Zicht op veelvoorkomende overstapberoepen Een nieuwe methodiek voor onderzoek naar beroepsmobiliteit
Colofon Uitgave UWV in samenwerking met ITS Postadres Postbus 8071 Postcode 1005 AB Auteurs Hedwig Vermeulen, ITS Kees van Uitert, UWV Freek Kalkhoven Peter Hilbers, UWV UWV © 2015
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
1. Samenvatting
Informatie over beroepsmobiliteit is zeer relevant voor partijen die zich bezighouden met overschot- en tekortberoepen. Inzicht in veelvoorkomende loopbaanoverstappen kan ook voor beleidsmakers in regio’s en sectoren interessant zijn. Onderzoek van sectorale partijen (zoals O&O fondsen) is tot op heden nog vaak gericht op mobiliteit binnen de eigen sector, terwijl het ook interessant is om inter-sectorale mobiliteitsstromen in kaart te brengen. In het Sociaal Akkoord (11 april 2013) zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van de werkloosheid. Sociale partners (zowel sectoraal als regionaal) konden financiële ondersteuning krijgen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor maatregelen die in sectorplannen waren opgenomen. In een sectorplan staan maatregelen, gericht op het aan het werk helpen of houden van mensen die (nu of op termijn) met werkloosheid worden bedreigd of nu al zonder werk zitten. Aanvragende partijen dienden een deugdelijke arbeidsmarktanalyse op te nemen in het sectorplan. UWV heeft samen met onderzoeksinstituut ITS op verzoek van SZW een nieuwe onderzoeksmethodiek ontwikkeld die inzicht geeft beroepsmobiliteit. Op basis van een grote historische database met daarin informatie over banen en opleidingen van miljoenen burgers (het arbeidsverledenbestand), zijn veelvoorkomende baanwisselingen in kaart gebracht. Er zijn twee varianten ontwikkeld. Met de ontwikkelde methodiek is gekeken wat kansrijke instroomberoepen zijn (variant 1). Dit is relevant voor partijen die vacatures moeilijk kunnen vervullen. Op basis van loopbaanoverstappen wordt inzichtelijk welk beroep (werkloze) werkzoekenden uitoefenden voordat zij overstapten naar het ‘tekortberoep’. Variant 2 gaat over kansrijke uitstroomperspectieven. Wanneer mensen worden ontslagen (of hiermee worden bedreigd) is het relevant om te kijken naar welke beroepen men in het verleden is overgestapt vanuit dit ‘overschotberoep’. Partijen die bezig waren met het maken van een sectorplan konden van UWV kosteloos een factsheet ontvangen, met daarin informatie over beroepsmobiliteit. In totaal zijn er voor 13 aanvragers 48 maatwerk-factsheets geleverd. Over het algemeen worden de factsheets als zeer nuttig ervaren door de partijen. De ontwikkelde methodiek, waarmee we veel interessante informatie uit het arbeidsverledenbestand hebben gehaald, smaakt naar meer. UWV is aan het bekijken of er andere benuttingsmogelijkheden zijn. In dit paper worden drie voorbeelden gegeven.
2. Waarom onderzoek naar beroepsmobiliteit? In Nederland is er geen probleemeigenaar die de mobiliteitsstromen op de arbeidsmarkt in kaart brengt en analyseert. In het bijzonder is er over beroepsmobiliteit weinig gedetailleerde kennis vergaard. Sectorale partijen, zoals de O&O-fondsen, maken mobiliteitsinformatie die vaak gericht is op de eigen sector. Kernelement van arbeidsmobiliteit is echter dat deze niet alleen binnen een sector plaatsvindt, maar vaak ook tussen sectoren en/of beroepen. Het ligt dan ook voor de hand om het onderzoek naar beroepsmobiliteit op de gehele arbeidsmarkt te richten. Weliswaar informeert het CBS over mobiliteitsstromen, maar doet dat hetzij op hoofdlijnen voor de gehele arbeidsmarkt, hetzij thematisch voor specifieke groepen op de arbeidsmarkt. Veel arbeidsmarktonderzoek is gericht op de krapte op de arbeidsmarkt. We weten veel over regionale en sectorale personeelsoverschotten en -tekorten. We weten echter nog weinig over de loopbaanstappen van mensen in krapte- en overschotsituaties: welke werknemers maken een overstap naar een krapteberoep en welke beroepen kiezen mensen met overschotberoep? Kennis van geschikte overstapberoepen is onmisbaar voor het maken arbeidsmarktbeleid waarmee overschotten en tekorten teruggedrongen kunnen worden. Het staat buiten kijf dat dit type mobiliteitsinformatie zeer beleidsrelevant is. Immers hiermee kan je alternatieven voor overschot- en tekortberoepen in kaart brengen. Je kunt de veelvoorkomende
1
overstapberoepen en daarvoor gevolgde opleidingen beschrijven. Je kunt in kaart brengen in welke beroepen er goede doorstroomkansen liggen voor bijvoorbeeld werklozen of ouderen. Of vaststellen dat de gewenste overstap naar het kansrijke beroep alleen door jongeren gemaakt wordt. De aanleiding om met beroepsmobiliteit aan de slag te gaan is de Regeling Cofinanciering Sectorplannen. De Regeling Cofinanciering Sectorplannen is onderdeel van het Sociaal Akkoord van 11 april 2013. Sociale partners hebben toen met elkaar en met het kabinet afspraken gemaakt over maatregelen om de economische crisis te bestrijden en de werkloosheid terug te dringen. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft voor 2014 en 2015 in drie tranches €600 miljoen beschikbaar gesteld voor cofinanciering van plannen van sociale partners in sectoren en regio’s. Zij moeten zelf minimaal 50 procent financieren. Per 1 januari 2015 stelt SZW als budget 150 miljoen euro beschikbaar voor sectorplannen die in de derde tranche worden ingediend. De derde tranche van de regeling focust op sectorplannen die de overgang bevorderen van werk of werkloosheid naar (ander) werk in hetzelfde of een ander beroep. Alle maatregelen moeten gericht zijn op het aan het werk helpen of houden van mensen die (nu of op termijn) met werkloosheid worden bedreigd of nu al zonder werk zitten. Het kan bijvoorbeeld gaan om het ontwikkelen van mobiliteits- of transitiefondsen of om het uitvoeren van activiteiten gericht op bemiddeling en scholing. Het is voor het eerst dat het ministerie van SZW op zo grote schaal van-werk-naar-werk-activiteiten financieel ondersteunt. Het spreekt voor zich dat je, om een beeld te krijgen van herplaatsingsmogelijkheden of instroomperspectieven, ook over goede mobiliteitsinformatie moet beschikken. Onderzoeksinstituut ITS en UWV hebben hiertoe op verzoek van SZW een onderzoeksmethodiek ontwikkeld die inzicht geeft in beroepsmobiliteit en veelvoorkomende overstappenberoepen. De gegevensbron voor ons onderzoek is een grote historische database met de baanwisselingen en opleidingen van miljoenen burgers: de mensen die bij UWV als werkzoekende ingeschreven zijn (of waren). Het is de eerste keer dat deze database wordt benut om op beroepsmobiliteit in kaart te brengen. Deze paper gaat in op de achtergrond, de gehanteerde methodiek en de resultaten. Daarnaast schetsen we een toekomstperspectief: wat willen we op basis van de opgebouwde ervaring de komende tijd verder ontwikkelen? En hoe biedt deze kennis een bijdrage aan een transparante arbeidsmarkt?
3. Maatwerkaanvragen Sectorplannen hebben verschillende invalshoeken. Er zijn sectoren waarin men voorziet dat er de komend tijd tekorten gaan ontstaan in bepaalde functies. Een voorbeeld hiervan is de maakindustrie in Noordoost Overijssel. Voor de (toekomstige) krapteberoepen in deze bedrijfstak is men op zoek naar werkzoekenden in beroepen van waaruit men instroom kan rekruteren. Andere sectoren verwachten in de nabije toekomst te kampen met overschotten in bepaalde beroepen, zoals drukkers in de Grafimedia. Dan is de relevante vraag naar welke beroepen men kan overstappen (van baan naar baan) vanuit deze overschotberoepen. In weer andere sectoren verwacht men overschotten voor sommige beroepen en tekorten voor andere beroepen. Partijen die bezig zijn geweest met het schrijven van een sectorplan, werden geacht deze met een deugdelijke arbeidsmarktanalyse te onderbouwen. Een voorgestelde maatregel, bijvoorbeeld omscholing van werknemers van beroep A naar beroep B, moet op de arbeidsmarktanalyse zijn gestoeld. En hier komt UWV om de hoek kijken. UWV heeft het ministerie voorgesteld om – specifiek gericht op aanvragende partijen – een maatwerkaanbod te ontwikkelen. Spelregels Om maatwerk vlot te kunnen leveren is er een aanvraagformulier gemaakt en is er een aantal spelregels opgesteld. Zo kunnen aanvragers per plan voor maximaal 5 beroepen, volgens twee varianten, factsheets aanvragen (zie box 1). Om de analyse behoorlijk te kunnen uitvoeren is ook een ondergrens gesteld van de omvang van een beroepsgroep: 10.000. Spelregels en aanvraagformulier zijn op 1 maart
2
2015 gepubliceerd op een speciaal hiervoor geopende website: www.werk.nl/sectorplannen. Deze website biedt daarnaast ook inzicht in verder beschikbare arbeidsmarktinformatie (landelijk, sectoraal, regionaal) van UWV en andere kennisorganisaties. De factsheets zijn zonder kosten aan de aanvragers geleverd. Het ministerie van SZW heeft hiervoor aan UWV budget beschikbaar gesteld. De verwachting van UWV was dat er 25 factsheets gemaakt zouden worden. Box 1 Twee varianten Partijen kunnen een factsheet aanvragen in 2 varianten: Variant 1, kansrijke instroomberoepen Bij deze variant is bekend op welk(e) segment(en) van de vacaturemarkt het plan zich zal richten: - voor welke beroepen er (de komende tijd) veel vacatures zijn; - waar vacatures moeilijk vervulbaar zijn of waar dit wordt verwacht. De factsheet variant 1 geeft een analyse van het aanbod onder (werkloze) werkzoekenden die relatief gemakkelijk direct of na scholing aan het werk kunnen. De huidige en te verwachte vraag op de arbeidsmarkt, in de vorm van vacatures en door werknemers gerealiseerde beroepswisselingen, zijn hierbij het uitgangspunt. Variant 2, kansrijke uitstroomperspectieven Bij deze variant is bekend op welke doelgroep(en) werkzoekenden het plan zich zal richten: - De beroepen van de groepen die met werkloosheid worden bedreigd. - De (werkloze) werkzoekenden die op zoek zijn naar ander werk in een ander beroep dan het huidige of laatste beroep. De factsheet variant 2 biedt inzicht in verwante beroepen en veel voorkomende overstapberoepen, de arbeidsmarkt voor deze beroepen en de kansen op werk. Het huidige of het laatst uitgeoefende beroep van het arbeidsaanbod (boventallig, werkloos, niet-werkend) zijn hierbij het uitgangspunt.
