Zebra en het Paard van Sinterklaas in de Internationale Schakelklas De ‘ideale inburgeringfilm’ voor neveninstromers in het VO?
Afstudeeropdracht uitstroomprofiel Code: LERAFU01D M.V.H. Koot (0826271) Begeleider: drs. M.H. van der Schouw LERO Frans DT - Cohort 2009 April 2012
Voorwoord
Met veel plezier werk ik sinds oktober 2008 als docent NT2 (Nederlands als tweede taal) in de Internationale Schakelklassen van het Grotius College te Delft. In deze klassen krijgen anderstalige leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, ook wel ‘neveninstromers’ genoemd, hoofdzakelijk Nederlands. Rond 5 december laat ik daar elk jaar de speelfilm Het Paard van Sinterklaas (Bosbros, 2005) zien om de leerlingen kennis te laten maken met een voor Nederland belangrijke traditie. Ik was altijd al benieuwd wat de leerlingen hiervan opstaken en of ik, als docent, nog iets extra’s zou kunnen toevoegen waardoor de eventuele leeropbrengst van het kijken naar deze film nog vergroot zou kunnen worden. In deze afstudeerscriptie is te lezen hoe ik heb geprobeerd antwoorden te vinden op deze vragen middels het raadplegen van literatuur alsmede door praktijkonderzoek. Hierbij heb ik ook de NT2-methode Zebra, waaruit de leerlingen in de Internationale Schakelklassen les krijgen, gebruikt. Ik wil, naast mijn docent en begeleider op de Hoge School Rotterdam, Dhr. M.H. van der Schouw,en mijn collega’s op het Grotius College, vooral de leerlingen bedanken uit de ISK klassen, zonder wie ik dit onderzoek niet had kunnen doen en mijn dochter Alune die mij met eindeloos geduld geholpen heeft bij het uitschrijven van het script van de film Het Paard van Sinterklaas ten behoeve van deze scriptie. Samoa, mijn oudste dochter, ben ik zeer erkentelijk voor het doorlezen van mijn scriptie.
Mirjam Koot Delft, April 2012
1
Inhoudsopgave 1.
Inleiding .............................................................................................4 Aanleiding voor vakdidactisch onderzoek en verantwoording ..................................4 Aanpak en hypothesen ...............................................................................4
2.
Zebra: de methode.................................................................................5 Uitgangspunten ........................................................................................5 Thema’s ................................................................................................6 Woorden ................................................................................................6
3.
Het Paard van Sinterklaas: de film ..............................................................9 Van boek tot film .....................................................................................9 Filmproducent Bosbros ............................................................................. 10 Scenarioschrijfster Tamara Bos ................................................................... 10
4.
Sinterklaas of Kerstman? ........................................................................ 12 De Drie Stappen Methode van David Pinto ...................................................... 12 De Drie Stappen Methode in de film Het Paard van Sinterklaas ............................. 14
5.
De ideale ‘inburgeringfilm’ voor de ISK? ...................................................... 15 Interculturele communicatie ...................................................................... 15 Woordenschat ....................................................................................... 15 Semantiseren – consolideren – controleren – verdiepen - automatiseren ................... 17 Het spel .............................................................................................. 18
6.
Conclusies en suggesties ........................................................................ 19 Conclusies ............................................................................................ 19 Suggesties ............................................................................................ 19
7.
Reflectie ........................................................................................... 20 De methodologie .................................................................................... 20 Het proces ........................................................................................... 20 Het resultaat ........................................................................................ 20 Mijn ontwikkeling in de SBL –competenties ..................................................... 21
2
Bijlagen ................................................................................................. 22 I
Het script van “het Paard van Sinterklaas” ............................................... 23
II
Woordenschat uit de film in Zebra -per Hoofdstuk- ...................................... 58
III
Woordenschat uit de film die niet in Zebra voorkomt ................................... 69
IV
Werkwoordvervoegingen gebruikt in de film .............................................. 70
V
Antwoorden op de controlevragen bij “het Paard van Sinterklaas” ................... 71
VI
Inhoudsvragen bij “het Paard van Sinterklaas”. .......................................... 94
VII ‘Cultuurvragen’ bij ”het Paard van Sinterklaas” .......................................... 98 Bronnen ................................................................................................ 100
3
1.
Inleiding
Aanleiding voor vakdidactisch onderzoek en verantwoording In mijn werk als docente NT2 kijk ik met elk van de Internationale Schakelklassen die ik lesgeef rond Sinterklaas de film “Het paard van Sinterklaas” gemaakt naar het boek en het scenario van Tamara Bos (NL, Warner Bros, 2006). Ik heb daar erg leuke ervaringen mee. Voor de leerlingen is het een goede oefening om beter te leren kijken en luisteren en ze krijgen ook veel mee over Nederlandse gewoonten en gebruiken. Mij leek het ook op te vallen dat veel woorden die de leerlingen leren in de eerste twee boeken van de door ons gebruikte methode Zebra / NT2 voor het Voortgezet Onderwijs (Kuiken et al., 2002) aan bod kwamen in de film. Ik vroeg mij dan ook af op welk moment, bij welk hoofdstuk in de methode, de leerlingen genoeg woorden zijn tegengekomen om de film redelijk tot goed te moeten kunnen begrijpen. Door de teksten uit de film te vergelijken met de woordenlijsten bij ieder hoofdstuk wilde ik hier proberen achter te komen. Ook wilde ik kijken op welke manier de film zou kunnen bijdragen aan het consolideren van de behandelde woordenschat en naar aanleiding hiervan eventueel lesmateriaal ontwikkelen.
Aanpak en hypothesen De methode Zebra is vooral gericht op communicatie en op het leren kennen van Nederland en de Nederlandse cultuur. Ik ben van mening dat de film “Het Paard van Sinterklaas” de ideale ‘inburgeringfilm’ is voor jong en oud en hierdoor dus ook de leerlingen van de Internationale Schakelklassen aanspreekt. Uit onderzoek, in 2007 gedaan door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, is tevens gebleken dat het Sinterklaasfeest voor veel Nederlanders een belangrijke traditie vertegenwoordigt: 90 procent van de geënquêteerden gaf aan het sinterklaasfeest het belangrijkste volksfeest te vinden (Strouken, 2010). Het is dus ook nuttig voor de leerlingen van de ISK om meer over dit feest te weten om Nederland en de Nederlanders beter te leren kennen. Het boek Interculturele communicatie, een stap verder geschreven door David Pinto (2007), heb ik gebruikt om het belang van het kennen van elkaars tradities te onderzoeken en verder uit te werken. Ik ben van mening dat een aanpak in spelvorm een aantrekkelijke manier is voor de leerlingen van de ISK om nader kennis te maken met de Nederlandse taal en cultuur. In deze scriptie ga ik hier nader op in (hoofdstuk 4) na een korte toelichting op de methode Zebra en op de film (hoofdstukken 2 en 3) te hebben gegeven. Om te kunnen achterhalen wat de leerlingen van de film zouden moeten kunnen begrijpen met wat ze in Zebra geleerd hebben, heb ik de gehele tekst van de film uitgeschreven waarna ik systematisch genoteerd heb welke woorden uit de film in welk hoofdstuk van de methode Zebra aan bod komen. Ter controle heb ik de leerlingen een vragenlijst laten invullen tijdens het kijken naar de film welke ook weer kan dienen als basis voor het eerdergenoemde spel. De film kan zodoende op meerdere manieren een rol spelen bij het consolideren en controleren van de in Zebra aangeboden woordenschat, hetgeen belangrijk is bij het leren van Nederlands als tweede taal (Bossers, 2010 en Verhallen ,1994). Aan de hand van deze gegevens probeer ik in hoofdstuk 5 aan te tonen waarom Het Paard van Sinterklaas naar mijn mening de ideale ‘inburgeringfilm’ is.
4
2.
Zebra: de methode
Uitgangspunten De methode Zebra is bedoeld om neveninstromers in het voortgezet onderwijs (van 12 tot 16 jaar, en eventueel jongeren vanaf 10 tot 12 jaar en van 16 tot 18 jaar) zo snel mogelijk voldoende Nederlands te leren om in te kunnen stromen in het reguliere onderwijs. Dit gebeurd in de zogenaamde Internationale Schakelklas (ISK). De duur van het verblijf van een leerling kan variëren van 6 maanden tot 2 jaar. Voor analfabete en andersalfabete leerlingen gaat hier een traject aan vooraf. De methode Zebra bestaat uit 4 delen met elk 10 thema’s. De leerlingen schrijven in het werkboek waarbij voor de delen 2 t/m 4 ook een tekstboek hoort. Bij elk deel horen een set audio cd’s, een cd-rom en een dvd. Ook is er een apart grammaticaboek al komt de grammatica zoveel mogelijk impliciet aan bod en wordt er pas in deel 3 en 4 expliciet naar de Grammatica verwezen. Voor de docent is er een uitgebreide handleiding voor elk deel waarin ook de toetsen, bijbehorende antwoorden en werkbladen te vinden zijn. Als uitgangspunt voor de methode is een combinatie van diverse leerbenaderingen gebruikt. Zebra is: -
-
Communicatief: de overdracht van de boodschap is belangrijker dan de vorm waarin dat gebeurt Taakgericht: de leerstof is georganiseerd in taaltaken waarbij men werkt volgens het VUT-model: Voorbereiding (Hoe moet het?) – Uitvoering (Doen!) – Terugkijken (Hoe gaat het?) Procesgericht: er wordt veel waarde gehecht aan de evaluatie van het eigen leerproces Inhoudgericht: vooral in het laatste deel staat de inhoud van de zaakvakken centraal
In deel 1 staan vooral de receptieve vaardigheden, luisteren en lezen centraal, waarbij in de eerste 5 lessen ook gebruik wordt gemaakt van Total Physical Response (TPR). Hierbij krijgt de leerling opdrachten die hij fysiek moet uitvoeren om te laten zien dat hij de opdracht begrijpt. Leerlingen geven vervolgens ook elkaar opdrachten waarbij dus ook het spreken aan bod komt. Hoe verder de leerling in de methode komt hoe meer hij ook moet spreken en schrijven. Deze vaardigheden worden voornamelijk geïntegreerd aangeboden. Strategische vaardigheden worden wel expliciet aangeboden. Zo wordt bijvoorbeeld steeds aandacht besteed aan wat je kunt doen als je de betekenis van een woord niet weet. Dit stelt de leerling in staat steeds zelfstandiger te werken, hetgeen ook de opzet is zodat de docent meer aandacht kan besteden aan de beginnende of zwakke leerlingen. De leerstof biedt ook herhalingsstof alsmede verdiepingsstof om te kunnen differentiëren tussen leerlingen. Het werken in ‘eilanden’ ligt daarom ook het meest voor de hand. Verder kan de methode gezien worden als intercultureel. De onderwerpen, teksten en personen zijn zo gekozen dat ze de hedendaagse multiculturele samenleving in Nederland weerspiegelen. Ook worden leerlingen uitgenodigd bij diverse oefeningen om iets over hun eigen cultuur te vertellen.
5
Thema’s Voor de docent staat er in de handleiding aan het begin van elk thema een overzicht van de taaltaken (bv een briefje schrijven) en taalfuncties (om bv een klacht in te dienen) die in dat thema aan de orde komen. Dit geldt ook voor de nieuwe begrippen, strategieën, grammatica en woorden dit in dat thema worden geïntroduceerd. Per subthema volgt daarna een uitgebreid planningsoverzicht waarin per oefening een tijdsindicatie wordt gegeven alsmede een toelichting over de te gebruiken groepsvorm en een omschrijving van de inhoud van de oefening. Ook wordt er aangegeven welke materialen er eventueel nodig zijn. De thema’s in het eerste deel leggen vooral de nadruk op de sociale redzaamheid. Deze thema’s gaan bijvoorbeeld over school, over thuis, over het lichaam en over personalia. In de thema’s in het tweede deel wordt er al meer aandacht geschonken aan productief taalgebruik maar nog steeds op het gebied van alledaagse dingen. Deze thema’s gaan bijvoorbeeld over eten en drinken, logeren, het weer en vrije tijd. In deel drie liggen de onderwerpen in de thema’s meer op het persoonlijke vlak en gaan ze onder andere over vriendschap en ruzie, beroeps- en schoolkeuze en samenwerken. Hierbij neemt de schoolse taalvaardigheid (CAT, Cognitief Abstract Taalgebruik) een steeds grotere plaats in ten koste van het alledaags taalgebruik (DAT, Dagelijks Algemeen Taalgebruik). Dit geldt ook voor het vierde deel waarin vooral zakelijke onderwerpen aan bod komen zoals staat en bestuur, uitvindingen en ontdekkingen en milieu. In het werkboek van de leerling staat er op de eerste twee pagina’s van elk thema een illustratie aan de hand waarvan door middel van een kort gesprekje met de docent voorkennis kan worden geactiveerd. Hierna volgen de oefeningen waarbij de taaltaken vooraf worden gegaan door ‘bouwstenen’ die de voorbereiding vormen voor deze taaltaken. Voor de snellere leerlingen zijn er extra oefeningen die verdieping bieden zoals er voor de zwakkere leerlingen herhalingsoefeningen zijn. Welke oefeningen een leerling moet doen wordt bepaald door de instapactiviteit die aan deze oefeningen vooraf gaat. Aan het eind van elk subthema staat een lijst met nieuwe woorden die in het betreffende subthema zijn aangeboden. De leerlingen kunnen hier controleren welke woorden zij kennen en deze aankruisen. De overige woorden kunnen dan alsnog met de docent behandeld worden. Als de leerlingen het subthema aandachtig doorwerken dan zijn ze de woorden in principe vaak genoeg tegengekomen om ze te kennen.
