Zestig jaar Israël Het verdelingsplan van 1947 Onderstaand artikel is een bewerking van een rede die ik op 19 november 2007 heb gehouden in de synagoge van Enschede. Op die dag was het precies zestig jaar geleden dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, op 29 november 1947, besloot tot de opdeling (Partition) van het Britse mandaatgebied Palestina in een Joods en een Arabisch deel. Op basis van dat besluit van de VN riep David ben Goerion een half jaar later, op 14 mei 1948, toen de Britten zich volledig hadden teruggetrokken, de Joodse staat Israël uit. Andere sprekers op het symposium in Enschede, dat was georganiseerd door het plaatselijke Opperrabbijn Hirschs Instituut, waren de bisschop van Rotterdam, Mgr. A. van Luyn, de scriba (secretaris-generaal) van de PKN, de Protestantse Kerk in Nederland en minister van buitenlandse zaken Maxime Verhagen. (ak) Ik ben geboren in 1934, dus toen de Algemene Vergadering van de Verenigde Natie stemde over het Partition-plan was ik 13 jaar. Maar ik herinner mij nog goed hoe ik, als net beginnende gymnasiast, de gebeurtenissen op de radio en in de krant volgde. De Joden dansten van vreugde in de straten van Tel Aviv – eindelijk, eindelijk zou er een Joodse staat komen. Daar hadden zij lang op moeten wachten. Die vergadering van de Algemene Vergadering van de VN was van cruciaal belang. De Britten hadden aangekondigd dat zij in mei 1948 hun mandaatgebied Palestina zouden verlaten. Dat mandaat hadden zij na de Eerste Wereldoorlog gekregen van de Volkenbond, en de Verenigde Naties waren de juridisch rechtmatige opvolger van de Volkenbond. In Palestina was na de Tweede Wereldoorlog de chaos compleet. Iedereen vocht zo ongeveer met iedereen. De Arabieren – die toen nog geen Palestijnen werden genoemd – vochten met de Joden, de Joden vochten met de Arabieren, iedereen vocht met de Britten en de Britten vochten met iedereen. Tot ze er geen gat meer in zagen – wij gaan weg en de Verenigde Naties moeten het verder maar uitzoeken. Zo kwam het Partition-plan tot stand dat in november 1947 door de Algemene Vergadering werd behandeld. Deze verdeling hield in dat Palestina zou worden verdeeld in een Joods en een Palestijns deel. Jeruzalem zou voor tien jaar een corpus separatum worden, daarna zou over de verdere toekomst van de Heilige Stad – heilig voor Joden, christenen én Arabieren – een beslissing worden genomen. Op 29 november 1947 werd het verdelingsplan door de Algemene Vergadering met 33 tegen 13 stemmen aangenomen, met tien onthoudingen. HARRY TRUMAN Het klinkt als een royale overwinning voor de voorstanders, maar dat het zo’n grote overwinning zou worden, daar had het maandenlang niet naar uitgezien. In feite dacht iedereen: het wordt een dubbeltje op zijn kant, en dat dachten ook de Joden in Palestina. Een belangrijk element voor hun twijfel, en die van anderen, was dat het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken tégen de Partition was. Een Joodse staat in het Midden-Oosten, dat zag het State Department helemaal niet zitten. President Harry Truman greep persoonlijk in om zijn diplomaten tot andere gedachten te brengen. Hij gaf opdracht dat de Verenigde Staten vóór zouden stemmen. Truman trok bovendien de meeste Latijns-Amerikaanse landen over de streep. Belangrijk was dat de Sovjet-Unie en haar satellietlanden in Oost-Europa vóór de Partition stemden. Wat Jozef Stalin deed besluiten de Joden hun eigen staat te gunnen is nooit helemaal duidelijk geworden. Waarschijnlijk dacht hij daarmee het Britse imperium en het Britse kolonialisme in de wielen te 1
