Ministerie van Verkeer en Waterstaat
jklmnopq Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Zilverzand in Nederland Geologische voorkomens, producteisen en toetsingsprotocol
Noot vooraf
Aan de gegevens kunnen geen rechten worden ontleend. De gebruiker neemt bij toepassing van gegevens uit dit rapport eventuele risico's aan deze informatie en/of interpretatie over. Rijkswaterstaat en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben de in deze publicatie opgenomen gegevens zorgvuldig verzameld naar de laatste stand van wetenschap en techniek. Desondanks kunnen er onjuistheden in deze publicatie voorkomen. Het Rijk sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die uit het gebruik van de hierin opgenomen gegevens mocht voortvloeien.
Bibliotheekgegevens
Zilverzand in Nederland, geologische voorkomens, producteisen en toetsingsprotocol Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5 Expertisecentrum Bouwstoffen, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft. 166 p. DWW-2004-027 ISBN: 90-369-5560-2
Dankwoord
De volgende personen worden bedankt voor hun bijdrage aan de totstandkoming van dit rapport: Patrick Offermans (Zilverzand Exploitatie Beaujean Heerlen), Milco Burkard (Lieben Minerals Maastricht), Sigmar Fries (Sibelco Maasmechelen). Helma Brunenberg en Brechtje Schuijt (Provincie Limburg). Michiel van der Meulen (TNO-NITG; was eerder werkzaam bij DWW en betrokken bij de beginfase van dit project).
_________________________________________________________________ Verantwoording omslagillustratie
Winning in de zilverzandgroeve Heerenweg-West ZE [Foto: Beaujean BV]
Zilverzand in Nederland
2
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
1. Rapport nr. 2. Serie nr. DWW-2004-027 Publicatiereeks Grondstoffen 2004/ 5 4. Titel en sub-titel Zilverzand in Nederland: geologische voorkomens, producteisen en toetsingsprotocol Schrijvers: L. Feenstra & E. Mulder (TNO-MEP) A. Mincovisch, S. Gruijters (TNO-NITG) T.P.F. Koopmans & M.W.I.M. van Heijst (RWS-DWW, red) 10. Naam en adres opdrachtnemer (intern) Coördinatie / eindredactie: Rijkswaterstaat, Dienst Weg– en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 GA DELFT
(extern) Onderdeel Kartering: TNO-NITG, Postbus 80015 3508TA UTRECHT
3. ISBN nummer 90-369-5560-2 5. Datum rapport 19 mei 2004 6. Rapport nr. uitvoerende organisaties: -TNO-MEP R2003/454 (Toetsingsprot.) -TNO-NITG 02-170B (kartering) 9. Projectnaam DWW: GSV/Zilverzand 11. contractnummer -DWW-1957 (Kartering) -DWW-1958 (Toetsingsprotocol) -DWW-2207 (Experimentele Toetsing)
Onderdeel Toetsingsprotocol: TNO-MEP, Postbus 342, 7300 AH APELDOORN
12. Naam en adres opdrachtgever Directoraat–Generaal Water, Postbus 20906, 2500 EX DEN HAAG
13. Type rapport Onderzoeksrapportage
15. Opmerkingen Contactpersonen: T.P.F. Koopmans (tel: 015-2518312) of Max van Heijst (tel: 015-2518469) RWS, DWW. 16. Referaat Zilverzand is een oppervlaktedelfstof die wordt gebruikt in de glasindustrie, de chemie, de keramische industrie en in ijzergieterijen. Gewonnen "ruwe zanden" worden middels opwerking geschikt gemaakt voor de diverse toepassingen van zilverzand. Hoewel de bekende, winbare hoeveelheid zilverzand in Zuid-Limburg groot genoeg is om nog jaren te kunnen winnen, moet de in Nederland winbare voorraad zilverzand als eindig worden beschouwd. Vanuit dat besef zijn binnen deze studie twee zaken onderzocht: 1) Geologische voorkomens van zanden in Nederland waaruit zilverzand gewonnen zou kunnen worden afgezien van de reeds bekende hoogwaardige zilverzandvoorkomens in Zuid-Limburg 2) De mogelijkheid van een standaard toetsingsprotocol om ruwe zanden op uniforme wijze te beoordelen op hun geschiktheid voor de productie van zilverzand. In dit rapport wordt een nieuwe toetsingsprotocol gepresenteerd en geverifieerd door middel van een ringonderzoek. Het protocol blijkt een waardevol hulpmiddel bij voorraadkwalificatie van ruwe zanden. Aanbevolen wordt om het toetsingsprotocol als standaardmethode te gaan gebruiken en indien er draagvlak voor is te standaardiseren, bijvoorbeeld als Nederlands Technische Afspraak. Op basis van een inventarisatie van bestaande bodemgegevens is vastgesteld dat er naast de reeds bekende hoogwaardige zilverzandvoorkomens in Zuid-Limburg lokaal nog in Noord-Limburg en Noord-Brabant zandvoorkomens aanwezig zijn die kunnen worden opgewerkt tot de relatief laagwaardige zilverzandtoepassingen gieterijzand en vlakglas. Het zand is dus minder hoogwaardig dan de huidige gewonnen zanden rond Heerlen.
19. Classificatie
20. Classificatie deze pagina
18. Distributie systeem Verkrijgbaar bij de Dienst Weg– en Waterbouwkunde, T.a.v. Mw. M.A. Schomaker, Tel: 015-2518 308 21. Aantal blz. 166 22. Prijs: € 20,-
23. Acceptatie projectleider
24. Acceptatie productgroepleider
25. Acceptatie afdelingshoofd
17. Trefwoorden: zilverzand, toetsingsprotocol, producteisen, oppervlaktedelfstoffen
(origineel is getekend)
(origineel is getekend)
(origineel is getekend)
drs. T.P.F. Koopmans
dr. H.S. Pietersen
ir. A.F.W. Reij
Zilverzand in Nederland
3
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
4
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Inhoudsopgave .............................................................................................
Zilverzand in Nederland
Inhoudsopgave
5
Samenvatting
7
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Definitie, toepassingen en kwaliteitseisen Huidige productie, voorkomens en marktsituatie Doelstelling Projectaanpak Leeswijzer
13 13 14 17 17 18
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Kartering met bestaande bodemgegevens Onderzoeksaanpak kartering Literatuurvoorbereiding Bevragen van bestaande boorgegevens uit DINO Resultaten, geïdentificeerde potentiële voorkomens Kaarten en profielen
19 19 19 20 21 22
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Eigenschappen van ruw gewonnen zilverzand Zilverzandvoorkomens en geologie Eigenschappen van ruwe zanden uit verschillende groeves Spreiding in karakteristieken van ruw zand per groeve Eigenschappen van ’ruw zand’ en van ‘gewassen zand’
29 29 29 32 33
4 4.1 4.2
Industriële toepassingen versus kwaliteitseisen Toepassingen van zilverzand en daaraan verbonden kwaliteitseisen Indeling van zilverzand in verschillende kwaliteitscategorieën
35 35 37
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Opwerkingstechnieken voor ruwe zanden De noodzaak van opwerking Overzicht van opwerkingstechnieken Kwaliteitsverbetering door opwerking Kosten van opwerking
39 39 40 43 45
6 6.1 6.2 6.3
Geschiktheidscriteria voor ruwe zanden Relatie basiskwaliteit ruw zand en kwaliteitseisen zilverzand Combinaties van opwerkingstechnieken Technische en economische haalbaarheid van opwerking
47 47 48 49
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Toetsingsprotocol voor ruwe zanden Aanleiding voor een toetsingsprotocol Opzet van het toetsingsprotocol Optimalisatie van het toetsingsprotocol Voorgestelde toetsingsprotocol Interpretatie van de resultaten Nauwkeurigheid Resultaten van de bewerkingen
51 51 52 53 56 57 57 58
5
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Uitgebreide toetsing van vier praktijkmonsters Voorbereiding en monsterselectie Werkwijze Resultaten van de proeven uitgevoerd door TNO-MEP Vergelijking van de proefresultaten van de vier laboratoria Toetsing van de gewassen ruwe zandmonsters
61 61 61 62 63 67
9 9.1 9.2 9.3
Toetsing van 11 monsters uit gebieden A, B en C Doelstelling toetsing Inventarisatie van voor toetsing beschikbare monsters bij TNO-NITG Kwaliteit van zilverzandmonsters voor en na de wasstap
69 69 69 71
10 10.1 10.2 10.3
Conclusies en aanbevelingen Conclusies over zandkwaliteit, toetsingsprotocol en opwerking Conclusies zandkwaliteit per deelgebied A, B en C Aanbevelingen
73 73 75 77
11
Literatuur
79
12
Verantwoording
81
Bijlage I
Zilverzand: toepassingen & kwaliteitseisen
83
Bijlage II
Overzicht van praktijkmonsters
91
Bijlage III
Gedetailleerde werkwijze toetsingsprotocol
93
Bijlage IV
Nauwkeurigheid van het toetsprotocol
101
Bijlage V
Ervaring TNO met het toetsingsprotocol
109
Bijlage VI
Ervaring derden met het toetsingsprotocol
115
Bijlage VII
Toetsing van 11 monsters uit gebieden A, B en C
125
Bijlage VIII
Werkvoorschrift Toetsingsprotocol Zilverzand
131
Bijlage IX
Analysemethoden
135
Bijlage A, B & C
Zilverzand in Nederland
Kartering potentieel zilverzand in Deelgebieden A, B & C 137
6
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Samenvatting .............................................................................................
Inleiding & probleemstelling
Zilverzand is een oppervlaktedelfstof die wordt gebruikt in de glasindustrie, de chemie, de keramische industrie en in ijzergieterijen. Met de term zilverzand wordt een zuiver zand bedoeld dat mineralogisch vrijwel geheel uit kwarts bestaat (SiO2) en dat slechts zeer weinig bijmengsels bevat. De toepasbaarheid van zilverzand hangt samen met het kwartsgehalte en eventuele aanwezige bijmengsels. Hoewel de bekende, winbare hoeveelheid zilverzand in Zuid-Limburg groot genoeg is om nog jaren te kunnen winnen, moet de in Nederland winbare voorraad zilverzand als eindig worden beschouwd. Doelstelling
Deze studie heeft een tweeledige doelstelling: • Inventarisatie van zandvoorkomens in Nederland, waaruit zilverzand gewonnen zou kunnen worden (los van de reeds bekende hoogwaardige zilverzandvoorkomens in het gebied rond Heerlen in Zuid-Limburg). • Ontwikkelen van een standaard toetsingsprotocol om ruwe zanden op uniforme wijze te kunnen beoordelen op hun geschiktheid voor de productie van zilverzand (voorraadklassificatie).
Werkwijze en resultaten
Het project Zilverzand is uitgevoerd in twee deelprojecten: • Kartering: een landsdekkende inventarisatie van zilverzandvoorkomens, buiten de reeds geëxploiteerde voorkomens in Zuid-Limburg op basis van bestaande geologische gegevens bij TNO-NITG. • Toetsingsprotocol: het opstellen en verifiëren van een uniforme werkinstructie voor het toetsen van ruwe zanden op hun geschiktheid voor de diverse industriële toepassingen van zilverzand. De inventarisatie van zilverzand voorkomens buiten de gebruikelijke wingebieden leverde drie regio's op die in het onderzoek nader zijn beschouwd. Als eerste stap voor het ontwikkelen van een standaard toetsingsprotocol is ter referentie een overzicht gemaakt van de in de markt gangbare kwaliteitsklassen van zilverzand. Het toetsingsprotocol is na vaststellen getest bij diverse laboratoria. De bevindingen zijn gebruikt om het protocol te verbeteren. Oorspronkelijk lag het in de bedoeling om als derde fase met behulp van het toetsingsprotocol een uitgebreide voorraadklassificatie uit te voeren van zilverzandvoorkomens in Nederland. Toen duidelijk werd dat het Rijk de regierol voor de bouwgrondstoffenvoorziening ging afbouwen is in overleg met de opdrachtgever besloten om de deelprojecten "Kartering" en "Toetsingsprotocol" in het kader van de afbouw wel af te ronden en uit te brengen in rapportvorm. Het voorziene deelproject "Voorraadkwalificatie potentiële zilverzandvoorkomens" is niet meer uitgevoerd. Wel zijn nog binnen het deelproject toetsingsprotocol 11 grondmonsters geanalyseerd uit de drie gebieden die volgens het deelproject Kartering mogelijk winbaar zilverzand zouden bevatten. Hiermee is een indicatie toegevoegd voor de te verwachten zandkwaliteit in deze gebieden.
Zilverzand in Nederland
7
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Kwaliteitseisen Zilverzand
Het ruwe zand, waarmee materiaal wordt bedoeld zoals dat direct uit de bodem komt, voldoet veelal niet aan de chemische en fysische kwaliteitseisen die de industriële toepassingen stellen aan zilverzand. Iedere toepassing aan zilverzand stelt zijn eigen kwaliteitseisen aan elementen en korrelopbouw. Onderstaande tabel toont een indeling in vijf kwaliteitsklassen van eindproducten zilverzand op basis van de kwaliteitseisen per sleuteltoepassing: Sleutel
SiO2
Fe2O3
Al2O3
TiO2
LOI
Zware mineralen
> 99,8
< 0,008
< 0,05
< 0,02
< 0,05
Toepassing siliciumcarbide
Geen smeltbare zware mineralen aanwezig
waterglas
> 99,7
< 0,015
< 0,08
< 0,03
< 0,1
geen eis
glasvezel
> 99,5
< 0,030
< 0,14
< 0,04
< 0,25
geen eis
vlakglas
> 99,0
< 0,1
< 0,2
< 0,1
< 0,5
geen eis
gieterijzand
> 97
< 0,5
< 0,5-1,0
< 0,3
< 1,0
geen eis
Gehaltes in % van siliciumoxide (SiO2) en het maximum gehalte aan verontreinigingen, zoals ijzeroxide (Fe2O3), aluminiumoxide (Al2O3), titaniumoxide (TiO2), LOI = gloeiverlies (loss on ignition, een methode om het gehalte organische materiaal vast te stelen).
Opwerking en kwaliteitsaanduiding van ruwe zanden
Voor het opwerken van ruw zand tot zilverzand kunnen verschillende opwerkingstechnieken worden gebruikt, of combinaties daarvan. De uiteindelijk benodigde opwerking is afhankelijk van de vereiste kwaliteitsverbetering, maar hangt ook af van het type verontreiniging (klei, humus, zware mineralen) en de wijze waarop de verontreinigingen aanwezig zijn (als coating, losse deeltjes of als composiet). Onderstaande matrix illustreert de koppeling tussen de kwaliteit van het eindproduct zilverzand en dat van gewassen ruwe zanden uit de groeve. Voor een drietal (combinaties van) opwerkingstechnieken (resp. ‘basis’, ‘plus’ en ‘extra’) is aangegeven met welke kwaliteiten gewassen ruw zand gestart moet worden om ze te kunnen opwerken tot de vijf eerder genoemde kwaliteiten zilverzand. Kwaliteitsaanduiding
Kwaliteitsaanduiding zilverzand product naar sleuteltoepassing*
gewassen ruw zand silicium-
waterglas
glasvezel
vlakglas
carbide
gieterijzand
uitstekend
plus
basis
basis
n.v.t.
n.v.t.
goed
extra
plus
basis
n.v.t.
n.v.t.
matig
n.v.t..
extra
plus
basis
n.v.t.
slecht
n.v.t.
n.v.t.
extra
plus
basis
* voor de kwaliteitseisen van de verschillende sleuteltoepassingen zie de vorige tabel De benodigde opwerkingstechnieken zijn gegroepeerd in drie klassen, met oplopende intensiteit, namelijk: -Basis: Standaardconfiguratie (zeven, wassen, klasseren) -Plus: Basis + 1 polishingtechniek (overall reinigingsrendement 50%) -Extra: Basis + 2 polishingtechnieken (overall-reinigingsrendement 90%)
De kleuren in de matrix geven aan of het technologisch dan wel economisch mogelijk is om uit een bepaalde kwaliteit ruw zand een bepaalde kwaliteit zilverzand te verkrijgen. Een rode kleur betekent dat het technologisch niet mogelijk is, terwijl een gele kleur aangeeft dat het economisch niet aantrekkelijk is, omdat de ruw zand kwaliteit eigenlijk ‘te goed’ is om daaruit
Zilverzand in Nederland
8
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
de betreffende categorie zilverzand te produceren. Een groene kleur betekent dat de beoogde combinatie zowel uit technisch als economisch oogpunt haalbaar c.q. aantrekkelijk is. Een oranje kleur betekent dat de beoogde opwerking technisch weliswaar haalbaar is, maar zoveel inspanning kost, dat het economisch gezien minder aantrekkelijk is.
Kwaliteitsaanduiding voor gewassen ruwe zanden
Onderstaande tabel toont de kwaliteitscriteria voor de vier ruw-zandcategorieën die in dit onderzoek als kwaliteitsaanduiding worden voorgesteld: Component
Kwaliteitsaanduiding gewassen ruw zand (gew.-%) uitstekend
goed
matig
slecht
SiO2
99,75
99,5
99,0
97,0
Fe2O3
0,01
0,03
0,06-0,1
0,5
Al2O3
0,1
0,2
0,4
1,0
TiO2
0,02
0,04
0,1
0,3
LOI
0,10
0,2
0,5
1
Toetsingsprotocol voor ruwe zanden
Om een ruw zand te kunnen beoordelen op geschiktheid voor een bepaalde toepassing, wordt een monster ruw zand voorafgaand aan de analyse gewassen met water. In de praktijk worden hiervoor verschillende ‘wasmethoden’ gebruikt. Echter, om op basis van karteringsgegevens een eenduidige uitspraak te kunnen doen over de geschiktheid om uit het betreffende ruwe zand zilverzand te winnen, is het nodig om de beschikking te hebben over een ‘standaard’ toetsingsprotocol. In dit rapport wordt een standaard toetsingsprotocol voorgesteld voor het beoordelen van de kwaliteit van zilverzand. Het toetsingsprotocol voor zilverzand omvat een laboratoriumproef en een toetsing van het gewassen zilverzand aan opgestelde kwaliteitscriteria voor industriële toepassingen van zilverzand. Aan de hand van de resultaten van de toets kan worden beoordeeld of het onderzochte zilverzand geschikt is voor een industriële toepassing en zo ja, welke industriële toepassingen in aanmerking komen. Ook kan op basis van de toets de juiste (combinatie van) opwerkingstechnieken worden geselecteerd. Voor de uitvoering van het toetsingsprotocol is een werkvoorschrift opgesteld en beproefd. Om ervaring met het werkvoorschrift op te doen en tevens inzicht te krijgen in de reproduceerbaarheid van de toets, zijn vier praktijk zilverzanden getoetst door TNO-MEP en de bedrijven Beaujean, Lieben/Sibelco en Geosolutions (UK). De ervaringen van de uitvoerende partijen met het werkvoorschrift waren positief. Op enkele details zijn aanpassingen in het werkvoorschrift aangebracht.
Zilverzand in Nederland
9
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Kartering van zilverzand voorkomens buiten Zuid-Limburg
Door raadpleging van bestaande geologische gegevens zijn die gebieden in kaart gebracht waar buiten de reeds bekende en geëxploiteerde zilverzand voorkomens in Zuid-Limburg (Heerlen) nog witzand in de bodem voorkomt dat geschikt zou kunnen zijn voor de productie van zilverzand. Deze voorkomens bleken beperkt tot drie deelgebieden: Deelgebied A: Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (omgeving CuijkVenlo). Deelgebied B: Noord-Brabant-Zuid (omgeving Alphen en Riel). Deelgebied C: Oostelijk-Nederland (omgeving Doetinchem-Almelo). Per deelgebied zijn deze voorkomens met kaarten en profielen in meer detail in beeld gebracht. Naast een geologische inschatting voor de kansrijkheid voor zilverzandexploratie is ook een inschatting gemaakt op basis van chemische analyse van tien geselecteerde boormonsters uit de gebieden A, B en C met behulp van het voorgestelde toetsingsprotocol. In deelgebieden A en B zijn witzand voorkomens aanwezig die kunnen worden opgewerkt tot de relatief laagwaardige zilverzandtoepassingen gieterijzand en vlakglas. Het zand is minder hoogwaardig dan de huidige gewonnen zanden rond Heerlen. Het noordelijke deel van gebied A rondom Boxmeer en St. Anthonis is nog het meest interessant. Hier ligt kwartsrijk zand het dichtst aan de oppervlakte (ca. 10-20 m). De kwaliteit van de monsters uit gebied A varieert sterk maar kent hoofdzakelijk de kwaliteitsaanduiding "matig tot slecht". In het gehele deelgebied B ligt kwartsrijk zand relatief ondiep (ca. 510 m). Er is echter wel meer sprake van storende kleilagen en meer silt dan in deelgebied A. De twee monsters uit gebied B voldoen aan de kwaliteitseis “matig”. Deelgebied C heeft vanwege een lager kwartsgehalte de laagste verwachtingswaarde voor wat betreft exploiteerbare zilverzandvoorkomens. De kwaliteit van het onderzochte monster uit gebied C voldoet net niet aan de minimale kwaliteitseis, het is dus ongeschikt om op te werken tot een zilverzandtoepassing. Hierbij moet opgemerkt worden dat van gebied C slechts twee monsters uit één boring beschikbaar waren. Hiervan is het monster met de minst slechte kwaliteit geanalyseerd.
Deelgebied C
Deelgebied A
Deelgebied B
Niet gekarteerd
Zilverzand in Nederland
10
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Conclusies
In dit rapport wordt een nieuwe toetsingsprotocol gepresenteerd omdat er geen eenduidige analysemethode bestond om van "ruw zand" vast te stellen tot welke kwaliteit zilverzand ze kan worden opgewerkt. Op basis van verificatie van het toetsingsprotocol door diverse laboratoria blijkt de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid van het protocol voldoende. (relatieve standaardafwijking voor de concentraties van de hoofdcomponenten gemiddeld ca. 10%, reproduceerbaarheid gemiddeld ca. 15%). Uit de proeven met vier onderzochte zanden blijkt tevens dat van de drie bewerkingen wassen, scrubben en een dichtheidsscheiding, het wassen tot de grootste kwaliteitsverbetering leidt. Het scrubben en de dichtheidsscheiding hebben slechts een geringe verdere kwaliteitsverbetering tot gevolg. Voor het beoordelen van de kwaliteit van zilverzand is de uitvoering van de wasstap van het toetsingsprotocol voldoende. De scrub- en dichtheidsscheidingsstap in de proef geven echter aanvullende informatie over de potentiële mogelijkheden in de praktijk van de bewerkingen scrubben en dichtheidscheiding voor de betreffende partij zilverzand. Op basis van een inventarisatie van bestaande bodemgegevens is vastgesteld dat er naast de reeds bekende hoogwaardige zilverzandvoorkomens in ZuidLimburg lokaal nog in Noord-Limburg en Noord-Brabant zandvoorkomens aanwezig zijn die kunnen worden opgewerkt tot de relatief laagwaardige zilverzandtoepassingen gieterijzand en vlakglas (gebieden A en B op de kaart). Het zand is echter minder hoogwaardig dan de huidige gewonnen zanden rond Heerlen. De onderzochte zandvoorkomens in oostelijk Nederland voldoen net niet aan de minimale kwaliteitseis voor zilverzand. Vanwege een lager kwartsgehalte heeft dit gebied een lage verwachtingswaarde voor wat betreft exploiteerbare zilverzandvoorkomens (gebied C op de kaart).
Aanbevelingen
Geadviseerd wordt het in dit rapport gepresenteerde toetsingsprotocol als een standaard methode te gaan gebruiken bij het beoordelen van de kwaliteit van zilverzand en bij toekomstig karteringsonderzoek van potentiële zilverzandvoorkomens. Indien er draagvlak voor is vanuit de industrie en het bevoegd gezag verdient het aanbeveling het protocol te standaardiseren, bijvoorbeeld als Nederlands Technische Afspraak1. Omdat buiten dit project met het toetsingsprotocol nog geen ervaring is opgedaan verdient het aanbeveling om na een periode van 1 à 2 jaar de ervaringen van de gebruikers te evalueren en op basis daarvan het toetsingsprotocol zo nodig bij te stellen. Het toetsingsprotocol voor zilverzand biedt de mogelijkheid om onafhankelijk vast te stellen of zandvoorkomens bruikbaar zijn voor opwerking tot zilverzand. Het protocol wordt daarom aanbevolen als praktisch hulpmiddel bij de grondstoffentoets zoals die nu is voorgeschreven in de Nota Ruimte2.
1
Nederlands Technische Afspraak (NTA) is een relatief eenvoudige manier om een werkafspraak onafhankelijk vast te leggen bij het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Een NTA kan dienen als een eerste stap van verdere standaardisatie indien daar draagvlak voor is. 2 De Nota Ruimte, die 27 april door de Tweede Kamer is vastgesteld, geeft onder "Grondstoffentoets" aan dat er in de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden met geologisch schaarse bouwgrondstoffen waaronder zilverzand.
Zilverzand in Nederland
11
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
12
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
1 Inleiding .............................................................................................
1.1 Definitie, toepassingen en kwaliteitseisen Met de term zilverzand3 wordt een zuiver zand bedoeld dat mineralogisch vrijwel geheel uit kwarts (SiO2) bestaat en dat slechts zeer weinig bijmengsels bevat. Het is een belangrijke grondstof voor verschillende industrieën. Zilverzand, met kwartsgehalten variërend tussen 97 tot 99.8%, wordt gebruikt in de glasindustrie (~55%), de chemische industrie (~15%, voor de productie van waterglas, zeolieten en carborundum (SiC)), de keramische industrie (~20%) en in ijzergieterijen (~10%). In Nederland is zilverzand ook bekend onder de naam Mioceenzand. Andere/oudere synoniemen voor zilverzand zijn kristalzand en kwartszand. Mioceenzand is eigenlijk een verwarrend synoniem voor zilverzand. Hoewel de belangrijkste Nederlandse zilverzand voorkomens weliswaar tot het Mioceen behoren, is de vorming ervan niet per definitie voorbehouden aan de betreffende geologische periode. In het Engels wordt het ‘silica sand’ of ‘industrial sand’ genoemd en in het Duits ‘Quarzsand’of ‘Industriesand’. Er worden in de literatuur verschillende definities aangehouden wat de eisen zijn ten aanzien van silicagehalte en zuiverheid. Volgens het Geologisches Jahrbuch [1999] spreekt men van ‘Quarzsand’ bij een SiO2-gehalte van > 85 % (m/m) en onder het begrip ‘Industriesand’ wordt zilverzand verstaan met een SiO2gehalte van > 98%. De kwaliteit (en daarmee de toepasbaarheid) van zilverzand wordt echter niet alleen bepaald door het SiO2-gehalte. Het is daarnaast ook van belang hoe hoog (of, beter gezegd, hoe laag) het gehalte aan verontreinigingen is. Het gaat hierbij vooral om: • het gehalte aan ijzeroxide (Fe2O3); • het gehalte aan aluminiumoxide (Al2O3), voornamelijk aanwezig in kleiige bestanddelen en veldspaat; • het gehalte aan titaniumoxide (TiO2), kaliumoxide (K2O) en calciumoxide (CaO), onder andere aanwezig in de zware mineraalfractie, kleimineralen, veldspaten, schelpenresten en kalkcement; • het gehalte aan organisch materiaal (humus), vaak afkomstig uit bovenliggende bruinkoollagen; • het gehalte aan zware mineralen zoals rutiel, magnetiet, chromiet en ilmeniet; • de korrelverdeling.
3
Zilverzand in Nederland
zilverzand (t) 1 Lutum– en siltarm natuurlijk zand met een hoog kwartsgehalte en een laag ijzer– en aluminiumgehalte (syn. mioceenzand, kristalzand, kwartszand, witzand pp). 2 Uit natuurlijk zilverzand geproduceerde industriële grondstof met een zeer hoog kwartsgehalte, voor de bereiding van o.a. glas, keramiek, metasilicaten (zeolieten), siliciumcarbiden en voor de metaalverwerking (syn. hoogwaardig zilverzand). Indicatieve samenstelling (m/m), afhankelijk van de toepassing: 99,5 – 99,8% SiO2; 0,01 – 0,05% Fe2O3; 0,05 – 0,25% Al2O3; 0,02 – 0,07% TiO2. 3 Wit zand (syn. laagwaardig zilverzand, witzand), gebruikt als voegenzand, vulzand, vogelkooienzand, vormzand (syn. gieterijzand) [Bron: Van der Meulen et al., 2003].
13
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Het gewonnen ruwe zilverzand dat als industriële grondstof wordt gebruikt, ondergaat vrijwel altijd een opwerking. Dit is noodzakelijk omdat het ruwe zilverzand in de regel niet aan de industriële eisen voldoet. Er worden zowel chemische eisen (samenstelling) als fysische eisen (korrelopbouw, kleur, vochtgehalte) gesteld. De industriële toepassingen kunnen onderverdeeld worden in hoogwaardige toepassingen, zoals enkele toepassingen in de chemische industrie (waterglas, siliciumcarbide) en hoogwaardige glassoorten (kristalglas), en laagwaardiger toepassingen, zoals de meeste overige glassoorten, gieterijzand, etc. Aan zilverzand voor hoogwaardige toepassingen worden hogere eisen gesteld dan aan zilverzand voor laagwaardiger toepassingen.
1.2 Huidige productie, voorkomens en marktsituatie De productie van zilverzand is in Nederland op gang gekomen gedurende de Eerste Wereldoorlog, toen de aanvoer van deze grondstof vanuit Duitsland stokte en ontdekt werd dat kwartszanden van het Mioceen van Zuid-Limburg hoogwaardig genoeg waren om in productie te nemen. In Nederland wordt momenteel circa 0,8 miljoen ton per jaar zilverzand gewonnen in ZuidLimburg. Landelijke voorzieningscijfers zijn vanaf 1980 beschikbaar (Figuur 1.1). Het in Nederland gewonnen zilverzand is van relatief hoge kwaliteit en wordt, na een voorbewerking, ingezet als hoogwaardige grondstof voor industriële toepassingen zoals de fabricage van glas en waterglas (voor de productie van zeolieten, die worden gebruikt als fosfaatvervanger in wasmiddelen).
1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0,0 19 8 19 0 8 19 1 8 19 2 8 19 3 8 19 4 8 19 5 8 19 6 8 19 7 8 19 8 8 19 9 90 19 9 19 1 9 19 2 9 19 3 9 19 4 9 19 5 9 19 6 9 19 7 9 19 8 9 20 9 0 20 0 0 20 1 20 02 0 20 3 * 04 *
Winning in miljoenen tonnen
Zilverzandwinning in Nederland
Jaar Figuur 1.1 Productie van zilverzand in Nederland van 1980 tot en met 2002. De getoonde hoeveelheden omvatten zowel hoogwaardig zilverzand als nog te veredelen zilverzand [Bron: LCCO/WIG voor jaren 1980-1999; Provincie Limburg voor 2000-2001]. *Voor 2003 en 2004 betreft het een prognose vanuit de industrie.
Zilverzand in Nederland
14
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand, dat naar Nederlandse begrippen een waardevolle oppervlaktedelfstof is, wordt over vrij grote afstanden getransporteerd. Nederlands zand wordt m.n. geëxporteerd naar Duitsland en België. Uit deze landen wordt ook het grootste deel van het door Nederland geïmporteerde zand betrokken. Van de Nederlandse productie wordt jaarlijks ca. 300.000 ton geëxporteerd (met name hoogwaardige kwaliteiten). Ruim 600.000 ton/jaar wordt geïmporteerd. In vergelijking met de buurlanden België en Duitsland, wordt de oppervlaktedelfstof zilverzand op dit moment in Nederland maar op bescheiden schaal gewonnen. Het Nederlandse verbruik van zilverzand is in de laatste decennia gestegen van ca. 0,7 mln. ton/jaar tot het huidige niveau van ca. 1,6 mln. ton/jaar. Het verbruik ligt dus boven de eigen binnenlandse productie. Tot en met 1994 nam het verbruik, met gemiddeld 3% per jaar, vrijwel evenredig toe met de macroeconomische groei. In de periode 1995 – 2000 is het verbruik met gemiddeld 9% per jaar toegenomen. De zuiverste kwartszanden van Limburg behoren tot de meest hoogwaardige in Europa en behoeven nauwelijks kwaliteitsverbetering om als industriële grondstof te kunnen dienen. De voorraden van dit zand zijn echter beperkt; de stijgende Nederlandse productie vanaf medio jaren ’90 werd mede mogelijk door de industriële opwerking van wat laagwaardiger zilverzand.
Figuur 1.2 Winning van Zilverzand in zilverzandgroeve van Sigrano Nederland B.V. te Heerlen. [Foto Tjeerd Koopmans, DWW].
Zilverzand in Nederland
15
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
De zilverzanden die op dit moment geëxploiteerd worden beperken zich tot het Mioceen van Zuid-Limburg (Figuur 1.3). Buiten deze huidige wingebieden zijn nog geen andere winbare reserves aan zilverzand in Nederland bekend. Ofschoon de Nederlandse zilverzandvoorziening voorlopig nog verzekerd is, moten de geologische voorraden als eindig worden beschouwd. De Nederlandse markt voor zilverzand wordt aan de aanbodszijde gedomineerd door twee producenten, waarvan één dochter van een internationaal concern gevestigd te Maastricht en één familiebedrijf gevestigd te Heerlen. Zand voor cellenbeton wordt in Limburg eveneens onder een zilverzandvergunning gewonnen.
1
6 5 4 3 2
1 11
1
Heerlen Maastricht
0
5
10 km
Figuur 1.3 Geologische overzichtskaart van Zuid-Limburg, waarop aangegeven (1) de steenkool, zandsteen en schalies van het Carboon; (2) zand- en kleigesteenten van het Onder-Krijt; (3) kalksteen van het Boven-Krijt (Limburgse mergel); (4) zeezand en –klei van het Midden-Mioceen (Formatie van Breda); (5) de rivierzanden en –grinden van het BovenMioceen (Kiezeloöliet Formatie) en (6) de drie Limburgse groeves ten noorden van Heerlen waar thans zilverzanden worden. Dit hoogwaardige zilverzand behoort tot de Formatie van Breda (Laagpakket van Heksenberg).
Zilverzand in Nederland
16
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
1.3 Doelstelling Doelstelling van deze studie is om na te gaan wat het lange termijn perspectief (tot ca. 2100) van zilverzandwinning in Nederland is voor de nationale voorziening in deze grondstof. Hierbij dienen de volgende onderzoeksvragen zich aan: • Zijn er naast de reeds bekende hoogwaardige zilverzand voorkomens in Zuid-Limburg (gebied rond Heerlen) nog andere zandvoorkomens in Nederland, waaruit zilverzand gewonnen zou kunnen worden? • Is het mogelijk om een standaard toetsingsprotocol te ontwikkelen om ruwe zanden op uniforme wijze te beoordelen op hun geschiktheid voor de productie van zilverzand? (voorraadklassificatie). Ondanks de behoefte aan een uniform toetsingsprotocol ontbrak dit nog bij aanvang van deze studie. Het vermoeden bestaat dat er meer naar het noorden in Limburg, Brabant en Gelderland zanden voorkomen waaruit zilverzand gewonnen kan worden, zij het minder gemakkelijk dan in Zuid-Limburg omdat de zanden pas op grotere dieptes voorkomen en /of minder zuiver zijn. Met een standaard toetsingsprotocol zijn deze geologische voorkomens beter te beoordelen.
1.4 Projectaanpak Het project Zilverzand kende in zijn oorspronkelijke opzet drie deelprojecten: • Kartering: Om de mogelijkheden voor de Nederlandse zilverzandvoorziening op de lange termijn, tot ca. 2100, in te schatten wordt binnen dit project een landsdekkende inventarisatie gemaakt van zilverzandvoorkomens. Deze kartering is in 2002 uitgevoerd door TNONITG op basis van bestaande bodemgegevens. • Toetsingsprotocol: Om na te gaan of het ‘ruwe zand’ uit de potentiële voorkomens inderdaad geschikt is om daaruit zilverzand (van een bepaalde kwaliteit) te winnen, is een set van criteria nodig, aan de hand waarvan de kwaliteit van het ruwe zand kan worden getoetst. Het deelproject Toetsingsprotocol is uitgevoerd door TNO-MEP in de periode 2001-2003. Allereerst is een uniform toetsingsprotocol voor zilverzand opgesteld en beperkt gevalideerd. Met het toetsingsprotocol kan zilverzand worden beoordeeld op de geschiktheid voor diverse industriële toepassingen. Aan de hand van een opgesteld werkvoorschrift is het toetsingsprotocol getest op bruikbaarheid voor toepassing in de praktijk. Hiertoe is een identieke set monsters van vier verschillende kwaliteiten zilverzand in een ringonderzoek getest door verschillende laboratoria. Met de bevindingen is de toetsingsprotocol aangescherpt. Daarnaast zijn monsters uit potentiële zilverzandvoorkomens op het laboratorium beproefd en vervolgens getoetst aan opgestelde kwaliteitscriteria, om de geschiktheid van deze zanden voor industriële toepassing te kunnen vaststellen. • Voorraadkwalificatie: Met behulp het opgestelde toetsingsprotocol kunnen gekarteerde zilverzand voorkomens nader worden gekwalificeerd. Zo kan worden vastgesteld met behulp van welke opwerkingstechnieken welke zandvoorraden kunnen worden opgewerkt tot welke kwaliteit zilverzand. (dit deelproject is maar voor een klein deel uitgevoerd, zie volgende alinea).
Zilverzand in Nederland
17
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
De Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) van Rijkswaterstaat heeft het project "Zilverzand" gestart in opdracht van het Directoraat-Generaal Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ter ondersteuning van het bouwgrondstoffenbeleid. Toen duidelijk werd dat het Rijk de regierol voor de bouwgrondstoffenvoorziening ging afbouwen 4, is in overleg met de opdrachtgever besloten om de deelprojecten "Kartering" en "Toetsingsprotocol" in het kader van de afbouw wel af te ronden en uit te brengen in rapportvorm. Het voorziene deelproject "Voorraadkwalificatie potentiële zilverzandvoorkomens" is niet meer uitgevoerd. Wel zijn nog binnen het deelproject toetsingsprotocol 11 grondmonsters geanalyseerd uit gebieden die volgens het deelproject Kartering mogelijk winbaar zilverzand zouden bevatten. Hiermee is een indicatie toegevoegd voor de te verwachten zandkwaliteit in deze gebieden.
1.5 Leeswijzer Dit rapport bestaat uit de volgende delen: • Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding tot de Nederlandse zilverzandvoorziening en de aanleiding en doelstelling van dit project. • Hoofdstuk 2 geeft de resultaten van het deelproject Kartering; een geologische inventarisatie naar zilverzandvoorkomens in Nederland. • Hoofdstuk 3 t/m 7 presenteert een voorstel voor een toetsingsprotocol voor zilverzand, waarmee de kwaliteit van kwartsrijke zanden voor de zilverzandindustrie kan worden bepaald. • Hoofdstukken 8 en 9 gaat in op de bruikbaarheid van de voorgestelde toetsingsprotocol aan de hand van experimentele toetsing van zanden, waaronder 11 bodemmonsters uit de gebieden die volgens het karteringsproject in aanmerking kwamen voor nader onderzoek. • Hoofdstuk 10 bevat de conclusies en aanbevelingen van het rapport. De kaarten en profielen van het karteringsproject en achtergrondgegevens die zijn gebruikt bij het opstellen en testen van het toetsingsprotocol zijn opgenomen in negen aparte Bijlagen.
4 Eind 2002 heeft de Staatssecretaris van V & W aan de Tweede Kamer aangekondigd de Rijksbemoeienis met de grondstoffenvoorziening af te gaan bouwen. In mei 2003 heeft de staatssecretaris van V&W de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de nieuwe situatie (28-600-XII, nr. 114).Voor zilverzand zal dit betekenen dat het beleid volledig door de vergunningverlenende instanties (i.e. de provincie Limburg) zal worden gemaakt zonder richtlijnen vanuit het Rijk zoals voorheen geformuleerd in het Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen.
Zilverzand in Nederland
18
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
2 Kartering met bestaande bodemgegevens .............................................................................................
