Zorgprotocol Vroegsignalering & werken met de meldcode 1. Inleiding Wat is vroegsignalering en waarom doen we het? Wanneer zorgwekkende opvoedingssituaties op tijd onderkend worden, kan vroege interventie veel narigheid voorkomen. Per jaar worden in Nederland 107.200 kinderen mishandeld. Eén op de twintig baby’s wordt geschud, gesmoord of geslagen, meestal door één van de ouders. In grote steden loopt dat cijfer zelfs op tot 13 procent. Een derde van de kinderen die geschud worden, overlijdt aan de verwondingen. Nog eens 30 tot 50 procent houdt er een ernstig mentaal of fysiek letsel aan over. Elke week sterft er een kind aan de gevolgen van mishandeling door de ouders. Met vroegsignalering wordt bedoeld het signaleren van risicofactoren die kunnen leiden tot zorgwekkende opvoedingssituaties voor het kind. Factoren die kunnen duiden op een zorgwekkende opvoedingssituatie, worden risicofactoren genoemd. Wanneer deze risicofactoren tijdig worden opgemerkt, kan het ontstaan van ernstige problemen worden voorkomen. Er kan vroegtijdig met interventies worden gestart. Hoe eerder hiermee begonnen wordt, hoe kleiner de kans op het ontstaan van psychische problemen en gedragsmoeilijkheden. Als risicogezinnen vroegtijdig ondersteuning krijgen, kunnen problemen (op latere leeftijd) worden voorkomen. Signaleren is hierbij belangrijk. Signaleren begint vaak met een niet- pluisgevoel. Om hier bewuster mee om te gaan, moet elke kraamverzorgende weten welke signalen en risicofactoren van belang zijn. Als kraamverzorgende: weet je wat risicozorg is en benoem je dit op dezelfde manier; weet je dat als er sprake is van risicozorg er voor- en/of nazorg ingezet kan worden; ken je de inhoud van het privacy-regelement en de Algemene Voorwaarden voor Kraamzorg; ken je de sociale kaart met betrekking tot het onderwerp; weet je op welke signalen je moet letten; weet je hoe je signalen moet rapporteren in de overdracht naar de JGZ, heb je kennis van het vervolgtraject en de mogelijkheden van JGZ; ken je de rolverdeling met betrekking tot kindermishandeling en huiselijk geweld van de kraamverzorgende, de verloskundige en de JGZ; ben je geoefend in het bespreekbaar maken van zorgelijke gezinssituaties; weet je hoe je de TNO checklist vroegsignalering in de kraamtijd kan gebruiken; weet hoe je vroegsignalering koppelt aan signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld; ken je je verantwoordelijkheden die in de meldcode vermeld staan en kun je deze toepassen met uiteindelijk doel het stoppen van het geweld en het toeleiden naar passende hulp.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 1 van 15
1.1 Risicozorg Van risicozorg is sprake als de draaglast van ouders hun draagkracht overschrijdt of er een verhoogd risico is dat dit in de toekomst gebeurt. (Balansmodel van Bakker). De mogelijke gevolgen voor de kinderen zijn dat ze op groeien in een onveilige omgeving met onvoldoende zorg en aandacht. Hierdoor is er een verhoogd risico op verwaarlozing, mishandeling en daardoor een verstoring van hun ontwikkeling. Niet alleen de jeugd(gezondheid)zorg, maar ook de verloskundigen en de kraamzorg hebben een taak op het gebied van risicozorg. Wie vermoedt of signaleert dat kinderen in een risicovolle situatie opgroeien, moet daar iets mee. Dit is onder meer vastgelegd in de beroepscode voor kraamverzorgenden en het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, waar je je als kraamverzorgende aan moet houden. Jij bent als kraamverzorgende een belangrijke schakel in de keten. Jij trekt gedurende een aantal dagen heel intensief met het gezin op en kan je zo een goed beeld vormen van het reilen en zeilen en de draagkracht en draaglast van het gezin. Jij bent voor een korte tijd ‘onderdeel’ van het gezin. Kraamverzorgenden zijn vaak heel betrokken bij het gezin. Daardoor signaleren zij veel, bijvoorbeeld of er sprake is van risicozorg. Het eerste signaal dat er iets mis is, is vaak een niet-pluis gevoel. Om daar goed mee om te gaan, is kennis van de risicofactoren en -signalen nodig. (bijlage 1 en 2)
