verhaal De schilder en zijn spiegel
Zelfportret uit 1628 ‘Het moet er nu eindelijk maar eens van komen: mijn eerste zelfportret. Ik ben tweeëntwintig jaar en heb jarenlang schilderles gehad. Eerst bij Jacob van Swanenburg en later bij Pieter Lastman in Amsterdam. Nu ik weer terug ben in mijn geboorteplaats Leiden, wil ik graag als zelfstandig schilder beginnen. Ik wil veel portretten maken. Om dat te oefenen ga ik mezelf schilderen. Even de spiegel rechtzetten. Zo Rembrandt, dat ben jij dus in die spiegel. Je bent nou niet bepaald de knapste jongen. Lach eens! Nee, dat is geen gezicht. Kijk eens verschrikt of doe alsof je bang bent. Nee, dat is ook niks. Kijk nou eens gewoon in de spiegel naar jezelf, Rembrandt. Wat zie je? Een bos wilde haren. Meteen op het doek zetten. Dat maakt je wat
Zelfportret uit 1628. (Rijksmuseum, Amsterdam.)
branieachtig. Zo voel ik me ook. Ik wil een beroemde schilder worden en veel geld verdienen. En ik wil een mooie vrouw trouwen en veel kinderen krijgen. Hm, die haren mogen best een beetje
CANON: REMBRANDT
wilder. Als ik nu eens met de achterkant van mijn penseel door de natte verf kras. Ja, dat is beter. Zo krijg ik mooie krullen. Welke kleur zal ik voor mijn gezicht gebruiken? Zal ik er wat licht op laten schijnen? Nee Rembrandt, zo ziet je neus er niet uit in het echt. Dat zou je wel willen. Je moet jezelf schilderen zoals je bent. Dat moet je later ook met portretten van anderen doen. Hopelijk krijg ik veel opdrachten. O ja, ik moet straks nog even naar de markt. Ik heb daar gisteren prachtige oosterse kleren en sieraden gezien. Die wil ik kopen om na te kunnen schilderen. Ik kan ze goed gebruiken als ik een portret van een edelman of een figuur uit de Bijbel ga schilderen. Waarom lukt die mond nou niet? Kijk eens in de spiegel, Rembrandt, kijk eens wat je doet. Je houdt je adem in. En dat zie je dus ook op het schilderij. Je moet normaal ademhalen. Om een portret op het doek te laten leven, moet je de indruk wekken dat de persoon ademt. Dat is de kunst van het schilderen.’ Zelfportret uit 1631 ‘Nee hondje, je krijgt nog geen eten. Je moet nog even wachten. Ik ben nu aan het schilderen. Ik wil dit zelfportret af hebben voor mijn leerlingen komen. Zie je waar het baasje mee bezig is? Een zelfportret waarop ik een oosterse vorst ben. Die schitterende jas en die sierlijke
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina
tulband heb ik gisteren op een openbare veiling gekocht. De jas is van echte zijde en heeft een fluwelen kraag. Vind je mij er niet mooi uitzien? Alleen moet je wel wat trotser kijken, Rembrandt, dat hoort bij een vorst. Even de spiegel erbij halen. Als ik nu eens mijn mantel uitspreid en in mijn linkerhand die mooie staf vasthoud die ik ook op de veiling heb gekocht.
verf maar ook mooie spullen kopen. Hm, ik sta er fraai op. Die tulband staat me goed, vind ik. Nu iets voor op de voorgrond. Een bos bloemen? Nee, het moet iets levendigers zijn. Ja, je krijgt zo eten, hondje. Even wachten tot het baasje klaar is. Wat kijk je nou? Wacht eens ... Ik schilder jou op de voorgrond. Blijf stil zitten. Nee, luisteren naar het baasje. Stil zitten! Zo ja. Eerst de contouren van de hond schetsen en dan ... Nee, niet weglopen. Kom hier! Kom hier! Wat een eigenzinnige hond. Ach, laat ook maar. Ik schilder de hond wel uit mijn hoofd. Ja, dit wordt een mooi zelfportret: Rembrandt van Rijn, een oosterse vorst met een Hollandse poedel!’ Zelfportret uit 1635
Zelfportret uit 1631. (Petit Palais, Parijs.)