2.1 Onderzoeksaanpak kartering Door TNO-NITG een inventarisatie uitgevoerd van zandvoorkomens in Nederland die potentieel voor zilverzandexploitatie in aanmerking komen buiten de reeds bekende hoogwaardige zilverzandvoorkomens in ZuidLimburg. De inventarisatie is uitgevoerd in drie stappen: • literatuurvoorbereiding • bevraging van bestaande boorgegevens uit de DINO database, de databank met boorgegevens van TNO-NITG • opstellen kaarten en dwarsprofielen
2.2 Literatuurvoorbereiding Voor het bouwgrondstoffenbeleid zijn in het verleden diverse inventarisaties uitgevoerd naar de geologische voorkomens van Zilverzand [Westerhoff, 1997; Dubelaar en Menkovic, 1997; Van Staalduinen, 1978]. De op dit moment geëxploiteerde zilverzand voorkomens rond Heerlen behoren tot het laagpakket van Heksenberg van de Formatie van Breda. Het gaat om fijne witte tot grijswitte mariene zanden die in een kustgebied zijn afgezet. Het hoge gehalte aan kwarts is terug te voeren op de combinatie van een kwartsrijk uitgangsmateriaal, de goede sortering die optreedt in kustzones, en bodemvormende processen na afzetting. Het meest kwartsrijke zilverzand komt in associatie met bruinkoollagen voor. De bruinkool heeft waarschijnlijk gefungeerd als adsorptiefilter, dat de mineraalinhoud van percolerend grondwater laag heeft gehouden. Bovendien heeft er tijdens de vorming van de bruinkoollaag, uitloging van het onderliggende zand plaatsgevonden. Over het algemeen wordt met de term zilverzand fijn zand bedoeld (mediaan orde 200-250 µm) dat vrijwel geheel uit kwarts (SiO2) bestaat. Zilverzand bevat een uiterst geringe hoeveelheid aan bijmengsels. Juist de aanwezigheid en de hoeveelheid van deze bijmengsels is van invloed op de kwaliteit en de bruikbaarheid van het zilverzand [Westerhoff, 1997]. Mogelijke bijmengingen van invloed op de kwaliteit van zilverzand zijn: • IJzergehalte (Fe2O3). • Aluminiumgehalte (Al2O3). Deze bijmenging komt vooral voort uit de kleiïge bestanddelen en veldspaten. • Titanium (TiO2) Kalium (K2O) en Calcium (CaO). Deze bestanddelen komen vooral voort uit schelpenresten en carbonaatcement. • Organische stof (afkomstig uit bovenliggende bruinkoollagen). • Grof materiaal (fractie grover dan 500 µm ). Dergelijk grof materiaal (zand of grind) is minder geschikt als zilverzand. • Fijn materiaal (< 63 µm : silt en klei). • Zware metalen. Van alle bovenstaande eigenschappen van zilverzand is in bestaande boorbeschrijvingen met name de geologische formatie, de korrelverdeling (mediaan en mediaanklasse) en de kleur terug te vinden. In de DINO database
Zilverzand in Nederland
19
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
met boorgegevens van Nederland kan selectief gezocht worden op deze eigenschappen. Voor twee boringen in de DINO database bleek ook informatie over geochemische analyses terug te vinden, het betreft een boring bij Boxmeer (Kiezeloöliet Formatie) en een boring bij Alphen (Formatie van Stramproy). Deze informatie is verderop in dit rapport opgenomen.
2.3 Bevragen van bestaande boorgegevens uit DINO DINO is het digitale boorstatenarchief van TNO-NITG (Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen). Op basis van de resultaten van de literatuurvoorbereiding is een selectie gemaakt van criteria waarmee in DINO is gezocht naar zand dat qua ontstaanswijze en eigenschappen vergelijkbaar is met de zilverzanden van het laagpakket van Heksenberg (zie Tabel 2.1). Dit heeft het aantal formaties beperkt tot vier: de Kiezeloöliet Formatie, de Formatie van Oosterhout (Lievelde Laagpakket), Formatie van Peize en de Formatie van Stamproy. Binnen deze formaties is geselecteerd op witte tinten en korrelgrootte. Tabel 2.1: Gebruikte criteria voor geautomatiseerde inventarisatie van in potentie als zilverzand te gebruiken zand in Nederland. Kenmerk
Waarde
Hoofdgrondsoort
Zand
Kleur
Wit, grijs-wit, geel, geel-wit
Zandmediaan
Fijn: >80, <210 µm grof: >80, <320 µm
Zandmediaanklasse
Fijn: Zeer fijn, matig fijn (>105, <210 µm ) Grof: Zeer fijn, matig fijn, matig grof (>105, < 300 µm )
Formatie
Kiezeloöliet Formatie Formatie van Oosterhout - “Lievelde” Laagpakket, Formatie van Peize Formatie van Stramproy
Dikte van het afdekkend
<50 m
pakket
Voor wat betreft de korrelgrootte zijn twee categorieën gehanteerd. Met het criterium fijn wordt aangesloten op de eigenschappen van het op dit moment geëxploiteerde zilverzand. Een ruimer, grof criterium bleek te moeten worden gebruikt om beter inzicht te krijgen in de ruimtelijke samenhang van verschillende eenheden. Voor wat betreft de dikte van het afdekkend pakket is in dit stadium gewerkt met 50 m. Bij traditionele zandwinningen (open ontgraving in plassen) wordt momenteel een ontginningsdiepte van ca. 35 meter beneden maaiveld gehanteerd. Desalniettemin wil deze inventarisatie een overzicht geven van zand dat in potentie te gebruiken is als zilverzand. Daarom is gekozen voor een diepte van maximaal 50 meter beneden maaiveld. Het moge duidelijk zijn dat op basis van de in de boorbeschrijvingen beschikbare kenmerken geen finaal oordeel kan worden gegeven over de geschiktheid van de zanden voor de zilverzandexploitatie. Aan de zanden die op basis van deze criteria worden geselecteerd wordt dan ook verder gerefereerd als “witzanden”. Met deze term wordt ook in de gangbare nomenclatuur kwartsrijke zanden bedoeld, zonder dat hieraan noodzakelijkerwijs de kwalificatie zilverzand verbonden is.
Zilverzand in Nederland
20
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
2.4 Resultaten, geïdentificeerde potentiële voorkomens De initiële resultaten van de geautomatiseerde bevraging van DINO zijn afgezet tegen regionale kennis met betrekking tot zilverzand en oude, papieren boorbeschrijvingen in het TNO-NITG archief. Deze beschrijvingen zijn meestal meer gedetailleerd dan de gestandaardiseerde digitale beschrijvingen. Indien aanwezig zijn gegevens over de zware mineralen samenstelling meegewogen. Uit de inventarisatie zijn 534 boringen gekomen waarin witzand is aangetroffen (Tabel 2.2). Dit zand blijkt zich in drie gebieden te bevinden (Figuur 2.1): • Deelgebied A: Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (omgeving CuijkVenlo – Kiezeloöliet Formatie). • Deelgebied B: Noord-Brabant-Zuid (omgeving Alphen en Riel – Formatie van Stramproy). • Deelgebied C: Oostelijk-Nederland, (omgeving Doetinchem-Almelo – deel van de Formatie van Oosterhout, “Lievelde” Laagpakket en Formatie van Peize). Boringen die wel binnen de gebieden A, B en C liggen maar waar geen witzand in is aangetroffen zijn verder buiten beschouwing gelaten. Bij een eventuele nadere uitkartering van de voorkomens zal met deze informatie wel rekening gehouden moeten worden.
Deelgebied C
Deelgebied A
Deelgebied B
Niet gekarteerd
Figuur 2.1 Ligging van de gebieden in Nederland waar potentieel als zilverzand te gebruiken zand (witzand) aangetroffen wordt.
In het in lichtgrijs aangegeven gebied (Figuur 2.1, Niet Gekarteerd) is ook witzand aangetroffen, dit gebied is echter bij verder onderzoek buiten beschouwing gelaten om de volgende redenen: • Er is geen duidelijk aaneengesloten pakket witzand aan te geven binnen de boring, door de aanwezigheid van vele stoorlagen.
Zilverzand in Nederland
21
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
•
Ook ruimtelijk gezien is het moeilijk een duidelijk beeld te verkrijgen waar het witzand aanwezig is, sommige boringen hebben wel witzand, andere naastgelegen boringen niet. Dit leidt tot een gefragmenteerde ruimtelijke verbreiding.
In de volgende paragraaf worden de witzandvoorkomens per gebied in meer detail toegelicht in samenhang met de geconstrueerde kaarten en profielen in Bijlage A t/m C. De conclusies van dit deelonderzoek zijn opgenomen in Paragraaf 10.2 achter in dit rapport.
Tabel 2.2: Overzicht van het aantal boringen per deelgebied. Voor interpolatie gebruikte boringen zijn gearceerd. Deelgebied
Oppervlak
Fijn
Fijn niet
Grof
Grof niet
[km2]
zeker
doorboord
zeker
doorboord
Sector 1
595
89
62
123
74
Sector 2
165
21
5
26
9
Totaal
760
110
67
149
83
B: Noord Brabant
45
16
0
0
0
Sector 1
1200
69
24
89
29
Sector 2
45
4
1
4
1
Totaal
1245
73
25
93
30
Sector 1
1200
79
16
143
33
Sector 2
45
0
0
3
0
Totaal
1245
79
16
146
33
A: Noord Limburg Nbr-Oost
C: Oostelijk Nederland: OO
C: Oostelijk Nederland:PZ
OO: Formatie van Oosterhout PZ: Formatie van Peize
2.5 Kaarten en profielen Op detailkaarten per deelgebied zijn berekende vlakken weergegeven door de bovenkant en de onderkant (meters ten opzichte van maaiveld) van geïdentificeerde witzandpakketten: • Bijlage A: Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (Kiezeloöliet Formatie). • Bijlage B: Noord-Brabant Zuid (omgeving Alphen en Riel – Formatie van Stramproy). • Bijlage C: Oostelijk Nederland (deel van de Formatie van Oosterhout, “Lievelde” Laagpakket en Formatie van Peize). In de opgestelde kaarten en profielen is geen rekening gehouden met eventuele stoorlagen binnen het pakket witzand. Het voorkomen van witzanden in de Formatie van Peize is ruimtelijk minder continu dan in de Formatie van Oosterhout. Daarnaast is het witzand in deze formatie grover dan het witzand in de onderliggende Formatie van Oosterhout en derhalve minder geschikt als zilverzand. Om deze reden is van de Formatie van Peize geen detailkaart opgesteld. In de voor deelgebied C opgestelde profielen is het witzand in de Formatie van Peize wel uitgekarteerd.
Zilverzand in Nederland
22
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Deelgebied A Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (Kiezeloöliet Formatie)
In midden en noord Limburg wordt met name in de Kiezeloöliet Formatie zand aangetroffen dat op basis van de zandmediaan en de kleur in potentie als zilverzand is te gebruiken. De Kiezeloöliet Formatie bestaat uit afzettingen van de Rijn uit het Plioceen en bevat zeer kwartsrijke witte tot grijs-witte zanden met plaatselijk enkele kleipakketten en ingeschakelde bruinkoollagen. Deze afzettingen zijn in het oosten afgedekt met fluviatiele afzettingen van de Maas (grove grindhoudende grijswitte tot donker gekleurde zanden en grind van de Formatie van Beegden). In het midden en westen van dit deelgebied is de Kiezeloöliet Formatie bedekt met de Formatie van Kreftenheye (fijne tot zeer grove grindhoudende bonte zanden afgezet door de Rijn) en de Formatie van Twente (periglaciale afzettingen van fijne tot grove lichtgekleurde zanden met klei- en leeminschakelingen). Deelgebied A valt uiteen in twee sectoren: • Sector 1: Een gebied ten oosten van de Tegelen breuk (zie profiel A-2-2') • Sector 2: Een deelgebied ten westen van de Tegelen breuk, tussen twee andere breuken (zie profiel A-3-3'). Profiel A-1-1' loopt over beide sectoren. Ten oosten van de Tegelen breuk is de Kiezeloöliet Formatie 7 tot 25 meter dik. Binnen deze formatie is witzand aanwezig van 7 tot 15 meter dikte. Het dikste pakket ligt direct ten oosten van de Tegelen breuk. In het gebied ten westen van de Tegelen breuk wordt de verbreiding van witzand mede bepaald door twee breuken die evenwijdig lopen aan de Tegelen breuk. Tussen deze twee breuken ligt de Kiezeloöliet Formatie tussen NAP+10 m en NAP – 10 m. Vrijwel het gehele pakket voldoet aan de in Tabel 2.1 geformuleerde criteria (mediaan <210 µm ). Direct ten westen van deze breuken ligt het witzand dieper (top dieper dan 30 meter beneden maaiveld). In sector 1 loopt de basis van de Kiezeloöliet Formatie in zuidelijke richting naar de diepte weg, evenals de basis van het witzand. In het zuidelijk deel van sector 2 is de Kiezeloöliet Formatie naar de diepte toe waarschijnlijk minder geschikt voor de zilverzandexploitatie. In Tabel 2.3 is een overzicht gegeven van de resultaten van XRF analyses in boring 46C0124 (voor ligging zie Bijlage A). Het witzand concentreert zich rond 15 en 16 meter beneden maaiveld en 1921 meter beneden maaiveld. Op basis van deze gegevens lijkt het alsof er ergens in deelgebied A zilverzand aan maaiveld voorkomt: het kwartsgehalte in deze lagen is zeer hoog (>96 %) en het gehalte aan bijmengingen zeer laag (<5%). Maar het is naast het SiO2 gehalte, juist het gehalte aan verontreinigingen dat de kwaliteit van het zilverzand bepaald. Van 15-16.5 m en 19-21.5 m is zeer zuiver witzand aanwezig met een percentage SiO2 >98 en een percentage verontreinigingen <1.
Zilverzand in Nederland
23
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 2.3: XRF analyses in boring 46C0124 (deelgebied A). De witzanden zijn gearceerd Van
Tot
[m-mv]
[m-mv]
0
0.5
1
Str
SiO2
TiO2
Al2O3
Fe2O3
Rest
blauw
rood
geel
lichtbl
paars
TW
97.24
0.03
1.11
0.60
1.03
1.5
TW
96.40
0.05
1.89
0.27
1.40
1
2
2.5
TW
97.07
0.06
1.60
0.26
1.02
2
3
3.65
TW
97.23
0.05
1.43
0.45
0.84
3
4
4.45
TW
80.64
0.60
12.90
2.20
3.66
4
5
5.5
TW
94.14
0.18
3.54
0.66
1.48
5
6
6.5
TW
96.55
0.04
1.86
0.26
1.29
6
7
7.5
TW
97.65
0.02
1.17
0.15
1.02
7
8
8.5
BE
97.44
0.03
1.31
0.20
1.02
8
9
9.5
BE
97.17
0.04
1.47
0.25
1.07
9
10
10.5
BE
97.53
0.01
1.24
0.18
1.04
10
11
11.5
BE
97.49
0.01
1.26
0.23
1.00
11
12
12.5
BE
96.89
0.02
1.64
0.19
1.26
12
13
13.5
WA
97.43
0.01
1.30
0.12
1.14
13
14
14.5
WA
97.93
0.01
0.99
0.09
0.98
14
15
15.5
WA
98.50
0.00
0.66
0.07
0.77
15
16
16.5
KI
98.24
0.00
0.83
0.06
0.86
16
17
17.5
KI
97.91
0.02
1.03
0.13
0.92
17
18
18.5
KI
97.65
0.16
1.04
0.27
0.89
18
19
19.5
KI
98.26
0.03
0.78
0.12
0.80
19
20
20.5
KI
98.68
0.00
0.55
0.05
0.72
20
21
21.5
KI
98.44
0.00
0.72
0.07
0.77
21
85 %
80 %
95 %
90 %
10 0%
0
Str = stratigrafie TW: Formatie van Twente, BE: Formatie van Beegden, WA: Formatie van Waalre KI: Kiezelooliet formatie
Interpolatie van top en basis potentieel zilverzand in deelgebied A
Voor dit deelgebied is voor de interpolatie gebruik gemaakt van Kriging. Voor de achtergrond van deze interpolatietechniek wordt verwezen naar bestaande standaard geostatistische literatuur [Isaaks & Srivastra,1989]. In Tabel 2.4 is een overzicht gegeven van de gebruikte parameters voor de interpolatie. Verwachtingswaarde voor deelgebied A
Het noordelijk deel van deelgebied A, rondom Boxmeer en St Anthonis is het meest interessant omdat hier de top van het potentieel zilverzand het meest ondiep ligt (10-20 meter beneden maaiveld). In het zuidelijk deel, nabij Horst, is de dikte van het potentieel zilverzand vergelijkbaar met het noordelijk deel maar de top ligt duidelijk dieper (20-30 meter beneden maaiveld). Tabel 2.4: Overzicht van interpolatieparameters voor deelgebied A Sector
Laag
Aantal
Richting
Nugget
Contribution
Range
boringen
[o]
[m2]
[m2]
[m]
1
Top
145 (1)
80
17
35
3500
1
Basis
89
145
30
75
3000
2
Top (2)
26
80
17
35
3500
2
Basis
21
80
25
45
3000
(1) Van de beschikbare 151 boringen zijn 6 extremen niet meegenomen in de interpolatie (2) Voor de top binnen sector 2 bleek dat de ruimtelijke structuur in de data goed beschreven wordt door het variogram van sector 1.
Zilverzand in Nederland
24
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Deelgebied B Noord-Brabant Zuid (omgeving Alphen en Riel – Formatie van Stramproy)
In Noord Brabant wordt in potentie als zilverzand te gebruiken zand teruggevonden in de Formatie van Stramproy. Deze formatie bevat lichtgekleurde fijne tot matig grove zanden die zijn afgezet door de wind of lokale riviersystemen. Deze formatie is afgedekt met periglaciale afzettingen van de Formatie van Twente. Deelgebied B is een relatief klein gebied ten zuidwesten van Tilburg, tegen de Belgische grens. De Formatie van Stramproy is in dit gebied ca. 8 tot 15 meter dik. Binnen deze formatie is een laag van ca. 2 tot 8 meter dik witzand. Voor dit gebied is gebruik gemaakt van het fijne selectie criterium (zie Tabel 2.1). De top van het witzand ligt tussen 5 en 10 meter beneden maaiveld. In het profiel (zie Bijlage B-1-1') zijn twee boringen opgenomen waar XRF analyses beschikbaar zijn (Tabel 2.5; boringen 50G0090 en 50G0367). Uit Tabel 2.5 blijkt duidelijk dat de witzanden niet alleen bepaald worden door een hoog kwartsgehalte maar juist door het gehalte aan bijmengingen. Daarnaast is korrelgrootte van belang (niet opgenomen in de Tabel 2.5). Alle monsters uit de Formatie van Stramproy zijn in profiel B aangegeven als witzand. Interpolatie van top en basis potentieel zilverzand in deelgebied B
Voor dit deelgebied is het aantal datapunten dermate gering dat Kriging niet toe te passen is. Als alternatief is gekozen voor Minumum Curvature. Hierbij wordt een lineair vlak dusdanig verbogen dat het zo goed mogelijk door alle datapunten loopt. De methode is niet zuiver (het geïnterpoleerde vlak loopt niet exact door de datapunten). Voordeel is echter dat een gelijkmatiger patroon ontstaat dat meer in overeenstemming is met het te verwachten natuurlijke verloop. De resultaten van de interpolatie staan in Bijlage B. Verwachtingswaarde voor deelgebied B
In het gehele deelgebied B ligt kwartsrijk zand relatief ondiep (ca. 5-10 m). Er is echter wel meer sprake van storende kleilagen en meer silt dan in deelgebied A.
Zilverzand in Nederland
25
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 2.5: XRF analyses boring 50G0090 in deelgebied B De witzanden zijn gearceerd aangegeven in de tabel. Van
Tot
[m-mv]
[m-mv]
1.50
1.55
1.83
1.87
2.10
Str
SiO2 TiO2 blauw rood
Al2O3
Fe2O3 Rest
Geel
lichtb paars l
TW
97.84
0.08
1.04
0.23
0.80
TW
97.93
0.05
1.08
0.24
0.70
2.14
TW
97.09
0.20
1.50
0.42
0.79
2.50
2.54
Sy
98.92
0.02
0.44
0.07
0.54
2.83
2.87
Sy
97.86
0.07
1.05
0.16
0.86
3.10
3.14
Sy
96.76
0.07
1.88
0.39
0.90
3.50
3.54
Sy
98.63
0.07
0.56
0.10
0.64
3.83
3.87
Sy
98.67
0.04
0.59
0.12
0.58
4.50
4.54
Sy
98.44
0.08
0.66
0.15
0.67
5.10
5.14
Sy
96.98
0.09
1.78
0.32
0.83
5.50
5.54
Sy
97.36
0.12
1.42
0.30
0.80
6.10
6.14
Sy
97.45
0.17
1.30
0.28
0.80
6.83
6.87
Sy
99.14
0.00
0.34
0.04
0.48
7.50
7.54
Sy
98.85
0.02
0.53
0.08
0.53
8.10
8.14
Sy
98.41
0.02
0.89
0.14
0.54
8.83
8.87
Sy
98.11
0.05
1.00
0.24
0.60
9.10
9.14
Sy
98.65
0.03
0.64
0.15
0.53
9.50
9.54
Sy
96.45
0.05
2.27
0.57
0.65
Van
Tot
Str
SiO2
[m-mv]
[m-mv]
2.1
2.14
2.5
2.54
2.83
TiO2
Al2O3
Fe2O3 Rest
blauw rood
Geel
lichtbl paars
TW
96.89
0.11
1.59
0.26
1.15
Sy
95.92
0.08
2.37
0.40
1.23
2.87
Sy
95.34
0.08
2.72
0.43
1.43
3.1
3.14
Sy
93.87
0.11
3.92
0.56
1.54
3.83
3.87
Sy
97.17
0.04
1.57
0.21
1.01
4.1
4.14
Sy
97.35
0.03
1.47
0.20
0.95
4.5
4.54
Sy
95.58
0.08
2.83
0.61
0.90
4.83
4.87
Sy
96.92
0.06
1.93
0.38
0.71
5.1
5.14
Sy
96.59
0.06
2.11
0.54
0.70
5.5
5.54
Sy
97.30
0.24
1.33
0.32
0.81
5.83
5.87
Sy
98.10
0.05
1.03
0.19
0.63
6.1
6.14
Sy
97.46
0.09
1.41
0.26
0.79
6.5
6.54
Sy
86.98
0.48
8.22
1.88
2.45
6.83
6.87
Sy
97.18
0.17
1.42
0.30
0.92
7.1
7.14
Sy
96.23
0.16
1.90
0.35
1.35
7.5
7.54
Sy
95.78
0.19
2.43
0.53
1.07
7.83
7.87
Sy
98.71
0.04
0.57
0.10
0.58
8.1
8.14
Sy
98.67
0.06
0.55
0.11
0.61
8.5
8.54
Sy
97.14
0.13
1.51
0.28
0.94
8.83
8.87
Sy
97.59
0.10
1.26
0.23
0.82
9.5
9.54
Sy
98.26
0.05
0.87
0.15
0.67
9.83
9.87
Sy
98.45
0.07
0.72
0.12
0.63
10.1
10.14
Sy
97.90
0.09
0.99
0.17
0.86
95 %
85 %
96 %
97 %
90 %
98 %
99 %
95 %
10 0%
10 0%
Stratigrafie: TW: Formatie van Twente, Sy: Formatie van Stramproy
Zilverzand in Nederland
26
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Deelgebied C Oostelijk Nederland Formatie van Oosterhout (Laagpakket van Lievelde) en Formatie van Peize
In het oostelijk deel van Nederland bevat de Formatie van Oosterhout en de Formatie van Peize in potentie als zilverzand te gebruiken zand. De Formatie van Peize bestaat uit fluviatiele afzettingen van grijswitte, plaatselijk grindhoudende fijne tot grove zanden. Het witzand bestaat uit glauconietarme tot loze witte fijne zanden die macroscopisch moeilijk zijn te onderscheiden van de onderliggende Formatie van Oosterhout. De Formatie van Oosterhout bestaat ter plaatse van dit deelgebied uit mariene afzettingen van zeer fijne tot matig grove grijze en witte zanden die zijn afgezet in een kustnabij milieu. Over het algemeen is de Formatie van Peize iets grover dan de Formatie van Oosterhout. De formaties worden bedekt met fluviatiele matig fijne tot grove, grindhoudende zanden uit de Formatie van Kreftenheye en de Formatie van Urk. Plaatselijk komen ook delen van de Formatie van Drente voor. Dit is een complexe formatie die hier bestaat uit fijne tot grove zanden. Aan het maaiveld worden plaatselijk zanden uit de Formatie van Twente aangetroffen. In het noordelijk deel van deelgebied C zijn de Formaties op de Peize en de Oosterhout gestuwd (zie profiel C-1-1'). Deze stuwing heeft geen effect op het verloop van de top van het in potentie als zilverzand te gebruiken zand. Natuurlijk wel op de winbaarheid daarvan door de zeer dikke bovenbedekking in dit deel van het gebied (tot 40 meter!). Ook in het Noord-Zuid profiel is deze stuwing terug te vinden (zie profiel C-2-2'). Interpolatie van top en basis potentieel zilverzand in deelgebied C
Voor de kartering is voor de Formatie van Oosterhout een top en basis kaart opgesteld. Zoals eerder aangegeven is, is in overleg met de opdrachtgever alleen de kaart met de top van de Formatie van Oosterhout aangegeven. In Tabel 2.6 is een overzicht gegeven van de gebruikte parameters voor de interpolatie. De resultaten van de interpolatie staan in Bijlage C. Tabel 2.6: Overzicht van interpolatieparameters voor deelgebied C Formatie
Laag
Aantal
Richting
Nugget
Contribution
Boringen
[o]
[m2]
[m2]
Range [m]
OO
Top
118 (1)
55
20
105
7500
OO
Basis
91 (1)
55
20
150
8500
Van de beschikbare boringen zijn extremen niet meegenomen in de interpolatie
Het totale pakket van in potentie als zilverzand te gebruiken zand heeft een dikte van 2 tot 20 meter. In het noordelijk deel van deelgebied C is het pakket witzand het meest dik ontwikkeld (10-20 meter), in het zuidelijk deel is de dikte van het witzand pakket met 5 tot 10 meter duidelijk dunner. Verwachtingswaarde voor deelgebied C
In het noordelijk deel van deelgebied C, ten oosten van Almelo ligt de top van het potentieel zilverzand het meest ondiep (10-20 meter beneden maaiveld). Naar het westen toe ligt de top snel dieper (25-35 meter beneden maaiveld). De meeste kansen voor winning van zilverzand liggen dan ook in het noordelijk deel van dit gebeid. Voor dit deelgebied zijn geen gegevens beschikbaar over de kwaliteit van het zand. Op basis van de boorbeschrijvingen is de verwachting dat het kwartsgehalte lager is dan in deelgebied A en B.
Zilverzand in Nederland
27
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
28
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
3 Eigenschappen van ruw gewonnen zilverzand .............................................................................................
3.1 Zilverzandvoorkomens en geologie De vorming van zilverzand vergt een combinatie van verschillende omstandigheden in de geologische geschiedenis. Die combinatie is vrij zeldzaam, waardoor het geologische voorkomen van zilverzand relatief beperkt is. Ook zijn zilverzandvoorkomens daardoor in de regel niet geheel homogeen. Binnen een voorkomen van zilverzand kunnen verschillende kwaliteiten aanwezig zijn voor toepassingen als industriële grondstof (zowel hoogwaardige als laagwaardige) of als bouwgrondstof (ophoogzand, beton- en metselzand of cellenbetonzand). Verspreid over de hele wereld bestaan diverse economisch winbare voorkomens. In vrijwel alle Europese landen wordt zilverzand gewonnen. In Nederland komen in het Mioceen van Zuid-Limburg (omgeving van Heerlen) zilverzanden voor in combinatie met bruinkoollagen. Zilverzand in Limburg wordt onderverdeeld in “laagwaardig zilverzand” en “hoogwaardig zilverzand”. Het verschil tussen beide kwaliteiten wordt met name bepaald door het gehalte aan ijzeroxide (Fe2O3) en aluminiumoxide (Al2O3). Het verschil tussen laag- en hoogwaardig zilverzand is gebaseerd op de verschillen in geologische geschiedenis van delen van het onderzoeksgebied.
3.2 Eigenschappen van ruwe zanden uit verschillende groeves Door verschil in de geologische omstandigheden bij de vorming van zilverzand is er vrijwel altijd sprake van kwaliteitsverschillen tussen de ruwe (zilver)zanden uit verschillende groeves. Bekend is bijvoorbeeld dat het zilverzand uit de groeves van Heerlen (Heerenweg en Vrieheide) en Maasmechelen van een bovengemiddelde kwaliteit is. Literatuurgegevens over de samenstelling van ruwe zanden uit groeves uit West-Europa (Nederland, Duitsland, Begië) zijn schaars. Het Geologisches Jarhbuch [1999] geeft de chemische samenstelling weer van ruwe zanden uit een aantal groeves in Frankrijk, Canada, Suriname, en Borneo. Verder wordt voor een aantal Duitse groeves de korrelverdeling gegeven en het totale aandeel aan zware mineralen per korrelfractie. Götze [1997] geeft voor vier Duitse groeves het verontreinigingsgehalte van het ruwe zand en dat van de afgescheiden kwartsfracties (zie ook verderop in Hoofdstuk 5; Tabel 5.2). Het Handboek voor de glasfabricage [NCNH, 1997] en Fahrenkrog [1988] geven een overzicht van de chemische en mineralogische samenstelling van kwartsgrondstoffen voor de glasindustrie. Dit overzicht is beknopt weergeven in Tabel 3.1. Hierbij moet worden vermeld dat uit de referenties niet is op te maken of het de samenstelling betreft van de ruwe zanden of die van de verkregen zilverzandproducten uit het ruwe zand. Uit Tabel 3.1 is op te maken dat er wel degelijk sprake is van een kwaliteitsverschil tussen de verschillende kwartsgrondstoffen en het daaruit te produceren zilverzand.
Zilverzand in Nederland
29
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 3.1: Samenstelling van kwartsieten en zilverzanden voor de glasindustrie (in gew.-%). Belangrijkste
Benaming
vindplaatsen
Berg-
Gang-
Zilverzand
kristal
kwarts
Zuiver
ijzerarm
Al- en Fehoudend
Brazilië
Portugal
Maas-
Heerlen, Mol
Onbekend
mechelen, Heerlerheide SiO2
99,9
99,8
99,5-99,8
99,0-99,6
<99,0
Al2O3
<0,1
<0,05
0,05-0,3
0,1-0,5
1,0-6,0
Fe2O3
<0,001
0,002
0,01-0,02
0,02-0,05
0,1-1,0
TiO2
<0,01
0,01
<0,05
0,1
0,1-0,5
K2O+Na2O
<0,01
0,01
<0,1
<0,15
0,2-2,0
LOI
<0,1
0,1
0,1-0,2
0,3
0,5-2,0
Kwarts
100
99,9
99
98
90
|
|
|
|1,0
|max. 2
|10
|
|
|
Veldspaat 0,1
Klei Overig
Om een idee te krijgen van het kwaliteitsverschil van het ruwe zand uit verschillende groeves uit Nederland, België en Duitsland, is in Tabel 3.2 de samenstelling gegeven van zilverzandproducten, die zijn verkregen uit het ruwe zand van een vijftal groeves (dus na opwerking). Uit Tabel 3.2 blijkt dat de zilverzanden van Heerlen en Maasmechelen een hoog SiO2-gehalte hebben en een laag gehalte aan Fe2O3 en andere verontreinigingen. Overigens betekent dit niet dat de ruwe zanden uit deze groeves ook al heel schoon en zuiver zijn. Het ruwe zand uit de groeve Maasmechelen bijvoorbeeld heeft een bruine kleur i.t.t. de heldere witte kleur van schoon zilverzand. Het ruwe zand bevat relatief veel spriet (bruinkool/humus; soms tot 5-15%) en is daardoor bruin/zwart van kleur. Door een wasstap is deze humus echter gemakkelijk te verwijderen en resteert een hoge kwaliteit zilverzand. Tabel 3.2 : Samenstelling van zilverzandproducten afkomstig van enkele groeves in Nederland, België en Duitsland [Reviews in Mineralology, vol 29]. Component (%)
Groeve Heerlen
Mol
Maas-
Frechen
Haltern 99,60
mechelen SiO2
99,90
99,50
99,75
99,70
Fe2O3
0,007
0,028
0,012
0,025
0,035
Al2O3
0,03
0,25
0,10
0,10
0,20
0,08
0,07
0,10
0,15
TiO2
0,015
0,04
0,01
CaO+MgO
0,01
0,01
0,01
K2O+Na2O
0,003
0,02
0,01
Gloeiverlies
0,06
0,18
0,1
Door Sigrano Nederland zijn in het jaar 2000 uit verschillende groeves, waaronder Heerlen, Schinnen-Spaubeek en Landgraaf, zanden bemonsterd en geanalyseerd. Volgens opgave van Lieben Minerals ging het hierbij niet om monsters van ‘ruwe’ zilverzanden maar van zgn. vulzanden. Omdat deze analyseresultaten toch een beeld geven van de kwaliteit van het ruwe, ongewassen zand uit deze groeves, zijn de analyseresultaten opgenomen in
Zilverzand in Nederland
30
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 3.3. Uit deze gegevens blijkt dat het SiO2-gehalte van deze vulzanden varieert van 95,9 - 98,9% en het Fe2O3-gehalte van 0,42 – 0,06% (Tabel 3.3). Voor een aantal van de bemonsterde zanden geldt dan ook dat de kwaliteit overeenkomt met die van zilverzand.
Tabel 3.3: Analyseresultaten van vulzanden uit Zuid-Limburg [Sigrano, 1997]. Heerlen
Sigrano
Landgraaf
Landgraaf
Landgraaf
Groot-vulzand
QG-zand Lieben Groot-vulzand
Schinnen/ Spaubeek
Omschrijving monsters
Alberena Toplaag zuig/
(opgave Sigrano) Datum Monstername
Bruls-Vulzand
vulzand
geel
wit
21-12-00
25-8-00
17-8-00
17-8-00
17-8-00
17-8-00
Component LOI
%
0.84
0.65
0.86
0.93
0.90
0.51
Na2O
%
0.11
0.01
0.03
0.02
0.03
0.00
MgO
%
0.06
0.04
0.04
0.04
0.04
0.00
Al2O3
%
1.41
1.33
1.89
1.77
1.86
0.36
SiO2
%
96.60
96.70
95.90
96.00
96.00
98.90
P2O5
%
0.03
0.01
0.01
0.01
0.01
0.01
SO3
%
0.01
0.02
0.02
0.03
0.03
0.02
K2O
%
0.29
0.42
0.73
0.60
0.78
0.05
CaO
%
0.05
0.03
0.02
0.02
0.02
0.02
TiO2
%
0.15
0.35
0.11
0.24
0.12
0.02
V2O5
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
Cr2O3
%
0.00
0.01
0.00
0.01
0.00
0.00
Mn3O4
%
0.00
0.01
0.00
0.00
0.00
0.00
Fe2O3
%
0.42
0.32
0.36
0.18
0.17
0.06
CoO
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
NiO
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
CuO
%
0.01
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
ZnO
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
SrO
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
ZrO2
%
0.03
0.11
0.03
0.12
0.04
0.01
MoO3
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
BaO
%
0.01
0.02
0.03
0.02
0.03
0.01
PbO
%
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
0.00
100.02
100.03
100.03
99.99
100.03
99.97
Totaal Korrelverdeling < 90 µm
%
2.0
2.2
2.2
0.1
90 - 250 µm
%
82.3
81.7
74.4
32.9
250 - 355 µm
%
13.7
13.7
18.5
50.8
355 µm – 500 µm
%
1.6
1.8
3.9
14.9
> 500 µm
%
0.4
0.6
1.0
1.2
Zilverzand in Nederland
31
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
3.3 Spreiding in karakteristieken van ruw zand per groeve Er is weinig openbare informatie voorhanden over de kwaliteit c.q. karakteristieken van ruwe zanden uit wingebieden. Eén van de redenen is dat er zelfs binnen één groeve sprake kan zijn van een grote spreiding in korrelgrootte en in kwaliteit van het ruwe zand. Er kan zowel sprake zijn van een horizontale als een verticale variabiliteit. De spreiding in kwaliteit en korrelgrootte is vaak een gevolg van de aanwezigheid van verschillende lagen in een groeve. Soms zijn de verschillende lagen zilverzand visueel te onderscheiden. Dit geldt in een aantal gevallen ook voor verontreinigingslagen (bijv. bruingekleurde Fe-rijke lagen). Om een beeld te krijgen van de kwaliteit van het ruwe zand van een bepaalde groeve en de spreiding hierin, moet een uitgebreide bemonstering plaatsvinden. Vanwege de hoge analysekosten en de beperkte waarde van deze gegevens wordt het ruwe zand veelal niet uitgebreid gekarakteriseerd. Als voorbeeld van hoe de spreiding binnen één groeve er uit kan zien, zijn in Tabel 3.4 de resultaten weergegeven van een aantal boringen. Uit Tabel 3.4 blijkt dat zowel tussen monsters van één en dezelfde boring als tussen monsters van verschillende boringen belangrijke verschillen in korrelopbouw en Fe-samenstelling kunnen optreden. Dit geeft gelijk aan dat betrouwbaarheid van analyseresultaten van een enkele boring beperkt is.
Tabel 3.4 : Resultaten van boringen ruw zand (ongewassen) uit de groeve van Sigrano te Heerlen [Sigrano, 1997].
Zilverzand in Nederland
% < 100 µm
% > 500 µm
% Fe2O3
Boring 1 7.6
0.8
0.146
2.6
6.6
0.2
0.116
59.9
2.4
4.8
0.0
0.100
55.4
1.4
2.4
0.2
0.065
Monster-
Afa (maat voor
nr.
de fijnheid)
1
62.3
2.4
2
61.1
3 4
% < 125 µm
1
51.9
0.4
Boring 2 0.4
0.2
0.048
2
55.0
1.2
2.0
0.4
0.073
3
51.2
0.2
0.6
0.2
0.050
4
51.2
0.4
0.4
0.2
0.054
1
52.1
0.0
Boring 3 0.2
0.2
0.028
2
51.9
0.0
0.2
0.0
0.027
3
51.8
0.0
0.2
0.0
0.035
4
52.9
1.0
1.2
0.0
0.060
1
52.8
0.2
Boring 4 0.2
0.0
0.042
2
59.8
0.2
0.4
0.0
0.0165
3
60.2
0.2
0.2
0.0
0.016
4
58.9
0.0
0.6
0.0
0.019
32
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
3.4 Eigenschappen van ’ruw zand’ en van ‘gewassen zand’ In de praktijk van de zilverzandwinning wordt veelal niet het ruwe zand, rechtstreeks uit een groeve, geanalyseerd. In plaats daarvan worden zandmonsters meestal geanalyseerd na uitvoering van een wasstap in het laboratorium. Deze wasstap wordt toegepast omdat de aanwezigheid van bijvoorbeeld klei- of sprietdeeltjes het analyseresultaat flink kan verstoren, terwijl deze deeltjes in een simpele wasstap verwijderd kunnen worden. Het gaat de producenten van zilverzand er om, een goede voorspelling te kunnen doen over de reinigbaarheid en de te bereiken kwaliteit na opwerking van het ruwe zand. Hiervoor biedt een analyse van het ruwe zand na een eerste wasstap een veel betere basis dan die van het ‘echte ruwe zand’. Het bovenstaande zorgt voor communicatie- en interpretatieproblemen. In de eerste plaats is het vaak niet duidelijk of karakteriseringsgegevens van ‘ruwzand-monsters’ nu betrekking hebben op ruw zand monsters vóór of na wassen. Daarnaast zorgt het voor communicatieproblemen tussen geologen (die zich baseren op karteringsgegevens en op eigenschappen van ‘echte’ ruwe zanden) en zilverzandproducenten (die zich veelal baseren op eigenschappen van gewassen ruwe zanden). Voor de uitvoering van de hierboven genoemde ‘simpele wasstap’ worden in de praktijk verschillende methoden gebruikt. Eén van de methoden is het wassen van ruw zand in een bekerglas [Lieben Minerals, mondelinge informatie, 2002]. Hiertoe wordt aan ca. 100 gram ruw zand schoon water toegevoegd. Het bekerglas wordt lichtjes geschud en met de hand worden eventueel aanwezige grove kleideeltjes stuk gewreven. Het water, dat troebel wordt, wordt gedecanteerd en er wordt opnieuw schoon water toegevoegd. Deze procedure wordt herhaald, totdat het water niet meer troebel wordt. De ervaring is dat na 2 of 3 keer wassen het water helder blijft. Een andere methode die wordt gebruikt, is het wassen in een attritiescrubber. Hierbij wordt met een lage intensiteit geroerd in een slurry met een relatief laag drogestofgehalte (20-30%) [Lieben Minerals, mondelinge informatie, 2002]. Ook bij deze methode wordt het water een aantal keren ververst. Met het wassen wordt het cycloneren en rondpompen van zand-slurry in een praktijkinstallatie gesimuleerd. Het gewassen zandmonster wordt vervolgens gekarakteriseerd. Eventueel kan in het laboratorium met een attritie- of flotatie-cel ook het effect van attritiescrubben (schurend wassen) worden nagebootst. Een aspect dat ook meespeelt bij de karakterisering van zilverzand, is dat de kwaliteit van zilverzand niet alleen bepaald wordt door het concentratieniveau van een verontreiniging, maar ook door de vorm waarin de verontreiniging voorkomt. Verontreinigingen die in de zandkorrel zelf zitten, zijn moeilijker te verwijderen dan bijv. verontreinigingen die los voorkomen in het zand, gehecht zijn aan het oppervlak van een zandkorrel, tussen zandkorrels zitten opgesloten, of als oppervlaktelaagje aanwezig zijn.
Zilverzand in Nederland
33
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
34
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
4 Industriële toepassingen versus kwaliteitseisen .............................................................................................
