Fiscaal adviseur JS ni eu w s de ce
s en accountant
s BV
m be r 2012
12 Ei nd ej aa rt ip s 20 m er s ne er vo or IB -o nd
Zorg voor een urenadministratie! Het urencriterium is de sleutel tot vele fiscale gunstregelingen voor IB-ondernemers. Denk aan de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de fiscale oudedagsreserve, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek.
Stel winst uit tot 2013 Per 1 januari 2013 gaat de MKB-winstvrijstelling omhoog, van 12% naar 14% van de winst. Dat maakt het aantrekkelijk om winst over 2012 ‘door te schuiven’ naar 2013. Probeer zoveel mogelijk winst over dit jaar uit te stellen tot in 2013: dat levert u een hogere MKB-winstvrijstelling op. Bijvoorbeeld door de vrijval van de herinvesterings- of kostenegalisatiereserve uit te stellen tot 2013, door de notariële akte tot verkoop van een bedrijfsmiddel met winst uit te stellen tot begin volgend jaar, te wachten met een gedeeltelijke vrijval van uw oudedagsreserve, enz.
U moet aannemelijk maken dat u ten minste 1.225 uur aan de onderneming heeft besteed. Als u geen startende ondernemer bent, en u verricht naast het werk voor uw onderneming nog andere werkzaamheden (in of buiten dienstbetrekking), dan moet u tevens aannemelijk maken dat van de voor werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft is besteed aan uw onderneming. Het is noodzakelijk dat u bijhoudt hoeveel uren u voor de onderneming bezig bent en wat u in die tijd heeft gedaan. Een achteraf opgemaakte urenstaat en/of een te globale urenstaat kan ertoe leiden dat de zelfstandigenaftrek en enkele andere ondernemersfaciliteiten worden geweigerd. Bij de bestede uren moet u niet alleen denken aan de directe uren. Ook de indi-
recte uren kunnen meetellen. Denk hierbij aan reisuren (ook het woon-werkverkeer), overleg, telefoongesprekken met klanten, administratievoering, enz. Veel zelfstandigen/ondernemers kunnen door de huidige economische crisis minder declarabele uren maken. Zij wijken noodgedwongen uit naar meer indirecte werkzaamheden, zoals acquisitie, een andere opzet voor de bedrijfsadministratie of het opmaken van een nog mooiere website. Dergelijke indirecte werkzaamheden worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, de daaraan bestede uren tellen dan ook gewoon mee voor het urencriterium.
Starter: voorbereidingstijd telt mee voor urencriterium Een starter voldoet aan het urencriterium als hij per jaar ten minste 1.225 uur in én voor zijn onderneming werkt. Wordt de onderneming in de loop van het jaar gestart, dan blijft de urengrens onverkort op 1.225 uur gehandhaafd: er vindt géén tijdsevenredige vermindering plaats. Voor de 1.225 uren tellen alle uren van directe én indirecte werkzaamheden. Ook de tijd die gespendeerd wordt aan het op peil houden of brengen van algemene vaardigheden als ondernemer. Ook de voorbereidingstijd om de onderneming van de grond te krijgen. Denk aan de uren die besteed worden voor het schrijven van een businessplan, het volgen van seminars, het overleggen met potentiële financiers, de contacten met de Kamer van Koophandel of het bouwen van een goede website. Zelfstandigen zonder personeel (met een verklaring arbeidsrelatie voor winst uit onderneming of als directeur-grootaandeelhouder) en alle andere starters mogen deze uren meetellen om aan het urencriterium te voldoen.
Wonen en werken in één pand: meer kostenaftrek De ondernemer die in zijn privéwoning woont én werkt, kan de kosten van de werkruimte in zijn woning slechts als bedrijfskosten opvoeren als er sprake is van een ‘kwalificerende werkruimte’. Is dat het geval, dan is een beperkte kostenaftrek mogelijk: de wet staat een jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van 4% van de verkoopwaarde van het gedeelte van de woning dat als werkruimte wordt gebruikt. De Hoge Raad heeft deze regeling genuanceerd: de aftrekbeperking ziet uitsluitend op de gebruiksvergoeding, de ondernemer kan daarnaast ook kosten in aftrek brengen die in huurverhoudingen normaliter ten laste van de huurder komen. Vergeet u niet deze aanvullende kosten op te voeren?
Zelfstandigenaftrek steeds meer beperkt De zelfstandigenaftrek wordt steeds verder uitgehold. Per 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek verder beperkt en omgezet in een vaste aftrekpost, een basisaftrek van € 7.280. Deze vaste aftrek vervangt de zelfstandigenaftrek met acht schijven, waarbij de aftrek hoger wordt naarmate de winst uit onderneming lager is. Het kabinet wil deze ‘straf op groei’ wegnemen. De vaste basisaftrek betekent een lagere aftrek voor ondernemers met een winst uit onderneming tot afgerond € 18.500, ondernemers met een winst boven de € 53.500 gaat er met de vaste aftrek op vooruit, hun aftrek wordt hoger. De aanpassing van de zelfstandigenaftrek is de eerste stap van het kabinet om de bestaande ondernemersfaciliteiten te gaan vervangen door één geïntegreerde ondernemersfaciliteit, die gericht zal zijn op het bevorderen van winstgevend ondernemerschap. Dat kan uitmonden in een aparte box in de inkomstenbelasting voor ondernemers, een winstbox waarbij de ondernemersfaciliteiten opgaan in een lager, proportioneel tarief voor de winstbelasting. Invoering van een winstbox betekent een ingrijpende wijziging van het stelsel van de inkomstenbelasting, het kabinet gaat de mogelijkheden van een aparte winstbox verkennen.
ZZP-er: forse aftrekpost voor werkruimte in huurwoning De ondernemer die een gedeelte van zijn huurwoning voor zijn onderneming gebruikt, kan het huurrecht van die woning – binnen de grenzen van de redelijkheid – tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. Die keuze kan hem een leuke kostenaftrek opleveren. De belastingrechter in Arnhem heeft aanvaard dat een ZZP-er het huurrecht van haar woning tot het ondernemingsvermogen rekende. De ZZP-er gebruikte 25% van de ruimte in haar woning voor zakelijke doeleinden. Door de kwalificatie als ondernemingsvermogen kon zij alle kosten van de huurwoning – de huur plus alle andere kosten – in aftrek brengen op de winst en moest zij voor haar woongenot een onttrekking in aanmerking nemen van (de bij wet forfaitair voorgeschreven) 1,35% van de WOZ-waarde van haar woning.
Plan firma-investeringen
€
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een fiscale stimulans voor investerende ondernemers. De ondernemer die in een jaar voor meer dan € 2.300 in premiabele bedrijfsmiddelen investeert, krijgt een aftrek van 28% van het investeringsbedrag, tot een maximum van € 15.470. Bij investeringen boven de € 102.311 wordt de aftrek stapsgewijs minder, bij investeringen boven de € 306.931 wordt geen aftrek meer verleend.
Ondernemers die hun onderneming in de vorm van een firma of maatschap drijven, moeten zich realiseren dat voor de KIA de totale investering door de firma of maatschap in enig jaar beslissend is, en niet de investering per vennoot. Voor die samentelling is niet vereist dat de firma of maatschap het gehele jaar door dezelfde vennoten heeft gehad. Indien een firmant (mee)investeert in de firma én in datzelfde jaar investeert in bijvoorbeeld zijn buitenvennootschappelijk
bedrijfspand, wordt de KIA bepaald door het totale investeringsbedrag. Dat leidt al snel tot een lagere KIA, over het aandeel in de investeringen in de firma én over de investeringen in het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. U kunt een dergelijke samenloop van investeringen in de firma én in uw buitenvennootschappelijk bedrijfsvermogen in hetzelfde jaar beter dan ook beter vermijden. Het spreiden van die investeringen levert meer KIA op.
Auto op de zaak of in privé?
Woon-werkpand: van privé naar ondernemingsvermogen In deze economisch moeilijke tijden daalt de waarde van vastgoed over de gehele linie, bedrijfspanden én woonhuizen dalen vele procenten in waarde. Als u als ondernemer uw woon-werkpand tot uw privé vermogen heeft gerekend, is deze waardedaling fiscaal niet aftrekbaar: u moet die waardedaling in privé nemen. Staat het vastgoed (terecht) op de balans van een onderneming, dan kan de waardedaling van het vastgoed in mindering worden gebracht op het bedrijfsresultaat, uiterlijk op het tijdstip dat het verlies zich bij verkoop van het pand manifesteert. Daalt uw woon-werkpand in waarde? Of vreest u dat die waardedaling zich binnenkort zal voordoen? Ga dan (met uw adviseur) na welke mogelijkheden er zijn om dat pand alsnog op de bedrijfsbalans op te voeren. Zo’n herziening van de vermogensetikettering is toegestaan bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden. En die kan geënsceneerd worden!
Bent u van plan om binnenkort een nieuwe auto aan te schaffen? Ga dan goed na of u de auto op de zaak of in privé gaat kopen. Houdt u de auto in privé, dan mag u voor de zakelijke kilometers (waaronder ook het woon-werkverkeer) € 0,19 per kilometer in aftrek op uw winst brengen. Zet u de auto op de zaak, dan zijn alle kosten die op de auto betrekking hebben aftrekbaar als bedrijfskosten. Voor het privégebruik van de auto moet u dan een onttrekking in aanmerking nemen. Rijdt u meer dan 500 kilometer privé, dan is de onttrekking voor privégebruik in beginsel 25% van de cataloguswaarde van uw auto. Dat kan bij zuinige, milieuvriendelijke auto’s lager zijn, te weten 20%, 14% of 0%. Als u met een sluitende rittenadministratie aan kunt tonen dat u jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers heeft gemaakt, hoeft u geen onttrekking in aanmerking te nemen.
De belastingrechter heeft onlangs nog beslist dat lunchkilometers – de kilometers die u tussen de middag maakt om van kantoor naar huis en vice versa te rijden als u thuis gaat lunchen – geen privékilometers zijn. Zijn de totale kosten van uw auto van de zaak minder dan het bedrag van de bijtelling, dan blijft de bijtelling beperkt tot het bedrag van de autokosten dat als bedrijfskosten in aftrek is gebracht. Per saldo komen er dan geen autokosten ten laste van de winst. Let op: op een eenmaal gemaakte keuze – de auto op de zaak of in privé – kunt u niet zonder meer terugkomen. Dat is slechts mogelijk als sprake is van een bijzondere omstandigheid, zoals een ingrijpende wijziging in het gebruik van de auto of een wetswijziging. Het is dus van belang om ten tijde van de aanschaf van de auto een weloverwogen keuze te maken.
