Zichtbaar door agressie, of voor altijd onzichtbaar? De relatie tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag bij kinderen
Stephanie Kouijzer
Bachelorthesis Kinder- en Jeugdpsychologie
Universiteit van Tilburg Faculteit der Sociale Wetenschappen Departement Psychologie en Gezondheid Begeleidster: M. Braeken
Anr: S131060
Juni 2009 1
Samenvatting
In dit literatuuronderzoek probeert men een antwoord te vinden op de vraag wat de relatie is tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag bij kinderen. Bij emotionele mishandeling zie je dat anderen, vaak de ouders, gedrag uiten naar het kind wat ervoor zorgt dat het kind gaat denken dat hij waardeloos en niet geliefd is. Door emotionele verwaarlozing gaan kinderen dit ook denken, maar bij verwaarlozing wordt er helemaal geen of nauwelijks meer aandacht besteed aan het kind en wordt er verder vaak gefaald in het verstrekken van psychologische zorg. Door emotionele verwaarlozing en mishandeling kunnen kinderen agressiever zijn dan hun leeftijdsgenoten. Dit kan onder andere liggen aan de interactie met de ouders, de verkeerde interpretatie van gezichtsuitdrukkingen of de hersenen kunnen er een rol bij spelen. Verder zit er een verschil in agressief gedrag tussen jongens en meisjes, waarbij het gaat om fysieke en relationele agressie.
2
Inhoudsopgave
Inleiding
p. 4 t/m 7
Methode
p. 8
Resultaten
p. 9 t/m 15
-
Wat zijn de oorzaken van het agressieve gedrag?
p. 9 t/m 11
-
In welke mate is er een relatie tussen emotionele
p. 12 t/m 13
verwaarlozing/ mishandeling en agressief gedrag? -
Is er verschil tussen meisjes en jongens in agressief
p. 14 t/m 16
gedrag?
Discussie
p. 17 t/m 21
Literatuurlijst
p. 22 t/m 24
3
Inleiding
Er zijn veel kinderen die mishandeld worden en wat velen niet weten is dat verwaarlozing de meest voorkomende vorm is van de overkoepelende term mishandeling (Kotch et al., 2008). Dit betekent dus dat mishandeling nog vaker voorkomt dan dat we ons al voor kunnen stellen. Ook is het zeer moeilijk om er achter te komen hoeveel kinderen er jaarlijks worden mishandeld. Dit komt, doordat het vaak niet wordt gezien door mensen buiten de familie of dat mensen binnen de familie het niet rapporteren (Dubowitz & Bennett, 2007).
Kindermishandeling kan eigenlijk omschreven worden als elke vorm van onrecht tegen kinderen. Vaak vind het plaats binnen een relatie waarbij het kind afhankelijk is van diegene die hem of haar mishandelt. Hierdoor ontstaat er schade bij het kind of zou dit in de toekomst kunnen ontstaan (Hermans, 2005). Kindermishandeling kan plaatsvinden op verschillende gebieden, waaronder fysiek, seksueel of op psychisch gebied (Gilbert et al., 2009). Fysieke mishandeling vindt plaats als men fysieke kracht gebruikt tegen het kind. Men wil met deze kracht zorgen voor een fysieke verwonding door bijvoorbeeld te slaan, te schoppen, of het kind te vergiftigen. Men spreekt van seksuele mishandeling als een kind seksueel contact of seksuele interactie heeft met de verzorger tegen de wil van het kind in. Hierbij is te denken aan penetratie, herhaaldelijk aanraken van het lichaam of het kind blootstellen aan seksuele activiteiten en prostitutie. Als laatste heb je emotionele mishandeling, wat ook wel psychologische mishandeling genoemd wordt. Hierbij uit men gedrag naar het kind, wat er voor zorgt dat het kind gaat denken dat hij waardeloos, niet geliefd en ongevraagd is (Gilbert et al., 2009). Dit gedrag bevat vaak verbale dreigingen, maar ook dat men het kind ‘de grond in drukt’ en een vijandige houding naar het kind aanneemt. Naast dit wordt het kind vaak ook gezien als de zondebok, wordt het gekleineerd en uitgescholden. Ouders kunnen verder bepaalde vormen van straf toepassen, zoals het kind altijd opsluiten in een donkere kast (Glaser, 2002). Deze vorm van mishandeling vind je meestal terug in alle soorten van mishandeling en daarom zijn hiervan de specifieke psychologische gevolgen nog niet helemaal duidelijk (Glaser, 2002).
4
Naast deze wat kleinere vormen van mishandeling heb je ook nog een vorm van mishandeling die zelf ook weer kleinere vormen kent, namelijk verwaarlozing. Er is geen eenduidige definitie van verwaarlozing, maar wat wel alle definities met elkaar gemeen hebben is dat men bij verwaarlozing niet voldoet aan een of meer van de basisbehoeften die een kind nodig heeft, zoals de fysieke, emotionele, medische of educatieve behoeften. Ze krijgen bijvoorbeeld niet voldoende voeding, hebben een slechte hygiëne of men kan de veiligheid van het kind niet verzekeren. Het kind krijgt vaak zeer weinig of zelfs geen liefde en zij lijden hieronder (Smith, 2004). Er wordt binnen het gebied verwaarlozing vaak een onderscheid gemaakt in drie soorten: fysieke, emotionele en ontwikkelingsverwaarlozing. Bij fysieke verwaarlozing kijken de ouders niet of nauwelijks om naar de gezondheid van hun kind en letten ze in het geheel niet zo op het kind. Zo kan het gebeuren dat een kind van twee jaar oud ’s nachts helemaal alleen over straat loopt. Bij ontwikkelingsverwaarlozing zie je dat men bijvoorbeeld het kind niet naar school laat gaan, men het toestaat om te spijbelen en zien de ouders vaak niet dat het kind speciale educatieve behoeften heeft (Mash & Wolfe, 2005). Een derde vorm van verwaarlozing is emotionele verwaarlozing. Hierbij ziet men dat ouders opvallend weinig of geen aandacht besteden aan de behoeften van affectie die een kind nodig heeft. De ouders besteden zeer weinig aandacht aan het kind en ze falen vaak in het verstrekken van psychologische zorg. Er wordt emotioneel dus zeer weinig omgekeken naar het kind, waardoor het kind weinig warmte en veiligheid voelt bij de ouders. Ook vindt er vaak maar zeer weinig communicatie plaats tussen de ouders en het kind (Mash & Wolfe, 2005).