4.1 Toepassingen van zilverzand en daaraan verbonden kwaliteitseisen In Hoofdstuk 1 is de Nederlandse situatie voor de winning, im- en export van zilverzand beschreven. Zilverzand kent verschillende toepassingen. De belangrijkste toepassingsgebieden in Nederland zijn [Broers, et al, 1999]: • glasindustrie (55%) • keramische industrie (20%) • chemische industrie (waterglas, SiC) (15%) • gieterijen (10%) In Bijlage I worden de diverse toepassingen besproken en wordt ingegaan op de eisen die aan het zilverzand worden gesteld. In Tabel 4.1 wordt een samenvatting gegeven van de kwaliteitseisen die vanuit de verschillende toepassingen aan zilverzand worden gesteld. De belangrijkste parameters die bepalen of een zekere kwaliteit zilverzand geschikt is voor toepassing in een industrieel proces zijn: de chemische samenstelling, de korrelgrootte verdeling en in sommige gevallen fysische aspecten zoals kleur en vochtgehalte. Daarnaast is het voor industriële processen van belang dat een grondstof een constante kwaliteit heeft. De eisen die gesteld worden aan de chemische samenstelling, zijn hoofdzakelijk gebaseerd op het siliciumgehalte (SiO2) en het gehalte aan verontreinigingen zoals ijzer (Fe2O3), aluminium (Al2O3), titaan (TiO2) en koolstof (C ). Bij specifieke toepassingen kunnen daarbij ook andere verontreinigingen van belang zijn. De eisen die aan de korrelgrootteverdeling worden gesteld, kunnen grofweg in een tweetal categorieën worden verdeeld. In de eerste categorie is de korrelverdeling geen specifieke eis. Wel dienen met name het aandeel fijn (< 100 µm) en grof (> 500 µm) binnen nauwe marges te liggen (max.0,5 of 1,0%) en is een constante korrelgrootteverdeling op lange termijn zeer belangrijk. In de tweede categorie is de volledige korrelsamenstelling wel een specifieke eis en dient het materiaal in alle fracties aan de gespecificeerde eisen te voldoen.
Zilverzand in Nederland
35
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 4.1: Overzicht van kwaliteitseisen zilverzand. Industrie
Toepassing
Belangrijkste criteria
Belangrijkste eisen
Glasindustrie
Verpakkingsglas (blank,
Chem.samenstelling; minimum
Si02 > 99,0%
Si02 –gehalte en maximum eisen
Fe2O3 0,02-0.03% (blank)
groen, bruin)
aan Fe2O3, zware mineralen,
Fe2O3 < 2 (groen) Fe2O3 < 0,5 (bruin) Cr < 0,001%?
Tafelglas
Fe2O3 0,002-0,04%
Vlakglas
Fe2O3 < 0,25%
Kristalglas
Si02 > 99,6% Fe < 0,01-0,025% Cr < 0,001% Geen zware mineralen
Glasvezel
Fe2O3 < 0,3%
Glaswol
Fe2O3 < 0,03%
Verlichtingsglas Grof Keramiek
Grondstof vuurvaste steen
? Chem. samenstelling
Si02 96-98%
Minerale samenstelling
Al2O3 < 0,2% TiO2 < 0,1%
Fijn keramiek
Vormzand voor bakstenen
Geen klei en geen org. stof
Si02 > 95,0%
Toeslagstof bakstenen
Chem. Samenstelling:
Fe2O3 < 0,5 % (range 0,1 – 1%)
minimum Si02 –gehalte en
Geen klei en koolstof
maximum eisen aan Fe
Korrelverdeling:
Toeslagstof sanitair
Korrelverdeling
100% < 2 mm
Korrelverdeling en Chem.
Si02 > 95,0%
samenstelling
Fe2O3 < 0,01-0,03% TiO2 < 0,1%
Glazuren van sanitair Chemische industrie
Grondstof waterglas
Chem.samenstelling (zuiverheid)
Si02 > 99,5% Al2O3 < 0,2%
(natriumsilicaat), o.a. grondstof voor slicaten en
Fe2O3 < 0,04%
zeolieten (wasmiddelen)
TiO2 < 0,06% LOI < 0,1%*
Siliciumcarbide (SiC)
Chem.samenstelling (zuiverheid)
Si02 > 99,5% Al2O3< 0,1-0,3% Fe2O3 < 0,1% TiO2 < 0,01% CaO < 0,01
Gieterijen
Gieterijzand
Korrelverdeling
Si02 > 95%
Korrelvorm
LOI < 0,5%
Geen kalkresten en
Korrelverdeling:
geen zouten (ivm. Sinterpunt)
75-150 µm of 200-400 µm geen kalkresten
* LOI = loss on ignition (gloeiverlies)
Zilverzand in Nederland
36
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
4.2 Indeling van zilverzand in verschillende kwaliteitscategorieën In Tabel 4.2 is, uitgaande van kwaliteitseisen uit de verschillende industriële toepassingen, aan de hand van een aantal ‘sleuteltoepassingen’ een indeling gemaakt van zilverzanden. Omdat de eisen die aan de korrelsamenstelling worden gesteld in de meeste gevallen eenvoudig zijn te realiseren door middel van zeven en klasseren, is de indeling alleen gebaseerd op de chemische samenstelling. Wel zal het ruwe zilverzand een bepaalde korrelopbouw moeten bezitten om aan de granulaire eisen te kunnen voldoen. De D50-waarde van het ruwe zand zal globaal tussen de 150-400 µm moeten liggen. Uit Tabel 4.2 kan worden geconcludeerd dat de eisen die aan het zilverzand gesteld worden, het hoogst zijn voor de toepassingen in de chemische industrie (siliciumcarbide en waterglas). Enkele hoogwaardige glastoepassingen (o.a. kristalglas) vallen ook in deze beide categorieën. De eisen met betrekking tot de kwaliteit van zilverzand voor de productie van glasvezel en vlakglas zijn minder hoog dan die van de chemische industrie en van hoogwaardige glastoepassingen en komen overeen met die van de sleuteltoepassingen ‘glasvezel’ en ‘vlakglas’. De eisen die worden gesteld aan zilverzand dat in de grofkeramiek en in gieterijen wordt gebruikt, zijn het laagst. Deze zilverzanden vallen in de categorie ‘vlakglas’ of ‘gieterijzand’.
Tabel 4.2: Indeling van zilverzand naar chemische samenstelling (gehaltes in gew.-%). Sleuteltoepassing
SiO2
Fe2O3
Al2O3
TiO2
LOI
Zware mineralen
slicium-carbide
> 99,8
< 0,008
< 0,05
< 0,02
< 0,05
Geen smeltbare zware mineralen aanwezig
waterglas
> 99,7
< 0,015
< 0,08
< 0,03
< 0,1
glasvezel
> 99,5
< 0,030
< 0,14
< 0,04
< 0,25
vlakglas
> 99,0
< 0,1
< 0,2
< 0,1
< 0,5
gieterijzand
> 97
< 0,5
< 0,5-1,0
< 0,3
< 1,0
Zilverzand in Nederland
37
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
38
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
5 Opwerkingstechnieken voor ruwe zanden .............................................................................................
5.1 De noodzaak van opwerking De meeste ruwe zilverzanden uit de groeves zullen een bewerking moeten ondergaan om hoogwaardig te kunnen toepassen. De intensiteit van de opwerking is afhankelijk van de kwaliteit van het ruwe zand en de vereiste kwaliteit voor een bepaalde industriële toepassing. Dit geeft al aan dat er verschillende opwerkingstechnieken (meer en minder intensief) nodig zijn om ruwe zanden op te werken tot kwaliteits-zilverzanden. Deze opwerkings technieken komen in dit hoofdstuk aan bod. Zilverzand met een hoog SiO2-gehalte dient als grondstof voor een aantal belangrijke industriële toepassingen. Ten aanzien van het zilverzand dat wordt gebruikt voor industriële doeleinden, wordt in de praktijk globaal een SiO2gehalte (na de ‘simpele wasstap’) van 97 - 98% als ondergrens aangehouden. Zanden met een lager SiO2-gehalte zijn, los van de vraag of het technologisch mogelijk is, op basis van kosten bij huidige vraag en aanbodverhouding niet rendabel in te zetten als cq. op te werken tot zilverzand voor de industrie. De belangrijkste parameters die bepalen of een zekere kwaliteit zilverzand geschikt is voor toepassing in een industrieel proces, zijn: de chemische samenstelling, de korrelgrootteverdeling en in sommige gevallen fysische aspecten zoals kleur en vochtgehalte. Daarnaast is het voor alle industriële processen van zeer groot belang dat de grondstof een constante kwaliteit heeft en dat schommelingen tot een minimum beperkt blijven. De eisen aan de chemische samenstelling van zilverzand zijn gebaseerd op een minimumeis t.a.v. het siliciumgehalte (SiO2) en maximumeisen t.a.v. het gehalte aan verontreinigingen, zoals ijzer (Fe2O3), aluminium (Al2O3), titaan (TiO2) en koolstof (C). Bij specifieke toepassingen kunnen daarnaast ook andere verontreinigingen van belang zijn. Als de specificaties van zilverzanden voor industriële toepassingen worden vergeleken met de kwaliteit van de ruwe zilverzanden zoals die in de natuur voorkomen, dan blijkt dat de kwaliteit van het ruwe zand veelal niet voldoende is. Pas na opwerking in daarvoor gespecialiseerde installaties kan zilverzand worden geproduceerd dat aan alle kwaliteitseisen voldoet. In de praktijk worden dan ook vrijwel alle ruwe zanden opgewerkt. Voor de productie van geschikt zilverzand is men dus afhankelijk van twee factoren; de kwaliteit van de ruwe grondstof (het materiaal zoals het zich in de groeve bevindt) en de technische mogelijkheden om deze grondstof te ontdoen van verontreinigingen en eventueel te klasseren. Overigens zijn die technische mogelijkheden niet voor alle ruwe zanden hetzelfde. Dit is mede afhankelijk van de manier waarop de verontreinigingen aanwezig zijn in het ruwe zand. In de praktijk bestaan er echter wel enkele vuistregels die een indicatie geven over de geschiktheid van bepaalde types opwerkingstechnieken voor een zeker type zilverzand. Zo is onder meer een methode in gebruik, waarbij in het laboratorium het ruwe zand wordt gewassen, om een indruk te krijgen over de reinigbaarheid van het ruwe zand. Verder is er vaak een relatie tussen het
Zilverzand in Nederland
39
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
gehalte aan verschillende verontreinigingen. Als voorbeeld kan het Fe- en Algehalte worden genoemd. Als het Fe-gehalte laag is, is vaak ook het Al-gehalte laag. Uitgaande van een bepaalde kwaliteit ruw zand kan, door intensievere opwerking, de zuiverheid worden vergroot en de korrelverdeling worden verbeterd. Omgekeerd geldt dat, om een zilverzand te maken dat geschikt is voor een bepaalde industriële toepassing, een ruw zand van een hogere kwaliteit minder intensief hoeft te worden bewerkt dan een ruw zand van een lagere kwaliteit.
5.2 Overzicht van opwerkingstechnieken Opwerkingsmogelijkheden voor zilverzand omvatten wassen, zeven, klasseren, schurend wassen (attritie), ultrasoon behandeling, magneetafscheiding, elektrostatische afscheiding, dichtheidsscheiding (spiralen) en flotatie. Ten behoeve van de toepassing als grondstof voor de productie van hoogwaardige glassoorten kan het zilverzand daarnaast behandeld worden met chemicaliën zoals zuur, loog, reductiemiddelen, complexvormers en chloorhoudende gassen. Alle bovengenoemde opwerkingstechnieken worden hieronder successievelijk besproken. Selectief winnen
Bij de winning is het gebruikelijk om zoveel mogelijk selectieve winning toe te passen (separatie in de groeve). Dat wil zeggen dat zichtbare verontreinigingen vooraf worden verwijderd en getracht wordt om zoveel mogelijk een constante kwaliteit ruw zand te winnen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van resultaten van boringen. Door een selectieve winning kan worden bespaard op de daarop volgende opwerkingsstappen. Zeven, wassen en klasseren (basisconfiguratie)
Bij de winning en opwerking van zilverzand in Nederland en België wordt minimaal gebruik gemaakt van een basisconfiguratie, die bestaat uit een combinatie van zeven, wassen en klasseren. Incidenteel wordt een partij ruw zand zonder opwerking afgezet. Indien nodig kunnen harde zandformaties (brokstenen) eerst in een soort brekerinstallatie verkleind worden. Met de basisconfiguratie kunnen aanhangende verontreinigingen (o.a. Fe- en Al-rijke kleideeltjes en organische stof) worden verwijderd en via afscheiding van bepaalde (zeef)fracties worden ook verontreinigingen verwijderd. Veel verontreinigingen (met name zware mineralen) zijn namelijk geconcentreerd in de grove (> 0.5 mm) en fijne fracties (< 0.05 mm). Bij het zeven, wassen, en klasseren zijn verschillende procesconfiguraties in zwang. Het is gebruikelijk om bijv. met een zeefbocht (maaswijdte 1 mm) grove verontreinigingen (bijv. steentjes en kleiklonten) af te scheiden. Een veel gebruikte methode van wassen is bijv. het rondpompen over een cycloon (scheidingsdiameter 50-70 µm). Veelal is het 2 keer rondpompen over een cycloon al voldoende. Bij het klasseren (m.b.v. hydrosizers) kunnen desgewenst een grove en/of een fijne fractie worden verwijderd. In een grove fractie zitten relatief veel zware mineralen en in een fijne fractie relatief veel verontreinigingen (o.a. kleideeltjes). De exacte instelling van het wasproces is afhankelijk van de specificaties die de klant eist (o.a. wat betreft korrelopbouw). Met de basisconfiguratie zeven, wassen en klasseren zijn de meeste kleideeltjes en organische stof weggespoeld en is door de afscheiding van een grove (5%)
Zilverzand in Nederland
40
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
en een fijne fractie (15%) ook een deel van de verontreinigingen verwijderd. Resteren nog de moeilijker te verwijderen klei- en organische stofdeeltjes, die aan het oppervlak van de zandkorrels zitten, de chemische verontreinigingen, die aanwezig kunnen zijn als oppervlakteverontreiniging (coating), als individuele deeltjes (b.v. zware mineralen) of als een verontreiniging die is omsloten door een kwartsdeeltje. Attritiescrubben
Een extra stap ten opzichte van de basisconfiguratie is het gebruik van een attritiescrubber. Met een attritiescrubber kunnen door afschuring bijv. nog aanwezige kleideeltjes die op de zandkorrels zitten, worden verwijderd. Verder kan een oppervlakteverontreiniging worden verwijderd en kan een betere kleurkwaliteit worden verkregen. Soms wordt een attritiestap ook standaard ingezet om een bepaalde constantheid in de kwaliteit te kunnen garanderen. Immers, naast het garanderen van een bepaalde kwaliteit is het net zo belangrijk dat ook een constantheid in de kwaliteit wordt gegarandeerd. Meestal wordt het attritie-wassen zonder gebruikmaking van chemicaliën toegepast, maar er kan ook onder zure omstandigheden (zwavelzuur pH < 3) of bij hoge pH (pH > 10) worden gescrubt. Het scrubben onder zure omstandigheden (koude zure etsing) wordt toegepast in situaties waarbij een grotere efficiëntie van de attritiestap is vereist. Overigens kan een koude zure etsing ook worden toegepast met een wasstap zonder attritie (zie chemische behandeling). Andere extra behandelingstappen zijn: • een chemische behandeling met bijv. zuur of loog; • een flotatiestap; • magnetische afscheiding; • gravimetrische scheiding, bijv. met zware mineraalspiralen. Chemische behandeling
Een chemische behandeling, gericht op het verkrijgen van een hogere zuiverheid van het zilverzand en flotatie, gericht op het afscheiden van zware mineralen, worden incidenteel al toegepast. Nadeel van deze beide opwerkingstechnieken is het gebruik van milieuonvriendelijke chemicaliën (wat leidt tot waterverontreiniging). Het chemicaliëngebruik brengt tevens relatief hoge kosten met zich mee. Vanwege deze nadelen worden flotatie en chemische behandeling (attritiescrubben met loog of zuur) niet in Nederland toegepast. Door Sibelco wordt voor ruw zand uit Belgische groeves (Maasmechelen en Mol) wel flotatie en chemische behandelingen (attritie met loog en hete etsing) toegepast voor het verkrijgen van hoogwaardige kwaliteiten zilverzand. Net als attritiescrubben is ook een chemische behandeling gericht op het verwijderen van een oppervlakteverontreiniging. Er is onderscheid tussen een koude en een warme zure etsing (pH 2 á 3). Een meer effectieve methode voor het verwijderen van Fe als oppervlakteverontreiniging is hete zure etsing, uitgevoerd in een vuurvaste draaitrommel. Bij hete etsing wordt in het algemeen het gewassen zand eerst verhit tot 150 oC in een fluidised bed droger. In de draaitrommel wordt vervolgens koud zwavelzuur toegevoegd (12-20 kg/ton) waarna het mengsel gedurende ca.1 uur op 110 °C wordt gehouden.
Zilverzand in Nederland
41
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Schuimflotatie
Discrete verontreinigingen in de vorm van zware mineralen zijn meestal geconcentreerd in de fijne fracties van het zilverzand (< 0,1 mm). Bij het klasseren van het zand zijn deze discrete verontreinigingen voor een deel dan ook al verwijderd. Verontreinigingen die na het klasseren nog in het zand aanwezig zijn en de toepassing van zilverzand kunnen beperken, zijn de zware mineralen, en dan met name de ijzerrijke zware metalen, zoals magnetiet, chromiet, etc. Alhoewel ook aluminiumsilicaten problemen kunnen geven bij het smelten van het zand (bij de productie van glas). Schuimflotatie is een gebruikelijke techniek voor het verwijderen van ijzerrijke zware mineralen zoals magnetiet, haematiet, chromiet, etc. Schuimflotatie is gebaseerd op het principe van selectieve aanhechting van deeltjes aan luchtbellen in een waterige suspensie. De flotatie wordt meestal uitgevoerd in zgn. flotatiecellen, waarin het zand en watermengsel wordt geroerd, veelal bij een pH van 2.22.3. De ijzerrijke deeltjes, die hydrofoob worden gemaakt, worden via luchtbelletjes afgescheiden uit de bulk en via een schuimlaag afgescheiden. Gravimetrische scheiding (spiralen)
Een alternatief voor het verwijderen van zware mineralen (in de vorm van discrete deeltjes) is een gravimetrische scheiding, gericht op het verschil in soortelijk gewicht tussen kwarts (2.65), magnetiet (5.18) chromiet (4.5-2.8) en ilmeniet (4.5-5.0). Als gravimetrische techniek wordt in de praktijk meestal gebruik gemaakt van een Humphrey spiraal. Met een Humphrey spiraal kunnen zware mineralen worden verwijderd. Als zware deeltjes op het oppervlak van de spiraal terechtkomen, zullen deze een grotere wrijvingskracht ondervinden dan de lichtere deeltjes. Daarom zullen deeltjes met een hoge dichtheid een kleinere centrifugale kracht ondervinden en zich in de binnenste stroom concentreren. De geometrie van de spiraal is zodanig dat de zware deeltjes optimaal in de binnenstroom worden afgescheiden. Voordeel van spiralen ten opzichte van flotatie is dat geen chemicaliën behoeven te worden gebruikt. Ook het energieverbruik is lager dan dat van flotatie. Nadeel van spiralen is dat ze minder selectief zijn dan flotatie. Magnetische afscheiders
De verontreinigingen die het moeilijkst zijn te verwijderen, zijn de verontreinigingen die geheel of gedeeltelijk zijn ingesloten in de kwartsmatrix (composiet mineralen). Deze deeltjes kunnen niet door gravimetrische methoden (onvoldoende dichtheidsverschil) of door flotatie worden verwijderd. Er is ervaring opgedaan met het gebruik van magnetische afscheiders (natte basis, hoog intensief) voor de afscheiding van dit type verontreinigingen. Overigens zijn met magnetische afscheiders ook discrete ijzerhoudende zware mineralen te verwijderen. Tot op heden worden deze afscheiders (meestal HGMS/WHIMS), vanwege de hoge kosten (en lage capaciteiten) niet op commerciële basis toegepast. Verschillende typen magnetische afscheiders (zowel natte als droge systemen) verkeren momenteel nog in het ontwikkelingsstadium. In Nederland wordt momenteel bij het veredelen van zilverzand geen gebruik gemaakt van gravimetrische afscheiding of magnetische afscheiding. Wel worden beide systemen (mineraalspiralen en een magnetische afscheiding (op natte basis) op korte termijn op pilotschaal beproefd. Het magnetische afscheidingssysteem wordt als een alternatief gezien voor flotatie.
Zilverzand in Nederland
42
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Thermisch drogen en malen
Voor een aantal toepassingen (o.a. waterglas) moet het natte zilverzand (ca. 35% vocht) vooraf gedroogd of zelfs gecalcineerd worden. In andere gevallen wordt het zilverzand na drogen gemalen tot kwartspoeder (o.a. ten behoeve van de productie van glasvezel en voor het gebruik in gieterijen). Voor het drogen wordt veelal gebruik gemaakt van een fluid-beddroger. Overige technieken
Andere technieken voor de opwerking van zilverzand, die wel in de literatuur genoemd worden, maar niet in Nederland en België worden gebruikt, zijn ultrasoonscheiding, elektrostatische scheiding, en een chemische behandeling met b.v. HF-oplossing of chlorering met HCL-gas. Combinaties van opwerkingstechnieken
In de praktijk worden verschillende combinaties van opwerkingstechnieken gebruikt. Al genoemd is dat attritie-scrubben in combinatie met koude zure loging (lage pH) of met basische loging (hoge pH) kan worden uitgevoerd. Ook word koude zure loging soms gecombineerd met schuimflotatie, omdat beide processen een lage pH vereisen. Ook is het schone oppervlak van de deeltjes na zure loging, voor flotatie voor sommige toepassingen een voordeel. Een andere gebruikelijke combinatie is hete zure loging (voor de verwijdering van oppervlaktelagen oftewel coatings) en het gebruik van spiralen (voor de verwijdering van discrete deeltjes).
5.3 Kwaliteitsverbetering door opwerking Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat met de meeste opwerkingstechnieken maar één type verontreiniging is te verwijderen, terwijl er in ruw gewonnen zilverzand vaak verschillende typen verontreinigingen zijn te onderscheiden. Een opwerkingsinstallatie voor ruw zilverzand zal in de praktijk dan ook veelal bestaan uit een combinatie van verschillende technieken. In Tabel 5.1 is een samenvattend overzicht gegeven van de verschillende typen verontreinigingen en de in aanmerking komende opwerkingstechnieken voor het verwijderen van dit type verontreiniging. Voor zover dat bekend is, is ook aangegeven welk reinigingsresultaat kan worden verwacht. Uit Tabel 5.1 blijkt dat met name voor het bewerken middels wassen, zeven en klasseren geldt, dat het reinigingsresultaat niet eenduidig is en lastig te voorspellen. Dit is dan ook de reden dat in de praktijk meestal niet een ruw zand monster rechtstreeks uit een groeve wordt geanalyseerd, maar een monster in het laboratorium gewassen ruw zand. Uitgaande van een bepaalde kwaliteit ruw zand, kan door een meer of minder intensieve opwerking de zuiverheid in meer of mindere mate wordt vergroot en de korrelverdeling worden gestuurd. De intensiteit van de opwerking moet daarbij worden verstaan als een combinatie van het aantal opwerkingsstappen in serie en de agressiviteit van het milieu in de opwerkingsstap (bijvoorbeeld koude etsing bij een milde zuurgraad, via een koude etsing bij een hogere zuurgraad naar een hete etsing bij een hoge zuurgraad).
Zilverzand in Nederland
43
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 5.1 : Indeling van verontreinigingen en opwerkingstechnieken. Type verontreiniging
Geschikte
Prestaties
opwerkingstechniek Klei-deeltjes, org. stof
Wassen
Variabel, afhankelijk van de
(humusdeeltjes)
hoeveelheid humus- c.q. kleideeltjes en de mate van verontreiniging
Divers
Zeven, klasseren
Variabel, afhankelijk van de verdeling van de verontreiniging over grove, midden en fijne fracties
Oppervlakte-
Attritiescrubben
Verlaging van LOI (org.
verontreinigingen
stof) en gehalte aan kleimineralen Zure etsing (koud)
Verlaging Fe2O3-gehalte met 0,01% (op de totale massa) Verlaging Fe2O3-gehalte
Zure etsing (heet)
met maximaal factor 10 Discrete deeltjes aan
Verlaging Fe2O3-gehalte
Schuim-flotatie
verontreinigende mineralen
met 0,005 - 0,010% (op de
(ijzerhoudend)
totale massa)
Discrete deeltjes aan
Spiralen
Reducering Fe2O3- en Al2O3-gehalte
verontreinigende mineralen
Reducering Fe2O3- en
Magnetische scheiding
Al2O3-gehalte (Fe2O3gehalte < 0,012%) Composietdeeltjes, met
Magnetische scheiding
Onbekend
insluitsels van magnetische mineralen
Duidelijk is uit praktijkgegevens dat een intensieve opwerking het gehalte aan verontreinigingen wel een factor 10 tot 20 verder terug kan brengen dan een opwerking met behulp van een basisconfiguratie. Dat deze verwijderingsfactor niet voor alle elementen cq. verontreinigingen hetzelfde is, blijkt wel uit Tabel 5.2. Hierin wordt het verontreinigingsgehalte van het ruwe zand uit vier Duitse groeves vergeleken met het verontreinigingsgehalte dat na opwerking resteert in het geproduceerde zilverzand [Götze, 1997].
Tabel 5.2: Samenstelling ruwe zanden en opgewerkte zilverzanden (gehaltes in mg/kg) [Naar: Götze, 1997]. Component
Haltern ruw
Werfelingen Zilverzand
Ruw zand
product
Frechen Zilverzand
Ruw zand
product
Hohenbocka Zilverzand
Ruw zand
product
Zilverzand product
Al
580
373
940
368
950
414
870
496
B
17
-
76
-
14
-
10
-
Ca
<16
<16
<16
<16
<16
<16
27
<16
Fe
410
48
190
43
240
45
1050
54
Mg
21
11
78
5
28
11
32
19
Ti
195
68
190
64
145
87
120
81
Zr
119
21
132
35
260
85
46
21
Zilverzand in Nederland
44
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Götze [1997] vermeldt niet op welke wijze deze zilverzanden zijn verkregen. Op basis van de verontreinigingsgehaltes van de zilverzandproducten,wordt aangenomen dat het geen reguliere zilverzanden zijn, maar op het laboratorium verkregen producten, middels een intensieve opwerking. Uit Tabel 5.2 blijkt dat de verontreinigingsgehaltes in het opgewerkte zilverzand beduidend lager zijn dan die van het ruwe zand. Het Fe-gehalte in de afgescheiden kwartsfracties bedraagt gemiddeld 15% van dat van het ruwe zand (gemiddeld rendement 85%). Het totaalgehalte van de verontreinigingen in het ruw zand bedraagt gemiddeld 1700 mg/kg en dat in het opgewerkte zilverzand gemiddeld 630 mg/kg (rendement 63%).
5.4 Kosten van opwerking Naast de technische mogelijkheden van de verschillende opwerkingstechnieken spelen ook de kosten een belangrijke rol. Het spreekt voor zich dat de opwerkingskosten van een intensieve opwerking (incl. chemische behandeling) hoger zijn dan die van een eenvoudige opwerking middels zeven, wassen en klasseren. Om een indicatie te krijgen van de kosten van de verschillende opwerkingstechnieken zijn de kosten geraamd van een basis- of standaardconfiguratie, bestaande uit een combinatie van zeven, wassen en classeren en van enkele aanvullende opwerkingstechnieken (Tabel 5.3). Tabel 5.3: Kostenindicatie van opwerkingstechnieken uitgaande van een capaciteit van circa 10 ton/uur. Opwerkingstechniek
Kosten (EUR/ton)
Zeven, wassen, klasseren (basisconfiguratie)
5-10
Attritiescrubben
1-2
Zure etsing (koud)
5
Zure etsing (heet)
5-10
Schuimflotatie
2,5-5
Spiraalscheiding
1-2
Magnetische afscheiding
2,5-5
Uit Tabel 5.3 kan worden opgemaakt dat de kosten, gemoeid met een basisconfiguratie ca. 5-10 Euro per ton bedragen. Bij uitbreiding met attritie en/of zure (koude) etsing bedragen de totale opwerkingskosten ca. 10 – 15 Euro per ton. Bij verdere uitbreiding met flotatie, spiralen of magnetische afscheiders, stijgen de opwerkingskosten tot ca. 15 - 20 Euro per ton.
Zilverzand in Nederland
45
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
46
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
6 Geschiktheidscriteria voor ruwe zanden .............................................................................................
6.1 Relatie basiskwaliteit ruw zand en kwaliteitseisen zilverzand In Hoofdstuk 4 is, op basis van de eisen die door de industrie aan zilverzand worden gesteld, aan de hand van een aantal ‘sleuteltoepassingen’ een indeling van zilverzanden gemaakt in een vijftal categorieën, overeenkomend met de 5 sleuteltoepassingen. Dit waren (van hoge naar lage kwaliteit) respectievelijk siliciumcarbide, waterglas, glasvezel, vlakglas en gieterijzand. In dit hoofdstuk worden de kwaliteitseisen die vanuit deze sleuteltoepassingen aan zilverzand worden gesteld, vertaald naar criteria waaraan het ruwe zand moet voldoen. Voor een viertal ruw zand kwaliteiten wordt indicatief aangegeven tot welke categorieën zilverzand ze kunnen worden opgewerkt, en welke inspanning (opwerkingstechnieken cq. combinaties daarvan) hiervoor nodig is. Het ruwe (zilver)zand uit een groeve voldoet in de meeste gevallen niet rechtstreeks aan de specificaties van de verschillende industriële toepassingen. Het zand moet dan ook een meer of minder intensieve opwerking ondergaan. De benodigde intensiteit van de opwerking hangt af van de kwaliteit van het ruwe zand en van de vereiste kwaliteit van het opgewerkte zilverzand. Ruw zand met een hoge kwaliteit kan met een betrekkelijk geringe inspanning geschikt worden gemaakt voor diverse industriële toepassingen, terwijl ruw zand met een lagere kwaliteit een intensievere opwerking behoeft (en dan vaak nog niet voor alle industriële toepassingen geschikt is). De intensiteit van de opwerking wordt daarbij bepaald door een combinatie van het aantal opwerkingsstappen dat nodig is en het type opwerkingstechniek dat wordt toegepast. Uit Hoofdstuk 5 blijkt dat er verschillende typen verontreinigingen zijn te onderscheiden en dat met de meeste opwerkingstechnieken maar één bepaald type verontreiniging is te verwijderen. Zo is attritiescrubben, evenals zure loging, gericht op het verwijderen van een oppervlakteverontreiniging (coating) en flotatie op het verwijderen van discrete ijzerrijke zware mineralen. Een opwerkingsinstallatie voor zilverzand zal in de praktijk dan ook veelal bestaan uit een combinatie van verschillende technieken. De specificatie (chemische wijze van voorkomen) van de verontreinigingen bepaalt in belangrijke mate de vereiste combinatie van opwerkingstechnieken. Tabel 6.1 geeft in een matrix aan op welke criteria ruw zand beoordeeld moet worden (en aan welke eisen het moet voldoen) om het via één of meer opwerkingsstappen te kunnen opwerken tot een zilverzand dat voldoet aan de door de industrie gestelde kwaliteitseisen. De kwaliteit van het eindproduct is dus als uitgangspunt gekozen. Hierbij is uitgegaan van de vijf gedefinieerde kwaliteitscategorieën (siliciumcarbide, waterglas, glasvezel, vlakglas en gieterijzand). Vervolgens is teruggeredeneerd hoe, door gebruik te maken van de in Hoofdstuk 5 genoemde opwerkingstechnieken (of combinaties daarvan) deze categorieën zilverzand kunnen worden verkregen uit welke kwaliteiten ruw zand. Deze ruwe zanden zijn vervolgens ook weer geclusterd tot 4 categorieën. Voor wat betreft de eisen is steeds alleen gekeken naar de chemische samenstelling. De eisen die aan de korrelsamenstelling worden gesteld, kunnen meestal eenvoudig worden gerealiseerd door middel van zeven en klasseren.
Zilverzand in Nederland
47
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
6.2 Combinaties van opwerkingstechnieken In Hoofdstuk 3 is al genoemd dat de kwaliteit van het ruwe zand het beste kan worden beoordeeld door een monster ruw zand voorafgaand aan de analyse te wassen. Door te wassen volgens de in Paragraaf 3.4 beschreven procedure, wordt het ruwe zand zoveel mogelijk ontdaan van klei- en humusdeeltjes. Waar in dit hoofdstuk gesproken wordt over de kwaliteit van het ‘ruwe zand’, in termen van siliciumgehalte en gehaltes aan verontreinigingen, wordt dan ook de kwaliteit van het ‘gewassen ruwe zand’ bedoeld. De meest voor de hand liggende (combinaties van) opwerkingstechnieken zijn gegroepeerd in drie klassen, met oplopende intensiteit: • Basis: Basisconfiguratie • Plus: Basisconfiguratie + 1 polishing techniek • Extra: Basisconfiguratie + 2 polishing technieken Bij de basisconfiguratie kan worden volstaan met een industriële opwerking van het zand middels zeven, wassen en klasseren. Deze opwerking komt globaal overeen met de lichte wasstap in het laboratorium. Gelet op de in dit hoofdstuk gehanteerde definitie van ‘ruw zand’ (na lichte wasstap), betekent dit dat met de basisconfiguratie kan worden volstaan, als de criteria, die gelden voor het ruwe zand min of meer gelijk zijn aan de kwaliteitseisen, die aan het product worden gesteld. In een aantal gevallen zal het, afgezien van eisen met betrekking tot de korrelverdeling, niet nodig zijn om een opwerking uit te voeren. Dit geldt voor groeves, waarvan de ruw zand kwaliteit dermate hoog is, dat de samenstelling van het ruwe, ongewassen zand overeenkomt met de beoogde kwaliteit van het opgewerkte zilverzand. Omdat wordt uitgegaan van analyses van gewassen ruwe zanden, wordt hier verder niet op ingegaan. Wel is in Tabel 6.1 aangegeven dat in die gevallen opwerking ‘niet van toepassing’ is. Bij de ‘plus’configuratie is een aanvullende opwerkingstap nodig met een reinigingsrendement van ca. 50%. De benodigde polishingstap is afhankelijk van het type verontreiniging. Als de verontreinigingen met name als een coating aanwezig zijn, is attritiescrubben of een chemische behandeling (koude zure loging) de meest aangewezen opwerkingstechniek. Als de verontreiniging vooral aanwezig is in of als discrete zware mineralen, is flotatie, spiraalscheiding of eventueel een magnetische scheiding te overwegen. Zoals al eerder is opgemerkt, is informatie over de chemische samenstelling van het ruwe zand niet voldoende om de juiste opwerkings- of polishingstap te kunnen kiezen. Hiervoor is meer informatie nodig over de morfologie van de deeltjes en over de verdeling van de meest relevante verontreinigingen over de deeltjes. Bij de ‘extra’ configuratie is een intensieve opwerking noodzakelijk met een overall-reinigingsrendement van ca. 90%. Hiervoor is de basisconfiguratie, in combinatie met één aanvullende opwerkingsstap, niet voldoende, maar zijn (aanvullend op de basisconfiguratie) minimaal twee verschillende opwerkingstechnieken nodig. In aanmerking komende combinaties zijn: • koude zure loging of attritie scrubben + flotatie, gravimetrische scheiding of magnetische scheiding • hete zure loging + flotatie, gravimetrische scheiding of magnetische scheiding De keuze voor opwerkingsvariant a) of b) hangt af van de wijze van voorkomen van de verontreinigingen en van het vereiste reinigingsrendement. Variant b) heeft een hoger overall-reinigingsrendement en is daarnaast meer specifiek gericht op het efficiënt verwijderen van oppervlakteverontreinigingen.
Zilverzand in Nederland
48
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Ook hier geldt weer dat het, om een juiste selectie van opwerkingstechnieken te kunnen maken, nodig is om over meer gegevens te beschikken dan alleen de chemische samenstelling. Omdat deze informatie vooralsnog niet beschikbaar is, is in Tabel 6.1 (nog) geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende varianten. Tabel 6.1: Overzicht van de wijze waarop kwaliteitszilverzanden kunnen worden verkregen door opwerking van ruwe zanden. Kwaliteitsaanduiding
Kwaliteitsaanduiding zilverzand product naar sleuteltoepassing*
gewassen ruw zand silicium-
waterglas
glasvezel
vlakglas
carbide
gieterijzand
uitstekend
plus
basis
basis
n.v.t.
n.v.t.
goed
extra
plus
basis
n.v.t.
n.v.t.
matig
n.v.t..
extra
plus
basis
n.v.t.
slecht
n.v.t.
n.v.t.
extra
plus
basis
* voor de kwaliteitseisen van de verschillende sleuteltoepassingen zilverzand zie Tabel 4.2
6.3 Technische en economische haalbaarheid van opwerking In Tabel 6.1 is mede met behulp van kleuren aangegeven of het technisch mogelijk dan wel economisch verantwoord is om een bepaalde kwaliteit ruw zand op te werken tot een zekere kwaliteit zilverzand. Bij de economische afweging is rekening gehouden met de kosten van de benodigde opwerking (kosten volgens Tabel 5.3) en de mogelijke opbrengst van het zilverzand5. Een rode kleur betekent dat het technisch niet mogelijk is om de betreffende kwaliteit ruw zand op te werken tot de gewenste categorie zilverzand. Een gele kleur geeft aan dat de kwaliteit gewassen ruw zand al hoger is dan de eisen die aan de betreffende categorie zilverzand worden gesteld. Opwerken van het ruwe zand is in die gevallen, economisch gezien, niet aantrekkelijk. De meest eenvoudige opwerkingsstap geeft dan al een zilverzand van betere kwaliteit. Afzet in die hogere categorie ligt dan voor de hand. Wel kan het in sommige gevallen interessant zijn om helemaal geen bewerking uit te voeren, en het ruwe zand als zodanig te verkopen. Op dit moment ontbreekt echter de informatie om te beoordelen in welke gevallen dit mogelijk is (daarvoor zijn analysegegevens nodig van ‘echt ruwe zanden’ en van die zanden na een eerste wasstap). Een groene kleur in Tabel 6.1 betekent dat de beoogde combinatie zowel uit technisch als uit economisch oogpunt haalbaar c.q. aantrekkelijk is. De kleur oranje geeft aan dat de gewenste kwaliteit vanuit technisch opzicht weliswaar is te realiseren, uitgaande van de ruw-zand-categorie, maar dat dit, economisch gezien, minder aantrekkelijk is. De criteria, en de eisen waaraan de ‘gewassen’ ruwe zanden moeten voldoen, zijn, zoals gezegd, geclusterd tot een viertal ruw-zand-categorieën: ‘uitstekend’, ‘goed’, ‘matig’ en ‘slecht’. Deze categorie-indeling is weergegeven in Tabel 6.2. Deze zanden zouden kunnen dienen als ‘referentiezanden’. Ruw zand met een kwaliteit ‘uitstekend’ komt redelijk overeen met die van het ruw 5
Zilverzand in Nederland
Voor de opbrengst van zilverzand zijn voor de vijf verschillende sleuteltoepassingen resp. de volgende bedragen gehanteerd: > 22,5 euro; 17,5-22,5 euro; 12,5-17,5 euro; 10-12,5 euro en 7,5-10 euro.
49
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
zand uit de groeves Maasmechelen en Heerlen (Heerenweg). Ruw zand met een kwaliteit ‘goed’ is een iets minder hoge kwaliteit ruw zand en komt redelijk overeen met die van het ruwe zand uit de groeves in Mol en in Heerlen (Koolkoelenweg). Matig ruw zand betreft een meer gemiddelde kwaliteit ruw zand en ruw zand met als kwalificatie ‘slecht‘ betreft een lage kwaliteit ruw zand overeenkomend met de kwaliteit van een aantal vulzanden uit ZuidLimburg (Zie Tabel 3.3). Tabel 6.2: Categorie-indeling van ‘gewassen’ ruwe zanden (referentiezanden), op basis van te stellen criteria. Component
Kwaliteit ruw zand (gew-%) uitstekend
goed
matig
SiO2
99,75
99,5
99,0
slecht 97,0
Fe2O3
0,01
0,03
0,06-0,1
0,5
Al2O3
0,1
0,2
0,4
1,0
TiO2
0,02
0,04
0,1
0,3
LOI
0,10
0,2
0,5
1
Uit de Tabellen 6.1 en 6.2 kan worden afgeleid dat de meest hoogwaardige kwaliteiten zilverzand (sleuteltoepassingen siliciumcarbide en waterglas) technisch niet kunnen worden verkregen uit de laagwaardiger ruw zand kwaliteiten (‘matig’ en ‘slecht’). Omgekeerd geldt dat het uit economisch oogpunt niet aantrekkelijk is om een ruw zand van een hoge kwaliteit (‘uitstekend’ en ‘goed’ te gebruiken als grondstof voor een laagwaardige toepassing (waarvoor zilverzand uit de sleuteltoepassingen vlakglas en gieterijzand nodig is).
Zilverzand in Nederland
50
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
7 Toetsingsprotocol voor ruwe zanden .............................................................................................