Stel de dotatie aan de oudedagsreserve veilig
Een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner Indien uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U heeft de keuze uit drie mogelijkheden (als u geen man/vrouwfirma bent aangegaan), te weten: u kunt een dienstbetrekking met uw partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek. Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruik maken van faciliteiten in de loonbelasting. In deze situatie is uw partner overigens wel verplicht verzekerd ingevolge de werknemersverzekeringen en derhalve premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Indien u uw partner een reële arbeidsbeloning toekent, kunt u deze vergoeding als arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt. Let op: U moet de arbeidsbeloning periodiek aan uw partner betalen. Betaling dient plaats te vinden op een bank- of girorekening die op naam van de partner staat; desgewenst kunt u de vergoeding periodiek overmaken op een en/of rekening. De meewerkaftrek is een faciliteit waarbij u in verband met de arbeid van uw in de onderneming meewerkende partner een forfaitair vast te stellen percentage, oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, ten laste van de winst kunt brengen. Indien de meewerkaftrek wordt toegepast wordt uw meewerkende partner niet zelfstandig in de belastingheffing betrokken. U kunt de meewerkaftrek toepassen indien u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in het kalenderjaar gedurende ten minste 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te ontvangen die u ten laste van uw winst heeft kunnen brengen. De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Van belang is onder meer in welke tariefschijf u en uw partner vallen, het aantal uren dat uw partner meewerkt in de onderneming, de hoogte van de genoten beloning enzovoort. Bij kleinere arbeidsbeloningen zal toepassing van de meewerkaftrek doorgaans voordeliger zijn. Laat uw adviseur nog voor het einde van het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.
Om de dotatie aan uw oudedagsreserve over dit jaar veilig te stellen is het verstandig om nog vóór het eind van het jaar na te gaan of uw ondernemingsvermogen eind 2012 ten minste gelijk zal zijn aan uw oudedagsreserve per ultimo 2011 plus de verwachte toevoeging over 2012. Als dit niet zo is dan kunt u nog maatregelen treffen om uw ondernemingsvermogen te verhogen. Let daarbij bijvoorbeeld op de mogelijkheden van etikettering van keuzevermogen. De oudedagsreserve is een bedrag dat u opzij mag zetten om te sparen voor uw oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft u voorlopig geen belasting te betalen: u krijgt uitstel van betaling. U bouwt uw oudedagsreserve op door jaarlijks een bedrag aan uw oudedagsreserve toe te voegen. Hiertoe bestaat geen verplichting. Voorwaarde is wel dat u voldoet aan het urencriterium. Er is een maximumbedrag dat u jaarlijks mag toevoegen. Voor 2012 is de toevoeging aan de oudedagsreserve 12% van de winst die u als ondernemer in Nederland heeft behaald. De maximale toevoeging is dit jaar € 9.542, tenzij de oudedagsreserve door de toevoeging boven het ondernemingsvermogen uitkomt. In dat geval mag u maximaal toevoegen tot uw oudedagsreserve even groot is als uw ondernemingsvermogen. Deze toevoeging aan de reserve vermindert de belastbare winst. De stand van de opgebouwde oudedagsreserve moet u vermelden op de balans in de jaarstukken van uw onderneming. Bent u ondernemer van meerdere ondernemingen, dan kunt u de opgebouwde oudedagsreserve verdelen over de balansen van al uw ondernemingen.
Man/vrouwfirma: laat uw partner tekenen! Drijft u samen met uw partner uw onderneming in een firma of maatschap? Wilt u beiden als ondernemer worden aangemerkt? Zorg er dan voor dat u beiden binnen de onderneming ‘rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming’. U moet beiden rechtstreeks aansprakelijk zijn voor schulden van de onderneming. Om aan te tonen dat ook de ondersteunende partner binnen de onderneming rechtstreeks aansprakelijk is, moet u er voor zorgen dat die partner regelmatig een zakelijk contract met een leverancier of afnemer afsluit. Zorg ervoor dat uw partner die deal ondertekent. Daarmee stelt u het fiscaal ondernemerschap van uw partner veilig.
Meewerkbeloning: let op de werkzaamheden Bent u gehuwd en werkt uw partner mee in uw onderneming? En maakt u daarvoor gebruik van de meewerkbeloning? Let er dan op dat de werkzaamheden van uw echtgenoot uitstijgen boven hetgeen echtgenoten voor elkaar moeten doen. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat ‘echtgenoten elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn. Zij zijn verplicht elkander het nodige te verschaffen’. Als uw echtgenoot binnen uw onderneming ondersteunende werkzaamheden verricht die niet uitgaan boven de inspanningen die voortvloeien uit deze wettelijk verplichting, dan kan de inspecteur de meewerkbeloning weigeren. Laat uw meewerkende echtgenoot meer doen dan wat ondersteunende hand- en spandiensten!
Uw kind in zaken? Geef een lening als durfkapitaal Gaat uw dochter of zoon in zaken en kan uw kind als startende ondernemer wel een financiële impuls gebruiken? Ga dan eens na – in overleg met uw adviseur – of u geen lening als durfkapitaal aan uw kind kunt verstrekken. Dat levert u als crediteur enkele leuke fiscale voordelen op. Een vrijstelling in box 3 tot een bedrag van € 56.420 en een extra heffingskorting van 0,7 % over de waarde van de geldverstrekking.
Hogere WOZ-waarde, minder renteopslag bij de bank Is uw woning voor de WOZ hoger gewaardeerd dan u vooraf dacht? En ziet u geen kans om die waardering bij bezwaar omlaag te krijgen? Vervelend. Maar het kan u ook een voordeel opleveren. Als u een tophypotheek op uw woning heeft, betaalt u een renteopslag, die kan oplopen tot wel 0,4%. Als de hypotheek op uw woning door de hogere WOZ-waardering onder de kritische grens van een tophypotheek is gezakt, is er geen reden meer voor een renteopslag. Bespreek het eens met uw bankier.
Een nieuwe regeling voor de hypotheekrenteaftrek In het Belastingplan 2013 is voorgesteld om de aftrek van eigenwoningrente te beperken, zowel voor nieuwe als voor bestaande hypotheken. Er is echter nog wel een verschil tussen de beperking van de hypotheekrenteaftrek van de reeds bestaande hypotheken en de hypotheken die worden afgesloten vanaf 1 januari 2013. Onderstaand zijn de wijzigingen betreffende de renteaftrek voor zowel de reeds bestaande als voor de nieuwe hypotheken beschreven op basis van de huidige regelgeving. Met reeds bestaande hypotheken worden hypotheken bedoeld die al zijn afgesloten voor 1 januari 2013. De nieuwe hypotheken zijn de hypotheken die worden afgesloten vanaf 1 januari 2013.
Reeds bestaande hypotheken
Partneralimentatie: anticiperen op defiscalisering Bent u in een echtscheiding verwikkeld? En ziet het er naar uit dat u alimentatieplichtig bent? Houd er dan rekening mee dat er een goede kans is dat partneralimentatie op afzienbare termijn gedefiscaliseerd gaat worden. Dat betekent geen aftrek bij u, en uw ex hoeft de ontvangen alimentatie niet tot het inkomen te rekenen. U kunt anticiperen op de defiscalisering door in het echtscheidingsconvenant een voorbehoud op te nemen voor wat betreft de hoogte van de alimentatie. U kunt zo een aanpassing van de alimentatie regelen, als de aftrek c.q. belastbaarheid van partneralimentatie radicaal wijzigt. Het idee om de partneralimentatie te defiscaliseren heeft staatssecretaris Weekers van Financiën uitgewerkt in de Fiscale Agenda (voorjaar 2011) en ook nadien heeft de staatssecretaris dat voornemen richting Tweede Kamer uitgesproken. Betaalt u al langer partneralimentatie? Dan moet u de wetswijziging tot defiscalisering afwachten. Daarna kunt u een herziening van uw partneralimentatie bij de rechter aankaarten. Wilt u de partneralimentatie gaan afkopen? Houd er dan rekening mee dat het fiscale regime over niet al te lange tijd volledig anders kan zijn.
Vanaf 1 januari 2013 wordt de renteaftrek voor aflossingsvrije hypotheken aan banden gelegd. Voor reeds bestaande aflossingsvrije hypotheken blijft de renteaftrek echter gehandhaafd. Dit geldt ook indien een reeds bestaande hypotheek na 1 januari 2013 wordt overgesloten. Als een reeds bestaande aflossingsvrije hypotheek na 1 januari 2013 wordt verhoogd, dan is voor het extra afgesloten deel de hypotheekrente niet meer aftrekbaar.
Nieuwe hypotheken Vanaf januari 2013 moeten nieuwe hypotheken in dertig jaar volledig en ten minste annuïtair worden afgelost om in aanmerking te komen voor de hypotheekrenteaftrek. Jaarlijks, per 31 december toetst de Belastingdienst of aan de vereiste aflossing is voldaan. Die toets vindt ook plaats bij verkoop van de eigen woning, bij wijziging van de rente en bij het oversluiten van de eigenwoningschuld. Is er onvoldoende afgelost, dan wordt dat gedeelte van de lening – het aflossingstekort – niet langer aangemerkt als een eigenwoningschuld, en vervalt daarover de renteaftrek. Dat deel van de lening gaat van box 1 naar box 3. De wet biedt een tegemoetkoming voor tijdelijke betalingsproblemen, om te voorkomen dat die direct leiden tot het verlies van renteaftrek. De sanctie blijft achterwege als de achterstand in aflossing het volgende jaar wordt ingelopen. Ook komt er een mogelijkheid tot herstel van een aflossingstekort door een onbedoelde fout bij de betaling of door een onjuiste berekening van het aflossingsbedrag. De aflossingseisen gelden per lening. De vrijstelling van een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), een spaarrekening eigen woning (SEW) en een beleggingsrecht eigen woning (BEW) vervalt per 1 januari 2013, voor nieuwe contracten die op of na die datum worden aangegaan.