Woorden Bij het aantal woorden dat gedurende de methode Zebra wordt aangeboden is men uitgegaan van het feit dat aan het eind van het programma de leerling over een productieve woordenschat van ongeveer 3000 woorden moet beschikken. De receptieve woordenschat zal dan rond de 5000 tot 6000 woorden bevatten. Met extra steun kan de leerling dan in principe het reguliere onderwijs volgen ondanks het feit dat de gemiddelde Nederlandse leerling bij aanvang van het voortgezet onderwijs tweemaal zoveel woorden kent. 6
De door Zebra aangeboden woorden zijn geselecteerd op basis van een vooronderzoek waarbij rekening is gehouden met zowel gegevens over frequentie als met de oordelen van docenten. Deze woorden zijn verdeeld over 32 thema’s. De acht andere thema’s zijn herhalingsthema’s (de thema’s 5, 10, 15 , 20, 25 , 30, 35 en 40) waarbij geen nieuwe woorden worden geïntroduceerd. Zo worden er dus bij elk thema 80 tot 100 woorden aangeboden. Als didactisch uitgangspunt voor het aanbieden van de woorden is gebruik gemaakt van de didactiek van Verhallen en Verhallen (Verhallen & Verhallen, 1994). Bij deze didactiek draait het om het ‘viertaktmodel’ ook wel het VSCC-schema genoemd: -
Voorbereiden: door ze te betrekken bij het onderwerp activeert de docent de voorkennis van de leerlingen waardoor hij als het ware zorgt dat de nieuwe woorden aan de juiste woorden in het reeds aanwezige woordenschatnetwerk van de leerling worden gekoppeld. Hierdoor is het voor de leerling makkelijker om woordenclusters terug te halen waardoor hij woorden sneller kan begrijpen of gebruiken.
-
Semantiseren: de woorden worden door de docent uitgelegd binnen de context waarin ze gebruikt worden of ze worden duidelijk door de context zelf of doordat de leerling gebruik maakt van een woordenboek. De leerlingen kennen dan de betekenis. Zij hebben zich de woorden echter nog niet eigen gemaakt.
-
Consolideren: Om zich een woord eigen te maken moet de leerling meerdere keren oefenen met dit woord. Volgens Bossers (2010) wordt als vuistregel voor het aantal herhaling vaak de 4+1+1+1 regel aanbevolen: “het woord moet viermaal (in verschillende contexten) worden aangeboden bij de semantisering en driemaal herhaald worden bij de consolidering. Natuurlijk zijn sommige woorden makkelijker of moeilijker te leren dan andere.
-
Controleren: De docent moet de woorden terugvragen om na te gaan of de leerlingen de behandelde betekenissen ook werkelijk verworven zijn. Dit kan ook door middel van een toets.
In de handleiding over de didactiek achter het programma ‘woorden START’ welke ik toegestuurd kreeg door mijn begeleider dhr. van der Schouw wordt aangegeven dat door het thematisch aanbieden van de woorden het woordennetwerk van een leerling systematisch uitgebreid wordt hetgeen de consolidering ten goede komt.
7
Het is wel zo dat anderstaligen al veel woorden en begrippen in de moedertaal kennen. Zij moeten dus, zo staat er tevens in de handleiding: “een extra slag maken om de Nederlandse worden en uitdrukkingen eigen te maken. In feite moet alles worden ‘herlabeld’. Ook cultureel bepaalde uitdrukkingen (denk bijvoorbeeld aan spreekwoorden en gezegden) moeten alsnog aangeleerd worden omdat ze die 'van huis uit' niet hebben meegekregen. Het visueel ondersteunen van het gesproken woord bevordert het 'herlabelen'”.
Zo kwam ik op het idee dat de film Het Paard van Sinterklaas uitgebracht door Filmproducent BosBros hierbij zijn nut zou kunnen bewijzen indien de vocabulaire grotendeels overeen zou komen met de in Zebra aangeboden woordenschat. In het volgende hoofdstuk volgt meer informatie over de achtergronden van deze film en de totstandkoming ervan, mede gebaseerd op de mailuitwisseling die ik had met de scenarioschrijfster van de film.
8
3.
Het Paard van Sinterklaas: de film
Van boek tot film De film Het Paard van Sinterklaas (2005) is gebaseerd op het boek Winky en het paard van Sinterklaas dat is geschreven door Tamara Bos en uitgebracht in 2002.
Het originele boek (2002)
Het boek nadat de film is uitgebracht (2007)
Er is ook een vervolg op het boek genaamd Waar is het paard van Sinterklaas (Leopold, 2006). Dit boek is ook verfilmd en uitgebracht in 2007. Het boek verhaalt over het meisje Winky dat 6 jaar oud is. Zij komt uit China en is sinds een jaar in Nederland. Ze gaat naar de basisschool en in haar vrije tijd gaat ze naar de manege van ‘tante Cor’ om op Saartje , een kleine pony, te rijden. Saartje wordt echter ziek en gaat dan dood. Winky wil dan graag een eigen paard en als zij hoort van haar klasgenootjes dat je cadeaus kan vragen aan Sinterklaas wil ze hem ontmoeten om hem dit te vertellen. Winky komt erachter dat dit nog niet zo makkelijk is . Het boek vertelt op deze manier over de tradities rondom het Sinterklaasfeest, gezien door de ogen van een buitenlands kind. In de film zijn enkele dingen aangepast. Zo zien we ook het moment dat Winky aankomt in Nederland en in de film mag ze niet paardrijden van haar ouders maar bezoekt ze het paardje in de wei. Doordat het verhaal in de film vertelt wordt door Winky zelf middels een voice over krijgen we ook een goed idee over hoe zij haar kennismaking met Nederland en de Nederlanders beleeft. We zien dat Winky erg moet wennen aan de mensen, de taal en de gewoontes. Om deze reden vind ik het ook interessant om de film te draaien voor de leerlingen in de ISK. Zij leren niet alleen meer over de Nederlandse cultuur maar zien ook dat zij niet de enigen zijn die soms moeite hebben om zich thuis te voelen in Nederland. De film duurt 90 minuten en het scenario is van de hand van Tamara Bos, de schrijfster van het boek waarop de film gebaseerd is. De regisseur van de film is Mischa Kamp. Winky wordt gespeeld door Ebbie Tam en Sinterklaas, volgens de website van de producerende filmmaatschappij Bosbros, door Sinterklaas... Doordat ik mij afvroeg hoeveel de kinderen nu eigenlijk konden begrijpen van de film ben ik vervolgens op het idee gekomen om de film ook in te zetten om de woordenschat die zij opdoen in de Zebra te consolideren. Ik zal hier later in hoofdstuk 5 verder op terugkomen.
9
Filmproducent Bosbros Bosbros vindt het belangrijk om scenaristen en regisseurs goed te begeleiden bij het maken van hun films. Bij iedere productie is een met zorg samengesteld team van vakmensen betrokken. “De kracht van Bosbros zit in de serieuze benadering van het medium film en tv. De kinderdoelgroep vormt daarbij een extra uitdaging” is er te lezen op hun website www.bosbros.nl .Hun films trekken doorgaans een groot publiek en vallen ook vaak in de prijzen bij grote internationale filmfestivals hetgeen ook weer leidt tot het maken van internationale coproducties. Ook brengen zij na verloop van tijd een DVD uit van de door hen geproduceerde films hetgeen zorgt voor extra opbrengsten. Veel van hun producties zijn niet aan mode of tijd onderhevig zoals blijkt uit het feit dat veel films ook nog eens meerdere keren herhaald worden op televisie. Evenals vele andere films van deze productiemaatschappij won de film Het Paard van Sinterklaas vele prijzen op internationale filmfestivals over de hele wereld alsmede een Gouden Kalf op het Nederlands Film Festival in 2005 voor het beste scenario.
Scenarioschrijfster Tamara Bos Scenarioschrijfster Tamara Bos wilde eigenlijk cabaretière worden, zo is te lezen op www.bosbros.nl/medewerkers, maar werd afgewezen door de Kleinkunstacademie. Omdat ze al bezig was met een studie Nederlands ging ze teksten schrijven voor jeugdtelevisieprogramma’s en won zo bijvoorbeeld alle mogelijke prestigieuze prijzen voor de jeugdserie ‘Dag Juf tot Morgen’. Intussen schreef Tamara Bos de teksten voor zeven speelfilms, diverse liedjes, columns, televisieseries en achttien jeugdboeken. Ook begeleidt zij andere scenaristen.
Tamara Bos
In het kader van deze afstudeerscriptie heb ik Tamara Bos een mail gestuurd via de Uitgeverij Leopold, de uitgever van haar kinderboeken om te vragen of er bij het schrijven van het script nog rekening was gehouden met een bepaalde woordenschat ten behoeve van anderstalig publiek, bijvoorbeeld op basis van bepaalde woordenlijsten of NT2methodes voor een bepaalde leeftijd.
10
Hieronder haar reactie welke ik ontvangen heb op 30 maart 2011: “Beste Mirjam, Ik heb bij het schrijven van de film alleen maar rekening gehouden met mijn gezond verstand. Het was in oorsprong een film voor jonge kinderen (net als het boek) maar door het sterker maken van zijlijnen en meer ontwikkelen van de volwassen karakters is de film (meer nog dan het boek) een film voor jong en oud geworden. Een film over Sinterklaas, maar ook over leven in twee culturen. Mijn basisidee was een film maken over een meisje dat voor Sinterklaas een paard wil en dat dit aan Sinterklaas gaat vragen en dan per ongeluk Sint zijn paard als een cadeau ervaart en meeneemt. Het leek me handig als het meisje was dat uit een ander land kwam omdat ik dacht dat Nederlandse ouders meteen zouden zeggen dat je geen paard aan Sinterklaas kunt vragen. Zo bouwde ik het verhaal verder op. Dus nee ik heb niet gedaan met woordenlijsten en Nt2 methodes.... Ik hoop dat je hier iets mee kunt, groeten Tamara” Het is interessant om te zien dat aan de basis het idee om een buitenlands meisje als hoofdpersoon te hebben vooral was ingegeven door het feit dat de schrijfster dacht dat Nederlandse ouders zouden zeggen dat je geen paard aan Sinterklaas kan vragen. Zoals Tamara Bos schrijft is het script zo uitgewerkt dat het niet alleen een film over Sinterklaas is geworden maar ook een film over leven tussen twee culturen. Ze bevestigt ook dat het scenario geen rekening heeft gehouden met woordenlijsten van NT2-methodes.
11
4.
Sinterklaas of Kerstman?
De Drie Stappen Methode van David Pinto Zoals Tamara Bos al aangeeft hebben we hier te maken met een film over Sinterklaas maar tegelijkertijd ook met een film over leven in twee culturen. Toen ik een goede kennis van mij vertelde over het onderwerp van deze scriptie gaf zij mij een boek van David Pinto, Interculturele communicatie, een stap verder (2007) genaamd, waarna ik las over de nieuwe structurentheorie en de Drie Stappen Methode die hij ontwikkeld heeft. Hierna ben ik ook het boek dat hieraan vooraf gaat gaan lezen getiteld Interculturele communicatie, conflicten en management (2004). David Pinto heeft geprobeerd om verschillen tussen culturen, die al eerder werden beschreven door andere wetenschappers, waaronder Geert Hofstede (1991, in Pinto 2007), niet alleen weer te geven maar hij heeft ook geprobeerd om een structuur te ontdekken in de wijze waarop deze verschillen tot stand komen. De methode die hij vervolgens heeft ontwikkeld naar aanleiding van zijn bevindingen heeft tot doel om deze verschillen hanteerbaar te maken voor de betrokken partijen in een gegeven interactie zonder dat geweld gedaan wordt aan de eigenheid van één van de deelnemers. Volgens de visie van Pinto vinden de verschillen vooral hun oorsprong in de diversiteit aan omgangsvormen en communicatieregels die op verschillende manieren worden gestructureerd binnen de diverse (sub-)culturen. Evenals overigens bij alle interpersoonlijke contacten, bestaat er bij interculturele contacten de kans op miscommunicatie wanneer men niet goed op de hoogte is van elkaars normen, waarden, leefregels en gedragscodes. In de door hem ontwikkelde theorie maakt Pinto onderscheid tussen fijnmazige (F-)structuren en grofmazige(G-)structuren, waarbij onderlinge verschillen niet alleen voorkomen tussen landen maar ook op kleinere schaal, tussen bedrijven, tussen afdelingen en tussen individuen, zelfs binnen één gezin. De F-structuren worden, volgens Pinto, gekenmerkt door een fijnmazige structuur van gedragsregels, waarbij er gedetailleerde gedragsregels zijn voor bijna iedere situatie. Een individu kan binnen deze structuur deze regels simpelweg opvolgen maar heeft ook minder ruimte om zijn eigen regels te hanteren. G-structuren worden gekenmerkt door een grofmazige structuur van gedragsregels. Hierbij heeft een individu een redelijk grote vrijheid om algemene gedragsregels te vertalen naar zijn eigen situatie. David Pinto geeft aan dat zijn theorie tot doel heeft de complexe werkelijkheid tot hoofdlijnen te reduceren om, door middel van de herkenning van de onderliggende structuur van culturele normen en waarden, iemand de mogelijkheid te geven juist ook specifieke verschillen beter te begrijpen. Om zijn theorie te verduidelijken geeft David Pinto de door hem ontwikkelde ‘F-structuur’ weer als een behoeftehiërarchie volgens het model van de piramide van Maslow. Die vertegenwoordigde in zijn ogen de G-structuur, die volgens hem meer van toepassing is op de westers georiënteerde mens.
