Zoekverslag Inleiding Ik doe mijn onderzoek over de “Rampenfilm”. In het begin van het onderzoek werkte ik samen met Marijn Hooimeijer en Melle Meijer. We hebben met z’n drieen bij elkaar gezeten, en hebben samen een onderzoeksvraag geformuleerd. Deze luidde: In hoeverre verschillen rampenfilms van de jaren ’70 met de rampenfilms van nu? Deze onderzoeksvraag was niet mogelijk. De opdracht was namelijk dat we alleen films mochten kiezen uit de jaren ’70 en ‘ 80. Dit omdat er nog te weinig wetenschappelijk onderzoek naar rampenfilms uit deze tijd is gedaan. Na overleg met onze docent Marc Adang zijn we tot een andere onderzoeksvraag gekomen, namelijk: Wat zijn de verschillen tussen rampenfilms uit de jaren ’70. We kijken hierbij naar de sterrencast, special effects en het budget. Helaas heeft Melle Meijer de opleiding vroegtijdig verlaten, waardoor de redactie nu uit twee personen bestaat. Aangezien deze drie onderdelen (sterrencast, special effects en budget) betrekking hebben op elkaar, hebben we besloten de onderzoeksvraag niet aan te passen. Middendeel Ik ben een aantal keren naar het Filmmuseum gegaan om informatie op te zoeken in de (digitale) catalogi en databases voor mijn onderzoek naar ‘rampenfilms’. Ook ben ik een paar keer naar de Universiteitsbibliotheek gegaan op nog meer informatie te zoeken. Onze onderzoeksvraag luidt: Wat is het verschil tussen rampenfilms in de jaren ’70. We kijken hierbij naar de sterrencast en special effects, wat beide weer betrekking heeft op het budget. In het onderzoek is het mijn taak om te kijken naar de special effects en hoe dit weer betrekking heeft op het budget van de film. In de digitale catalogi heb ik gezocht met de volgende trefwoorden: -
rampenfilm(s): (16 treffers in totaal, maar 2 daarvan waren succesvol)
-
disaster(s): (18 treffers in totaal, maar 1 daarvan was succesvol)
-
special effects: (109 treffers in totaal, maar 15 daarvan waren succesvol)
-
budget: (23 treffers in totaal, maar niets daarvan was succesvol)
-
budgettering: (2 treffers in totaal, maar niets daarvan was succesvol)
-
Airport: (6 treffers in totaal, maar niets daarvan was succesvol)
-
Towering Inferno: (2 treffers in totaal, maar niets daarvan was succesvol)
-
Earthquake: (5 treffers in totaal, maar niets daarvan was succesvol)
De geselecteerde literatuur met behulp van de trefwoorden in de digitale catalogi in het Filmmuseum: Rampenfilm(s): - Bergeijk, Jeroen van. Opkomst, ondergang en terugkeer van de rampenfilm. VPRO-gids, 28 september 1996. -
Put, Bart van der. De natuur slaat hard terug: terugkeer van de rampenfilm. Het Parool, 19 december 1996.
Disaster(s): - Keane, Stephan. Disaster Movies: the cinema of catastrophe. London: Wallflower, 2001. Hierbij heb ik de sneeuwbalmethode gehanteerd. Achter in het bovengenoemde boek staat een bibliografie. Hieruit heb ik nog een ander boek gekozen, namelijk: -
Madson, A. The new Hollywood: American Movies in the 1970s. New York: Thomas Crowell, 1975).
Special effects: -
Bizony, Piers. Digital Domain: The leading Edge of Visual Effects. London: Aurum Press, 2001.
-
Culhane, John. Special effects in the movies: How they do it. New York: Ballantine, 1981.
-
Hopkins, Albert A. (samenst.). Magic: stage illusions, special effects and trick photography. New York: Dover, 1976.
-
Imes Jr, Jack. Special visual effects: a guide to special effects cinematography. New York: Prentice-Hall, 1984.
-
McKenzie, Alan, Derek Ware. Hollywood tricks of the trade. New York: Gallery, 1986.
-
Millar, Dan. Special effects: cinema secrets. London: Apple, 1990.
-
Netzly, Patricia D. Encyclopedia of Movie Special Effects. Phoenix: Oryx Press, 2000.