7.1 Aanleiding voor een toetsingsprotocol Eerder is al aangegeven dat, om verschillende redenen, niet het ruwe zand rechtstreeks uit een groeve wordt beoordeeld op geschiktheid voor een bepaalde toepassing, maar een monster in het laboratorium gewassen ruw zand. Er bestaat geen één op één relatie tussen ruw zand en gewassen ruw zand. Daarvoor is een wasproefje nodig. In de praktijk worden hiervoor verschillende ‘wasmethoden’ gebruikt. Echter, om op basis van karteringsgegevens een eenduidige uitspraak te kunnen doen over de geschiktheid om uit het betreffende ruwe zand zilverzand te winnen, is het nodig om de beschikking te hebben over een ‘standaard’ wasmethode. Daarnaast is het zo dat de Tabellen 6.1 en 6.2 weliswaar een indicatie geven van de bereikbare kwaliteit zilverzand (uitgaande van een zekere kwaliteit gewassen ruw zand), maar dat, om precies te weten welke opwerkingstechnieken daarvoor nodig zijn, meer gegevens nodig zijn dan alleen de chemische samenstelling. Daarvoor is ook kennis nodig over de chemische specificatie van de aanwezige verontreinigingen, en ook over de morfologie van de deeltjes. Deze informatie is mogelijk te verkrijgen met behulp van geavanceerde analysetechnieken.6 Het lijkt echter veel eenvoudiger (en goedkoper) om de hierboven genoemde ‘standaard’ wasmethode uit te breiden met een paar praktijkgerichte laboratoriumproeven en op basis daarvan een uitspraak te doen over de haalbare kwaliteit zilverzand en de benodigde opwerkingstechnieken. In dit hoofdstuk wordt een toetsingsprotocol gepresenteerd, bestaande uit een beperkt aantal eenvoudige laboratoriumproeven. Aan de hand hiervan kan worden bepaald of, en zo ja, hoe uit een ruw zand zilverzand kan worden geproduceerd.
6
Zilverzand in Nederland
Voor het bepalen van de wijze waarop een verontreiniging aanwezig is in de zilverzand matrix (speciatie) zijn diverse karakteriseringsmethoden voorhanden uit eerder uitgevoerd Karakteriseringsonderzoek van verontreinigde grond en baggerspecie [Feenstra, 1995]. Dit betreffen vaak ingewikkelde en kostbare methoden, die alleen door gespecialiseerde laboratoria kunnen worden uitgevoerd. Daarom zijn deze methoden minder geschikt.
51
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
7.2 Opzet van het toetsingsprotocol Hieronder wordt een mogelijke opzet een toetsingsprotocol schematisch weergegeven (Figuur 7.1).
Startmonster * was was-/zeefstap -/zeefstap nat natzeven zevenop op 500 500µm µm
nat natzeven zevenop op 100 100µm µm
< 500 µm
> 100 µm
gewassen gewassen materiaal materiaal*
< 100 µm
> 500 µm
scrubstap scrubstap gewassen gewasse n materiaal materiaal
attritiescrubben attritiescrubben
nat natzeven zevenop op 100 100µm µm
> 100 µm
gescrubd gescrubd materiaal materiaal*
< 100 µm
dichtheidsstap dichtheid sstap
gescrubt Gescrubtmateriaal materiaal
dichtheids dichtheids- scheiding op scheiding op 2,8 2,9kg/l kg/l
dichtheids dichtheids- scheiding scheiding op op 2,0 2,0kg/l kg/l
> 2,8 kg/l
< 2,0 kg/l
behandeld zand*
* analysemonsters
Figuur 7.1 Aanzet tot een toetsingsprotocol voor zilverzand dat uitgaat van drie stappen: de zeef-/wasstap, een scrubstap en een dichtheidsscheidingsstap.
Het toetsingsprotocol bevat drie stappen, namelijk een zeef-/wasstap, een scrubstap en een dichtheidsscheidingsstap. De zeef/wasstap simuleert de zeefwasstap in de praktijk (bijv. rondpompen over cycloon), de attritiecel het attritiescrubben of een uitloogstap in de praktijk en de dichtheidsscheiding een gravitatieve scheiding in de praktijk (opstroomkolom en spiralen). De proef vindt plaats met een representatief monster ruw zilverzand. Het monster wordt in de eerste stap nat gezeefd op een zekere bovengrens (bijvoorbeeld 500 µm) en de doorval vervolgens op een zekere ondergrens (bijvoorbeeld 100 µm). Het zand kan worden gewassen door het materiaal dat op de 100 µm zeef achterblijft grondig te spoelen met water. Daarna wordt het monster in de tweede stap in een attritiecel gescrubt. Na het scrubben wordt het materiaal opnieuw nat gezeefd op een 100 µm zeef om losgemaakte verontreinigingen weg te spoelen. Na de scrubstap wordt het materiaal in een derde stap op dichtheid gescheiden in een vloeistof met een soortelijke massa van bijvoorbeeld 2,8 kg/l. Het zware materiaal (zware mineralen) wordt op die manier verwijderd. Daarna volgt zonodig een dichtheidsscheiding in een vloeistof met een soortelijke massa van 2,0 kg/l. Op die manier kan een lichte fractie worden afgescheiden en blijft het schone zand over. Na uitvoering van
Zilverzand in Nederland
52
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
de proef kan het verkregen zand worden geanalyseerd op relevante parameters (SiO2, verontreinigingen, LOI, etc.). Om het effect van de drie afzonderlijke stappen te beoordelen, kan ook het materiaal dat na iedere stap is verkregen, apart worden geanalyseerd.
7.3 Optimalisatie van het toetsingsprotocol Om met het zojuist in Paragraaf 7.2 omschreven toetsingsprotocol ervaring op te doen en om te komen tot een definitieve opzet van het toetsingsprotocol is met twee praktijkmonsters de juistheid van de voorgestelde parameters en instellingen van de apparatuur beproefd. Achtereenvolgens is aandacht besteed aan: • de in te zetten hoeveelheid monstermateriaal; • de methode van wassen; • de zeefmaten voor af te scheiden grove en fijne fractie; • het droge-stofgehalte en de scrubtijd van het attritiescrubben; • het scheidingspunt voor de afscheiding van zware mineralen (2,8 kg/l); • het al dan niet nodig zijn van een dichtheidsscheiding op 2 kg/l. In Bijlage II wordt een overzicht gegeven van praktijkmonsters die in het kader van dit project zijn verzameld. Voor de optimalisatie-experimenten is gebruik gemaakt van partij 1 (kwaliteit “goed”) en partij 2 (kwaliteit “matig”). In Bijlage III wordt in detail verslag gedaan van de uitgevoerde experimenten en de bevindingen. In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen verslag gedaan van de resultaten van het optimalisatieonderzoek en worden aanbevelingen gedaan voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsingsprotocol. Hoeveelheid monstermateriaal
Voor de uitvoering van de toets is een monsterhoeveelheid van ca. 1000 gram benodigd. Uitgaande van ca. 1000 gram startmateriaal, kan de scrubstap uitgevoerd worden met ca. 750-800 gram materiaal. Bij een kleinere hoeveelheid materiaal is de vulhoogte van de attritiecel te laag, waardoor de attritiepropellor niet optimaal functioneert. Van het ruwe zand (startmonster) en van het zand na het wassen, scrubben en de dichtheidsscheiding wordt een analysemonster verzameld van ca. 100 gram. Deze hoeveelheid is voldoende groot voor het uitvoeren van de chemische analyses en de overige bepalingen zoals drogestofgehalte, organische stofgehalte, etc. Monstername
Het monster zilverzand waarmee de toets wordt uitgevoerd, moet representatief zijn voor de totale bulk. Voor de bemonstering uit partijen materiaal wordt verwezen naar het Protocol grond voor de handhaving van het bouwstoffenbesluit [Lamé, et al, 1996]. Conform dit protocol en uitgaande van een variatiecoëfficiënt van 0,1 en onder de aanname dat 95% van de deeltjes kleiner is dan 10 mm, resulteert de procedure in een monstergrootte van 5-10 kg en een greepgrootte van circa 100 gram (50 grepen). Voor het verkrijgen van een representatief startmonster van ca. 1000 gram uit een groter monster (5-10 kg) kan de volgende procedure worden gevolgd. Het materiaal dient eerst te worden gemengd en daarna worden a-select 20 grepen van ca. 50 gram genomen. Voor het verkrijgen van een analysemonster van ca. 100 gram kan een vergelijkbare methode worden toegepast (totale monster
Zilverzand in Nederland
53
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
eerst mengen daarna ca. 10 grepen van ca. 10 gram nemen). Na iedere greep het materiaal weer opmengen. Monsters uit boringen zijn vaak kleiner (vaak < 1 kg; zie par. 9.1) In dat geval zal het gehele monster moeten worden ingezet t.b.v. de toets, waardoor de representativiteit dus laag is. Afscheiding grove fractie
Sommige zilverzandmonsters kunnen kiezelsteentjes en ook grotere deeltjes bruinkool (ligniet) bevatten. Om de labapparatuur te beschermen, maar ook om de grotere deeltjes bruinkool te verwijderen, is het aan te bevelen deze grovere deeltjes voorafgaand aan de proef te verwijderen door het materiaal te zeven op 850 µm. Wasmethode
Er zijn twee wasmethoden onderzocht, namelijk het wassen met behulp van de natte zeefmethode en het wassen in een bekerglas met bovenroerder. Het wassen in een bekerglas met roerder gaf de beste resultaten. Deze methode wordt ook door zilverzandproducenten gebruikt. Na verschillende beproevingen is gekozen voor de uitvoering met de volgende apparatuur en instellingen (Tabel 7.1): Tabel 7.1: Wasproef: Apparatuur en instellingen. Hoeveelheid zilverzand Gebruikte apparatuur
900 gram Bekerglas (3 l.) Bovenroerder met roerstaaf (zgn. pennenroerder)
Hoeveelheid water
2400 ml
Drogestofgehalte suspensie
Ca.25%
Toerental roerder
800 rpm
Wastijd
Ca. 2 min.
Na het wassen moet ca. 1 minuut worden gewacht totdat het water niet meer in beweging is en alle zanddeeltjes zijn bezonken. Het waswater zal in de regel na 1 keer wassen troebel zijn. Het bovenstaande water kan voorzichtig worden afgegoten (gedecanteerd) en er kan schoon water worden toegevoegd. De wasproef wordt vervolgens opnieuw uitgevoerd. Deze procedure wordt herhaald totdat een helder waswater resteert. Afscheiden van de grove en de fijne fractie
Er is voor gekozen om de analysemonsters, met uitzondering van het startmonster, te ontdoen van de grove en fijne fractie. Dit zijn dus de analysemonsters van het zilverzand na het wassen, het scrubben en de dichtheidsscheiding. Het startmonster wordt niet gezeefd, omdat dit het ruwe zilverzand uit de groeve als zodanig betreft. Als zeefmaten is in overleg met de zilverzandproducenten gekozen voor 90 en 500 µm, omdat dit ook in de praktijk veel gebruikte zeefmaten zijn7.
7
Zilverzand in Nederland
In het onderhavige project is ook ervaring opgedaan met afzeving op 63 en 125 µm (zie bijlage C en D). Zeving op 125 µm gaf relatief veel ds-verlies en afzeven op 63 µm sluit minder goed aan op de praktijksituatie.
54
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Attritiescrubben
Voor het scrubben wordt gebruik gemaakt van een Denver laboratorium flotatiemachine D 12. Als attritiecel is gebruik gemaakt van een vierkante kunststoffen attritiecel (zijde 90 mm; hoogte 230 mm). De propeller betrof de kunststof attrition propeller van Denver (diameter 70 mm; dubbelschroefs). Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van een bovenroerder of mixer. Belangrijke voorwaarde is dat een juiste attritiepropeller c.q. roerder wordt toegepast (dubbelschroefsuitvoering, tegengesteld gericht). Met de twee verschillende partijen zilverzand is proefondervindelijk vastgesteld dat aan het zand een hoeveelheid water moet worden toegevoegd totdat een droge-stofgehalte van ca. 70% wordt bereikt. Visueel is vast te stellen dat bij een drogestofgehalte van ca. 70% de juiste scrubomstandigheden worden bereikt. Bij lagere vochtgehaltes wordt niet alle materiaal door de propeller in beweging gebracht. Bovendien is bij deze slurrydichtheid te zien dat door de werking van de propeller de slurry vanaf de buitenkant van de cel naar de binnenkant beweegt en wordt “opgepakt” door de propeller. Het gebruikte toerental bedroeg 1500 rpm (conform advies van leverancier) en op basis van ervaringen van zilverzandproducenten en eigen experimenten is gekozen voor een scrubtijd van 10 minuten. Na het scrubben wordt het zand opnieuw gewassen tot een helder waswater resteert. Dichtheidsscheiding
Voor de dichtheidsscheiding wordt gebruik gemaakt van een zoutoplossing van natriumpolywolframaat. Er zijn goede ervaringen opgedaan met een hoeveelheid zilverzand van ca.100 gram in een 500 ml. bekerglas. Door uitvoering van enkele proeven is vastgesteld dat het beste resultaat wordt verkregen bij een dichtheid van 2,8 kg/l. Bij deze dichtheid vormen de zanddeeltjes een drijflaag en zakken zwaardere deeltjes naar de bodem. Bij een lagere dichtheid (tussen de 2,8 en 2,6 kg/l) zakte er te veel zand naar de bodem en bij een hogere dichtheid dan 2,8 kg/l bleven er relatief meer zware zwarte deeltjes in de drijflaag zitten dan bij een dichtheid van 2,8 kg/l. Om na te gaan of het zilverzand na het wassen en scrubben nog lichte deeltjes bevat is voor een monster zilverzand, dat al een dichtheidsscheiding op 2,8 kg/l had ondergaan, nagegaan of een aanvullende dichtheidscheiding bij een dichtheid tussen de 2,0 en 2,6 kg/l nog zinvol is. Uit de bevindingen blijkt dat bij een dichtheid van 2,3 kg/l het zand naar de bodem zakt. Er is met uitzondering van een enkel zwart deeltje niet sprake van een drijflaag van lichte deeltjes. Dit is ook het geval bij een dichtheid van 2,0 kg/l. Op basis hiervan is geconcludeerd dat met het wassen en scrubben (en zeven) vrijwel alle lichte deeltjes uit het zilverzand worden verwijderd. Een aanvullende dichtheidscheiding bij 2,0 kg/l is derhalve niet noodzakelijk.
Zilverzand in Nederland
55
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
7.4 Voorgestelde toetsingsprotocol Op basis van de resultaten van het uitgevoerde optimalisatieonderzoek is een aangepast toetsingsprotocol opgesteld. Het protocol is in Figuur 7.2 schematisch weergegeven. Het werkvoorschrift voor de uitvoering van het protocol wordt gepresenteerd in Bijlage VIII.
100 gram analysemonster (1)
Startmateriaal ca. 1000 gram
900 gram
Bepaal het nat- en drooggewicht van het startmonster Droog zeven van 900 gram materiaal op zeefdek 850 µm. Afscheiding grove fractie (kiezelsteentjes, ligniet, etc.) Wassen van ca. 900 gram
Wassen
materiaal in bekerglas met bovenroerder 100 gram analysemonster;
Drogen
drogen bij 105 °C en zeven op 90 en 500 µm.
100 gram analysemonster (2)
800 gram Scrubben van ca. 800 gram
Scrubben
materiaal in attritiescrubber Wassen van ca. 800 gram materiaal in bekerglas met
Wassen
bovenroerder 800 gram
Drogen van ca. 800 gram materiaal bij 105 °C; Stel een monster samen van 200 gram
Drogen
voor het zeven; rest (600 200 gram
100 gram analysemonster (3)
gram) afvoeren Zeven van ca. 200 gram
100 gram
Dichtheidsscheiding
materiaal op 90 en 500 µm. Dichtheidsscheiding met ca. 100 gram gezeefd materiaal in bekerglas bij een dichtheid van 2.8 kg/l
100 gram analysemonster
Eindmateriaal
na dichtheidsscheiding (4)
ca. 100 gram
Figuur 7.2 Opzet van het toetsingsprotocol Zilverzand.
Zilverzand in Nederland
56
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
7.5 Interpretatie van de resultaten Als resultaat van de proef wordt een uitspraak verkregen omtrent de geschiktheid van het ruwe zilverzand voor een industriële toepassing. Hiertoe kunnen de analyseresultaten van het zilverzand na de wasstap, worden vergeleken met de kwaliteit van de vier verschillende categorieën ruw zand van Tabel 6.2. Deze uitspraak kan positief zijn, negatief of daartussen in. Bij een positieve uitspraak is de kwaliteit van het onderzochte zilverzand minimaal gelijk aan die van het zand van de categorie “slecht”. Bij een negatieve uitspraak is de kwaliteit (duidelijk) slechter dan die van de categorie “slecht”. Bij twijfel is er sprake van een geringe overschrijding van de kwaliteitseisen van de categorie “slecht”. In dat geval is een uitgebreider onderzoek nodig om een uitspraak te kunnen doen. Opmerking:
Strikt genomen moet bij de beoordeling van de geschiktheid van het ruwe zand voor een industriële toepassing rekening worden gehouden met de nauwkeurigheid van de proef (c.q. spreiding in de uitkomsten). Omdat er slechts sprake is van een geringe spreiding in de uitkomsten van de proef (gemiddelde RSD-waarden ca. 10%) is hier geen rekening mee gehouden. Bij een positieve uitspraak, geven de resultaten van de proef tevens een eerste indicatie over de haalbare kwaliteit zilverzand en de benodigde (combinatie van) opwerkingstechnieken om deze kwaliteit te bereiken. Om na te gaan welke toepassingen in beeld komen, kunnen de analyseresultaten worden vergeleken met de kwaliteitseisen van de verschillende industriële toepassingen (zie Tabel 4.2).
7.6 Nauwkeurigheid Om inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van het toetsingsprotocol, oftewel de herhaalbaarheid (binnen één lab), is de toets in drievoud uitgevoerd voor twee partijen zilverzand. De resulterende spreiding is opgebouwd uit een component ten gevolge van de monsterheterogeniteit en een component ten gevolge van het uitvoeren van de proef (onder te verdelen in spreiding ten gevolge van de bewerkingen (wassen, scrubben en dichtheidsscheiding) en ten gevolge van de analyse-onnauwkeurigheid). Bij de uitvoering is gebruik gemaakt van het protocol zoals is weergegeven in Figuur 7.2 en omschreven in Bijlage VIII. De resultaten van de herhaalbaarheidsmetingen worden gepresenteerd in Bijlage IV. Onderstaand worden de resultaten samengevat. Uit de Tabellen IV.4 en IVI.5 van Bijlage IV blijkt dat de spreiding in de analyseresultaten van de hoofdcomponenten gering is. Dit geldt zowel voor de LOI-bepaling als de analyses met XRF-parels en ICPMS. De relatieve standaardafwijking of standaarddeviatie (RSD)8 voor de LOI-waarden varieert tussen de 4% en 16%. De RSD-waarden voor de hoofdcomponenten variëren voor XRF-parels tussen 1% en 57% (gemiddeld ca. 10%), met uitzondering van MnO en MgO. De Mn- en Mg-gehaltes zijn erg laag, waardoor de spreiding rel. groot is. De RSD-waarden voor ICPMS variëren tussen 0% en 37% (m.u.v. die van MnO, MgO en P2O5). Ook de gemiddelde RSD-waarde voor ICPMS is ca. 10%.
8
Zilverzand in Nederland
De relatieve standaarddeviatie is een maat voor de spreiding van een rij getallen. Hoe groter het percentage, hoe grotere de spreiding is.
57
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
De spreiding in de analyseresultaten van de spore-elementen (zie Tabellen IV.6 en IV.7 van Bijlage IV) is, zoals ook mocht worden verwacht, groter dan die van de hoofdelementen. Deze grotere spreiding is een gevolg van de lagere gehaltes. Voor de elementen met wat hogere gehaltes, zoals Zr en Ba, zijn de RSD-waarden duidelijk lager (ca. 10%). Op basis van de herhaalbaarheidsmetingen kan worden geconcludeerd dat de spreiding in de analyseresultaten beperkt is. De RSD-waarden voor de concentraties van de hoofdcomponenten zijn gemiddeld ca. 10%. Met andere woorden: De nauwkeurigheid van het gehanteerde toetsingsprotocol is voldoende hoog. Aanpassing van het in deze studie voorgestelde protocol is derhalve niet aan de orde.
7.7 Resultaten van de bewerkingen Voor het opstellen van het definitieve protocol zijn verschillende experimenten uitgevoerd met twee partijen zilverzand (partij 1 met kwalificatie “goed” en partij 2 met de kwaliteit “matig”). Hierbij zijn de verschillende stappen van het toetsingsprotocol onderzocht. Daarnaast zijn nauwkeurigheidsmetingen uitgevoerd, waarbij het toetsingsprotocol integraal is uitgevoerd. In deze paragraaf wordt op basis van de optimalisatie-experimenten en de nauwkeurigheidsmetingen ingegaan op het resultaat van de bewerkingen. In Tabel 7.2 zijn de gehaltes van SiO2, LOI, Al2O3, TiO2 en Fe2O3 gegeven van zowel het ruwe zand als het zand na opwerking (wassen, scrubben en dichtheidsscheiding). Het betreft hierbij resultaten van experimenten die zijn uitgevoerd om de voorgestelde instellingen en parameters van het protocol te beproeven. Bij deze experimenten zijn in tegenstelling tot het definitieve protocol, de analysemonsters, met uitzondering van het startmonster, niet gezeefd op 90 en 500 µm, maar op 63 en 500 µm. Uit Tabel 7.2 (en de Tabellen III.4 en III.5 van Bijlage III) blijkt dat het opwerken bij beide partijen zilverzand tot een kwaliteitsverbetering leidt. Het ruwe zand van partij 1 is al van een goede kwaliteit. Het LOI-gehalte is 0.1% en het berekende SiO2 gehalte 99,7%. De opwerking leidt slechts tot een geringe kwaliteitsverbetering. Het berekende SiO2-gehalte is ook na opwerking 99,7%. Het ruwe zand van partij 2 is van minder goede kwaliteit. Het LOI-gehalte bedraagt 0,4% en het berekende SiO2-gehalte 98,2%. Na opwerking zijn de gehaltes LOI, Al2O3, TiO2 ca. een factor 3 lager dan die van het ruwe zand en het Fe2O3-gehalte bijna een factor 10 lager. Het SiO2-gehalte van het zand na opwerking bedraagt 99,4%. Tabel 7.2: Kwaliteit zilverzand voor en na opwerking (wassen, scrubben en dichtheidsscheiding) (1). Omschrijving Partij 1
Partij 2
SiO2 (2)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
%
%
%
%
%
ruwe zand
99.7
0.1
0.12
0.06
0.03
na opwerking
99.7
0.1
0.14
0.03
0.01
ruwe zand
98.2
0.4
0.59
0.07
0.26
na opwerking
99.4
0.1
0.27
0.03
0.03
(1) De analysemonsters, zijn met uitzondering van het startmonster, niet gezeefd op 90 en 500 µm, maar op 63 en 500 µm. (2) Berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
58
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Voor de hoofdelementen geeft het gebruik van de methode met XRF-parels betere resultaten dan die met XRF-tabletten. De XRF is voor tabletten niet gekalibreerd tot zulke hoge gehaltes SiO2, waardoor overcorrectie voor matrixelementen een rol gaat spelen. Deze effecten zijn afwezig in de smelt (parels). Voor spore-elementen voldoet het gebruik van XRF-tabletten wel.Verder blijkt dat met ICPMS lagere ijzer- en aluminiumgehaltes worden gemeten in de opgewerkte monsters dan met XRF-parels. Dit is een gevolg van de relatief hoge detectiegrenzen van ijzer en aluminium op parels. De detectiegrens voor ijzer en aluminium is op parels resp. ca. 0,1% en 0,25%. Wassen
Van de drie bewerkingen wassen, scrubben en dichtheidsscheiding, heeft het wassen het grootste effect op de samenstelling van het zand, zie Tabel 7.3. Wel is het effect van de wasstap sterk afhankelijk van de kwaliteit van het zilverzand. Bij een goede kwaliteit zand, zoals dat van partij 1 is het effect minder groot dan bij een partij van een mindere kwaliteit (partij 2). De wasstap heeft met name effect op het gehalte LOI, Al2O3, TiO2 en Fe2O3. Met het wassen wordt de klei er goed uitgehaald. Dit blijkt ook uit het effect van de scrubstap. Immers, bij beide partijen leidt de scrubstap nauwelijks tot een lager LOI en Al2O3 gehalte van het zilverzand. Scrubben
Voor beide partijen geldt dat het scrubben niet of nauwelijks effect heeft op de gehaltes van de hoofdelementen en sporenelementen. Voor andere partijen zilverzand kan een scrubstap wel degelijk een groter effect hebben. Bijvoorbeeld voor moeilijk te verwijderen kleideeltjes. Bovendien kan de scrubstap worden gezien als een extra controle op de effectiviteit van de wasstap. Dichtheidscheiding
Bij beide partijen is het effect van de dichtheidscheiding op het gehalte van enkele elementen zichtbaar. De dichtheidscheiding leidt met name tot lagere gehaltes TiO2, Zr, Cr en in mindere mate die van Al2O3 en Fe2O3. Blijkbaar komen deze elementen voor in discrete deeltjes, die bij de dichtheidsscheiding voor een deel worden verwijderd. In Tabel 7.3 is op basis van resultaten van de nauwkeurigheidsmetingen voor partij 1 en 2 de samenstelling van het ruwe zand gegeven (hoofdcomponenten) en de samenstelling na de verschillende bewerkingen. De vermelde gehaltes betreffen de gemiddelde waarden van drie metingen. De opwerking van het zand van partij 1 leidt slechts tot een geringe kwaliteitsverbetering. Voor partij 2 geldt dat de opwerking wel degelijk tot een kwaliteitsverbetering leidt. Na opwerking is de kwaliteit van het zand van partij 2 vergelijkbaar met de kwaliteit van partij 1. Wel zijn er in vergelijking met de resultaten van de optimalisatie-experimenten (Tabel 7.2 en Bijlage III) verschillen te constateren. Ook bij deze experimenten heeft het wassen het grootste effect op de kwaliteit van het zand. In tegenstelling tot bij de optimalisatie-experimenten leidt het scrubben nu wel tot een kwaliteitsverbetering en de dichtheidsscheiding niet. Hierbij moet opgemerkt worden dat ten opzichte van de vorige experimenten, de uitvoering van de proef bij de nauwkeurigheidsmetingen wel iets was aangepast. Bij de optimalisatie-experimenten werden alle analysemonsters, m.u.v. het startmonster, gezeefd op 63 en 500 µm, terwijl bij de nauwkeurigheidsmetingen de analysemonsters zijn gezeefd op 125 en 500 µm. Een mogelijke verklaring voor het feit dat de scrubstap nu wel effect heeft, is
Zilverzand in Nederland
59
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
dat t.g.v. het scrubben verontreinigingen in de fijne fractie terechtkomen, die vervolgens bij het zeven op 125 µm worden verwijderd. Voor wat betreft het verschil van het effect van de dichtheidsscheiding kan ook de afzeving op 125 µm in plaats van op 63 µm een rol spelen. Immers, alle zware deeltjes met een deeltjesgrootte tot 125 µm worden nu d.m.v. zeven verwijderd.
Tabel 7.3: Kwaliteit zilverzand, voor en na diverse bewerkingen (1) SiO2(2) %
LOI %
Al2O3 %
TiO2 %
Fe2O3 %
MnO %
CaO %
MgO %
Na2O %
K2O %
P2O5 %
startmateriaal
99,6
0,1
0,11
0,07
0,03
0,000
0,03
0,001
0,06
0,04
0,002
na wassen
99,6
0,1
0,09
0,06
0,02
0,000
0,03
0,000
0,05
0,03
0,002
na scrubben
99,6
0,1
0,09
0,06
0,03
0,001
0,03
0,000
0,03
0,03
0,002
na dichtheidsscheiding
99,6
0,1
0,08
0,04
0,01
0,001
0,04
0,002
0,08
0,04
0,002
SiO2(2) %
LOI %
Al2O3 %
TiO2 %
Fe2O3 %
MnO %
CaO %
MgO %
Na2O %
K2O %
P2O5 %
startmateriaal
98,4
0,4
0,58
0,10
0,18
0,003
0,04
0,018
0,06
0,15
0,007
na wassen
99,3
0,2
0,21
0,05
0,06
0,001
0,03
0,011
0,05
0,08
0,003
na scrubben
99,6
0,1
0,09
0,05
0,03
0,002
0,03
0,000
0,05
0,06
0,001
na dichtheidsscheiding
99,6
0,1
0,10
0,04
0,03
0,001
0,04
0,003
0,05
0,06
0,001
Partij 1
Partij 2
1) De analysemonsters, zijn met uitzondering van het startmonster, niet gezeefd op 90 en 500 µm, maar op 125 en 500 µm. 2) SiO2 berekend, Al2O3, Fe2O3 en P2O5 gemeten met ICPMS, rest met XRF-parels
Zilverzand in Nederland
60
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
8 Uitgebreide toetsing van vier praktijkmonsters .............................................................................................
8.1 Voorbereiding en monsterselectie Om ervaring op te doen met de uitvoering van het toetsingsprotocol, zijn vier geselecteerde praktijkmonsters zilverzand door TNO-MEP en drie externe laboratoria beproefd, conform het opgestelde toetsingsprotocol. Naast het opdoen van ervaring hebben deze proeven tevens tot doel om inzicht te krijgen in de reproduceerbaarheid van het protocol. De drie externe laboratoria betreffen Geo Solutions, Beaujean en Lieben/Sibelco. De vier geselecteerde praktijkmonsters zilverzand zijn geleverd door Beaujean en Lieben/Sibelco en zijn afkomstig uit bestaande groeves. De kwaliteit van de vier zanden is verschillend en varieert van “slecht” tot ”uitstekend”.
8.2 Werkwijze Door TNO-MEP zijn, conform het werkvoorschrift van het protocol (zie Bijlage VIII), van ieder geselecteerd praktijkzand (zie Tabel 8.1) acht startmonsters van ca. 1 kg verzameld ten behoeve van de uitvoering van het toetsingsprotocol door de vier verschillende laboratoria. Ieder laboratorium heeft vier startmonsters (van ca. 1 kg) ontvangen en vier reserve startmonsters. Omdat het opgestelde protocol nog niet integraal was beproefd, heeft TNO-MEP voorafgaand aan de uitvoering door de drie externe partners, de vier zanden conform het opgestelde protocol getoetst. Na de uitvoering door TNO, is de drie externe partijen gevraagd de vier zanden conform het (aangepaste) werkvoorschrift te wassen, te scrubben en de dichtheidscheiding uit te voeren. TNO-MEP heeft de drie laboratoria tevens gevraagd met suggesties te komen voor aanvullingen en verbeteringen van het werkvoorschrift. Na afronding van de tests zijn alle analysemonsters naar TNO-MEP opgestuurd. TNO-MEP heeft de monsters vervolgens voor analyse doorgestuurd naar het geïntegreerde laboratorium van TNO-NITG/UU. Tabel 8.1: Geselecteerde zilverzandmonsters.
Zilverzand in Nederland
Omschrijving
Kwaliteit ruw zand
Partij 3
uitstekend
Partij 4
goed
Partij 2
matig
Partij 7
slecht
61
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
8.3 Resultaten van de proeven uitgevoerd door TNO-MEP De ervaringen van TNO-MEP met het opgestelde protocol zijn positief te noemen. Slechts op detail zijn een tweetal aanpassingen doorgevoerd, zie hiervoor Bijlage V. De analyseresultaten van de vier proeven zijn opgenomen in Tabel V.4 en V.5.van Bijlage V. In onderstaande Tabel 8.2 zijn de resultaten samengevat.
Tabel 8.2: Kwaliteit van de vier praktijk zilverzanden; voor en na de diverse bewerkingen. Hoofdcomponenten (Al, Ti en Fe met ICPMS, overige met XRF-parels) Partij 3
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.000
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
na wassen
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.08
0.01
0.02
na scrubben
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.002
0.03
0.000
0.03
0.02
0.02
na dichtheid
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.04
0.01
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Partij 4
startmateriaal
99.1
0.4
0.22
0.03
0.03
0.001
0.04
0.021
0.07
0.04
0.02
na wassen
99.6
0.2
0.11
0.03
0.02
0.000
0.04
0.003
0.04
0.02
0.02
na scrubben
99.6
0.1
0.09
0.02
0.01
0.001
0.04
0.000
0.05
0.02
0.02
na dichtheid
99.7
0.1
0.07
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.04
0.02
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Partij 2
startmateriaal
98.3
0.4
0.78
0.06
0.20
0.004
0.04
0.018
0.05
0.14
0.02
na wassen
99.2
0.1
0.32
0.04
0.07
0.000
0.03
0.004
0.05
0.12
0.02
na scrubben
99.6
0.1
0.14
0.03
0.04
0.000
0.03
0.001
0.04
0.05
0.02
na dichtheid
99.6
0.1
0.13
0.02
0.03
0.000
0.03
0.000
0.05
0.05
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
Partij 7
startmateriaal
98.5
0.2
0.49
0.20
0.22
0.005
0.03
0.006
0.08
0.21
0.02
na wassen
99.2
0.1
0.30
0.11
0.07
0.001
0.03
0.000
0.06
0.15
0.02
na scrubben
99.2
0.1
0.26
0.11
0.06
0.002
0.03
0.028
0.06
0.14
0.02
na dichtheid
99.4
0.1
0.24
0.03
0.03
0.002
0.04
0.003
0.07
0.13
0.03
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
De ruwe zandmonsters van de vier partijen zijn als volgt te karakteriseren. De kwaliteit van zilverzand partij 3 is erg hoog. Het SiO2-gehalte van het ruwe zandmonster bedraagt 99,7%. Het SiO2-gehalte van de andere partijen bedraagt resp. 99,1% (partij 4), 98,3% (partij 2) en 98,5% (partij 7). De ruwe zandmonsters van partij 3 en 4 hebben een laag Fe2O3-gehalte (resp. 0,01% en 0,03%). Het Fe2O3-gehalte van de andere twee partijen bedraagt ca. 0,2%. Partij 2 heeft een relatief hoog Al2O3-gehalte (0,78%) en partij 7 een relatief hoog TiO2-gehalte (0,2%). Uit Tabel V.5 van Bijlage V blijkt verder dat partij 7 ten opzichte van de andere partijen een relatief hoog Zr- en Cr-gehalte heeft (resp. 832 en 42 ppm).
Zilverzand in Nederland
62
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Het bewerken van partij 3 (kwaliteit “uitstekend”) leidt niet tot een kwaliteitsverbetering. Voor de andere drie partijen geldt dat de bewerkingen wel tot een kwaliteitsverbetering leiden. Zoals eerder is geconstateerd (zie Hoofdstuk 7) heeft van de drie bewerkingen (wassen, scrubben en dichtheidsscheiding) het wassen veruit het grootste effect op de samenstelling van het zilverzand. De wasstap heeft effect op de gehaltes van de meeste hoofdcomponenten en op de spore-elementen Zr, Cr, V en Sr. Zo stijgt ten gevolge van het wassen het SiO2-gehalte van het zilverzand van partij 4 (kwaliteit “goed”) van 99,1% naar 99,6%, dat van partij 2 (kwaliteit “matig”) van 98,3 naar 99,2% en dat van partij 7 (kwaliteit “slecht”) van 98,5 naar 99,2%. Het scrubben en de dichtheidsscheiding hebben een geringe verdere kwaliteitsverbetering tot gevolg, waarbij het effect van het scrubben wat groter lijkt dan dat van de dichtheidsscheiding. Het scrubben heeft met name effect op het gehalte Al2O3, TiO2 en Fe2O3 en de spore-elementen Zr, Cr, V en Sr. De dichtheidsscheiding heeft (met name bij partij 7) effect op het gehalte TiO2, Fe2O3, MgO en de spore-elementen Zr, Cr en V. Ondanks dat het scrubben en de dichtheidsscheiding slechts tot een geringe verdere kwaliteitsverbetering leiden, kan door deze aanvullende bewerkingen het zand wel in een hogere categorie-indeling vallen, zie hiervoor Paragraaf 8.5.
8.4 Vergelijking van de proefresultaten van de vier laboratoria Naast TNO-MEP hebben ook de laboratoria van Geosolutions, Beaujean en Lieben/Sibelco de vier zanden beproefd conform het toetsingsprotocol. Voor de bevindingen van de drie laboratoria (voor zover aangeleverd) en de resultaten van de uitgevoerde proeven wordt verwezen naar Bijlage VI. In Tabel 8.3 worden de resultaten van de drie externe labs vergeleken met die van TNO. De vergelijking heeft mede tot doel om zicht te krijgen op de reproduceerbaarheid van de toets (tussen-laboratorium reproduceerbaarheid). Dit als aanvulling op de herhaalbaarheid (spreiding meetresultaten binnen één lab). Hiertoe is in Tabel 8.3 tevens een gemiddelde en een relatieve standaardafwijking opgenomen.
Zilverzand in Nederland
63
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 8.3 : Analyseresultaten van het door de vier laboratoria uitgevoerde protocol (hoofdcomponenten; Al, Ti en Fe met ICPMS, overige componenten met XRF-parels) voor de vier zilverzandmonsters; incl. gemiddelde en RSD. Partij 3 SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.000
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
Beaujean
99.8
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.03
0.008
0.04
0.02
0.02
Lieben
99.6
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.015
0.11
0.02
0.02
Geosolutions
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
gem.
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.03
0.006
0.06
0.02
0.02
RSD
0
20
7
11
9
136
24
127
48
9
12
TNO
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.08
0.01
0.02
Beaujean
99.7
0.1
0.06
0.02
0.01
0.000
0.03
0.002
0.06
0.02
0.02
Lieben
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.002
0.04
0.000
0.08
0.02
0.02
Geosolutions
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.002
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
gem.
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.001
0.07
0.02
0.02
RSD
0
23
14
9
15
52
10
200
20
12
18
TNO
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.002
0.03
0.000
0.03
0.02
0.02
Beaujean
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.001
0.03
0.003
0.06
0.02
0.02
Lieben
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.000
0.07
0.01
0.02
Geosolutions
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.027
0.05
0.03
0.03
gem.
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.001
0.03
0.008
0.05
0.02
0.02
RSD
0
19
11
6
18
110
15
171
28
36
32
TNO
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.04
0.01
0.02
Beaujean
99.8
0.1
0.04
0.01
0.01
0.001
0.03
0.000
0.05
0.01
0.02
Lieben
99.7
0.1
0.04
0.01
0.01
0.002
0.04
0.025
0.05
0.02
0.02
Geosolutions
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
gem.
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.001
0.03
0.006
0.05
0.02
0.02
RSD
0
28
10
9
18
69
12
200
10
19
15
P2O5
Lab startmateriaal TNO
na wassen
na scrubben
na dichtheid
P2O5
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Partij 4 Lab startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
TNO
99.1
0.4
0.22
0.03
0.03
0.001
0.04
0.021
0.07
0.04
0.02
Beaujean
99.1
0.4
0.23
0.03
0.03
0.001
0.03
0.000
0.06
0.03
0.03
Lieben
99.1
0.4
0.27
0.03
0.05
0.002
0.04
0.004
0.07
0.05
0.03
Geosolutions
99.2
0.4
0.22
0.03
0.03
0.000
0.03
0.000
0.06
0.02
0.02
gem.
99.1
0.4
0.24
0.03
0.04
0.001
0.04
0.006
0.06
0.03
0.03
RSD
0
7
10
4
23
94
8
162
9
28
20
TNO
99.6
0.2
0.11
0.03
0.02
0.000
0.04
0.003
0.04
0.02
0.02
Beaujean
99.6
0.2
0.11
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.03
0.02
0.02
Lieben
99.6
0.1
0.08
0.02
0.01
0.001
0.03
0.002
0.07
0.02
0.02
Geosolutions
99.5
0.2
0.10
0.02
0.02
0.001
0.04
0.000
0.06
0.02
0.02
gem.
99.6
0.2
0.10
0.02
0.02
0.001
0.04
0.001
0.05
0.02
0.02
RSD
0
19
15
7
19
59
5
118
32
6
6
TNO
99.6
0.1
0.09
0.02
0.01
0.001
0.04
0.000
0.05
0.02
0.02
Beaujean
99.6
0.1
0.08
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.06
0.02
0.02
Lieben
99.6
0.1
0.09
0.02
0.01
0.001
0.04
0.009
0.04
0.02
0.04
Geosolutions
99.5
0.2
0.09
0.02
0.02
0.000
0.05
0.014
0.05
0.03
0.03
gem.
99.6
0.1
0.08
0.02
0.01
0.001
0.04
0.006
0.05
0.02
0.03
RSD
0
11
6
6
11
90
15
119
13
25
38
TNO
99.7
0.1
0.07
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.04
0.02
0.02
Beaujean
99.7
0.1
0.07
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.07
0.02
0.02
Lieben
99.6
0.1
0.07
0.02
0.01
0.000
0.04
0.002
0.07
0.02
0.02
Geosolutions
99.6
0.1
0.08
0.02
0.02
0.002
0.04
0.000
0.08
0.02
0.02
gem.
99.6
0.1
0.07
0.02
0.01
0.001
0.04
0.001
0.07
0.02
0.02
RSD
0
20
8
10
14
90
20
200
26
13
11
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
64
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 8.3 vervolg
Partij 2 Lab
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.3
0.4
0.78
0.06
0.20
0.004
0.04
0.018
0.05
0.14
0.02
Beaujean
98.2
0.4
0.84
0.07
0.24
0.003
0.04
0.027
0.09
0.15
0.02
Lieben
98.3
0.3
0.79
0.06
0.21
0.003
0.04
0.014
0.04
0.14
0.02
startmateriaal TNO
na wassen
na scrubben
na dichtheid
P2O5
Geosolutions
98.3
0.4
0.77
0.06
0.20
0.005
0.04
0.045
0.08
0.14
0.02
gem.