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 2 van 15
2. Vroegsignalering en het LIP Kraamzorg Vroegsignalering maakt deel uit van kraamzorg. Dit betekent als er sprake is van vroegsignalering je kunt herindiceren op de zorg. Op inhoudelijke gronden kan de kraamzorg uitgebreid worden. Deze uitbreiding is in het LIP Kraamzorg terug te vinden bij het product observeren, signaleren en rapporteren, onder meer bij “instabiele gezinssituatie”. Daaronder valt onder andere: signaleren van de risicofactoren bespreken van de signalen met het gezin schrijven van de rapportage overdragen en rapporteren aan verloskundige/huisarts en/of collega’s Bij het product voorlichting en instructie wordt het signaleren van risicofactoren ook benoemd. Is er sprake van een zorgelijke (opvoedings-)situatie, dan kan dit als factor voor meerzorg worden gehanteerd. De verloskundige kan bij de herindicatie - in overleg met de kraamverzorgende - de uren uitbreiden tot 80 uur kraamzorg, verdeeld over 10 dagen. 2.1 Signalen en risicofactoren: werken met de TNO checklist vroegsignalering in de kraamtijd Voor de kraamzorg is door TNO Kwaliteit van leven een vroegsignaleringsinstrument ontwikkeld, in opdracht van het Ministerie van VWS. TNO heeft o.a. gezocht naar risicofactoren die gerelateerd zijn aan het optreden van kindermishandeling, gedragingen die kunnen leiden tot kindermishandeling of een verstoorde ouder- kind relatie (bijlage 1). Dit heeft geleid tot een lijst met risicosignalen die kraamverzorgenden bij uitstek kunnen waarnemen als zij in gezinnen werken (bijlage 2). In de TNO checklist vroegsignalering in de kraamtijd is een onderverdeling gemaakt in baby, moeder, andere (eigen) kinderen, gezinssituatie, woon/leefsituatie en overige categorieën. Deze lijst ondersteunt de kraamverzorgende bij het signaleren van eventuele knelpunten of problemen in het kraamgezin. Dit bevestigt of ontkracht haar vermoedens, een niet-pluis gevoel of zorgen om een gezin. Het gaat na op welk terrein er zorgen zijn en welke ondersteuning wenselijk is om kind en ouders een goede start te laten maken. Die hulpvraag en/of zorg om het gezin bespreekt de kraamverzorgende of draagt ze over aan de verloskundige en/of Jeugdgezondheidszorg die hiermee verder gaan. Naast de checklist blijft de eigen professionele indruk van de kraamverzorgende belangrijk. Het is aan de deskundigheid van de kraamverzorgende om de gesignaleerde knelpunten en problemen op de juiste waarde te schatten en zo nodig te bespreken of Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 3 van 15
over te dragen aan de Kraamzorgorganisatie, de verloskundige en/of de Jeugdgezondheidszorg. Bij iedere categorie worden voorbeelden gegeven van risicofactoren. Bij de moeder staat bijvoorbeeld: ‘De moeder lijkt zich ongelukkig te voelen/zich niet goed in haar vel te voelen’. Bij de gezinssituatie is één van de risicofactoren: ‘Er is sprake van alcohol- en drugsgebruik in het gezin’.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 4 van 15