-
Novros II, J. Lester. Special effects, of de realiteit gemanipuleerd. ’s-Gravenhage: Haagse filmstichting, 1988.
-
Perisic, Zoran. Special optical effects in film. London: Focal, 1980.
-
Perisic, Zoran. Visual effects cinematography. Boston: Focal, 2000.
-
Pierson, Michele. Special effects: still in search of wonder. Columbia University Press, 2002.
-
Rickett, Richard. Special effects, the history and technique. New York: Watson-Guptill, 2001.
-
Rozendaal, Simon. Luchtfietserij en brandend water: hoe geraffineerde computeranimaties de filmbezoeker beduvelen. Elsevier (Kennis en Cultuur), 05 oktober 1996.
-
Rovin, Jeff. Movie special effects. Barnes: South Brunswick, 1977.
-
Smith, Thomas G. George Lucas (bijdr.). Industrial light & magic: the art of special effects. London: Columbus, 1986.
In de digitale bibliotheek van de Universiteitsbibliotheek heb ik gezocht met de volgende trefwoorden: -
rampenfilm(s): (2 treffers in totaal, maar nies daarvan was succesvol)
-
special effects: (8 treffers in totaal, maar 3 daarvan waren succesvol)
De geselecteerde literatuur met behulp van de trefwoorden in de digitale bibliotheek van de Universiteitsbibliotheek: Special effects: - Brosnan, John. Movie Magic: the story of special effects in the cinema. London: Mcdonald and Jane’s, 1974. -
Cubitt, Sean. The cinema effect. Cambridge: MIT Press, 2004.
-
Werner, Adrian. Freaks: cinema of the bizarre. London: Lorrimer, 1976.
Internetsite: Zie: http://members.rott.chello.nl/alely/index1-9-04.html Deze site heb ik gevonden door te zoeken op http://www.google.nl en als trefwoord ‘Towering Inferno’ te nemen. Selectiecriteria: Mijn onderzoeksvraag luidt: wat is het verschil tussen rampenfilms in de jaren ’70. Hierbij kijk is specifiek naar de special effects die in de gekozen films voorkomen. Ik ben daarom gaan zoeken in het Filmmuseum en in de Universiteitsbibliotheek naar informatie over dit specifieke onderwerp. Ik heb hierbij gekeken naar boeken, tijdschriften en knipsels en met behulp van de bovenstaande trefwoorden. Door dit te doen heb ik een goede selectie kunnen maken voor mijn onderzoek.
De tijd van mijn gevonden literatuur dateert voornamelijk uit de jaren ’80. Ook heb ik wat literatuur gevonden uit de jaren ’70. De rampenfilm kwam heel erg op in de jaren ’70 en er werd voor het eerst erg veel gebruik gemaakt van moderne technieken in de special effects. Er is in die tijd veel over dit onderwerp (special effects) geschreven. Ik heb voor deze periode gekozen, omdat de literatuur vaak betrekking heeft op de films uit die tijd, namelijk de jaren ’70 en ’80. Aangezien ik films uit deze periode voor mijn onderzoek gebruik, is deze literatuur voor mij erg van belang. Ook is maar weinig literatuur te vinden over dit onderwerp in andere periodes. In mijn selectie heb ik gekozen voor verschillende auteurs. Bij het zoeken naar informatie kwam ik wel een aantal auteurs vaker tegen als andere auteurs. Dit waren bijvoorbeeld Jeff Rovin en Zoran Perisic. In mijn onderzoek heb ik ook twee keer een boek gebruikt van Zoran Perisic. Jeff Rovin heeft wel veel geschreven en is daarom ook een belangrijke auteur. Toch was voor mij maar één boek van hem echt bruikbaar. Dus er zijn meerdere belangrijke auteurs, maar in mijn selectie heb ik verschillende auteurs gekozen. De boeken van hen waren voor mij erg bruikbaar. Sleutelpublicaties heb ik niet gevonden. Voor dit onderwerp is het erg moeilijk om goede en bruikbare bronnen op het internet te vinden. Daarom heb ik ook maar één internetsite kunnen vinden. Deze site heb ik gevonden via http://www.google.nl. Op deze site staan de special effects in de film ‘The Towering Inferno’. Dit is het enige wat ik op internet kon vinden over mijn onderwerp. De literatuur die ik heb gevonden is wetenschappelijk. Het zijn boeken waar veel informatie