Al deze vormen van mishandeling en verwaarlozing bij kinderen kunnen invloed hebben op verschillende functioneringsgebieden, zoals op biologische en gedragsgebieden. De mate van deze invloed kan afhangen van het soort mishandeling en hoe het kind met de mishandeling omgaat (Manly, Kim, Rogosch, & Cicchetti, 2001). Zo kan mishandeling zorgen voor een groter risico bij het kind op gedragsproblemen. De gedragsproblemen worden sterk bepaald door wanneer de mishandeling plaats vindt in de ontwikkeling van het kind (Gilbert et al., 2009). Deze gedragsproblemen worden in de literatuur vaak nog onderverdeeld in internaliserend en externaliserend gedrag. Bij internaliserend gedrag kan een kind teruggetrokken, angstige en depressieve gedragingen
5
ontwikkelen die eerder de interne psychologische omgeving van het kind beïnvloeden dan de externe omgeving (Liu, 2004). Externaliserend gedrag is een groep van gedragingen die tot uiting komt als naar buiten kerend gedrag bij het kind. Gedragingen die er vaak mee gerelateerd worden zijn hyperactief en agressief gedrag. Ondanks dat deze kinderen hun omgeving negatief beïnvloeden door de agressie die ze uiten naar anderen, heeft het externaliserend gedrag ook een negatief effect bij hen zelf. Ze kunnen dan wel agressief zijn, maar van binnen kunnen ze op dat moment ook angst ervaren. De agressie die dit kind uit, bestaat vaak uit fysieke of verbale bedreigingen die anderen (kinderen, de ouders of dieren) ‘schaden’. De oorzaak van deze agressie kan zijn dat het kind zichzelf wil beschermen of dat ze juist anderen kwaad willen doen (Liu, 2004). Er kan bij agressie een onderscheid gemaakt worden tussen relationele en fysieke agressie. Van relationele agressie spreekt men als er sociaal manipulerend gedrag plaatsvindt, zowel openlijk als gesloten. Dit gedrag wordt gebruikt om de relatie tussen individuen te beschadigen en kan bestaan uit het terugtrekken uit vriendschappen, anderen buitensluiten, of over anderen roddelen en deze roddels verspreiden. Fysieke agressie bestaat meer uit het slaan/schoppen van anderen en dus de fysieke kracht gebruiken om de ander pijn te doen (Cullerton-Sen et al., 2008).
In dit literatuuronderzoek wordt er gekeken naar de relatie tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag van het kind. Naar dit emotionele deel is echter nog maar weinig onderzoek gedaan. Hierdoor wordt er in dit literatuuronderzoek vooral gekeken naar mishandeling en verwaarlozing in het algemeen, waar het emotionele deel ook onder valt. Een aantal specifieke resultaten van emotionele verwaarlozing en mishandeling zullen wel aan bod komen. Het is van belang om hier naar te kijken, omdat tegenwoordig bewezen is dat emotionele verwaarlozing en mishandeling schade veroorzaken in de ontwikkeling van het kind en op latere leeftijd wanneer ze volwassen zijn. Zo kan men denken aan emotionele- , cognitieveof gedragsmoeilijkheden. Ook op korte termijn kunnen er psychologische en emotionele gevolgen zijn, zoals angst en een lage zelfwaarde (Glaser, 2002). De probleemstelling van dit onderzoek is wat de relatie is tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag van het kind. De vraagstellingen die hierbij behandeld worden zijn: -
Wat zijn de oorzaken van het agressieve gedrag?
6
-
In welke mate is er een relatie tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag?
-
Is er verschil tussen meisjes en jongens in agressief gedrag?
7
Methode
Er is tijdens dit literatuuronderzoek gebruik gemaakt van de volgende database bestanden voor het zoeken naar informatie: Sciencedirect, The Lancet, PubMed en de UvT bibliotheek. Verder is er gebruik gemaakt van Google Scholar en Google Books. De Nederlandse termen die gebruikt zijn tijdens het zoeken zijn: mishandeling, verwaarlozing, kindermishandeling, kinderen, externaliserend gedrag, agressie, agressief gedrag. De Engelse termen/combinaties die gebruikt zijn tijdens het zoeken zijn: neglect and children, emotional neglect and children, dissociation and maltreated children, school functioning and maltreated children, neglect children and anxious, maltreated children and psychosocial development, neglected children and emotions, externalizing behaviour and maltreatment, emotional maltreatment and aggression, externalizing behaviour, aggression and neglect, behaviour consequences. Van de artikelen en een aantal boeken die gebruikt zijn, zijn alleen de elektronische versies gebruikt.
Alleen de term maltreatment of neglect leverde teveel artikelen op. Om dit te voorkomen zijn veel termen samen genomen met maltreatment of neglect, zodat er een specifiekere zoekopdracht ontstond. Zo is maltreatment en neglect vaak samen genomen met aggression, externalizing behavior en psychosocial development. Met deze termen en bovenstaande termen is er in verschillende databases gezocht. Via de UvT bibliotheek werd er gezocht via Online Contents tijdschriftenartikelen UvT. Hier werd altijd gezocht in alle velden. Eerst werd er altijd gezocht op één term. Bij teveel resultaten werd er gezocht op twee termen, met het woord AND ertussen. Hierbij werd er nog wel steeds gezocht in alle velden. Er is meestal gebruik gemaakt van de database Sciencedirect. Bij Sciencedirect werd er gezocht via de zoekopdracht Advanced Search. Hierbij werd er gezocht op twee termen en eerst altijd in ‘all fields’. Wanneer dit teveel resultaten opleverde, is er gezocht in ‘Abstract, Title, Keywords’. Bij een aantal zoekopdrachten is er verder een limit genomen van 2008. Ook is er wel eens gebruik gemaakt van limit to Child and Abuse. Er zijn ook artikelen gevonden door gebruik te maken van de literatuurlijst aan het einde van een artikel. Deze zijn vervolgens online gezocht in volledige versie. Hierbij kwam men vaak terecht op verschillende databases, waaronder de hierboven vernoemde. 8
Resultaten
Wat zijn de oorzaken van het agressieve gedrag? Uit eerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat kinderen die mishandeld en verwaarloosd worden meer gedragsproblemen en emotionele moeilijkheden laten zien dan andere kinderen. Zo hebben ze meer externaliserende problemen en zijn ze agressiever (Cullerton-Sen et al., 2008). Maar hoe komt het dat deze kinderen agressiever zijn? Hier heeft men nog geen eenduidig antwoord op gevonden (Lee & Hoaken, 2007). Er zouden verschillende factoren van invloed kunnen zijn. Een aantal worden er hier in meer detail besproken, waaronder de communicatie met de ouders, de manier waarop de kinderen emotionele uitdrukkingen interpreteren en een ontwikkelingsverandering in de hersenen die plaatsvindt.