3. Werken met de meldcode1 Elke kraamzorgorganisatie en elke ZZPer werkzaam in de kraamzorg, is verplicht te werken met de meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. De verloskundige is altijd de eerst verantwoordelijke als het gaat om het melden van zorgelijke gezinssituaties bij Veilig Thuis2. De kraamverzorgende bespreekt haar zorgen daarom met de verloskundige. Wil of kan de verloskundige niet melden, én de kraamverzorgende schat in dat de veiligheid van kind(eren) of ouders in het geding is, dan heeft de Kraamzorgorganisatie (en de ZZPer) een eigen verantwoordelijkheid. De kraamverzorgende overlegt in dergelijke gevallen altijd met de organisatie waarvoor zij werkt. Het is aan te bevelen dat kraamverzorgenden nooit zelf melden. De verantwoordelijke van de Kraamzorgorganisatie doet dit namens de organisatie. Hiermee geeft de Kraamzorgorganisatie aan, als organisatie verantwoordelijk te zijn. Dit haalt wellicht ook druk af van de schouders van de kraamverzorgende. Van belang is, dat melden altijd tot doel heeft te zorgen dat het geweld stopt. Waar mogelijk werkt de kraamverzorgende transparant met de cliënt, omdat dit het meeste kans van slagen geeft op draagvlak voor toekomstige hulp aan de cliënt. Samen met kraamzorgorganisatie maakt de kraamverzorgende de inschatting of de veiligheid van kind(eren) en/of één van de ouders in het geding kan komen, als open met de cliënt wordt gecommuniceerd over de zorgen en over de eventuele melding. Veilig Thuis heeft veel expertise in huis als het gaat om (mogelijk) huiselijk geweld en kindermishandeling. De kraamverzorgende kan in overleg met de kraamzorgorganisatie ook besluiten om Veilig Thuis te benaderen voor overleg en/of advies.
3.1 De Meldcode app Het ministerie van VWS heeft een Meldcode app ontwikkeld. De app bevat de stappen van de Meldcode en geeft uitleg over het gebruik. De app geeft informatie over de locaties van Veilig Thuis en het nationale Veilig Thuis alarmnummer 0800 20000. Ook gaat de app in op het beroepsgeheim. Aan de Meldcode-app van VWS is een wegwijzer toegevoegd met drie vragen die iedereen zich moet stellen over de veiligheid van een kind:: 1. Is er direct fysiek gevaar? 2. Belemmert de opvoeding een veilige en gezonde ontwikkeling? 3. Zijn er risico’s voor de veiligheid in de nabije toekomst? Ook is informatie toegevoegd over de kindcheck en specifieke geweldsvormen. 1
2
http://www.handelingsprotocol.nl/
Vanaf 1-1-2015 is Veilig Thuis de naam van de voormalige Advies- en Meldpunten Kindermishandeling.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 5 van 15
4. Samen werken in de keten De samenwerking in de keten is van groot belang bij risicozorg. Als kraamverzorgende ben je intensief, maar kortdurend aanwezig in het gezin. Je kunt niet alles zelf oplossen. Jouw observaties, signalen en rapportages dragen bij aan de inzet van passende ondersteuning van het gezin. Voor het gezin is continuïteit van zorg belangrijk. Ondersteuning heeft meer kans als de cliënt er achter kan staan, als er draagvlak is. Zorgvuldig handelen in de keten is daarbij heel belangrijk. De SBAR-methode (bijlage 4) en de TNO checklist vroegsignalering in de kraamtijd ondersteunen je daarbij. Zoveel als mogelijk werken de Kraamzorgorganisaties transparant, dat wil zeggen dat je altijd met de cliënt bespreekt welke stappen je zet en wat je communiceert met ketenpartners. Daarop is één uitzondering: als je denkt dat de veiligheid van baby en/of cliënt gevaar loopt bij bespreking in het gezin, dan kan het van belang zijn, stappen te zetten, zonder overleg met de cliënt. Dat overleg je altijd met de organisatie waarvoor je werkt en je legt het vast.
