ZIELENRUIL Het beeld Het beeld in het Tropenmuseum Madonna (after Omomá and Céline) van de Nederlandse kunstenaar Roy Villevoye is op het eerste gezicht glashelder: een man houdt een baby vast. Maar je hoeft er maar even bij stil te staan of talloze vragen wrikken zich los. Wat doet die zwarte man met die witte baby in zijn handen? Waarom zijn ze allebei zo eenzelvig, zo verzonken in hun eigen wereld? De man kijkt gespannen, geconcentreerd voor zich uit, maar ziet hij werkelijk wat? De baby lijkt zich niet bewust van haar omgeving. Zij is, zo te zien, net uit bad geschept, nog rozig, of misschien wel pas geboren en in de handen van de man gelegd. Wie is die man eigenlijk? Zijn blote voeten en zijn tanige lichaam verraden een leven buiten gebaande paden. Wat doet het beeld in het Tropenmuseum? Is het soms een politiek beeld? Als het kind zwart of de man wit zou zijn, zouden we ons deze vragen dan ook stellen?
Ruil Zeker is dat Roy Villevoye (1960) sinds 1992 regelmatig naar Papoea reist, het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea. Daar is hij ‘kind aan huis’ geworden bij de Asmat. Hij leeft en woont tussen hen en koestert er zijn vriendschappen. Als hij naar Papoea gaat, neemt hij van alles mee: kleding, gereedschap, materiaal, geschenken, voorwerpen om te ruilen. Als hij teruggaat, krijgt hij omgekeerd ook weer van alles mee: voorwerpen, ervaringen. En in die uitwisseling en ruil kan van alles ontstaan. Een mooi voorbeeld daarvan is het T-shirt werk van Villevoye. Tijdens zijn eerste bezoek had hij als geschenk een werk van zich zelf meegenomen (Matching Colors): een T-shirt waarop hij cirkels had gedrukt die tezamen een staalkaart van de menselijke huidkleur vormen, gestanste gaten toonden de huidskleur van de drager. Bij een van zijn volgende bezoeken viel het Villevoye op dat de Asmat hun eigen T-shirts altijd al bewerkt hadden, zoals zij dat met al hun kleding deden. Zij maakten er gaten in, scheurden ze open en plooiden ze tot sculpturale kledingstukken. De rafels en gaten accentueerden de kracht van hun lichaam en toonden spieren en pezen. Een vorm van versiering die hun oorsprong heeft in het gewelddadige boetseren van hun lichaam: het snijden van diepe littekens die het naakte bestaan zijn kracht en eigen gezicht moest geven. Het T-shirt van Villevoye bleek naadloos in die lange traditie te passen. Getroffen door deze onverhoedse parallellie verzamelde Villevoye bewerkte T-shirts, waaronder dat van hemzelf, en kleedde in Nederland paspoppen aan met de gerestylde kledingstukken (Red Calico). Het werk van Villevoye gaat over zulke veranderingsprocessen. Door uitwisseling, toeeigening en ruil veranderen de dingen van betekenis, zeker als er sprake is van culturele verschillen. Mogelijk past Villevoyes Madonna ook in zo’n veranderings- en uitwisselingsproces. Het heeft er immers alle schijn van dat we getuige zijn van een ruil.
Geschiedenis Aan de rand van ons bewustzijn spoken eeuwenoude verhalen over de verwisseling van baby’s, het stelen en roven van kinderen door vijandige stammen of wrede veroveraars, het gedwongen afstaan van pasgeborenen. Wie net een kind heeft gekregen herinnert zich dit opeens weer met volle, angstige kracht en wijkt nauwelijks van zijn zijde, de wieg en wandelwagen altijd binnen handbereik. Vanuit dat perspectief is het nauwelijks denkbaar dat Madonna een werkelijke ruil verbeeldt, niemand staat zijn kind zo maar af. En roof kan ook uitgesloten worden want daarvoor houdt de man het kind te omzichtig, te plechtig vast. Zijn bevroren houding en verbijsterde blik lijken op die van Jozef uit schilderijen die de geboorte van Christus weergeven. Net als Jozef lijkt hij oog in oog te staan met het onbegrijpelijke raadsel van het bestaan. Maar anders dan Jozef heeft hij het nu in handen. Al is het onwaarschijnlijk dat Madonna een werkelijke ruil inhoudt, dan kan het nog wel om een symbolische ruil gaan, zoals het worden van bloedbroeders. Met het vermengen van wat druppels bloed en het drinken ervan word je bloedbroeders. Werkelijk van bloed ruilen doe je niet en echte broers word je evenmin. Het symbolische ritueel is de plechtige bezegeling van een verbond. Het kind in de handen van de man kan de bezegeling van een dergelijk verbond zijn. Maar zo’n verbond sluit je niet zo maar, daar gaat een geschiedenis van toenadering, van vertrouwen en verlangen naar een gedeelde toekomst aan vooraf. De vraag is om welke geschiedenis het dan gaat. Is het de persoonlijke geschiedenis van Roy Villevoye, van de verschillende momenten van zijn verblijf in Papoea? Zegt het beeld alleen iets over Villevoyes verhouding met de Asmat of figureert het nog in een grotere, misschien wel historische en/of politieke geschiedenis? Maakt het deel uit van de geschiedenis van Nederland en Nieuw-Guinea, van Europa en zijn koloniale verleden, van de ontdekkingsreizen en de verovering van verre gebiedsdelen? Het Tropenmuseum zegt op zijn site dat het presenteert, onderzoekt en de kennis van en wisselwerking tussen culturen bevordert. Wie er komt, zo staat er ook, maakt een reis door de tijd, vindt er de mooiste verhalen en ziet voorwerpen uit de gehele wereld. Het feit dat Madonna in de collectie van het Tropenmuseum is opgenomen, geeft aan dat het om beide geschiedenissen moet gaan: die van Villevoye en de grote verhalen van de wereld waarin hij verkeert – en vanzelfsprekend de wisselwerking daartussen. Er is immers geen individuele geschiedenis denkbaar zonder algemene - en omgekeerd.