12
Beide piramides worden weergegeven in de hierna volgende figuur:
Links de behoefte hiërarchie van Maslow voor de G-structuren, rechts de hiërarchie van Pinto voor de F-structuren (Pinto, 2007) Pinto benadrukt in zijn werk dat het hierbij niet gaat om een absoluut onderscheid maar om accentverschillen: Culturen zijn nooit óf G óf F, maar zitten altijd tussen die twee uitersten in . Het gaat om de mate waarin en de intensiteit waarmee bepaalde zaken beleefd worden. Sommige culturen hebben een echte mengvorm, die hij typeert als M-structuur en welke bijvoorbeeld is terug te vinden in Latijns Amerika en bij migranten van de zogenaamde tweede generatie, maar meestal heeft of F of G duidelijk de overhand. Hierbij spelen 4 categorieën factoren een rol: economische, religieuze, sociale en individuele factoren, ieder afzonderlijk of in combinatie. Zo leiden een slechte economische situatie of een streng religieuze omgeving eerder tot een F-structuur die de groep meer ‘veiligheid’ biedt. Als het gaat om de sociale en de individuele factoren dan spelen vrijheid en persoonlijkheid een grotere rol: waar wil ik bij horen? Waar voel ik me lekker bij? Deze factoren spelen een grotere rol in de G-structuur. De door Pinto ontwikkelde 3-stappenmethode (DSM) heeft tot doel om effectief verschillen te overbruggen. Culturen met een F-structuur en die met een G-stuctuur (of het nu gaat om groepen of individuen) kunnen integreren terwijl elk deel toch zichzelf blijft. Het is een praktische manier om vanuit een dubbelperspectief te leren kijken: want pas als iemand zich realiseert dat de eigen waarden en normen het perspectief bepalen waarmee men een ander tegemoet treedt dan kan hij ook vanuit het perspectief van de ander gaan kijken. Door de eerste twee stappen van de DSM te volgen wordt het dubbelperspectief eenvoudig verkregen (Pinto, 2007): Stap 1: eigen (cultuurgebonden) normen en waarden leren kennen. Welke regels en codes zijn van invloed op het eigen denken, handelen en communiceren? Stap 2: (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander leren kennen. Meningen over het gedrag van de ander worden gescheiden van feiten. Onderzocht wordt wat het ‘vreemde’ gedrag van de ander betekent. Wat we vooral van Pinto leren is dat iemand niet in staat is om iets wat bij hemzelf geen rol speelt te zien. Je eigen norm bepaalt wat je ziet maar ook wat je níet ziet. Omgekeerd gaat men bij de ander zoeken wat je zelf hebt maar wat er bij de ander niet is. 13
In contacten met de ander wordt ook de innerlijke houding op een onderbewust niveau overgebracht op de communicatiepartner. Als je, zo zegt Pinto, het ‘vreemde’ gedrag van de ander hebt onderzocht dan is het mogelijk om over te gaan tot stap 3: Stap 3: vaststellen hoe omgegaan wordt in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen in normen en waarden. Vaststellen waar de eigen grenzen liggen voor wat betreft aanpassing aan en acceptatie van de ander. Deze grenzen aan de ander duidelijk maken, eventueel aangepast aan de culturele communicatiecodes van de luisteraar. De leerlingen van de ISK komen terecht in de Nederlandse samenleving op een leeftijd waarop ze al voor een groot deel verantwoordelijk worden gesteld voor hun handelen en voor wat ze uitdragen. Het is dus belangrijk voor hen om zo snel mogelijk vanuit een dubbelperspectief naar de in Nederland geldende culturele communicatiecodes te leren kijken om hun eigen grenzen te kunnen bepalen en die van de ontvangende cultuur te kunnen begrijpen.
De Drie Stappen Methode in de film Het Paard van Sinterklaas In de film Het paard van Sinterklaas wordt het in de Drie Stappen Methode beschreven proces op een speelse manier weergegeven doordat een Chinees meisje via een voice-over vertelt hoe zij haar kennismaking met de Nederlandse samenleving beleeft en hoe dit is voor haar moeder die ook nieuw is, en voor haar vader die al langer in Nederland woont maar desondanks niet het verschil weet tussen Sinterklaas en de Kerstman. Door vallen en opstaan beginnen ze zich hier meer ‘thuis’ te voelen. Ook laat de film zien hoe het er aan toe gaat op de Nederlandse basisschool waardoor ISK leerlingen ook beter kunnen begrijpen hoe Nederlandse kinderen opgroeien. En in de film kunnen ze niet alleen horen wat de mensen zeggen maar ook zien welke houding of gezichtsuitdrukking mensen kunnen hebben als ze iets zeggen of als er iets tegen hen gezegd wordt. Dit komt zowel de verbale als de non-verbale communicatie met anderen ten goede. Naar aanleiding van deze film kunnen de gewoonten en gebruiken alsmede de normen en de waarden die voorbij komen in de film worden besproken en kan de leerlingen ook gevraagd worden te vertellen over vergelijkbare situaties of regels in hun eigen cultuur of over wat er juist heel anders is. Hiermee worden de eerste twee stappen van de Drie Stappen Methode op een speelse manier gezet waardoor de ISK leerlingen ook op weg worden geholpen om zelf de derde stap te kunnen zetten die zo belangrijk is voor hun persoonlijke ontwikkeling binnen een nieuwe samenleving: het kunnen vaststellen van de eigen grenzen en deze kunnen benoemen, binnen een context van nieuwe normen en waarden. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op hoe ik dit gegeven heb gebruikt als basis voor het te ontwikkelen spel dat ik in gedachten heb om de leeropbrengst die eventueel uit de film te halen is te verbeteren.
14
5.
De ideale ‘inburgeringfilm’ voor de ISK?
Interculturele communicatie Zoals scenarioschrijfster Tamara Bos bevestigde in haar mail naar mij is ‘Het Paard van Sinterklaas’ niet alleen een film over Sinterklaas, en dus een ingang om de tradities van de Nederlanders beter te leren kennen en te begrijpen, maar ook een film over leven tussen twee culturen hetgeen voor veel van mijn leerlingen in de ISK klassen van toepassing is. Waarom het belangrijk is om elkaars cultuur beter te leren kennen en te begrijpen wordt benadrukt door Pinto in zijn boeken over interculturele communicatie (2007) zoals we hebben beschreven in het voorgaande hoofdstuk. Na het belang van de film te hebben vastgesteld was het voor mij belangrijk om na te gaan wat de leerlingen van de film konden begrijpen. Maar hoe is dit te meten? Vanaf begin jaren negentig richtte het NT2-onderzoek, dat tot dan toe vooral bezig hield met transfer vanuit de moedertaal, zich meer op taalbegrip voor taalproductie en op de ontwikkeling van de woordenschat (Fiori, 2007). Belangrijke namen op dit vlak zijn Schouten-van Parreren en Verhallen & Verhallen. Appel en Kuiken, die samen de ontwikkeling van het NT2-onderzoek in kaart hebben gebracht viel het wel op dat onderzoek dat gericht is op het evalueren van de resultaten van de verschillende onderwijsbenaderingen, veelal ontbreekt (2004, in Fiori 2007). Er zijn, zoals zij dit noemen, veel ‘subjectieve of anekdotische beschrijvingen van de taalonderwijspraktijk’. Empirische onderbouwing ontbreekt echter doorgaans. Dit is mede te danken aan het feit dat de diverse te onderzoeken factoren die van invloed kunnen zijn op deze resultaten moeilijk te isoleren zijn.
Woordenschat In deze scriptie doe ik toch een poging om mijn hypothese dat leerlingen met de woordenschat uit de eerste twee boeken van de methode Zebra de film kunnen begrijpen te onderbouwen met tastbare feiten. Eerst heb ik het script van de film in zijn geheel uitgeschreven omdat ik geen reeds uitgeschreven exemplaar kon bemachtigen. Doordat ik de film hierdoor meerdere malen heb moeten bekijken kreeg ik wel een goed beeld van wat er allemaal in de film gezegd (en niet gezegd) wordt en welke lichaamstaal belangrijk was. Vervolgens heb ik gekeken welke van de in de film gebruikte woorden ook in Zebra voorkwamen. Dit heb ik gedaan met behulp van de woordenlijsten die in de bijlagen van de methode Zebra te vinden zijn. Op mijn beurt heb ik daarmee woordenlijsten gemaakt per hoofdstuk van Zebra van de woorden die terugkomen in de film. In de bijlagen van deze scriptie zijn zowel het script als de lijsten van de woorden die overeenkomen terug te vinden. Ter completering heb ik ook nog een lijst toegevoegd van de overige woorden (die wel in de film maar niet in Zebra voorkomen) en als laatste een lijst van de onregelmatige werkwoordsvormen en de verleden en voltooide tijd van de sterke werkwoorden die in de film worden gebezigd. Uit bestudering van het script blijkt dat het totaal aantal zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en overige woorden dat in de film gebruikt wordt (lemma’s) 552 bedraagt. Hiervan komen 397 woorden voor in de eerste twee boeken van de methode Zebra, welke 15
vooral de woordenschat bevatten die te maken heeft met het dagelijks taalgebruik .Dit is iets meer dan 70% van de woorden die gebruikt worden in de film. Kijken we nu naar de Singapore test (Lucia Fiori, 2007) dan komen we meer te weten over hoeveel procent van de woorden van een tekst je moet kennen om de tekst goed te kunnen begrijpen : Relatie bekende woorden versus begrijpelijkheid van een tekst: -
60% 70% 80% 90%
bekend: bekend: bekend: bekend:
tekst onbegrijpelijk nauwelijks begrip begin van begrip redelijk goed begrip
Op het moment dat de leerlingen dus de eerste 2 boeken hebben doorgewerkt zou er dus een nauwelijks begrip van de film moeten zijn. Dit bevestigde niet de indruk die ik tot dan toe had gehad. Om dit te controleren heb ik vervolgens vragenlijsten samengesteld die de leerlingen tijdens het kijken van de film konden beantwoorden. In bijlage V zijn de antwoorden op deze vragen terug te vinden. Een analyse van de antwoorden laat zien dat door de leerlingen die in Hoofdstuk 15 en verder zijn de meeste vragen wel voldoende beantwoord kunnen worden. Naast vraag 6 (over een chinees spelletje dat in de film ook niet bij naam genoemd wordt) zijn er alleen grote problemen bij vraag 47 en 48 die wel helemaal goed beantwoord werden door één leerlinge die op dat moment pas in hoofdstuk 10 was. Zij heeft vervolgens wel binnen 2 maanden boek 2 en 3 doorgewerkt en is doorgestroomd naar het VWO. Als we deze ‘ideale leerling’ N. onder de loep nemen (zij sprak geen Nederlands bij aanvang maar had wel Russisch als moedertaal en tevens een redelijke kennis van het Engels en het Duits) dan zien we dat het zelfs al mogelijk is om overal goede antwoorden op te geven na het doorwerken van de eerste 10 thema’s van het eerste boek. Dus hoe komt het dat de leerlingen toch meer begrijpen dan men op basis van de ‘Singapore test’ zou mogen veronderstellen? Allereerst gaat het hier om een tekst ondersteund door beelden hetgeen het ‘herlabelen’ van de in de moedertaal reeds bekende woordenschat ten goede komt zoals we reeds in hoofdstuk 2 hebben beschreven. Door te kijken wordt het makkelijker om woorden te ‘begrijpen’. Maar kan er nog een andere reden zijn? Zoals we al beschreven hebben in hoofdstuk 2 over de methode Zebra krijgt de leerling die de totale methode Zebra doorwerkt in het totaal rond de 3000 woorden aangeboden met als doel deze productief te beheersen. Deze woorden zal de leerling dus hebben verworven door ze intentioneel te leren. De leerling zal receptief echter 5000 tot 6000 woorden tot zijn beschikking hebben aan het eind van deel 4 van de methode. Bart Bossers (2007) legt in zijn boek Handboek Nederlands als tweede taal uit dat ook incidentele verwerving bijdraagt aan de omvang van de woordenschat waarover een leerling kan beschikken. Sommige leerlingen zijn hier handiger in dan anderen. Zij beschikken dan over goede woord leervaardigheden. Zoals we eerder hebben gezien in hoofdstuk 1 besteedt de methode Zebra hier wel expliciet aandacht aan.