Ouders Kinderen die verwaarloosd en mishandeld worden krijgen vaak inconsistente zorg van hun ouders wat voor een verstoring kan zorgen in hun intern werkende modellen (Cicchetti & Toth, 2005; in Cullerton-Sen et al., 2008). Een kind verkrijgt deze intern werkende modellen, ook wel mentale representaties genoemd, door de interactie en uitwisselingen met de ouders. Met dit model kan een kind bepaalde verwachtingen en gevoelens vormen van andere mensen; zijn deze mensen betrouwbaar, zorgzaam of juist niet. Ook hebben ze hierdoor een representatie van hun eigen rol in de relatie. Door het intern werkende model worden vroege relatie ervaringen geïnternaliseerd, wat er voor zorgt dat men reacties en percepties vormt van individuen die men ontmoet in de toekomst. Als een kind zorgende en beschikbare ouders heeft, dan zullen ze andere mensen ook sneller als betrouwbaar zien. Als ervaringen met de ouders echter negatief zijn, ontwikkelen kinderen negatieve verwachtingen over andere relaties. Zij zien zichzelf dan als onwaardig voor het verkrijgen van adequate zorg en liefde van anderen. Deze kinderen verwachten namelijk dat ze op dezelfde manier zullen worden behandeld in andere relaties, als in de relatie met hun ouders (Pearce, 2006). Hierdoor zal het kind zichzelf niet meer als waardig en competent zien, wat voor een verhoogd risico op agressie zorgt (Cicchetti & Toth, 2005; in Cullerton-Sen et al., 2008). Ook de interactie verder met en van de ouders heeft invloed op het kind (CullertonSen et al., 2008). Mishandelde kinderen merken dat liefde en affectie eigenlijk maar sporadisch worden gegeven en gebruikt worden tegen anderen. Hierdoor kennen ze dit 9
nauwelijks en zullen ze dit zelf ook niet aan anderen kunnen geven. Agressie of het buiten sluiten van anderen zien ze echter wel vaker en dit zullen ze dan toepassen in hun relaties. Als deze kinderen vervolgens in hun relaties bedreigd worden, manipuleren ze de anderen of sluiten ze hen buiten, wat men ook terug ziet bij relationele agressie. Mishandelde kinderen laten dan ook vaker relationele agressie zien dan niet mishandelde kinderen (Cullerton-Sen et al., 2008).
Emotionele uitdrukkingen Shields, Ryan, & Cicchetti (2001; in Cullerton-Sen et al., 2008) geven aan dat juist negatieve representaties van de ouders ervoor zorgen dat het kind meer agressie uit naar leeftijdsgenoten. Het kind draagt deze negatieve representaties met zichzelf mee in relaties met anderen. Hierdoor hebben ze sneller het gevoel dat ze worden bedreigd door anderen, geven ze een onjuiste interpretatie aan sociale cues en reageren hierop met agressie (Cullerton-Sen et al., 2008). Bij deze misinterpretatie van sociale cues zit er een verschil tussen kinderen die mishandeld en verwaarloosd zijn. Kinderen die verwaarloosd zijn, hebben meer moeite om onderscheid te maken in emotionele uitdrukkingen van andere mensen. Hierbij hebben ze een bias naar droevige gezichten. Verder kunnen ze door de weinige interactie in hun omgeving, ook qua emoties, niet goed omgaan met intense emotionele staten, doordat dit onderontwikkeld is. De kinderen die mishandeld zijn hebben juist een bias naar boze gezichtsuitdrukkingen. Als zij iemand met een boos gezicht zien, zien zij dit als een bedreiging voor zichzelf en kunnen ze met agressie hierop reageren. (Lee & Hoaken, 2007). In een onderzoek van Masten et al. (2008) werd verder gevonden dat mishandelde kinderen sneller reageren bij de identificatie van gezichtsemoties. Ze waren sneller in het identificeren van bepaalde angstige gezichten. Deze kinderen zijn dus gevoeliger voor negatieve emotionele gezichtsuitdrukkingen. Ze zullen sneller een angstig gezicht herkennen. Hierdoor zullen ze denken aan hun mishandeling en zullen ze sneller agressief reageren, omdat ze zich bedreigd voelen (Masten et al., 2008).