Nieuw-Guinea Nieuw-Guinea maakte deel uit van Nederlands-Indië en bleef na de onafhankelijkheid van Indonesië nog een tijd in Nederlandse handen. Nederland wilde zijn invloed in de regio niet verliezen. Over Nieuw-Guinea deden de wildste verhalen de ronde. De Papoea’s zouden woest en oorlogszuchtig zijn, kannibalisme zou heel gewoon zijn en blanken moesten er vrezen voor hun leven. Omdat de Nederlanders zich voornamelijk aan de kust ophielden, wisten ze weinig van de vele volken die in het binnenland leefden. In 1962, na internationale druk, door Indonesië aangewakkerde onlusten, doden en politieke verwikkelingen, was Nederland gedwongen Nieuw-Guinea over te dragen aan Indonesië. De Papoea’s zelf wensten onafhankelijkheid – en nog steeds. Als Villevoye achter de Asmat aan door het regenwoud loopt, spookt de geschiedenis tussen de bomen. Maar dat belemmert hen niet hun eigen weg te gaan.
Verzameling De voorwerpen in het Tropenmuseum hebben allemaal hun eigen verhaal, hun eigen verleden. Ze zijn verzameld in opdracht van het museum, door particulieren, door instellingen, ze zijn geschonken, gevonden, meegenomen, gered, bewaard, gekoesterd – en dat met het idee dat alles wat de mens doet en maakt, betekenis heeft en daarom belangrijk is. Maar ook zijn ze het tastbare bewijs van een grenzeloze nieuwsgierigheid naar de ander, naar de wereld en haar verschijningen. Altijd hebben mensen dingen meegenomen als ze op reis gingen – en kwamen ze met nog meer terug dan ze vertrokken. Souvenirs moeten de herinnering aan de vreemde wereld levend houden, zorgvuldig verzamelde voorwerpen het interieur verrijken en privécollecties aanvullen. Na overlijden van de eigenaar kunnen die voorwerpen in musea als het Tropenmuseum terecht komen. Soms blijven het verzamelingen ‘op locatie’, in tact gehouden door de nabestaanden. Een voorbeeld van zo’n minicollectie is die van de excentrieke Duitse vorst en landschapsarchitect Hermann Fürst von PücklerMuskau. Daarin weerspiegelt als in alle verzamelingen zich zowel zijn persoonlijk verlangen naar andere culturen als de codes van zijn tijd.