in staat over special effects. De meeste boeken bevatten een goede inhoudsopgave, met een duidelijke structuur. Ik kon precies zien welk hoofdstuk voor mij belangrijk was om te bestuderen voor mijn onderzoek. In de meeste literatuur staat ook een literatuurlijst. Deze literatuurlijst kan je eventueel weer door verwijzen naar andere literatuur. Dit was bij mij niet het geval. De literatuur is meestal gericht op mensen die in het onderwerp geïnteresseerd zijn en studenten die bijvoorbeeld onderzoek doen naar dit onderwerp. Samenvatting: Rickett, Richard. Special effects: The history and technique. New York: Watson-Guptill, 2001. Schaalmodellen worden gebruikt om grote (futuristische) landschappen na te bootsen. Het is erg moeilijk om mooie en goede schaalmodellen te maken. Ze moeten namelijk op het beeld erg realistisch zijn voor de toeschouwer. Het belangrijkste aspect hierbij is hoe het schaalmodel wordt gefilmd. De camerastandpunten moeten zo normaal mogelijk overkomen,
maar ook de indruk wekken dat het realistisch is. Voordat ze de studio’s ingaan, wordt er veel werk verricht om dit allemaal klaar te krijgen. Er worden allerlei materialen gebruikt voor deze modellen. Als het materiaal niet helemaal klopt, wordt er verf gebruikt. Dit doen ze om zo de goede kleur te krijgen. Het werk moet erg precies en nauwkeurig gebeuren. Alle kleine details moeten precies worden nagebootst. Als het niet precies is nagebootst, dan ziet de toeschouwer meteen dat er iets niet klopt in het beeld. De toeschouwers zien altijd dat er iets niet klopt in het beeld. Kleur is hierbij ook erg belangrijk. Kleur kan namelijk een 3dimentionaal effect geven. Samenvatting: Rovin, Jeff. Movie special effects. Barnes: South Brunswick, 1977. Miniaturen moeten op een goede manier worden gefilmd, bijvoorbeeld door middel van een long-shot. Door gebouwen, boten en landschappen op deze manier te filmen wekt het de illusie dat ze realistisch zijn en dat ze zich bevinden in een grotere omgeving. Dit is een erg realistische manier van werken. Door de camera goed te gebruiken, kan een omgeving nog groter lijken. Vuur en water zijn erg onvoorspelbaar. Het is erg gevaarlijk en het kan maar één keer met de camera opgenomen worden. De set is na de opnames namelijk helemaal verwoest. Ook worden er stuntmannen gebruikt om de gevaarlijkste stunts te doen. Om het zo realistisch mogelijk te maken moet er veel tijd aan besteed worden. Ook kost dit erg veel geld. Films met veel special effects kunnen alleen gemaakt worden door grote productiemaatschappijen, omdat de special effects veel geld kosten. Films met een laag budget zijn vaak ook niet realistisch gefilmd. Samenvatting: Bizony, Piers. Digital Domain: The leading Edge of Visual Effects. London: Aurum Press, 2001. Voor grote en realistische achtergronden worden verschillende technieken gebruikt. In de jaren ’50 was er het zogeheten blue-screen. Een acteur werd dan voor een blauw scherm gefilmd. Later bij de montage wordt dan met de computer de achtergrond erbij gezet. Dit was in die tijd erg realistisch. In de jaren ’70 werden deze technieken veel realistischer, maar de technieken waren wel gebaseerd op hetzelfde idee. Het moest namelijk zo realistisch mogelijk op het scherm overkomen. Daardoor zijn er veel technieken ontstaan met behulp van filters, kleur en contrasten.
Selectie -
Bizony, Piers. Digital Domain: The leading Edge of Visual Effects. London: Aurum Press, 2001.
Motivatie: In dit boek staat een hoofdstuk over bepaalde effecten die gecreëerd kunnen worden op de achtergrond. Dit zie je ook in de films terug die ik gebruik voor mijn onderzoek. Deze techniek wordt namelijk vaak gebruikt als de opnames erg grootschalig zijn. -
Brosnan, John. Movie Magic: the story of special effects in the cinema. London: Mcdonald and Jane’s, 1974.