4.1 Samen werken met verloskundigen Als je risico’s signaleert en je zet risicozorg in, dan is het noodzakelijk om met de verloskundige te overleggen. De verloskundige is eindverantwoordelijk voor het kraambed en kan zo nodig doorverwijzen naar specialistische hulp. Zie jij ook wat ik zie en zie ik het goed? Ik maak mij zorgen! Gebruik hiervoor de SBAR methode. Voor effectieve vroegsignalering is het belangrijk dat deze vragen gesteld kunnen worden. Dit vraagt om een laagdrempelige, open communicatie tussen kraamverzorgende en verloskundige. 4.1.1 Met wederzijds respect overleggen met verloskundigen Verloskundigen en kraamverzorgenden hebben een andere plaats in de keten en dus ook een andere kijk op het gezin. Daarbij is de wijze van verwoorden vaak verschillend. Kraamverzorgenden uiten hun zorg meestal beschrijvend en verhalend. Verloskundigen zijn meer analytisch ingesteld. Dit kan leiden tot een ineffectieve samenwerking, men spreekt niet elkaars taal. Voor een effectieve samenwerking is wederzijds respect voor ieders deskundigheid en opvatting nodig. Als
kraamverzorgende: respecteer je de inbreng van de verloskundige neem je je eigen waarneming serieus kies je een rustig moment om (telefonisch) te overleggen met de verloskundige Gebruik je SBAR methode: start bv met (De S van situatie): ‘Ik ben ongerust want…’. of: ‘Ik maak mij zorgen omdat…’ geef je aan wat je ziet, wat je opvalt; beperk je zoveel mogelijk tot de feiten. Als je op deze manier met elkaar in gesprek gaat, maak je optimaal gebruik van elkaars deskundigheid om zo recht te doen aan het belang van het kind. Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 6 van 15
4.2 Samen werken met de jeugdgezondheidszorg Door een goede overdracht van de kraamzorg naar de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) krijgen ouders en kind(eren) ook na de kraamtijd aandacht en ondersteuning op maat. Het is daarbij belangrijk om het gezin in zijn geheel te bezien. Dit betekent dat de overdracht zich niet beperkt tot moeder en kind. Door je observatie van het hele gezin, inclusief de andere kinderen, heb je ook een indruk van de opvoedings-competenties van de ouders en de situatie waarin de kinderen opgroeien. Je kunt hierover je zorgen hebben. Als je die deelt en uitspreekt naar de ouders kun je ook samen overleggen wat en hoe je zult overdragen naar de JGZ. Stel gewoon de vraag: “hoe zal ik dat opschrijven?” of kom zelf met een suggestie. Als je mondeling overdraagt kun je ook dat noteren in de overdracht. Je kunt overwegen om de overdracht naar de JGZ plaats te laten vinden in het bijzijn van de cliënt. Dat stelt je in staat om samen met de cliënt een ondersteuningsvraag te formuleren voor de jeugdgezondheidszorg. Jouw professionele blik en de vraag van de cliënt worden zo optimaal op elkaar afgestemd. De cliënt ervaart ook dat je open en zorgvuldig over je zorgen communiceert. Hierdoor kan meer draagvlak ontstaan voor ondersteuning door de JGZ. 4.3 Samen werken met andere ketenpartners Aan de lijst met risicofactoren in bijlage 1 zie je dat het bij vroegsignalering kan gaan om heel diverse factoren. Soms kun je met inzet van laagdrempelige eerstelijnszorg de cliënt ondersteunen. Waar het gaat om onze vaste ketenpartners bijv. Mamacoach, lactatiekundige, enz.) kun je de cliënt doorverwijzen en/of in contact brengen met de betreffende service. Daarvan doe je melding in het zorgdossier en bij de verloskundige. Wanneer er meer ondersteuning nodig is, is de verloskundige de eerst verantwoordelijke. Denk daarbij bijvoorbeeld aan verslavingsproblematiek, inzet psychiatrie, jeugdzorg, e.d. Je overlegt in dat geval met de verloskundige met behulp van de SBAR-methode. Hiervan doe je verslag in het zorgdossier. Waar het gaat om het melden van (vermoedens van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling is Veilig Thuis een belangrijke ketenpartner. Zij kunnen ook worden benaderd voor overleg, vragen of advies.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 7 van 15
5. Samenvattend stappenplan
je hebt vastgesteld dat er in je kraamgezin sprake is van risicozorg; je hebt met behulp van de TNO checklist vroegsignalering in de kraamtijd woorden gegeven aan je “niet pluis gevoel”; je maakt je zorgen met het kraamgezin bespreekbaar (zie bijlage 3); je hebt met de verloskundige je zorgen besproken; je hebt, met toestemming van verloskundige en het kraamgezin, contact met de JGZ verpleegkundige; je regelt in de situatie waar sprake is van risicozorg een warme overdracht, waarbij zo mogelijk de overdracht aan de JGZ-verpleegkundige plaats vindt tijdens de kraamzorg in aanwezigheid van het kraamgezin en de kraamverzorgende; voor het gesprek met het gezin, voor de overdracht naar de JGZ gebruik je de tips uit bijlage 3; als de situatie dit vraagt zet je de stappen van de meldcode ( V&VN meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld).