16
Ik heb dus uiteindelijk met een groep van 8 leerlingen die aan het werken was in hoofdstuk 20 de woordenlijst doorgenomen van de woorden die wel in de film maar niet in Zebra voorkomen en hieruit bleek dat van de 106 woorden op deze lijst er uiteindelijk 19 waren die niemand kende. De andere 87 woorden waren dus op incidentele wijze verworven. Als we deze 87 woorden optellen bij de 397 woorden die in Zebra worden aangeboden dan komen we op 484 woorden hetgeen ongeveer 87% is van de woorden die voorkomen in de film Het Paard van Sinterklaas. Dit komt dicht bij de 90% waar we het eerder over hadden en die nodig zijn om een tekst redelijk te kunnen begrijpen. Mijn veronderstelling dat de ISK leerlingen met wat ze leren in de eerste twee boeken van Zebra de film kunnen begrijpen wordt hiermee bevestigd omdat er, zoals we zien, tegelijkertijd incidentele verwerving plaatsvindt. De film is dus interessant als lesmateriaal. In bijlage III zijn de woorden die niet bekend waren apart aangegeven.
Semantiseren – consolideren – controleren – verdiepen - automatiseren Bossers benadrukt, even als Verhallen, het belang van het semantiseren, consolideren en controleren binnen het woordenschatonderwijs. Dit zorgt voor een brede woordenschat bij het leren van Nederlands als tweede taal. Daarnaast is het tevens belangrijk om te zorgen dat de woordenschat diep genoeg en snel toegankelijk genoeg is (Bossers, 2007). Bossers spreekt hierbij over ‘verdieping’ en ‘automatisering’. Door een woord vaak te gebruiken of tegen te komen leert een T2-leerder steeds meer over de voor hem nieuwe woorden. Ook zorgt dit er uiteindelijk voor dat de leerling een woord snel en makkelijk kan inzetten. Bossers maakt hierbij een vergelijking met het aanleren van een nieuw telefoonnummer. Als je dat telefoonnummer niet vaak gebruikt zal het veel moeite kosten om het uit je geheugen op te diepen. Ik heb naast de vragenlijst over de film, die door docenten ook gebruikt kan worden om de leerlingen actiever naar de film te laten kijken en om te evalueren wat de verschillende leerlingen meekrijgen van de film, tevens een ‘cultuurvragenlijst’ samengesteld. Aan de hand hiervan kan er na de film een klassengesprek over elkaars gewoontes en gebruiken gehouden worden waardoor men elkaars cultuur beter leert kennen. In bijlage VI en VII zijn beide vragenlijsten terug te vinden. De docent kan ze kopiëren en gebruiken bij het kijken naar de film. Op deze manier kan de film zorgen voor verdieping en automatisering van de reeds uit Zebra bekende woorden door deze op een andere manier aan te bieden. Ook Fioiri (2007) ondersteunt de visie dat taal leren een actieve bezigheid is. Wat er blijft hangen volgens deze visie in percentages van een tekst is weergegeven als volgt: 10% lezen 20% horen 30% - zien 50% - zien en horen 70% - discussiëren 80% - persoonlijk ervaren 95% - uitleggen aan anderen
17
Het spel De vragen op de vragenlijst over de inhoud en de vragenlijst over cultuur kunnen ook gebruikt worden om het spel te maken. Hierbij ben ik geïnspireerd door het Hoe overleef ik mijzelf spel van Francine Oomen (2006) dat hieronder staat afgebeeld.
Dit kan door de leerlingen zelf gemaakt worden met karton, stiften en schaar door de vragen op aparte kaarten te schrijven. Een kleur voor de vragen over de film en een andere kleur voor de ‘cultuurvragen’. Zo kunnen de leerlingen om beurten een vraag over de film beantwoorden. Geeft de leerling een fout antwoord dan gaat de kaart terug onderop de stapel. Heeft de leerling het juiste antwoord gegeven dan wordt de kaart opzij gelegd en krijgt de leerling een ‘cultuurvraag’. Als hij deze ‘cultuurvraag’ afdoende beantwoordt dan mag de leerling de kaart houden en heeft hij een punt gescoord. Zo niet dan bespreekt de klas samen de cultuurvraag en wordt de kaart met de ‘cultuurvraag’ vervolgens opzij gelegd. Het spel eindigt als alle cultuurkaarten op zijn. De leerling met de meeste punten wint. Ik heb deze film al een aantal jaren met diverse klassen bekeken. Wat mij opviel was dat de ene klas bijvoorbeeld vooral moest lachen om de kalverliefde tussen de hulp van de vader van Winki en het buurmeisje waar de andere groep vooral geraakt was door het feit dat het kleine meisje zich onbegrepen voelde door haar ouders en de andere kinderen op school. Dat heeft mijns inziens onder andere te maken dat de kinderen verschillende leeftijden hebben (12-18 jaar) maar ook omdat ze verschillende achtergronden hebben. Ze komen bijvoorbeeld uit een vluchtelingenkamp maar ook gewoon uit stabiele situaties waarbij vader of moeder heeft besloten in Nederland te gaan wonen en werken en de kinderen zich later bij hen voegen. Zo haalt elke leerling er iets anders uit. Dit kan ook omdat de film verschillende verhaallijnen combineert. De laatste vraag van de vragenlijst waarin er gevraagd wordt hoe de kijker (leerling) de film vindt wordt in ieder geval doorgaans positief beantwoord. Een enkele leerling vindt de film eventueel te kinderachtig maar de film weet de aandacht van iedereen goed vast te houden en op de overduidelijk grappige momenten lacht ook altijd iedereen mee. In mijn ogen is de film Het Paard van Sinterklaas de ideale ‘inburgeringfilm’ voor ISK leerlingen!
18
6.
Conclusies en suggesties
Conclusies Door met de leerlingen de film ‘Het Paard van Sinterklaas’ te kijken welke gaat over de kennismaking van een anderstalig meisje met de Nederlandse cultuur en hen vragen te laten beantwoorden wil ik de leerlingen laten ervaren dat ze door te werken met Zebra al veel hebben geleerd, zowel aan woordenschat als over de Nederlandse cultuur. Daarnaast hebben de meesten nooit op een Nederlandse basisschool gezeten. Door hiermee in de film in aanraking te komen leren ze meer over hoe kinderen in Nederland opgroeien en hoe het er aan toegaat in Nederland op de basisschool. In dit onderzoeksverslag ben ik op zoek gegaan naar het antwoord op de vraag hoeveel de leerlingen van de ISK kunnen begrijpen van de speelfilm Het Paard van Sinterklaas afhankelijk van waar zij zich bevinden in het NT2 leerproces. Mijn hypothese dat de leerlingen die de eerste twee boeken hebben doorgewerkt de film redelijk tot goed zouden moeten kunnen begrijpen is middels deze studie bevestigd. Ook wilde ik onderzoeken of er mogelijkheden waren om een eventuele leeropbrengst tevens te verhogen. Ik dacht hierbij zowel aan het vergroten van de kennis van de leerlingen over de Nederlandse cultuur als aan het consolideren van de woordenschat die de leerlingen hebben opgebouwd met behulp van de NT2 taalmethode Zebra. Hierbij kwam het idee bij mij op dat het leuk zou zijn om een spel over de film te maken zoals dit ook bestaat voor de film Hoe overleef ik mijzelf van Francine Oomen. Ik wilde dus ook kijken of dit idee te verwezenlijken was. Voor mijn gevoel ben ik hier wel in geslaagd.
Suggesties De vragenlijsten die ik heb gemaakt om in te kunnen schatten wat de kinderen zoal van de film begrijpen kunnen worden gebruikt om kaartjes te maken om een spel achteraf te spelen met vragen over de film. Ook kunnen de vragenlijsten gewoon gebruikt worden tijdens de film om meer te halen uit het luisteren en kijken naar de film. Hierbij komt dan direct ook lezen en schrijven aan bod. Door de cultuurvragen klassikaal mondeling te behandelen en meer te weten te komen over elkaars cultuur en over wat de leerlingen raar of gewoon vinden in Nederland werken de leerlingen ook aan het spreken. Er wordt zo een beroep gedaan op alle vaardigheden. Ook kan de lijst met woorden die wel in de film maar niet in Zebra voorkomen gebruikt worden om te zien of leerlingen die woorden toch al kenden door incidentele verwerving of door het zien van de film kunnen raden wat de betekenis van deze woorden is. De lijst met werkwoordvervoegingen die gebruikt worden in de film kan eventueel dienen om ook over grammatica te spreken. Tenslotte kan er door de leerlingen met behulp van de vragen een spel worden gespeeld.
19
7.
Reflectie
De methodologie Ik heb veel plezier beleefd aan het maken van deze scriptie al was het een hele klus om het script uit te schrijven en de woordenlijsten van de in de film gebruikte woorden die reeds in Zebra waren aangeboden op te stellen. Ik heb geprobeerd om zo nauwkeurig mogelijk te werk te gaan maar uiteindelijk ben ik niet helemaal tevreden over de verdeling van de groepen die de vragenlijst hebben ingevuld als het gaat om de aantallen. Ik heb wel het idee dat de manier waarop ik het onderzoek aan wilde pakken ook goed heeft gewerkt. Gaandeweg het onderzoek merkte ik wel dat het moeilijk is om heel nauwkeurig te onderzoeken wat de leerlingen precies van de film begrijpen. Zo heb ik bijvoorbeeld bij het opstellen van de vragen geen woorden gebruikte die niet in Zebra stonden. Dit geeft de leerlingen toch iets meer kans om alle vragen te kunnen begrijpen. Verder heb ik de leerlingen niet helemaal apart gezet. De leerlingen kunnen dan toch soms de verleiding niet weerstaan om even bij elkaar te kijken omdat ze het graag goed willen doen. Dit ondanks het feit dat ik ze had gezegd dat het voor mij belangrijker was om te weten wat ze precies zelf konden begrijpen dan dat de antwoorden per se goed moesten zijn. Zo stellen Appel en Kuiken (2004, in Fiori 2007) dan ook dat het moeilijk is om “een dergelijk onderzoek uit te voeren omdat er verschillende factoren zoals motivatie, attitudes en taalvaardigheid een rol spelen bij het proces van tweedetaalverwerving”.
Het proces Tijdens het invullen van de vragenlijst door de leerlingen gedurende het kijken naar de film is gebleken dat de volgorde van sommige vragen niet juist was en dat enkele vragen niet helemaal duidelijk waren. Ook stond eenzelfde vraag er twee keer in op verschillende plekken of verklapte een volgende vraag al het antwoord op de vorige. Ik was hier in eerste instantie niet nauwkeurig genoeg te werk gegaan. Ik heb de vragenlijst dus aangepast naar aanleiding hiervan. Vervolgens heb ik de vragenlijst weer door andere leerlingen laten invullen. Hierdoor had ik uiteindelijk een minder goede verdeling tussen de verschillende groepen leerlingen als het gaat om tot welk hoofdstuk zij in Zebra hadden gewerkt. Ik vind het interessant om aan het eind van dit jaar, als ik de film weer aan de ISK leerlingen vertoon, nogmaals de antwoorden op de vragen te vergelijken hierbij rekening houdend met hoever de verschillende leerlingen zijn gevorderd. We hebben intussen op het Grotius College ook steeds meer leerlingen wat het onderzoek alleen maar interessanter kan maken.
Het resultaat Mijn doel was om erachter te komen wat leerlingen die met de methode Zebra kunnen begrijpen van de film ‘Het Paard van Sinterklaas’ en ook om te kijken hoe ik dit zou kunnen controleren. Tegelijkertijd wilde ik voor de docenten lesmateriaal maken dat zou kunnen helpen bij het consolideren en automatiseren van de in Zebra opgedane woordenschat. De leerlingen reageren doorgaans enthousiast op de film en naast dat de film voor de leerlingen erg leerzaam is als het gaat om wat nu typerend is voor de Nederlandse cultuur, denk ik dat de film ook bruikbaar is als lesmateriaal door de door mij ontwikkelde vragenlijsten te gebruiken.