Hersenen Een laatste oorzaak kan in de hersenen liggen. De hersenen zijn bijna volledig ontwikkeld op een leeftijd van vijf jaar oud, maar daarna blijft de ontwikkeling nog wel doorgaan door onder andere nieuwe ervaringen die worden opgedaan (Lee & Hoaken, 2007). Ervaringen spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de prefrontale cortex, die een rol speelt bij angst conditionering. Mishandelde kinderen zijn zeer alert en gevoelig voor 10
tekenen van bedreigingen. Hierdoor zullen ze een situatie heel snel als bedreigend zien, zonder dat ze zoeken naar alternatieve verklaringen van die situatie. Dit komt, doordat het voor hen moeilijker is om beter aanpassende cognitieve processen te gebruiken. Deze zijn namelijk relatief onderontwikkeld en hebben minder synaptische verbindingen (Lee & Hoaken, 2007). Een ander belangrijk gebied in de hersenen dat een rol kan spelen is de orbitofrontale cortex, die negatieve affecten regelt. Samen met de amygdala speelt het een rol in het selecteren van de emotionele inhoud van omgevingsstimuli en het waarnemen van sociale signalen die kwaadheid uiten (Ishikawa & Raine, 2003; in Lee & Hoaken, 2007). Schade aan de orbitofrontale cortex kan resulteren in slechte impulscontrole en agressieve uitbarstingen. (Bufkin & Luttrell 2005; in Lee & Hoaken, 2007). Verder kunnen er dysfuncties ontstaan in een of meer prefrontale gebieden of de verbindingen ertussen. Zo’n verbinding kan in verbinding staan met een defect in de regulatie van negatieve emoties en dus zorgen voor een verhoogde neiging voor agressie (Davidson, Putnam, & Larson, 2000; in Lee & Hoaken, 2007). Naast deze gebieden in de hersenen, kunnen de limbische gebieden ook nog een rol spelen. Mishandelde kinderen letten meer op nonverbale cues, dan op de verbale. Hierdoor wordt hun cognitie gedomineerd door de meer emotionele neurale regio’s in de hersenen, waaronder het limbisch systeem (Perry, 2001; in Lee & Hoaken, 2007). Als men verder kijkt naar het limbisch systeem ziet men dat hierin de amygdala een rol kan spelen. Deze speelt namelijk een belangrijke rol bij emotieverwerking en regulatie. De amygdala is verbonden met de orbitofrontale cortex en hierdoor zal de amygdala geactiveerd worden bij bedreigende omgevingscues (Bufkin & Luttrell 2005; in Lee & Hoaken, 2007). De amygdala kan ook overgeactiveerd raken als het mishandelde kind stressvolle situaties ervaart. Een gevolg hiervan kan een slechte inhibitie zijn op agressief gedrag, wat ervoor zorgt dat ze eerder signalen van kwaadheid zullen opmerken. Als verwaarloosde kinderen een emotionele situatie ervaren, worden ze vaak niet getroost door de ouders, omdat de ouders niet naar hen omkijken. Het gebrek hieraan kan leiden tot een overactivatie van het limbisch systeem, omdat het kind niet goed weet hoe hij/zij om moet gaan met emotionele ervaringen (Lee & Hoaken, 2007).
11
In welke mate is er een relatie tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag?
Mishandeling bij kinderen kan negatieve effecten hebben, zoals moeite hebben met het reguleren van het gedrag. Hieronder vallen onder andere de externaliserende gedragingen, zoals het uiten van agressief gedrag naar anderen. Doordat deze problemen ontstaan, is het belangrijk dat men zich bij onderzoek focust op dit onderwerp. Men vindt echter niet in alle onderzoeken
consistente
resultaten
over
de
relatie
tussen
agressie
en
mishandeling/verwaarlozing. Iets wat wel in de meeste onderzoeken wordt terug gevonden is dat mishandelde kinderen meer atypisch gedrag laten zien dan niet mishandelde kinderen en dit vaak in de vorm is van externaliserende symptomen. Kind ontwikkelingstheoretici beweren dat mishandeling in de vroege kindertijd een sterkere voorspeller is voor agressie dan als men pas op latere leeftijd mishandeld wordt (Dodge, Pettit, & Bates, 1997; in Kotch, 2008). In het onderzoek van Kotch et al.,(2008), vindt men inderdaad dat verwaarlozing in de vroege kindertijd een zeer sterke voorspeller voor agressie is en ook op latere leeftijd is dat effect nog te zien. Ook Shaffer, Yates en Egeland (2009) vinden dit effect, maar dan nog toegespitst op emotionele verwaarlozing. Verwaarlozing heeft dus zeer lange effecten. Maar ook op korte termijn kan het al effecten hebben. Verwaarlozing kan bijdragen aan een slechte hygiëne, wat als gevolg kan hebben dan het kind minder vriendjes heeft of dat hij/zij wordt afgewezen. Dit kan bij het kind agressie oproepen. Knutson, DeGarmo, Koeppl en Reid (2005) vinden net als eerder onderzoek wat op dit gebied gedaan is, dat zorgverwaarlozing en omgevingsverwaarlozing agressie bij het kind voorspellen. Verwaarlozing en agressie staan hierbij direct verbonden met elkaar. Over mishandeling zijn echter andere dingen naar voren gekomen. Hierbij werd gevonden dat mishandeling, op welke leeftijd dan ook, geen voorspeller is van agressie. Dit komt overeen met vindingen van Dubowitz en Bennett (2007) die alleen een relatie vonden van verwaarlozing en externaliserend gedrag op de leeftijd van drie jaar en dus niet van mishandeling. Thornberry, Ireland, & Smith (2001; in Kotch et al., 2008) vonden geen effect van mishandeling die plaats vond in de vroege kindertijd. Ze vonden echter wel een effect als er alleen naar verwaarlozing werd gekeken. Toch blijkt mishandeling wel een effect te hebben op agressie, maar dat dit pas tot uiting komt tijdens de adolescentie. In het onderzoek van Lansford, Dodge, Pettit, Bates, Crozier en Kaplow (2002) vindt men namelijk dat moeders rapporteren dat adolescenten die 12
vroeg mishandeld zijn in hun leven, niveaus van agressie hebben die twee keer zo hoog zijn als niet mishandelde kinderen. Ook in het onderzoek van Teisl en Cicchetti (2008) vonden ze dat mishandelde kinderen meer agressieve reacties lieten zien dan niet mishandelde kinderen. En dit zelfde kwam naar voren uit een onderzoek van Anthonysamy en Zimmer-Gembeck (2007), waarbij kinderen met een geschiedenis van mishandeling en verwaarlozing meer agressief gedrag lieten zien dan andere kinderen. Verwaarlozing en mishandeling komen vaak niet alleen voor tijdens de kindertijd, maar met meerdere vormen van mishandeling tegelijk. Hierdoor is het vaak moeilijk om een effect toe te wijzen aan één vorm van mishandeling. Vooral als men kijkt naar emotionele verwaarlozing of mishandeling. Deze twee vormen komen vaker samen voor met andere vormen van mishandeling. Door Shaffer et al. (2009) werd namelijk gevonden dat fysieke mishandeling vaak samen voorkomt met emotionele mishandeling en verwaarlozing. Pears, Kim en Fisher (2008) vonden dat de meeste vormen van mishandeling, zoals fysieke en seksuele mishandeling, samen gaan met emotionele verwaarlozing en mishandeling. Verder vonden zij dat alle soorten van mishandeling even hoge niveaus van externaliserende gedragingen toonden.