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 8 van 15
Bijlage 1
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 9 van 15
Bijlage 2 De risicofactoren Risicofactoren zijn vaak een combinatie van: 1. de achtergronden van de ouders 2. kenmerken van het kind 3. omgevingskenmerken
ad 1. Achtergronden van de ouders
Traumatische jeugdervaringen Ouders die als kind zelf mishandeld, verwaarloosd of misbruikt zijn, kunnen moeite hebben om liefde en warmte aan hun kinderen te geven. Ze zijn niet in staat om hun kind anders op te voeden dan op de manier die zij zelf ervaren hebben. Alcohol- of druggebruik Verslaafde ouders zijn zo met zichzelf bezig dat de zorg voor hun kinderen erbij inschiet. Bovendien veroorzaakt het alcohol- en druggebruik nogal eens agressieve uitbarstingen. Overspannen verwachtingen Veel (aanstaande) ouders hebben een geïdealiseerd beeld van wat het inhoudt om kinderen te hebben. Ze realiseren zich onvoldoende dat een kind een voortdurend appel op zijn ouders doet en dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Als de zorg tegenvalt, kan het kind daarvan de dupe worden. Onwetendheid Vaak weten ouders niet wat ze van een kind op een bepaalde leeftijd kunnen verwachten. Ze stellen dan niet-realistische eisen en zijn teleurgesteld als het kind daar niet aan voldoet. Onterecht wordt het kind dan voor ongehoorzaam, onwillig of stout uitgemaakt en gestraft. Heel jonge ouders Deze ouders kunnen vaak de verantwoordelijkheid niet aan die het hebben van een kind met zich meebrengt. Jonge meisjes willen soms een kind om hun eigen tekort aan liefde aan te vullen. De baby is dan een vervanging. Ouders met een verstandelijke beperking of ouders met een psychiatrisch ziektebeeld.
ad 2. Kenmerken van het kind Voorbeelden hiervan zijn: Te vroeg geboren kind Doordat de baby in de couveuse moet liggen, komt de band tussen ouders en kind moeizamer tot stand. Bovendien hebben deze baby’s vaak voedingsstoornissen en huilen ze veel. Deze problemen kunnen ouders het gevoel geven dat ze het niet goed doen en dat het kind hen afwijst. Een baby die veel huilt Een constant huilende baby kan ouders tot het uiterste drijven, zeker bij oververmoeidheid of het ontbreken van steun uit de omgeving. Dit wordt nog versterkt als ouders elkaar gaan verwijten dat zij het kind niet stil kunnen houden. Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 10 van 15
Een niet gewenst en/of geaccepteerd kind Sommige kinderen zijn niet gewenst door kun ouders. Zij worden niet geaccepteerd. Redenen kunnen zijn: het kind is een meisje terwijl de ouders liever een jongen hadden gewild of andersom; het kind lijkt op een gehaat familielid. Zeer beweeglijke, zeer drukke kinderen Dit soort kinderen stelt het geduld van de ouders zeer op de proef. Geestelijk of lichamelijk gehandicapte kinderen Soms hebben gehandicapte kinderen gedragsstoornissen. De ouders kunnen zich schuldig voelen of het kind afwijzen. Het is voor ouders moeilijk te accepteren dat hun kind zo is. Stiefkinderen Acceptatieproblemen in stiefgezinnen kunnen een grote rol spelen.