Hypotheek afsluiten onder de “oude” regeling Indien u een hypotheek wilt afsluiten die nog onder de “oude” regeling valt, dient dit te zijn gerealiseerd voor 1 januari 2013. Indien u dit jaar nog een hypotheek wilt afsluiten voor verbetering van de eigen woning, dienen deze werkzaamheden ook werkelijk te starten. Indien u zich afvraagt of het in uw geval zinvol is om nu nog een hypotheek af te sluiten al dan niet met familie/vrienden of uw eigen vennootschap, kunt u uiteraard contact met ons opnemen. Wanneer de hypotheek gesloten wordt voor de aankoop van een woning, dient er een voorlopig koopcontract te zijn getekend en de hypotheekaanvraag moet zijn goedgekeurd door de bank. Wij attenderen u erop dat de nieuwe regeling geldt voor alle leningen die worden afgesloten voor verbetering of verwerving van de eigen woning. Dus ook leningen die worden afgesloten met de (eigen) vennootschap of (onderhandse) leningen met familie en vrienden.
Bent u goed getrouwd? Bent u, verliefd en onnadenkend, enige tijd geleden in gemeenschap van goederen gehuwd, terwijl u eigenlijk huwelijkse voorwaarden had willen opmaken? U kunt dat nog herstellen, zonder fiscale schade, binnen drie jaar. Als u en uw partner alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken, kan daardoor een van u beiden worden bevoordeeld en is wellicht schenkbelasting verschuldigd. Financiën heeft goedgekeurd dat heffing van schenkbelasting achterwege blijft als de huwelijkse voorwaarden alsnog worden opgemaakt binnen drie jaar na het sluiten van het huwelijk. Vereist is dan wel dat u en uw partner door de huwelijkse voorwaarden gerechtigd worden tot het vermogen waartoe u gerechtigd zou zijn geweest als u beiden direct bij het aangaan van het huwelijk deze voorwaarden had vastgelegd. Herstel is ook mogelijk ingeval van een geregistreerd partnerschap.
Aanpassen huwelijksvoorwaarden: snel geregeld! Ondernemers die hun huwelijksgoederenregime willen aanpassen, kunnen staande het huwelijk huwelijksvoorwaarden aangaan of die voorwaarden wijzigen. Sinds 1 januari 2012 kan dat zonder toestemming van de rechtbank. De rechterlijke goedkeuring is niet meer nodig, de bevoegdheid tot het opstellen of aanpassen van huwelijkse voorwaarden komt geheel toe aan de notaris. Dat maakt het alsnog aangaan of aanpassen van huwelijksvoorwaarden een stuk gemakkelijker en goedkoper. Een aanpassing van het huwelijksgoederenregime kan van groot belang zijn, bijvoorbeeld als de ondernemer verwacht dat zijn onderneming het niet zal redden en hij failliet zal gaan. Of als de ondernemer de averechtse gevolgen van de vergoedingsrechten uit het (per 1 januari 2012 vernieuwde) huwelijksvermogensrecht wil vermijden.
Vergoedingsrechten: pas uw huwelijkse voorwaarden aan! Per 1 januari 2012 is het huwelijksvermogensrecht vernieuwd. De belangrijkste wijziging betreft de invoering van de beleggingsleer voor vergoedingsrechten. Dat ziet op situaties waarin een echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot gebruikt om daarmee te investeren in een goed dat tot zijn vermogen gaat behoren, of dat vermogen van de andere echtgenoot gebruikt om een schuld voor zo’n eerdere investering af te lossen. Dat recht ‘beloopt een gedeelte van de waarde van het goed (dat de andere echtgenoot met dat geld heeft gekocht c.q. de schuld daarvoor heeft afgelost) op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan’. Anders gezegd, de echtgenoot/ schuldeiser heeft geen nominale vordering met een rentevergoeding, maar een aan de waarde van het goed gekoppelde aanspraak jegens de andere echtgenoot. De echtgenoot/schuldeiser verkrijgt zo een economisch belang in dat goed. Hij deelt mee in positieve én negatieve waardeveranderingen van het goed. Zo’n economisch belang kan averechtse fiscale gevolgen hebben. Als de ondernemer vermogen van zijn echtgenote – met wie hij op huwelijkse voorwaarden is gehuwd – gebruikt om dat te investeren in zijn onderneming, wordt de echtgenote gerechtigd tot die onderneming: zij wordt ondernemer voor de heffing van inkomstenbelasting. De ondernemer wordt dan geacht een deel van de – economische – eigendom van zijn onderneming te hebben overgedragen. Met alle fiscale gevolgen van dien. Dergelijke fiscale gevolgen zijn niet beperkt tot de winst uit onderneming; die kunnen zich ook voordoen bij de eigenwoning, de terbeschikkingstellingsregeling én de aanmerkelijkbelangregeling. Het vergoedingsrecht ziet primair op echtgenoten die op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd, maar het kan zich ook voordoen bij gehuwden in gemeenschap van goederen, als een van de echtgenoten over eigen/privé vermogen beschikt door een schenking of vererving onder uitsluitingsclausule. Een vergoedingsrecht ontstaat niet als het geld besteed is aan consumptieve doeleinden, zoals de kosten van de huishouding. Is het geld besteed aan een investering in een goed, dan moet een onderscheid worden gemaakt tussen de situatie dat het geld met of zonder toestemming van de andere echtgenoot is besteed: • Is het geld besteed zonder toestemming van de andere echtgenoot, dan ontstaat voor die andere echtgenoot een nominaal vergoedingsrecht. De andere echtgenoot deelt mee in de positieve waardeontwikkeling, niet in de negatieve ontwikkeling! • Is het geld met toestemming van de andere echtgenoot gebruikt, dan is de beleggingsleer van toepassing. De andere echtgenoot, wiens geld wordt gebruikt, krijgt een direct economisch belang in het goed op het moment van de investering. Echtgenoten kunnen overeenkomen om de beleggingsleer buiten toepassing te laten. Zij kunnen afspreken dat de geldverstrekkende echtgenoot uitsluitend een nominale vordering met een rentevergoeding krijgt. Een schriftelijke vastlegging daarvan is wenselijk; als het om een groter bedrag gaat is vastlegging bij notariële akte verstandig. Echtgenoten kunnen de beleggingsleer ook uitsluiten in de huwelijkse voorwaarden. Vraag uw notaris naar het wat en hoe.
Aftrek monumentenwoning: in 2012 of in 2013 Per 1 januari 2012 is de aftrek beperkt voor monumentenpanden die als eigen woning worden gebruikt. Van de onderhoudskosten is nog slechts 80% aftrekbaar, de aftrek van eigenaarslasten en afschrijving is volledig vervallen. Onderhoudskosten waarvoor een subsidie wordt verstrekt, kunnen niet in aftrek worden gebracht. De beperking van de aftrek van onderhoudskosten geldt zowel voor monumenten die als eigen woning kwalificeren als voor monumenten in box 3. De drempels voor aftrek van deze persoonsgebonden aftrekpost komen te vervallen. Voor 2012 en 2013 geldt een overgangsregeling: als u vóór 1 januari 2012 onherroepelijke verplichtingen bent aangegaan voor het onderhoud van uw monumentenwoning en die kosten in 2012 of 2013 betaalt, zijn die kosten volledig aftrekbaar. Ga na of u de aftrek in 2012 of in 2013 moet benutten.
Beleg groen! Als u nog dit jaar in groene beleggingen investeert, kunt u in 2013 profiteren van een hoge vrijstelling in box 3. De vrijstelling voor groene beleggingen is in 2012 € 56.420 per belastingplichtige. Als u een fiscale partner heeft, geldt voor u samen een vrijstelling in 2012 van € 112.840. Naast een hogere vrijstelling in box 3 geldt bij groen sparen en beleggen ook een aanvullende heffingskorting. Van het bedrag van uw vrijgestelde groene beleggingen mag u 0,7% aftrekken van de verschuldigde inkomstenbelasting. Let op: de overige heffingskortingen in box 3, voor sociaal-ethisch beleggen, cultureel beleggen en durfkapitaal, en de drie hieraan gerelateerde vrijstellingen worden op 1 januari 2013 afgeschaft
Uw verrekenbeding: naleven moet! Bent u op huwelijkse voorwaarden getrouwd en is er in uw huwelijksvoorwaarden een verrekeningsbeding opgenomen? Vergeet dan niet nog dit jaar de afrekening met uw echtgenoot op te stellen. Als u de afrekening (over een reeks van jaren) achterwege laat, kan dat bij overlijden, bij echtscheiding of bij een faillissement erg vervelende gevolgen hebben. Indien u en uw partner niet aan de verrekenplicht hebben voldaan, wordt het (bij echtscheiding) aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden! Uw partner heeft mogelijk recht op de helft van het sedert het aangaan van het huwelijk gegroeide vermogen, terwijl dat wellicht niet overeenstemt met de oorspronkelijke bedoeling van u en uw echtgenoot. Door het verrekenbeding na te leven zorgt u ervoor dat de bedoelingen van partijen met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden worden nageleefd en komt u niet voor verrassingen te staan. Hebt u jarenlang verzuimd het periodiek verrekenbeding na te leven, neem dan contact op met uw adviseur. Dergelijke verrekenbedingen moeten zo snel mogelijk worden ‘hersteld’. Met behulp van een vaststellingsovereenkomst en wijziging van de verrekening kunnen de bedoelingen van partijen alsnog worden gerealiseerd.
Stuur de rekening maar per e-mail! Ondernemers kunnen (sinds 12 februari 2009) hun rekeningen volledig elektronisch verzenden. Financiën heeft de regels voor het elektronisch factureren vergaand vereenvoudigd. De opmaak en het versturen van de factuurgegevens is vormvrij; voor elektronische facturen gelden dezelfde eisen als voor papieren facturen. Voor het elektronisch verzenden van de factuur geldt nog maar één voorwaarde: de afnemer moet dat aanvaarden. De ondernemer kan die wijze van facturering vooraf met zijn afnemer afspreken, maar dat is niet vereist. Als de afnemer de factuur zonder commentaar verwerkt en betaalt, wordt hij geacht akkoord te gaan met de elektronische verzending. Bij transacties tussen ondernemers in Nederland zal dat naar verwachting geen problemen opleveren. Een elektronische factuur moet dezelfde gegevens bevatten als een papieren factuur. Ook de bewaarplicht is gelijk: de ondernemer die de factuur verzendt én de ondernemer die de factuur krijgt, moeten die zeven jaar bewaren. De ondernemer is vrij in de wijze waarop hij de facturen opslaat. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat de ondernemer de factuurgegevens op verzoek van de inspecteur binnen een redelijke termijn ter beschikking moet kunnen stellen.