Chronische mishandeling Bij het effect op agressie moet men ook rekening houden met de duur van het mishandelen en verwaarlozen. Zo vonden Manly, Cicchetti, & Barnett (1994; in Ethier, Lemelin, & Lacharité, 2004) dat hoe langer het kind al mishandeld werd, hoe meer de leeftijdsgenoten geneigd waren om het kind als agressief te zien. Zo hebben ze meer externaliserende problemen en zijn ze agressiever naar leeftijdsgenoten toe. En door deze agressiviteit zullen ze ook minder vrienden hebben (Ethier et al., 2004). In het onderzoek van Ethier et al. (2004) kwam naar voren dat chronisch mishandelde kinderen na 6 jaar meer emotionele problemen lieten zien, dan niet chronisch mishandelde kinderen. Bij agressie vonden ze geen duidelijk effect, maar volgens hen zou je wel een effect gaan zien als de kinderen in de adolescentie kwamen, wat uit eerdere onderzoeken ook al naar voren kwam. English, Graham, Litrownik, Everson, & Bangdiwala, (2005) vonden dat de frequentie van het aantal mishandelincidenten de externaliserende en totale gedragsproblemen kan voorspellen.
Waarbij
meer
mishandelincidenten
voor
meer
externaliserende
gedragsproblemen zouden zorgen.
13
Is er verschil tussen meisjes en jongens in agressief gedrag?
Mishandelde en verwaarloosde kinderen laten vaak relatief meer agressief gedrag zien, maar zit er verschil in dit gedrag tussen jongens en meisjes? In eerste plaats is er nauwelijks verschil in het aantal jongens en meisjes dat verwaarloosd en mishandeld wordt. Wel is er gevonden dat meisjes vaker seksueel misbruikt worden en jongens vaker fysiek mishandeld. Mishandeling kent vele gevolgen, maar bij zowel meisjes als jongens zorgen externaliserende gedragingen voor de meest serieuze gevolgen (Maschi, Morgen, Bradley, & Hatcher, 2008).
Theorieën Er bestaan verschillende theorieën over het verschil in agressief gedrag tussen jongens en meisjes. Volgens Chodorow (1989; in Maschi et al., 2008) gaan mishandelde jongens door een proces van individualisatie en autonomie, waardoor ze eerder een externaliserende copingstijl zullen aannemen als reactie op de mishandeling. Dit staat eigenlijk gelijk aan het proces van individuation, wat het proces is van de ontwikkeling van de individuele persoonlijkheid. Meisjes gaan volgens Chodorow (1989; in Maschi et al., 2008) door een proces van merging (opgaan in) en relatie en zullen dus een meer internaliserende copingstijl aannemen. Hierdoor wordt de woede en agressie naar binnen gekeerd en zal men dus juist anderen gaan buiten sluiten (Maschi et al., 2008). Bij meisjes zul je dan ook sneller een internaliserende copingstijl terug vinden. Er zijn ook feministische theorieën over de eventuele verschillen tussen jongens en meisjes. White en Kowalski’s (1998; in Maschi et al., 2008)
beweren dat in patriarchische
samenlevingen mannen meer gewaardeerd worden dan vrouwen en dat ze ook dominanter zijn op alle gebieden. Door deze cultuurnormen wordt agressie dus als iets krachtigs gezien, wat past bij de man. Dit patroon zou je ook terug zien bij kinderen en vooral bij mishandelde kinderen die meer gedragsmatig dan emotioneel reageren op de gevoelens dat ze machteloos zijn door de mishandeling. Jongens/mannen zullen hierdoor met agressie op de machteloosheid reageren (Maschi et al., 2008). Volgens de theorieën zou men agressief gedrag sneller terug zien bij jongens dan bij meisjes, ook als mishandeling erbij wordt betrokken. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Maschi et al. (2008), waarbij geslacht een invloed bleek te hebben op externaliserende gedragingen bij mishandelde kinderen. Hierbij werd er vooral een relatie gevonden tussen
14
mishandeling en externaliserend gedrag bij jongens, wat dus wil zeggen dat je vooral bij jongens de agressie terug zal zien als gevolg van mishandeling. Ook in het onderzoek van Kotch et al. (2008) kwam naar voren dat jongens hoger scoorden op agressie dan meisjes.
Relationele en fysieke agressie Als er wordt gekeken naar agressie wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen relationele en fysieke agressie. Meisjes zouden vaker relationele agressie uiten, jongens vaker fysieke. Gebaseerd op ethologische verklaringen voor agressief gedrag, zijn er verschillende verklaringen ontstaan waarom meisjes meer relationele agressie laten zien dan jongens (Card, Stucky, Sawalani, & Little, 2008). Zo zouden, volgens de seksuele selectie theorie, aanvallen op de seksuele reputatie van meisjes en hun sociale reputaties erg prominent zijn in de competitie tussen meisjes. Een biologische verklaring is dat meisjes fysiek zwakker zijn en daardoor indirecte vormen van agressie zullen gebruiken en dit meer doen dan jongens. Tenslotte zou het ook nog kunnen komen door de mate waarin ouders direct agressief gedrag bij meisjes en jongens ontmoedigen (dit bij meisjes meer dan bij jongens),wat er tot leidt dat meisjes meer verborgen vormen van agressie gaan gebruiken (Artz, 2005; Björkqvist, 1994; Underwood, 2005; in Stuckey et al., 2008). Er is bewijs dat jongens en meisjes verschillen in hoe ze agressie ervaren. Zo zien meisjes relationele agressie als iets slechts en doet deze agressie bij hen ook meer pijn en zorgt voor meer distress, terwijl jongens dit hebben bij fysieke agressie (Cullerton-Sen et al., 2008).
Uit onderzoek van Cullerton-Sen et al., (2008) blijkt dat het ervaren van mishandeling gekoppeld kan worden aan zowel fysieke als relationele agressie. Mishandelde jongens lieten vaker fysieke agressie zien dan meisjes, terwijl meisjes juist meer relationele agressie lieten zien. Wel is het zo dat er bij jongens een grotere overlap te zien is tussen fysieke en relationele agressie, dan bij meisjes. Jongens gebruiken namelijk vaak allebei de agressievormen, doordat dit gewoon in hun gedrag zit (Card et al., 2008). Naast dit blijkt er verder maar een klein verschil te zitten als je alleen kijkt naar relationele agressie. Hierin verschillen jongens en meisjes namelijk niet veel van elkaar (Card et al., 2008). Het kleinere verschil tussen meisjes en jongens bij de relationele agressie kan voortkomen uit de meetmethoden die men heeft gebruikt. In het onderzoek van Card et al. (2008) zagen de ouders, meisjes als meer relationeel agressief dan jongens. De jongens zagen zichzelf echter als meer relationeel agressief, dan dat de meisjes over zichzelf aangaven. Een 15
mogelijke verklaring die Card et al. (2008) hiervoor geven is dat er hierbij een bias kan liggen door ontwikkelde schema’s die wij hebben gevormd over het agressieverschil tussen meisjes en jongens. Ook Archer (2004; in Card et al., 2008) vond geen duidelijk verschil tussen jongens en meisjes als er wordt gekeken naar relationele agressie. Hij vond dat meisjes meer relationele agressie lieten zien dan jongens, als je bepaalde methodes gebruikt (observatie, peer ratings, teacher reports), maar bij gebruik van andere methodes werd dit verschil niet gevonden (peer nominations, self reports) (Card et al., 2008).