20
Mijn ontwikkeling in de SBL –competenties 1. Interpersoonlijk competent Door de leerlingen meer inzicht te geven in elkaar culturele achtergronden en die van mijzelf probeer ik ervoor te zorgen dat er een prettig leef- en werkklimaat in de klas heerst. Door elkaars gewoontes en gebruiken te bespreken op een respectvolle manier hoop ik een open communicatie tot stand te brengen. Hierbij is het de kunst om de juiste vragen op het juiste moment te stellen om het enthousiasme van de leerlingen aan te wakkeren. Dit is bij het maken van deze scriptie zeker aan de orde geweest. 2. Pedagogisch competent Bovenstaande heeft ook tot doel de kinderen het gevoel te geven dat ze er bij horen en welkom zijn ondanks hun verschillen. Door een veilige leeromgeving te creëren hoop ik de kinderen te stimuleren om zelf het initiatief te nemen en zelfstandig aan het werk te gaan. De methode Zebra is hier ook op gericht zodat de docent goed kan differentiëren. 3. Vak inhoudelijk en didactisch competent Door de handleiding van de methode Zebra alsmede het Handboek Nederlands als tweede taal van Bart Bossers (2010) weer eens door te nemen om de theorie te kunnen inpassen in deze scriptie, heb ik mij weer opnieuw verdiept in het hoe en waarom van het onderwijs van het Nederlands als tweede taal. Mijn persoonlijke uitdaging in het ISK onderwijs is de leerlingen, door middel van het ‘leren leren’ zoveel mogelijk handvatten te geven en te motiveren om zichzelf te ontwikkelen. Hierbij kan ik goed uit de voeten met de methode Zebra. Ook was het een uitdaging om zelf iets te ontwikkelen waardoor ik de film Het Paard van Sinterklaas nu als lesmateriaal kan gebruiken 4. Organisatorisch competent Om de film te kunnen draaien is het belangrijk om dingen goed te plannen. Zorgen dat er een lokaal met Smartboard beschikbaar is, zorgen dat er voldoende tijd is om de film achtereen te kunnen draaien en dezelfde dag nog te kunnen bespreken... Daarnaast is het belangrijk om de kinderen te laten genieten van de film maar hen ook mee te geven dat er een educatief doel achter zit. De vragenlijsten zijn in dit opzicht erg nuttig. 5. Competent in samenwerken met collega’s Om de film te kunnen inplannen heb ik soms ook een collega moeten vragen om een les of een lokaal te ruilen. Ik zorgde er wel altijd voor dat de collega er niet op achteruit ging maar eerder op vooruit. Ik ben hierbij altijd de medewerking gekregen die nodig was. 6. Competent in samenwerken met de omgeving Ik vond het erg leuk dat ik antwoord kreeg op mijn mail aan haar van de scenarioschrijfster zelf, Tamara Bos. Ik kreeg ook het gevoel dat ze de film met evenveel plezier had gemaakt als waarmee ik hem altijd aan de kinderen vertoon. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling Ik heb veel geleerd van dit project en kijk ernaar uit om nog meer te leren op NT2 gebied. 21
Bijlagen
I.
Het script van ‘het Paard van Sinterklaas’
blz. 23
II.
Woordenschat uit de film in Zebra -per Hoofdstuk-
blz. 58
III.
Woordenschat uit de film die niet in Zebra voorkomt
blz. 69
IV.
Werkwoordvervoegingen gebruikt in de film
blz. 70
V.
Antwoorden op de controlevragen bij ‘het Paard van Sinterklaas’
blz. 71
VI.
Inhoudsvragen bij ‘het Paard van Sinterklaas’
blz. 94
VII.
‘Cultuurvragen’ bij ‘het Paard van Sinterklaas’
blz. 98
22
I
Het script van “het Paard van Sinterklaas”
Winki: Vroeger dacht ik dat er alleen maar Chinezen waren. Dat China de wereld was. Maar toen woonde ik nog daar. (Muziek: Ni Wawa) Winki (loopt door de luchthaven): Ik weet nog heel goed hoe ik me voelde toen ik de eerste dag naar Nederland kwam. Alles was anders dan in China. Echt alles. Ik wist niets van Nederland. Alleen dat mijn vader daar een restaurant had. Maar hoe mijn vader er precies uitzag wist ik niet meer. Ik had hem al 3 jaar niet gezien. Moeder: Winki, pappa... (chinees) (Hij staat achter het raam te zwaaien) Winki: How (chinees) Vader: Winki, welkom in Nederland. Winki: Ik begreep niks van wat hij zei. Ik kon toen nog geen Nederlands. Alleen maar Chinees. Vader: (chinees) (Komen thuis aan) Winki: Dit was het dus. Het restaurant waar mijn vader zo hard werkte. Het was maar goed dat ik er was. Nu kon ik hem helpen. Met de vissen eten geven bijvoorbeeld. Dat deed ik in China ook. Maar nu doet mijn oma het. Want vissen kunnen niet mee in een vliegtuig. Vader: Winki, (chinees) Winki: Mijn vader wil me nog iets laten zien. Vader: (chinees) Winki: Een verrassing. Vader: (chinees) (Laat een fiets zien achter het restaurant) Winki: Ik vond hem heel mooi. Ik had nog nooit een fiets gehad. (nieuwe scene) Wiki: Het was zomervakantie. Ik had nog heel veel tijd om te oefenen. En om te wennen aan de buurman. En aan Sofie. En aan Samir. 23
Buurman (vader Sofie): Sofie..., nou/au! (parasol stort in, Winki lacht) ... zie je nou wat je doet... Vader Winki: Samir... Samir: Ja Vader Winki: Dit is mijn dochter. Samir: Hé, dus jij bent Winki. (Winki leert fietsen van vader) (Winki helpt in het restaurant) Winki: Messen rechts en vorken links. Dat hoort in Nederland. Makkelijk. Moeder (leert Nederlands van vader): Mevrouw.... Vader (doet voor):.. alstublieft, ...alstublieft. Moeder: Alsjeblieft. Vader: (chinees) Alstublieft. Moeder: Alstublieft. Vader: (chinees) Moeder: (chinees) Winki: Mijn moeder vond Nederlands een rottaal. Mijn vader niet. Hij vond het belangrijk dat ik het goed leerde. Alstublieft. Ik vond het ook belangrijk. Vader: (Geeft iets aan Winki) Alstublieft, mevrouw. Winki: Dank u wel meneer. (nieuwe scene: Winki fietst naar huis, Samir praat met Sofie, Winki roept) Winki: Hé! Samir: Hé. 24
Samir: Hi. Winki: Five Samir: Heb je onthouden wat ik je heb geleerd? .. Ik ben een... Winki: ...een oliebol. Sofie: Je bent zelf een oliebol, Samir. Winki: ... Je bent zelf een oliebol, Samir. Nog één nachtje slapen en dan ga ik naar mijn nieuwe school. Ik had er wel zin in, maar ik vond het ook een beetje eng. (Restaurant) Moeder: Winki (maakt slaapgebaar)! (nieuwe scene) (moeder doet Winki’s haar, en ze gaat naar school) Moeder: (?) (In de klas; kinderen zien hoe de lagere school in Nederland functioneert!) Lerares: ...Ook een blauwe... een witte? .. Maakt niet uit. Jongens hier... Allemaal hetzelfde, ga maar zitten... Hé...! Kijk eens, daar hebben we Winki. Kom maar....! Ik ben Sigrid. Ik ben jouw nieuwe juffrouw. Ga maar lekker zitten Winki. Kijk eens, schriftje voor jou. Niels, een schriftje... Hier een puntenslijper jongens. Jongens, jullie mogen allemaal je naam op het schriftje schrijven. Probeer het maar... Je naam, Winki. Winki..., schrijf het maar op. Winki.... (Winki schrijft in het Chinees). 25
Jongen (roept): Kijk dan, ze kan niet schrijven! Juffrouw: Ah, dat is mooi. Kijk eens, jongens. Winki heeft haar naam in het Chinees geschreven. Da’s knap. Zal ik je ook eens leren hoe je je naam in het Nederlands moet schrijven? Kijk eens.. Winki... Winki: Ik vond het moeilijk op school. Maar volgens mijn moeder zou alles goed komen. Als ik maar goed naar de juf luisterde. (op het schoolplein) Juffrouw: Doe maar lekker met de anderen mee, Winki. Gewoon doen wat andere kinderen doen. Winki: Gewoon doen, wat de andere kinderen doen... (jongetje steekt tong naar haar uit, Winki doet het terug) (in de klas) Jongetje (ruikt aan haar lunchtrommeltje): Gatverdamme! Juffrouw: Jongens, we hebben een jarige. Frederik. (gaat op stoel staan) Winki: ...gewoon doen, wat andere kinderen doen (gaat ook op stoel staan, klas lacht Winki uit...) Juffrouw: Nee, nee, dat is niet leuk. (Begint lang zal ze leven te zingen) Kinderen: Lang zal die leven (3x) in de Gloria... (Winki trekt een pruillip) (nieuwe scene: Winki rent de school uit naar moeder) Winki: (chinees) ... mijn moeder dacht dat het morgen wel beter zou gaan. Nee! Maar ik wil nu niet meer naar deze school. Nooit meer. (rent weg) Moeder: Winki! Winki: En toen gebeurde het. ( Ziet een pony staan op straat en aait hem). Winki: (Wai?) Tegen een Nederlands paard moet ik in het Nederlands praten. Jij bent lief. Wil je mijn vriendje worden? Moeder (angstig): (chinees) 26
Winki: Mijn moeder vindt paarden gevaarlijk. En groot en eng. Ik vind paarden juist lief. En warm. Baasje paard: Oh, gelukkig, wat goed dat jij Saartje hebt gevonden. Ze is ontsnapt uit het weitje daar. Kom... Dank je wel... Moeder: (chinees) (Paard draait zich terug naar Winki en hinnikt...) Baasje: Nee, kom! (nieuwe scene, in het restaurant) Moeder (oefent): Bedankt mevrouw, zegt u het maar. Winki (dekt de tafel): Als ik klaar was mocht ik naar buiten. Moeder: (chinees) Winki: Als ik maar op de stoep bleef. (Winki fietst naar het paard in het weitje) Winki: Je gelooft het nooit maar ik reed er in één keer naar toe. Alsof ik het wist. (In de klas) Jongetje: Twee honden, drie cavia’s, en twee Golden Retrievers en mijn zus heeft één rat, en.... Juffrouw: Ja oké, we gaan even naar iemand anders. Winki, hebben jullie een huisdier? Jongetje: Winki heeft helemaal niks! Juffrouw: Jawel, jullie hebben toch vissen in het restaurant dacht ik? Winki: Ja, en een paard. Juffrouw: Wat zeg je? Winki: En ik heb een paard. Juffrouw: Een paard? Bedoel jij ... een poes? 27
Nee? .. een hond...? Ik denk dat je vissen bedoelt. Ja dat denk ik wel. Ik denk dat je vissen, vissen. Eens kijken, wie heeft er nog meer Kinderen: Ikke, ikke. Winki: Juf dacht wel eens dat ik het niet begreep. Maar ik begreep het best. Als ik zeg dat ik een paard heb, dan bedoel ik een paard. Alleen wil ik er niet over praten. De kinderen in de klas geloofden me niet. Maar ik wist hoe het zat. Ik had een paard. Een geheim paard. Klasgenootje (meisje buigt zich over haar lunchtrommeltje):Wat is dat? Winki: Heel lekker. (Laat het meisje proeven) (Wijst naar het trommeltje van het meisje) Mag ik die? (Wijst naar een wortel en pakt hem) Meisje: Heb je echt en paard? Winki (knikt). (Winki fietst door de winkelstraat) Winkeljuffrouw: Hé, niet op mijn stoep! (Winki is weer bij het paard, Samir komt aan op de brommer) Winki: Kijk dit is mijn paardje. Mooi hè? Samir: Mooi! Winki: Hij is mijn beste vriendje. Samir: Dat ben ik toch? Winki (lacht): Jij ook... (In de klas) Meisje (leest): De mamma van Rick is weg. Juffrouw: Volgende... Winki: Maar Joop is er wel. Joop is de pappa van Rick. Hij geeft les. Om één uur moet hij op school zijn. Juffrouw: Goed, Winki! Heel goed! Volgende... 28
