijstbemiddeling). Zorgnota Verouderd. Nu: Begroting van het Ministerie van VWS. Zie: Jaaroverzicht zorg. Zorg op afstand Toepassing van moderne technologie in de zorg. Gericht op zelfredzaamheid van patiënt of cliënt. Mede als doel om doelmatiger te kunnen werken door op afstand informatie te verkrijgen over de status van de patiënt of cliënt, waardoor men niet naar hem toe hoeft, of de patiënt niet naar het ziekenhuis. Gegenereerde data kunnen automatisch worden opgeslagen en gecontroleerd of
207
directe actie noodzakelijk is. Doel is het wegnemen van niet strikt noodzakelijke handelingen en het ondersteunen van samenwerking. Zorgpas Een smartcard (een met een chip uitgerust plastic kaartje), waarop informatie over een verzekerde wordt vastgelegd. De patiënt kan met behulp van de pas worden geïdentificeerd en vastgesteld kan worden of en hoe de patiënt verzekerd is. De zorgpas is onderdeel van een elektronisch registratiesysteem waardoor het mogelijk wordt op afstand de verzekeringsgegevens en het medisch dossier van een patiënt te raadplegen. Door deze infrastructuur behoeft de verzekerde geen nota's meer te ontvangen; deze gaan langs elektronische weg rechtstreeks naar de verzekeraar. Niet ingevoerd. Zorgplicht Indicatie van een zorgbehoefte leidt tot aanspraak op zorg, maar geeft niet automatisch toegang tot een zorginstelling. Krachtens de Zorgverzekeringswet en de AWBZ hebben zorgverzekeraars de plicht om zorg te (doen) leveren. Omdat er wachtlijsten bestaan, kan de zorgplicht niet altijd of niet direct worden geëffectueerd. De plicht om zorg te leveren verdwijnt daardoor niet, maar de feitelijke levering van zorg is juridisch niet af te dwingen. Een aanvullende verzekering kent geen formele zorgplicht. De polis is de basis voor de financiële vergoeding van de kosten van ontvangen zorg die door de polis wordt gedekt. Zorgproduct Ook: DBC-zorgproduct. Zie: Diagnosebehandelingcombinatie. Een zorgproduct is in de curatieve zorg een cluster van verwante medische diagnoses en de daarbij behorende behandelingen. Zorgproducten zijn als gevolg van deze clustering medisch herkenbaar en kosten-en werklasthomogeen. Per zorgvraag is er één integraal zorgproduct met één integrale prijs. Deze ‘productstructuur’is specialisme-overstijgend. De bestaande DBC-structuur is ingedeeld naar specialisme, waardoor dubbelingen in diagnoses en behandelingen ontstaan. Door de ontwikkeling van DBC's naar DBC-zorgproducten moet per zorgvraag één integraal zorgproduct ontstaan met één integrale prijs, in plaats van verschillende DBC's en verrichtingen per patiënt in het huidige systeem. In de care wordt eveneens in zorgproducten gerekend: het zorgzwaartepakket. Zorgquote Het percentage van het bruto nationaal product dat besteed wordt aan de collectief gefinancierde gezondheidszorg. Zorgstandaard Samenhangend (“integraal”) beschreven zorg met betrekking tot een bepaalde ziekte, waarbij meerdere disciplines betrokken zijn en die deze zorg in afstemming op elkaar moeten leveren. Zie: Ketenzorg, Ketendbc’s. Zorgsector Het begrip zorgsector omvat de gezondheidszorg, de ouderenzorg, de thuiszorg, het maatschappelijk werk, de maatschappelijke opvang, de nietcommerciële hulp- en dienstverlening. Zie ook: Sector.