De factuur ‘2013-proof’ Om het factureren eenvoudiger, moderner en elektronischer te maken, treden met ingang van 1 januari 2013 nieuwe factureringsregels voor de btw in werking. Deze regels zijn van toepassing in alle EU-lidstaten. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen en aan welke eisen moet een factuur voldoen zodat een administratie ‘2013- proof’ is. De factuur vormt een belangrijk instrument binnen de btw: de informatie op de factuur dient als basis voor het bepalen van de plaats van de prestatie en voor de vaststelling van het tarief. De ondernemer die de prestatie afneemt, heeft de factuur nodig om voorbelasting af te kunnen trekken. Tenslotte heeft de Belastingdienst met de factuur een middel in handen om te controleren of de ondernemer daadwerkelijk een recht op aftrek van voorbelasting voor de prestatie kan laten gelden. Verplichte uitreiking Een ondernemer is in de volgende gevallen verplicht een factuur uit te reiken: - Hij verricht leveringen of diensten aan een andere ondernemer of rechtspersoon die geen ondernemer is; - Hij ontvangt een vooruitbetaling; - Hij verricht een afstandsverkoop; - Hij levert een nieuw vervoermiddel aan een particulier in een andere EU- lidstaat. Een ondernemer die een factuur uitreikt terwijl geen van deze gevallen zich voordoet, hoeft de factureringsvereisten niet na te leven. Een ondernemer met klanten waarvan de btw-status uiteenloopt, hoeft pas een factuur af te geven als de klant daarom verzoekt. Hij hoeft dus niet zelf na te gaan of de klant ondernemer of particulier is. Toepasbare regels Een van de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2013 is dat de factureringsregels van toepassing zijn van het land waar de goederenlevering of dienst is belast. In enkele situatie wordt hiervan afgeweken en gelden de regels van de lidstaat waar de zetel, de vaste inrichting, de woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats van de presterende ondernemer zich bevindt. Dit is het geval als:
- de leverancier niet is gevestigd in de EU-lidstaat waar de goederenlevering of de dienst wordt verricht en de verschuldigde btw wordt geheven van de afnemer; of - de dienst of levering in een niet- EU- lidstaat wordt verricht. Wanneer de afnemer de factuur opmaakt zijn de regels van de EU-lidstaat waar de goederenlevering of dienst wordt verricht van toepassing. Vooraf moet zijn afgesproken dat de afnemer de factuur opmaakt. Ook moet de leverancier aan de wettelijke eisen voldoen en de afnemer tijdig op de hoogte brengen wanneer hij een factuur niet aanvaardt. Verplichte vermeldingen Vanaf 1 januari 2013 is een ondernemer in de volgende gevallen verplicht een melding op de factuur op te nemen: - bij het uitreiken van de factuur door de afnemer: vermelding’ factuur uitgereikt door afnemer’; - als een vrijstelling geldt; - bij toepassing van de verleggingsregeling: vermelding ‘btw verlegd’; - bij toepassing van de bijzondere regeling voor reisbureaus: vermelding ‘bijzondere regeling reisbureaus’; - bij toepassing van de margeregeling: dit kan in geval van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen of voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten. Elektronisch factureren De goedkeuring die staatssecretaris eerder verleende om de elektronische factuur vormvrij op te maken en te versturen, is nu ook overgenomen in de nieuwe wettekst. Vereenvoudigd factureren Per 1 januari 2013 wordt toegestaan om een vereenvoudigde factuur uit te reiken als het factuurbedrag niet hoger is dan € 100 of als het gaat om een correctiefactuur. Tot 1 januari 2013 was dit alleen toegestaan voor het openbaar – en taxivervoer, bij verstrekkingen in de horeca, inruiltransacties tussen ondernemers, het uitreiken van verzamelfacturen en het verstrekken van acceptgiro’s of automatische overschrijvingen. Ook met een vereenvoudigde factuur kan de afnemer een eventueel recht op aftrek van voorbelasting laten gelden. Wel moeten de volgende gegevens nog steeds vermeld worden op de factuur:
- datum van uitreiking van de factuur; - identiteit van de leverancier of dienstverrichter; - omschrijving geleverde goederen of verrichte diensten; - btw-bedrag dat betaald moet worden of gegevenswaardoor het btw-bedrag berekend kan worden. De naam, adres en woonplaats van de afnemer hoeven niet op de factuur.
Offertes: altijd met BTW Als ondernemer moet u bij offertes aan particulieren altijd vermelden of de geoffreerde prijs in- of exclusief BTW is. Als u niets vermeldt, mag de particulier er van uitgaan dat de BTW in de prijs begrepen is. U kunt dan achteraf niet alsnog een rekening met BTW sturen. U moet dan zelf voor die belasting opdraaien!
Let op de BTW-factuur De belastingwet stelt een groot aantal eisen aan de BTW-factuur. Aan wat er op moet staan – te weten: de NAW-gegevens van leverancier en afnemer, de datum van uitreiking, het BTW-identificatienummer, de hoeveelheid en aard van de geleverde dienst of goederen, het tijdstip van de prestatie, eventuele vooruitbetalingen en kortingen, het BTW-tarief en BTW-bedrag, het BTW-identificatienummer van de afnemer bij een BTW-verlegd of intracommunautaire levering, en niet te vergeten: een opvolgend nummer – én het tijdstip waarop de factuur moet worden uitgereikt. Dat is ten laatste de 15de van de maand volgend op de maand waarin de dienst is verricht of de goederen zijn geleverd. De Belastingdienst controleert nadrukkelijk op een correcte en tijdige facturering. Doet u dat ook: de boete per onjuiste factuur kan oplopen tot maximaal € 4.920.
Suppletie BTW: verplichte kost!
Met BMKB krijgt u meer krediet
Heeft u te weinig BTW afgedragen, over 2011, een ouder jaar, of een van de tijdvakken in het lopende jaar? Heeft u de bijbehorende suppletie nog niet gedaan? Doe dat dan zo snel mogelijk. Vanaf 1 januari 2012 zijn ondernemers wettelijk verplicht om een BTW-suppletie in te dienen. U moet de suppletie in beginsel indienen met het digitale formulier, te downloaden via de site van de Belastingdienst. Als u niet tijdig een suppletie indient, kan u dat een aanvullende vergrijpboete van maximaal 100% van de meer verschuldigde BTW kosten, naast de reguliere verzuim- of vergrijpboete wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde BTW. De extra boete is zeker aan de orde als de inspecteur u ‘op het spoor’ is voordat u een suppletie heeft ingediend.
Lukt het niet zo best om bij de bank een bedrijfskrediet te krijgen? Biedt u – volgens de bank – te weinig zekerheid? In dat geval kan de BMKB soelaas bieden. Als u die regeling kunt benutten, staat de overheid garant voor een deel van de lening. En dan is de bank eerder bereid om uw onderneming een lening te verstrekken. De BMKB borgstellingsregeling is bestemd voor ondernemingen met maximaal 250 werknemers met een jaaromzet tot 50 miljoen euro óf een balanstotaal tot 43 miljoen euro. Voor startende en innoverende bedrijven gelden extra gunstige voorwaarden. Het aanvragen van de BMKB garantieregeling gebeurt via de bank. Voor meer informatie zie: http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/borgstelling-mkb-kredieten-bmkb
Dubieuze debiteuren: BTW op tijd terugvragen Als u als BTW-ondernemer afnemers heeft die naar verwachting hun openstaande factuur niet meer zullen betalen, kunt u bij de inspecteur een verzoek indienen voor teruggave van de BTW die u op die facturen hebt afgedragen. Bij dat verzoek moet u bewijsstukken inzake de oninbaarheid bijvoegen. Doe het verzoek bij de laatste aangifte van dit jaar, of in ieder geval direct na het vaststellen van de jaarrekening. In beginsel moet u dat verzoek indienen op het moment dat duidelijk is geworden dat de debiteur oninbaar is. Als het verzoek om teruggaaf te laat wordt ingediend, kan de inspecteur de teruggaaf weigeren.
Soepeler uitstel van betaling belastingschulden Financiën gaat het beleid voor het verlenen van uitstel van betaling versoepelen. Deze versoepeling geldt enkel voor ‘compliante’ ondernemers, dat zijn ondernemers die te goeder naam en faam bekend zijn bij de Belastingdienst. Kort uitstel van betaling wordt verleend op schriftelijk of telefonisch verzoek, voor maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de oudste aanslag, mits: • het nog te betalen bedrag op de belastingaanslag(en) niet meer is dan € 20.000, • er geen belastingaanslagen openstaan waarvoor dwangbevelen zijn betekend, • er geen sprake is van aangifteverzuim, en • geen openstaande belastingschulden oninbaar zijn geleden.
Pas op: bodemrecht ontvanger wordt uitgebreid
Voor betalingsregelingen met een langere looptijd hoeft de ondernemer / belastingschuldige niet meer aan te tonen dat de belastingschuld ontstaan is door de economische crisis.
Het bodemrecht is voor de ontvanger van de belastingen een belangrijk hulpmiddel om belastingschulden te incasseren. Hij kan zich verhalen op (bepaalde) roerende zaken die zich ‘op de bodem’ van de belastingschuldige bevinden. Dat bodemrecht kan gefrustreerd worden door houders van andere zekerheidsrechten op diezelfde roerende zaken. Daarbij gaat het met name om een houder van een pandrecht en bij financial leaseconstructies.
