verhaal De Spaanse zilvervloot
Met een emmer in zijn hand loopt Jakob naar de reling van het schip. Aan het hengsel zit een touw dat Jakob aan de bovenste stang vastknoopt. Met een grote zwaai gooit hij de emmer over de reling en hij wacht tot hij een plons hoort. Dan haalt hij het touw langzaam naar boven en tilt de emmer met water over de reling. Met een zucht zet hij die op een kist. Dit is al de tiende emmer die hij heeft opgehaald. Samen met de andere scheepsjongens schrobt Jakob iedere dag het dek. Precies om acht uur moeten ze daarmee beginnen. Als ze te laat zijn, krijgen ze een stevige uitbrander van de kapitein. ‘Op mijn schip houdt iedereen zich aan de regels,’ heeft hij aan het begin van de reis gezegd. ‘Dat geldt voor officieren, matrozen en scheepsjongens.’ ‘Ook voor de grote baas?’ had een matroos geroepen. ‘Ook voor admiraal Piet Hein. Maar maak je over hem geen zorgen. Hij staat vroeger naast zijn kooi dan de meesten van jullie.’ Jakob maakt het touw los, loopt naar het midden van het schip en gooit het water over het dek. De andere jongens beginnen meteen te schrobben. Terwijl Jakob terugloopt naar de reling, kijkt hij naar de hoge mast. Plotseling blijft hij staan. Een vlag wordt driemaal op en neer gehaald. Jakob weet wat dat wil zeggen. De admiraal wil krijgsraad houden. En dat betekent dat er iets gaat gebeuren. De entering van een koopmansschip? Of zullen ze eindelijk een zilvervloot gaan aanvallen? Want daarom is de Amsterdam samen met een aantal andere schepen een halfjaar geleden uit Holland vertrokken. Na de Atlantische Oceaan te hebben overgestoken, zette Piet Hein meteen koers naar Havana om een Spaanse
CANON: MICHIEL DE RUYTER
zilvervloot op te wachten. Misschien dat het nu eindelijk gaat gebeuren! Op de Santa Ana Maria loopt Diego trots tussen de matrozen en de passagiers. Enkele weken geleden is het schip samen met dertig andere schepen vertrokken uit Vera Cruz in Mexico. Daar hebben ze zilver uit de zilvermijnen in het schip geladen. Nu zijn ze op weg naar Havana om vandaar de oceaan over te steken naar Spanje. Diego vindt het een hele eer om op dit schip te mogen varen. Toen hij klein was, droomde hij al van het leven op zee. Misschien wordt hij later wel kapitein of zelfs admiraal, net als Don Juan. Diego wringt zich tussen de passagiers door en gaat op een van de kanonnen zitten die tegen de wand van de stuurmanshut staan. Wat zou hij graag op dit Spaanse schip het bevel willen voeren. Geen enkele zeerover die het zou wagen om hem aan te vallen. Misschien af en toe een paar lastige kapers uit de Nederlanden, maar die zou hij met zijn geschut snel de stuipen op het lijf jagen. ‘Zo jochie, hoef jij niet te werken?’ Een koopman met gouden ringen aan zijn vingers kijkt hem vragend aan. Diego haalt zijn schouders op. ‘Wat een zooitje,’ bromt de koopman. ‘Ze zeggen wel dat onze vloot onverslaanbaar is, maar als de nood echt aan de man komt, weet ik dat zo net nog niet. Als de scheepsjongens al de hele dag liggen te luieren, wat moet dan de rest van de bemanning ...?’ De koopman wordt onderbroken door een bulderende stem.