Wat een mooie spullen waren daar te koop! De volledige inboedel van een koopman die zijn schulden niet meer kon betalen, werd in het openbaar verkocht. Jammer voor hem, maar ik was er blij mee! Toen ik deze oosterse jas zag, wilde ik hem meteen hebben. Ik bood zo hoog dat niemand anders nog durfde te bieden. Gelukkig heb ik genoeg geld om het allemaal te betalen. Sinds ik in Amsterdam woon, krijg ik de ene opdracht na de andere. En niet van de minsten! Voor prins Frederik Hendrik heb ik al enkele mooie Bijbeltaferelen mogen maken. Die heeft tenminste smaak en hij betaalt goed. Zeshonderd gulden voor een schilderij! Daarvan kan ik niet alleen
‘Lieve Saskia, kom eens bij me zitten. Ik wil een portret maken van ons samen. Ik noem het “De verloren zoon”. Ik schilder mezelf als de zoon die van huis wegloopt en van het leven geniet. Hij feest en drinkt en gaat met de meisjes uit. Mooie meisjes zoals jij. Ik schenk een groot glas wijn in en ik toast op jou: de mooiste vrouw van de hele wereld! Ja, dat ben je echt! Daarom wil iedereen een schilderij van jou kopen. Ik kan er amper één voor mezelf houden. En wat ik zo leuk vind, is dat veel mensen er graag een portret van de meester – dat ben ik dus! – bij willen hebben. Nee Saskia, niet kietelen, zo kan ik niet werken. Je moet stil blijven zitten. En niet van die rare gezichten trekken! Wacht even, ik zet een hoed op met veel veren en doe dat mooie antieke zwaard om dat ik vorige week heb gekocht. De mensen moeten kunnen zien dat ik van het leven geniet. Ik krijg opdrachten van het stadsbestuur, van gilden en schutterijen, van kooplui en regenten. Ik ben de meest gevraagde portretschilder van Amsterdam. En ik ben getrouwd met de knapste vrouw die er bestaat. Waarom kijk je nu ineens zo ernstig, Saskia? Heb ik iets verkeerds gezegd? Hebben we het
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina
Zelfportret uit 1635. (Gemälde Galerie, Berlijn.)
dan niet goed samen? Ben je bang dat dit geluk op een dag ineens afgelopen kan zijn? Vraag je je af of het wel goed zal gaan met die verloren zoon? O, dat vind ik mooi! Deze scène ga ik schilderen: ik als een man die van het leven geniet en daarom lacht, jij als een mooie vrouw die zich afvraagt of er wel zoveel te lachen valt. En we kijken allebei recht in de ogen van de toeschouwer. Die mag dan zelf het antwoord geven. Het wordt een prachtig schilderij. Even blijven zitten zo ... ja, nu mag je weer lachen. Lach, mijn liefje, omdat we gelukkig zijn. Omdat we van elkaar houden. En omdat het met die verloren zoon uiteindelijk toch weer goed kwam.’
Eenvoudig maar stijlvol. Misschien is het goed om dat te oefenen door weer eens een zelfportret te maken. Dat heb ik jaren niet meer gedaan. Ik was er te rusteloos voor. Ik had het ontzettend druk met schilderen, met het verhuizen naar de Sint-Anthoniebreestraat waar ik een groot en duur huis heb gekocht. Bovendien heb ik erg veel leerlingen die ik elke dag les moet geven. Ik heb zelfs een pakhuis moeten huren om ze onder te brengen. Nee, ik moet eerlijk zijn. De echte reden is dat mijn hoofd er niet naar stond vanwege onze drie kinderen die allemaal kort na hun geboorte gestorven zijn. Saskia en ik waren zo bedroefd. Maar het leven gaat door. En ik wil nog veel mooie schilderijen maken. Niet op de manier zoals de mensen dat van mij verlangen, maar zoals ik dat zelf wil. Ik wil schilderen wat mensen denken en voelen, niet alleen hoe ze er aan de buitenkant uitzien. Ik ga meteen naar de markt om
Zelfportret uit 1640
‘Waarom zit ik toch maar naar dat lege doek te staren? Ik moet een portret maken voor een edelman. Maar ik heb geen zin om er weer zo’n protserig schilderij van te maken. Die edellieden willen allemaal hetzelfde: afgeschilderd worden als rijke, voorname en vooral stoere mannen. Waarom schilder ik ze niet zoals een edelman hoort te zijn?