98.3
0.4
0.79
0.06
0.21
0.004
0.04
0.026
0.07
0.14
0.02
RSD
0
5
4
5
8
26
5
53
31
3
11
TNO
99.2
0.1
0.32
0.04
0.07
0.000
0.03
0.004
0.05
0.12
0.02
Beaujean
99.3
0.1
0.25
0.03
0.06
0.002
0.03
0.000
0.08
0.07
0.02
Lieben
99.4
0.1
0.23
0.03
0.05
0.002
0.03
0.000
0.06
0.07
0.02
Geosolutions
99.2
0.1
0.32
0.04
0.08
0.000
0.03
0.001
0.06
0.07
0.03
gem.
99.3
0.1
0.28
0.03
0.06
0.001
0.03
0.001
0.07
0.08
0.02
RSD
0
9
17
17
19
107
3
170
17
29
16
TNO
99.6
0.1
0.14
0.03
0.04
0.000
0.03
0.001
0.04
0.05
0.02
Beaujean
99.5
0.1
0.17
0.03
0.04
0.002
0.03
0.000
0.06
0.08
0.02
Lieben
99.4
0.1
0.23
0.03
0.05
0.001
0.04
0.000
0.03
0.07
0.02
Geosolutions
99.3
0.1
0.23
0.04
0.05
0.002
0.03
0.037
0.06
0.08
0.02
gem.
99.5
0.1
0.20
0.03
0.04
0.001
0.03
0.009
0.05
0.07
0.02
RSD
0
17
22
17
22
70
14
195
27
19
7
TNO
99.6
0.1
0.13
0.02
0.03
0.000
0.03
0.000
0.05
0.05
0.02
Beaujean
99.6
0.1
0.15
0.02
0.02
0.003
0.03
0.000
0.04
0.08
0.02
Lieben
99.5
0.1
0.18
0.02
0.04
0.002
0.03
0.000
0.06
0.06
0.02
Geosolutions
99.4
0.1
0.20
0.02
0.04
0.000
0.02
0.007
0.07
0.08
0.01
gem.
99.5
0.1
0.17
0.02
0.03
0.001
0.03
0.002
0.06
0.07
0.02
RSD
0
28
18
9
29
107
16
200
20
22
23
P2O5
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Partij 7 SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.5
0.2
0.49
0.20
0.22
0.005
0.03
0.006
0.08
0.21
0.02
Beaujean
98.5
0.2
0.52
0.17
0.21
0.002
0.03
0.047
0.07
0.20
0.04
Lieben
98.4
0.2
0.54
0.19
0.23
0.003
0.03
0.025
0.09
0.20
0.02
Geosolutions
98.4
0.2
0.55
0.23
0.23
0.001
0.03
0.036
0.08
0.22
0.02
gem.
98.5
0.2
0.52
0.20
0.22
0.003
0.03
0.029
0.08
0.21
0.03
RSD
0
5
6
12
5
59
5
62
10
5
38
TNO
99.2
0.1
0.30
0.11
0.07
0.001
0.03
0.000
0.06
0.15
0.02
Beaujean
99.1
0.1
0.35
0.09
0.07
0.000
0.03
0.009
0.07
0.15
0.02
Lieben
99.0
0.1
0.37
0.17
0.09
0.003
0.03
0.000
0.07
0.16
0.02
Geosolutions
98.9
0.1
0.40
0.17
0.12
0.002
0.03
0.009
0.06
0.16
0.02
gem.
99.0
0.1
0.35
0.13
0.09
0.002
0.03
0.005
0.06
0.16
0.02
RSD
0
11
11
31
25
65
9
116
9
4
3
TNO
99.2
0.1
0.26
0.11
0.06
0.002
0.03
0.028
0.06
0.14
0.02
Beaujean
99.2
0.1
0.27
0.08
0.05
0.001
0.03
0.001
0.06
0.14
0.02
Lieben
99.1
0.1
0.33
0.13
0.07
0.001
0.04
0.023
0.08
0.14
0.02
Geosolutions
99.0
0.1
0.35
0.15
0.07
0.000
0.03
0.025
0.09
0.16
0.04
gem.
99.1
0.1
0.30
0.12
0.06
0.001
0.04
0.019
0.07
0.14
0.02
RSD
0
17
14
23
16
66
16
63
21
7
50
TNO
99.4
0.1
0.24
0.03
0.03
0.002
0.04
0.003
0.07
0.13
0.03
Beaujean
99.3
0.1
0.26
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.08
0.14
0.02
Lieben
99.3
0.1
0.27
0.02
0.03
0.000
0.03
0.001
0.07
0.11
0.02
Geosolutions
99.3
0.1
0.27
0.03
0.03
0.001
0.02
0.000
0.05
0.13
0.01
gem.
99.3
0.1
0.26
0.02
0.03
0.001
0.03
0.001
0.07
0.13
0.02
RSD
0
21
6
11
19
115
29
126
17
9
38
Lab startmateriaal TNO
na wassen
na scrubben
na dichtheid
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
65
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Uit Tabel 8.3 blijkt dat de gemeten gehaltes van de door de vier laboratoria verkregen analysemonsters van het startmateriaal en het zand verkregen na het wassen, het scrubben en de dichtheidsscheiding goed met elkaar overeenkomen. De verschillen in de meetwaarden zijn gering. Dit geldt zowel voor de LOI-bepalingen als voor de analyses van de hoofdcomponenten met XRF-parels en ICPMS. De berekende RSD-waarden zijn, met uitzondering van die voor MnO en MgO9, dan ook gering (gemiddeld ca. 15%). De reproduceerbaarheid van de toets is hoog te noemen. De uitvoering van het toetsingsprotocol, zoals beschreven in het werkvoorschrift, leidt tot eenduidige uitkomsten. Wel moet worden opgemerkt dat alle analysemonsters door één en hetzelfde laboratorium zijn geanalyseerd. De reproduceerbaarheid was waarschijnlijk minder hoog geweest, als ook de analyses door verschillende laboratoria waren uitgevoerd. Maar het voordeel van het gebruik van één en het zelfde analyselaboratorium bij de huidige proeven is, dat op deze wijze een goed beeld is ontstaan van de spreiding ten gevolge van het uitvoeren van de proef door verschillende laboratoria (bewerkingen wassen, scrubben en de dichtheidsscheiding). In Tabel VI.3 van Bijlage VI zijn voor de spore-elementen de analyseresultaten van de vier verschillende laboratoria met elkaar vergeleken. Ook hier blijkt dat, afgezien van enkele uitschieters, de verschillen tussen de laboratoria relatief gering zijn. Wel zijn de RSD-waarden voor de spore-elementen hoger dan die van de hoofdcomponenten. Vanwege de vaak lage gehaltes, is dit met name een gevolg van de lagere analysenauwkeurigheid. Twee opmerkingen wat betreft de uitschieters: In alle vier de zanden van Geosolutions is het kopergehalte in de behandelde monsters (na wassen, scrubben, etc.) hoger dan in het startmateriaal. Dit wijst op contaminatie ten gevolge van gebruikte apparatuur (bijv. koperhoudend roerwerk). In het gewassen en gescrubde zandmonster van partij 7 is het Zrgehalte van de monsters van Lieben een factor 5 hoger dan dat van de andere laboratoria (resp. 472 en 414 ppm ten opzichte van gemiddeld 80-90 ppm in de andere monsters). Het gehalte is wel lager dan in het startmateriaal (800 ppm). Hiervoor is geen verklaring gevonden.
9
Zilverzand in Nederland
De Mn- en Mg-gehaltes zijn erg laag, waardoor de spreiding rel. groot is.
66
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
8.5 Toetsing van de gewassen ruwe zandmonsters In Tabel 8.4 worden de verkregen gewassen zandmonsters van de vier laboratoria getoetst aan die van de vier ‘referentiezanden’. Hiertoe worden de gehaltes SiO2, Fe2O3, Al2O3, TiO2 en LOI van de vier gewassen zilverzanden getoetst met de gehaltes van de vier categorieën “uitstekend”, “goed”, “matig”en “slecht” (zie Tabel 6.2 in Hoofdstuk 6). Tabel 8.4: Toetsing van de gewassen ruwe zanden. Zilverzand
Component
Toetsingsresultaat TNO
Lieben
Beaujean
Geosolutions
SiO2
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
Fe2O3
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
Al2O3
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
TiO2
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
LOI
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
Overall
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
SiO2
goed
goed
goed
goed
Fe2O3
goed
uitstekend
goed
goed
Al2O3
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
TiO2
goed
uitstekend
uitstekend
uitstekend
LOI
goed
uitstekend
goed
goed
Overall
goed
uitstekend
goed
goed
SiO2
matig
goed
matig
matig
Fe2O3
matig
matig
matig
matig
Al2O3
matig
goed
goed
matig
TiO2
goed
goed
goed
goed
LOI
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
Overall
matig
goed
matig
matig
SiO2
matig
matig
matig
matig
Fe2O3
matig
matig
matig
matig
Al2O3
matig
matig
matig
matig
TiO2
matig
slecht
matig
slecht
LOI
uitstekend
uitstekend
uitstekend
uitstekend
Overall
matig
matig
matig
matig
partij 3
4
2
7
Uit Tabel 8.4 blijkt dat de toetsingsresultaten van de vier laboratoria goed met elkaar overeenkomen. 14 van de 16 overall-beoordelingen zijn aan elkaar gelijk. Drie van de vier laboratoria komen voor alle vier zanden tot dezelfde beoordeling. Alleen de beoordeling van Lieben voor partij 4 en 2 (beoordeling resp. “uitstekend” en “goed”) wijkt af van die van de andere drie (beoordeling resp. “goed” en “matig”). Hierbij moet opgemerkt worden dat de absolute verschillen in de gemeten gehaltes klein zijn. De andere indeling is in een aantal gevallen een gevolg van de afronding van de gemeten waarden (o.a. voor Fe2O3, TiO2 en LOI). De beoordeling van de vier zilverzanden komt goed overeen met de beoordeling die de zilverzandexploitanten hebben gegeven bij het aanleveren van de zilverzanden. Alleen de beoordeling van partij 7 wijkt af van die van de zilverzandexploitant (beoordeling “matig” volgens het protocol in plaats van
Zilverzand in Nederland
67
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
“slecht” volgens de exploitant). Wat bij de toetsing van partij 2 en 7 opvalt is dat het LOI-gehalte van de twee partijen (beide 0,1%) veel lager is dan het betreffende criterium voor de kwaliteit “matig” en “slecht” (resp. 0,5% en 1,0%). De toetsing wordt uitgevoerd op de gewassen ruwe zandmonsters. Om na te gaan of het scrubben en de dichtheidsscheiding tot een hogere categorieindeling leiden, zijn van partij 4, 2 en 7 ook de monsters na de dichtheidscheiding getoetst. Uit deze toetsing blijkt dat de drie zanden ten gevolge van het scrubben en de dichtheidscheiding een categorie omhoog opschuiven, respectievelijk van de categorie “goed” naar de categorie “uitstekend” (partij 4) en van “matig” naar “goed” (partij 2 en partij 7).
Zilverzand in Nederland
68
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
9 Toetsing van 11 monsters uit gebieden A, B en C .............................................................................................
9.1 Doelstelling toetsing In Hoofdstuk 2 is op basis bestaande geologische gegevens vastgesteld dat buiten de reeds bekende en geëxploiteerde zilverzandvoorkomens in ZuidLimburg (Heerlen) nog drie deelgebieden A, B en C te onderscheiden zijn waar witzand in de bodem voorkomt dat mogelijk geschikt is voor de productie van zilverzand. In dit hoofdstuk worden 11 geselecteerde ruw zand monsters uit het archief van NITG onderworpen aan de wasstap van het toetsingsprotocol. Hierdoor wordt ten behoeve van het karteringsonderzoek van Hoofdstuk 2, aanvullende informatie verkregen over de te verwachten kwaliteit van het zilverzand in de betreffende gebieden A, B en C. Door het wassen kan een koppeling worden gelegd tussen de kwaliteit van het “echte” ruwe zand c.q. de karteringsgegevens van de 11 monsters en de kwaliteit van de gewassen ruw-zand monsters. Op basis van de kwaliteit van de gewassen monsters kan tevens een uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de verschillende zanden voor diverse industriële zilverzand toepassingen.
9.2 Inventarisatie van voor toetsing beschikbare monsters bij TNO-NITG Door TNO-NITG is een inventarisatie gemaakt van beschikbare monsters uit het archief van TNO-NITG. De monsters zijn afkomstig uit de drie door TNONITG aangegeven deelgebieden A, B en C (Figuur 2.1 en 9.1). In Tabel 9.1 is een monsterlijst gegeven met informatie van het gebied, de coördinaten, de maaiveldhoogte, de boordiepten en de monstergrootte. In Figuur 9.1 is een kaart opgenomen met de exacte ligging van de bemonsterde boringen. Door NITG is een beoordeling gemaakt van de bruikbaarheid van deze monsters voor de uit te voeren analyses. Uitgangspunt was dat uit het archief maximaal 11 monsters konden worden geselecteerd voor de toetsing. Criteria voor de selectie waren de kwaliteit van het monster, de omvang van de locatie, de boordiepte, etc. Met een “x” is aangegeven welke monsters zijn geselecteerd. Uit Tabel 9.1 blijkt dat van gebied C van slechts 1 boring monsters in opslag van TNO-NITG beschikbaar waren. De monsters uit deze boring zijn slecht van kwaliteit, aldus NITG. Van de twee monsters uit gebied C die in Tabel 9.1 zijn opgenomen is de minst slechte geselecteerd voor analyse. Van gebied B zijn twee monsters geselecteerd uit twee verschillende boringen. Van gebied A zijn 7 monsters geselecteerd afkomstig van 5 verschillende boringen. Naast de monsters uit deelgebieden A, B en C is ter referentie ook een monster zilverzand geselecteerd uit een bestaand zilverzandvoorkomen in ZuidLimburg.
Zilverzand in Nederland
69
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 9.1: Monsterlijst zilverzanden uit archief NITG. BOORNR GEBIED
COORDINATEN MAAIVELD BOORDIEPTE GEWICHT (gram) X_RD_CRD Y_RD_CRD hoogte (m) VAN (m) TOT (m) 46B0156 A 198390 415150 13.20 17.25 19.25 700 46B0156 A 198390 415150 13.20 21.25 25.25 1000 46G0073 A 205232 407210 14.20 20.00 22.00 800 46B0125 A 194328 413070 7.64 11.00 14.00 500 46D0139 A 191825 403555 16.20 15.00 15.00 700 46D0139 A 191825 403555 16.20 19.00 19.00 500 46D0139 A 191825 403555 16.20 31.00 31.00 500 52E0171 A 203675 396445 14.40 20.00 20.80 600 52E0171 A 203675 396445 14.40 22.00 22.20 700 52E0172 A 206880 393500 18.00 26.00 27.35 600 52F0023 A 211470 390760 21.10 23.00 24.35 600 50E0367 B 126120 388005 22.00 3.90 4.10 700 50E0367 B 126120 388005 22.00 5.90 6.10 700 50E0367 B 126120 388005 22.00 7.50 7.70 600 50G0090 B 124675 383485 26.30 3.40 3.80 800 50G0090 B 124675 383485 26.30 3.80 4.30 1000 50G0090 B 124675 383485 26.30 5.30 5.80 700 50G0091 B 123500 381965 27.60 5.25 7.25 700 50G0091 B 123500 381965 27.60 8.25 10.25 500 28D0213 C 237160 479660 8.80 20.00 21.00 600 28D0213 C 237160 479660 8.80 24.00 25.00 600 Zuid-Limburg 197820 324365 120 12.00 15.00 1000 Gebied A: Noord Limburg en Noord-Oost Brabant Gebied B: Noord Brabant-Zuid Gebied C: Oostelijk Nederland
SELECTIE x x x x x x x
x
x
x x
Figuur 9.1 Ligging van de bemonsterde boringen in gebied A, B en C.
Zilverzand in Nederland
70
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
9.3 Kwaliteit van zilverzandmonsters voor en na de wasstap De 11 geselecteerde monsters uit het archief van NITG zijn onderworpen aan de wasstap van het toetsingsprotocol. De wasstap is uitgevoerd conform het werkvoorschrift zoals opgenomen in Bijlage VIII. In deze bijlage wordt in detail ingegaan op de uitvoering en de bevindingen van de wasstap. De analyseresultaten van de ruwe zanden en de gewassen zanden zijn opgenomen in Tabel VII.2 en VII.3 van Bijlage VII. In Tabel 9.2 zijn de analyseresultaten samengevat. Uit de analyseresultaten blijkt dat van de drie door NITG onderzochte gebieden het ruwe zilverzand uit gebied C de slechtste kwaliteit heeft. Dit komt overeen met de waarnemingen van TNO-NITG in Hoofdstuk 2. Het SiO2-gehalte van het ruwe zandmonster uit gebied C bedraagt ca. 93%. De ruw zandmonsters uit de gebieden A en B zijn van betere kwaliteit, waarbij de kwaliteit van de twee ruwe zanden uit gebied B gemiddeld iets beter is dan die van de ruwe zanden uit gebied A (SiO2-gehaltes gebied A en B resp. 96,0-99,0% en 98,098,8%). Wel moet opgemerkt worden dat de spreiding in de kwaliteit van de 7 monsters uit gebied A vrij groot is. De kwaliteit van het ruwe zandmonster uit een zilverzandvoorkomen in Zuid-Limburg is nog weer iets beter dan het ruwe zand van gebied B (SiO2-gehalte 99,5%). Uit Tabel 9.2 blijkt dat het wassen van de ruwe zanden tot een duidelijke kwaliteitsverbetering leidt. Om te beoordelen of de gewassen ruwe zand monsters geschikt zijn voor een industriële toepassing van zilverzand, is de kwaliteit getoetst aan die van de vier “referentiezanden” (kwaliteit “uitstekend”, “goed”, “matig” en “slecht”). De resultaten van de toetsing staan vermeld in Tabel 9.3.
Tabel 9.2: Gemiddelde samenstelling ruwe zanden en gewassen zanden uit karteringsgebieden NITG.
Gebied A
B
C
Zuid-Limburg
Zilverzand in Nederland
Aantal
SiO2
LOI
Fe2O3
Al2O3
TiO2
monsters
%
%
%
%
%
7
2
1
1
Ruw zand
96,0-99,0
0,2-0,8
0,06-0,6
0,4-1,7
0,03-0,3
Gewassen
96,8-99,5
0,1-0,3
0,03-0,4
0,2-1,6
0,02-0,2
Ruw zand
98,0-98,8
0,1-0,4
0,1-0,2
0,5-0,9
0,10-0,13
Gewassen
99,0
0,2
0,06-0,08
0,4-0,5
0,05-0,06
Ruw zand
92,9
0,8
0,8
2,9
0,2
Gewassen
96,6
0,4
0,2
1,7
0,1
Ruw zand
99,5
0,2
0,04
0,3
0,04
Gewassen
99,6
0,1
0,02
0,2
0,04
71
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel 9.3: Toetsing van de gewassen ruwe zanden uit het archief NITG.
Gebied Boornr. Boordiepte (m ) Kw aliteit A
46B0156 17.25
19.25
matig
A
46B0156 21.25
25.25
goed
A
46G0073 20.00
22.00
slecht*)
A
46B0125 11.00
14.00
matig-slecht
A
46D0139 19.00
19.00
matig **)
A
46D0139 31.00
31.00
slecht
A
52E 0171 20.00
20.80
B
50E0367
5.90
B
50G0090
C
matig-slecht
6.10
matig
3.80
4.30
matig
28D0213 20.00
21.00
slecht *)
15.00
goed
Zuid-Limburg
12.00
*) Al2O3-gehalte voldoet niet aan eis **) Al2O3 - gehalte matig-slecht
Uit Tabel 9.3 blijkt dat de kwaliteit van de gewassen ruwe zanden varieert van “goed” tot “slecht”. Het zilverzandmonster van de locatie uit Zuid-Limburg wordt als “goed” beoordeeld en de twee zilverzandmonsters uit gebied B voldoen aan de kwaliteitseis “matig”. De kwaliteit van de monsters uit gebied A varieert sterk. Één monster voldoet aan de kwaliteitseis ”goed”. De overige zes monsters variëren in kwaliteit van “matig” tot “slecht”. Tenslotte het gewassen ruw zandmonster van locatie C. Dit monster wordt als “slecht” beoordeeld met als opmerking dat het Al2O3-gehalte niet aan de eis voldoet (1,7 % t.o.v. een eis van 1,0 %). Conclusie is derhalve dat voor drie van de vier locaties (namelijk gebied A, B en Zuid-Limburg) geldt, dat de onderzochte monsters als geschikt worden beoordeeld voor een industriële toepassing van zilverzand. Immers deze zandmonsters voldoen aan de minimumeisen van de kwaliteit ‘slecht’. In aanmerking komende sleuteltoepassingen voor de zanden uit deze gebieden zijn gieterijzand en vlakglas (gebied A en B) en glasvezel (locatie ZuidLimburg). De kwaliteit van het onderzochte monster uit gebied C voldoet net niet aan de minimale kwaliteitseis. Hierbij moet opgemerkt worden dat van gebied C slechts twee monsters van één boring beschikbaar waren. Hiervan is het monster met de minst slechte kwaliteit geanalyseerd.
Zilverzand in Nederland
72
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
10 Conclusies en aanbevelingen .............................................................................................
10.1 Conclusies over zandkwaliteit, toetsingsprotocol en opwerking 1. De kwaliteit van ruwe zanden (zanden, waaruit door opwerking zilverzand wordt gewonnen) verschilt per groeve. Zelfs binnen een groeve kunnen verschillende kwaliteiten worden aangetroffen.
2. Omdat het ruwe zand van een groeve verontreinigd kan zijn met humus (organische stof) en klei, en omdat de mate van verontreiniging zelfs binnen een groeve kan verschillen, is het gebruikelijk om een monster ruw zand te wassen, voordat het monster wordt geanalyseerd. Er blijken overigens maar weinig (of helemaal geen) analysegegevens beschikbaar te zijn van ongewassen en gewassen ruw-zand monsters uit verschillende wingebieden.
3. Op basis van kwaliteitseisen, die vanuit de industriële toepassingen aan zilverzand worden gesteld, kunnen zilverzanden worden ingedeeld in een vijftal kwaliteiten. Hierbij passende sleuteltoepassingen zijn, van hoog- naar laagwaardig: 1) siliciumcarbide, 2) waterglas, 3) glasvezel, 4) vlakglas en 5) gieterijzand.
4. Een min of meer standaardopwerking van ‘ruw’ zilverzand bestaat uit een combinatie van zeven, wassen en klasseren. Wanneer een meer intensieve opwerking nodig is, kunnen aanvullende technieken worden toegevoegd, zoals attritiescrubben, een zure of basische loging, al dan niet in combinatie met flotatie, een gravimetrische scheiding met behulp van spiralen of een magnetische afscheiding.
5. Welke (combinatie van) opwerkingstechnieken nodig is, is afhankelijk van de vereiste kwaliteitsverbetering, maar hangt ook af van het type verontreiniging (klei, humus, zware mineralen) en de wijze waarop de verontreinigingen aanwezig zijn (als coating, losse deeltjes of als composiet).
6. Het is mogelijk om, uitgaande van de in conclusie 3 genoemde gewenste kwaliteiten zilverzand, voor diverse (combinaties van) opwerkingstechnieken indicatief aan te geven aan welke criteria het ingaande ruwe zand moet voldoen, om in aanmerking te komen. Op basis hiervan kan een viertal ‘referentiezanden’ worden gedefinieerd, van waaruit met meer of minder inspanning kwaliteitszilverzanden kunnen worden gemaakt. De criteria waaraan de referentiezanden moeten voldoen, hebben betrekking op ruwe zanden, na wassing (zie conclusie 2).
7. Het in dit project uitgewerkte en beperkt gevalideerde toetsingsprotocol voor zilverzand omvat een laboratoriumproef en een toetsing van het gewassen zilverzand aan opgestelde kwaliteitscriteria voor industriële toepassingen van zilverzand. Aan de hand van de resultaten van de toets kan worden beoordeeld of het onderzochte zilverzand geschikt is voor een industriële toepassing en zo ja, welke industriële toepassingen in aanmerking komen. Ook kan op basis van de toets de juiste (combinatie van) opwerkingstechnieken worden geselecteerd.
Zilverzand in Nederland
73
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
8. Voor de uitvoering van de laboratoriumproef is een representatief monster zilverzand van ca. 1 kg benodigd. Dit materiaal ondergaat achtereenvolgens een was/zeefstap, een scrubstap en een dichtheidscheidingsstap. Hiermee sluit de proef nauw aan bij de behoefte in de praktijk, omdat ook hier deze bewerkingsstappen voorkomen. Afhankelijk van de vraagstelling, kan alleen de wasstap worden uitgevoerd of kan gekozen worden voor de uitvoering van twee of alledrie de stappen.
9. Om ervaring op te doen met het opgestelde werkvoorschrift van het toetsingsprotocol en inzicht te krijgen in de reproduceerbaarheid van het protocol, zijn door TNO en drie externe partijen (Beaujean, Lieben/Sibelco en Geosolutions, Groot Brittannië) vier zilverzanden beproefd conform het werkvoorschrift. De ervaringen van de uitvoerende partijen met het werkvoorschrift waren positief. Aangereikte suggesties voor aanpassingen en verbeteringen zijn opgenomen in het definitieve werkvoorschrift.
10. Uit de proeven met de vier onderzochte zanden blijkt dat van de drie bewerkingen wassen, scrubben en de dichtheidsscheiding, het wassen tot de grootste kwaliteitsverbetering leidt. Het scrubben en de dichtheidsscheiding hebben slechts een geringe verdere kwaliteitsverbetering tot gevolg.
11. De herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid van het toetsingsprotocol zijn voldoende hoog. Voor de herhaalbaarheid bedraagt de relatieve standaardafwijking voor de concentraties van de hoofdcomponenten gemiddeld ca. 10% en voor de reproduceerbaarheid gemiddeld ca. 15%. Dat de uitvoering van het toetsingsprotocol tot eenduidige uitkomsten leidt, blijkt ook uit de toetsingsresultaten van de vier laboratoria voor de vier onderzochte zilverzanden. 14 van de 16 overall-beoordelingen zijn aan elkaar gelijk. De overige 2 beoordelingen wijken in geringe mate van af van de andere.
Zilverzand in Nederland
74
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
10.2 Conclusies zandkwaliteit per deelgebied A, B en C Op basis van de raadpleging van bestaande geologische gegevens blijkt dat buiten de reeds bekende en geëxploiteerde zilverzandvoorkomens in ZuidLimburg (Heerlen) nog drie deelgebieden A, B en C te onderscheiden zijn waar witzand in de bodem voorkomt dat mogelijk geschikt is voor de productie van zilverzand (zie kaart): Deelgebied A: Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (omgeving CuijkVenlo). Deelgebied B: Noord-Brabant-Zuid (omgeving Alphen en Riel). Deelgebied C: Oostelijk Nederland (omgeving Doetinchem-Almelo).
Deelgebied C
Deelgebied A
Deelgebied B
Niet gekarteerd
Naast een geologische inschatting voor de kansrijkheid voor zilverzandexploratie is ook een inschatting gemaakt op basis van chemische analyse van 11 geselecteerde boormonsters uit de gebieden A, B en C met behulp van het nieuwe toetsingsprotocol: Deelgebied A: Noord-Limburg en Noord-Brabant Oost (Kiezeloöliet Formatie). Het noordelijke deel van gebied A rondom Boxmeer en St Anthonis lijkt nog het meest interessant. Hier ligt kwartsrijk zand het dichtst aan de oppervlakte (ca. 10-20 m). Resultaat monsteranalyses volgens toetsingsprotocol:
De kwaliteit van de monsters uit gebied A varieert sterk maar kent hoofdzakelijk de kwaliteitsaanduiding "matig tot slecht". Deze zandmonsters voldoen dus aan de minimumeisen van de kwaliteit ‘slecht’ en zijn als industriezand op te werken voor sleuteltoepassingen gieterijzand en vlakglas.
Zilverzand in Nederland
75
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Deelgebied B: Noord-Brabant-Zuid (Formatie van Stramproy). In het gehele deelgebied B ligt kwartsrijk zand relatief ondiep (ca. 5-10 m). Er is echter wel meer sprake van storende kleilagen en meer silt dan bij deelgebied A. Resultaat monsteranalyses volgens toetsingsprotocol:
De kwaliteit van de twee monsters uit gebied B voldoen aan de kwaliteitseis “matig”. Deze zandmonsters voldoen dus aan de minimumeisen van de kwaliteit ‘slecht’ en zijn als industriezand op te werken voor sleuteltoepassingen gieterijzand en vlakglas. Deelgebied C: Oostelijk-Nederland (Formatie van Peize en Oosterhout). Met name in het noordelijk deel van gebied C bevindt kwartsrijk zand zich dicht aan het oppervlak (ca. 10-20m). De verwachting is echter dat in dit gebied het gehalte aan kwarts lager is dan in deelgebied A en B. Resultaat monsteranalyses volgens toetsingsprotocol:
De kwaliteit van het onderzochte monster uit gebied C voldoet net niet aan de minimale kwaliteitseis, het is dus ongeschikt om op te werken tot een zilverzandtoepassing. Hierbij moet opgemerkt worden dat van gebied C slechts twee monsters van 1 boring beschikbaar waren. Hiervan is het monster met de minst slechte kwaliteit geanalyseerd. Conclusie kartering: In deelgebieden A en B zijn witzand voorkomens aanwezig zijn die kunnen worden opgewerkt tot de relatief laagwaardige zilverzandtoepassingen gieterijzand en vlakglas. Het zand is minder hoogwaardig dan de huidige gewonnen zanden rond Heerlen. Deelgebied C heeft vanwege een lager kwartsgehalte de laagste verwachtingswaarde voor wat betreft exploiteerbare zilverzandvoorkomens.
Zilverzand in Nederland
76
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
10.3 Aanbevelingen Dit onderzoek is nog uitgevoerd vanuit de beleidstaak van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op het gebied van de nationale bouwgrondstoffenvoorziening. Toen duidelijk werd dat het Rijk de regierol voor de bouwgrondstoffenvoorziening ging afbouwen , is besloten om deze studie af te ronden en uit te brengen in rapportvorm zodat de opgedane kennis en het ontwikkelde toetsingsprotocol wordt overgedragen. Het is nu verder aan de industrie en het bevoegd gezag van ontgrondingenvergunningen voor zilverzand exploraties om vast te stellen hoe en in welke mate men onderstaande aanbevelingen van deze studie verder vorm wil geven. Deze aanbevelingen zijn:
1. Op basis van de ervaringen in deze studie wordt geadviseerd het in dit rapport gepresenteerde toetsingsprotocol als een standaard methode te gaan gebruiken bij het beoordelen van de kwaliteit van zilverzand en bij toekomstig karteringsonderzoek van potentiële zilverzandvoorkomens.
2. Indien er vanuit de industrie en het bevoegd gezag draagvlak voor is om voorgestelde toetsingsprotocol vast te leggen zou een eerste stap het vaststellen ervan als Nederlands Technische Afspraak10 kunnen zijn.
3. Met het toetsingsprotocol is buiten dit project nog geen ervaring opgedaan. Aanbevolen wordt om na een periode van 1 à 2 jaar de ervaringen van de gebruikers te inventariseren en de resultaten te evalueren. Op basis van deze bevindingen kan het werkvoorschrift zo nodig worden aangepast. Mede vanwege dit aspect wordt standaardisatie ven het toetsingsprotocol aanbevolen omdat actualisatie ervan dan meteen kan worden geregeld.
4. Het toetsingsprotocol voor zilverzand biedt de mogelijkheid om onafhankelijk vast te stellen of zandvoorkomens bruikbaar zijn voor opwerking tot zilverzand. Het protocol wordt daarom aanbevolen als praktisch hulpmiddel bij de grondstoffentoets zoals die nu is voorgeschreven in de Nota Ruimte11.
10
Nederlands Technische Afspraak (NTA) is een relatief eenvoudige manier om een werkafspraak onafhankelijk vast te leggen bij het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Een NTA kan dienen als een eerste stap van verdere standaardisatie indien daar draagvlak voor is. 11 De Nota Ruimte, die 27 april door de Tweede Kamer is vastgesteld, geeft onder "Grondstoffentoets" aan dat er in de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden met geologisch schaarse bouwgrondstoffen waaronder zilverzand.
Zilverzand in Nederland
77
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
78
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
11 Literatuur .............................................................................................
Dubelaar, C.W. & Menkovic, A. [1997] Inventarisatie zilverzanden in ZuidLimburg, update 1998, rapport NITG 98-135-C, Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen, TNO. Augustus 1997. Fahrenkrog, H.H. [1988] Natürliche Rohstoffe für die Glasindustrie, HVG Fortbildungskurs: Rohstoffe für die Glasindustrie, 1988, p. 1-58. Feenstra, L. e.a. [1995] Karakterisering van grond en baggerspecie, TNOrapport R95-241, augustus 1995. Geologisches Jahrbuch [1999] Reihe H, Wirtschaftsgeologie, berichte zur Rohstoffwirtschaft, Heft 6, Bewertungskriterien fur Industrieminerale, Steine und Erden, Teil 3 Quarzrohstoffe, Hannover, 1999. Götze, J. [1997] Mineralogy and geochemistry of German high-purity quartz sands, Mineral deposits, Papunen, Balkema, Rotterdam, 1997. Gumiero, E. [1993] Industrial sand for glasmaking: from extraction tot delivery, Glass, december 1998. Lamé, F.P.J. et al. [1996] Protocol grond voor handhaving van het bouwstoffenbesluit. TNO rapport R96/009, maart 1996. Lieben Minerals, mondelinge informatie [2002; 2003 en 2004] LCCO/WIG [2001] Landelijke Commissie voor de Coördinatie van het Ontgrondingenbeleid / Werkgroep Inventarisatie Gegevens, rapportage december 2001. NCNG [1997] Nationaal Comité van de Nederlandse Glasindustrie, Handboek voor de Glasfabricage, 1997. Reviews in Mineralogy, vol. 29. Silbelco [2002] informatie van internet; http://www.sibelco.be Sigrano [1997] Boringen Resultaten laboratorium bruut-zand Heerlen, Boorinformatie van Sigrano, 26 augustus 1997. Ullmann’s Encyclopedia of Industrial Chemistry [1993] Vol. A23, 1993. Van der Meulen, M.J., F. Lang, D. Maljers, C.W. Dubelaar, W.E. Westerhoff [2003] Grondsoorten en delfstoffen bij naam (herziene druk). Woordenboek van Nederlandse grondsoorten en gesteenten, en daarvan vervaardigde grondstoffen. Publicatiereeks Grondstoffen 2003/16. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft. 96 p.
Zilverzand in Nederland
79
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Van der Meulen, M.J., F. Lang, D. Maljers, C.W. Dubelaar, W.E. Westerhoff [2002] Grondsoorten en delfstoffen bij naam. Woordenboek van Nederlandse grondsoorten en gesteenten, en daarvan vervaardigde grondstoffen. Publicatiereeks Grondstoffen 2002/21. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft. 96 p. Van Staalduinen, C.J. [1978] Inventarisatie van oppervlaktedelfstoffen, het voorkomen van zilverzanden in Zuid-Limburg, rapport 10241-C, Rijks Geologische Dienst Haarlem, juni 1978. Westerhoff, W.E. [1997] Inventarisatie van zilverzanden in Zuid-Limburg. Rapport 1.110.012, Rijks Geologische Dienst, district Zuid, januari 1997. Zilverzand Exploitatie Beaujean B.V. [2002; 2003 en 2004] Telefonische en mondelinge informatie
Zilverzand in Nederland
80
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
12 Verantwoording .............................................................................................
Naam en adres van de opdrachtgever:
RWS Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 GA Delft Namen en functies van de projectmedewerkers:
H.J. van Tilborg Namen van instellingen waaraan een deel van het onderzoek is uitbesteed:
TNO-NITG TNO-NITG Milieulaboratorium Geosolutions UK Zilverzand Exploitatie Beaujean B.V. Lieben Minerals/Sibelco Datum waarop, of tijdbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
December 2001 – november 2003
Zilverzand in Nederland
81
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
82
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage I
Zilverzand: toepassingen & kwaliteitseisen
.............................................................................................
Deze bijlage beschrijft een aantal toepassingen van zilverzand en geeft aan welke eisen, vanuit de beoogde toepassing, worden gesteld aan de kwaliteit van het zilverzand. Achtereenvolgens komen aan bod de toepassing in de glasindustrie, in de grof- en fijnkeramiek, als gieterijzand en de toepassing in de chemische industrie, als grondstof voor de productie van waterglas en voor siliciumcarbide.
Toepassing in de glasindustrie
Zilverzand en soda zijn de belangrijkste basisgrondstoffen voor de glasindustrie. In deze paragraaf worden de eisen afgeleid, die gesteld worden aan het kwarts- of zilverzand, afhankelijk van het soort glas dat er van wordt gemaakt. Eerst wordt, vanuit de diverse glasspecificaties, afgeleid hoe de chemische samenstelling van het zilverzand er uit moet zien. Daarna wordt een aantal zilverandspecificaties benoemd, zoals die in de industrie worden gehanteerd. De Nederlandse glasindustrie produceert verschillende glassoorten, zoals verpakkingsglas, tafelglas, kristal, vlakglas, glasvezel, glaswol, verlichtingsglas en waterglas. De gewenste chemische – en fysische eigenschappen van het toegepaste zand worden bepaald door het te produceren glastype. Tabel I.1 geeft de typische samenstelling van verschillende soorten glas.
Tabel I.1: Chemische samenstelling van verschillende glassoorten. Samenstelling in gew.-%
SiO2
Na2O
K2O
CaO
MgO
Al2O3
Fe2O3
rest
Blank verpakkingsglas
72,6
13,7
0,5
11,0
0,1
1,6
0,05
0,15 SO3
Groen verpakkingsglas
72,0
15,1
-
8,4
2,1
1,1
0,4
0,06 SO3 0,2 Cr2O3
Bruin verpakkingsglas
72,7
13,8
1,0
10,0
-
1,9
0,2
0,05 SO3/S2-
Vlakglas
72,8
12,8
0,8
8,2
3,8
1,4
0,1
0,25 SO3
Tafelglas
75,6
13,5
4,1
3,7
2,6
0,4
0,02
0,15 SO3
Kristal
55
0,2
12,3
-
-
-
0,02
32 PbO
Glasvezel
55,2
0,3
0,2
17,7
4,3
14,8
0,3
5-7 B2O3
Glaswol
65
15
1,2
7,0
3,0
3,0
0,35
5 B2O3
Verlichtingsglas
72,4
17,4
-
5,3
3,7
0,8
-
0,5 As2O3
Zilverzand in Nederland
83
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
De belangrijkste criteria, waaraan het zand voor de glasindustrie moet voldoen, zijn: • SiO2-concentratie in droog zand moet 98 gew.-% of meer zijn. • De Al2O3-concentratie in het zand mag maximaal 0,2-0,5 % bedragen. Daarnaast wordt als eis gesteld dat de Al2O3-korrels niet groter mogen zijn dan 0,5 mm, omdat grotere korrels niet snel genoeg oplossen en ze derhalve smeltproblemen kunnen veroorzaken. • De ijzerconcentratie (Fe-concentratie) in het zand bepaalt in belangrijke mate de kleur van het glas. Hoge ijzerconcentraties kunnen het glas groen, blauw of bruin kleuren, afhankelijk van de aanwezigheid van andere kleurstoffen en de oxidatietoestand van het glas. In de glasindustrie worden de concentraties van de verschillende chemische verbindingen uitgedrukt als oxide. Zo wordt voor ijzer de concentratie weergegeven als Fe2O3 in gewichtsprocenten (gew.-%). De ijzerconcentratie in het zand, dat wordt toegepast voor de productie van blank verpakkingsglas, kristal en vlakglas moet lager zijn dan 0,03-0,04 gew.-%. Echter voor gekleurde glazen, zoals groen verpakkingsglas, mag de ijzerconcentratie in het zand 0,3 gew.-% of zelfs meer bedragen. Tabel I.2 geeft de typische ijzerconcentraties in het zand voor verschillende glastoepassingen. • Zware mineralen zijn ongewenst: de concentratie van zware mineralen moet altijd lager dan 0,1 gew.-% zijn. Er ontstaan namelijk al smelt - en kleurproblemen als er zich in het zand maar een paar grote korrels van zware mineralen (1 korrel in 1 kg zand) bevinden. Korrels met een diameter groter dan 0,3 mm. zullen leiden tot het voorkomen van zogenaamde stenen in de glasproducten. De vorming van deze stenen wordt meestal door chromiet (FeCr2O4), zirkoon (ZrSiO4), distheen (Al2SiO5) of korund (Al2O3) veroorzaakt. Om het zand goed te kunnen controleren op de aanwezigheid van zware mineralen moeten meerdere monsters van tenminste 10 kg zand worden geanalyseerd op mineralogische samenstelling. Tabel I.3 geeft een overzicht van mogelijke verontreinigingen van zware mineralen die in het algemeen regelmatig worden gevonden in zand toegepast in de glasindustrie. • Zware metalen mogen maar zeer beperkt aanwezig zijn omdat de aanwezigheid van zware metalen als Ni (nikkel), Mn (mangaan), Co (kobalt) en Cu (koper) in het zand kan ongewenste, gekleurde slierten veroorzaken in de glasproducten. De concentraties van deze componenten in het zand moeten daarom zeer laag zijn: (CoO, Cr2O3): < 0,001 gew.-% en (MnO, CuO): < 0,01 gew.-%. • De korrelgrootteverdeling van het zand moet liggen binnen bepaalde grenzen. Fijne zandkorrels (diameter < 0,1 mm) kunnen leiden tot stofproblemen tijdens het transport of tijdens het vullen van de glasoven. Daarnaast kan er ook schuimvorming optreden door de aanwezigheid van fijne korrels in het zand. De schuimlaag bestaat uit gesinterde zanddeeltjes, die blijven drijven boven op de glassmelt, waardoor het warmtetransport van de brandervlammen naar de glassmelt wordt belemmerd en uiteindelijk het smelten van het glas wordt bemoeilijkt. Tevens is het mogelijk, dat de aantasting van vuurvaste materialen aan het oppervlak van de glassmelt toeneemt. Grove zandkorrels (diameter > 0,5 mm) zullen niet geheel smelten of oplossen in de glassmelt. De aanwezigheid van grove zandkorrels in het zand kan leiden tot niet volledig gesmolten materiaal (stenen) in de glasproducten. Voor verpakkingsglas en vlakglas heeft de meerderheid van de zandkorrels (> 98 gew.-%) een diameter tussen 0,06 en 0,5 mm. De meest geschikte zanden bestaan voor meer dan 50 gew.-% uit zandkorrels met een diameterbereik van 0,125 tot 0,250 mm. De vorm van de zandkorrels beïnvloedt de oplossnelheid van
Zilverzand in Nederland
84
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
de korrels in de glassmelt. Het is bekend, dat korrels met scherpe randen sneller smelten of oplossen dan bolvormige c.q. kantgeronde zandkorrels.