De trek • verhaal: De Spaanse zilvervloot • pagina
‘Wie heeft het in zijn hoofd gehaald om alle kanonnen op het bovendek te zetten?’ Het is admiraal Don Juan de Benavides. Naast hem staat de kapitein van de Santa Ana Maria. ‘Er moest beneden ruimte gemaakt worden voor passagiershutten, admiraal,’ zegt de kapitein. ‘Wilt u de kanonnen weer zo snel mogelijk terug naar het onderdek brengen? Als u denkt dat we de kanonnen niet nodig hebben, dan moet u daar maar eens kijken.’ Don Juan wijst naar een klein scheepje dat tussen andere schepen vaart. ‘Ziet u dat scheepje daar met die vreemde vlag? Dat vaart zomaar tussen onze schepen door en ik kan niet eens een kanonschot afvuren om het weg te jagen!’ Snel springt Diego van het kanon en loopt naar de reling van het schip. Inderdaad, een klein scheepje met een vreemde vlag vaart gewoon mee met de schepen van de vloot. ‘Hé, jij daar! Zou je niet eens een handje helpen! Het is geen plezierreisje.’ De kapitein gebaart Diego dat hij moet helpen om de kanonnen naar beneden te sjouwen. Als Diego terug naar de kanonnen loopt, ziet hij de koopman staan. Zou die dan toch gelijk hebben? Op de Amsterdam spreekt admiraal Piet Hein zijn kapiteins toe. ‘Het heeft een hele nacht geduurd voor de Santa Ana Maria een schot afvuurde naar een van onze kleinere verkenningsschepen. Dat is een teken dat de Spanjaarden niet zijn voorbereid op een aanval. Over enkele uren zullen ze de baai van Matanzas bereiken. Die zullen ze waarschijnlijk binnenvaren om daar voor anker te gaan. Want er is te weinig wind om op volle zee te kunnen varen.’ ‘Wat is uw plan, admiraal?’ ‘We varen ze achterna. Wij zijn sneller
dan zij, zodat we ze gemakkelijk kunnen inhalen. Enter eerst wat kleinere koopmansschepen. Die zijn gemakkelijk te veroveren, omdat er weinig soldaten aan boord zijn. Op die manier maken we ze zenuwachtig. Zodra de hele vloot de baai binnenvaart, sluiten we ze in. Daarna varen we met onze sloepen naar de grotere zilverschepen. Neem zoveel mogelijk geweren mee, want die schepen zijn goed bemand. Ik zal zelf in de grootste sloep plaatsnemen.’ Met deze woorden besluit admiraal Piet Hein de krijgsraad. Als hij de kajuit uitgaat, draait hij zich nog even om. ‘Ook al zijn de Spanjaarden onze vijand,’ zegt hij, ‘gedraagt u allen als een waardig kapitein.’ Admiraal Don Juan de Benavides loopt zenuwachtig over het dek. Om hem heen klinkt gejammer van passagiers die angstig over de reling kijken. Ze hebben ontdekt dat er vreemde schepen dichterbij komen. Don Juan wordt kriegelig van al die passagiers. Als het aan hem had gelegen, had hij ze nooit meegenomen. Maar zijn bazen in Spanje denken alleen maar aan geld in plaats van aan veiligheid. En alsof het al niet erg genoeg is, is ook de wind gaan liggen. Hij moet zo snel mogelijk de baai van Matanzas bereiken en daar voor anker gaan. Hopelijk kunnen ze dan snel alles van boord halen en aan land brengen. Die vervelende Hollanders! Ze hebben meer schepen dan hij had verwacht en varen nu al urenlang achter hem aan. Het lijken wel muskieten! Maar hij moet toegeven dat hun bemanning beter is dan de zijne. Hoe is het anders mogelijk dat de Hollandse schepen sneller varen dan de zijne, terwijl er bijna geen wind is? Enkele kleine koopmansschepen hebben ze al ingepikt. Als hij niet opschiet, gaat de hele vloot eraan. Als er nou maar een beetje meer wind kwam, dan zou hij ze voor kunnen blijven. Hij moet er niet aan denken dat die Hollanders ...