Zelfportret uit 1640. (National Gallery, Londen.)
te kijken of ik een mooie oude jas van vroeger kan vinden. Die trek ik aan. En ik wil een zwarte hoed zonder veren. Hopelijk heb ik nog voldoende geld. Ja, het is goed om na zoveel jaren weer eens een zelfportret te maken. Om voor de
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina
spiegel te gaan staan en jezelf recht in de ogen kijkend te vragen: hoe gaat het met je, Rembrandt? En dan zal ik antwoorden: het gaat goed en het gaat slecht, maar zo is het leven. Dat is wat de edelman Rembrandt op het zelfportret wil zeggen.’ Zelfportret uit 1648 ‘Titus, niet aan de verf komen! En ook niet aan die kwasten! Nee, ik heb nu even geen tijd voor je. Wat ik aan het schilderen ben? Zie je dat niet? Dat is papa die in een hoekje van het atelier aan het etsen is. Wil jij ook op het schilderij? Een andere keer misschien. Dan maak ik een schilderij van jou alleen. Waarom ga je niet buiten spelen? Het is lekker weer. Nee, die zwarte hoed mag je niet hebben. Neem die andere maar, die met die veren. Dáág Titus. Ach, het is een schat van een jongen. Zes jaar is hij nu. Saskia en ik waren zo gelukkig toen hij geboren werd. Waarom mocht haar geluk maar een paar maanden duren? Waarom bleef het kind deze keer wel leven en ging Saskia dood? Juist op het moment dat ik een van mijn beste schilderijen maakte? Een schuttersstuk voor kapitein Frans Banning Cocq. Het was een totaal
Zelfportret uit 1648. (Rijksmuseum, Amsterdam.)
ander schuttersstuk dan tot dan toe door schilders werd gemaakt. In plaats van alle schutters netjes naast elkaar op een rij te zetten, schilderde ik ze door elkaar. Alsof de hele compagnie op het punt stond om uit te rukken. Wat heb ik daar veel kritiek op gehad. Hoe durfde ik het in mijn hoofd te halen om de schutters door elkaar te laten lopen! Niemand wilde meer een groepsportret van mij. Ik kan er nog kwaad om worden. Dat is zelfs te zien aan de blik op dit zelfportret. Mijn ogen kijken grimmig. Maar ik wil me niet anders schilderen dan ik ben. Want op dit portret zie ik ook dat je ouder bent geworden, Rembrandt. Je kin is slapper en tussen je ogen zitten diepe groeven. Maar het is wel de Rembrandt van nu. De Rembrandt die mensen van vlees en bloed wil schilderen. Die wil dat ze ademen en voelen! En als mensen dat niet mooi vinden, dan kopen ze mijn schilderijen maar niet!’ Zelfportret uit 1658
‘Wat een toestand! Ik vind het schandalig! Alles wat ik verdien moet ik afgeven en nu wil het stadsbestuur ook nog dat ik mijn huis verkoop! Alsof het al niet erg genoeg is dat ik al mijn spullen heb moeten verkopen om mijn schuldeisers te kunnen betalen. Bloedzuigers zijn het. Als aasgieren kwamen ze aanzetten toen een deel van mijn inboedel op een openbare veiling werd verkocht. Al mijn schilderijen, tekeningen, etsen, zelfs mijn zakdoeken werden geveild! Gelukkig heb ik een paar grote opdrachten gekregen, anders zou ik niet eens te eten hebben voor Hendrickje en Titus. Ze kunnen het goed vinden met elkaar. Hendrickje is als een echte moeder voor hem. Sinds ik met haar samenwoon, voel ik me weer gelukkig zoals met Saskia. Alleen dat geld, altijd dat geld. Titus en Hendrickje zeggen dat ik een gat in mijn hand heb. Jij kunt niet met geld omgaan, zeggen ze. Je kunt het verkopen van je schilderijen
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina
Zelfportret uit 1658. (Frick Collection, New York.)
beter aan ons overlaten. Ach, misschien hebben ze wel gelijk. Zodra ik geld heb, wil ik het meteen uitgeven aan mooie spullen. En natuurlijk aan verf en doeken. Het liefst grote doeken, zoals dit zelfportret dat ik graag aan een vorst zou willen verkopen. Het is een mooi portret. Niet omdat ik erop sta, maar omdat het goed geschilderd is. Ik ben er heel tevreden over. Als Hendrickje en Titus er een mooi bedrag voor kunnen krijgen, kunnen we misschien in dit huis blijven wonen. Maar het belangrijkste is dat ik kan blijven schilderen.’