Privéverzameling Von Pückler (zijspoor) Von Pückler maakte ondermeer een reis van meer dan vijf jaar door de Oriënt. Hij trok door Turkije, Libanon, Egypte. Na terugkomst liet hij een aantal vertrekken in zijn paleis in het stadje Cottbus geheel in oriëntaalse stijl inrichten. Zijn in het oosten verzamelde meubels, wapens en siervoorwerpen kregen er hun natuurlijke plek. Hier trok Hermann von Pückler zich regelmatig terug om zijn reis te herbeleven. De kamers waren zijn tijdmachine die hem naar andere werelden transporteerden maar ook zijn imaginaire lieux de memoires, zijn herinneringsplekken. Als uit de belendende muziekkamer zijn lievelingsmuziek klonk dan voelde hij, zoals hij in een brief schrijft, hoe de donkere nachten van Egypte zich zacht over hem heen vlijden. Omdat Von Pücklers herinneringen niet de onze zijn, hebben de kamers hun intimiteit verloren. Het zijn stijlkamers of gewoon negentiende-eeuwse museumvertrekken geworden. Wel kunnen we aan de hand van zijn verzameling en de manier waarop hij de vertrekken heeft laten decoreren ons een voorstelling vormen van wat hem in het oosten aangetrokken heeft. Maar ons echt in zijn verhalen verplaatsen, zijn geschiedenis beleven als de onze kan alleen als we onze eigen geschiedenis in die van hem over te laten lopen – door als het ware in een magische uitruil van voorwerp, geschiedenis, fantasie en verhaal een beetje Von Pückler te worden. Elke geschiedenis drijft in de branding van zijn eigen tijd. Zou in de oriëntaalse vertrekken van Von Pückler één voorwerp ontbreken dan was de presentatie van zijn geschiedenis een verhaal zonder keerzijde, een slap plaatje van bordkarton. Het zwarte dodenmasker in een van de vitrines wekt onverhoeds Machbuba tot leven en laat de golfslag van de tijd binnendringen. Toen zij veertien was, kocht Von Pückler haar op de slavenmarkt in Cairo. Aanvankelijk zijn bediende werd zij zijn geliefde en studente. Na zijn reis nam hij haar mee naar huis waar zijn vrouw al vijf jaar op hem wachtte. Tot haar vroege dood bleef Machbuba met Von Pückler en zijn vrouw op het landgoed, de verbijsterde adel en de buitenwereld in het verhitte ongewisse latend.
Museum en Madonna Zo beschouwd is het museum een ruilplaats waar, onzichtbaar en in stilte, voorwerpen, ervaringen, belevenissen van plaats en eigenaar verwisselen. De plaats waar fantasie en voorstellingsvermogen de voorwerpen tot leven brengen en wij ze ons kunnen toeeigenen om ze tot ons verhaal te maken. Mogelijk zonder dat we ons dat bewust zijn, wordt dat verhaal gestuurd door wat er is. De objecten in de zalen, de voorwerpen in de vitrines, de manier waarop ze belicht (of onderbelicht) worden, het verhaal waarin ze zijn ingebed, zijn bepalend voor hoe wij naar de dingen kijken en de verhalen die wij bedenken. En wat er niet is, wat niet gezegd wordt krijgt in die verhalen geen plaats. Juist daarom, om de verhalen te kunnen completeren, om de onvermijdelijke gaten op te vullen moet het museum zijn collectie steeds opnieuw arrangeren, aanvullen en opladen met nieuwe betekenissen. Madonna van Roy Villevoye in het Tropenmuseum is een nieuw knooppunt van vragen, een spil van draden voor het weven van verhalen. Het wekt herinneringen aan andere beelden en ensembles uit de geschiedenis van het museum op. Zijn adembenemende levensechtheid werkt als een stroomstoot die de bezoeker en de collectie elektrificeert. Het leven springt van achter de voorwerpen te voorschijn, het popelde al tijden om de schermen van de abstractie te ontvluchten. Madonna gaat een direct verband aan met de diorama’s van de kunstenaar Gerrit Schoutens uit de collectie. Zijn kijkkasten zijn wonderlijke uitsneden van het dagelijkse leven in Suriname in het begin van de negentiende eeuw. Zij hebben de onontkoombare werking van de kijkkast: het aandachtige kijken laat je verdwijnen. Het leven van toen openbaart zich in alle directheid. De kijkkasten zijn bevolkt met zorgvuldige gemaakte figuurtjes van papier. Deze wijden zich in een realistisch weergegeven decor aan hun dagelijkse bezigheden. De kijkkasten vonden gretig aftrek bij de mensen die van elders naar Suriname kwamen en iets mee terug naar Europa wilden nemen: een levend bewijs van het andere leven. In Schoutens Slavendans uit 1830 is te zien hoe slaven hun jaarlijkse feest vieren. Zij dragen voor, dansen en zingen. Wat je niet hoort, is dat de liederen kritische boodschappen bevatten en reflecties over de omstandigheden waarin de slaven verkeerden. Wat je niet meteen weet is dat de slaven blootsvoets zijn en dat alleen de vrijen schoenen mogen dragen. Ook al ogen de drie dimensionale diorama’s