16
Discussie In dit literatuuronderzoek probeerde men er achter te komen in hoeverre er een relatie is tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag bij kinderen. Hierbij is er gekeken naar oorzaken van het agressieve gedrag, de mate van de relatie tussen agressie en emotionele verwaarlozing/mishandeling, en vervolgens is er nog gekeken of er sprake was van een eventueel verschil in agressief gedrag tussen jongens en meisjes.
In dit literatuuronderzoek is gevonden dat oorzaken van het agressieve gedrag onder andere kunnen liggen in de interactie en opvoeding van de ouders, door een misinterpretatie van emotionele uitdrukkingen of door bepaalde gebieden in de hersenen, waaronder de prefrontale, orbitofrontale cortex en de limbische gebieden. Door inconsistente zorg van de ouders kan het intern werkende model van het kind verstoord raken. Hierdoor heeft een kind vaker negatieve verwachtingen van anderen en vertrouwt hij anderen ook minder snel. De kinderen verwachten namelijk dat ze op dezelfde manier zullen worden behandeld door anderen, als door hun ouders (Pearce, 2006). De ouders kunnen ook voor negatieve representaties zorgen die het kind met zich meedraagt in relaties met anderen (Shields, Ryan, & Cicchetti, 2001; in Cullerton-Sen et al., 2008)
Hierdoor geven ze vaak onjuiste
interpretaties aan sociale cues en reageren ze hierop met agressie, terwijl dit vaak niet nodig is (Cullerton-Sen et al, 2008). Natuurlijk moet men naast deze factoren ook rekening houden met andere factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van de agressie. In het onderzoek van Kotch et al. (2008) vond men dat kinderen meer agressief gedrag vertoonden als er bij de ouders sprake was van depressie. Ook vonden ze dat de omgeving een rol kan spelen. Zo waren mishandelde kinderen uit veiligere omgevingen minder agressief, dan mishandelde kinderen uit onveilige omgevingen. Bij onderzoek moet men dus altijd in gedachten houden dat er meerdere factoren een rol kunnen spelen en dat meerdere factoren samen voor een sterker of zwakker effect kunnen zorgen bij het kind. Dit is tot nu toe nog niet in alle onderzoeken gedaan en zo kunnen er belangrijke factoren over het hoofd gezien worden.
Als tweede is er in dit literatuuronderzoek gekeken in welke mate er een relatie is tussen emotionele verwaarlozing/mishandeling en agressief gedrag bij kinderen. Er wordt vooral een relatie gevonden tussen verwaarlozing en agressief gedrag. In het onderzoek van Kotch et al. (2008) wordt verwaarlozing als een voorspeller gevonden van agressie, net als in het onderzoek van Shaffer et al. (2009), waar men dit effect vindt bij emotionele 17
verwaarlozing. Als er naar mishandeling wordt gekeken worden er inconsistente resultaten gevonden. Zo zou mishandeling juist geen effect hebben op agressie, wat onder andere wordt gevonden in het onderzoek van Dubowitz en Bennett (2007). Wel zou het effect hebben op latere leeftijd, waarbij jongeren die mishandeld zijn, wel meer agressie laten zien dan leeftijdsgenoten. In de praktijk is het vaak dat mishandeling en verwaarlozing niet apart, maar samen voorkomen. Vooral als er wordt gekeken naar emotionele verwaarlozing en mishandeling. Pears, Kim en Fisher (2008) vinden namelijk dat de meeste vormen van mishandeling, samen gaan met emotionele verwaarlozing en mishandeling. Hierdoor is het zeer moeilijk om een effect toe te wijzen aan maar één vorm van mishandeling. Wat verder blijkt is dat het zeer belangrijk is dat er wordt gekeken of het gaat om chronische mishandeling of niet. Zo werd er gevonden door Manly, Cicchetti, & Barnett (1994; in Ethier, Lemelin, & Lacharité, 2004) dat hoe langer een kind al mishandelt werd, hoe meer het kind werd gezien als agressief. Zo hadden ze meer externaliserende problemen en waren ze agressiever naar leeftijdsgenoten (Ethier et al., 2004). Het is dus wel duidelijk dat verwaarlozing effect heeft op het agressieve gedrag, terwijl er over mishandeling meer onduidelijkheid bestaat. Hoe sterk de relatie is, is dus nog niet helemaal duidelijk. In dit literatuuronderzoek werd er gekeken naar emotionele verwaarlozing en mishandeling. Hier werd echter zeer weinig literatuur over gevonden. Er is meer onderzoek gedaan naar mishandeling en verwaarlozing globaal, dan dat er specifiek naar emotionele
verwaarlozing
en
mishandeling
is
gekeken.