Tanken: nooit contant betalen
Per 1 januari 2013 wordt het zekerheidsrecht van de ontvanger versterkt. Ondernemers die een zekerheidsrecht houden op zaken die onder het bodemrecht (kunnen) vallen krijgen een mededelingsplicht opgelegd. Zij worden verplicht om de ontvanger te informeren over het voornemen om hun zekerheidsrecht op deze zaken te gaan uitoefenen of om handelingen te gaan verrichten waardoor de zaken niet meer als bodemzaken kwalificeren. De ontvanger heeft na deze mededelingen vier weken de tijd om zijn verhaalsrecht op de bodemzaken uit te oefenen, en zo vóór te gaan op de andere zekerheidshouders. De verbeterde positie van de ontvanger geldt voor nieuwe belastingschulden en nieuw te vestigen zekerheidsrechten; voor bestaande rechten geldt een overgangstermijn van drie maanden.
Als u gaat tanken met uw auto van de zaak, betaal dan altijd met uw tankpas, pinpas of creditcard. Bij een contante betaling loopt u het risico om de BTW-aftrek op de brandstofkosten te verspelen! Met de kassabon die u bij een contante betaling ontvangt, kan de fiscus niet nagaan wie de betaling heeft gedaan, en dat is voor de inspecteur voldoende reden om de BTW-aftrek te weigeren. Zelfs als vaststaat dat met de brandstof uitsluitend zakelijke kilometers zijn verreden. Een kassabon zonder traceerbare afnemer voldoet niet aan de wettelijke factuurvereisten. Een en ander geldt uiteraard ook voor de tankbeurten van uw medewerkers met een auto van de zaak.
Regel uw Waadiregistratie Leent u wel eens – tijdelijk – een of meer van uw personeelsleden uit aan een collega-ondernemer? Regel dan uw Waadi-registratie bij de Kamer van Koophandel! De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) is onlangs ingrijpend gewijzigd, om malafide uitzendbureaus te bestrijden. Daarbij is ook een registratieplicht ingevoerd voor andere ondernemers die ondergeschikt personeel uitlenen, zoals aannemers, bouw- en installatiebedrijven, communicatiebureaus, ict-ondernemingen en accountantskantoren. Het binnen een concern uitlenen van personeel valt niet onder de Waadi. Bent u niet geregistreerd, dan kan u dat op een forse boete komen te staan. Voor u als uitlener van personeel, én voor de inlener. Bij een eerste overtreding is de boete € 12.000 per werknemer, bij de tweede en derde overtreding loopt dat op naar € 24.000 resp. € 36.000, de maximale boete is € 76.000 per uitlener of inlener. De Waadi registratie is verplicht vanaf 1 juli 2012, op het tijdstip dat u personeel uitleent.
Doe de Waadi-check Leent u wel eens – tijdelijk – uitzendkrachten in? Van een erkend uitzendbureau, een banenpool, of een payroller? Of van een collega-ondernemer? Check dan of die uitlener wel als uitzendonderneming geregistreerd staat in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Als u personeel inleent van een niet-geregistreerde uitzendonderneming kan u dat duur komen te staan. De uitlener én inlener kunnen dan beboet worden. Die boetes zijn fors: € 12.000 per werknemer bij de eerste overtreding, en bij recidive een veelvoud tot maximaal € 76.000! U kunt als inlener snel checken of de uitlener aan de Waadi-registratie voldoet, met de Waadi-check, zie ook de website van de Kamer van Koophandel: Waadi check.
Bent u al WUL-proof? Per 1 januari 2013 wordt de Wet uniformering loonbegrip (WUL) ingevoerd. Die wet brengt een uniform loonbegrip voor de loonheffing, de premies volksverzekeringen, de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet. De belangrijkste gevolgen van de uniformering van het loonbegrip zijn: • de bijtelling van de auto van de zaak wordt onderdeel van het premieloon voor de werknemersverzekeringen. Heeft de werknemer voor zijn auto van de zaak een verklaring geen privégebruik (of voor de bestelauto een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik), dan heeft deze wijziging geen gevolg: er is geen bijtelling, zodat ook geen premies verschuldigd zijn. Als blijkt dat de werknemer meer dan 500 kilometer voor privé rijdt, wordt de bijtelling privé gebruik auto alsnog verloond. De werknemer krijgt dan een naheffingsaanslag loonheffing, plus daarbovenop voortaan ook een aanslag premie werknemersverzekering. Deze naheffingen kunnen aan de werkgever worden opgelegd als hij wist dat de verklaringen geen privé gebruik onjuist waren. • loon dat bij een langdurige non-actiefstelling van de werknemer wordt doorbetaald, gaat behoren tot het premieloon. Vanaf 1-1-2013 wordt dergelijk loon gedurende maximaal 104 weken aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voor doorbetalingen bij ziekte was dat al eerder zo geregeld. • De levensloopregeling wordt vanaf 2013 met de omkeerregel behandeld. De inleg is aftrekbaar en vermindert het premieloon én het uitkeringsloon voor de sociale verzekeringen. Voor werknemers is dat negatief, voor werkgevers treedt een besparing aan premies werknemersverzekeringen op als werknemers met een premieloon onder het premiemaximum (van € 50.064 in 2012) in de levensloopregeling inleggen. Een opname uit het levenslooptegoed behoort tot het premieloon: dit leidt tot een dubbele heffing omdat bij de opbouw van dit tegoed ook al premies zijn geheven. Nadeel is ook dat over het rendement van het levenslooptegoed premies werknemersverzekeringen verschuldigd worden. • De werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) komt te vervallen. Vanaf 1 januari 2013 is niet meer de werknemer, maar de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd. Een uitzondering geldt voor de Zvw-bijdrage bij DGA’s, bij de naheffing over de bijtelling privé gebruik auto en bij opting-in voor de loonheffing. Door deze aanpassing vervalt de mogelijkheid voor de werknemer om als hij voor meerdere werkgevers werkt, de teveel betaalde premie terug te vragen. Iedere werkgever is voortaan de bijdrage tot het maximum verschuldigd. Voor werknemers is de Zvw-bijdrage in het nieuwe systeem geen belastbaar loon. Dit voordeel is teniet gedaan door een verhoging van het IBtarief in de eerste schijf (met 3,45%) en de tweede schijf (met 0,05%), en een verlaging van de arbeidskorting. • Het werknemersdeel in de WW-premie en de WW-franchise worden afgeschaft. De WUL kan voor u als werkgever behoorlijke financiële gevolgen hebben.
De werkkostenregeling: uitstel kan (bijna) niet meer Per 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. De werkkostenregeling biedt werkgevers en werknemers een nieuw systeem voor belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen, voor secundaire arbeidsvoorwaarden. De oude wettelijke regeling kende veel verschillende vergoedingen en verstrekkingen, elk met specifieke fiscale regels. Denk aan bedrijfsfitness, het fietsplan, de internetregeling, producten uit eigen bedrijf, enzovoort. Deze complexe regelingen zijn vervallen, op een paar na, om zo voor werkgevers een forse administratieve lastenverlichting te realiseren. Van de circa dertig afzonderlijke regelingen blijven er zes bestaan – de gerichte vrijstellingen – de rest is vervallen. De wetgever heeft bij de nieuwe wettelijke regeling voor een strakke opzet gekozen. Alle vergoedingen (in geld) en verstrekkingen (in natura) die een werkgever aan zijn werknemer toekent, worden in beginsel tot het loon gerekend. Dat betekent dat die vergoedingen en verstrekkingen in beginsel belast worden, tenzij de werkgever die aanwijst als ‘werkkosten’. Voor de aangewezen ‘werkkosten’ geldt de werkkostenregeling, een forfaitair systeem dat uit drie onderdelen bestaat: • de gerichte vrijstellingen, voor een belastingvrije vergoeding van zeven in de wet genoemde afzonderlijke zakelijke kostensoorten van de werknemer;
• een vrije ruimte van 1,4% (voor 2013: 1,5%) van de fiscale loonsom van de werkgever. De werkgever kan uit deze vrije ruimte belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemers toekennen (die niet onder de gerichte vrijstellingen vallen). Hierbij gelden nagenoeg geen beperkende voorwaarden. De werkgever kan zelf beslissen welke vergoedingen of verstrekkingen hij geeft, en aan welke werknemers. De enige beperking is de gebruikelijkheidstoets: de vergoedingen en verstrekkingen mogen niet in belangrijke mate (voor meer dan 30%) afwijken van hetgeen gebruikelijk is in overeenkomstige situaties. • het eindheffingsloon omvat de vergoedingen en verstrekkingen die de forfaitaire ruimte te boven gaan. De werkgever is hierover een eindheffing van 80% verschuldigd. Deze heffing kan niet op de werknemer(s) worden verhaald. De werkkostenregeling is ingevoerd per 1 januari 2011. Werkgevers kunnen de eerste drie jaren na invoering, voor 2011, 2012 en 2013, per jaar kiezen of zij gebruik willen maken van de werkkostenregeling, of dat zij de overgangsregeling voor vrije vergoedingen en verstrekkingen nog willen blijven toepassen. Overleg welke maatregelen u nog dit jaar moet nemen om per 1 januari 2013 te starten met – het proefdraaien met – de werkkostenregeling.
Vrije consumpties tijdens werktijd of € 120 vrije vergoeding Een werkgever mag zijn werknemer tijdens werktijd gratis consumpties verstrekken. Denk aan koffie, thee, fruit, gebak, cup a soup en zo. Als de werkgever dat niet doet, mag hij de werknemer daarvoor een vrije vergoeding geven van € 0,55 per dag ofwel € 2,75 per week. Dga’s die veel thuiswerken kunnen deze belastingvrije vergoeding benutten. De koffie, thee en dergelijke die zij tijdens werktijd thuis nuttigen, zal vrijwel altijd uit de privéhuishoudportemonnee zijn betaald. Het kost te veel tijd en moeite om de kosten van deze consumpties bij te houden en bij de bv in rekening te brengen. Een vrije vergoeding van € 2,75 per week levert op jaarbasis al snel € 120 belastingvrij op. Let op: als u de werkkostenregeling toepast, is een vergoeding in geld niet vrijgesteld!