Tabel I.2: IJzerconcentraties als Fe2O3 in gew.-% in typische zanden geschikt voor de glasindustrie. Glastype
Fe2O3-gehalte in zand (gew.-%)
Groen verpakkingsglas
<2
Bruin verpakkingsglas
< 0,5
Vlakglas
< 0,3
Blank verpakkingsglas
0,02-0,03
Tafelglas
0,02-0,04
Kristal
0,01-0,03
Tabel I.3: Zware mineralen in het zand. Mineraal
Formule
amfibool
basische aluminosilicaten van Mg, Fe, Al, Ca en andere elementen
arizoniet
Fe2(TiO3)3
cassiteriet
SnO2
chromiet
FeCr2O4
distheen
Al2SiO5
epidoot
Ca2(Al,Fe)3(SiO4)3OH
goethiet,
ijzermineralen; goethiet: FeO(OH); limoniet: FeO(OH).nH2O; hematiet:
limoniet,
Fe2O3
hematiet
Zilverzand in Nederland
ilmeniet
FeTiO3
korund
Al2O3
magnetiet
ferro-ferri-oxide Fe2+Fe3+2O4
olivijn
(Mg,Fe)2(SiO4)
pyriet
FeS2
pyroxeen
silicaten van voornamelijk Mg, Fe, Ca en Na
rutiel
TiO2
spinel
MgAl2O4
titaniet
CaTiSiO5
topaas
Al2SiO4(F,OH)2
toermalijn
(Na,Ca)(Li,Mg,Fe,Al)3(Al,Fe)6B3SiO27(O,OH,F)4
zirkoon
ZrSiO4
zoïsiet
Ca2Al3OH(SiO4)3
85
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Specificaties van het zand toegepast in de Nederlandse glasindustrie
Tabel I.4 presenteert de verschillende in Nederland geproduceerde glastypen met het daarbij gebruikte zandtype, de leverancier en het verbruik in kton per jaar. Uit Tabel I.4 blijkt dat sommige glasproducenten nat zilverzand gebruiken, terwijl andere glasproducenten de voorkeur geven aan droog zilverzand. De chemische samenstelling en de korrelgrootteverdeling van het toegepaste zand is voor verschillende glastypen weergegeven in de Tabellen I.5 t/m I.8.
Tabel I.4: Zandtypen toegepast in de Nederlandse glasindustrie. Glastype
Zandtype
Leverancier
Verbruik (kton/jaar)
vlakglas
zilverzand M32 *) (nat)
Sibelco
waterglas
zilverzand M32 (droog)
Sibelco
verlichtingsglas
zilverzand
100 24 – 28 10
glaswol
zilverzand (nat)
4
glasvezel
zilverzand
28
kristalglas, tafelglas,
zilverzand
Sibelco
250
zilverzand M32 (nat)
Sibelco
9
blank verpakkingsglas groen verpakkingsglas
*) type aanduiding van leverancier
Tabel I.5: Specificaties zilverzand M32 (nat) toegepast bij de vlakglasfabricage. Chemische samenstelling
Korrelgrootteverdeling
component
gewichtsprocent (%)
d ( m)
fractie (%)
H2O
4,3
> 500
0,16
Fe2O3
0,03
355 – 500
7,11
Al2O3
0,24
250 – 355
50,43
TiO2
0,02
180 – 250
35,51
K2O
0,07
125 – 180
6,52
CaO
0,01
90 – 125
0,25
SiO2
95,2
63 – 90
0,01
LOI
0,1
< 63
0,00
Tabel I.6 : Specificaties zilverzand M32 (droog) toegepast bij de waterglasfabricage. Chemische samenstelling
Zilverzand in Nederland
Korrelgrootteverdeling
component
gewichtsprocent (%)
d ( m)
Fe2O3
0,03
> 500
0,3
Al2O3
0,22
355 – 500
9
fractie (%)
TiO2
0,03
250 – 355
50
K2O
0,10
180 – 250
36
CaO
0,01
125 – 180
4,5
MgO
0,01
90 – 125
0,1
SiO2
99,5
63 – 90
0,1
H2O
<0,2
< 63
0
86
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel I.7: Specificaties zilverzand M32 (nat) toegepast bij de verpakkingsglasfabricage (groen verpakkingsglas). Chemische samenstelling
Korrelgrootteverdeling
component
gewichtsprocent (%)
d ( m)
H2O
3,0
> 500
0,3
Fe2O3
0,03
355 – 500
9
fractie (%)
Al2O3
0,20
250 – 355
50
TiO2
0,02
180 – 250
36
K2O
0,05
125 – 180
4,5
CaO
0,01
90 – 125
0,1
SiO2
96,7
63 – 90
0,1
< 63
0
Tabel I.8: Specificaties zilverzand (nat) toegepast bij de glaswolfabricage. Chemische samenstelling component
gewichtsprocent (%)
H2O
3,0
Fe2O3
0,03
Al2O3
0,17
K2O
0,04
SiO2
96,6
LOI
0,2
Toepassing in de grofkeramiek
Zilverzand kent de volgende toepassingen in de grofkeramiek: • grondstof voor vuurvaste steen • verschralingsmiddel • bezandingsmateriaal Zilverzand voor vuurvaste steen moet een SiO2-gehalte hebben van minimaal 95%. Nog beter is een gehalte van 96-98%. Behalve aan de chemische samenstelling worden ook eisen gesteld aan de minerale samenstelling met het oog op het bakgedrag. Daarnaast kunnen ook eisen gesteld worden aan het gehalte Al2O3 (< 0,2 %) en TiO2 (< 0,1%). Een verschralingsmiddel wordt gebruikt om vette kleien te verschralen. Het verschralingsmiddel betreft in feite een nevengrondstof. Het toeslagpercentage ligt meestal tussen de 0 en 20%. Bij het vormgeven van de stenen worden de mallen of bakken bezand om te voorkomen dat de klei aan de bak blijft kleven. Het bezanden wordt ook gebruikt om een bepaalde kleur steen te verkrijgen. Voor verschralingsmiddel en als bezandingszand dient het zilverzand relatief zuiver te zijn (minimaal SiO2-gehalte van 95%). Er mogen geen kleideeltjes aanwezig zijn en geen organische stof. Het ijzergehalte mag maximaal 0,5-1% bedragen en soms < 0,1%. Voor andere verontreinigingen dan ijzer zijn geen specifieke eisen bekend. Een en ander is wel afhankelijk van de toepassing en de specifieke wensen van de producent. De één wil een zo wit mogelijke bezanding, de ander met een licht rode gloed erin. Met betrekking tot de korrelverdeling geldt globaal een eis van < 2 mm. Ook deze is weer afhankelijk van de toepassing en de specifieke wensen van de producent.
Zilverzand in Nederland
87
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Toepassingen in de fijnkeramiek
Als grondstof in de fijn keramiek wordt zilverzand in het algemeen toegepast als vulstof. Via het kwartsgehalte en de fijnheid van het kwarts wordt de uitzetting van de keramische massa gestuurd, waardoor de vereiste drukspanning op het glazuur ontstaat (voorkomen van haarscheuren in het glazuur). Bij toepassing in glazuren wordt kwarts gebruikt om uitzetting en verweking van het glazuur te sturen. De eisen voor fijnkeramiek betreffen de korrelverdeling en de zuiverheid. De ijzersamenstelling (Fe2O3) van de normaal gebruikelijke zanden ligt op 0,01 tot 0,03%. Ook mag het zand geen tin bevatten (< 0,1%). Daarnaast geldt een additionele eis dat de zeefrest op 30 µm geen donkere verontreinigingen (“tikkels”) laat zien. In de praktijk gebruikt men zeer fijn gemalen zilverzand. Afhankelijk van de massa waarin het kwarts wordt verwerkt, zijn er verschillende eisen ten aanzien van de korrelverdeling.
Toepassing als gieterijzand
Bij het gieten van ijzer (en andere metalen) in gietstukken wordt gebruik gemaakt van gietmallen van vormzand. Het bestaat meestal uit een mengsel van fijn zand met bentoniet en/of hars. Met een model van het voorwerp dat men wil gieten maakt men een afdruk in het vormzand. Vervolgens wordt het metaal in de vorm gegoten. Na uitharden verwijdert men het vormzand. Voor gieterijen is de zuiverheid niet de belangrijkste eis. Normaal gesproken is een Si-gehalte van ca. 95% voldoende om het gewenste smeltgedrag te bereiken. Alleen voor speciaal gietwerk wordt een silicagehalte van meer dan 99% geëist. Ter illustratie is in Tabel I.9 een relatie tussen de sintertemperatuur en het SiO2-gehalte te zien. Tabel I.9: Relatie sintertemperatuur en vereist SiO2-gehalte. Sintertemp. (K)
SiO2-gehalte (%)
> 1775
> 99
1575-1775
95-99
< 1575
< 95
Het gloeiverlies of LOI is ook een belangrijke parameter. Brandbaar materiaal, waaronder calciumcarbonaat, ontleedt en de vrijkomende gassen verstoren het gietproces en zijn van invloed op de kwaliteit van het gietsel. Een LOI-gehalte van max. 0,5% is gebruikelijk. Ook aan het kleigehalte worden eisen gesteld (< 1%). De korrelgrootte en korrelverdeling is van groot belang i.v.m. de gasdoorlatendheid van de gietkern en de afwerking van het oppervlak van het product. De vereiste korrelgroottes variëren afhankelijk van de toepassing van 75-150 µm tot 200-400 µm. Ook de vorm van de korrel is van belang. Deze kan variëren van hoekig tot rond. Afhankelijk van het type product wordt voor rond dan wel voor hoekig gekozen. De aanwezigheid van verontreinigingen, vooral in de vorm van zouten is ongewenst, vanwege de mogelijk optredende verlaging van het sinterpunt/smeltpunt.
Zilverzand in Nederland
88
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Toepassingen in de chemische industrie
Silica en silicaten kennen een breed scala aan afzetmarkten. In vrijwel alle industrietakken worden grond- en hulpstoffen gebruikt die uit zilverzand zijn vervaardigd. De belangrijkste toepassing in de chemische industrie is die van waterglas. Enkele andere toepassingen zijn carborundum of siliciumcarbide (SiC), catalysatoren voor de petro-chemische industrie, ferro-silicium (FeSi) en silicium (Si). Een kenmerk van alle toepassingen in de chemische industrie is dat hoge eisen aan de chemische kwaliteit van het zilverzand worden gesteld.
Waterglas
Voor de verschillende silicaproducten is natriumsilicaat (waterglas) een belangrijke tussenproduct. Op jaarbasis wordt in Nederland ca. 50.000 ton waterglas geproduceerd. Hiervoor is ca 100-150.000 ton zilverzand nodig. Bij de productie van waterglas wordt het kristallijne siliciumoxide (zilverzand) omgezet in een in water oplosbare variant door toevoeging van natronloog. In de praktijk zijn 2 verschillende productieprocessen te onderscheiden. In het eerste proces worden soda en zilverzand in een glasoven omgezet in natriumsilicaat, dat vervolgens in water wordt opgelost. Het tweede proces betreft een autoclaafproces (hoge druk en temperatuur; zgn. hydrothermaal proces) waarbij het zilverzand direct wordt opgelost in natronloog en wordt gesproeidroogd tot een silicaproduct. In Winschoten wordt door PQ Silica (voormalig AKZO) in een glasoven waterglas geproduceerd. In Maastricht heeft PQ Silica een plant voor de productie van gesproeidroogde producten (autoclaafproces). Daarnaast wordt in Nederland door INEOS Silicas waterglas geproduceerd (voormalig Crosfield in Eijsden). INEOS voert ook beide processen (glasoven en hydrothermale proces). Waterglas kent een breed toepassingsgebeid en wordt o.a. gebruikt bij het vervaardigen van detergenten (zeolieten12), katalysatoren, TiO2, cementen, gietvormen, alsook in de waterzuivering, kartonproductie, ontinkten van papier, het zuiveren van metalenoppervlakken, en vanwege de bindingseigenschappen bij het stabiliseren/immobiliseren van o.a. grond. Natriumsilicaat wordt samen met natriumaluminaat gebruikt voor de productie van zeolieten (aluminosilicaten), die met name als fosfaatvervanger in wasmiddelen worden gebruikt. INEOS produceert in Eijsden zeolieten en Zeolyst C.V. in Delfzijl (joint-venture van PQ Zeolites en Shell). Voor de productie van waterglas worden hoge eisen gesteld aan het zilverzand. Met name de chemische samenstelling (zuiverheid) van zilverzand is van belang. Er worden strenge eisen gesteld aan de gehaltes van metalen zoals Fe, Al, Mg, Ca, Cu, Sn en Ti, maar ook de kleur en het gehalte organische stof is van belang. In Tabel I.10 zijn productspecificaties van zilverzand voor de productie van waterglas opgenomen.
12
Zilverzand in Nederland
zeoliet Aluminiumsilicaten gekenmerkt door een complex kristalrooster met microporiën. De porositeit en adsorptie–eigenschappen maken zeolieten geschikt voor zeer uiteenlopende toepassingen, zoals bijv. ontharder in wasmiddelen (i.p.v. fosfaten) en als katalysator of microfilter in diverse chemische processen. Nederland kent geen natuurlijke voorkomens van zeolieten. Door de toepassing in wasmiddelen, is het echter een steeds belangrijkere component in Nederlandse waterzuiveringsslib geworden. Het gaat hierbij dan vooral om synthetische zeolieten, waarvoor hoogwaardig zilverzand één van de grondstoffen is. Synthetische zeolieten in wasmiddelen hebben de volgende algemene formule: Nax[(AlO2)x(SiO2)y] · zH2O.
89
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel I.10: Specificaties zilverzand voor waterglas.
Korrelverdeling
Producent I
Producent II
d50 = 150 µm
< 100 µm 1.0 wt% (max.)
d1 = 300µm
> 500 µm 1.0 wt% (max.)
d99 = 70 µm Loss of ignition (LOI)
-
0,1 wt% (max.)
Vochtgehalte
4-6wt%
5.0 wt% (max.)
SiO2
-
> 99,5%
CaO
-
< 0,01%
MgO
-
< 0,005%
Fe2O3
< 0,03%
< 0,025%
Al2O3
<0,2%
<0,22%
TiO2
< 0,06%
< 0,02%
Siliciumcarbide (SiC)
Jaarlijks wordt in Europa ca. 150 kton SiC geproduceerd (1990). Silicium carbide is een synthetisch materiaal vervaardigd uit kwartszand en steenkolen. De reactie vindt plaats in een elektrische oven met een koolstofelektrode gecombineerd met een grafietkern bij een temperatuur van 2400 °C. SiC is een keramisch product, dat verschillende toepassingen kent, waarbij met name de enorme slijtvastheid wordt benut. Enkele toepassingen zijn hitteschilden, spinkoppen voor nylonproductie, slijpschijven, etc. De hoogste kwaliteit SiC is groen (> 99,5% SiC). Zwart SiC heeft een lagere kwaliteit (ca. 99% SiC). De hoogste kwaliteit SiC stelt hoge eisen aan het zilverzand. Zo is o.a. een laag Algehalte vereist (< 200 ppm). Andere kritische parameters zijn SiO2-gehalte >99,5%, Fe2O3 < 0,1% en TiO2 < 0,01%.
Zilverzand in Nederland
90
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage II Overzicht van praktijkmonsters .............................................................................................
Via de zilverzandproducenten Beaujean en Lieben/Sibelco zijn uit bestaande groeves de volgende 7 praktijkmonsters verzameld. Tabel II.1: Overzicht van praktijkmonsters. Omschrijving
Kwaliteit ruw zand
Partij 1
goed
Partij 2
matig
Partij 3
uitstekend
Partij 4
goed
Partij 5
uitstekend
Partij 6
goed
Partij 7
slecht
Naast de monsters uit de groeves zijn ook monsters verzameld van in- en uitgaande stromen van veredelingsinstallaties.
Tabel II.2: Overzicht van monsters van praktijkinstallaties. Omschrijving
Kwaliteit
ingaand
uitgaand
Partij 1
goed
x
gewassen
grof
fijn
Partij 3
uitstekend
x
gewassen
grof
fijn
Partij 4
goed
x
gewassen
grof
fijn
Partij 5
uitstekend
x
x 1)
Partij 6
goed
x
grof
fijn
1) niet gedifferentieerd
Zilverzand in Nederland
91
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
92
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage III Gedetailleerde werkwijze toetsingsprotocol .............................................................................................
Aan de hand van monsters zilverzand van partij 1 (kwaliteit “goed”) en partij 2 (kwaliteit “matig”) zijn diverse parameters en instellingen van de te gebruiken apparatuur beproefd. Achtereenvolgens is aandacht besteed aan: • de in te zetten hoeveelheid monstermateriaal; • de methode van wassen; • de zeefmaten voor af te scheiden grove en fijne fractie; • het droge-stofgehalte en de scrubtijd van het attritiescrubben; • het scheidingspunt voor de afscheiding van zware mineralen (2,8 kg/l); • het al dan niet nodig zijn van een dichtheidsscheiding op 2 kg/l. Hoeveelheid monstermateriaal
De minimale hoeveelheid monstermateriaal die moet worden ingezet hangt af van een aantal factoren. Er moet in ieder geval voldoende materiaal ingezet worden om in totaal vier analysemonsters te kunnen verzamelen. Er wordt een analysemonster verzameld van het ruwe zand monster en van het zand na het wassen, scrubben en de dichtheidsscheiding. Om voldoende monstermateriaal te hebben voor de diverse analyses is in overleg met het laboratorium van NITG/UU gekozen voor 100 grams analysemonsters. De wasstap stelt geen nadere eisen aan de hoeveelheid materiaal die moet worden ingezet. Bij uitvoering van het attritiescrubben met behulp van de Denver scrubopstelling, is een minimale hoeveelheid monstermateriaal benodigd van ca. 500 gram. Bij een kleinere hoeveelheid materiaal is de vulhoogte van de attritiecel te laag, waardoor de attritiepropeller niet optimaal functioneert. Na uitvoering van een aantal experimenten, bleek dat een hoeveelheid van 500 gram aan de krappe kant is. De bovenste schroef van de attritiepropeller wordt niet optimaal benut. Beter is het om een hoeveelheid van ca. 750-800 gram materiaal te nemen. Voor de dichtheidsscheiding, die bijvoorbeeld kan worden uitgevoerd in een 500 ml. bekerglas, geldt dat een hoeveelheid monstermateriaal van ca. 100 gram voldoende is. Een grotere hoeveelheid monster is qua handling (groot benodigd oppervlak) en qua kosten (aanmaak van dure zoutoplossing) niet aan te bevelen. Uitgaande van een minimale hoeveelheid monstermateriaal van 750-800 gram bij het attritiescrubben, moet voor de uitvoering van de toets een monsterhoeveelheid van ca. 1000 gram worden ingezet. Monstername
Het monster zilverzand waarmee de toets wordt uitgevoerd, moet representatief zijn voor de totale bulk. Immers de voorspellende waarde van de proef staat of valt met de representativiteit van het uitgangsmateriaal. De monsternamestrategie dient dan ook met zorg te worden gekozen. Voor de bemonstering uit partijen materiaal wordt verwezen naar het Protocol grond voor de handhaving van het bouwstoffenbesluit [F.P.J. Lamé, e.a. TNO rapport R96/009, maart 1996]. In dit protocol wordt aanbevolen de monstername uit te voeren op basis van NEN 7300 en NVN 7302. In NVN 7302 worden aanwijzingen gegeven over de wijze van monstername, de monstergrootte en de greepgrootte. Er wordt uitgegaan van een probalistische monstername, dat wil zeggen dat alle deeltjes een gelijke kans moeten hebben om in het monster terecht te komen.
Zilverzand in Nederland
93
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Conform NVN 7302 en uitgaande van een variatiecoëfficiënt van 0,1 en onder de aanname dat 95% van de deeltjes kleiner is dan 10 mm, resulteert de procedure in een monstergrootte van 5-10 kg en een greepgrootte van circa 100 gram (50 grepen). Voor het verkrijgen van een representatief startmonster van ca. 1000 gram uit een groter monster (5-10 kg) kan de volgende procedure gevolgd. Het materiaal dient eerst te worden gemengd en daarna worden a-select 20 grepen van ca. 50 gram genomen. Voor het verkrijgen van een analysemonster van ca. 100 gram kan een vergelijkbare methode worden toegepast (totale monster eerst mengen daarna ca 10 grepen van ca. 10 gram nemen). Na iedere greep het materiaal weer opmengen. Afscheiding grove fractie
Sommige zilverzandmonsters kunnen kiezelsteentjes en ook grotere deeltjes bruinkool (ligniet) bevatten. Om de labapparatuur te beschermen, maar ook om de grotere deeltjes bruinkool te verwijderen, is het aan te bevelen deze grovere deeltjes voorafgaand aan de proef te verwijderen door het materiaal te zeven op 850 µm. Groevevochtig zeven van het zand op 850 µm kan tot verstopping van de zeef leiden. Beter is het om het zand eerst in een droogstoof bij 40 °C te drogen. Wasmethode
Er zijn twee wasmethoden onderzocht, namelijk het wassen met behulp van de natte zeefmethode en het wassen in een bekerglas met bovenroerder. Het nat zeven is uitgevoerd met een trilzeefmachine. Er is gebruik gemaakt van een 500 µm zeef een 63 µm zeef. De ervaringen met deze natte zeefmethode zijn niet positief. Het zand heeft, waarschijnlijk tengevolge van het trillen, de neiging tot het vormen van “ballen” op met name de 500 µm zeef. Hierdoor is een snelle effectieve zeving niet mogelijk. Bovendien heeft de 63 µm zeef de neiging om snel “dicht te slaan”. De natte zeefmethode is dan ook geen aan te bevelen methode om op te nemen in de test. Met het wassen in een bekerglas met bovenroerder zijn goede ervaringen opgedaan. Deze methode wordt ook toegepast door de zilverzandproducenten. Na verschillende beproevingen is gekozen voor de uitvoering met de volgende apparatuur en instellingen: Tabel III.1: Wasproef: Apparatuur en instellingen. Monstergrootte Hoeveelheid zilverzand
600 gram *)
900 gram
Gebruikte apparatuur
Bekerglas (2 l.)
Bekerglas (3 l.)
Bovenroerder met roerstaaf
Bovenroerder met roerstaaf
Hoeveelheid water
(zgn. pennenroerder)
(zgn. pennenroerder)
1600 ml
2400 ml
Droge-stofgehalte suspensie
Ca.25%
Ca.25%
Toerental roerder
800 rpm
800 rpm
Wastijd
Ca. 2 min.
Ca. 2 min.
*) De proeven zijn uitgevoerd met een hoeveelheid van 600 gram, gebaseerd op een hoeveelheid startmonster van 700 gram. Bij een startmonsterhoeveelheid van 1000 gram, moet er 900 gram monster gewassen in een bekerglas van ca. 3l.
Na het wassen moet ca. 1 minuut worden gewacht totdat het water niet meer in beweging is en alle zanddeeltjes zijn bezonken. Het waswater zal in de regel na 1 keer wassen troebel zijn. Het bovenstaande water kan voorzichtig worden
Zilverzand in Nederland
94
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
afgegoten (gedecanteerd) en er kan schoon water worden toegevoegd. De wasproef wordt vervolgens opnieuw uitgevoerd. Deze procedure wordt herhaald totdat een helder waswater resteert. Als het waswater na 10 keer wassen nog niet helder is, wordt gestopt met het wassen. Uit wasproeven met zilverzand van partij 1 (kwaliteit “goed”) en partij 2 (kwaliteit “matig”) bleek dat het waswater van partij 1 na vier keer wassen helder was en dat van partij 2 na zeven keer wassen. Ter controle is met een geleidbaarheidsmeter de geleidbaarheid van het waswater voor en na het wassen gemeten. Hieruit bleek dat bij troebel waswater de geleidbaarheid van het water hoger was dan de geleidbaarheid van het verse waswater. Bij helder waswater was de geleidbaarheid gelijk aan die van het ongebruikte waswater. Conclusie is derhalve dat het wassen van het zilverzand in een bekerglas met bovenroerder tot een helder waswater resteert, een goede wasmethode lijkt te zijn voor het toetsingsprotocol. De monsters zilverzand van partij 1 en 2 zijn voor en na het wassen geanalyseerd op enkele belangrijke parameters, zie III.8. Het monster van partij 2 bevatte kiezelsteentjes en ook enkele grote deeltjes bruinkool (ligniet). Om de labapparatuur te beschermen, maar ook om de grotere deeltjes bruinkool te verwijderen, is het aan te bevelen om alvorens te wassen het materiaal te zeven op bijv. 850 µm.
De zeefmaten voor af te scheiden grove en fijne fractie
Er is voor gekozen om de zilverzandmonsters die worden geanalyseerd , met uitzondering van het startmonster, te ontdoen van de grove en fijne fractie. Dit zijn dus de analysemonsters van het zilverzand na het wassen, het scrubben en de dichtheidsscheiding. Het startmonster wordt niet gezeefd, omdat dit het ruwe zilverzand uit de groeve als zodanig betreft. Als zeefmaten is in eerste instantie, in overleg met de zilverzandproducenten gekozen voor 63 en 500 µm. Na afronding van de uitgevoerde experimenten is de ondergrens nogmaals ter discussie gesteld. Op basis hiervan is de ondergrens verhoogd naar 125 µm. Met deze ondergrens zijn de nauwkeurigheidsmetingen uitgevoerd (zie Bijlage IV). Vanwege het relatief hoge (fijn) zandverlies ( tot 5-10%) is uiteindelijk in het definitieve protocol gekozen voor afzeven op 90 en 500 µm. Er is, o.a. vanwege de slechte ervaringen met het nat zeven (zie III.4), gekozen voor een droge zeving. Voorafgaand aan het zeven dient het analysemonster (omvang 100 gram) dan ook te worden gedroogd bij 105 °C. Overigens is het gewichtsaandeel van de fracties < 63 µm en > 500 µm beperkt. In Tabel III.2 is voor partij 1 en 2 het gewichtaandeel van de fijne en grove fractie gegeven (na wassing van het zilverzand). Tabel III.2: Percentages van de massa aan droge stof in grove en fijn fractie *). Partij
1 (goed) 2 (matig)
Massa-aandeel in % Fijne fractie
Grove fractie
( < 63 µm)
(> 500 µm)
0,1% 0,2%
0,2% 0,4%
*) na de wasstap
Zilverzand in Nederland
95
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Attritiescrubben
De proeven met atrittiescrubben zijn uitgevoerd met een Denver laboratorium flotatiemachine D 12. Als attritiecel is gebruik gemaakt van een vierkante kunststoffen attritiecel (zijde 90 mm; hoogte 230 mm). De propeller betrof de kunststof attrition propeller van Denver (diameter 70 mm; dubbelschroefs). Als alternatief kan ook gebruik worden gemaakt van een bovenroerder. Belangrijke voorwaarde is dat een juiste attritiepropeller c.q. roerder wordt toegepast (dubbelschroefsuitvoering, tegengesteld gericht). Met de twee partijen zilverzand is proefondervindelijk vastgesteld dat aan het zand een hoeveelheid water moet worden toegevoegd totdat een drogestofgehalte van ca. 70% wordt bereikt. Visueel is vast te stellen dat bij een drogestofgehalte van ca. 70% de juiste scrubomstandigheden worden bereikt. Bij lagere vochtgehaltes wordt niet alle materiaal door de propeller in beweging gebracht. Bovendien is bij een deze slurrydichtheid te zien dat door de werking van de propeller de slurry vanaf de buitenkant van de cel naar de binnenkant beweegt en wordt “opgepakt” door de propeller. De proeven met attritiescrubben zijn uitgevoerd met 500 gram zilverzand. Bij een kleinere hoeveelheid materiaal is de vulhoogte van de attritiecel te laag, waardoor de attritiepropeller niet optimaal functioneert. Na uitvoering van een aantal experimenten, bleek dat een hoeveelheid van 500 gram aan de krappe kant is. De bovenste schroef van de attritiepropeller wordt niet optimaal benut. Beter is het om een hoeveelheid van ca. 750-800 gram materiaal te nemen. Het gebruikte toerental bedroeg 1500 rpm (conform advies van leverancier). Gebruikelijke scrubtijden variëren in de praktijk van 2 -10 minuten. Met zilverzand van partij 2 is een gewassen monster resp. 5, 10 en 15 minuten gescrubt en zijn de monsters na het scrubben geanalyseerd (zie III.8). Op basis van deze bevindingen wordt voor een scrubtijd van 10 minuten gekozen. Na het scrubben dient het zand opnieuw gewassen te worden tot een helder waswater resteert (zie hiervoor par. III.4.). Voor partij 2 is vastgesteld dat na 1 keer verversen (2x wassen) het waswater helder bleef.
Dichtheidsscheiding
Voor de dichtheidsscheiding wordt gebruik gemaakt van een zoutoplossing van natriumpolywolframaat. Er zijn goede ervaringen opgedaan met een hoeveelheid zilverzand van ca.100 gram in een 500 ml. bekerglas. Door uitvoering van enkele proeven is vastgesteld dat het beste resultaat wordt verkregen bij een dichtheid van 2,8 kg/l. Bij deze dichtheid vormen de zanddeeltjes een drijflaag en zakken zwaardere deeltjes naar de bodem. Bij een lagere dichtheid (tussen de 2,8 en 2,6 kg/l) zakte er te veel zand naar de bodem en bij een hogere dichtheid dan 2,8 kg/l bleven er relatief meer zware zwarte deeltjes in de drijflaag zitten dan bij een dichtheid van 2,8 kg/l. Na toevoeging van het zand is intensief geroerd met een spatel teneinde zware deeltjes gelegenheid te geven uit te zakken. Vervolgens is enkele uren gewacht tot een heldere vloeistof is ontstaan tussen de drijf- en zinklaag. Na ca. 4 uur is de drijflaag (zand) verwijderd d.m.v. afscheppen. Hierna is het analysemonster intensief gewassen met water en vervolgens gedroogd. Een alternatieve methode van afscheiding, die ook goede resultaten geeft, is het afgieten van de drijflaag en de zoutoplossing in een drukfilteropstelling en vervolgens filtreren over een membraanfilter (0,45 µm met 1 bar overdruk). Het onderste laagje van de zoutlossing met de zware deeltjes blijft achter in het bekerglas en
Zilverzand in Nederland
96
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
wordt apart gefiltreerd. Met deze methode wordt gelijktijdig de zoutoplossing geregenereerd. Om na te gaan of het zilverzand na het wassen en scrubben nog lichte deeltjes bevat is voor een monster (van partij 2), dat al een dichtheidsscheiding op 2,8 kg/l had ondergaan, nagegaan of een aanvullende dichtheidscheiding bij een dichtheid tussen de 2,0 en 2,6 kg/l nog zinvol is. Uit de bevindingen blijkt dat bij een dichtheid van 2,3 kg/l het zand naar de bodem zakt. Er is met uitzondering van een enkel zwart deeltje niet sprake van een drijflaag van lichte deeltjes. Dit is ook het geval bij een dichtheid van 2,0 kg/l. Op basis hiervan is geconcludeerd dat met het wassen en scrubben (en zeven) vrijwel alle lichte deeltjes uit het zilverzand worden verwijderd. Een aanvullende dichtheidscheiding bij 2,0 kg/l lijkt derhalve niet noodzakelijk.
Overzicht van de uitgevoerde experimenten
Zoals reeds vermeld zijn met monsters van twee partijen zilverzand (partij 1 en 2) diverse experimenten uitgevoerd om ervaring op te doen met de verschillende onderdelen van de toets en om diverse parameters en instellingen van apparatuur te beproeven. Hiertoe zijn ook diverse monsters geanalyseerd. In deze paragraaf worden de resultaten van de relevante experimenten gegeven. De twee partijen zilverzand die zijn gebruikt verschillen in kwaliteit. Partij 1 heeft als kwalificatie “goed” en partij 2 heeft als kwalificatie “matig”. In Tabel III.3 is aangegeven welke proeven zijn uitgevoerd en welke monsters zijn geanalyseerd.
Tabel III.3: Overzicht van uitgevoerde proeven en analysemonsters. Omschrijving
Partij 1
Partij 2
Uitgangsmateriaal
x
x
x 1)
x
x
-
(ruwe zilverzand) Wassen met bovenroerder tot helder waswater Wassen middels nat zeven op 500 en 63 µm Scrubben: 5 min.
x
10 min.
x
15 min.
x x
Dichtheidscheiding bij 2,8 kg/l
x
x
1) analysemonster niet gezeefd op 63 en 500 µm; overige analysemonsters m.u.v. uitgangsmateriaal vooraf gezeefd op 63 en 500 µm
De analysemonsters geanalyseerd op: • LOI; • Hoofdelementen zoals Al2O3, Fe2O3 en TiO2 ( + MgO, CaO + K2O + Na2O en MnO); • Spore-elementen zoals Zr, Cr, Cu, en Ni . LOI is bepaald met Thermogravische Analyse (TGA); bepaling gewichtsverlies bij 105, 450, 550, 800 en 1000 °C (gewichtsverlies 450 °C + 550 °C (= organische stof) + 800 °C (= CaCO3 gehalte) en 1000 °C (is LOI)
Zilverzand in Nederland
97
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
De hoofdelementen zijn geanalyseerd met zowel XRF-parels als met XRFtabletten. Daarnaast is ter controle het startmonster en het eindmonster van beide partijen (na de dichtheidsscheiding) ook geanalyseerd met ICP-MS (zowel hoofdelementen als spore-elementen). SiO2 wordt bepaald door op glasparels Al2O3, Fe2O3, TiO2, MgO, CaO, K2O, Na2O en MnO met XRF te meten en deze elementen plus het LOI gehalte van 100% af te trekken. Zr, Cr, Cu, en Ni (en andere spore-elementen) zijn geanalyseerd met XRFtabletten en met ICPMS (alleen start- en eindmonsters). De analyseresultaten staan vermeld in Tabel III.4 t/m III.7. De analyses zijn uitgevoerd door het geïntegreerde laboratorium van TNO-NITG en de Faculteit Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht. Tabel III.4: Analyseresultaten hoofdelementen (LOI en XRF-parels).
Partij 1 SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
99.3
0.1
0.26
0.06
0.10
0.002
0.03
0.00
0.09
0.04
0.02
na wassen bovenroerder
99.4
0.1
0.25
0.06
0.09
0.000
0.04
0.00
0.05
0.03
0.02
na nat zeven op 63 en 500 um zeef
99.3
0.1
0.25
0.06
0.10
0.002
0.03
0.02
0.07
0.03
0.02
P2O5
na scrubben en wassen op 63 um zeef
99.4
0.1
0.25
0.06
0.09
0.001
0.03
0.01
0.04
0.03
0.02
na dichtheidscheiding
99.4
0.1
0.22
0.03
0.09
0.000
0.03
0.00
0.07
0.04
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.2
0.3
0.87
0.07
0.25
0.002
0.04
0.02
0.04
0.15
0.02
Partij 2
startmateraal na wassen bovenroerder
99.2
0.1
0.36
0.05
0.12
0.001
0.03
0.01
0.05
0.08
0.02
na scrubben 10 min
99.2
0.1
0.32
0.06
0.14
0.002
0.03
0.00
0.07
0.08
0.02
na scrubben 5 min
99.2
0.1
0.33
0.07
0.11
0.000
0.03
0.00
0.07
0.09
0.02
na scrubben 15 min.
99.2
0.1
0.32
0.05
0.11
0.001
0.03
0.00
0.08
0.08
0.02
na dichtheidscheiding
99.3
0.1
0.30
0.03
0.10
0.000
0.03
0.00
0.04
0.08
0.02
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Tabel III.5: Analyseresultaten hoofdelementen (ICP-MS). Partij I
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
P2O5 %
startmateriaal
99.3
0.1
0.12
0.05
0.03
0
0.02
0.01
0.01
0.03
0.00
na dichtheidscheiding
99.7
0.1
0.14
0.03
0.01
0.000
0.01
0.00
0.01
0.03
0.00 P2O5
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
startmateriaal
98.3
0.4
0.75
0.08
0.26
0.000
0.02
0.04
0.01
0.15
0.01
na dichtheidscheiding
99.4
0.1
0.27
0.03
0.03
0.000
0.01
0.00
0.01
0.12
0.00
Partij II
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
98
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel III.6: Analyseresultaten sporenelementen (XRF-tablet).
Partij 1
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
52
6
1
0
0
2
0
6
7
77
na wassen bovenroerder
48
5
1
0
0
2
0
2
6
80
na nat zeven op 63 en 500 um zeef
50
7
1
0
0
2
0
3
6
77
na scrubben en wassen op 63 um zeef
46
6
1
0
0
1
1
3
6
79
na dichtheidscheiding
25
4
2
0
0
2
0
3
6
76
Partij 2
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateraal
214
13
1
0
0
3
1
10
9
76
na wassen bovenroerder
134
16
1
0
0
2
1
4
6
68
na scrubben 5 min
162
9
2
0
0
1
1
4
6
69
na scrubben 15 min.
187
8
1
0
0
2
1
4
7
73
na dichtheidscheiding
28
5
5
0
0
2
0
5
7
64
na scrubben 10 min
Tabel III.7: Analyseresultaten sporenelementen (ICPMS). Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
Partij 1 startmateriaal na dichtheidscheiding
-
2
1
0
2
2
0
2
7
64
0
13
1
3
1
3
2
0
1
6
74
0
Partij 2 startmateriaal
35
7
2
2
5
2
1
7
8
70
0
na dichtheidscheiding
13
1
6
1
4
1
0
1
7
72
0
Wat betreft de analysemethoden het volgende. Voor de hoofdelementen geeft XRF-parels betere resultaten dan XRF-tabletten. De XRF is voor tabletten niet gecalibreerd tot zulke hoge gehaltes SiO2, waardoor overcorrectie voor matrixelementen een rol gaat spelen. Deze effecten zijn afwezig in de smelt (parels). Daarom zijn de analyseresultaten van de tabletten weggelaten. Voor spore-elementen voldoet de XRF-tabletten wel goed. Uit een vergelijking van de analyseresultaten van XRF-parels (tabel III.4) met die van ICP-MS (tabel III.5) blijkt dat met ICP met name lagere ijzer- en aluminiumgehaltes worden gemeten in de opgewerkte monsters. De verschillen zijn een gevolg van de rel. hoge detectiegrenzen van ijzer en aluminium op parels. De detectiegrens voor ijzer en aluminium is op parels resp. ca. 0,1% en 0,25%. De overige verschillen tussen de analyseresultaten van de hoofdelementen met XRF-parels en ICP-MS zijn minder groot. De met ICPMS gemeten gehaltes zijn over het algemeen lager. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. De monsters zijn niet gemalen. Bij een totaalontsluiting is het mogelijk dat daardoor niet alles oplost omdat de korrels te groot zijn. Malen is geen oplossing omdat er dan contaminatie optreedt. Hierdoor zullen altijd alle nat chemische methoden lagere resultaten geven dan XRF (of INAA (Instrumental Neutron Activation Analysis)). Met XRF is de detectiegrens voor Na (licht element) wat hoger dan voor andere hoofdelementen. De ICPMS getallen zullen beter zijn. Voor Al2O3 zie onder a. Voorkeur voor XRF
Zilverzand in Nederland
99
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Voor CaO geen echte verklaring behalve dat de gehaltes erg laag zijn voor XRF, de ICPMS getallen zullen de betere resultaten geven. Voor de spore-elementen zijn de gemeten gehaltes met ICPMS gemiddeld genomen wat lager dan die van XRF-tabletten (zie a.). Met uitzondering van de Zr- , Cr- en Zn-gehaltes. De Zr- en Cr-gehaltes zijn met ICP veel lager dan met XRF en met XRF wordt geen Zn aangetoond in de monsters terwijl met ICPMS enkele ppm Zn wordt gemeten. Op basis van de resultaten van verschillende analysemethoden wordt geadviseerd om de volgende analysemethoden te gebruiken: LOI met TGA Hoofdelementen met XRF-parels (mits een voldoend lage detectiegrens voor Fe en Al haalbaar is (resp. ca. 0,01% en 0,05%) Spore-elementen met XRF-tabletten Optioneel Fe en Al met totaalontsluiting en ICPMS, spectrofotometrisch of AAS (vlam of grafietoven)
Zilverzand in Nederland
100
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage IV Nauwkeurigheid van het toetsprotocol .............................................................................................