4. Opbouwen onderzoeksbestand De belangrijkste bron voor ons onderzoek is het informatiesysteem Sonar van UWV Werkbedrijf (zie bijlage 1). Sonar is het best te omschrijven als een klantvolgsysteem. De werkcoach volgt met Sonar de activiteiten van de werkzoekenden, registreert zijn dienstverlening en het resultaat van deze dienstverlening. Sonar bevat naast procesinformatie ook een vrij complete CV van de werkzoekenden. Vooral het arbeidsverleden en de gevolgde opleidingen uit dit CV hebben we gebruikt voor ons onderzoek. Op basis van alle CV’s van mensen die zich sinds 2010 ingeschreven hebben als werkzoekende is een arbeidsverledenbestand gemaakt. Dit bestand bevat 11,5 miljoen records met de banen (baanperiodes) en 8,5 miljoen werkzoekende records. In figuur 1 zijn de opeenvolgende banen en beroepen van een fictief persoon in het arbeidsverledenbestand schematisch weergegeven. Het arbeidsverleden van deze persoon is: na opleiding, 3 banen die direct op elkaar aansluiten (baan-baan-mobiliteit van drukwerkvoorbereider, postexpediteur tot drukker), een periode werkzoekend en daarna een baan als mechanisch operator (baan-werkloos-baan-mobiliteit). Met de informatie uit het arbeidsverledenbestand kan nu voor elke baan worden bepaald welke baan eraan vooraf ging en welke baan erop is gevolgd. Evenzo kan voor elke baan worden bepaald of er een werkzoekende periode aan voorafging en of er een werkzoekend periode op is gevolgd. Van elke baan is niet alleen begin- en einddatum bekend, maar ook het beroep van de persoon en de persoonsgegevens zoals leeftijd, geslacht en woonplaats.
3
Figuur 1. Mobiliteit Baan-baan mobiliteit Opleiding niveau 1
Baan 1
Baan 2
Drukwerkvoorbereider
Postexpediteur
Baan-werkloos-baan mobiliteit Baan 4
Baan 3
Mechanisch operator
Drukker
Niveau verhogende opleiding? Type opleiding?
Werkzoekend (werkloos/baanloos)
De begin- en einddatums van de baan- en werkzoekende periodes bepalen de volgorde van banen (beroepen) en werkzoekende periodes. We hebben bij elke baan de vorige en de volgende situatie vastgesteld. Hiertoe hebben we het arbeidsverledenbestand op de begin- en einddatums van de baan- en werkzoekende periodes gesorteerd. Tevens hebben we de meest recente banen geselecteerd, dat wil zeggen, de banen die beëindigd zijn na 1 januari 2010. Zo ontstaat een analysebestand voor de periode 2010-2014. Door vanuit elk record vervolgens ‘terug te kijken’ naar het voorgaande record is bepaald bij elke baan of werkzoekendenperiode wat de vorige situatie was. Het oplopend of aflopend sorteren van het bestand levert bij terugkijken in het bestand de gewenste informatie op over de vorige of de volgende situatie: Voor het bepalen van de situatie vóór een bepaalde referentiebaan worden de records (banen en werkzoekende periodes) oplopend gesorteerd op begindatum en einddatum. Een baanrecord dat eerder is begonnen komt daarmee vóór de referentiebaan: terugkijken in het bestand, naar de vorige situatie, levert dan informatie over de vorige baan en het vorige beroep. Voor het bepalen van de situatie ná een bepaalde referentiebaan worden de records (banen en werkzoekende periodes) aflopend gesorteerd op begindatum en einddatum. Een baanrecord dat later is begonnen komt daarmee vóór de referentiebaan: terugkijken in het bestand, naar de vorige situatie, levert dan informatie over de volgende baan en het volgende beroep. In figuur 2 is het fictieve voorbeeld van een loopbaan van een persoon in het arbeidsverledenbestand weergegeven. De referentiebaan is in dit geval de baan als drukker. De banen en werkzoekendenperiodes sluiten hier niet exact aan, maar overlappen soms. In de praktijk komen allerlei situaties voor: naast personen met alleen exact aansluitende banen en werkzoekend perioden, personen met geheel of gedeeltelijk overlappende banen en grote en kleine baanloze periodes. Niet elke baan is te beschouwen als een vorige of volgende baan, bijvoorbeeld bij grotendeels overlappende banen. Het is dus zaak om niet bruikbare situaties te filteren.