(Winki sleept iets naar de schuur) Winki: Mag ik? Vader: Niet te ver weg hè. (Winki pakt een wortel uit de keuken) Moeder: Winki, (chinees) Winki: (chinees) (Winki fietst naar het paard) Winki: Paardje! (geeft de wortel) Baasje: Hallo, geef haar (d’r) maar een wortel hoor. Dat vindt ze lekker. Dit is Saartje hè. Saartje is mijn allerliefste. Die heb ik al 28 jaar. Winki: Saartje? Baasje: Ja, en ik ben Cor. De kinderen noemen mij Tante Cor. En wie ben jij? Winki: Winki. Cor: Oh, wat een mooie naam. Misschien wil de d’r wel even borstelen? Je weet vast hoe dat moet. Goed zo! Ha, daar is Siem (man komt aanrijden op een paard). Heb je het? (neemt iets van de man aan). Siem: Zo, ik ben oom Siem. Zeg maar, ben jij niet dat meisje van dat Chinese restaurantje, op de Bergweg. Ja? Zie je wel. Ik ken je. Cor: Dat is medicijn. Saar is een beetje ziek. (in het restaurant) Vader: Samir, Strandweg 27 (geeft hem een bestelling). Moeder: Winki (chinees) Samir: Winki? Ik kijk wel of ik haar zie. 29
(terug naar de wei en Winki) Cor: We wonen daar bij het weiland en de stallen. En als je wil dan mag je wel eens bij ons thuis komen. Dan kan ik je leren paardrijden. Siem: Moet je wel doen hè. Dat is leuk. Cor: Vraag eerst maar eens aan je moeder of het mag. (Samir komt aanrijden) Samir: Hé, ze wachten op je. Winki (wijst) : Mijn fietsje... (Op de brommer) Samir: Wat heb je nou toch met dat paard? Winki:Wat? Samir: Wat heb je nou toch met dat paard? Winki: Ik hou van paarden! (In het restaurant) Vader: Morgenmiddag na school blijf je gewoon binnen! Winki: Maar ik mag paardrijden! Vader (tegen moeder): (chinees) Moeder: (!) Winki: Ik wil wel! Moeder: (!) Vader: Ga d’r niet meer heen. Winki: Mamma begrijpt me niet. Saartje is helemaal niet gevaarlijk. Ze is mijn vriend. Jongetje: Ik heb Zwarte Piet gezien! Jongetje: Ik heb Sinterklaas gezien! 30
Juffrouw: Nou dat kan helemaal niet! Jongetje:Echt wel! Juffrouw: Nee helemaal niet. Jongetje: Ik heb hem echt gezien! Juffrouw: Dat kan niet want die komt pas volgende week zaterdag aan. Het is echt nog heel lang. (Geroezemoes) Deze voor de oorbellen hier. Dan is het klaar voor vandaag. Winki, wat wil jij maken? Een Zwarte Piet of een Sinterklaas? (Juf draait zich om en loopt weg) Nee, niet met die schaar in de lijm. Kom op zeg! (Winki gaat aan het knutselen en maakt een Chinese Sinterklaas) Juffrouw: Nou deze is klaar, die ga ik ophangen. Die is ook klaar... Die is klaar. Die is ook mooi! Ja volgende... De jouwe is ook klaar hè? Juffrouw (kijkt lachend naar wat Winki gemaakt heeft): Is dit nou een Zwarte Piet of is dit een Sinterklaas? (Chinese Sinterklaas) Jongetje (jufrouw hangt de Sinterklaas van Winki op): Wat een stomme Sinterklaas! (ander jongetje) Het lijkt wel een kruitnoot! (ander jongetje) Het is een boef! Meisje (van het lunchtrommeltje): Juf! Het is een Chinese Sinterklaas! Juffrouw: Ik vind hem prachtig! (Winki wordt ingestopt door vader) Winki: Ik begon het steeds fijner te vinden in Nederland. Ik snapte nog niet alles maar wel heel veel. Dus het was fijn om samen met mamma bij pappa te zijn. (Restaurant) Moeder (legt uit hoe Winki een servet moet vouwen): (chinees) (Telefoon rinkelt) 31
Moeder (neemt op): Chinese Garden! ...mamma...(chinees, Winki kijkt om) Winki: Oma is ziek. Ze heeft pijn aan haar hart. Mamma moet erheen. Winki: Mag ik echt niet mee? Moeder: (chinees) Winki: Ik wou ook mee. Mee met mamma naar China. Maar het kon niet. Ik moest naar school. Moeder: (chinees) Vader: Opschieten, de taxi! Winki(bij het paard): Je bent lief. Gelukkig was Saartje er. Die ging nooit weg. (In slaapkamer) Nu moest ik het alleen doen. Zonder mamma. (Wiki maakt zich klaar voor school. Pappa doet haar haar) Vader: Goed je best doen op school hè. (Wnki fietst alleen naar school) Meisje (lunchtrommeltje): Kijk (laat paard op trui zien), ik hou ook van paarden en van barbies. Mag ik je paard een keer zien? Jongetje: ze heeft helemaal geen paard! Meisje: Echt wel! Jongetje:Echt niet! (Meisje komt met haar moeder het restaurant binnen) Vader: Pardon, we zijn gesloten. Meisje: Mag ik bij Winki spelen? Winki (draait zich om): Maaike! Moeder Maaike: Het mag ook bij ons hoor! Vader (tegen Winki): (chinees) Winki: Ik moet in het restaurant helpen. Maaike: Maar ik kan heel goed helpen hoor. 32
Moeder Maaike: Ze kan heel goed helpen. Dan kom ik d’r om half zes weer halen, goed? Winki: Kijk, dit zijn onze vissen. Maaike: Ja maar, waar is je paard dan? Winki: Eerst helpen... (Chinees liedje) (Fietsen samen naar het paard toe) Maaike: Waar is jouw paardje dan? Je hebt helemaal geen paard! Winki: Wel, ik had wel een paardje. Ik wist waar ze was. (Rijdt naar de manege) Maaike (ziet een foto): Hé, Sinterklaas!. (Kinderen lopen een stal binnen en komen Siem tegen) Winki: Mogen we Saartje zien? Siem: Ik ben bang dat dat niet kan, jongens. Het gaat niet zo goed met Saartje. Ze is opeens heel erg ziek geworden. De dierenarts is erbij om haar een prikje te geven. Ze wordt nooit meer beter. We moeten haar laten inslapen. (Paard krijgt een prik) Winki: Gaat Saartje dood? (mevrouw knikt Ja) Cor: Ze kan gewoon niet meer. Siem: Ja daarom is het misschien maar goed dat Saartje nu dood gaat. Ze is tenslotte al 28 jaar. Da’s een mooie leeftijd voor zo’n klein paardje. (Kinderen fietsen terug) (In het restaurant) Vader: Waarom eet je niet? (chinees) Winki: Saartje is dood, dat is er. Dat kan ik niet zeggen. Als ik dat zeg wordt pappa boos omdat ik veel te ver weg ben gegaan. 33
(Winki op het schoolplein) Oom Siem vond 28 jaar oud voor een paardje. Maar ik niet. Opa was 78 toen hij dood ging. Dat is pas oud. Maaike: Sinterklaas gaat nooit dood. Winki: Gaat die nooit dood? Maaike: Hij moet toch iedereen cadeautjes geven?! Juffrouw (terug in de klas): Kijk eens wat wij hebben gekregen! Jongetje: Uitnodiging! Juffrouw: Ja, uitnodiging. Want wie komt er aan het eind van de week aan? Klas: Sinterklaas. Juffrouw: En wij gaan Pietenmutsen maken. Hier, uitdelen! Want wij zijn uitgenodigd om met de hele klas te komen zwaaien als Sinterklaas....(?). Kom maar in de rij dan meet ik jullie hoofden op. En we moeten ook nog liedjes oefenen met de hulpmoeders en we moeten een tekening voor Sinterklaas maken. Jij ook uitnodiging voor de intocht van Sinterklaas. De eerste keer hè. Jongens, hier uitnodigingen. Kom eens halen! Winki: Sinterklaas is een bijzonder man. Hij gaat nooit dood. Hij geeft iedereen cadeautjes. Dat is fijn. (Winki is terug in het restaurant) Winki (zingt): Hij komt, hij komt. De lieve goede Sint. Mijn beste vrind, mijn beste vrind. De vrind van ieder kind. Mijn hart.... Vader: Hé, wat heb jij op je hoofd? Winki: Een Pietenmuts voor Sinterklaas. Vader: Wie? Winki: Sinterklaas, een meneer met een baard die iedereen cadeautjes geeft! Vader: De Kerstman bedoel je? Winki: Nee, Sinterklaas! 34
Vader: De Kerstman! Winki: Pappa snapt het niet. Hij woont al heel lang in Nederland. Maar hij weet er niks van. Samir (zit in de krant te lezen): Kijk, zo’n stuk moet je hebben! (recensie) Dan gaat het hier wat beter lopen. Een goed stuk dat trekt altijd mensen. Vader: D’r zijn geen mensen. Samir: Daarom moet je ook een goed stuk hebben. Vader: Hoe werkt dat dan? Samir: Deze man komt langs om het eten te proeven. En dan krijg je er een cijfer voor. (Cor en Siem komen binnen) Cor: (Oh, kijk eens wat mooi!) Hé, Winki. Wij dachten, wij komen eens een hapje bij jou eten. Siem: Ja , eh, twee patat met. Cor: Siem, hou toch op. Gekke Siem. Kijk eens, ik dacht dat je die wel zou willen hebben. (Geeft foto van het paardje) Winki: Waar is Saartje nu? Cor: We hebben haar gecremeerd. Winki: Wat is dat? Cor: Siem...? Ze is verbrand. En we hebben haar as uitgestrooid. In de lucht. Siem: Ja, dan kan ze lekker vliegen. Vader: Winki! (chinees) Cor: Oh, u bent de vader van Winki! Ik ben Cor Jaarsma, en dat is mijn man Siem. We wonen op de boerderij aan de zeeweg. We hebben ook paarden en we zouden het zo leuk vinden als Winki een keertje bij ons langskwam. Dan kan ik haar leren paardrijden. Want ik denk wel dat ze dat heel graag zou willen. Vader: Paardrijden?! Op zo’n groot paard? 35
Cor: Ik ben ook op mijn zesde begonnen. Vader: Mijn vrouw en ik vinden haar nog te klein. Keuze kunnen maken? Cor: Ehhmm. Nou even kijken... Winki: Pappa begrijpt me niet. Hij begrijpt niet dat ik mamma mis. En dat ik Saartje mis. En daarom mis ik mamma nog meer. Ik wil zo graag een paard vasthouden. Een groot warm paard. (In de klas) Juffrouw: Mooie tekening maken, jongens! Het is voor Sinterklaas! Winki: Wat teken jij (tegen Maaike)? Maaike: wat ik graag wil hebben. Juffrouw: Sssst. Maaike: Ik vraag een Barbie. Omdat ik dat van mijn moeder nooit krijg. Maar Sinterklaas is zo lief. Juffrouw: Sssst. Maaike: Wat vraag jij? Winki (tekent een paard): Ik wist niet of het kon, maar ik kon het wel proberen. Van mijn vader en moeder kreeg ik er nooit één. Dat wist ik zeker. Winki (loopt naar beneden het restaurant in en zingt): Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan...Hij brengt ons.... (Loopt de keuken binnen waar haar vader is): Is het al half zes? Vader: Het is al 5 over half 6. Winki: Maar dan moeten we nu gaan! Naar Sinterklaas! Vader: Nee, (chinees) echt niet, ik kan nu niet weg. Winki: Dan ga ik alleen! 36
Vader: Nee, Winki, het wordt donker buiten. Je blijft hier! Samir (komt binnen): Hé, moest je niet naar de intocht van Sinterklaas? (Bij de haven) Juffrouw: Ja, te laat hè, te laat... Naar die gele muts en die paar paarse. Jongens, pak elkaar vast! Pak elkaar vast, niet loslaten! Hebben jullie elkaar? Oké! Pak je haar vast? Oké, nee, ga maar daar staan. Allemaal klaar? Kinderen: Ja...!!! Jufrouw: Lampjes aan. Maaike: Maar Winki is er nog niet. Juffrouw (met kinderen): Hij komt, hij komt, die lieve goeie Sint, mijn beste vrind, mijn beste vrind, de vrind van .... (Winki wordt op de brommer door Samir naar de haven gebracht) Juffrouw: Ja, ja! Jongens, daar komt ie aan. Kinderen: Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan. Hij brengt ons Sint Nicolaas, ik zie hem al staan.... (Samir zet haar af en maakt een gebaar naar haar: “Ga maar”) (Winki loopt naar voren en ziet Sinterklaas -Siem- , maar kan hem niet haar tekening van het paard geven) Winki: Zo kon ik er niet bij. Maar ik moest mijn tekening aan Sinterklaas geven. Dat was belangrijk. Hij moest weten wat ik graag wou hebben. Winki: Hé, Maaike! Maaike! Maaike: Winki! Winki: Heb je je tekening bij je? Maaike:We moeten die kant op! Juffrouw: Hier blijven, hier blijven! (Kinderen roepen om Sinterklaas, die langs loopt) 37