ad 3. Omgevingskenmerken Sociaal- economische factoren Factoren als geldgebrek, werkloosheid en een slechte behuizing oefenen extra druk uit op een gezin. Vaak is er sprake van een opeenstapeling van factoren, die gevolgen hebben voor de opvoeding van de kinderen. Migrantengezinnen en vluchtelingen komen in Nederland in voor hen soms sterk afwijkende omstandigheden terecht. Dit kan tot extra spanningen in gezinnen leiden. Dit geldt ook voor ongastvrije reacties uit de autochtone hoek. Spanningen in het gezin Ouders die veel stress hebben door ziekte, overbelasting, huwelijksproblemen of problemen op het werk reageren hun spanningen soms op hun kinderen af. Dit gevaar is vooral aanwezig als de draaglast van de ouders hun draagkracht te boven gaat. Sociaal isolement Het gezin kan extra onder druk komen te staan als er weinig contact met buurt, familie en kennissen is. Ook gezinnen die veel verhuizen en nergens ‘wortelen’ kunnen in een isolement terecht komen. De ouders staan er dan alleen voor. Ze hebben geen ondersteuningsmogelijkheden en er is weinig sociale controle op hun doen en laten. Bij alleenstaande ouders weegt dit isolement extra zwaar. Sommige ouders kiezen zelf voor isolement, bijvoorbeeld om mishandeling verborgen te houden.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 11 van 15
Bijlage 3 Welke signalen zijn van belang? (Lijst met signalen uit het TNO rapport „Preventie en Vroegsignalering van risicogezinnen in de Kaamperiode‟) 1. Baby baby huilt veel of de ouders vinden dat de baby veel huilt Geef hierbij aan hoeveel uur per dag de baby huilt. 2. Moeder moeder lijkt zich ongelukkig te voelen/ zich niet goed in haar vel te voelen moeder laat merken dat ze het niet goed aan kan problemen in het contact met de baby, bijvoorbeeld moeder: o maakt geen oogcontact met de baby o zegt geen bemoedigende woorden tegen de baby o houdt de baby niet graag vast moeder heeft een afkeer van de verzorging van de baby moeder raakt erg van streek van het huilen van de baby moeder lijkt niet van de baby te genieten 3. Andere (eigen) kinderen ander kind is onverzorgd (niet aangekleed, krijgt onvoldoende eten, enz.) gewoonte om ander kind alleen te laten zonder begeleiding strenge straffen (zoals slaan, opsluiting) ouders schreeuwen veel tegen kinderen blauwe plekken of andere verwondingen bij een kind ander kind trekt meer naar kraamverzorgende toe dan naar de ouders ouders stellen weinig grenzen en geven weinig structuur aan kinderen 4. Gezinssituatie ouders blijven zeggen dat ze teleurgesteld zijn over het geslacht van de baby of dat de baby ongewenst is. alcohol- of drugsmisbruik in het gezin vader heeft de neiging van slag te raken en boos te worden geweld of ruzie tussen ouders er is niet veel steun van de partner de kraamverzorgende voelt zich niet prettig in dit gezin ouders hebben een vijandige houding naar de kraamverzorgende financiële zorgen/ armoede in het gezin 5. Woon-/leefsituatie de communicatie met de moeder verloopt moeizaam gezin heeft weinig steun van familie en vrienden 6. Overige Hier kun je iets opschrijven wat niet onder de andere kopjes past maar wat je wel belangrijk vindt om door te geven.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 12 van 15
Bijlage 4 ‘Wat onder woorden gebracht is, bestaat’ Tips voor het bespreekbaar maken van emotioneel beladen onderwerpen. Meestal komen ouders bij jou met een (hulp)vraag. Bij het niet- pluisgevoel is dat andersom: jij hebt en vraag, jij hebt een probleem, jij maakt je zorgen. Ga uit van: zorgen uiten in plaats van beschuldigen zien en benoemen in plaats van oplossen niet denken voor maar met de ouders
Voorbereiding Een gesprek over een ‘gevoelig’ onderwerp is voor de meesten niet eenvoudig. Een goede voorbereiding is het halve werk. Welke gegevens heb je, wat heb je waargenomen, welke vragen heb je? Schrijf dit voor jezelf eerst op; dat kan helpen. Denk ook na over de start van het gesprek. Wat is je eerste zin…?