Hierdoor
is
er
in
dit
literatuuronderzoek meer globaal gekeken naar mishandeling en verwaarlozing als een overkoepelende term van meerdere vormen en kon men niet zeer diep op het emotionele gedeelte in gaan. Toch zou men meer onderzoek moeten gaan doen naar specifiek emotionele verwaarlozing en mishandeling, zodat de specifieke gevolgen duidelijk worden. Het is namelijk de meest voorkomende vorm van mishandeling volgens Kotch et al. (2008) en dus is het belangrijk dat hier verder onderzoek naar wordt gedaan, zodat men deze vorm eerder zal herkennen bij kinderen en men weet wat de effecten ervan zijn. Het is wel moeilijk om deze vorm echt apart te nemen in onderzoek, omdat het juist vaak samenvalt met andere vormen van mishandeling. Hierdoor moet men in onderzoek ook rekening houden met effecten die kunnen ontstaan door een andere vorm van mishandeling, dan de emotionele vorm of dat de effecten van de verschillende vormen binnen een kind juist samen nog meer versterkt worden. Dat er meer onderzoek moet komen naar emotionele verwaarlozing en mishandeling is belangrijk, maar men moet bij een kind wel altijd blijven kijken naar meerdere vormen van mishandeling en zich niet richting op één vorm. In het onderzoek van Lau et al.,(2005; in 18
Pears et al., 2008) werd er namelijk gevonden dat het juist beter is als je kijkt naar de meerdere vormen van mishandeling in plaats van naar één vorm die dominant is, want hierdoor krijg je een betere voorspelling hoe de kinderen zich later hieraan aan zullen passen en dus hoe sterk de gevolgen zullen zijn. Naast dat er gekeken wordt naar meerdere vormen van mishandeling is het ook belangrijk dat men in er in onderzoek rekening mee houdt of het om chronische mishandeling gaat of niet. Tot nu toe is dit te weinig gedaan, terwijl het wel voor andere effecten kan zorgen bij het kind. Een kind wat maar voor even geen eten krijgt, zal hier anders uit komen, dan een kind dat voor een zeer lange tijd nauwelijks eten krijgt en verder slecht wordt verzorgd. Volgens het ontwikkelingsperspectief kan chronische mishandeling, in vergelijking met kortdurende, een schadelijke invloed hebben op de ontwikkeling van het kind (Bolger & Patterson, 2001). Chronisch mishandelde kinderen kunnen mishandeld en/of verwaarloosd worden tijdens verschillende ontwikkelingsperioden, wat er voor kan zorgen dat ze bepaalde ontwikkelingstaken niet kunnen voltooien, zoals hun emoties en gedrag reguleren en sociale relaties aangaan. Deze kinderen hebben nooit de juiste interactie ervaren met hun ouders; ze werden gestraft of er werd niet naar hen om gekeken. Dit kan tot agressief gedrag leiden in sociale interacties. Ze hebben namelijk minder kansen gehad empathie te zien en te ervaren in sociale interacties, waardoor ze zulke vaardigheden ook niet geleerd hebben (Bolger & Patterson, 2001). In het onderzoek van Bolger en Patterson (2001) vond men dan ook een hoofdeffect van chronische mishandeling op agressie. Kinderen die dus langer mishandeld waren, waren ook agressiever, wat ook werd teruggevonden in het onderzoek van Manly, Cicchetti, & Barnett (1994; in Ethier et al., 2004). Uit deze twee onderzoeken komt dus al zeer sterk naar voren dat chroniciteit een rol speelt in de effecten van mishandeling. Verdere onderzoeken moeten hier dus zeker gebruik van gaan maken, om dit als factor in gedachten te houden.
Als laatste is er in dit literatuuronderzoek gekeken of er een verschil is in agressief gedrag tussen jongens en meisjes. Uit verschillende theorieën is naar voren gekomen dat jongens agressiever zijn dan meisjes, maar er is ook een verschil gevonden als je kijkt naar mishandelde jongens en meisjes. Volgens Kotch et al. (2008) scoren mishandelde jongens hoger op agressie dan meisjes. Binnen agressie kan er wel onderscheid gemaakt worden tussen relationele en fysieke agressie, waarbij jongens vaker fysieke agressie laten zien en meisjes vaker relationele (Cullerton-Sen et al., 2008). Wel worden hierbij vaak inconsistente vindingen gevonden, met name als het gaat om relationele agressie. Het blijkt namelijk dat er 19
maar een klein verschil zit tussen jongens en meisjes als je kijkt naar relationele agressie; een kleiner verschil dan dat wij eigenlijk vaak denken (Card et al., 2008). Dat deze vindingen inconsistent zijn kan komen door de meetmethodes die gebruikt zijn in onderzoeken. Zo kwam uit het onderzoek van Archer (2004; in Card et al., 2008) naar voren dat meisjes meer relationele agressie laten zien als je gebruik maakt van observaties, “peer ratings” en rapportages van leraren. Er wordt echter maar een klein verschil gevonden als men gebruik maakt van “peer nominations” en zelf rapportages. Dat wij als mensen hierover blijkbaar vaak verkeerd oordelen, kan komen doordat wij het beeld van jongens hebben dat ze vaker stoeien en eerder fysiek geweld gebruiken, terwijl we van meisjes het beeld hebben dat ze vaak onder elkaar zijn, kletsen en roddelen en nooit echt geweld gebruiken. Hierdoor kunnen we meisjes vaker als relationeel agressief beoordelen en jongens fysiek agressief. Door de inconsistente vindingen is het dus zeer belangrijk dat men in onderzoek rekening houdt met de meetmethoden, wat tot nu toe nog niet genoeg gedaan is. Men kan hierbij waarschijnlijk het beste gebruik maken van professionele observeerders op het gebied van agressief gedrag bij kinderen. Verder onderzoek naar de verschillen in agressie tussen jongens en meisjes is zeker wel van belang door de tot nu toe wat inconsistente vindingen. Zo kan er een duidelijker beeld ontstaan van verschillen en overeenkomsten tussen jongens en meisjes in agressief gedrag. Met deze verschillen en overeenkomsten kan er gekeken worden of meisjes en jongens wel echt zoveel verschillen in hun agressieve gedrag dan de meeste mensen denken. Verder kunnen deze verschillen en overeenkomsten gebruikt worden op plaatsen waar men veel met kinderen te maken krijgt, zoals op een basisschool. Zo kan men zien of een kind op een “normale” manier agressief gedrag uit, of dat het juist erger of anders is. Als het afwijkende agressieve gedrag op tijd opgemerkt wordt, kan het kind op vroege leeftijd begeleid worden in de reactie en interactie met zijn of haar omgeving. Hierdoor kan men ervoor zorgen dat het agressieve gedrag op latere leeftijd niet escaleert.