(Sinterklaas dankt de kinderen) Winki: Sinterklaas! Juffrouw (op het moment dat Sinterklaas haar tekening wil pakken, trekt ze Winki naar achteren): Daar zijn jullie! Wat is dit nou! We hadden toch afgesproken dat we bij elkaar zouden blijven? Niet zomaar weglopen! (In het restaurant, Winki komt terug met haar tekening, en loopt zonder iets te zeggen door naar boven. Vader loopt achter haar aan naar haar kamer) Vader: Wat is er? Winki: Niks... Vader: Nou? Winki: Ik wil paardrijden en ik wil hem vasthouden. Vader: We vinden je nog te klein. Winki: Ik ben niet klein. Mamma is bang voor paarden en daarom mag ik er niet eens eentje vasthouden... Cor: (Op de manege) Hoeoeoeoeoe, (wijst naar de tekening) Oh, dat ben jij! Je bent een beetje verkreukeld. Misschien moeten we je even gladstrijken. Voel je je vast beter. (Cor strijkt de tekening) Cor: Wil je het zelf doen? Siem: (komt ook binnen) Oh, wat ben ik zenuwachtig zeg! Ik wil graag een heleboel cadeautjes krijgen van de Sint. Cor: Stel je niet zo aan Siem! Sinterklaas geeft toch alleen maar cadeaus aan kinderen. Cor: Is dat zo? Net nu ik een nieuwe auto wil krijgen. Winki: Ik mis Saartje. De tekening is voor Sinterklaas. Siem: Oh, ik dacht voor mij. Cor: Nee natuurlijk niet. 38
Siem: Zeg, maar dan schrijven toch een brief naar de Sint. We sturen hem op. Kom. Cor: Kom. Winki (voor de brievenbus): Ienemienemutte, tien pond grutten, tien pond kaas, Ienemienemutte is de baas. Post voor Sinterklaas. Winki: Dag brief, ga maar gauw naar Sinterklaas. Dan weet ie wat voor cadeau ik aan hem wil vragen. Ik hoop dat het kan. (In de klas) Juffrouw: Heeft iedereen een wortel bij zich eigenlijk? Winki: Waarom doet u een wortel in die schoen? Hulpmoeder: Nou, weet je dat dan niet? Maaike: Hoi! Ik heb een tekening in mijn schoen gedaan. Winki: Waarom heb je een tekening in je schoen zitten? Maaike: Dan komt Zwarte Piet door de schoorsteen. Daarom moet je je schoen zetten. Winki: Met een tekening? Maaike: Of een wortel... Winki: En dan komt Zwarte Piet? Winki: Als ik mijn schoen zet, komt Zwarte Piet door de schoorsteen. En dan kan ik het vragen of het kan. Of je wel een paard kunt vragen... Juffrouw: Ja jongens, jongens. Jongens, wat zingen we als we de schoen zetten? Kinderen (behalve Winki) zingen: Sinterklaas Kapoentje Gooi wat in mijn schoentje Gooi wat in mijn laarsje Dank u Sinterklaasje Winki (is weer thuis en zingt Sinterklaas Kapoentje gevolgd door): Vol verwachting klopt ons hart Wie de roe krijgt, wie de gard 39
Vol verwachting klopt ons hart Wie de roe krijgt, wie de gard Sinterklaasje bonnebonebonne Gooi wat in mijn lege lege tonne Gooi wat in mijn huisje Dank u Sinte..... (valt bijna in slaap op de stoel voor de kachel waar zij haar schoen heeft gezet): ...kijken, wat ik in mijn schoentje heb Alles gekregen van die beste Sint (Vader loopt naar binnen en struikelt bijna over de schoen, en brengt haar naar bed) Winki (weer op school, praat met Maaike): De wortel was weg en de schoen stond in de gang. Maaike: Had je hem dan wel bij de schoorsteen gezet? (Winki knikt) Maaike: Heb je dan wel een liedje gezongen? Winki: Sinterklaas kapoentje en zie de maan schijnt. Misschien houdt Sinterklaas helemaal niet van Chinese kinderen. Maaike: Maar hij houdt van alle kinderen. Dat weet ik zeker. Winki: Hoezo komt Zwarte Piet dan niet bij mij? Maaike: Misschien ben je niet lief genoeg geweest? Hij houdt alleen van lieve kinderen. (Winki gaat heel hard schoonmaken thuis). Sofie: Pssst, Winki..... Psssst, Winki... Wil je dit aan Samir geven? (geeft een briefje) Dank je wel. (Samir komt het restaurant binnen) Winki: Hé, Samir! (en geeft het briefje aan hem) En? En, wat staat erin? Samir: Gaat je niks aan kleintje! 40
(Winki poetst alle schoenen) Winki: Pappa..., Pap...! (Vader komt naar boven) Kijk. Vader: Mooi Winki: Mag ik die ook doen (wijst naar zijn schoenen)? Vader (geeft zijn schoenen): Lieverd, luister. Wil je je schoenen niet meer in de kamer zetten? Ik heb vannacht mijn nek bijna gebroken. Schoenen horen in de gang. Dat weet je toch? Winki: Het was stom van pappa om mijn schoenen in de gang te zetten. Zwarte Piet komt alleen maar binnen als ie schoenen ziet staan. Schoenen met wortels. (Winki pakt een bos wortels uit de keuken) Samir (in de keuken tegen vader): Die man van de krant die heeft over de pizzeria geschreven. Er staat: “Ik heb koude pizza’s met spruitjeslucht voorgeschoteld gekregen”. Umpff, een 5 hebben ze gekregen! (Vader lacht) Samir: Lach maar. Straks komt ie hier. (Winki brengt de wortels naar boven en vult alle schoenen die ze voor het raam heeft gezet). (Winki zit te tekenen in het restaurant) Samir (komt binnen en serveert haar een glas water): Alsjeblieft mevrouw! Winki: Dank je. En, was je briefje leuk? (Samir knipoogt en loopt weg) (Winki tekent een bril op de foto in de krant van de recensent, die juist binnenkomt met een grote hoed op ). Vader: Winki! Meekomen! (Vader laat zijn beide schoenen zien in de keuken die verschillend zijn en trekt vragend zijn wenkbrauwen op) 41
Winki (haalt schouders op):Ik weet het niet!? Samir (bij de tafel van de recensent): Heeft u al een keuze kunnen maken? Recensent: Ik wil de King’s Garden Special met wortels en een vleesgerecht “Kom Pao” (chinees). Samir (terug in de keuken):Kijk dit is ‘m! Vader: Wie? Samir: Die man van de krant! Vader: Welke? Samir: Die het eten komt proeven, of het lekker is! (Vader kijkt via de camera) Winki: Alles moest nu goed gaan. Dan zou hij een goed stukje schrijven. Dat mijn vader een goed restaurant had. Vader: Winki! Vlug naar boven! Vlug! (Vader zoekt de wortels in de keuken) Samir: Ik kijk wel effe waar ze zijn. (Samir ontmoet Sofie op het binnenplaatsje achter het restaurant) Samir: Hé! Sofie: Hé. Samir: Wat zie je er goed uit! Sofie: En? What’s up? Nou, heb je mijn brief gekregen? Samir: Jazeker! Vader: Samir! Waar blijf je? (Sofie rent weg) De wortels, heb je die gevonden? Samir: Nee... Vader: (Chinees) Ik begrijp niet waar de wortels zijn. (chinees) 42
Ik moet die wortels hebben! Samir: Ja, rustig nou! Vader: (chinees) Hoe kan ik nou tjap choi maken! Ik moet die wortels hebben! (Winki hoort dit door het raam en brengt de wortels terug naar de keuken) Vader (komt ondertussen terug in de keuken): Ze moeten ergens gebleven zijn ! Ze verdwijnen toch niet zomaar!? Winki( komt binnen lopen met de wortels): Ze waren voor de Piet en Sinterklaas... (Vader pakt met een zucht zijn dochter op) Winki: Ik wil zo graag dat Zwarte Piet door de schoorsteen komt en dat ie dan een cadeautje kan geven. (Vader zucht en gaat verder met zijn werk) Winki: Dan kan ik Zwarte Piet vragen of ik echt een paard kan krijgen. (Vader en Winki koken samen op hun best) Samir (serveert de recensent): King’s Garden Special, met wortel. Recensent: Mmm, dank je wel. (Samir en Sofie staan weer samen op de binnenplaats te vozen) (Winki slaapt en vader doet iets in haar schoen en sluit het gordijn). Winki (’s ochtends doet ze het gordijn open en pakt het cadeautje uit haar schoen uit. Ze vindt een schudbol met sneeuw uit haar eigen huis ): Een nepcadeau! Het was helemaal niet van Sinterklaas. Dat wist ik heus wel! Mijn vader dacht dat ik een klein kind was! Dat hij mij voor de gek kon houden! Winki: (Op school tegen Maaike) Sinterklaas komt helemaal niet bij mij! 43
Maaike: Hoe kan dat nou? Winki: Dat weet ik niet. Jongetje: Daar is Winki weer met haar onzichtbare paard!! Maaike: Kom! Zaterdag. Zaterdag kan je het vragen. Winki: Hoezo? Maaike: Dan komt ie in de winkel (wijst naar poster over Sinterklaas in het warenhuis). Winki: De grote winkel? Dus zaterdag in de winkel in de stad. Maar hoe kwam ik in de winkel in de stad? (Winki rijdt op haar fiets door de winkelstraat) Vrouw van de winkel: Afstappen! Je mag hier niet fietsen. Jongetje uit de klas: Hé Winki, kijk! Ik heb nieuwe schoenen! Winki (glimlacht): Dank je wel! (en rijdt verder) Winki (thuis doet vader haar schoenen aan): Au! Vader: Je moet nieuwe hebben. Winki: Mogen we naar de winkel met de roltrappen? Vader: Helemaal naar de stad? Winki:Ja, daar hebben ze mooie en niet duur. (Vader gaat met Winki naar het Warenhuis) Vader: Winki! (en neemt haar mee naar de schoenen afdeling) Vrouw (zeg tegen haar kindje): Hé kijk, daar heb je Zwarte Piet! Daar! (Winki loopt weg bij haar vader die niets merkt en gaat Sinterklaas zoeken. Ze ziet Sinterklaas –niet Siem dit keer- op een grote stoel zitten en gaat in de rij met kinderen staan) Voorste kind: Mamma, is dat een nepsinterklaas? 44
Sinterklaas: Wat hoor ik nu? Moeder: Nee het is een hulpsinterklaas. Sinterklaas: Heb je dat gehoord? Kom jij eens even bij Sinterklaas... Zwarte Piet: Ga jij maar even op schoot zitten. (Vader kijkt ondertussen naar de schoenen en merkt ineens dat Winki weg is) Sinterklaas: Die beer komt wel in orde, toch, Mevrouw? Mevrouw bij de klantenservice: Goedemiddag! Vader : Ik zoek mijn dochter. Sinterklaas (ondertussen): Kom maar naar de Sint hoor. Kom maar bij Sinterklaas. Wil je op schoot komen zitten? Zo... En jij bent? Winki: Winki. Sinterklaas: Winki... Omroepster: ....geel jasje aan, twee staartjes. Kunt u haar alstublieft naar de klantenservice brengen. (Omroepbericht!) Sinterklaas: Vertel het eens. Wil jij mij iets vragen? Winki: Heeft u mijn brief gekregen? Sinterklaas: Natuurlijk heb ik je brief gekregen. Die brief met al die cadeautjes. (Winki schudt haar hoofd) Sinterklaas: Oh? Winki: Een tekening met 1 cadeautje. Sinterklaas: Oh, die mooie tekening. Nou weet ik het weer. De meeste kinderen vragen een heleboel cadeautjes. Maar jij vraagt er maar eentje? (Winki knikt).