208
Zorgscenario De Stichting Toekomstscenario's Gezondheidszorg maakt beschrijvingen van hoe de gezondheidszorg er in de toekomst uit zou kunnen gaan zien. Op basis van uitgangspunten die de regering aangeeft maakt de Stichting diverse toekomstbeelden. Dilemma's die de stichting aangeeft betreffen de volksverzekering versus de terugtredende overheid met volledige marktwerking en groot-versus kleinschalige organisatie van de gezondheidszorg (door middel van zorgketens of kleine bureautjes en losse instellingen). Zorgstandaard Norm voor goede zorg, waarin beschreven staat de inhoud van de zorg, de bijpassende organisatie en de indicatoren voor kwaliteit. Het Coördinatieplatform Zorgstandaarden geeft als definitie: ‘Een zorgstandaard geeft vanuit het patiëntenperspectief een op actuele en zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwde inzichten gebaseerde functionele beschrijving van de multidisciplinair georganiseerde individuele preventie, zorg en ondersteuning bij zelfmanagement voor een bepaalde chronische aandoening gedurende het complete zorgcontinuüm, alsmede een beschrijving van de organisatie van de betreffende preventie, zorg en de relevante kwaliteitsindicatoren’. Een andere definitie: ‘Een zorgstandaard is een algemeen raamwerk op hoofdlijnen voor de behandeling van mensen met een bepaalde aandoening. Het beschrijft de norm (gebaseerd op richtlijnen en wetgeving) waaraan goede zorg voor een bepaalde aandoening zowel zorginhoudelijk als procesmatig minimaal moet voldoen’. Zorgtoeslag Bijdrage van de overheid in de kosten van de zorgverzekering voor mensen met een laag inkomen, waarmee ene deel van de kosten van de premie voor de basisverzekering kan betalen. Zorgvastgoed Gebouwen waarin zorginstellingen hun werkzaamheden uitvoeren: ziekenhuizen,verzorgings-en verpleeghuizen, gezondheidscentra, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, psychiatrische instellingen. De totale boekwaarde van zorgvastgoed is 25 miljard euro. Zie: Wet Toelating Zorginstellingen; Kapitaallasten. Zorgverklaring Door de drager ondertekende verklaring waarin iemand vastlegt op welke wijze hij al dan niet, en onder welke condities, medische en verpleegkundige zorg wil krijgen in zijn laatste levensfase. Zie: Euthanasie. Zorgverlener gebonden polis (Eng.: limited providers plan) In de polisvoorwaarden staat dat de verzekerde gebruik dient te maken van bepaalde, door de verzekeraar gecontracteerde zorgverleners. Voorbeelden zijn de Health Maintenance Organizations en de Preferred Provider Organizations in de Verenigde Staten. Zorgvernieuwing Naast het reguliere aanbod aan zorg heeft de overheidextra financiële mogelijkheden (door middel van de beleidsregel innovatie) geschapen om nieuwe vormen van zorg te ontwikkelen. Men vindt de zorgvernieuwingsaanpak
209
onder andere in de gehandicaptenzorg en in de ouderenzorg. Doel van de overheid is flexibilisering en modernisering: het mogelijk maken van meerdere varianten van zorg, los van de traditionele voorzieningen, die goedkoper zijn en ook beter passen bij de behoefte van de hedendaagse, individualistische en op zijn privacy gestelde mens. Zie: Flexizorg. Zorgverzekeraar Verzekeraar die de medische, verpleegkundige en verzorgende risico's verzekert die kunnen voortvloeien uit ziekte en ongevallen. Voorheen ziektekostenverzekeraar of ziekenfonds. Zie: Zorgverzekering; Zorgverzekeringsfonds. Zorgverzekeraars Nederland Brancheorganisatie van de zorgverzekeraars. Zorgverzekering Een variant op de volksverzekering en de basisverzekering. Het Plan-Simons beoogde een zorgverzekering voor iedereen in te voeren. De aard, inhoud en omvang van de te bieden zorg zou los van de voorzieningen en de wijze van uitvoering ‘functioneel' geformuleerd moeten worden (zie: Functionele benadering). Daardoor zouden verzekeraars en aanbieders van zorg meer ruimte krijgen voor praktische invulling van de zorgverlening. Ze zouden daardoor – binnen wettelijke kaders – flexibel kunnen inspelen op zorgbehoeften en zorg op maat kunnen leveren. De zorg zou gefinancierd worden uit procentuele, inkomensafhankelijke premies en uit nominale premies. De procentuele premie zou door de belastingdienst worden geïnd en de nominale premie – waarvan de hoogte concurrerend zou zijn – door de verzekeraars. De door de belastingen geïnde premies zouden samen met rijksbijdragen en eigen bijdragen (ook inkomensafhankelijk) gestort worden in een Centrale