Motivatie: In dit boek gaat het veel over special effects in de bioscoop. Dit kan ik goed gebruiken voor mijn onderzoek naar deze special effects. -
Culhane, John. Special effects in the movies: How they do it. New York: Ballantine, 1981.
Motivatie: Dit boek vertelt iets over de special effects in films en hoe ze het effect voor elkaar krijgen. Dit is belangrijk om te weten voor mijn onderzoek. -
Imes Jr, Jack. Special visual effects: a guide to special effects cinematography. New York: Prentice-Hall, 1984.
Motivatie: In dit boek staan de technische aspecten van hoe je special effects kunt creëren, door bijvoorbeeld verandering van composities en effecten in de camera tijdens de opnames. Deze aspecten zijn erg van belang voor mijn onderzoek naar special effects en hoe ze tot stand komen. -
McKenzie, Alan, Derek Ware. Hollywood tricks of the trade. New York: Gallery, 1986.
Motivatie: In dit boek worden bepaalde special effects uitgelegd aan de hand van films. Hierin staan ook de films die ik heb gekozen voor mijn onderzoek. Dit heeft dus gelijk betrekking op mijn onderzoeksvraag. -
Millar, Dan. Special effects: cinema secrets. London: Apple, 1990.
Motivatie: In dit boek staat veel uitleg over special effects aan de hand van illustraties en tekst. De nadruk wordt gelegd op hoe het gemaakt is en hoe de illusie wordt gecreëerd. Voor mijn onderzoek is dit handig om te weten. -
Netzly, Patricia D. Encyclopedia of Movie Special Effects. Phoenix: Oryx Press, 2000.
Motivatie: Dit boek gaat over special effects in de film. Het is vrij algemeen, waardoor je een idee krijgt over de verschillende special effects. Dit moet ik weten voor mijn onderzoek en is dus erg bruikbaar.
-
Novros II, J. Lester. Special effects, of de realiteit gemanipuleerd. ’s-Gravenhage: Haagse filmstichting, 1988.
Motivatie: In dit boek komen begrippen voor die vaak bij special effects worden gebruikt. In dit boek worden deze termen uitgelegd, wat erg handig is. Als ik een term niet begrijp, kan ik het hierin opzoeken. Ook is het een Nederlands boek, waardoor ik de termen nog beter kan begrijpen als ik een ander Engels boek lees. -
Perisic, Zoran. Special optical effects in film. London: Focal, 1980.
Motivatie: Dit boek laat zien hoe special effects gecreëerd kunnen worden in de camera, zoals het breken van glas en wat er in het laboratorium wordt gedaan. Ook toont dit boek miniaturen. Dit zijn allerlei effecten die in mijn gekozen films voorkomen, waardoor dit boek erg belangrijk is voor mijn onderzoek. -
Perisic, Zoran. Visual effects cinematography. Boston: Focal, 2000.
Motivatie: Dit boek laat zien hoe we special effect moeten begrijpen. Het is belangrijk om er achter te komen wat een special effect is en wat niet. In dit boek staat ook welke special effects voor de productie en tijdens de productie worden uitgevoerd. Dit is belangrijk om te weten voor mijn onderzoek. -
Rickett, Richard. Special effects, the history and technique. New York: Watson-Guptill, 2001.
Motivatie: Dit boek gaat over miniaturen die gebruikt worden in films. Ook worden voorbeelden gegeven met betrekking tot de films die ik behandel voor mijn onderzoek. Zo kom ik meer te weten over de special effects in de films die ik bestudeer. -
Rovin, Jeff. Movie special effects. Barnes: South Brunswick, 1977.
Motivatie: Dit boek gaat over miniaturen en hoe de illusie wordt gewekt dat de miniatuur realistisch is in beeld. Dit is belangrijk om te weten voor mijn onderzoek. -
Smith, Thomas G. en George Lucas (bijdr.). Industrial light & magic: the art of special effects. London: Columbus, 1986.
Motivatie: Dit boek gaat over hoe special effects tot stand komen. Er wordt in dit boek gebruik gemaakt van illustraties om het duidelijker te maken. Ook laat dit boek zien welke middelen gebruikt kunnen worden en wat de kosten zijn. Dit heeft in mijn onderzoek ook weer betrekking op het budget. - Zie: http://members.rott.chello.nl/alely/index1-9-04.html. 5 oktober 2004.