Figuur 2. Opeenvolgende records in het arbeidsverledenbestand 1 2 3 4 5 6 7
1 drukwerkvoorbereider 2 postexpediteur 3 drukker 4 werkzoekend 5
nov
jul
sep
mei
mrt
sep
nov
jul
mrt
2013
mei
jan
nov
jul
sep
2012
mei mrt
jan
sep
nov
jul
mei
jan
2011
mrt
nov
jul
sep
april
jan
4
mrt
2010
mechanisch operator 6 procesoperator 7 werkzoekend
Welke banen en beroepen gebruiken we wel en welke niet? De bestandsanalyse heeft een aantal bijzondere situaties opgeleverd die we willen uitsluiten van het onderzoek. Dit doen we door een paar selectiecriteria toe te passen: Zo komt het voor dat banen op hetzelfde moment beginnen of eindigen. Om in een dergelijk geval te bepalen welke baan de voorgaande (of volgende) baan is, wordt als criterium gehanteerd dat de periode tussen de voorgaande (of volgende) baan en de referentiebaan zo klein mogelijk moet zijn. Als de afstand tot de vorige baan groter is dan 30 dagen dan wordt de voorgaande (arbeidsmarkt)situatie als inactief (baanloos, niet werkzoekend) gedefinieerd. Er wordt in de maand voorafgaand aan de referentiebaan dan geen baan of werkzoekende periode gevonden. Als de afstand tot de vorige baan kleiner is dan 30 dagen én die vorige baan heeft meer dan 30 dagen geduurd, dan wordt de arbeidsmarktpositie voorafgaand aan de baan gedefinieerd als werkzaam. Als de voorgaande (of volgende) baan is geselecteerd, wordt een viertal variabelen aan elk record toegevoegd: de beroepencode van de voorgaande baan (SBC 1992) de periode tussen het einde van de vorige baan en het begin van de referentiebaan de einddatum van de vorige baan het volgnummer van de baan waarvan de gegevens afkomstig zijn. Omdat een stapsgewijze procedure wordt gebruikt is het volgnummer nodig om te kunnen controleren van welke voorgaande baan de gegevens uiteindelijk zijn overgenomen. Op deze manier wordt de loopbaan van personen beschreven aan de hand van de opeenvolging van beroepen. Daarbij maken we onderscheid tussen twee vormen van mobiliteit: baan-baan en baanwerkzoekend-baan. Dit vormt het analysebestand over de periode 2010-2014, bestaande uit 8,5 miljoen werkzoekende records.
5. Opzet factsheets Een eerste indicatie voor mogelijke overstapberoepen is in de factsheets gemaakt op basis van de verwantschap van het beroep met andere beroepen. Het UWV beschikt over een zogenoemde verwantschapstabel waarin op basis van competenties is aangegeven welke beroepen een grote mate van verwantschap vertonen. Vanuit deze theoretische verwantschap zijn overstappen tussen verwante beroepen te verwachten. De verwante beroepen zijn in de factsheet aangegeven. Voor de drukkers zijn bijvoorbeeld de voorman drukkerij en de zeefdrukker verwante beroepen. Met het arbeidsverledenbestand zijn de historische overstapberoepen voor zowel krapteberoepen als voor overschotberoepen in kaart gebracht zoals beschreven in hoofdstuk 4. De opeenvolging van banen in het arbeidsverledenbestand laten loopbaanpatronen zien die zich in de praktijk hebben voorgedaan. Dit blijken lang niet altijd de voor de hand liggende overstappen te zijn tussen verwante beroepen. Het is niet verwonderlijk dat niet alle overstappen een even logisch carrièrepatroon laten zien. Een deel van de baanoverstappen zal namelijk op unieke kenmerken van personen berusten. Een volgende baan kan bijvoorbeeld verkregen zijn op basis van kennis en/of ervaring die men heeft opgedaan in eerdere opleidingen, bijbanen of vrijwilligerswerk en daardoor minder logisch volgen op de eerdere baan. In de meeste gevallen geeft de opeenvolgingen van banen en beroepen wel zicht op overstappen die meer vanzelfsprekend zijn: banen die op elkaar volgen omdat ze dezelfde competenties vragen, gebruik maken van de opgedane ervaring, of omdat men is gegroeid in een functie en daardoor doorstroomt naar een volgende. De beroepen sluiten op elkaar aan; sectorgrenzen zijn daarbij minder relevant. Selectie van kenmerken De selectie van de kenmerken waarvoor we de verschillende overgangskansen hebben bepaald, is gebaseerd op de analyse van de doorstroomkans. Deze analyses zijn als eerste uitgetest op het beroep van de lager verzorgende niveau 2. De kansen op de een vervolgbaan in hetzelfde beroep zijn ook voor
5