Kas, waaruit verzekeraars uitkeringen zouden kunnen krijgen. De uitkering zou niet op basis van de feitelijke kosten worden gedaan, maar een normatief verstrekkingenbudget zou worden toegekend. Dit budget zou per verzekeraar op basis van de samenstelling van het bestand van verzekerden – op grond van bepaalde kenmerken van de verzekerden – verschillen. Zie ook: Basisverzekering, Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeringsfonds Een van de inkomstenbronnen van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars ontvangen hun inkomsten voor ongeveerd helft uit nominale premies en voor de andere helft uit het zorgverzekeringsfonds van de overheid. Dit fonds wordt gevoed via inkomensafhankelijke bijdragen van burgers, die in de meeste gevallen via de werkgever lopen. Zie: Ex ante risicoverevening; Macronacalculatie. Zorgverzekeringswet (ZVW) Wet van 16 juni 2005, opvolger van de Ziekenfondswet (uit 1966, voorheen Ziekenfondsbesluit uit 1941) die regelde dat er ziekenfondsen zijn die tot doel hebben om werknemers (tot een bepaald inkomen) te verzekeren tegen de kosten van geneeskundige hulp. De zorgverzekering is een basisverzekering voor iedereen, waarmee het stelsel van ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeringen is opgeheven. Kernelementen van de ZVW zijn: • een basisverzekering voor iedereen; hierin zit alle noodzakelijk hulp; • burgers kunnen elk jaar van verzekering of verzekeraar veranderen;
210
• verzekeraars moeten iedereen accepteren, dus zonder selectie; • verzekeraars concurreren om de gunst van de verzekerde; • zorgaanbieders worden door concurrentie aangezet tot betere kwaliteit; • compensatie voor mensen met lage inkomens. Alle inwoners van Nederland zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Verzekeraars zijn op hun beurt verplicht om iedereen die zich voor de basisverzekering aanmeldt, te accepteren. De zorgverzekeraars stellen zelf de hoogte van de vaste (nominale) zorgpremie vast. De overheid stelt het verzekerde pakket van de zorgverzekering vast. Voor behandelingen die buiten het pakket vallen, kunnen mensen zich aanvullend verzekeren. Zorgvisie De formulering door een zorginstelling van wat men goede zorg acht. De ‘missie' van de organisatie komt hierin tot uiting, de waarden en normen en datgene waar de organisatie voor staat. In een zorgvisie legt zij de aard en omvang van de doelgroep(en) vast, ook het zorgbeleid, hoe de organisatie is vormgegeven en hoe de accommodatie eruitziet. Omschreven wordt van welke mensvisie en levensbeschouwelijke grondslag de instelling uitgaat en hoe deze vertaald worden in het zorgbeleid en voor welke doelgroep(en) de zorg is bedoeld en waar de zorg uit bestaat. Een visie is organisatorisch van belang als bindmiddel en geeft medewerkers doelgerichtheid en inspiratie. Zie: Brandvalue. Zorgzwaartebekostiging Financiering van de kosten van zorg in de care op basis van de geïndiceerde zorgzwaarte van de patiënt. En niet via een dagprijs die voor elke patiënt gelijk is. Ook cliëntvolgend budget genoemd. Zie: Zorgzwaartepakket. Zorgzwaartepakket (ZZP) Financieringsvorm van intramurale instellingen. Op basis van indicatie wordt voor elke cliënt van een zorginstelling vastgesteld welk budget per dag beschikbaar is. Voor mensen die veel zorg nodig hebben is meer geld beschikbaar dan voor mensen die minder zorg behoeven. Ingegaan per 1 januari 2010. er zijn zorgzwaartepakketten voor de verpleging en verzorging van met name ouderen, voor de zorg voor gehandicapten en voor de GGZ. Z-waardemodel Financieringsmodel (ook wel íngroeimodel’ genoemd) dat er voor moet zorgen dat ziekenhuizen toegroeien naar nagenoeg volledige prestatiebekostiging. Op basis van een vooraf vastgestelde rekenregel die uitgaat van een weging van de historische inkomsten (‘z’) en de gerealiseerde omzet bij prestatiebekostiging (‘1 – z’)wordt de aanvaardbare omzet uitgerekend. Dit gaat als volgt: De aanvaardbare omzet = z*(historische inkomsten) + (1-z)*(gerealiseerde omzet bij prestatiebekostiging) -Hoe lager de ‘z’, des te dichter wordt eindmodel benaderd -Inkomsten/omzet is inclusief B-segment Voorbeeld: -Oude omzet zorgaanbieder X is 100 (FB: 70 FB en B: 30) -Nieuwe omzet: 115 (vast segment: 20; gereguleerd segment: 60; vrije segment: 35)
211
-Stel Z-waarde is 80% De aanvaardbare omzet is dan: 80%*(70+30)+(20%)*(20+60+35)=103. Zorgaanbieder X mag dus eigenlijk 20% van zijn nieuwe omzet houden
212