Om inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van het toetsingsprotocol, oftewel de herhaalbaarheid (binnen één lab), is de toets in drievoud uitgevoerd voor partij 1 (kwaliteit “goed”) en partij 2 (kwaliteit “matig”). De resulterende spreiding is opgebouwd uit een component ten gevolge van de monsterheterogeniteit en een component ten gevolge van het uitvoeren van de proef (onder te verdelen in spreiding ten gevolge van de bewerkingen (wassen, scrubben en dichtheidsscheiding) en ten gevolge van de analyseonnauwkeurigheid). Bij de uitvoering is gebruik gemaakt van het protocol zoals is omschreven in Bijlage VIII.
Afscheiding grove fractie
Van zowel partij 1 als 2 zijn drie startmonsters van ca. 1 kg verzameld. Nadat een analysemonster is verkregen van de startmonsters, zijn deze gezeefd op 850 µm13. In Tabel IV.1 is voor beide partijen het gewichtsaandeel van de grove fractie (> 850 µm) gegeven. Tabel IV.1: Gewichtspercentage grove fractie. Partij 1 a
Fractie > 850 µm
0,04%
Partij 2 b
0,01%
c
0,01%
a
0,41%
b
0,44%
c
0,45%
Uit Tabel IV.1 blijkt dat partij 1 nauwelijks deeltjes bevat van 850 µm of groter (<< 1%). Partij 2 bevat ca. 0,4 gew-% aan deeltjes > 850 µm. Op de zeef was dit een hoeveelheid van ca. 4 gram. Het betrof hierbij enkele kiezelsteentjes en enkele zwarte brokstukjes bruinkool. De spreiding in de zeefresultaten is bij partij 2 gering. Bij partij 1 is de hoeveelheid van de fractie > 850 µm dermate gering (<< 1 gram) dat er niet sprake kan zijn van een grote nauwkeurigheid (rel. grote fout).
Wassen
Van beide partijen zijn de drie monsters meerdere malen gewassen tot een heldere vloeistof resteert. Het zand van partij 1 is 4 keer gewassen en het zand van partij 2, 8 keer. Dit komt overeen met de eerdere ervaringen van het wassen van het zand van partij 1 en 2 (zie Bijlage III). Na het wassen zijn de analysemonsters gedroogd en gezeefd14. In Tabel IV.2 zijn de gewichtspercentages van de grove en fijne fractie gegeven.
13
14
Zilverzand in Nederland
In afwijking van het definitieve protocol (zie hst. 3) is het monster voorafgaand aan het zeven gedroogd op 105 °C. In afwijking van het definitieve protocol (zie hst.3) zijn de analysemonsters niet gezeefd op 90 en 500 µm, maar op 125 en 500 µm.
101
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel IV.2: Gewichtspercentages fijne ( < 125 µm) en grove fractie (> 500 µm) na wassen. Partij 1 Grove fractie
Partij 2
a
b
c
a
b
c
0,3
0,1
0,5
0,3
0,2
0,2
10,1
8,6
4,8
2,6
-
5,8
(> 500 µm) Fijne fractie (< 125 µm)
Scrubben
Ook het scrubben is conform het voorschrift uitgevoerd. De optimale scrubcondities werden bereikt door met een spuitfles net voldoende water aan het monster zilverzand toe te voegen. Het vochtgehalte is niet gemeten, maar bij alle drie de proeven is eenzelfde hoeveelheid water toegevoegd (geschatte vochtgehaltes liggen tussen 25-30%). Na het scrubben zijn de monsters opnieuw gewassen tot een heldere vloeistof. Het zand van partij 1 is 2 keer gewassen en dat van partij 2, 3 keer. Na het scrubben is een 200 grams monster verzameld, gedroogd en gezeefd op 125 en 500 µm. In Tabel IV.3 zijn de gewichtspercentages van de grove en fijne fractie gegeven. Tabel IV.3: Gewichtspercentages fijne (< 125 µm) en grove fractie (> 500 µm) na scrubben. Partij 1 Grove fractie
Partij 2
a
b
c
a
b
c
0,3
0,3
0,3
0,2%
0,1%
0,1%
-
4,1%
5,1%
3,9%
2,8%
4,2%
(> 500 µm) Fijne fractie (< 125 µm)
Uit Tabel IV.2 en IV.3 blijkt dat de hoeveelheid droge stof in de grove fractie (> 500 µm) rel. gering is; ca. 0,3% voor partij 1 en 0,2% voor partij 2. Het gewichtsaandeel van de fijne fractie (< 125 µm) is hoger; resp. ca. 5-6% voor partij 1 en 3-4% voor partij 2. De spreiding in de gewichtspercentages van grove fracties is beperkt. Van de fijne fracties is de spreiding in de gewichtspercentages wat groter.
Dichtheidsscheiding
De dichtheidsscheiding is uitgevoerd met ca. 100 gram zand in een bekerglas met een inhoud van 0,5 l. De dichtheid van de zoutoplossing bedroeg conform het voorschrift 2,8 kg/l.
Analyseresultaten
De analyseresultaten staan vermeld in Tabel IV.4 t/m IV.7. In de Tabellen zijn naast de analyseresultaten van de afzonderlijke experimenten (a, b en c) ook de gemiddelde waarde van de drie experimenten en de relatieve standaard deviatie (RSD= SD/gem*100%) opgenomen.
Zilverzand in Nederland
102
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel IV.4: Analyseresultaten hoofdelementen (LOI en XRF-smelt).
Partij 1 exp.
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5**)
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal a
99.3
0.1
0.28
0.08
0.10
0.000
0.04
0.002
0.07
0.04
-
b
99.4
0.1
0.27
0.07
0.10
0.001
0.03
0.001
0.05
0.04
-
c
99.3
0.1
0.26
0.08
0.09
0.000
0.03
0.000
0.06
0.04
-
gem.
99.3
0.1
0.27
0.07
0.10
0.000
0.03
0.001
0.06
0.04
RSD na wassen
15.5
4
5
5
119
10
114
23
2
a
99.3
0.1
0.23
0.06
0.09
0.000
0.03
0.000
0.05
0.03
-
b
99.4
0.1
0.25
0.06
0.09
0.000
0.04
0.000
0.03
0.03
-
c
99.4
0.1
0.22
0.06
0.09
0.003
0.03
0.000
0.05
0.03
gem.
99.4
0.1
0.23
0.06
0.09
0.001
0.03
0.000
0.05
0.03
RSD na scrubben
12.5
6
1
2
173
7
28
4
a
98.3
0.1
0.22
0.06
0.09
0.001
0.03
0.000
0.02
0.03
-
b
99.0
0.1
0.23
0.07
0.09
0.001
0.03
0.000
0.04
0.03
-
c
99.4
0.1
0.24
0.06
0.09
0.002
0.03
0.000
0.03
0.03
gem.
98.9
0.1
0.23
0.06
0.09
0.001
0.03
0.000
0.03
0.03
5.6
5
4
2
48
3
38
3
a
RSD 99.2
0.1
0.32
0.05
0.10
0.002
0.04
0.000
0.11
0.06
-
b
99.4
0.1
0.22
0.04
0.08
0.000
0.03
0.003
0.07
0.03
-
c
99.4
0.1
0.23
0.04
0.09
0.001
0.04
0.002
0.06
0.02
-
gem.
99.3
0.1
0.26
0.04
0.09
0.001
0.04
0.002
0.08
0.04
14.0
20
4
8
101
10
102
34
57
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal a
98.1
0.4
0.88
0.09
0.27
0.004
0.04
0.000
0.06
0.14
_
b
98.0
0.4
0.95
0.09
0.27
0.002
0.04
0.023
0.06
0.15
-
na dichtheid
RSD Partij 2 exp.
c
97.9
0.5
0.97
0.10
0.30
0.003
0.04
0.031
0.07
0.16
gem.
98.0
0.4
0.93
0.10
0.28
0.003
0.04
0.018
0.06
0.15
4
5
5
6
20
3
90
6
6
RSD na wassen
a
99.2
0.2
0.36
0.05
0.13
0.001
0.03
0.000
0.03
0.06
-
b
99.0
0.2
0.44
0.06
0.13
0.001
0.04
0.005
0.04
0.10
-
c
99.0
0.2
0.40
0.06
0.14
0.001
0.03
0.029
0.07
0.08
-
gem.
99.1
0.2
0.40
0.05
0.13
0.001
0.03
0.011
0.05
0.08
4
10
7
3
19
2
137
48
28
a
99.3
0.1
0.28
0.05
0.10
0.000
0.03
0.000
0.08
0.06
-
b
99.3
0.1
0.30
0.05
0.11
0.002
0.03
0.000
0.03
0.06
-
RSD na scrubben
c
99.2
0.1
0.30
0.05
0.11
0.004
0.04
0.000
0.06
0.07
gem.
99.3
0.1
0.29
0.05
0.11
0.002
0.03
0.000
0.05
0.06
5
3
7
3
102
10
45
11
a
99.3
0.1
0.28
0.04
0.10
0.003
0.03
0.000
0.05
0.06
-
b
99.3
0.1
0.27
0.04
0.10
0.000
0.03
0.000
0.05
0.05
-
c
99.3
0.1
0.29
0.04
0.10
0.000
0.03
0.009
0.05
0.06
-
gem.
99.3
0.1
0.28
0.04
0.10
0.001
0.03
0.003
0.05
0.06
7
3
3
2
173
6
173
8
10
RSD na dichtheid
P2O5**)
RSD
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides) **) vanwege een niet juiste schoonmaakprocedure van de platina bakjes (met fosforzuur) zijn met XRF te hoge P2O5-gehaltes gemeten. De meetwaarden zijn daarom niet in Tabel II.4 opgenomen.
Zilverzand in Nederland
103
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel IV.5: Analyseresultaten hoofdelementen (ICP-MS). Partij 1 SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal a
99.7
0.1
0.11
0.05
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.03
b
99.7
0.1
0.10
0.06
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.03
c
99.7
0.1
0.11
0.05
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.03
gem.
99.7
0.1
0.11
0.05
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.03
16
0
7
11
10
4
3
5
1
exp.
RSD na wassen
a
99.7
0.1
0.10
0.04
0.02
0.000
0.01
0.004
0.00
0.02
b
99.7
0.1
0.09
0.04
0.02
0.000
0.01
0.005
0.00
0.02
c
99.7
0.1
0.07
0.03
0.02
0.000
0.01
0.004
0.00
0.01
gem.
99.7
0.1
0.09
0.04
0.02
0.00
0.01
0.004
0.00
0.02
12
0
10
14
15
4
3
5
2
RSD na scrubben
a
99.7
0.1
0.09
0.04
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.02
b
99.7
0.1
0.08
0.04
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.02
c
99.7
0.1
0.09
0.04
0.03
0.000
0.01
0.005
0.00
0.02
gem.
99.7
0.1
0.09
0.04
0.03
0.000
0.01
0.005
0.00
0.02
6
3
0
6
6
5
RSD na dichtheid
K2O
9
11
a
99.7
0.1
0.08
0.02
0.02
0.000
0.01
0.003
0.00
0.02
b
99.8
0.1
0.08
0.02
0.02
0.000
0.01
0.003
0.00
0.01
c
99.7
0.1
0.08
0.02
0.02
0.000
0.01
0.003
0.01
0.02
gem.
99.7
0.1
0.08
0.02
0.01
0.000
0.01
0.002
0.00
0.01
14
3
1
31
29
5
6
5
37
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal a
98.6
0.4
0.52
0.07
0.17
0.003
0.02
0.034
0.01
0.12
b
98.5
0.4
0.60
0.07
0.18
0.003
0.02
0.039
0.01
0.14
c
98.4
0.5
0.61
0.08
0.20
0.003
0.02
0.040
0.01
0.14
gem.
98.5
0.4
0.58
0.07
0.18
0.003
0.02
0.037
0.01
0.14
4
8
10
8
6
7
8
11
8
RSD Partij 2 exp.
RSD na wassen
a
99.5
0.2
0.19
0.03
0.06
0.001
0.01
0.010
0.01
0.05
b
99.4
0.2
0.23
0.03
0.06
0.001
0.01
0.011
0.01
0.09
c
99.4
0.2
0.22
0.03
0.06
0.001
0.01
0.011
0.01
0.07
gem.
99.4
0.2
0.21
0.03
0.06
0.001
0.01
0.011
0.01
0.07
4
11
11
4
9
3
5
22
29
RSD na scrubben
a
99.7
0.1
0.08
0.02
0.03
0.000
0.01
0.003
0.00
0.03
b
99.7
0.1
0.09
0.02
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.03
c
99.6
0.1
0.11
0.02
0.03
0.001
0.01
0.004
0.00
0.05
gem.
99.7
0.1
0.09
0.02
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.04
5
15
7
7
23
12
RSD na dichtheid
19
25
a
99.7
0.1
0.08
0.02
0.03
0.000
0.01
0.003
0.00
0.03
b
99.7
0.1
0.07
0.02
0.03
0.000
0.01
0.003
0.00
0.03
c
99.6
0.1
0.14
0.03
0.04
0.001
0.01
0.006
0.01
0.06
gem.
99.7
0.1
0.10
0.02
0.03
0.000
0.01
0.004
0.00
0.04
7
36
34
22
29
38
47
44
37
RSD
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
104
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel IV.6: Analyseresultaten spore-elementen (XRF-tablet). Partij 1
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal a
48
6
1
0
0
3
0
3
6
77
b
55
7
0
0
0
1
1
5
7
84
c
52
5
0
0
0
2
1
2
7
80
gem.
52
6
0
0
0
2
1
3
7
81
RSD
7
19
80
56
97
49
6
4
a
29
4
1
0
0
1
1
5
6
76
b
28
7
1
0
0
2
0
3
6
77
c
27
4
2
0
0
2
0
1
6
72
gem.
28
5
1
0
0
2
0
3
6
75
RSD
5
32
69
22
64
72
3
4
a
35
6
0
0
0
2
0
5
6
72
b
29
4
1
0
0
2
1
4
5
74
c
30
6
1
0
0
0
1
4
6
73
gem.
31
5
0
0
0
1
1
4
6
73
RSD
11
18
15
83
74
17
10
2
a
28
5
1
0
0
3
0
4
6
80
b
27
4
1
0
0
2
0
4
5
76
c
24
6
0
0
0
1
1
3
6
80
gem.
26
5
1
0
0
2
1
4
6
79
RSD
8
15
23
59
134
25
11
3
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
na wassen
na scrubben
na dichtheid
exp.
Partij 2 startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
a
147
12
1
1
0
2
1
8
9
71
b
183
12
0
0
0
4
1
9
9
73
c
185
15
0
1
0
4
1
11
9
75
gem.
172
13
0
1
0
73
RSD
12
10
172
93
a
30
6
0
0
b
28
5
0
c
31
6
1
gem.
29
6
1
RSD
5
9
85
3
1
9
9
45
23
19
4
3
0
3
0
7
5
59
0
0
3
0
5
8
82
0
0
2
0
4
7
66
0
0
3
0
5
7
69
29
90
25
17
17
a
25
6
1
0
0
2
1
2
6
64
b
28
6
0
0
0
0
1
4
5
58
c
28
5
1
0
0
1
1
4
6
62
gem.
27
6
1
0
0
1
1
3
6
62
RSD
5
12
81
92
36
30
6
5
a
27
4
1
0
0
2
0
6
6
59
b
25
5
1
0
0
3
0
4
5
57
c
27
5
1
0
0
1
1
4
6
60
gem.
26
5
1
0
0
2
0
5
6
59
RSD
5
14
46
43
173
27
7
3
Zilverzand in Nederland
105
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel IV.7: Analyseresultaten spore-elementen (ICPMS).
Partij 1 startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
exp.
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
a
2
1
0
1
1
0
2
7
62
b
2
1
0
1
2
0
2
7
63
c
2
1
1
1
1
0
2
7
63 63
gem.
2
1
0
1
1
0
2
7
RSD
21
14
23
4
19
9
4
2
1
a
1
1
0
1
2
0
2
7
61
b
2
1
1
1
1
0
1
6
60
c
1
1
1
1
1
0
1
6
57
gem.
1
1
1
1
1
0
1
6
59
RSD
14
8
26
8
32
4
12
4
4
a
2
2
1
1
1
0
1
6
58
b
2
1
1
1
1
0
2
6
55
c
1
1
1
1
1
0
2
6
58
gem.
2
1
1
1
1
0
2
6
57
RSD
7
25
3
10
10
6
22
3
4
a
1
1
1
1
1
0
1
6
59
b
1
1
1
1
1
0
1
6
56
c
1
1
1
1
1
0
1
6
57
gem.
1
1
1
1
1
0
1
6
57
RSD
4
9
4
9
5
1
2
3
2
Partij 2 startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
a
7
1
2
4
1
1
7
9
55
b
7
1
2
4
2
1
8
10
57
c
8
1
2
4
2
1
8
10
58
gem.
8
1
2
4
2
1
8
10
57
RSD
10
3
4
8
10
7
11
4
2
a
2
1
1
1
1
1
2
5
42
b
2
1
1
2
1
1
3
7
55
c
2
1
1
2
1
1
3
7
48
gem.
2
1
1
2
1
1
3
7
48
RSD
1
3
4
7
14
8
8
16
13
a
1
1
1
1
1
0
1
5
45
b
1
1
1
1
1
0
1
5
44
c
1
1
1
1
1
0
1
7
58
gem.
1
1
1
1
1
0
1
6
49
RSD
9
18
13
20
4
18
16
a
1
1
1
1
1
0
1
5
46
b
1
1
1
1
1
0
1
5
44
c
1
1
1
1
1
0
2
6
43
gem.
1
1
1
1
1
0
1
5
44
RSD
21
13
16
19
15
19
37
6
4
Zilverzand in Nederland
106
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Uit de Tabellen IV.4 en IV.5 blijkt dat de spreiding in de analyseresultaten van de hoofdcomponenten gering is. Dit geldt zowel voor de LOI-bepaling als de analyses met XRF-parels en ICPMS. De relatieve standaardafwijking of standaarddeviatie (RSD) voor de LOI-waarden varieert tussen de 4% en 16%. De RSD-waarden voor de hoofdcomponenten variëren voor XRF-parels tussen 1% en 57% (gemiddeld ca. 10%), met uitzondering van MnO en MgO. De Mn- en Mg-gehaltes zijn erg laag, waardoor de spreiding rel. groot is. De RSDwaarden voor ICPMS variëren tussen 0% en 37% (m.u.v. die van MnO, MgO en P2O5). Ook de gemiddelde RSD-waarde voor ICPMS is ca. 10%. Uit een vergelijking van de gemeten gehaltes met XRF-parels en ICPMS blijkt, dat met ICPMS systematisch lagere waarden voor Fe en Al worden gemeten. Dit is een gevolg van de hoge detectiegrens van XRF voor Fe (0,1 gew-%) en Al (ca. 0,25 gew-%). Voor de andere componenten is de correlatie tussen de beide analysemethoden redelijk goed. De CaO- en Na2O-gehaltes zijn met ICP wat lager en de MgOgehaltes wat hoger dan met XRF. De spreiding in de analyseresultaten van de spore-elementen (zie Tabellen IV.6 en IV.7) is, zoals ook mocht worden verwacht, groter dan die van de hoofdelementen. Deze grotere spreiding is een gevolg van de lagere gehaltes. Voor de elementen met wat hogere gehaltes, zoals Zr en Ba, zijn de RSDwaarden duidelijk lager (ca. 10%). Ook de resultaten van de spore-elementen analyse met XRF-tabletten en ICPMS correleren goed met elkaar. De meetwaarden voor Zr met ICP zijn weggelaten, omdat Zr niet volledig oplost met een HF ontsluiting. Daarom zijn de natchemische getallen altijd te laag. De Cr-gehaltes zijn met ICP wat lager dan met XRF en de Zn-gehaltes hoger. Voor Cr geldt hetzelfde als voor Zr (te lage gehaltes door niet volledige ontsluiting). Met XRF is geen zink aangetoond in de zilverzandmonsters, terwijl met ICP enkele ppm Zn is aangetoond.
Zilverzand in Nederland
107
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
108
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage V Ervaring TNO met het toetsingsprotocol .............................................................................................
De proef is uitgevoerd conform het werkvoorschrift van het toetsingsprotocol zoals opgenomen in Bijlage VIII. Naar aanleiding van de bevindingen bij uitvoering van de proef is het oorspronkelijke protocol op een tweetal aspecten aangepast. In eerste instantie was het de bedoeling om de grove fractie (> 850 µm) te verwijderen middels zeven zonder voorafgaande droging van het zand (groevevochtig zeven).Omdat dit tot verstopping van het zeefdek leidde, is besloten om het zand voorafgaand aan het zeven eerst te drogen in een droogstoof bij 40 °C. Een tweede wijziging betrof de uitvoering van het scrubben. Nadat de optimale scrubcondities waren vastgesteld was het de bedoeling om door meting het dsgehalte van de slurry door meting te bepalen. Omdat dit praktisch moeilijk uitvoerbaar leek te zijn, is besloten om deze ds-bepaling te laten vervallen. Het protocol zo als opgenomen in Bijlage VIII, is voor wat betreft deze twee aspecten reeds aangepast. Ruw zand monsters: Tabel V.1: Vochtgehalte en aandeel fractie > 850 µm van ruw zand monsters. Omschrijving
Kwaliteit ruw
Vochtgehalte
zand
ruwe zand (%)
Fractie > 850 µm (%)
Partij 3
uitstekend
3,1
0,0
Partij 4
goed
16,1
0,1
Partij 2
matig
3,5
0,7
Partij 7
slecht
7,2
0,1
Wassen: Tabel V.2: Benodigd aantal malen wassen en aandeel fractie< 90 µm en > 500 µm. Omschrijving
Aantal malen
Fractie
Wassen (n)
< 90 µm (%)
> 500 µm (%)
3
0,0
0,3
Partij 4
8
0,0
0,3
Partij 2
> 10*)
0,4
0,2
Partij 7
8
0,5
0,8
Partij 3
Fractie
*) na 10 keer wassen nog geen helder waswater
Scrubben: Tabel V.3: Benodigd aantal malen wassen na het scrubben en het aandeel fijne en grove fractie na scrubben. Omschrijving
Aantal malen
Fractie
Fractie
wassen na scrubben
< 90 µm (%)
> 500 µm (%)
(n)
Zilverzand in Nederland
Partij 3
3
0,0
0,5
Partij 4
3
0,1
0,2
Partij 2
3
0,1
0,2
Partij 7
3
0,4
0,8
109
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Analyseresultaten: Tabel V.4: Analyseresultaten hoofdcomponenten (XRF-parels en ICP-AES). Hoofdcomponenten XRF-parels Partij 3 startmateriaal
SiO2 *)
LOI
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.6
0.1
0.18
0.04
0.08
0.000
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
P 2 O5
na wassen
99.5
0.1
0.18
0.04
0.08
0.001
0.03
0.000
0.08
0.01
0.02
na scrubben
99.6
0.1
0.18
0.04
0.08
0.002
0.03
0.000
0.03
0.02
0.02
na dichtheid
99.6
0.1
0.17
0.03
0.08
0.001
0.03
0.000
0.04
0.01
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2 O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.3
0.4
0.34
0.06
0.10
0.001
0.04
0.021
0.07
0.04
0.02
Partij 4 startmateriaal na wassen
99.5
0.2
0.22
0.05
0.09
0.000
0.04
0.003
0.04
0.02
0.02
na scrubben
99.5
0.1
0.21
0.05
0.08
0.001
0.04
0.000
0.05
0.02
0.02
na dichtheid
99.6
0.1
0.20
0.04
0.08
0.001
0.03
0.000
0.04
0.02
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2 O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.5
0.4
0.88
0.10
0.27
0.004
0.04
0.018
0.05
0.14
0.02
Partij 2 startmateriaal na wassen
99.1
0.1
0.46
0.06
0.14
0.000
0.03
0.004
0.05
0.12
0.02
na scrubben
99.4
0.1
0.27
0.05
0.10
0.000
0.03
0.001
0.04
0.05
0.02
na dichtheid
99.5
0.1
0.25
0.04
0.10
0.000
0.03
0.000
0.05
0.05
0.02
SiO2 *)
LOI
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2 O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.3
0.2
0.64
0.35
0.31
0.005
0.03
0.006
0.08
0.21
0.02
Partij 7 startmateriaal na wassen
98.9
0.1
0.45
0.21
0.16
0.001
0.03
0.000
0.06
0.15
0.02
na scrubben
99.0
0.1
0.40
0.17
0.13
0.002
0.03
0.028
0.06
0.14
0.02
na dichtheid
99.2
0.1
0.39
0.05
0.10
0.002
0.04
0.003
0.07
0.13
0.03
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides) **) Al2O3- en Fe2O3-gehaltes waarschijnlijk overschat
Zilverzand in Nederland
110
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel V.4 vervolg: hoofdcomponenten ICP-AES Hoofdcomponenten ICPAES SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O 3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
99,8
0,1
0,05
0,02
0,01
0,000
0,00
0,000
0,00
0,00
b.d
na wassen
99,8
0,1
0,05
0,02
0,01
0,000
0,01
0,000
0,00
0,01
b.d
na scrubben
99,8
0,1
0,05
0,02
0,01
0,000
0,00
0,000
0,00
0,00
b.d
na dichtheid
99,8
0,1
0,05
0,02
0,01
0,000
0,00
0,000
0,00
0,00
b.d
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O 3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2O 5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
99,2
0,4
0,22
0,03
0,03
0,000
0,01
0,003
0,00
0,02
0,00
na wassen
99,6
0,2
0,11
0,03
0,02
0,000
0,02
0,005
0,00
0,01
b.d
na scrubben
99,7
0,1
0,09
0,02
0,01
0,000
0,01
0,000
0,00
0,01
b.d
na dichtheid
99,7
0,1
0,07
0,02
0,01
0,000
0,01
0,000
0,00
0,01
b.d
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O 3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2O 5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
98,4
0,4
0,78
0,06
0,20
0,002
0,01
0,034
0,01
0,13
b.d
na wassen
99,3
0,1
0,32
0,04
0,07
0,001
0,01
0,009
0,01
0,10
b.d
na scrubben
99,7
0,1
0,14
0,03
0,04
0,000
0,01
0,003
0,01
0,04
b.d
na dichtheid
99,7
0,1
0,13
0,02
0,03
0,000
0,01
0,002
0,01
0,04
b.d
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O 3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P 2O 5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
startmateriaal
98,6
0,2
0,49
0,20
0,22
0,003
0,01
0,023
0,01
0,19
b.d
na wassen
99,3
0,1
0,30
0,11
0,07
0,001
0,01
0,007
0,01
0,12
b.d
na scrubben
99,4
0,1
0,26
0,11
0,06
0,001
0,01
0,005
0,01
0,11
b.d
na dichtheid
99,5
0,1
0,24
0,03
0,03
0,000
0,01
0,003
0,01
0,12
b.d
Partij 3
Partij 4
Partij 2
Partij 7
P 2O 5
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
111
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel V.5: Analyseresultaten spore-elementen (XRF-tablet, ICPMS en ICP-AES). Spore-elementen XRF-tablet Partij 3
Zr (ppm)
Cr
Cu
Ni
Zn
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
Pb
As
V
Sr
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
Ba
startmateriaal
26
6
1
0
0
2
0
4
3
na wassen
29
4
1
0
0
2
0
2
4
50
na scrubben
28
4
1
0
0
2
0
4
4
49
na dichtheid
26
8
1
0
0
1
0
3
4
49
Cr
Cu
Ni
Zn
Partij 4
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
Pb
As
V
Sr
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
53
Ba
35
9
2
0
0
3
0
4
4
na wassen
30
7
2
0
0
2
0
4
4
48
na scrubben
29
6
2
0
0
2
0
3
4
46
na dichtheid
30
6
3
1
0
3
0
3
4
47
Cr
Cu
Ni
Zn
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
Pb
As
V
Sr
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
47
Ba
160
14
1
1
0
1
1
9
9
na wassen
41
7
1
0
0
2
0
5
7
75
na scrubben
36
6
1
0
0
3
0
5
5
52
na dichtheid
27
7
2
0
0
1
1
5
5
57
Cr
Cu
Ni
Zn
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
Pb
As
V
Sr
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
73
Ba
832
42
0
0
0
3
1
11
10
na wassen
89
15
1
0
0
3
1
7
9
83
na scrubben
134
16
1
0
0
3
0
6
9
83
na dichtheid
34
8
1
0
0
3
0
4
9
87
112
Se
(ppm) (ppm)
startmateriaal
Zilverzand in Nederland
Se
(ppm) (ppm)
startmateriaal
Partij 7
Se
(ppm) (ppm)
startmateriaal
Partij 2
Se
(ppm) (ppm)
87
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel V.5 (vervolg). Spore-elementen ICP-MS Partij 3
Zr (ppm)
Cr
Cu
Ni
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
10
0
1
0
1
1
0
1
3
35
na wassen
10
0
1
0
1
1
0
1
3
37
na scrubben
10
0
1
0
1
0
0
1
3
35
na dichtheid
13
0
1
0
1
1
0
1
3
34
Cr
Cu
Ni
Partij 4
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
13
3
2
1
1
1
0
1
4
35
0
na wassen
11
1
1
0
1
1
0
1
4
31
0
na scrubben
10
1
1
0
1
1
0
1
3
31
na dichtheid
10
0
1
0
1
1
0
1
3
31
Cr
Cu
Ni
Partij 2
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
23
4
1
1
3
2
1
5
7
57
0
na wassen
11
1
1
0
2
1
0
2
6
59
na scrubben
9
1
1
0
1
1
0
1
4
40
na dichtheid
10
0
1
0
1
1
0
1
4
42
Cr
Cu
Ni
Partij 7
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
65
6
1
1
3
4
1
6
9
78
0
na wassen
15
2
1
0
1
2
0
3
7
69
na scrubben
19
na dichtheid
Zilverzand in Nederland
2
1
0
1
2
0
2
7
69
11
1
1
0
1
2
0
1
7
69
113
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel V.5 (vervolg). Spore-elementen ICPAES Partij 3
Zr (ppm)
Cr
Cu
Ni
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
21
34
na wassen
21
37
na scrubben
21
35
na dichtheid
25
34
Partij 4
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
24
4
35
na wassen
21
33
na scrubben
21
32
na dichtheid
21
32
Cr
Cu
Ni
Partij 2
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
36
5
3
4
54
na wassen
22
0
3
56
na scrubben
20
0
42
na dichtheid
21
0
43
Cr
Cu
Ni
Partij 7
Zr (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
78
startmateriaal
84
9
6
6
na wassen
27
3
4
68
na scrubben
31
3
4
66
na dichtheid
22
4
67
Zilverzand in Nederland
114
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage VI Ervaring derden met het toetsingsprotocol .............................................................................................
Bevindingen/ervaringen van de drie externe partners: Beaujean
De ervaringen van Beaujean met de uitvoering van het protocol zijn positief te noemen. De methode c.q. werkwijze die Beaujean tot op heden hanteert bij het wassen van zilverzand, komt op hoofdlijnen overeen met het in dit rapport gepresenteerde toetsingsprotocol. Het is belangrijk dat er nu een standaardmethode op papier staat. Het protocol is duidelijk en gemakkelijk uitvoerbaar. Enkele opmerkingen met betrekking tot de uitvoering van de proef: • Voorstel om voor afscheiding grove fractie het zand te zeven op 600 µm in plaats van op 850 µm. Hiermee ondervang je ook steentjes en bruinkool met afmetingen tussen de 600 en 850 µm. Bovendien wordt van een analysemonster naderhand de 500 µm eruit gezeefd. • Het wassen en scrubben kan ook met een mixer worden uitgevoerd. Bij het scrubben met de mixer wordt een dubbelschroefs, tegengestelde roerder gebruikt. • Vermeld de relevante parameters van de trilmachine bij het afscheiden van de fijne en grove fractie (amplitude, zeeftijd en gewicht monster) van de analysemonsters. Lieben/Sibelco
Ook Lieben/Sibelco kan zich vinden in de aanpak van het voorgestelde protocol. Men heeft enkele opmerkingen met betrekking tot de uitvoering van de proef en de rapportage: • XRF is bij ons wel gekalibreerd voor procedure met tabletten. Om matrix effect zo veel mogelijk uit te schakelen wordt er gemalen totdat 90%<63 µm (controle ofwel door zeef van 63 µm = natzeving ofwel via laserdiffractie Malvern of Cilas!). De standaarden worden op identiek dezelfde manier behandeld! Matrix effect volledig uitgeschakeld door maken van glasparels! • Tabel 4.2: Indeling zilverzand op basis van chemische samenstelling: SiC productie : lage Fe2O3 gehaltes van <0.008 % zijn niet zo kritisch!! Vooral <0.050 Al2O3 gehaltes zijn noodzakelijk!! Zware mineralen gehaltes zijn vooral belangrijk voor de kristalglasindustrie==>zijn Fe-Al silicaten==>geven na verhitting ==>uiteindelijk Al2O3 = korund =zeer moeilijk smeltbaar = geven refractairen in kristal=ongewenst! LOI= gloeiverlies gehalte org stoffen (gehalte "C") is belangrijk bij vervaardigen van (kristal)glas. "C" neemt in oven "O2"=zuurstof op en creëert in oven een eerder reducerend milieu waardoor de reactie Fe2+ <==>Fe3+ méér naar links verschuift (reductie!) =>dwz méér Fe2+ =méér groene kleur!!=ongewenst!! Wanneer het Fe2O3 te hoog wordt in het zand=>= glas, dan bestaat er nog de kleurcompensatie=> met Se(selenium). Echter wanneer het Fe2O3 te hoog wordt, moet te veel Se worden toegevoegd en krijgen we weer een "rose" kleur!!!!van het Se. • De dichtheidsproef moest worden uitgevoerd met "bromoform" d=2.82 WoC oplossing was te kleverig en te onpraktisch om goede proeven uit te voeren!
Zilverzand in Nederland
115
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Geosolutions
Het commentaar van Geosolutions is in het engels opgesteld: The drying at 40 degrees C was very tedious. Unclear what the point is, presumably not to bake on any clay covering making it more difficult to remove, thus giving poorer cleaning at both washing and attrition stages. If sample is to be dried, better to do so at 110 +/-5 degrees C. In the case of these particular sand samples where there is little material above 850 microns, there is not much point in removing this fraction, it might as well be retained for both washing and attrition stages. In many cases material in the 500 to 1500 micron approx. size range is in the form of agglomerates which are broken down during washing and would then be in the 500 to 90, i.e. required product size range. The sample sizes are considered to be not really large enough. Dry sample weights ranged from 770 to 860 grams. By the time 2 x 100 gm samples were removed for analysis (as received and after washing), dry sample weights for attrition ranged from about 650 grams to as low as 560 grams. This is nowhere near enough for the Denver cell, which is designed to take a 1kg sample and needs a minimum of 900grams. Otherwise (as happened here) the attrition does not take place efficiently. The top blade of the impellor, which drives the particles back down to get full exposure to the shearing forces, is not immersed in the mixture and therefore does not carry out this action properly. This means that the attrition is less efficient than it might be. A 1200 gram minimum dry weight is required to allow for oversize and washing losses to leave a minimum of 900 gm at the attrition stage.
Zilverzand in Nederland
116
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Analyseresultaten: Tabel VI.1: Hoofdcomponenten (Al2O3, TiO2 en Fe2O3 met ICPMS, overige met XRF-parels; uitvoering door resp. Lieben, Beaujean en Geosolutions. Lieben Partij 3 startmateriaal
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.6
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.015
0.11
0.02
0.02
P2O5
na wassen
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.002
0.04
0.000
0.08
0.02
0.02
na scrubben
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.000
0.07
0.01
0.02
na dichtheid
99.7
0.1
0.04
0.01
0.01
0.002
0.04
0.025
0.05
0.02
0.02
Partij 4
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.1
0.4
0.27
0.03
0.05
0.002
0.04
0.004
0.07
0.05
0.03
startmateriaal na wassen
99.6
0.1
0.08
0.02
0.01
0.001
0.03
0.002
0.07
0.02
0.02
na scrubben
99.6
0.1
0.09
0.02
0.01
0.001
0.04
0.009
0.04
0.02
0.04
na dichtheid
99.6
0.1
0.07
0.02
0.01
0.000
0.04
0.002
0.07
0.02
0.02
Partij 2
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.3
0.3
0.79
0.06
0.21
0.003
0.04
0.014
0.04
0.14
0.02
startmateriaal na wassen
99.4
0.1
0.23
0.03
0.05
0.002
0.03
0.000
0.06
0.07
0.02
na scrubben
99.4
0.1
0.23
0.03
0.05
0.001
0.04
0.000
0.03
0.07
0.02
na dichtheid
99.5
0.1
0.18
0.02
0.04
0.002
0.03
0.000
0.06
0.06
0.02
Partij 7
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.4
0.2
0.54
0.19
0.23
0.003
0.03
0.025
0.09
0.20
0.02
startmateriaal na wassen
99.0
0.1
0.37
0.17
0.09
0.003
0.03
0.000
0.07
0.16
0.02
na scrubben
99.1
0.1
0.33
0.13
0.07
0.001
0.04
0.023
0.08
0.14
0.02
na dichtheid
99.3
0.1
0.27
0.02
0.03
0.000
0.03
0.001
0.07
0.11
0.02
*) SiO2 = 100 -LOI- som oxides
Zilverzand in Nederland
117
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.1 (vervolg). Beaujean Partij 3 startmateriaal
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
P2O5 %
99.8
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.03
0.008
0.04
0.02
0.02
na wassen
99.7
0.1
0.06
0.02
0.01
0.000
0.03
0.002
0.06
0.02
0.02
na scrubben
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.001
0.03
0.003
0.06
0.02
0.02
na dichtheid
99.8
0.1
0.04
0.01
0.01
0.001
0.03
0.000
0.05
0.01
0.02
Partij 4
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.1
0.4
0.23
0.03
0.03
0.001
0.03
0.000
0.06
0.03
0.03
startmateriaal na wassen
99.6
0.2
0.11
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.03
0.02
0.02
na scrubben
99.6
0.1
0.08
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.06
0.02
0.02
na dichtheid
99.7
0.1
0.07
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.07
0.02
0.02
Partij 2
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.2
0.4
0.84
0.07
0.24
0.003
0.04
0.027
0.09
0.15
0.02
startmateriaal na wassen
99.3
0.1
0.25
0.03
0.06
0.002
0.03
0.000
0.08
0.07
0.02
na scrubben
99.5
0.1
0.17
0.03
0.04
0.002
0.03
0.000
0.06
0.08
0.02
na dichtheid
99.6
0.1
0.15
0.02
0.02
0.003
0.03
0.000
0.04
0.08
0.02
Partij 7
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.5
0.2
0.52
0.17
0.21
0.002
0.03
0.047
0.07
0.20
0.04
startmateriaal na wassen
99.1
0.1
0.35
0.09
0.07
0.000
0.03
0.009
0.07
0.15
0.02
na scrubben
99.2
0.1
0.27
0.08
0.05
0.001
0.03
0.001
0.06
0.14
0.02
na dichtheid
99.3
0.1
0.26
0.02
0.02
0.000
0.03
0.000
0.08
0.14
0.02
*) SiO2 = 100- LOI - som oxides
Zilverzand in Nederland
118
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.1 (vervolg). Geosolutions Partij 3 startmateriaal
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
P2O5 %
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.001
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
na wassen
99.7
0.1
0.05
0.02
0.01
0.002
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
na scrubben
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.04
0.027
0.05
0.03
0.03
na dichtheid
99.7
0.1
0.04
0.02
0.01
0.000
0.03
0.000
0.05
0.02
0.02
Partij 4
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.2
0.4
0.22
0.03
0.03
0.000
0.03
0.000
0.06
0.02
0.02
startmateriaal na wassen
99.5
0.2
0.10
0.02
0.02
0.001
0.04
0.000
0.06
0.02
0.02
na scrubben
99.5
0.2
0.09
0.02
0.02
0.000
0.05
0.014
0.05
0.03
0.03
na dichtheid
99.6
0.1
0.08
0.02
0.02
0.002
0.04
0.000
0.08
0.02
0.02
Partij 2
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.3
0.4
0.77
0.06
0.20
0.005
0.04
0.045
0.08
0.14
0.02
startmateriaal na wassen
99.2
0.1
0.32
0.04
0.08
0.000
0.03
0.001
0.06
0.07
0.03
na scrubben
99.3
0.1
0.23
0.04
0.05
0.002
0.03
0.037
0.06
0.08
0.02
na dichtheid
99.4
0.1
0.20
0.02
0.04
0.000
0.02
0.007
0.07
0.08
0.01
Partij 7
SiO2 *)
LOI
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
P2O5
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.4
0.2
0.55
0.23
0.23
0.001
0.03
0.036
0.08
0.22
0.02
startmateriaal na wassen
98.9
0.1
0.40
0.17
0.12
0.002
0.03
0.009
0.06
0.16
0.02
na scrubben
99.0
0.1
0.35
0.15
0.07
0.000
0.03
0.025
0.09
0.16
0.04
na dichtheid
99.3
0.1
0.27
0.03
0.03
0.001
0.02
0.000
0.05
0.13
0.01
*) SiO2 =100 - LOI - som oxides
Zilverzand in Nederland
119
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.2: Spore-elementen (Zr, Cr en Ba met XRF-tablet, overige met ICPMS) : uitvoering door resp. Lieben, Beaujean en Geosolutions
Lieben Partij 3
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
24
5
1
0
1
0
0
1
3
52
na wassen
26
6
1
0
1
1
0
1
3
48
na scrubben
25
4
1
0
1
1
0
1
4
53
na dichtheid
25
3
1
1
1
1
0
1
3
54
Partij 4
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
35
9
2
2
2
1
1
2
5
51
0
na wassen
29
4
1
1
2
1
0
1
4
45
0
na scrubben
30
6
1
1
2
1
0
1
4
49
na dichtheid
26
6
1
1
2
1
0
1
4
45
Partij 2
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
166
15
1
2
4
2
1
7
9
80
0
na wassen
53
7
1
1
2
1
0
2
6
65
na scrubben
109
9
1
1
2
1
0
2
6
69
na dichtheid
23
6
1
1
1
1
0
2
5
64
Partij 7
0
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
804
36
1
1
4
3
1
8
10
102
0
na wassen
472
39
1
1
3
3
1
5
10
103
0
na scrubben
414
32
1
1
3
2
1
4
9
95
36
5
2
1
3
2
0
2
8
na dichtheid
Zilverzand in Nederland
120
88
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.2 (vervolg).