dit beroep vele malen groter dan de kansen om in een andere beroepen aan de slag te gaan. Daarom was het niet goed mogelijk deze kansen gezamenlijk te schatten in één model. Er is voor gekozen twee modellen te hanteren. Het eerste model bepaalt de keuze voor wel of geen vervolgbaan in hetzelfde beroep. Het vervolgmodel modelleert de verdeling van de andere beroepen. In eerste instantie zijn steeds de verklarende variabelen leeftijd (15-24, 25-44, 45-66), regio (35 arbeidsmarktregio’s), spanningsindicator per arbeidsmarktregio (si_factor_regio), spanningsindicator voor het beroep (si_factor_baan), bbp en bbp vorig jaar (bbp1) gebruikt. Omdat er significante samenhang is tussen bbp, bbp1 en de spanningsindicatoren, zijn deze variabelen nooit gezamenlijk in het model meegenomen. De voorkeur is gegeven aan de spanningsindicator. Als deze niet significant was is bbp of bbp1 in het model geprobeerd. Niet significant variabelen zijn uit de modellen gehaald, waarna het model opnieuw geschat is. Voor de doorstroomkans naar een baan in hetzelfde beroep levert dit een model op waarbij de leeftijd en regio en de spanningsindicator voor het beroep significant bijdragen. Diezelfde variabelen zijn ook significant voor de verdeling over de andere beroepen in model 2. Voor de werkzoekenden die een baan vinden is een duurmodel geschat. Daarvoor is uitgegaan van een discrete tijd model. Per maand is gekeken of iemand nog werkzoekend is of niet. De daarbij behorende duur is bepaald. Als de werkzoekende periode in de betreffende maand eindigt, is de duur berekend tot de einddatum van het werk zoeken. Als de werkzoekende periode niet eindigt dan wordt de duur berekend tot het einde van de maand. Ook leeftijd wordt tijd specifiek bepaald en de spanningsindicatoren. Uit deze analyses volgde eveneens dat leeftijd en regio significante variabelen waren, naars de conjunctuurindicatoren en de duur. Arbeidsmarktinformatie overstapberoepen Voor krapteberoepen zijn, op basis van historische data, de mogelijke overstapberoepen aangegeven. Het kan echter zijn dat er momenteel weinig aanbod is van werkzoekenden vanuit de beroepen die in het verleden zijn ingestroomd in krapteberoepen. Of dat er weinig vacatures zijn in beroepen waar in het verleden veel mensen uit een tekortberoep naar toe stroomden. Historische bewegingen zijn niet per definitie een goede indicatie voor mogelijkheden in de toekomst. Daarom is in de factsheets voor de belangrijkste overstapberoepen de arbeidsmarktsituatie in kaart gebracht op basis van informatie van werk.nl. Voor de overstapberoepen bij krapteberoepen is het aantal geregistreerde werkzoekenden in beeld gebracht. Voor overschotberoepen is het aantal vacatures van de belangrijkste overstapberoepen bekeken. Deze informatie is toegevoegd aan de factsheets.
6. Resultaten in het kort In totaal zijn aan 13 aanvragers 48 factsheets geleverd. Hiervan waren er 32 gericht op kansrijke instroomberoepen (variant 1) en 16 op uitstroomperspectieven uit overschotberoepen (variant 2). De beoogde doelstelling is daarmee overtroffen. In bijna de helft van de aanvragen gaat het om regionale samenwerkingsverbanden die samenwerken om kansrijke overstapberoepen te vullen. Zo richt de regio Zwolle zich op logistieke instroomberoepen, zoals logistiek manager en transportplanner. En gaan partijen in de IJsselvechtstreek aan de slag om werkenden te laten instromen in technische beroepen zoals lasser of procesoperator (zie voorbeeld 1). En richten partijen in de regio Drechtsteden op de mogelijkheden die de scheepsindustrie biedt: plaat- en bankwerker, maintenance. De aanvragen die zich richten op uitstroommogelijkheden betroffen vooral sectorale aanvragen. Zo loopt de werkgelegenheid in de grafische industrie al jaren terug. En willen partijen aan de slag om kansrijke uitstroommogelijkheden te vinden onder andere voor drukkers (zie voorbeeld 2). Hetzelfde geldt voor de mobiliteitsbranche, waar minder perspectief bestaat voor de autotechnicus. Maar we zien ook sectorale aanvragers die weer aan de slag gaan met krappe beroepen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de technische installatiebranche (monteur koudetechniek, servicetechnicus, allround loodgieters) en voor de sector Groenvoorziening (onder andere hoveniers).
6
Daarnaast zijn er ook aanvragen afgehandeld die een iets ander perspectief hebben. Zo is voor de regio Haaglanden in kaart gebracht hoe het werkzoekendenbestand eruit ziet van iedereen die voor een bouwberoep staat ingeschreven: welke beroepen hebben zij uitgeoefend voordat zij zich als werkzoekende inschreven? En hebben zij ook een startkwalificatie (mbo niveau-2) voor het betreffende beroep? De factsheets zijn door de aanvragers als zeer nuttig ervaren en hebben ook bijgedragen aan de kwaliteit van de aanvragen en de arbeidsmarktanalyse. Maar gebruikers geven ook aan, dat de factsheets een breder gebruiksdoel kunnen hebben. Zo kunnen de factsheets ook goed worden gebruikt als het sectorplan is goedgekeurd. Bijvoorbeeld om het zoekproces naar geschikte kandidaten die bij UWV staan ingeschreven goed te structureren.