De trek • verhaal: De Spaanse zilvervloot • pagina
Het wordt donker. Jakob legt de houten proppen tegen de wand van het onderdek. Ze zijn bedoeld om de gaten die door vijandige kogels in de romp worden geschoten dicht te stoppen. Hij hoopt dat het niet hoeft te gebeuren. Eén keer heeft hij meegemaakt dat een kogel een gat in de romp sloeg. Dat hadden ze gelukkig kunnen dichten voordat er veel water naar binnen was gestroomd. Hoe zal dit gevecht verlopen? De Spanjaarden staan bekend om hun sterke schepen. Maar tot nog toe hebben ze nog maar weinig schoten afgevuurd. Jakob loopt weer terug naar het bovendek. Hij ziet dat de Amsterdam de Spaanse schepen bijna heeft ingehaald. De matrozen zijn al bezig met het losmaken van de sloepen. Op het dek worden geweren uitgedeeld. Plotseling verschijnt admiraal Piet Hein. Hij stapt in de grootste sloep en geeft korte bevelen. Voordat hij de sloep laat zakken, kijkt hij rond. ‘Jij daar!’ Jakob kijkt op. ‘Jij komt bij mij in de sloep. Ik heb een stevige sjouwer nodig.’ ‘B...b...bedoelt u mij?’ ‘Ja, wie anders? Kom op, of durf je niet?’ ‘J...ja, natuurlijk, admiraal.’ Jakob rent naar de sloep. Hij weet niet wat hem overkomt. Dit is de eerste keer dat hij mee mag om schepen te enteren! En nog wel samen met admiraal Piet Hein! Op de Santa Ana Maria is het één grote chaos. Het schip is op een zandbank gelopen. Wanhopig proberen de passagiers het schip te verlaten. Sommigen proberen met een sloep weg te komen, anderen springen in het water om zwemmend de oever te bereiken. Don Juan beveelt luid schreeuwend dat iedereen op het schip moet blijven. Maar de passagiers en ook de bemanning zien de Hollandse sloepen angstaanjagend dichterbij komen. Iedereen wil zo snel mogelijk van boord. Slechts enkele
matrozen geven gehoor aan het bevel van hun admiraal en blijven op het schip. Kwaad loopt Don Juan naar het onderdek. Daar ontdekt hij dat de kanonnen onbemand zijn. Slechts één scheepsjongen is bezig om het kruit en de kogels klaar te leggen. Het is Diego. ‘Laat die kanonnen maar,’ zegt Don Juan. ‘De zilverkisten zijn belangrijker. Jij blijft hier. Mocht het zover komen dat het schip wordt veroverd, dan gooi je zoveel mogelijk kisten overboord. Begrepen?’ Diego knikt. Het is niet de eerste keer dat hij een aanval meemaakt, maar deze keer lijkt het ernst te zijn. Waar zijn de anderen gebleven? Moet hij in zijn eentje ...? Ondertussen is admiraal Don Juan terug naar het bovendek gerend. Bijna alle sloepen zijn te water gelaten. Hij kan nog net in de laatste sloep springen. Ik moet mijn manschappen terughalen, denkt hij. Ze moeten helpen om de zilverkisten in veiligheid te brengen. Maar als Don Juan de wal bereikt, is er niemand die naar hem wil luisteren. Iedereen is in paniek. Matrozen en passagiers verdringen elkaar om zo snel mogelijk het land in te vluchten. ‘Jullie gaan met mij mee terug naar de Santa Ana Maria,’ beveelt Don Juan een stel matrozen. Maar ze weigeren. Ze zijn bang dat ze door de Hollanders overmeesterd zullen worden. En zo moet Don Juan de Benavides vanaf de oever hulpeloos toezien hoe zijn schepen onbeschermd in de baai van Matanzas liggen. De Hollanders zullen er een makkie aan hebben. Aan boord van de Santa Ana Maria zijn nog maar enkele bemanningsleden. Daaronder bevindt zich een scheepsjongen die angstig tussen de zilverkisten zit en afwacht wat er gaat gebeuren. Piet Hein staat midden in de grote sloep, waaromheen drie kleine sloepen varen. Met zachte maar besliste stem geeft hij de