rijden. In elk geval hield Andrei Gromyko, de Sovjetminister van buitenlandse zaken, in de Algemene Vergadering een roerende redevoering. “Het Joodse volk”, zei hij, “heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog martelingen en wreedheden ondergaan als de geschiedenis niet eerder te zien heeft gegeven. Ik overdrijf niet als ik zeg dat dit lijden tot het domein van het onvoorstelbare behoort. Dit verklaart de wens van de Joden een land te stichten dat van hen is. Het zou onrechtvaardig zijn als men met dit legitieme streven geen rekening hield en de realisering daarvan aan het Joodse volk verbood.” Geen zionist had het beter kunnen zeggen. VERDEELDHEID Vergeet echter niet, ook binnen de Joodse gemeenschappen in Palestina en de diaspora was het verdelingsplan omstreden – natuurlijk niet omdat de Joden eindelijk hun eigen staat kregen, maar omdat die staat veel te klein was. De Jewish Agency, zeg maar de voorlopige Joodse regering in Palestina, was vóór – beter iets dan niets – maar de rechtervleugel van de zionistische beweging was tegen. Deze mensen wilden van geen verdeling van Palestina weten, zij wilden een Joodse staat van de Middellandse Zee tot de Jordaan, en zelfs méér – volgens hen hoorde ook het koninkrijk Transjordanië aan de oostelijke oever van de Jordaan tot het land Israël. Zij baseerden die gedachte op het feit dat Transjordanië – het huidige Jordanië – tot 1923 deel had uitgemaakt van het Britse mandaatgebied. De rechtervleugel van de zionistische beweging werd in die dagen geleid door Menachem Begin en Yitzhak Shamir die beiden later premier van Israël zouden worden. Begin leidde de Irgoun en Shamir de Sterngroep, twee groepen die niet terugschrokken voor terreur om hun doel te bereiken. Maar het realisme van de overgrote meerderheid van de Joden in Palestina gaf de doorslag. Die meerderheid werd geleid door David is Goerion, de voorzitter van de Jewish Agency, en dat was een realist pur sang. Ook de Nederlandse zionisten waren verdeeld. De Nederlandse Zionistenbond was tégen de Partition en koos, net als Begin en Shamir, voor de radicaalste oplossing: een Joodse staat aan beide zijden van de Jordaan, dus inclusief Transjordanië. De NZB hield dat zelfs vol ná de aanvaarding van het verdelingsplan door de VN – voor ‘een integrale oplossing van het Jodenvraagstuk’, zoals de bond het noemde, was een groot land nodig. Het verbaast u misschien dat de Zionistenbond het woord ‘Jodenvraagstuk’ gebruikte, na de door de nazi’s gehanteerde uitdrukking Endlösung der Judenfrage toch een zeer besmet woord. Maar de zionisten gebruikten, zowel vóór als ná de Tweede Wereldoorlog, dat woord als de normaalste zaak van de wereld. Ook de grondlegger van de zionistische beweging, Theodor Herzl, deed dat. POGROMS Het zionisme kwam niet uit de lucht vallen. Historisch staat vast dat elke grote stroom Joodse vluchtelingen naar Palestina werd veroorzaakt door antisemitisme, pogroms en andere soorten van felle Jodenvervolging. Dat begon aan het einde van de negentiende eeuw in het rijk van de Russische tsaren. In de ene pogrom na de andere - ze duurden van 1881 tot 1903 - werden Joden afgeslacht, van Warschau tot Odessa. Hoeveel Joden precies werden gedood is niet bekend, maar het zijn er duizenden, waarschijnlijk tienduizenden geweest. De eerste grote exodus van OostEuropese Joden kwam, ook omdat de overlevenden systematisch werden uitgehongerd, op gang. Tussen 1882 en 1914 verlieten bijna drie miljoen Joden Oost-Europa. Velen van hen reisden via Amsterdam naar de Verenigde Staten, waar al familieleden van hen woonden, maar velen gingen ook naar Palestina. “Een land zonder volk voor een volk zonder land,” zeiden de zionisten. Dat was dus niet zo, er woonden wel degelijk mensen in Palestina, zij het niet veel. Het is overigens een vreemde ironie van de geschiedenis dat vele voorouders van de mensen die wij nu Palestijnen noemen pas na het begin van de Joodse invasie naar Palestina zijn gekomen. 2