Voorbeeld 1: Procesoperator Voor het sectorplan in Noordoost Overijssel is de procesoperator als krapteberoep onderzocht. Dat betekent dat is nagegaan wat de meest voorkomende beroepen waren van werkzoekenden die in de periode 2010-2014 zijn ingestroomd als procesoperator. Een derde van de procesoperators is bij instroom vanuit een werkzoekende periode in hetzelfde beroep gebleven. Tweederde is van beroep gewisseld. Voor deze overstapberoepen is nagegaan of het een neerwaartse overstap betrof, een overstap op gelijk niveau of een overstap naar een hoger beroep. Daarnaast zijn in de factsheets de 25 meest voorkomende overstapberoepen weergegeven. Verdere analyses zijn uitgevoerd voor de vier belangrijkste overstapberoepen. Van de 66 procent overstappers naar een ander beroep, was 25 procentpunt overgestapt naar een baan uit deze top vier. Voor de vier meest voorkomende overstapberoepen is bovendien aangegeven wat de overstapkans was voor verschillende kenmerken zoals leeftijd, geslacht en voor de verschillende landsdelen. Net als in vrijwel alle andere beroepen die we voor de sectorplannen hebben bekeken komt de overstap naar een volgende baan in hetzelfde beroep bij jongeren tot 25 jaar veel minder voor dan bij ouderen. UWV beschikt ook over informatie over de gevolgde opleidingen van personen. Daardoor kon worden vastgesteld of er in het jaar voorafgaand aan de overstap een diploma is behaald waardoor het opleidingsniveau verhoogd werd. Ook voor dit kenmerk is nagegaan wat het betekent voor de overstapkansen naar de top-4 beroepen. Werkzoekende die instromen in een baan als procesoperator na een niveau verhogende opleiding te hebben gevolgd, blijken minder vaak in hetzelfde beroep te blijven. Ook dit zien we bij vrijwel alle onderzochte beroepen terug.
7
Tabel 1. Doorstroomkansen naar operator procestechniek vanuit de top-4 beroepen (werkzoekenden), per kenmerk Zelfde beroep
Mechanish operator*
ProductiePostmedewerker expediteur industrie PTT 10% 2%
Werkmeester**
Overige beroepen
historisch leeftijd 15-24
34%
11%
2%
41%
20%
4%
12%
2%
0%
62%
leeftijd 25-44
30%
10%
11%
3%
2%
44%
leeftijd 45+
44%
14%
7%
1%
2%
32%
34%
10%
10%
2%
2%
42%
28%
14%
7%
3%
0%
48%
geen niveau verhogende opleiding niveau verhogende opleiding Noord
41%
14%
12%
1%
0%
32%
Oost
29%
13%
11%
2%
2%
43%
West
34%
7%
6%
3%
1%
49%
Zuid
34%
10%
11%
3%
2%
40%
* mechanisch operator glas-, aardewerk-, papier-, textiel-, voedings- en genotmiddelen-, procesindustrie ** werkmeester afdeling glas-, aardewerk-, papier-, textiel-, voedings- en genotmiddelen-, (petro)chemische industrie
Voorbeeld 2: Drukker Vaak blijken overstappers die van de ene baan doorstromen naar de andere baan in hetzelfde beroep te blijven. In de meeste door ons onderzochte beroepen gold dat voor minstens de helft van de overstappen. De andere helft van de overstappers ging wel aan de slag in een ander beroep. Bij de drukkers bleek 62 procent bij een overgang van de ene baan naar de andere niet van beroep te zijn veranderd (tabel 2). Van de overige 38 procent was 13 procentpunt overgestapt naar een baan uit deze top vier. Dat betekent dat ze productie medewerker zijn geworden, mechanisch operator, binderijpersoneel, of dat ze in een ondersteunende administratieve functie aan het werk zijn gegaan. Op basis van deze overzichten kan het dus zijn voorgekomen dat drukkers zijn overgestapt naar een baan als mechanisch operator en van daaruit zijn doorgestroomd naar procesoperator.
8
Tabel 2. Doorstroomkansen vanuit hoog-, diep-, offset-, blok- en textieldrukker naar de top-4 beroepen, per kenmerk Zelfde beroep
ProductieMechanisch medewerker operator
Binderijpersoneel
Onderst. adm. functies 2%
Overige beroepen
Historisch leeftijd 15-24
62%
4%
4%
3%
34%
13%
3%
-
-
50%
leeftijd 25-44
62%
4%
4%
2%
2%
26%
leeftijd 45+
69%
4%
5%
4%
3%
16%
man
63%
4%
5%
3%
2%
23%
vrouw (n=13)
31%
23%
-
-
-
46%
63%
4%
4%
2%
2%
24%
33%
22%
11%
11%
-
22%
geen niveau verhogende opleiding niveau verhogende opleiding (n=9) Noord
24%
62%
5%
5%
5%
3%
21%
Oost
64%
4%
4%
4%
1%
22%
West
67%
4%
3%
1%
4%
21%
Zuid
48%
6%
8%
3%
-
35%
Jongeren blijken ook hier minder standvastig in het beroep dan ouderen. Degenen die een niveau verhogende opleiding hebben gevolgd, kwamen minder vaak vanuit hetzelfde beroep, maar waren bijvoorbeeld vaker mechanisch operator. Bij de drukkers is het niet vaak voorgekomen dat er een niveau verhogende opleiding is gevolgd voorafgaand aan een baanwissel. Het is echter wel illustratief dat drukkers die een niveau verhogend diploma hebben behaald veel minder vaak in hetzelfde beroep blijven. Ook dit zien we bij veel van de onderzochte beroepen terug.