De trek • verhaal: De Spaanse zilvervloot • pagina
roeiers aanwijzingen. Ze varen behendig tussen de kleinere koopmansschepen door. Bij elk schip geeft Piet Hein het bevel om een geweerschot af te vuren. ‘Als jullie je zonder tegenstand overgeven, zullen jullie levens gespaard worden,’ roept hij naar de Spaanse matrozen, die met angstige blikken over de reling kijken. Zonder enige tegenstand geven ze zich over. Piet Hein beveelt enkele officieren uit de andere sloepen om het bevel over de veroverde schepen op zich te nemen. ‘Zorg dat de Spaanse bemanning goed behandeld wordt,’ zegt hij streng. ‘En laat niemand van onze matrozen aan de buit komen. Iedereen die probeert te plunderen, zal zwaar gestraft worden.’ Terwijl de kleinere koopmansschepen een voor een worden veroverd, nadert de grote sloep steeds dichter de Santa Ana Maria, het grote Spaanse admiraalsschip. Jakob zit op het randje van de sloep. Zijn hart begint steeds sneller te kloppen. Dit is dus waar het allemaal om is begonnen. Een Spaanse zilvervloot! Langzaam maar zeker komen ze dichterbij. Jakob kan de romp van het schip bijna aanraken. ‘Er worden kisten uit het schip gegooid!’ roept hij plotseling en hij wijst schuin naar boven. Piet Hein kijkt op en ziet wat er gebeurt. ‘Geef een waarschuwingsschot!’ roept hij. Een van de matrozen pakt zijn geweer en lost een schot in de lucht. Even gebeurt er niets. Maar dan wordt een tweede kist vanuit een kanonsopening in het water gegooid. ‘Nog een schot!’ schreeuwt Piet Hein. ‘En nu richten!’ De matroos laadt zijn geweer en wacht. Als een derde kist door de opening wordt geduwd, richt de soldaat zijn geweer en schiet. Met een knal spat de kist uit elkaar. ‘Vaar naar de opening waaruit de kisten naar buiten worden gegooid!’ beveelt Piet Hein. De roeiers trekken hun riemen aan.
Binnen enkele minuten is de boot onder het kanonsgat waar nu een vierde kist naar buiten wordt geschoven. ‘Kijk uit!’ Iedereen in de sloep duikt opzij. Met een enorme klap valt de kist precies op een roeiersbank midden in de boot. De bank breekt dwars doormidden. Het deksel van de kist springt open. Piet Hein kijkt met stralende ogen naar de inhoud van de kist. ‘Dat noem ik nog eens vangen,’ zegt hij lachend. ‘Een kist boordevol met zilver. En geloof me, daar zijn er nog heel wat meer van in dit schip!’ Hij wijst enkele mannen aan en zegt: ‘Jullie klimmen met mij naar boven. En jij,’ zegt hij tegen Jakob, ‘jij gaat ook mee.’ Even later klauteren ze naar boven, terwijl enkele matrozen schoten afvuren. Als ze op het dek zijn, zien ze enkele Spaanse matrozen bibberend in een hoekje staan met hun geweren in de hand. Op bevel van Piet Hein laten ze die snel uit hun handen vallen. Jakob moet ze oprapen en bij elkaar leggen. Hij voelt zich trotser dan ooit. Hier staat hij dan. Naast Piet Hein met wie hij samen de grote Spaanse zilvervloot heeft veroverd! Plotseling hoort hij weer een plons naast het schip. Jakob kijkt over de reling. ‘Er worden nog steeds kisten in het water gegooid,’ roept hij. ‘Ik zal hem krijgen!’ roept Piet Hein en hij rent met een geweer in zijn hand naar het onderdek. Angstig luistert Jakob of er een schot valt. Maar in plaats daarvan klinkt er een angstige jongensstem. Even later komt Piet Hein terug op het bovendek. Naast hem loopt een scheepsjongen die door Piet Hein aan zijn oor wordt meegetrokken. In de sloep zit Jakob naast de Spaanse jongen die gevangen wordt meegevoerd naar de Amsterdam. Piet Hein stelt hem de ene vraag na de andere. De jongen antwoordt met een angstige blik in zijn