nog zo realistisch zij krijgen pas in de vierde dimensie van de verhalen hun betekenis. Ooit, ergens in de jaren ‘30 van de vorige eeuw, stond er in het Tropenmuseum een gipsen Papoea tegen een achtergrond van schilden, speren en voorwerpen. Op de foto’s die van deze installatie zijn overgebleven, ziet de Papoea er krijgshaftig uit – zoals de mensen in die tijd, onder de druk van oorlogsdreiging en opkomend fascisme, elkaar zagen. Voor de kenner is het een raar beeld: de Papoea is in Amsterdam gemaakt, in elkaar gezet aan de hand van foto’s en andere overgeleverde beelden. De voorwerpen die zijn lichaam sieren en bedekken evenals de wapenuitrusting op de achtergrond zijn niet van een bepaald volk, de schilden hangen op hun kop. Het is een allegaartje alsof een beeld van een Fransman is getooid met Engelse bolhoed, een Duitse Lederhose, Hollandse klompen en de rode lap van een Spaanse stierenvechter. De gipsen Papoea is een constructie, een fantasie die tussen de regels door vertelt van de bange jaren 30, van de gaten in het onderzoek, van de onvolkomenheid van de waarneming. Er is nog een ‘fantasiebeeld’ van een Papoea in de collectie van het Tropenmuseum: Vader die het haar van zijn kind doet (rond 1920) van de Nederlandse ambachtsman Jan Smout. Ook hij maakte zijn beeld aan de hand van een foto uit 1903. Omdat het eindresultaat meer Javaans aandoet, is zijn realisme eerder abstract dan concreet. En dat verhoogt merkwaardig genoeg de intimiteit van de voorstelling. Het geeft er een algemene betekenis aan: het is het beeld van de relatie tussen ouders en kinderen. Maar stel dat het kind een witte huid zou hebben en de man een donkere, of omgekeerd, zouden wij het dan anders bekijken? Zou het de tederheid op het spel zetten?
Voor een schilder is dat zeker anders: het contrast tussen zwart en wit, tussen licht en donker en alle schakeringen en overgangen daartussen bepalen voor hem de betekenis van beelden. Villevoye is van huis uit schilder en de werking en kleur van de huid zijn voor hem belangrijk zoals zichtbaar in het eerder genoemde T-shirt werk (Matching Colors). Door daar mee te spelen zet hij bestaande verhoudingen op scherp en stelt hij zekerheden van de kijker op de proef. Het uitspelen van het wit en zwart in Madonna is daar een voorbeeld van, evenals zijn eerdere werk Same.
Het kind In Madonna gaat het niet alleen om kleur en licht maar ook om het werkelijk gelijkend portret. Madonna van Villevoye is naar het leven gemaakt. Omomá, de man met de baby in zijn handen, was in 2000 samen met zijn broer Satí naar Amsterdam gevlogen, beide zijn houtsnijder. Zij kwamen regelrecht vanuit het regenwoud om de wereld waar Roy Villevoye vandaan kwam met eigen ogen te aanschouwen. Met Villevoye bezochten zij zijn vrienden, wandelden ze door de stad, gingen ze naar het Vondelpark waar ze boomstammen uitzochten om daar in hun tijdelijke atelierwoning in de Jordaan voorouderbeelden van te maken. Echt thuis voelden ze zich in de nabijheid van Villevoyes dochter, Céline. Het werkelijke leven is voor hen daar waar het is verbonden met kinderen - en waar het wordt doorgegeven met kinderen. Zij konden zich met het leven in Nederland en met dat van Villevoye in het bijzonder vereenzelvigen omdat het kind er zijn eigen plaats heeft. De vereenzelviging is wederzijds: Omomá is als beeld een mens van vlees en bloed geworden. Hij is geen gipsen abstractie, geen antropologisch type als de Papoea of een papieren knipsel als de Surinaamse slaven. Hij is een individu wiens gedachten we kunnen peilen en wiens gevoelens we kunnen delen als we hem maar dicht genoeg benaderen – in wie wij het raadsel van de mens kunnen ontdekken en aan wie wij onze kinderen in handen kunnen geven.
Ziel Tijdens zijn lange reis schreef Hermann von Pückler op een gegeven moment dat hij bang was weer naar huis te gaan. Hij vreesde dat hij zo veranderd was dat hij niet meer zou aarden. Het was alsof zijn ziel geruild was tegen een andere. Dat is het lot dat een ieder treft die de wereld in gaat: Roy Villevoye, Omomá, Céline, de bezoeker van het Tropenmuseum, ieder ruilt tijdens zijn reis zijn ervaringen en ideeën tegen nieuwe in, kijkt verwonderd naar wat hij krijgt en weggeeft en verschiet van kleur. Tot slot: veel vragen zijn gesteld. In sommige van die vragen zat het antwoord besloten, op andere is een antwoord als mogelijkheid gegeven. Maar Madonna (after Omomá and Céline) zal altijd meer vragen oproepen dan aan antwoorden gegeven kan worden. Zolang we evenwel vragen blijven stellen leeft de geschiedenis voort en glinstert achter elk masker het oog van een levend verhaal. Lex ter Braak