Na de eerste immigratiestroom van Joden naar Palestina volgden er meer. De tweede golf, die begon in 1905 en duurde tot de eerste wereldoorlog, was opnieuw het resultaat van golven antisemitisme die door Rusland trokken. De derde emigratiegolf kwam in 1917 toen - natuurlijk – de Joden de hoogste prijs betaalden voor de burgeroorlog in Rusland. Alleen al in de Oekraïne werden tussen de 60.000 en 130.000 Joden het slachtoffer van een serie pogroms die, aldus Amos Elon in zijn standaardwerk over de Joodse staat (The Israelis, Founders and Sons), in omvang en wreedheid alles overtroffen wat ooit onder de tsaren was gebeurd. De vierde emigratiegolf kwam na de tweede wereldoorlog toen honderdduizenden overlevenden van de Holocaust, ondanks het verzet van de Britten, naar Palestina trokken. DOLLE VREUGDE U weet allemaal hoe het na het verdelingsplan verder is gegaan. David ben Goerion riep op 14 mei 1948, daags na het vertrek van de Britten, in Tel Aviv de Joodse staat Israël uit. Het was maar een klein land, iets groter dan de helft van Nederland, maar het wás een land. De Joden waren door het dolle heen van vreugde, niet alleen in Palestina maar ook in de diaspora. De Nederlandse Zionistenbond had inmiddels eieren voor haar geld gekozen en vierde de stichting van de Joodse staat met een groot feest in het Concertgebouw in Amsterdam. Het is, in dit kader, goed er nog eens met nadruk aan te herinneren dat Israël een schepping is van de Verenigde Naties. Dat is de juridische tak waarop Israël zit. De legitimiteit van de Joodse staat dient nooit en nergens en door niemand ter discussie te staan. Het bestaansrecht van Israël is onaantastbaar. Velen hebben zich dikwijls afgevraagd wat er zou zijn gebeurd als niet alleen de Joden – die nu Israëli’s werden – maar ook de Arabische landen het verdelingsplan hadden aanvaard. De Arabische landen kozen echter voor de oorlog – aan de Palestijnen werd niets gevraagd – die door Israël werd gewonnen. De Israëli’s slaagden er zelfs in hun grondgebied aanzienlijk uit te breiden. Zo ontstonden de grenzen van 1949. Judea, Samaria en Oost-Jeruzalem werden ingelijfd door Transjordanië, dat voortaan Jordanië heette. ‘IF-HISTORY’ Wat er zou zijn gebeurd als de Arabische landen het verdelingsplan hadden aanvaard, weten wij niet, dat is – zoals Jan Romein het noemde –‘if-history’. Misschien zouden de Palestijnse staat en de Joodse staat vreedzaam naast elkaar hebben bestaan. Hoeveel ellende zou Joden en Palestijnen zijn bespaard als ook de Arabische landen in 1947 verstandig waren geweest. Misschien ook had Israël niet meer bestaan als de Arabische landen het verdelingsplan hadden aanvaard. Daar hoort u van op, maar het zou best kunnen. Ik herinner mij nog als de dag van gisteren mijn eerste journalistieke reis naar Israël. Dat was in 1970. Ik had een interview met de directeur-generaal van het ministerie van buitenlandse zaken. Ik kon mijn oren niet geloven toen hij zei: “Ach, u moet dat maar niet in uw krant schrijven, maar wij Israëli’s zouden in elke stad van ons land een standbeeld moeten oprichten voor de Onbekende Arabier. De Arabieren hebben Israël groot gemaakt. Zes Arabische landen waren zo vriendelijk ons in 1948 aan te vallen. Wij moesten