Werkkostenregeling: zorg voor een overgangsregeling Laat u als werkgever de werkkostenregeling voorlopig aan u voorbijgaan? Wacht u met invoering tot 1 januari 2014, als verder uitstel niet meer mogelijk is en u niet meer kunt kiezen voor toepassing van de oude regeling? Ook bij die afweging moet u toch al eerder aan de slag met de werkkostenregeling. Bij invoering van de werkkostenregeling moeten de arbeidsvoorwaarden van uw werknemers zeer waarschijnlijk worden aangepast. Als zij er daardoor op achteruitgaan – of dat denken – dan kunt u de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden niet plotsklaps per 1-1-2014 doorvoeren. Uw werknemers kunnen die aanpassing dan weigeren, omdat uw optreden in strijd is met ‘goed werkgeverschap’. Door in 2011, 2012 en 2013 een overgangsregeling te treffen, en zo bepaalde vergoedingen en verstrekkingen gefaseerd af te bouwen, voorkomt u die arbeidsrechtelijke problemen.
Voordelige producten uit eigen bedrijf Als werkgever kunt u uw medewerkers de producten en diensten uit uw eigen bedrijf met korting aanbieden. Vereist is dat de producten niet branchevreemd zijn en dat de korting maximaal 20% van de winkelprijs is. Het voordeel per werknemer per jaar mag niet meer bedragen dan € 525. Heeft de werknemer de regeling in de voorgaande twee jaren niet (volledig) benut, dan kan hij de gemiste korting uit die jaren doorschuiven naar 2012 en die alsnog dit jaar benutten. Het maximale voordeel is dan 2 x € 500 + 1 x € 525 = € 1.525. Let op: als u onder de werkkostenregeling valt kunt u deze regeling niet toepassen!
Privégebruik auto: 0%, 14%, 20%, 25% of 35% De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak is sterk milieugedifferentieerd. De standaardbijtelling is 25% van de catalogusprijs, voor zuinige, milieuvriendelijke auto’s geldt een bijtelling van 0%, 14% of 20%. Voor elektrisch aangedreven auto’s geldt (sinds 1 januari 2010) een bijtelling van 0%. De 14% bijtelling geldt voor auto’s met een beperkte CO2-uitstoot; voor auto’s met een benzinemotor tot (maximaal) 103 gram per kilometer, voor auto’s met een dieselmotor tot 92 gram. Een bijtelling van 20% geldt voor benzineauto’s met een CO2-uitstoot van 103 tot 132 gram per kilometer en auto’s met een dieselmotor tussen de 92 en 114 gram. Voor young- en oldtimers geldt een bijtelling van 35% van de dagwaarde van de auto. De bijtelling voor privégebruik verplicht u om de lopende regelingen voor het autogebruik binnen uw onderneming opnieuw tegen het licht te houden. En om de aanschaf of lease van milieuvriendelijke of elektrische auto’s te overwegen.
Regel een personeelsfonds Heeft u, werkgever, al een personeelsfonds binnen uw bedrijf? Zo’n fonds kan erg nuttig zijn als u de werkkostenregeling binnen uw bedrijf gaat invoeren. U kunt als werkgever een belastingvrije bijdrage verstrekken aan de kas van het personeelsfonds. Die bijdrage is – binnen de grenzen van de redelijkheid – géén loon voor de werknemers, en u kunt die bijdrage wél als loonkosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat tenminste driekwart van de werknemers lid kan worden van het fonds én dat het fonds met het geld leuke dingen doet voor het personeel. Het personeelsfonds wordt een aantrekkelijk alternatief voor ‘leuke dingen voor het personeel’ als u de vrije loonruimte van 1,4% van de loonsom (onder de werkkostenregeling) al voor andere personeelsvoorzieningen heeft benut. Als een werkgever de werknemer een geschenk geeft van stel € 100 en dat geschenk past niet meer binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling, dan is de werkgever daarover 80% eindheffing verschuldigd. Het geschenk kost de werkgever dan in totaal € 180, de werknemer houdt netto (het geschenk met een waarde van) € 100 over. Als de werkgever en de werknemer – binnen de hiervoor genoemde voorwaarden – in dat jaar ieder € 50 bijdragen aan het personeelsfonds, kan het fonds dat geschenk van € 100 belastingvrij aan de werknemer geven. De werkgever vergoedt de eigen bijdrage van € 50 die de werknemer in het fonds heeft gestort. Als die vergoeding niet meer onder de vrije ruimte van de werkkostenregeling kan worden gebracht, kost dat de werkgever een eindheffing van 80% van € 50 = € 40. De totale kosten voor de werkgever zijn dan € 140, te weten de eigen bijdrage van € 50, plus de vergoeding van de bijdrage van de werknemer van € 50, plus de eindheffing daarover van € 40. Dat is wel € 40 minder dan in de eerstgenoemde variant, terwijl de werknemer ook hier (het geschenk met een waarde van) € 100 netto overhoudt. Een personeelsfonds kan nog lucratiever worden ingezet als de werkgever in jaar 1 een flink bedrag in dat fonds stort – die hij als personeelskosten ten laste van het bedrijfsresultaat kan brengen – waarna de werkgever en de werknemers vijf jaar lang hetzelfde (bescheiden) bedrag in het fonds storten. Bijvoorbeeld ieder per jaar € 10. In jaar 6 heeft het fonds dan een vermogen dat voor het overgrote deel van de werkgever afkomstig is, en dat belastingvrij, binnen de grenzen van een derdenfonds, aan werknemers kan worden uitgekeerd. De rechter heeft deze opzet onlangs ook goedgekeurd bij een fonds dat nog geen 5 jaar bestond.
Zuinige auto’s: geen MRB, geen BPM, 14% bijtelling, KIA Financiën wil de aanschaf en het gebruik van zeer zuinige auto’s stimuleren. Voor deze auto’s gelden meerdere fiscaal gunstige regelingen: er is geen motorrijtuigenbelasting (MRB) verschuldigd, er is geen aanschafbelasting (belasting van personenauto’s en motorrijwielen, BPM) verschuldigd, voor privégebruik geldt de lagere 14%-bijtelling, een investering in deze personenauto’s komt in aanmerking voor de kleinschaligheidstoeslag (KIA) van 28%. Zeer zuinige auto’s zijn auto’s met een CO2-uitstoot tot 103 gram per kilometer voor benzineauto’s, en tot 92 gram per km voor diesels.
Rittenadministratie: onbegonnen werk? De automobilist met een auto van de zaak die de bijtelling privégebruik auto wil vermijden, moet kunnen aantonen dat hij zijn auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden gebruikt. Hij kan dat bewijs leveren met een kilometeradministratie of op een andere manier. De vrije bewijsleer is hier van toepassing. De inrichting van de rittenregistratie is nauwkeurig voorgeschreven in de wet. De wet eist dat in zo’n administratie ten minste de volgende gegevens zijn vermeld: • merk, type en kenteken van de auto; • periode van de terbeschikkingstelling van de auto; • per afzonderlijke rit: (1) de datum, (2) de begin- en eindstand van de kilometerteller, (3) begin- en eindadres, (4) de gereden route als die afwijkt van de gebruikelijke route en (5) het karakter van de rit. Een correcte rittenadministratie moet sluitend zijn en inzicht bieden in alle verreden kilometers. Een blackboxsysteem levert niet het vereiste bewijs. Een dergelijk systeem kan wel een bijdrage leveren aan het voeren van een adequate rittenadministratie. Een rittenadministratie moet in beginsel gedurende het gehele kalenderjaar worden bijgehouden. De belastingrechter gaat hier soms soepel mee om en aanvaardt soms een rittenadministratie over enkele maanden als voldoende bewijs. Maar de rechter is bijzonder streng bij de beoordeling of de rittenadministratie voldoet aan de wettelijke vereisten. Let op: de fiscus controleert uw rittenadministratie digitaal. Aan de hand van gegevens van het CJIB (over de bekeuringen), de tankbeurten (betalingen per creditcard, waar en op welke plaats), kilometragegegevens van de garage en/of leasemaatschappij, het autopaspoort etc.
Vereenvoudigde rittenadministratie voor bestelauto’s Een werknemer met een bestelauto van de zaak, die de bijtelling privégebruik auto wil voorkomen, zal eveneens moeten aantonen dat hij die bestelauto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden gebruikt. Het bijhouden van een kilometeradministratie voor een bestelauto van de zaak is vaak nog lastiger dan voor een personenauto: de automobilist met een bestelauto heeft door de aard van zijn werkzaamheden vaak veel meer ritten op een dag. Het bijhouden van een rittenregistratie – met alle vereiste informatie per rit, zakelijk én privé – is niet alleen voor de werknemer/automobilist een forse administratieve last, maar ook een financiële last voor de werkgever: de werknemer moet zijn rittenadministratie wel tijdens werktijd bijhouden als hij het autogebruik accuraat wil vastleggen. Financiën heeft ingestemd met een vereenvoudigde rittenadministratie voor bestelauto’s. Uitgangspunt daarbij is dat de rittenregistratie verplicht blijft, maar dat de werknemer niet meer alle informatie per rit hoeft vast te leggen als die informatie – zoals de bezochte zakelijke adressen – maar uit de bedrijfsadministratie van de werkgever kan worden gehaald. Vereist is dan wel dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft afgesproken dat: • de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt; • privégebruik van de bestelauto tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan, • de werkgever de zakelijke adressen in zijn (project- of bedrijfs)administratie beschikbaar heeft. Een voorbeeldafspraak tussen werkgever en werknemer over de vereenvoudigde rittenregistraties voor bestelauto’s is te downloaden via de website van de Belastingdienst.
Bestelauto’s: zonder rittenadministratie toch geen bijtelling Voor bestelauto’s gelden diverse specifieke regelingen (naast de per 1 januari 2012 ingevoerde verklaring uitsluitend zakelijk gebruik) om de bijtelling voor privégebruik te vermijden. Ook als de werknemer geen rittenregistratie heeft bijgehouden. De bijtelling blijft achterwege als: • de werkgever het privégebruik van de bestelauto verbiedt. De werkgever moet dat verbod schriftelijk vastleggen en controleren dat de werknemer dat verbod naleeft. • de werknemer de bestelauto niet mee naar huis neemt, maar die op het bedrijfsterrein van de werkgever achterlaat. • de bestelauto nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Financiën legt deze eis erg strikt uit: zodra de bestelauto naast de bestuurderstoel een tweede stoel heeft, is een bijtelling wegens privégebruik wél aan de orde. De Hoge Raad heeft die strikte uitleg recent afgewezen: een tweede stoel is wél toegestaan. • er sprake is van doorlopend afwisselend gebruik van de bestelauto door verschillende bestuurders. Bij deze optie is de werkgever per bestelauto een vast bedrag van € 300 per jaar aan eindheffing loonbelasting verschuldigd. Check of u als ondernemer/werkgever voldoet aan de diverse voorwaarden om de bijtelling voor de bestelauto’s binnen uw bedrijf achterwege te kunnen laten. U voorkomt daarmee een dure naheffing van loonbelasting.