Beaujean Partij 3
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
25
5
1
1
1
0
0
1
3
50
na wassen
27
5
1
1
1
1
0
1
3
49
0
na scrubben
25
6
1
1
1
0
0
1
3
53
0
na dichtheid
21
5
1
1
2
1
0
1
3
41
Partij 4
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
32
12
2
2
2
1
1
2
4
52
0
na wassen
26
7
1
1
2
1
0
1
4
45
0
na scrubben
25
7
1
1
2
1
0
1
4
47
0
na dichtheid
23
6
2
2
2
1
0
1
4
49
0
Partij 2
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
181
14
1
2
9
2
1
7
8
75
0
na wassen
35
7
1
1
3
1
0
2
5
65
0
na scrubben
39
7
1
1
2
1
0
1
6
70
na dichtheid
28
7
1
1
1
1
0
1
6
77
Partij 7
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
1230
68
1
1
4
3
1
7
10
93
0
93
15
1
1
3
2
1
3
9
103
0
na scrubben
70
15
1
2
12
2
0
3
9
91
0
na dichtheid
26
6
1
2
2
2
0
2
8
95
0
startmateriaal na wassen
Zilverzand in Nederland
121
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.2 (vervolg).
Geosolutions Partij 3
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
27
3
2
0
2
1
0
1
3
50
0
na wassen
25
4
8
0
2
1
0
1
3
46
0
na scrubben
26
7
9
1
2
1
0
1
3
53
0
na dichtheid
22
5
7
1
2
1
0
1
3
50
0
Partij 4
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
28
8
3
2
2
1
1
2
4
48
0
na wassen
27
6
9
1
3
1
0
1
4
43
0
na scrubben
27
6
5
1
2
1
0
1
4
47
0
na dichtheid
25
7
4
1
2
1
0
1
4
51
0
Partij 2
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
136
15
2
2
4
2
1
7
8
76
0
na wassen
36
7
7
1
3
2
1
3
6
66
0
na scrubben
35
8
11
1
3
1
0
2
6
67
0
na dichtheid
28
6
4
1
2
1
0
2
6
65
0
Partij 7
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
startmateriaal
776
31
1
1
5
4
1
9
10
96
0
na wassen
91
16
17
1
5
3
1
7
11
92
0
na scrubben
56
11
12
1
5
3
1
4
10
96
0
na dichtheid
30
7
4
1
3
2
0
2
8
92
0
Zilverzand in Nederland
122
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.3: Analyseresultaten van de vier laboratoria (spore-elementen; Zr, Vr en Ba met XRF-tablet, overige componenten met ICPMS) voor de vier zilverzandmonsters; incl. gemiddelde en RSD Partij 3 (uitstekend) Laboratorium startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
TNO
26
6
1
0
1
1
0
1
3
53
Beaujean
25
5
1
1
1
0
0
1
3
50
Lieben
24
5
1
0
1
0
0
1
3
52
Geosolutions
27
3
2
0
2
1
0
1
3
50
gem.
26
5
1
0
1
1
0
1
3
51
RSD
5
31
42
70
39
40
67
15
3
3
TNO
29
4
1
0
1
1
0
1
3
50
Beaujean
27
5
1
1
1
1
0
1
3
49
Lieben
26
6
1
0
1
1
0
1
3
48
Geosolutions
25
4
8
0
2
1
0
1
3
46
gem.
27
5
3
0
1
1
0
1
3
48
RSD
7
22
128
79
34
33
68
19
4
4
TNO
28
4
1
0
1
0
0
1
3
49
Beaujean
25
6
1
1
1
0
0
1
3
53
Lieben
25
4
1
0
1
1
0
1
4
53
Geosolutions
26
7
9
1
2
1
0
1
3
53
gem.
26
5
3
0
1
0
0
1
3
52
RSD
5
28
135
73
41
67
67
19
8
4
TNO
26
8
1
0
1
1
0
1
3
49
Beaujean
21
5
1
1
2
1
0
1
3
41
Lieben
25
3
1
1
1
1
0
1
3
54
Geosolutions
22
5
7
1
2
1
0
1
3
50
gem.
24
5
2
1
2
1
0
1
3
49
RSD
9
38
126
71
29
34
67
13
7
12
Partij 4 (goed) Laboratorium startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
TNO
35
9
2
1
1
1
0
1
4
47
Beaujean
32
12
2
2
2
1
1
2
4
52
Lieben
35
9
2
2
2
1
1
2
5
51
Geosolutions
28
8
3
2
2
1
1
2
4
48
gem.
33
9
2
1
2
1
0
2
4
50
RSD
11
20
16
19
34
13
67
28
8
5
TNO
30
7
1
0
1
1
0
1
4
48
Beaujean
26
7
1
1
2
1
0
1
4
45
Lieben
29
4
1
1
2
1
0
1
4
45
Geosolutions
27
6
9
1
3
1
0
1
4
43
gem.
28
6
3
1
2
1
0
1
4
45
RSD
6
23
121
69
34
5
67
13
2
4
TNO
29
6
1
0
1
1
0
1
3
46
Beaujean
25
7
1
1
2
1
0
1
4
47
Lieben
30
6
1
1
2
1
0
1
4
49
Geosolutions
27
6
5
1
2
1
0
1
4
47
gem.
28
6
2
1
2
1
0
1
4
47
RSD
8
9
97
79
24
7
67
8
13
3
TNO
20
6
1
0
1
1
0
1
3
47
Beaujean
23
6
2
2
2
1
0
1
4
49
Lieben
26
6
1
1
2
1
0
1
4
45
Geosolutions
25
7
4
1
2
1
0
1
4
51
gem.
23
6
2
1
2
1
0
1
4
48
RSD
11
7
66
83
32
16
67
13
14
6
Zilverzand in Nederland
123
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VI.3 (vervolg). Partij 2 (matig) Laboratorium startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
Zr
Cr
Cu
Ni
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
TNO
160
14
1
1
3
2
1
5
7
73
Beaujean
181
14
1
2
9
2
1
7
8
75
Lieben
166
15
1
2
4
2
1
7
9
80
Geosolutions
136
15
2
2
4
2
1
7
8
76
gem.
161
14
1
2
5
2
1
6
8
76
RSD
12
3
36
27
51
7
7
13
9
4
TNO
41
7
1
0
2
1
0
2
6
75
Beaujean
35
7
1
1
3
1
0
2
5
65
Lieben
53
7
1
1
2
1
0
2
6
65
Geosolutions
36
7
7
1
3
2
1
3
6
66
gem.
42
7
3
1
3
1
0
2
6
68
RSD
20
5
120
78
18
26
68
26
6
7
TNO
36
6
1
0
1
1
0
1
4
52
Beaujean
39
7
1
1
2
1
0
1
6
70
Lieben
109
9
1
1
2
1
0
2
6
69
Geosolutions
35
8
11
1
3
1
0
2
6
67
gem.
55
8
4
1
2
1
0
2
5
65
RSD
66
18
141
76
44
6
68
35
19
13
TNO
27
7
1
0
1
1
0
1
4
57
Beaujean
28
7
1
1
1
1
0
1
6
77
Lieben
23
6
1
1
1
1
0
2
5
64
Geosolutions
28
6
4
1
2
1
0
2
6
65
gem.
26
6
2
1
1
1
0
1
5
66
RSD
8
9
76
77
23
4
69
28
16
13
Partij 7 (slecht) laboratorium
Zr (ppm)
startmateriaal
na wassen
na scrubben
na dichtheid
Cr
Cu
Ni
(ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
(ppm)
TNO
832
42
1
1
3
4
1
6
9
87
Beaujean
1230
68
1
1
4
3
1
7
10
93
Lieben
804
36
1
1
4
3
1
8
10
102
Geosolutions
776
31
1
1
5
4
1
9
10
96
gem.
910
44
1
1
4
3
1
7
10
95
RSD
24
37
11
6
24
12
10
15
6
7
TNO
89
15
1
0
1
2
0
3
7
83
Beaujean
93
15
1
1
3
2
1
3
9
103
Lieben
472
39
1
1
3
3
1
5
10
103
Geosolutions
91
16
17
1
5
3
1
7
11
92
gem.
186
21
5
1
3
3
0
4
9
95
RSD
102
55
154
75
59
22
71
36
17
10
TNO
134
16
1
0
1
2
0
2
7
83
Beaujean
70
15
1
2
12
2
0
3
9
91
Lieben
414
32
1
1
3
2
1
4
9
95
Geosolutions
56
11
12
1
5
3
1
4
10
96
gem.
168
18
4
1
5
2
0
3
9
91
RSD
99
50
141
86
93
15
67
32
15
7
TNO
34
8
1
0
1
2
0
1
7
87
Beaujean
26
6
1
2
2
2
0
2
8
95
Lieben
36
5
2
1
3
2
0
2
8
88
Geosolutions
30
7
4
1
3
2
0
2
8
92
gem.
31
6
2
1
2
2
0
2
8
90
RSD
15
21
73
83
37
13
67
34
7
4
Zilverzand in Nederland
124
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage VII Toetsing van 11 monsters uit gebieden A, B en C .............................................................................................
Uitvoering van de wasstap
De 11 geselecteerde monsters uit het archief van NITG zijn onderworpen aan de wasstap van het toetsingsprotocol. De wasstap is uitgevoerd conform het werkvoorschrift zoals opgenomen in Bijlage VIII. Nadat van de ruwe zandmonsters analysemonsters zijn verzameld, zijn de monsters droog gezeefd op 850 µm en vervolgens gewassen. De wasprocedure is een aantal malen herhaald tot een heldere vloeistof resteert. Omdat van sommige monsters na 10 keer wassen het waswater nog steeds troebel was, is bij deze proeven na 10 keer wassen gestopt. In Tabel VII.1 is van de monsters het massa-aandeel van de fractie > 850 µm gegeven, het benodigd aantal malen wassen en het massa-aandeel van de fijne fractie (< 90 µm) en grove fractie (> 500 µm) na het wassen.
Tabel VII.1: Aandeel fractie > 850 µm; benodigd aantal malen wassen en aandeel fijne (< 90 µm) en grove fractie (> 500 µm) na wasstap.
BOORNR
MEL-code Gebied
Boordiepte (m) van
tot
Fractie
Wassen
> 850 um frequentie
Fractie < 90 um
Fractie > 500 um
(%-m/m)
(n)
(%m/m)
(%-m/m)
46B0156
MEL 3/4
A
17.25
19.25
1,2
8
2,2
2,2
46B0156
MEL 3/5
A
21.25
25.25
1,2
8
0,2
4,0
46G0073
MEL 3/6
A
20.00
22.00
0,1
10
2,3
0,2
46B0125
MEL 3/7
A
11.00
14.00
0,4
6
3,1
0,3
46D0139
MEL 3/8
A
19.00
19.00
0.0
7
0,3
1,7
46D0139
MEL 3/9
A
31.00
31.00
0,3
10
1,7
0,1
52E0171
MEL 3/10
A
20.00
20.80
0,5
8
0,1
3,2
50E0367
MEL 3/11
B
5.90
6.10
0.0
>10 *)
4,6
0,0
50G0090
MEL 3/12
B
3.80
4.30
0.0
9
4,9
0,1
28D0213
MEL 3/13
C
20.00
21.00
0,5
>10*)
2,4
0,9
12.00
15.00
0.0
> 10*)
0,2
0,2
Zuid-Limburg MEL 3/14
Gebied A: Noord Limburg en Noord-Oost Brabant Gebied B: Noord Brabant-Zuid Gebied C: Oostelijk Nederland *) na 10 keer wassen is waswater nog steeds troebel
Zilverzand in Nederland
125
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Analyseresultaten:
Zowel de ruwe zandmonsters als de gewassen zandmonsters zijn geanalyseerd op hoofd- en spore-elementen.
Tabel VII.2: Analyseresultaten ruwe zanden en gewassen zanden (hoofdcomponenten).
Ruwe zandmonsters archief NITG (XRF parels) hoofdelementen Gebied Boornr.
Boordiepte (m) SiO2 *) 19.25
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
P2O5 %
97.7
0.4
0.96
0.14
0.22
0.003
0.06
0.100
0.08
0.28
0.02
A
46B0156
A
46B0156
21.25
25.25
98.9
0.2
0.52
0.05
0.13
0.001
0.04
0.035
0.06
0.11
0.02
A
46G0073
20.00
22.00
96.4
0.3
1.72
0.21
0.29
0.003
0.04
0.001
0.10
0.90
0.03
A
46B0125
11.00
14.00
98.2
0.2
0.82
0.13
0.18
0.002
0.03
0.005
0.04
0.34
0.02
A
46D0139
19.00
19.00
97.7
0.4
1.18
0.05
0.21
0.000
0.03
0.000
0.07
0.38
0.02
A
46D0139
31.00
31.00
95.9
0.8
1.44
0.50
0.66
0.006
0.04
0.040
0.12
0.50
0.03
A
50E0367
20.00
20.80
97.7
0.6
0.83
0.06
0.28
0.002
0.04
0.006
0.08
0.44
0.02
B
50E0367
5.90
6.10
97.8
0.3
0.98
0.17
0.26
0.002
0.04
0.034
0.11
0.23
0.02
B
50G0090
3.80
4.30
98.6
0.1
0.61
0.15
0.16
0.001
0.03
0.000
0.11
0.19
0.02
C
28D0213
Zuid-Limburg
17.25
LOI
%
20.00
21.00
92.9
1.8
2.86
0.22
0.85
0.005
0.08
0.074
0.12
1.08
0.03
12.00
15.00
99.1
0.2
0.39
0.07
0.11
0.001
0.04
0.014
0.07
0.03
0.02
P2O5
Gewassen ruwe zandmonsters NITG (XRF parels) Hoofdelementen Gebied Boornr.
Boordiepte (m) SiO2 *) 19.25
Al2O3**)
TiO2
Fe2O3**)
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
98.6
0.1
0.60
0.13
0.14
0.003
0.04
0.008
0.10
0.23
0.02
A
46B0156
A
46B0156
21.25
25.25
99.1
0.1
0.35
0.04
0.10
0.002
0.04
0.012
0.10
0.08
0.02
A
46G0073
20.00
22.00
96.7
0.3
1.63
0.13
0.18
0.001
0.04
0.007
0.09
0.98
0.02
A
46B0125
11.00
14.00
98.2
0.3
0.81
0.10
0.15
0.000
0.04
0.006
0.09
0.36
0.02
A
46D0139
19.00
19.00
98.5
0.2
0.68
0.05
0.12
0.001
0.04
0.004
0.08
0.30
0.02
A
46D0139
31.00
31.00
97.3
0.3
1.04
0.27
0.39
0.002
0.04
0.045
0.09
0.41
0.02
A
50E0367
20.00
20.80
98.4
0.2
0.68
0.05
0.19
0.002
0.03
0.000
0.07
0.37
0.02
B
50E0367
5.90
6.10
98.7
0.2
0.58
0.08
0.14
0.000
0.04
0.014
0.06
0.17
0.02
B
50G0090
3.80
4.30
98.7
0.2
0.51
0.07
0.13
0.000
0.04
0.000
0.09
0.16
0.03
C
28D0213
Zuid-Limburg
17.25
LOI
%
20.00
21.00
96.4
0.4
1.68
0.13
0.28
0.000
0.04
0.022
0.10
0.92
0.02
12.00
15.00
99.3
0.1
0.29
0.07
0.10
0.001
0.04
0.000
0.05
0.03
0.02
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides) **) AL en Fe gehaltes waarschijnlijk overschat
Zilverzand in Nederland
126
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VII.2 (vervolg).
Ruwe zandmonsters archief NITG hoofdelementen (ICPAES) Gebied Boornr.
Boordiepte (m) SiO2 *) 19.25
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
P2O5 %
98.0
0.4
0.87
0.10
0.15
0.00
0.05
0.10
0.03
0.28
b.d
A
46B0156
A
46B0156
21.25
25.25
99.2
0.2
0.41
0.03
0.06
0.00
0.01
0.01
0.02
0.11
b.d
A
46G0073
20.00
22.00
96.5
0.3
1.73
0.16
0.22
0.00
0.02
0.03
0.05
0.93
0.01
A
46B0125
11.00
14.00
98.4
0.2
0.76
0.09
0.11
0.00
0.02
0.02
0.02
0.35
b.d
A
46D0139
19.00
19.00
97.9
0.4
1.13
0.03
0.13
0.00
0.01
0.02
0.02
0.39
b.d
A
46D0139
31.00
31.00
96.3
0.8
1.39
0.30
0.62
0.00
0.02
0.07
0.03
0.52
0.01
A
50E0367
20.00
20.80
98.0
0.6
0.75
0.03
0.21
0.00
0.01
0.01
0.03
0.43
b.d
B
50E0367
5.90
6.10
98.1
0.3
0.88
0.13
0.19
0.00
0.02
0.04
0.02
0.23
b.d
B
50G0090
3.80
4.30
99.0
0.1
0.47
0.10
0.09
0.00
0.01
0.01
0.02
0.18
b.d
C
28D0213
Zuid-Limburg
17.25
LOI
%
20.00
21.00
92.9
1.8
2.96
0.16
0.84
0.00
0.06
0.09
0.08
1.11
0.01
12.00
15.00
99.4
0.2
0.26
0.04
0.04
0.00
0.01
0.00
0.00
0.02
b.d
P2O5
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides) Gewassen ruwe zandmonsters archief NITG hoofdelementen (ICPAES) Gebied Boornr.
Boordiepte (m) SiO2 *) 19.25
Al2O3
TiO2
Fe2O3
MnO
CaO
MgO
Na2O
K2O
%
%
%
%
%
%
%
%
%
%
99.0
0.1
0.50
0.08
0.06
0.00
0.01
0.01
0.02
0.23
b.d
A
46B0156
A
46B0156
21.25
25.25
99.5
0.1
0.22
0.02
0.03
0.00
0.01
0.00
0.01
0.08
b.d
A
46G0073
20.00
22.00
96.8
0.3
1.64
0.10
0.11
0.00
0.02
0.02
0.06
0.98
0.01
A
46B0125
11.00
14.00
98.4
0.3
0.73
0.07
0.08
0.00
0.01
0.02
0.02
0.36
b.d
A
46D0139
19.00
19.00
98.8
0.2
0.60
0.02
0.05
0.00
0.01
0.01
0.02
0.30
b.d
A
46D0139
31.00
31.00
97.5
0.3
1.03
0.19
0.37
0.00
0.02
0.04
0.02
0.44
0.00
A
50E0367
20.00
20.80
98.6
0.2
0.61
0.03
0.12
0.00
0.01
0.01
0.03
0.37
b.d
B
50E0367
5.90
6.10
99.0
0.2
0.46
0.06
0.08
0.00
0.02
0.01
0.02
0.16
b.d
B
50G0090
3.80
4.30
99.1
0.2
0.39
0.05
0.06
0.00
0.01
0.01
0.02
0.16
b.d
C
28D0213
Zuid-Limburg
17.25
LOI
%
20.00
21.00
96.6
0.4
1.66
0.10
0.22
0.00
0.02
0.03
0.06
0.90
0.01
12.00
15.00
99.6
0.1
0.16
0.04
0.02
0.00
0.01
0.00
0.01
0.03
b.d
*) berekend (SiO2 = 100 -LOI - som oxides)
Zilverzand in Nederland
127
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VII.3: Analyseresultaten ruwe zanden en gewassen zanden (spore-elementen). Ruwe zandmonsters (XRF tablet) spore-elementen Gebied
Boornr. Boordiepte (m)
Zr (ppm)
Cr
Cu
(ppm) (ppm)
Ni
Zn
(ppm)
(ppm)
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
232
19
1
4
0
6
1
8
12
A
46B0156
21.25
25.25
79
9
0
0
0
3
1
4
7
98 56
A
46G0073
20.00
22.00
398
26
0
0
0
9
1
13
27
237 107
A
46B0125
11.00
14.00
125
13
0
0
0
6
1
9
14
A
46D0139
19.00
19.00
35
9
1
0
0
5
0
7
15
128
A
46D0139
31.00
31.00
1984
80
0
2
6
8
5
28
19
131
A
50E0367
20.00
20.80
61
7
1
1
0
4
8
5
15
132
B
50E0367
5.90
6.10
298
22
8
1
0
4
1
10
13
111
B
50G0090
3.80
4.30
209
14
1
0
0
3
1
6
11
114
C
28D0213
20.00
21.00
402
31
0
4
9
6
11
21
29
278
12.00
15.00
59
7
1
0
0
1
1
3
5
49
Pb
As
V
Sr
Ba
Zuid-Limbug
Gewassen zandmonsters (XRF tablet) spore-elementen Gebied
Boornr. Boordiepte (m)
Zr (ppm)
Cr
Cu
(ppm) (ppm)
Ni
Zn
(ppm)
(ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
71
13
2
0
0
5
0
5
11
A
46B0156
21.25
25.25
30
7
1
0
0
2
1
2
5
85 43
A
46G0073
20.00
22.00
55
13
2
1
0
9
1
10
28
244
A
46B0125
11.00
14.00
30
10
2
0
0
5
0
8
14
115
A
46D0139
19.00
19.00
26
8
2
0
0
5
1
8
12
112
A
46D0139
31.00
31.00
106
22
1
0
1
5
3
15
16
116
A
50E0367
20.00
20.80
33
9
2
0
0
5
3
5
14
114
B
50E0367
5.90
6.10
51
8
4
0
0
5
0
5
10
107
B
50G0090
3.80
4.30
40
7
2
0
0
3
0
5
10
104
C
28D0213
20.00
21.00
70
14
1
0
0
6
3
12
25
247
12.00
15.00
43
7
1
0
0
2
1
4
5
49
Zuid-Limburg
Zilverzand in Nederland
128
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VII.3 (vervolg).
Ruwe zandmonsters archief NITG; spore-elementen (ICPAES) Gebied Boornr.
Boordiepte (m)
Zr
Cr
Cu
(ppm) (ppm) (ppm)
Ni
Zn
(ppm)
(ppm)
Pb
As
V
Sr
Ba
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
38
10
3
4
7
A
46B0156
21.25
25.25
25
4
36
A
46G0073
20.00
22.00
62
11
7
25
206
A
46B0125
11.00
14.00
34
6
3
10
90
A
46D0139
19.00
19.00
23
5
4
11
104
A
46D0139
31.00
31.00
188
28
5
23
16
115
A
50E0367
20.00
20.80
26
3
12
109
B
50E0367
5.90
6.10
45
12
3
5
7
95
B
50G0090
3.80
4.30
33
5
7
98
C
28D0213
20.00
21.00
69
18
7
19
26
242
12.00
15.00
26
b.d
b.d
35
Pb
As
V
Sr
Ba
Zuid-Limburg
74
Gewassen zandmonsters archief NITG; spore-elementen (ICPAES) Gebied Boornr.
Boordiepte (m)
Zr
Cr
Cu
(ppm) (ppm) (ppm)
Ni
Zn
(ppm)
(ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
25
4
6
65
A
46B0156
21.25
25.25
21
29
A
46G0073
20.00
22.00
29
6
3
26
221
A
46B0125
11.00
14.00
24
5
10
92
A
46D0139
19.00
19.00
21
9
88
A
46D0139
31.00
31.00
37
11
13
14
105
A
50E0367
20.00
20.80
22
10
95
B
50E0367
5.90
6.10
22
3
6
87
B
50G0090
3.80
4.30
21
6
91
C
28D0213
20.00
21.00
29
6
5
21
212
12.00
15.00
24
32
Zuid-Limburg
Zilverzand in Nederland
129
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Tabel VII.3 (vervolg).
Ruwe zandmonsters archief NITG; spore-elementen (ICPMS) Gebied Boornr.
Boordiepte (m)
Zr
Cr
Cu
Ni
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
23
7
1
3
4
4
1
5
10
74
A
46B0156
21.25
25.25
13
2
1
2
2
2
1
2
6
35
0
A
46G0073
20.00
22.00
45
8
1
1
5
7
1
8
25
201
0
A
46B0125
11.00
14.00
21
4
1
2
4
4
1
5
12
88
0
A
46D0139
19.00
19.00
12
4
1
1
3
4
1
5
13
103
0
A
46D0139
31.00
31.00
162
21
1
1
8
7
4
18
18
115
0
A
50E0367
20.00
20.80
13
2
1
2
3
5
5
2
13
109
B
50E0367
5.90
6.10
27
6
7
1
3
5
1
4
10
96
B
50G0090
3.80
4.30
20
3
1
1
3
3
0
3
10
98
C
28D0213
Zuid-Limburg
0
20.00
21.00
52
14
1
4
12
7
9
16
27
248
0
12.00
15.00
14
1
1
1
1
1
0
1
4
35
Zn
Pb
As
V
Sr
Ba
Se
Gewassen zandmonsters archief NITG; spore-elementen ICPMS Gebied Boornr.
Boordiepte (m)
Zr
Cr
Cu
Ni
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
(ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm) (ppm)
A
46B0156
17.25
19.25
13
3
2
1
3
3
0
2
9
65
A
46B0156
21.25
25.25
9
1
1
1
1
2
0
1
4
27
A
46G0073
20.00
22.00
18
4
2
1
3
7
1
5
26
219
0
A
46B0125
11.00
14.00
12
3
1
1
4
3
1
3
12
93
A
46D0139
19.00
19.00
10
1
1
0
2
4
0
2
11
89
A
46D0139
31.00
31.00
25
8
2
1
5
5
2
11
16
108
0
A
50E0367
20.00
20.80
11
1
2
1
2
3
3
2
12
94
B
50E0367
5.90
6.10
10
2
4
1
2
3
0
2
9
87
B
50G0090
3.80
4.30
10
1
2
0
2
3
0
2
9
94
C
28D0213
20.00
21.00
18
5
1
1
3
5
3
6
23
218
0
12.00
15.00
12
1
1
1
1
1
0
1
4
32
Zuid-Limburg.
Zilverzand in Nederland
130
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage VIII Zilverzand
Werkvoorschrift Toetsingsprotocol
.............................................................................................
In dit rapport is de definitieve opzet van het toetsingsprotocol gepresenteerd. In deze bijlage wordt het werkvoorschrift voor de uitvoering van het toetsingsprotocol in meer detail toegelicht. Onderstaand wordt in chronologische volgorde de uitvoering van het toetsingsprotocol op het laboratorium beschreven. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: • Monstername en analyse van het startmonster • Afscheiding van de grove fractie • Wassen • Attritiescrubben • Dichtheidsscheiding • Chemische analyse In Figuur VIII.1 is een schematische opzet van het toetsingprotocol gegeven.
Monstername en analyse van het startmonster
De test wordt uitgevoerd met een hoeveelheid monstermateriaal van ca. 1000 gram. Voor het verkrijgen van een representatief startmonster uit een groter monster (5-10 kg) dient de volgende procedure te worden gevolgd. Het materiaal dient eerst te worden gemengd en daarna worden a-select 20 grepen van ca. 50 gram genomen. Wegen van het totale startmonster (ca. 1000 gram). Wassen
Voor het verkrijgen van een analysemonster (ten behoeve van de chemische analyses) wordt een monster van ca. 100 gram samengesteld (analysemonster nr. 1 in het schema). Hiervoor kan een vergelijkbare methode worden toegepast (totale monster eerst mengen daarna 10 grepen van circa 10 gram nemen). Na iedere greep het materiaal weer opmengen. Naast het analysemonster t.b.v. de chemische analyse wordt op een identieke wijze een monster verkregen voor de bepaling van het drogestofgehalte (circa 20 gram). Bepaal van dit monster het nat en droog gewicht (in droogstoof bij 105 °C). Afscheiding van de grove fractie
Droog het zilverzandmonster in een droogstoof bij 40 °C. Verwijder de grove fractie (kiezelsteentjes, ligniet, etc.) door middel van droog zeven op een trilzeefmachine met een 850 µm normzeef. Bepaal het gewicht van de fractie ≥ 850 µm. Aan het zilverzand (fractie < 850 µm)wordt in een bekerglas met een inhoud van 3 l. ca. 2.400 ml water toegevoegd (ds-gehalte suspensie ca. 25%). Met een bovenroerder (type pennenroerder) wordt de suspensie ca. 2 min geroerd bij een toerental van 800 rpm. Hierna wordt ca. 1 minuut gewacht totdat het water stilstaat. Het bovenstaande water wordt voorzichtig afgegoten (decanteren). Het wassen wordt herhaald totdat na het roeren een helder waswater resteert.
Zilverzand in Nederland
131
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Een analysemonster van ca. 100 gram samenstellen. Analysemonster drogen in droogstoof bij 105 °C (tot constant gewicht) en daarna droog zeven met een trilzeefmachine op de normzeven 500 en 90 µm. Bepaal van de fractie > 500 µm; 90 – 500 µm en < 90 µm het gewicht. Reserveer de fractie 90 – 500 µm voor chemische analyses (analysemonster nr.2 in het schema).
100 gram analysemonster (1)
Startmateriaal ca. 1000 gram
900 gram
Bepaal het nat- en drooggewicht van het startmonster Droog zeven van 900 gram materiaal op zeefdek 850 µm. Afscheiding grove fractie (kiezelsteentjes, ligniet, etc.) Wassen van ca. 900 gram
Wassen
materiaal in bekerglas met bovenroerder 100 gram analysemonster;
Drogen
drogen bij 105 °C en zeven op 90 en 500 µm.
100 gram analysemonster (2)
800 gram Scrubben van ca. 800 gram
Scrubben
materiaal in attritiescrubber Wassen van ca. 800 gram materiaal in bekerglas met
Wassen
bovenroerder 800 gram
Drogen van ca. 800 gram materiaal bij 105 °C; Stel een monster samen van 200 gram
Drogen
voor het zeven; rest (600 200 gram
100 gram analysemonster (3)
gram) afvoeren Zeven van ca. 200 gram
100 gram
Dichtheidsscheiding
materiaal op 90 en 500 µm. Dichtheidsscheiding met ca. 100 gram gezeefd materiaal in bekerglas bij een dichtheid van 2.8 kg/l
100 gram analysemonster
Eindmateriaal
na dichtheidsscheiding (4)
ca. 100 gram
Figuur VIII.1 Opzet van het toetsingsprotocol Zilverzand (figuur gelijk aan Figuur 6.3).
Zilverzand in Nederland
132
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Attritiescrubben
Attritiescrubben van de resterende 800 gram zilverzand in een daartoe geschikte attritie-opstelling (bijv. Denver Lab machine D12 of een bekerglas met een bovenroerder met een geschikte attritiepropeller c.q roerder). Stel proefondervindelijk de optimale slurrydichtheid vast.Voeg net zoveel water aan het zand toe, totdat alle materiaal door de propeller in beweging wordt gebracht en door de werking van de propeller de slurry vanaf de buitenkant van de cel naar de binnenkant beweegt en wordt “opgepakt” door de propellor. Dit zal bij een droge-stofgehalte van ca. 70% zijn. Let op, het omslagpunt is kritisch. Bij te veel water is de schurende werking niet optimaal. De scrubtijd bedraagt 10 minuten en het toerental 1500 rpm. Was het zand na het scrubben met een overmaat water in een bekerglas volgens de procedure zoals beschreven bij het onderdeel wassen. Droog na het wassen, de totale hoeveelheid monster bij 105 °C. Stel een monster van ca. 200 gram samen en zeef dit monster op 90 en 500 µm. Reserveer de helft van het afgezeefde monster (fractie 90-500 µm) voor een analyse (analysemonster nr. 3 in het schema). Restant van ca. 100 gram inzetten bij dichtheidsscheiding. Dichtheidsscheiding
Maak een hoeveelheid zoutoplossing (natriumwolframaat) van ca. 500 ml aan met een dichtheid van 2,8 kg/l. (controleer de vereiste dichtheid met een areometer of door weging). Vul een 500 ml bekerglas of maatcilinder met de zoutoplossing en de resterende hoeveelheid monster (ca. 100 gram). Roer intensief met een spatel teneinde zware deeltjes gelegenheid te geven uit te zakken. Laat de maatcilinder of het bekerglas enkele uren tot max. 24 uur staan om de scheiding te laten plaatsvinden. Wacht totdat een heldere vloeistof is ontstaan tussen de drijf- en zinklaag. Verwijder de drijflaag door deze af te scheppen. Was het afgescheiden zand intensief met water (op een 90 µm normzeef). Na het wassen het monster reserveren voor analyse (analysemonster nr. 4 in het schema). Opmerking: de kosten van de zoutoplossing zijn hoog. Om het verbruik van zout te besparen kan de zoutoplossing worden geregenereerd door middel van drukfiltratie. Goede ervaringen zijn opgedaan met drukfiltratie over een membraanfilter van 0,45 µm (diameter 145 mm) bij een overdruk van 1,0 bar. Chemische analyse
Voor de chemische analyse van het startmonster en de monsters na het wassen, scrubben en de dichtheidscheiding, wordt geadviseerd gebruik te maken van de volgende analysemethoden: LOI met TGA; Hoofdelementen (Al2O3, Fe2O3, TiO2, MgO, CaO, K2O, Na2O en MnO) met XRF-parels (mits een voldoend lage detectiegrens voor Fe2O3 en Al2O3 haalbaar is (resp. ca. 0.01% en 0,05%); Spore-elementen (Zr, Cr, Cu, Ni, Ba, Zn, Pb, As, Se, V, Sr, etc.) met XRFtabletten Optioneel Fe en Al met totaalontsluiting en ICPMS, spectrofotometrisch of AAS (vlam of grafietoven). SiO2 wordt bepaald door op glasparels Al2O3, Fe2O3, TiO2, MgO, CaO, K2O, Na2O en MnO met XRF te meten en deze elementen plus het LOI gehalte van 100% af te trekken. Voor een beschrijving van de analysemethoden wordt verwezen naar Bijlage I.
Zilverzand in Nederland
133
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
134
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage IX Analysemethoden .............................................................................................
In deze bijlage worden de in het toetsingsprotocol gebruikte analysetechnieken toegelicht: XRF
Voor Röntgen Fluorescentie (XRF) analyse is een submonster van 20 gram gemalen en vervolgens is 10 gram daarna geperst met was om zo een tablet te vormen. Hiervoor is gebruik gemaakt van een geautomatiseerde wolfraamcarbide molen (HERZOG HSM) in combinatie met een automatische pers (HERZOG HTP). De tabletten zijn vervolgens gebruikt voor analyse van hoofd- en sporenelementen op een ARL9400 golflengte dispersieve XRF met Rhbuis.Voor sporenelementen op de geperste poeder tabletten is gebruik gemaakt van de Compton-scatter methode. De teltijden voor de verschillende elementen variëren tussen de 5 en 10 minuten per element. De volgende elementen zijn op deze manier geanalyseerd: S, As, Co, Cr, Cu, Ni, Pb, V, Zn, Ba, Ga, Nb, Rb, Sr, Y en Zr. De detectiegrenzen voor deze methode variëren tussen de 0.5 en 10 ppm. Om matrix effecten te minimaliseren is voor de bepaling van de hoofdelementen met XRF een parel gemaakt door middel van een lithiumtetra/meta boraat flux (verhouding lithiumtetraboraat: lithiummetaboraat 70:30) in een HERZOG parel automaat HAG-aut. De verhouding flux:monster bedroeg 10:1. De teltijden voor de parelanalyse op de hoofdelementen SiO2, TiO2, Al2O3, Fe2O3, MnO, MgO, CaO, Na2O, K2O, P2O5 bedroegen 3 minuten per element. Op deze manier is voor de hoofdelementen een detectiegrens haalbaar tussen de 20 en 200 ppm. De XRF is gekalibreerd met ongeveer 100 gecertificeerde geologische referentiemonsters. Drie referentiemonsters werden toegevoegd aan iedere batch van 50 analyses voor het bepalen van de precisie (0,5-1 % relatieve standaard deviatie) en accuraatheid (1-5% relatieve standaard deviatie).
TGA
Het gehalte aan organische stof, kalk en gloeiverlies bij 1000 oC (LOI) zijn bepaald door middel van thermo-gravimetrische analyse met een LECO TGA 601. Van ieder monster is een submonster van ongeveer 4 gram geplaatst in een keramische cup. Analyse bestaat uit het automatisch meten van het gewichtsverlies van een monster bij stapsgewijze verhitten tot van tevoren bepaalde temperaturen. De gebruikte temperatuurstappen zijn 550 oC voor organische stof en 800 oC voor kalk en 1000 oC voor LOI. De LOI is berekend als zijnde het gewichtsverlies tussen 105 oC en 1000 oC, uitgedrukt als percentage van het drooggewicht (gewicht bij 105 oC).
Zilverzand in Nederland
135
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
ICPMS
Voor de analyse van sporenelementen met behulp van ICP-MS is ongeveer 0.5 gram monster nauwkeurig ingewogen in een teflon beker. Aan deze beker is vervolgens een mengsel van 2 ml 60% HNO3 , 2 ml 36% HCl, 8 ml 48% HF toegevoegd en 4 ml 60 HClO4. Vervolgens is de beker gesloten geplaatst op een verwarmingsblok gedurende 4 uur bij 120 oC. Na afkoelen zijn de bekers geopend en is het monster ingedampt bij 180 oC totdat het residu gelvormig was. Daarna is er 4 ml 60% HNO3 toegevoegd en is de gel opgelost bij 110 oC gedurende 3 uur. Daarna is het monster kwantitatief overgespoeld in een HDPE monsterflesje waarbij het volume van de uiteindelijke oplossing ongeveer 25 ml was. Voor de meting met ICP-MS worden de oplossingen verdund totdat een verdunningsfactor van 1000 bereikt is. De ICP-MS metingen zijn uitgevoerd met een Agilent 7500 A quadropole ICPMS. Hiervoor wordt het monster opgenomen via een slangenpomp met een snelheid van ongeveer 0,06 ml/min. Vervolgens wordt het monster verstoven en in het plasma geïoniseerd. Hierna worden de massa’s gescheiden door een quadrupool massaspectrometer. Tegelijkertijd worden gedurende 10 minuten ongeveer 74 massa’s geanalyseerd in 3 runs. IJking geschiedt door het meten van externe synthetische standaarden. Drift wordt gecorrigeerd door gebruik te maken van een interne standaard (115In) en door elke 10 monsters een driftmonster te meten. De detectiegrenzen voor de meeste spore elementen bevinden zich ongeveer tussen de 0,5 en 10 ppb in het vaste monster.
Zilverzand in Nederland
136
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Bijlage A, B & C Kartering potentieel zilverzand in Deelgebieden A, B & C .............................................................................................
Inhoud Bijlage A:
• • • • •
Top potentieel zilverzand [m – MV] in Kiezeloöliet Formatie Basis potentieel zilverzand [m – MV] in Kiezeloöliet Formatie Profiel A-1-1' (West-Oost) Profiel A-2-2' (Zuid-Noord) Profiel A-3-3' (Zuid-Noord)
139 141 143 145 147
____________________________________________________________________
Inhoud Bijlage B:
• • •
Top potentieel zilverzand [m – MV] in Formatie van Stamproy Basis potentieel zilverzand [m – MV] in Formatie van Stamproy Profiel B-1-1' (Noord-Zuid)
149 151 153
____________________________________________________________________
Inhoud Bijlage C:
• • • • • •
Zilverzand in Nederland
Top potentieel zilverzand [m – MV] in Formatie van Oosterhout Basis potentieel zilverzand [m – MV] in Formatie van Oosterhout Profiel C-1-1' (West-Oost) Profiel C-2-2'-a (Zuid-Noord) Profiel C-2-2'-b (Zuid-Noord) Profiel C-2-2'-c (Zuid-Noord)
137
155 157 159 161 163 165
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5
Zilverzand in Nederland
138
Publicatiereeks Grondstoffen 2004/5