ons als één man verdedigen en dat smeedde onze eenheid. Als de Arabische landen ons niet hadden aangevallen, was dit land nooit blijven bestaan. Dan hadden wij elkaar allang het kot uitgevochten.” ETNISCHE ZUIVERING De gehele geschiedenis van het Israëlisch-Palestijnse conflict is een dieptreurige geschiedenis van misdaden en gemiste kansen, aan beide zijden. Israël maakte van zijn Onafhankelijkheidsoorlog in 1948 misbruik om vele tienduizenden Palestijnen het land uit te jagen, de eerste grote etnische zuivering in de naoorlogse geschiedenis. Israël heeft lang de mythe in stand kunnen houden dat al 3
die Palestijnen zijn gevlucht voor het oorlogsgeweld, maar dat is niet waar. De meeste Palestijnen zijn verdreven. Premier Yitzchak Rabin erkende in zijn memoires dat hij met zijn eenheid van de Palmach, een onderdeel van het Israëlische leger, persoonlijk meer dan 50.000 Palestijnen heeft weggejaagd. Hij moest die passage van de militaire censuur uit zijn memoires schrappen. Israël wilde dat de mythe overeind bleef. Rabin zelf vertelde dit verhaal aan zijn ghost-writer Dov Goldstein, die het na de moord op Rabin onthulde. De zogeheten ‘nieuwe historici’ in Israël hebben sindsdien overvloedig aangetoond dat de Israëli’s tijdens hun Onafhankelijkheidsoorlog op grote schaal etnische zuiveringen hebben doorgevoerd. Daar staat tegenover dat bijna een miljoen Joden uit de omliggende Arabische landen naar Israël werden verdreven of daar uit vrije wil naar toe kwamen. In zekere zin zou men dus kunnen zeggen: Israël en de Arabische landen staan quitte. Ook aan Palestijnse zijde aan misdaden geen gebrek. Tientallen walgelijke zelfmoordaanslagen op onschuldige Israëlische burgers bijvoorbeeld. Nu beschiet Hamas met zelfgemaakte raketten een Israëlische stadje aan de overzijde van de grens. Men kan niet van Israël verlangen dat het zonder harde garanties Judea en Samaria ontruimt en extremistische Palestijnen zo in staat stelt Tel Aviv en het vliegveld Ben Goerion onder vuur te nemen. Zo zou ik nog lang door kunnen gaan – aan beide zijden de ene misdaad na de andere, aan beide zijden geen echte wil tot vrede. TWEESTATENOPLOSSING Ik geloof nog steeds dat er maar één oplossing is – Israël moet de bezette gebieden ontruimen en terugkeren naar de grenzen die bestonden van 1949 tot 1967. Jeruzalem moet worden verdeeld. Twee staten naast elkaar die vreedzaam samenleven. Het is een mooi ideaal, maar er zal nog heel wat water door de Jordaan moeten vloeien voor het zover is – áls het ooit gebeurt. Voor mij staat in elk geval vast dat latere historici unaniem zullen oordelen dat het een enorme blunder van Israël was dat het de bezette westelijke Jordaanoever, die het na de Zesdaagse Oorlog in handen kreeg, is gaan koloniseren. En de uitbreiding van de nederzettingen gaat door tot op de dag van vandaag. In Judea en Samaria is een krankzinnige toestand ontstaan, met vele wegversperringen voor de Palestijnen die in hun eigen land niet vrij kunnen reizen. De bouw van het afscheidingshek heeft de zaken verergerd. De bouw van het hek is terecht, het aantal zelfmoordaanslagen is tot bijna nul teruggebracht, maar een niet onaanzienlijk deel van het hek staat op Palestijns gebied terwijl het natuurlijk parallel had moeten lopen met de grenzen van 1967. Die kolonisten daar zijn geen aangename mensen. Ik heb hele middagen met hen gediscussieerd maar er is geen land met hen te bezeilen. ‘God heeft ons dit land beloofd en geen regering mag het ontruimen. Punt uit.’ Die kolonisten zijn ook voortdurend bezig de Palestijnen het leven zuur te maken, onder andere door het vernielen van hun boomgaarden met olijfbomen. AMOS ELON De Israëlische schrijver Amos Elon die ik net noemde is een onvermoeibare propagandist voor volledige ontruiming van de bezette gebieden. In een interview vroeg ik hem eens of hij mogelijkheden zag voor een Israëlisch-Palestijnse verzoening. Hij keek mij boos aan over zoveel politieke naïviteit en zei: “Verzoening, wat nou verzoening? Wij hebben helemaal geen verzoening nodig. Wat wij nodig hebben is een politieke oplossing en een territoriaal compromis. De verzoening komt dan vanzelf. U moet de politieke volgorde niet omdraaien. En als er géén verzoening komt, ook goed. Wáár staat geschreven dat ik van de Palestijnen moet houden? Zij 4
zijn onze vijanden. Met mijn vrienden ga ik naar de kroeg en met mijn vijanden ga ik aan de onderhandelingstafel zitten.” In november 2007 begon een door president Bush en zijn minister van buitenlandse zaken Condoleezza Rice georganiseerde vredesconferentie over het Midden-Oosten in Annapolis. Het was de bedoeling dat de conferentie zou leiden tot indringende besprekingen tussen de Israëli’s en de Palestijnen, met als uiteindelijk resultaat de stichting van een onafhankelijke Palestijnse staat. Die besprekingen worden inderdaad gehouden, maar of die nog dit jaar, zoals de bedoeling is, zullen leiden tot de vestiging van een Palestijnse staat mag worden betwijfeld. Het begint zelfs steeds meer de vraag te worden of die Palestijnse staat er ooit komt. De enorme uitbreiding van het aantal Israëlische nederzettingen op de westelijke Jordaanoever heeft dat steeds moeilijker gemaakt. VERLOEDERING Niettemin, schreef M.J. Rosenberg op 12 november2 007 in de Jerusalem Post, zal die Palestijnse staat er nu toch echtmoeten komen, al was het alleen maar om een verdergaande verloedering van Israël te voorkomen. Rosenberg, een gezaghebbende Joodse commentator, is directeur van het Israel Policy Forum in Washington. Hij maakt zich grote zorgen over de toekomst van Israël, het land dat hij intens bemint. Waar het om gaat, meent hij, is dat de status-quo ‘een ziekte is die twee samenlevingen vernietigt. Als je Israël steunt heb je geen andere keus dan te steunen wat Olmert (premier van Israël), Abbas (leider van de Palestijnen) en Rice proberen te doen. Het alternatief is steun aan het voortduren van de bezetting en het einde van de zionistische droom’. Rosenberg wijst op het onaanvaardbare gedrag van de extremisten aan beide zijden. De moordenaar van premier Rabin, Yigal Amir, wordt door een deel van de Israëlische samenleving als een held vereerd. Hij werd geïnspireerd door vele Israëli’s die nog steeds geloven dat de moord op Rabin door God bevolen was. Ook aan Palestijnse zijde zijn er veel extremisten die onder geen voorwaarde een Palestijnse staat willen naast Israël. Zij willen een Palestijnse staat in plaats van Israël, een land dat moet verdwijnen. Zoals extremistisch rechts in Israël de moordenaar van Rabin vereert, zo vereren de Palestijnse extremisten iemand als Samir Kuntar die er prat op gaat dat hij een jonge Joodse familie in Nahariya vermoordde. Extremistische Palestijnen willen een Palestijnse staat van de Middellandse Zee tot de Jordaan. Extremistische Israëli’s willen een Joodse staat van de Middellandse Zee tot de Jordaan. Wat wij nodig hebben, schreef eens de Israëlische schrijver Amos Oz, is een compromis tussen een niet-consequente Palestijn en een niet-consequente zionist. Laten we hopen dat Annapolis er uiteindelijk toe zal leiden dat het compromis de overwinning zal behalen op het extremisme.
ARIE KUIPER
© KRI/KRONIEK 2008 5