Tips voor het brengen van ‘de boodschap’
Stel de ander op haar gemak Spreek je zorg uit of geef aan waar je over wilt praten Ik maak mij zorgen om…….. Het valt mij op dat…………… Mag ik met jou eens praten over…… Niet te veel tegelijkertijd 2 tot 3 dingen is voldoende. Geef de ander ruimte om te reageren, neem de grenzen die de ander aangeeft serieus. Vraag: wat vind je ervan om dit te horen? Benoem wat je ziet en check of dat klopt. Stel open vragen: o Hoe zie jij dat? o Wat vindt jij o Vertel eens? o Hoe ging dat? Bied veiligheid door af te spreken hoe je met de informatie omgaat. o Waar ben je bang voor? Vraag door op onderwerpen die de ander aangeeft. o Wil je daar wat meer over vertellen? Ga in op de opgeroepen emoties. o Ik zie je verdrietig wordt. Vat af en toe samen en check of de samenvatting klopt. Verduidelijk, als dat nodig is, jouw kijk op de situatie. Maak samen afspraken over de te volgen stappen. Biedt een hoopvol toekomstbeeld Met hulp komt er….. Vraag ook: wat zou jij willen? Indien er een rapportage gemaakt wordt, formuleer dan samen hoe het gesprek genoteerd wordt.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 13 van 15
Sluit het gesprek op een prettige manier af, spreek vertrouwen uit.
TIPS voor het rapporteren: Voorbeelden moeder: mevrouw voelt zich nog niet uitgerust na de bevalling mevrouw geeft aan dat ze zich nog niet zeker voelt in de omgang met en verzorging van de baby mevrouw moet nog erg wennen aan de baby door de zware bevalling en het lange verblijf in het ziekenhuis Voorbeelden baby: de ouders vinden dat de baby erg veel huilt (willen graag ondersteuning hoe ermee om te gaan) de baby heeft nog een erg wisselend slaap-waakritme de ouders volgen een eigen werkwijze bijvoorbeeld met betrekking tot het advies over…roken, voorkeurshouding, rust en regelmaat, enzovoort Voorbeelden andere kinderen: moeder vindt dat Petra van 2 slecht luistert: wil graag tips de andere kinderen hebben nog erg veel moeite met het wennen aan de nieuwe situatie Janneke van 2 zit het grootste deel van de dag in de box Roderick van 3 eet erg slecht: ouders willen hierbij graag ondersteuning door baby Bastiaan vertoont Sabien ander gedrag: komt onder andere ’s nachts uit bed woonleefsituatie: Verzorging kind(eren) is vooral een taak van de moeder door … (drukke baan partner etc.) Moeder ziet tegen de zorg en opvoeding op, omdat ze weinig familie heeft waar ze op terug kan vallen.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 14 van 15
Bijlage 5 (zie ook SBAR-procedure)
SBAR
Communicatie-instrument
I
Identificatie Meld je functie en naam
S
Situatie Ik bel over < naam en adres cliënt> Het probleem waar ik over bel <probleem> Vitale functies:
B
Background (achtergrond) Indien relevant: medische voorgeschiedenis en andere belangrijke informatie
A
Assessment (beoordeling) Ik denk dat dit het probleem is of Ik weet niet wat het probleem is, maar de cliënt
R
Recommendation (aanbeveling) Hoe vaak wil je dat ik de controles doe en bij welke waarden wil je weer gewaarschuwd worden? Samenvatten: We hebben afgesproken dat Noteer de afspraken op het afsprakenblad in het zorgdossier
.
Zorgprotocol Vroegsignalering en meldcode Documenteigenaar: KCKZ Versie: 0.2
Vastgesteld d.d.01-09-2015 Evaluatie d.d. 01-09-2016 Pagina 15 van 15