7. Verdere benutting mogelijkheden: 3 voorbeelden Het gebruik van het arbeidsverledenbestand en het opleveren van de factsheets is goed bevallen. De afnemers waren tevreden en we hebben ervaring opgebouwd die ook in ander onderzoek nuttig kan zijn. We staan aan de poort van verdere benuttingsmogelijkheden. Hieronder enkele voorbeelden van wat mogelijk is. 1) In de sector Zorg en welzijn zijn momenteel substantiële (regionale) krapte en overschotsituaties bij een deel van de beroepen en branches. Daarom is het van belang om meer zicht te krijgen op de omvang en samenstelling van de mobiliteitsstromen binnen en tussen beroepsgroepen in de sector, en op mobiliteitsstromen binnen, naar en vanuit de sector en branches van de sector. Er is op dit moment geen actueel en compleet beeld van de omvang en samenstelling van deze mobiliteit. Als dit zicht wel aanwezig is kan antwoord worden gegeven op de volgende vragen: Naar welke beroepen stappen mensen (vaak) over die nu (of straks) een beroep met een ruime arbeidsmarkt hebben? Bieden deze overstapberoepen mogelijkheden voor omscholing van een substantieel deel van de mensen in een overschotberoep? Vanuit welke beroepen zijn mensen afkomstig die (vaak) overstappen naar een krapteberoep? Bieden deze herkomstberoepen mogelijkheden voor gerichte werving? Er is door UWV een pilot opgezet om hiermee aan de slag te gaan. Zicht op de weergegeven loopbaanpaden, binnen en buiten de sector Zorg en welzijn, biedt mogelijkheden om gericht beleid te voeren om tekorten in krapteberoepen weg te werken en ook werkloosheid vanwege boventalligheid te voorkomen. Een en ander is in tabel 3 schematisch weergegeven.
9
Tabel 3
Matrix instroom, doorstroom en uitstroom in de sector Zorg en welzijn
Instroom in Z&W
Doorstroom in Z&W
Uitstroom uit Z&W
Instroom vanuit andere
Mobiliteit binnen hetzelfde
Uitstroom naar andere
sector,
beroep en zorgbranche
sector, hetzelfde beroep
met hetzelfde beroep Mobiliteit binnen hetzelfde beroep, andere zorgbranche Mobiliteit naar ander beroep, zelfde zorgbranche Instroom vanuit andere
Mobiliteit naar ander beroep,
Uitstroom naar ander sector,
sector,
andere zorgbranche
ander beroep
vanuit ander beroep Als de pilot slaagt, is het oogmerk om dit te verbreden tot alle sectoren en een nader te bepalen aantal te onderscheiden beroepen. Dan ontstaat inzicht in: Instroomprofielen per sector; Beroepenstromen in en tussen sectoren; Sectorstromen tussen beroepen. 2) Een ander voorbeeld betreft het bundelen van kleine banen. Verreweg de meeste bedrijven in Nederland behoren tot het midden- en kleinbedrijf. Deze bedrijven hebben veel minder dan grote ondernemingen of instellingen, een vastomlijnde functiestructuur. Een postbesteller kan bijvoorbeeld in de avonduren schoonmaken. In het bijzonder bij kleine bedrijven zit veel verborgen werkgelegenheid. Daarbij gaat het om werkzaamheden die blijven liggen, die als overwerk worden uitgevoerd etc. Het is voor bedrijven zinloos om voor een klus van een paar uur per week formeel een werknemer te gaan zoeken. Dat gebeurt dus ook niet. Als je in staat bent om deze kleine klussen te clusteren, kun je er een baan van maken, waar je een werkzoekende op kunt bemiddelen. Met het arbeidsverledenbestand weten we, welke werkenden welke kleine banen (taken, functies) combineren. Daar kun je dan gericht op bemiddelen, omdat je zicht krijgt op de vraag, welke combinaties van banen goed bij elkaar passen. 3) Als laatste voorbeeld: de ICT. Deze sector zal de komende jaren veel werkgelegenheid opleveren. Nederland-ICT verwacht vooral op HBO- en HBO+ niveau tekorten. Dat komt omdat de beroepsinhoud aan grote verandering onderhevig is (upgrading) en er ook in een razend tempo nieuwe beroepen met nieuwe werkgelegenheid ontstaan. Om hierop te anticiperen wil de sector in kaart brengen, hoe het bestand aan zij-instromers (in de sector, maar ook naar beroep, 50 procent van de ICT-werkgelegenheid zit buiten de ICT-sector) eruit ziet. Wat zijn persoonskenmerken? Wie heeft een ICT-opleiding gevolg en werkt niet in een ICT-beroep? Wie stroomt met welke niet-ICT opleiding toch in een ICT-beroep? Welke functies hebben mensen uitgeoefend voordat ze in de ICT aan de slag gingen? Wat onderscheidt WW-ers die uitstromen naar een ICT-beroep van WW-ers die daartoe niet in staat zijn? Met het arbeidsverledenbestand in de hand kan op dit type vragen antwoord worden gegeven. Bij deze voorbeelden past wel een kanttekening. Het bestand vertoont een bias, omdat het zich beperkt tot die werkenden/werkzoekenden die ingeschreven staan (of hebben gestaan) als werkzoekend bij UWV. Er loopt een pilot om te bezien of deze bias kan worden opgelost door de koppeling te leggen met de Polisadministratie.