De trek • verhaal: De Spaanse zilvervloot • pagina
ogen. Jammer genoeg kan Jakob niet verstaan wat ze zeggen. De admiraal spreekt dezelfde taal als de jongen. Na een tijdje klopt Piet Hein de jongen op zijn schouder. De mannen in de sloep kijken hun admiraal vreemd aan. ‘Deze jongen heeft alleen maar zijn plicht gedaan,’ zegt Piet Hein. ‘Terwijl de anderen op de vlucht gingen, bleef hij op het schip om de buit te bewaken. Voor een dappere vijand moet je respect hebben.’ De mannen knikken. Piet Hein gebaart de jongen dat hij naast Jakob moet gaan zitten. ‘Ik heb hem gezegd dat hij bij jou moet blijven,’ zegt hij tegen Jakob. ‘Jij moet op hem letten. Zijn naam is Diego. Weet je wat dat in het Hollands betekent?’ Jakob schudt met zijn hoofd. ‘“Diego” is Spaans voor “Jakob”. Jullie zijn naamgenoten.’ Een week lang blijft de Hollandse vloot in de baai van Matanzas om alle schatten over te laden. Al die tijd blijven Jakob en Diego bij elkaar. In het begin kijken ze elkaar amper aan, maar na een paar dagen kunnen ze het goed met elkaar vinden. Als de laatste kisten zijn overgeladen, worden de Spaanse gevangenen aan land gezet. Ze krijgen allemaal een grote zak met eten mee. Ook Diego. Als Diego van boord gaat, geeft Piet Hein hem stiekem een zilverstuk. ‘Laat het in Spanje aan niemand zien,’ fluistert hij tegen Diego. ‘Anders denken ze dat je het hebt gestolen. Bewaar het voor jezelf als aandenken, omdat je tot het laatst toe je plicht hebt gedaan.’ Daarna geeft Piet Hein het bevel om terug te varen naar Holland. Alle matrozen juichen. Terug naar huis! Waar familieleden op hen wachten. Waar landgenoten benieuwd zijn hoe de kaapvaart is verlopen. En waar een forse beloning wacht.
Enkele maanden later staat Jakob tussen een juichende menigte in ’s-Gravenhage. Toen ze in Holland aankwamen, was het grote nieuws van de verovering al bekend. De naam van Piet Hein werd door iedere burger met trots genoemd. Eindelijk had Holland de Spaanse koning een flinke slag toegebracht. Zonder zilver zou het voor de koning van Spanje erg moeilijk worden om de oorlog te betalen. Het Hollandse volk is in een juichstemming. Nu zal de Spaanse koning wel anders piepen! Terwijl de mensen Piet Hein toeroepen, denkt Jakob terug aan de Santa Ana Maria. Aan de zilverkisten die overboord werden gegooid. Aan de jongen die gevangen werd genomen. Aan Diego, zijn naamgenoot. Op dezelfde dag loopt ergens in Spanje een jongen over een groot plein. Hij luistert naar de opgewonden stemmen van de omstanders. Er wordt schande gesproken over matrozen, over kapiteins, maar vooral over een admiraal. De naam van de admiraal is Don Juan de Benavides. Hij zou zijn schip in de steek hebben gelaten. Zijn schip dat beladen was met zilverkisten. Hij moet terechtgesteld worden! Samen met zijn hele bemanning. Tot en met de scheepsjongens toe! Stilletjes sluipt de jongen weg, een van de nauwe straatjes in. Zijn linkerhand houdt hij angstvallig in zijn broekzak. Zijn vingers omklemmen een waardevol zilverstuk. © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
De trek • verhaal: De Spaanse zilvervloot • pagina