In dit onderzoek is er niet specifiek gekeken naar de latere gevolgen van verwaarlozing en mishandeling, omdat het hier vooral om kinderen ging en de latere gevolgen vaak pas tot uiting komen tijdens de adolescentie of volwassenheid. Maar natuurlijk zijn de gevolgen wel van belang. Als men weet wat de gevolgen zijn, kan men ervoor zorgen dat deze voorkomen kunnen worden. Een belangrijk gevolg van emotionele verwaarlozing en mishandeling is delinquentie wat tot in de volwassenheid voor kan komen. Hierbij gaat het om antisociale gedragingen, zoals geweld, vandalisme of het gebruik van drugs (Liu, 2004). 20
Daarom is het belangrijk dat men erachter komt wat er precies voor zorgt dat deze kinderen hiervoor een risico vormen. Als men dit weet, kan men risicovolle kinderen op tijd helpen.
Dit onderzoek is een literatuuronderzoek en het gaat hierbij dus niet om eigen experimenteel onderzoek. Het is zeer belangrijk dat er in de toekomst wel nog meer experimenteel onderzoek gedaan gaat worden naar dit onderwerp. Vooral omdat er nog te weinig is gekeken naar specifiek emotionele verwaarlozing en mishandeling, terwijl dit wel de meest voorkomende vormen van mishandeling zijn. Hoe eerder deze vormen bij het kind worden opgemerkt, hoe beter het kind opgevangen/behandelt kan worden en het kind een goede toekomst tegemoet kan zien. Want daar heeft ieder kind recht op.
21
Literatuurlijst
Anthonysamy, A., & Zimmer-Gembeck, M.J. (2007). Peer status and behaviors of maltreated children and their classmates in the early years of school. Child Abuse & Neglect, 31, 971-991.
Bolger, K.E., & Patterson, C.J. (2001). Developmental Pathways from child maltreatment to peer rejection. Child development, 72(2), 549-568.
Card, N.A., Stucky, B.D., Sawalani, G.M., & Little, T.D. (2008). Direct and indirect Aggression during Childhood and Adolescence: A Meta-Analytic Review of Gender differences, intercorrelations, and relations to Maladjustment. Child Development, 79(5), 1185-1229.
Cullerton-Sen, C., Cassidy, A.R., Murray-Close, D., Cicchetti, D., Crick, N.R., & Rogosch, F.A. (2008). Childhood Maltreatment and the Development of Relational and Physical Aggression: The Importance of a Gender-Informed Approach. Child Development, 79(6), 1736-1751.
Dubowitz, H., & Bennett, S. (2007). Physical abuse and neglect of children. Lancet, 369, 1891-1899.
English, D.J., Graham, J.C., Litrownik, A.J., Everson, M., & Bangdiwala, S.I. (2005). Defining maltreatment chronicity: Are there differences in child outcomes? Child Abuse & Neglect, 29, 575-595.
Ethier, L.S., Lemelin, J-P., & Lacharité, C. (2004). A longitudinal study of the effects of chronic maltreatment on children’s behavioral and emotional problems. Child Abuse & Neglect, 28, 1265-1278.
Gilbert, R., Widom, C.S., Browne, K., Fergusson D., Webb, E., & Janson S. (2009). Burden and consequences of child maltreatment in high-income countries. Lancet, 373, 68-81.
22
Hermans, J. (2005). Handboek Jeugdzorg. Retrieved June 4, 2009, from http://books.google.nl/books?id=QZNaL9AXyD4C&printsec=frontcover
Glaser, D. (2002). Emotional abuse and neglect (psychological maltreatment): A conceptual framework. Child abuse & Neglect, 26, 697-714.
Knutson, J.F., DeGarmo, D., Koeppl, G., & Reid, J.B. (2005). Care neglect, supervisory neglect, and harsh parenting in the development of children’s aggression: A replication and extension. Child Maltreatment, 10, 92-107.
Kotch, J.B., Lewis, T., Hussey, J.M., English, D., Thompson R., Litrownik, A.J., Runyan, D.K., Bangdiwala, S.I., Margolis, B., & Dubowitz H. (2008). Importance of Early Neglect for Childhood Aggression. Pediatrics, 121, 725-731.
Lansford, J.E., Dodge, K.A., Pettit, G.S., Bates, J.E., Crozier, J., & Kaplow, J. (2002). A 12year prospective study of the long-term effects of early child physical maltreatment on psychological, behavioral, and academic problems in adolescence. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 156, 824-830.
Lee, V., & Hoaken, P.N.S. (2007). Cogntion, Emotion, and Neurobiological Development: Mediating the Relation between Maltreatment and Aggression. Child Maltreatment, 12(3), 281-298.
Liu, J. (2004). Childhood Externalizing behavior: Theory and implications. Journal of Child and Adolescent Psychiatric Nursing, 17(3), 93-103.
Manly, J.D., Kim, J.E., Rogosch, F.A., & Cicchetti D. (2001). Dimensions of child maltreatment and children’s adjustment: Contributions of developmental timing and subtype. Development and Psychopathology, 13, 759-782.
Maschi, T., Morgen, K., Bradley, C., & Hatcher, S.S. (2008). Exploring gender differences on internalizing and externalizing behavior among maltreated youth: Implications for social work action. Child and Adolescent Social work Journal, 25, 531-547.
23
Mash, J.M., & Wolfe, D.A. (2005). Abnormal Child Psychology. Belmont: Thomson Wadsworth.
Masten, C.L., Guyer, A.E., Hodgdon, H.B., McClure, E.B., Charney, D.S., Ernst, M., Kaufman, J., Pine, D.S., & Monk, C.S. (2008). Recognition of facial emotions among maltreated children with high rates of post-traumatic stress disorder. Child Abuse & Neglect, 32, 139-153.
Pearce, J.W. (2006). Psychotherapy of abused and neglected children. Retrieved June 4, 2009, from http://books.google.nl/books?id=VMsvtQM7A2EC&printsec=frontcover
Pears, K.C., Kim, H.K., & Fisher, P.A. (2008). Psychosocial and cognitive functioning of children with specific profiles of maltreatment. Child Abuse & Neglect, 32, 958-971.
Shaffer, A., Yates, T.M., & Egeland B.R. (2009). The relation of emotional maltreatment to early adolescent competence: Developmental processes in a prospective study. Child Abuse & Neglect, 33, 36-44.
Smith, M.G. (2004). The children of neglect: When no one cares. Retrieved June 4, 2009, from http://books.google.nl/books?id=UCszvQskaGEC&printsec=frontcover
Teisl, M., & Cicchetti, D. (2008). Physical abuse, cognitive and emotional processes, and aggressive/disruptive behavior problems. Social Development, 17(1), 1-23.
24