10
Bijlage 1 Sonar, klantvolgsysteem en informatiebron Sonar, bron voor onderzoeksgegevens over banen, beroepen en opleidingen De belangrijkste bron voor ons onderzoek is het informatiesysteem Sonar van UWV Werkbedrijf. Sonar is het best te omschrijven als een klantvolgsysteem. De werkcoach volgt met Sonar de activiteiten van de klant: vooral werkzoekenden met een uitkering. De werkcoach registreert in Sonar zijn dienstverlening, zoals adviezen, controles, afspraken en het resultaat van de dienstverlening. Virtueel kantoor Werk.nl Sonar is gekoppeld aan een aantal andere administratieve systemen die bronnen voor klantgegevens zijn. Het belangrijkste bronsysteem voor Sonar is Werk.nl. Deze internetsite is een virtueel UWV-kantoor voor alle werkzoekenden en werkgevers met vacatures. Werkloze werkzoekenden vragen via Werk.nl een uitkering aan en plaatsen hun CV op een persoonlijke Werkmap in Werk.nl. Door een CV in de Werkmap te plaatsen, krijgt de werkzoekende geschikte vacatures aangeboden en is hij/zij te vinden door werkgevers. Via Sonar kan de werkcoach onder meer de Cv’s lezen en beoordelen. CV van werkzoekende in de Werkmap In principe kan elke burger zich inschrijven als werkzoekende op Werk.nl. Eventueel met hulp van een werkcoach plaatst de werkzoekende zijn/haar CV in een persoonlijke Werkmap. In de praktijk blijkt dat 9 op de 10 gebruikers van de Werkmap een werkloosheidsuitkering aanvraagt of al een uitkering heeft. De overige gebruikers zijn vooral schoolverlaters en mensen die een andere baan zoeken. Medio 2015 hebben bijna 453 duizend werkzoekenden hun CV op Werk.nl staan. Digitale identificatie via DigiD Een werkloosheiduitkering aanvragen of je alleen inschrijven als werkzoekende, kan alleen na een digitale identificatie via DigiD. Hierdoor is van elke gebruiker van de Werkmap het burgerservice nummer (BSN) en wat basale persoonsgegevens bekend. In de Werkmap plaatst de werkzoekende zelf een ─ zo compleet mogelijk ─ CV: zijn/haar arbeidsverleden, gevolgde opleidingen en cursussen, competenties, ervaringsberoepen, drie gewenste beroepen en motivatie. Het invullen van de CV gaat grotendeels via dialoogvensters, zo wordt bijvoorbeeld bij het intypen van een ervaringsberoep de keuzeopties met bekende beroepsbenamingen gepresenteerd. Bekende gegevens vooraf ingevuld Voor werklozen die via Werk.nl een werkloosheidsuitkering aanvragen, wordt automatisch een persoonlijke Werkmap aangemaakt. Een groot deel van de gegevens van de werkzoekende zijn via het BSN al bij UWV bekend. De bekende gegevens staan al ingevuld in de aanvraag, zoals naam, adres, geslacht en geboortedatum. Via de Polisadministratie is ook het arbeidsverleden grotendeels bekend en vooraf ingevuld. De persoonsgegevens zijn niet te wijzigen, uitgezonderd het adres, e-mail en telefoonnummer. Het arbeidsverleden kan de aanvrager corrigeren en aanvullen met beroepsgegevens en ontbrekende banen. Grote betrouwbaarheid van de gegevens Door de koppeling met het BSN zijn de persoonsgegevens in Sonar betrouwbaar. De gegevens uit de Cv’s zijn redelijk tot zeer betrouwbaar. Het arbeidsverleden van de mensen die een uitkering aanvragen of aangevraagd hebben is het meest betrouwbaar. Van deze mensen is het arbeidsverleden afkomstig uit de Polisadministratie en zo nodig aangevuld en gecorrigeerd. Beroep- en opleidingsgegevens worden door de werkzoekende (en soms door de werkcoach) ingevuld, waardoor de betrouwbaarheid vergelijkbaar met die de Cv’s in sollicitaties. UWV heeft met gegevens uit Sonar en andere administratieve systemen een datawarehouse (DWH) gebouwd. Via dit DWH zijn historische gegevens direct beschikbaar voor onderzoek, statistiek en verantwoordingsrapportages. De gegevens in het DWH van UWV zijn anoniem en van de adressen is alleen de postcode bewaard. Alleen een beperkte groep onderzoekers en ICT-medewerkers heeft toegang tot het DWH. De informatie in UWV-rapportages is niet tot individuen te herleiden.
11