Privégebruik auto van de zaak: verplicht melden bij de Belastingdienst Automobilisten met een auto van de zaak die een ‘verklaring geen privégebruik’ hebben, en die met hun auto van de zaak toch meer dan 500 kilometer voor privé gaan rijden, zijn sinds 1 januari 2012 verplicht om dat te melden bij de Belastingdienst. Zij moeten – nog voordat zij over de 500 kilometergrens gaan – dat de inspecteur meedelen en verzoeken om de verklaring geen privégebruik in te trekken. Deze regeling geldt ook voor de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik van bestelauto’s. Voor bestelauto’s geldt de verplichte melding niet alleen voor de automobilist, maar ook voor diens werkgever. Op het niet of niet tijdig melden staat een boete; die boete kan oplopen tot 100% van het bedrag aan de alsnog verschuldigde belasting, met een maximum van € 4.920.
Deel de bijtelling privégebruik auto met uw partner! Werken u en uw partner samen in de IBonderneming, of staat u beiden op de payroll van de bv? En heeft u de beschikking over een auto van de zaak, die uw partner ook regelmatig gebruikt voor zakelijke én privédoeleinden? Als die auto aan u beiden ter beschikking staat, kunt u de bijtelling privégebruik auto delen met uw partner. De belastingrechter gaat daarmee akkoord als u en uw partner beiden een zodanige positie in de onderneming vervullen dat het aannemelijk is dat bij die positie een auto van de zaak hoort. Is dat het geval, dan moet de bijtelling in redelijkheid over uw beiden worden verdeeld. Dat levert u een besparing op in de inkomstenbelasting: het gedeelte van de bijtelling dat aan de partner met het laagste inkomen in box 1 wordt toegedeeld, kost minder belasting.
Forse boetes bij gerommel met kilometeradministratie De automobilist die oneigenlijk gebruik maakt van de verklaring ‘geen privégebruik auto’ of van de verklaring ‘uitsluitend zakelijk gebruik’ (van een bestelauto) en die gesnapt wordt, kan rekenen op een naheffing van loonbelasting met een fikse boete. De inspecteur kan met het nieuwe Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst – het BBBB – in de hand een verzuimboete opleggen wegens het niet tijdig afdragen van de verschuldigde belasting. Die boete is € 3.936 en bij ‘een uitzonderlijk geval’ € 4.920. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor als de automobilist een tweede keer in de fout gaat. Heeft de automobilist een onjuiste of onvolledige rittenadministratie overgelegd – om de naheffing af te weren – dan moet de inspecteur altijd de maximumboete van € 4.920 opleggen. Naast de verzuimboete kan de inspecteur ook een vergrijpboete opleggen. Die boete is aan de orde als de bijtelling privégebruik auto door opzet of grove schuld niet tot het loon is gerekend. Bij grove schuld is de boete 40% van de nageheven belasting, bij opzet 80%. Bij een onjuiste of onvolledige rittenadministratie kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen van 100% van de gemiste belasting. Maak als werkgever duidelijke afspraken met uw medewerkers wie er moet opdraaien voor de boete als de Belastingdienst constateert dat uw medewerker meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden in zijn auto van de zaak heeft gereden. Of als geconstateerd wordt dat zijn kilometeradministratie ondeugdelijk is. Of verloon altijd de bijtelling privé-gebruik auto. Als uw medewerker zegt niet meer dan 500 kilometer voor privé te rijden moet hij maar bij de Belastingdienst bezwaar maken tegen de inhouding van loonheffing. Voor de werkgever geldt een verklaring geen privégebruik van de werknemer als een vrijwaringbewijs: hij loopt geen risico’s ter zake van een naheffing van loonbelasting. Maar dat is anders als de werkgever wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de werknemer zijn auto van de zaak voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. De inspecteur kan dan de naheffingsaanslag aan de werkgever opleggen, zodat die voor de boete moet opdraaien.
In 2011 besteld, in 2012 ineens afschrijven Ondernemers kunnen het gunstige regime van de willekeurige afschrijving van 2 x 50% ook dit jaar nog toepassen als zij in 2011 een (voor dat regime aangewezen) bedrijfsmiddel hebben besteld. Financiën heeft medio 2010 de tijdelijke willekeurige afschrijving (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009) versoepeld en alsnog toegestaan dat de limiet van 50% afschrijving uitsluitend toegepast moet worden in het jaar van investering, én dat de willekeurige afschrijving ook in meer dan twee (opvolgende) jaren kan worden toegepast. Door deze versoepeling kan op in 2011 bestelde bedrijfsmiddelen ook ná 2011 nog willekeurig afgeschreven worden. De ondernemer die in 2011 een bedrijfsmiddel heeft besteld dat pas in 2012 is afgeleverd (en mitsdien ook pas in 2012 in gebruik is genomen), en daar in 2011 bij de bestelling niets op heeft aanbetaald, kan dat in 2012 desgewenst ineens tot op de restwaarde afschrijven. Het plafond van 50% afschrijving geldt enkel in het jaar van investering (= 2011), in 2012, ná de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel, kan vrijelijk worden afgeschreven.
Laag BTW-forfait voor privégebruik van marge-auto’s Het lage 1,5% forfait voor de BTW-correctie op het privégebruik van de auto van de zaak geldt ook als de ondernemer bij de aanschaf van de auto geen BTW als voorbelasting in aftrek kunnen brengen, bijvoorbeeld omdat hij die auto onder de margeregeling heeft gekocht, of die vanuit zijn privévermogen in de onderneming heeft ingebracht.
Benut de verlengde termijn voor OVB-reductie bij doorverkoop Als u een pand of een andere onroerende zaak overdraagt binnen zes maanden nadat u die gekocht hebt, bent u slechts overdrachtsbelasting verschuldigd over de meerdere overdrachtsprijs bij de verkoop. Per 1 januari 2013 wordt deze termijn voor doorverkoop verlengd van 6 naar 36 maanden, voor alle onroerende zaken. Financiën heeft goedgekeurd dat deze verlengde termijn geldt voor alle onroerende zaken die op of na 1 september 2012 zijn verkregen. Bent u van plan om onroerend goed te gaan aan- of verkopen? Zorg er dan voor dat die transactie binnen de verlengde termijn van doorverkoop valt.
Verklaring arbeidsrelatie (VAR) In 2013 wordt de VAR niet meer automatisch verstrekt door de Belastingdienst. Vanaf 1 januari 2014 komt er een programma waarmee u online een VAR kunt aanvragen. Zie www.belastingdienst.nl
Laag BTW-forfait voor privégebruik van oudere auto’s: BTW terugvragen WBSO: ondersteuning speur- en ontwikkelingswerk De WBSO, de wet tot bevordering van speur- en ontwikkelingswerk, biedt ondernemers in de inkomstenbelasting een aftrek op de winst uit onderneming en werkgevers (zoals ondernemers met een bv) een vermindering op de af te dragen loonbelasting. Voor ondernemers/werkgevers kent de regeling een korting op de af te dragen loonheffing. Die korting bedraagt dit jaar 42% van de S&O-loonkosten tot € 110.000 en 14% voor het surplusbedrag aan loonkosten. De definitie van speur- en ontwikkelingswerk is verruimd waardoor de aftrek en afdrachtvermindering vaker benut kunnen worden. De uitbreiding van het gefaciliteerde speuren ontwikkelingswerk ziet met name op de ontwikkeling van technische nieuwe programmatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande componenten. Innovatieve ICT-projecten komen daardoor sneller in aanmerking voor de S&O-aftrek of afdrachtvermindering.
Financiën heeft in een recent beleidsbesluit de spelregels voor de BTW-correctie op het privégebruik van de auto van de zaak op onderdelen versoepeld. De forfaitaire BTW-bijtelling voor oudere auto’s is daarbij omlaag gebracht, van 2,7% naar 1,5% van de cataloguswaarde. De tegemoetkoming ziet op auto’s die de ondernemer of werkgever nog in gebruik heeft na afloop van het vierde jaar, volgend op het jaar waarin hij de auto is gaan gebruiken. Bij gebruik van de auto door een werknemer is tevens vereist dat die auto gratis – om niet – ter beschikking is gesteld. De goedkeuring werkt terug tot 1 juli 2011. Vergeet u niet om de BTW-afdracht te herrekenen voor de oude auto’s die binnen uw onderneming voor privédoeleinden worden gebruikt? U krijgt BTW terug!
Voorkom de kostenaftrekbeperking Een ondernemer kan de kostenaftrekbeperking voorkomen door de beperkte kosten expliciet in rekening te brengen bij zijn afnemers. Op die manier wordt de aftrekbeperking doorgeschoven naar die afnemer. Dat kan voordelig uitpakken als de afnemer zelf geen last heeft van die aftrekbeperking omdat die voor hem niet geldt, bijvoorbeeld omdat hij niet belastingplichtig is (verenigingen, stichtingen, de overheid) of in het buitenland gevestigd is. Ga nog dit jaar na, in goed overleg met uw afnemers, of u beperkt aftrekbare kosten (alsnog) expliciet bij hun in rekening kunt brengen om zo uw kostenaftrekbeperking te verminderen.