apostel Paulus, een man die niet van uiterlijkheden hield maar wilde vertellen wat hem bezielde. En de ziel zit diep in jezelf. Zo wil ik ook mezelf schilderen: luisterend naar wat mijn ziel, mijn innerlijke stem te zeggen heeft. Dat is meer dan alleen in de spiegel kijken hoe ik er op dit moment uitzie. Mijn gezicht heeft rimpels gekregen, mijn haar is dunner geworden. Ook nu weer vraag ik aan mezelf: Rembrandt, hoe gaat het met je? En ook nu weer geef ik als antwoord: het gaat goed en het gaat slecht, maar zo is het leven. Ik heb van het stadsbestuur opdracht gekregen om een schilderij te maken over de Bataafse opstand. Ik heb al een idee hoe ik het wil schilderen. Niet een of andere oorlogshandeling, maar het moment waarop Julius Civilis en de andere Bataafse leiders de eed afleggen om de Romeinen te verdrijven. Vanaf de tafel waar ze omheen zitten, laat ik licht naar boven schijnen als een teken van bevrijding. Het wordt even goed als het schuttersstuk dat ik twintig jaar geleden heb gemaakt. Alleen hoop ik niet dat nu weer hetzelfde gebeurt. Toen het schuttersstuk klaar was, stierf Saskia. En nu is Hendrickje erg ziek. Geen wonder dat ik op dit zelfportret kijk alsof ik denk:
Zelfportret uit 1661
‘Hier zit ik nu, in een klein huisje aan de Rozengracht. Het is me niet gelukt om in de Sint-Anthoniebreestraat te blijven wonen. Ze hebben me eruit gegooid. Ik voelde me net de verloren zoon die op een dag zonder geld en goed op straat staat. Wat bevatten die Bijbelverhalen toch veel waarheid. En dat is wat ik graag wil schilderen: geen schoonheid, maar waarheid. Ik ben nu bezig met een portret waarop ik mezelf afbeeld als de
Zelfportret uit 1661. (Rijksmuseum, Amsterdam.)
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina
ja ja, Rembrandt, je hebt heel wat meegemaakt maar je moet aanvaarden dat God je het leven geeft dat jou toekomt. Waar heb ik mijn palet gelaten? Ik wil de huid van mijn gezicht goed laten uitkomen door de verf er dik op te smeren. En op de bijbel die ik in mijn hand heb, wil ik wat licht laten schijnen. Want de Bijbel is het belangrijkste boek in mijn leven. Dat begon al op de Latijnse school waar ik als kind les kreeg. Toen al wilde ik niets liever dan Bijbelverhalen tekenen. Ik heb trouwens mijn hele leven getekend, honderden schetsjes gemaakt op alles wat maar papier was. En dat doe ik nog steeds. Of het nu een bladzijde uit een boek is, een rekening van een schuldeiser of een overlijdensbericht, als ik maar kan tekenen. Dat is mijn lust en mijn leven.’ Zelfportret uit 1669
‘Vreemd als je voor de zoveelste keer naar een schilderij van jezelf kijkt. Ik heb geen spiegel meer nodig. Ik weet hoe ik eruitzie. Ik heb ook geen kleren meer nodig om na te schilderen. De sfeer is belangrijker dan de details. Drieënzestig
jaar ben ik nu. Misschien is dit wel mijn laatste zelfportret. Ik ben de enige in dit huis die ernaar kan kijken. Titus is dood. Hendrickje is er niet meer. Enkele jaren nadat ik het schilderij van Julius Civilis had afgemaakt, is ze gestorven. Ze heeft nog net meegemaakt dat het stadsbestuur het schilderij terugstuurde. Wat was ze kwaad. Ik heb er een stuk van afgesneden om er nog een deel van te kunnen verkopen. Gelukkig heb ik enkele Joodse vrienden die mijn schilderijen waarderen en die mij af en toe opdrachten geven. Ja Rembrandt, kijk nog maar eens goed naar je eigen portret. Je bent nog steeds niet de knapste jongen van de klas. Je lacht daar zelfs een beetje om. Ben je tevreden met jezelf? Je hebt honderden schilderijen gemaakt en misschien wel duizenden tekeningen. Hoeveel zelfportretten heb je gemaakt? Tachtig, negentig, honderd? Misschien heb je daarvan wel het meeste geleerd. En nu ben je oud. Je hebt hard gewerkt. Je hebt je sporen verdiend. Het is goed zo. Als God wil dat het tijd wordt om te stoppen, ben ik daar tevreden mee. Zo niet, dan werk ik nog een tijdje door. Heb ik nog ergens een papiertje liggen? Ik wil even een schetsje maken.’ © Van tijd tot tijd. Nederlandse geschiedenis in verhalen Auteurs: Ben Verschuren en Sjef Schmiermann Drunen, DELUBAS Educatieve Uitgeverij, 1999 ISBN: 978-90-5300-039-7
Zelfportret uit 1669. (National Gallery, Londen.)
De trek • verhaal: De schilder en zijn spiegel • pagina