Vraag de subsidie voor een veiliger bedrijfsvoering aan MKB-ondernemers kunnen subsidie krijgen voor het beveiligen van hun bedrijf. Economische Zaken heeft de subsidieregeling ‘Veiligheid kleine bedrijven’ (VKB) verlengd tot 2013. De VKB geeft u als ondernemer subsidie om te laten onderzoeken hoe uw bedrijf is beveiligd tegen criminaliteit als diefstal, inbraak en vandalisme. Met de VKB-veiligheidsscan krijgen kleine bedrijven (maximaal 5 vestigingen, met ieder maximaal 10 medewerkers) onafhankelijk beveiligingsadvies op maat. De overheid vergoedt € 300 per scan, per vestiging. Bovendien kunt u op basis van de VKB- veiligheidsscan de helft van de kosten voor het veiliger maken van uw zaak vergoed krijgen, met een maximum van € 700. In totaal kunt u dus € 1.000 subsidie ontvangen per vestiging. Aanvragen moeten nog dit jaar worden ingediend. Voor meer info zie: www.agentschapnl. nl/programmas-regelingen/veiligheidkleine-bedrijven-vkb
Activeer uw trage inspecteur met een dwangsom Zit u al tijden te wachten op de inspecteur totdat die eindelijk eens een beslissing gaat nemen op uw verzoek of uw bezwaarschrift? Als de inspecteur de wettelijke termijn voor afhandeling heeft overschreden – dat is standaard 12 weken – kunt u in actie komen. De inspecteur kan die termijn eenzijdig nog een keer verlengen, met hooguit 6 weken, maar dan moet hij een beslissing nemen. Doet u dat dan nog niet, dan kunt u hem in gebreke stellen. U kunt daarvoor een formulier van de Belastingdienst gebruiken: Dwangsom bij niet tijdig beslissen (PDF). Maar u kunt dat ook met een briefje doen. Komt er binnen 14 dagen na die ingebrekestelling geen beslissing, dan krijgt u recht op een dwangsom. Die loopt op naarmate de reactie langer uitblijft; de maximale vergoeding is € 1.260. Maar via de rechter kunt u een hogere vergoeding krijgen, tot wel € 15.000.
Heffingsrente wordt belastingrente
Oude administratie wegdoen
Vanaf 1 januari 2013 is de heffingsrente gewijzigd in belastingrente. Deze rente wordt vanaf 2013 berekend vanaf 1 juli in plaats van 1 januari. Bijvoorbeeld over het belastingjaar 2012 wordt rente vanaf 1 juli 2013 gerekend. Als u nog geld van de Belastingdienst krijgt, betalen zij u belastingrente over het verschil tussen de teruggaaf en het voorschot. Moet u nog geld betalen aan de Belastingdienst? Dan betaalt u belastingrente over het verschil tussen de teruggaaf en het voorschot. Stel, u krijgt in 2013 een teruggaaf over 2012. In 2012 hebt u al een voorschot gekregen en nu blijkt dat het voorschot te hoog was. Dan wordt belastingrente vanaf 1 juli 2013 tot 14 dagen na de datum rechts boven aan de brief over de teruggaaf berekend.
De wettelijke bewaartermijn van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers is zeven jaar. Dat betekent dat u aan het einde van dit jaar uw administratie over 2005 en voorgaande jaren (grotendeels) kunt vernietigen. Maar pas op: u moet rekening mee houden dat de bewaarplicht wordt verlengd met verleend uitstel, zodat u de administratie langer moet bewaren. De bewaarplicht van zeven jaar geldt voor alle basisgegevens (zoals het grootboek, de facturen van debiteuren en crediteuren, de in- en verkoopadministratie, de voorraadgegevens en de loonadministratie) en de overige gegevens die van belang kunnen zijn bij een belastingcontrole. De algemene wettelijke bewaartermijn van zeven jaar is korter dan de BTWherzieningstermijn voor onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen. De (al dan niet vrijgestelde) BTW-ondernemer blijft daarom verplicht om te bewaren: alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan betreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen gedurende negen jaar volgend op het jaar waarin de BTW-ondernemer het goed is gaan gebruiken (= de herzieningstermijn). Permanente stukken zoals aktes, lijfrentepolissen en dergelijke mogen niet worden weggegooid.
Eén Europese betaalmarkt Nederland bereidt zich voor op de komst van één Europese betaalmarkt: de Single Euro Payments Area (SEPA). In de eurolanden kan iedereen straks met 1 rekening en 1 set betaalmiddelen rekeningen in eigen land en uit het buitenland betalen. Overschrijvingen, incasso’s en betaalpassen kunnen dan zowel voor binnenlandse als voor grensoverschrijdende betalingen worden gebruikt.
Veranderingen Europese betaalmarkt door SEPA Met de komst van SEPA verandert het volgende voor afnemers van betaaldiensten: • Betaalpassen en creditcards hebben een chip in plaats van een magneetstrip (‘het nieuwe pinnen’) gekregen. Ook bij het betalen met de creditcard moet een pincode worden ingetoetst. • Voor het overboeken van geld wordt, ook bij binnenlandse betalingen, het zogenaamde International Bank Account Number (IBAN) gebruikt. Uiterlijk 1 februari 2014 maakt iedereen gebruik van IBAN. Het IBAN bestaat uit een landcode (2 letters), een controlegetal (2 cijfers) en het (voor bepaalde landen aangevuld) nationaal rekeningnummer. Het nummer staat al vermeld op bankafschriften. Steeds meer overheidsorganisaties en bedrijven maken al gebruik van het IBAN voor alle overschrijvingen en incasso’s. • Er is al een Europese incasso, voorlopig nog naast de binnenlandse incasso. Consumenten en bedrijven kunnen een machtiging afgeven aan een bedrijf of overheidsinstelling in een ander euroland om geautomatiseerd betalingen te doen. • De terugboektermijn van een incassobetaling is verruimd van 30 dagen naar 8 weken. Dit is geregeld in de Payment Services Directive (PSD), een richtlijn voor betaaldiensten. De komst van SEPA is het logische vervolg op de euro. Nu bestaan er tussen de eurolanden nog grote verschillen in producten voor betalingsverkeer. SEPA zorgt ervoor dat deze verschillen grotendeels verdwijnen. Voor consumenten ontstaat meer duidelijkheid als overal dezelfde voorwaarden gelden. SEPA kan meer tijd vragen of meer impact hebben op uw organisatie dan u in eerste instantie verwacht. Start daarom uw voorbereidingen tijdig en voorkom dat u straks niet meer kunt betalen en/ of incasseren Hieronder volgen enkele punten waarmee u rekening moet houden. • • • • •
Vermeld uw IBAN op uw briefpapier en facturen. Informeer uw afnemers over uw IBAN en BIC (Bank Identifier Code). Verzamel IBANs van klanten. Maak uw software geschikt voor gebruik van de Euro-incasso. Denk aan alternatieven voor de acceptgiro. Bijv: Euro-incasso of een factuur sturen.
Neem voor meer informatie contact op met uw bank.
Laat uw testament checken
Schenken is voordeliger dan nalaten Ouders die hun vermogen fiscaal vriendelijk aan hun kinderen of kleinkinderen willen overdragen, moeten dat bij leven doen. Schenkingen zijn daarvoor hét aangewezen instrument. Geld schenken is veel leuker dan het nalaten. Een gulle gever stemt zijn (klein)kinderen blij en tevreden én hij kan daarvan meegenieten. Ook fiscaal is schenken leuker: het kost veel minder belasting. Een erfenis van € 100.000 van vader op zoon (van stel 25 jaar) kost € 8.089 aan erfbelasting. Schenkt vader die € 100.000 in 10 jaarlijkse termijnen (met gebruikmaking van de reguliere vrijstellingen, NIET de eenmalig hoge vrijstelling van € 50.300; zie hierna voor het benutten van de vrijstellingen), dan is zoonlief € 3.058 aan schenkbelasting kwijt. Een voordeel van ruim € 5.000!
Schenkingen op papier: alsnog notarieel bekrachtigen Heeft u in het verleden schenkingen onder schuldigerkenning gedaan aan uw kinderen? En daarbij vastgelegd dat zij die schenkingen pas kunnen opeisen als de langstlevende ouder is overleden? Zo’n schenking terzake van de dood moet bij notariële akte, zo heeft de Hoge Raad onlangs beslist. Is dat niet gebeurd, dan is de schenking niet rechtsgeldig, en vervalt die bij het overlijden van de schenker. Van de beoogde besparing op de erfbelasting komt dan niets terecht. Om uw oude papieren schenkingen te ‘redden’ is het verstandig om die alsnog achteraf bij notariële akte te bekrachtigen. Dan moet uiteraard gebeuren vóórdat de schenker is overleden.
De erflater die een goed testament opmaakt, kan daarmee een forse belastingbesparing voor zijn erfgenamen realiseren. Een goed testament is een testament dat de door de erflater gewenste vererving van zijn vermogen combineert met een minimale heffing van erfbelasting bij de erfgenamen. De praktijk kent veel verschillende testamenten, zoals een testament met wettelijke verdeling, een vruchtgebruiktestament, een ik-opatestament, een keuzelegaattestament, een turbotestament en ga zo maar door. Keuze genoeg. Ook voor testamenten geldt: vrijheid, blijheid! En dat leidt er toe dat een erflater vaak kiest voor een keuzetestament. Met zo’n testament biedt hij zijn erfgenamen de keuze tussen diverse vormen van vererving: zij kunnen na zijn overlijden – op basis van de dan geldende omstandigheden – kiezen voor één van de in het testament genoemde vormen van vererving. Zodoende kan gekozen worden voor de fiscaal voordeligste optie! De afgelopen jaren kan uw persoonlijke situatie zijn gewijzigd. Of uw financiële situatie. Controleer daarom of uw huidige testament nog aansluit bij uw bedoelingen. Door een testament op te maken kunt u niet alleen bereiken dat erfbelasting wordt bespaard. U kunt ook specifieke wensen tot uitdrukking brengen. Er is daarom eigenlijk geen reden te verzinnen om niet een testament op te maken. Sterker nog, een flexibel testament is van ‘levensbelang’.
Middeling: een onverwachte teruggaaf van belasting Als u een sterk wisselend (belastbaar) inkomen heeft gehad in box 1 over drie aaneengesloten jaren, heeft u wellicht recht op een onverwachte belastingteruggave. Door het inkomen te middelen – gelijkelijk te verdelen – over die drie jaren kunt u de nadelige werking van het progressieve tarief van de inkomstenbelasting ongedaan maken. Door de middeling wordt de belasting herrekend en wel op basis van het gemiddelde inkomen over die drie jaren. Het verschil tussen de werkelijk geheven belasting en de herrekende belasting na middeling wordt terugbetaald. Middeling is alleen mogelijk over het inkomen in box 1. In box 2 en box 3 geldt immers een vast proportioneel tarief, zodat middeling hier zinloos is. Het verzoek om middeling moet worden ingediend binnen 36 maanden nadat de laatste belastingaanslag over de drie jaren van het middelingtijdvak onherroepelijk is geworden.