45
Sinterklaas: Nou dat komt wel goed denk ik. Nog even wachten tot het 5 december is. Winki: Zie je wel. Maaike had gelijk. Het kan! Je kan een paard vragen. Omroepster: (fluistert tegen vader) Ik probeer het nog een keer. (roept om) Attentie , attentie. We zijn nog steeds op zoek naar het meisje, Winki Wong, geel jasje aan, twee staartjes. U kunt haar naar de klantenservice brengen. Vrouw (ziet Winki): Ben jij Winki? Winki (wordt naar de klantenservice gebracht): Pappa! Waar was je nou? Vader: Waar was jij nou? Winki: We moeten gaan. Vader: En je schoenen dan? Winki (terug in het restaurant): Pappa was boos. Omdat het niet waar was van die schoenen. Maar ik was blij. Blij omdat ik met Sinterklaas had gepraat. En omdat het doorging van het paard. Ik vond dat pappa meer aan Nederland moest wennen. Dan snapte die misschien ook van Sinterklaas. (Winki legt de stokjes terug die haar vader net heeft neergelegd en pakt gewoon bestek). Vader (zet het eten neer en gaat zitten): (zucht en staat op) Stokjes... (Vader eet met stokjes en Winki met een vork) Samir (komt binnen): Het staat er in! (leest voor) “Op het eten is werkelijk niks aan te merken. Heerlijke verfijnde smaak. En prachtig versierd met traditionele Chinese karakters. (Je ziet een krantenartikel met 8 ½). Al met al een verdiende 8 ½.” (Nieuwe scene met vol restaurant. Samir loopt de keuken binnen) Samir: Telefoon! Vader: King’s Garden, goedenavond. (Chinees ...) (tegen Winki) Mamma aan de telefoon. 46
Winki: Hallo Mamma! Hoe gaat het met Oma? (Chinees) (geeft telefoon terug aan vader) Mamma komt op 5 december thuis. Precies op Sinterklaas verjaardag. (vader legt telefoon weg) Winki (op het schoolplein tegen Maaike): Ik weet al waarom ik geen cadeautje in mijn schoen had gekregen. Maaike: Waarom dan? Winki: Omdat ik een supercadeau ga krijgen. Maaike: Echt waar!? Krijg je een paard? Jongetje: O ja? M’n moeder zegt dat je alleen maar kleine dingen kan krijgen. Maaike: Pech voor jou! Wij mogen grote dingen vragen. Winki: Sinterklaas heeft zelf gezegd dat ik een paard ga krijgen. Jongetje: Oh ja? Waar moet je hem dan zetten? Je hebt nog geeneens een tuin! Winki (duwt jongetje): Wel! Jongetje: Niet! Maaike: Wel! Juffrouw: Meisjes! Meisjes, meisjes. Niet Joris duwen hè. Winki: We hadden misschien geen tuin maar wel een stal. Dat is het belangrijkste. Een paard heeft een stal nodig. (Winki doet thuis de houten deur van de garage open en doet hem van schrik weer dicht omdat ze daar Samir en Sofie ziet zoenen). Buurman (vader Sofie): Hé Winki. Heb jij Sofietje gezien? (Winki schudt haar hoofd) Buurman: Nee? Of eh... valt die gozer d’r weer lastig? (Winki schudt weer haar hoofd) Buurman: Waar is ze dan? Winki: Ik weet niet waar ze is. 47
Buurman: Oh...? En jij weet zeker dat ze niet daarbinnen is (knikt met zijn hoofd naar de garage). (Winki schudt weer haar hoofd) Buurman: Oke... (draait zich om) Winki (loopt de garage in): Sofie moet naar huis en jij moet werken! (Sofie gaat er vandoor) Samir: Bedankt hè, kleintje. (Winki lacht) (Winki ruimt de garage leeg en brengt rijst naar de keuken) Winki (tegen verbaasde vader): De rijst is toch bijna op? Winki (kijkt de garage rond): Ik miste nog iets, maar wat? (Winki is nu op de manege met hooi aan het gooien met Siem) Cor: Hééé, wat is hier allemaal aan de hand? Winki: Ik wil stro! Siem (draagt haar naar het stro): Nou hier, neem maar een hapje. Winki: Nee, om mee naar huis te nemen. Siem: Om mee naar huis te nemen? Waarom dat? Winki: Ik ga een stal maken. Siem: Een stal? Cor: Waarom? Winki: Gewoon. Cor: Denk jij soms dat je een paard krijgt van Sinterklaas? (Winki knikt) Cor: Oh... Nou daar zou ik niet al te veel op rekenen hoor, Winki! Siem: Een paard?! Dat lijkt me toch wel een heel groot cadeau voor Sinterklaas. Ik weet niet of.. of Sinterklaas zulke grote cadeaus brengt. 48
Cor: Ja, het is altijd een verrassing hè. (Winki fietst naar huis met stro) Winki: Tante Cor denkt dat ik geen paard kan krijgen. Maar het kan wel. Sinterklaas heeft zelf gezegd dat ik er eentje krijg. (Winki fietst weer door de winkelstaat) Vrouw van de winkel: Wat is dat nou! Winki: Voor mijn paard! (Winki gooit het hooi in de schuur als Samir en Sofie binnen komen) Winki: Verboden! Samir: Mogen we niet even? Winki: Nee. Sofie: Ah, toe. Heel even... Winki: Nee, dit wordt de stal. (Samir en Sofie gniffelen) Sofie: Stal? Waar is je paard dan? Samir (tegen Winki terwijl hij haar zachtjes naar buiten duurt): Kom Winki: Niemand gelooft dat het kan. Maar ik wel. Sinterklaas heeft het zelf beloofd. Morgen krijg ik een paard. (Winki kijkt ’s avond uit het raam – kijkt Chinese tv-; Samir komt aanrijden met nog meer hooi) Winki (poetst haar tanden): Morgen krijg ik een paard. Winki (volgende dag, 5 december): Vandaag krijg ik een paard. Winki (terwijl Mamma het restaurant binnenkomt): Mamma! Mamma: Winki! Winki... (Chinees). Winki: Ik was helemaal vergeten dat mamma vandaag terugkwam. Dat kwam natuurlijk door Sinterklaas! Winki: Is het met oma beter? Moeder: (Chinees) 49
Winki: Wordt ze dan nooit meer ziek en nooit meer dood? Vader: Nee, nu niet. Maar alle mensen gaan een keer dood. Moeder: (Chinees) Winki: Sinterklaas gaat nooit dood. Die moet iedereen cadeautjes geven. Moeder: (Chinees) (Winki loopt met haar ouders naar de stal) Winki: Ogen dicht! Kijk!!! (Laat de garage met het hooi op de vloer zien). Vader: Wat is dit? Winki: Een stal. Voor het paard dat ik op school van Sinterklaas ga krijgen. (Vader en moeder praten verbaasd tegen elkaar in het Chinees). Winki: Mijn vader en moeder denken dat er geen Sinterklaas is omdat er in China geen Sinterklaas is. In Nederland wel. Wij wonen nu in Nederland. Vader en moeder: Hé! Vader: Winki! Vanmiddag na school de schuur opruimen. Hoor je dat! (Winki komt aanfietsen op school) Maaike: Hoi! Wat is er? Winki: Ik weet het niet zeker. Maaike: Of je een paard gaat krijgen? Winki (knikt): Mijn vader en moeder zijn boos. Ik ben bang dat ik niet lief genoeg ben geweest. Maaike: Ik vind je wel lief hoor! Jongetje roept: Schiet op, we zijn te laat! (Winki zet haar fiets tegen het hek) Juffrouw: Ja, schuif maar door. (Kinderen zitten in een kring en zijn opgewonden) 50
Juffrouw: Jongens, stil, stil, stil, stil, stil! (Loopt naar de deur). Stil, stil. Ik hoor hem. Hij komt eraan. Stttt. Jongetje (komt binnen): Ik heb ‘m gezien bij groep twee. Juffrouw: Ga maar zitten, ga maar zitten, snel. Stttt. Jongens, jongens, jongens. (Er wordt op de deur geklopt) (Sinterklaas -Siem- komt binnen) Kinderen (zingen): Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht Want we zitten allemaal even recht Misschien heeft u nog even tijd Voordat u weer naar Spanje rijdt Kom dan nog even bij ons aan En laat uw paardje maar buiten staan En we zingen en we springen en we zijn zo blij Want er zijn geen stoute kinderen bij ... Sinterklaas: Ah, wacht, wacht, wacht, wacht, wacht, wacht even. Dat gaan we nakijken in het grote boek. Of d’r hier geen stoute kinderen bij zijn... Mmm, eens even, waar gaan we beginnen. ABC.. Joris! Waar is Joris? Joris (wenkt Joris), wat lees ik hier? Dat jij wel eens heel erg wild durft te zijn? Mmmm. Winki (fluistert tegen Maaike): Waar zijn de cadeautjes? Maaike: Ik weet ’t niet. Winki: Ik heb ze nog niet gezien. Sinterklaas: Zwarte Piet, geef hem dan maar een cadeautje. Piet: Een.. cadeautje. Sint... Sinterklaas: Ja een cadeautje, ja, ja. Piet: Ja, de.. de zak die.. die staat mmm Sinterklaas: Jongens, jongens. Waarom zijn we uit Spanje hier naartoe gekomen. Vooruit haal die cadeautjes. En ga maar mee met die sloddervos. Het is niet te geloven. (Sinterklaas kijkt naar de Chinese Sinterklaas aan de lijn) 51
Juffrouw: Die is van Winki, Sinterklaas. Sinterklaas: Winki... Winki Wong... (kijkt in zijn boek) Jij, jij houdt erg veel van paarden, Winki, niet? Maar eh..., maar je hebt geen paard toch? Nee toch (Winki schudt haar hoofd)? Maar eh.. je zou wel heel erg graag een paard krijgen. (Winki knikt). Sinterklaas: Mmmm. Maar dan eh... houd je vast ook heel erg veel van andere dieren. Kijk (geeft een cadeau). Alsjeblieft. (Winki maakt het cadeau open, het is een knuffelhondje) Winki: Rotsinterklaas! (ze loopt de klas uit) Juffrouw: Ga jij maar even afkoelen. Juffrouw (begint de zingen en kinderen gaan meezingen): Hoor wie klopt daar kinderen.... Hoor wie klopt daar kinderen Hoor wie klopt daar zachtjes tegen het raam. ’t Is een vreemdeling zeker... Winki: Ik weet heus wel dat je geen “Rotsinterklaas” mag zeggen maar dan moet Sinterklaas maar niet zo gemeen zijn. Hij had beloofd dat ik een paard zou krijgen. En beloofd is beloofd. (Loopt naar buiten waar ze ineens een paard ziet staan naast haar fiets, het paard van Sinterklaas). Winki: Daar ben je! Sinterklaas heeft jou toch aan mij gegeven. Wil je mee naar huis? Sinterklaas (in de klas): Jij bent toch de beste vriendin van Winki? Houd jij ook veel van dieren (ondertussen ziet Maaike door het raam dat Winki wegloopt met het paard en naar haar zwaait)? Jongetje kijkt naar buiten uit de gang: Juf! Sinterklaas! (Winki rijdt weg op het paard) (Nieuwe scene. We zien de Mevrouw van de winkel wegrijden met haar fiets; ze zwaait naar collega’s) Mevrouw van de winkel: Doei! Fijne pakjesavond! Winki (komt aanrijden met haar paard): Niet op de stoep fietsen. Jongetje (komt naar buiten rennen uit de school met Zwarte Pieten): Ze... ze is weg! Ze heeft echt een paard gekregen. 52
Zwarte Piet: Waar is tie heen? Sinterklaas: Paard, paard... Jongetje: Daarzo ging ze (wijst). Sinterklaas: Waar is mijn paard?! Zwarte Piet: Sinterklaas, hij zat hier aan de bel (van de fiets). Sinterklaas: Mmm, wat? Een paard aan een bel? Zwarte Piet: Nou ja, het zat toch goed vast, met een zestiendubbele knoop, Sinterklaas Sinterklaas: Een zestiendubbele knoop... in je oren zeker! Wie maakt er nu een paard vast aan een fiets! Een kinderfietsje dan nog. Een...een... een rood... rood.. is dat...is dat niet de fiets van Winki Wong? (Winki komt aan bij de “stal”. Haar moeder ziet haar door het raam) Buurman: Hoe kom je daar nou aan? Winki: Gekregen! Buurman: Gekregen? En van wie dan wel? Winki: Van Sinterklaas Winki (geeft het paard te eten): Lekker? Wil je ook hooi? Vind je het een fijne stal? Fijn hè dat ze Sinterklaas in Nederland hebben? Ouders (zijn gearriveerd bij de garage en spreken Chinees met elkaar) Vader: Winki! .... (chinees)? Winki: Van Sinterklaas! Vader: Van Sinterklaas? (Tegen zijn vrouw in het Chinees) Sinterklaas (loopt door de winkelstraat): Ja, dat, ja, dat begrijp ik ja. Hé, hé, daar, daar, daar. Samir (komt aanrijden op zijn brommer en stopt voor Sinterklaas): Hé, dat is Winki’s fiets! 53
Sinterklaas: Hier, ik ga met je mee, kom. (Ouders van Winki discussiëren buiten in het Chinees, en Winki sluit de deuren van de garage; Samir komt aanrijden met Sintreklaas achterop de brommer) Sinterklaas: Goedenavond samen. Vader: Dag, Sinterklaas. Sinterklaas: Meneer Wong, Mevrouw. Vader: Heeft u Winki dat paard... Sinterklaas: Nee, nee, nee, nee, dat is een vergissing geloof ik. Dat is geen cadeau. Dat is mijn paard. Moeder: Uw paard? Sinterklaas: Ja dat is mijn vervoermiddel. Vader:Doe open Winki! Winki: Nee! (door het raampje). Vader: Winki! Dit paard is niet van jou? Winki: Dat kan niet, dat heeft hij zelf beloofd. Sinterklaas: Het is een misverstand. Vader:Alsjeblieft Winki, doe open! Moeder: Het is het paard van Sinterklaas. Winki: Maar jullie zeiden dat ie niet bestond! Sinterklaas: Is dat zo meneer Wong? Mevrouw? Moeder: Sorry, Sinterklaas... Vader: We weten d’r niet zo veel van. Sinterklaas: Dat mag je wel zeggen, ja. Vader: Het spijt me Sinterklaas. 54
Samir: Ik ga wel met haar praten. Sinterklaas (in het restaurant): Zo, jullie zijn al helemaal in de kerstsfeer, zie ik. Vader: Ja, ehm. Kopje koffie Sinterklaas? (Bied je aan aan iemand die moet wachten). Sinterklaas: Ja, ja graag, dank je. Samir (bij de garage, via de zijdeur): Mag ik binnenkomen? Winki: Dat kan niet. Samir: Ik moet effe met je praten. Winki: Niemand mag erin. Samir: Ik mag je paard toch wel effe zien? Winki: Je ziet hem toch! Samir: Wie heeft nu al dat stro gehaald? Winki: Mooi hè? Samir (knikt): Het paard van Sinterklaas. Sinterklaas (tegen moeder die naast hem zit te wachten): U heeft wel een heel bijzondere dochter. Samir: Weet je..., als iemand uit een ander land komt, dan moet ie wennen aan alles wat anders is. Mijn ouders snapten d’r eerst ook niks van. Winki: Maar ze denken dat Sinterklaas niet bestaat! Samir: Je vader heeft Sinterklaas net koffie gegeven. Dat doet ie toch niet als iemand niet bestaat? Moeder: Kopje koffie Sinterklaas? Sinterklaas:Nee (hij heeft al 3 lege kopjes voor zich staan) dank u. Ik heb nog heel veel te doen vanavond. Samir: Het paard is niet van jou. Sinterklaas heeft hem echt nodig. Anders kan ie geen cadeautjes brengen. Dat wordt een verdrietige Sinterklaasfeest voor je vriendjes en vriendinnetjes. 55
Winki: Ik vind het zo jammer! Samir: Het is ook jammer. Winki (tegen het paard): Ik wil je zo graag houwen. Maar je bent niet van mij. Maaike had zo graag een barbie, snap je? Samir (tegen Sinterklaas en de ouders): Het is gelukt! Sinterklaas: Dat werd tijd (loopt naar buiten). Dank je Winki. Jij bent een hele lieve meid. Maar, wil je me nooit meer “Rotsinterklaas” noemen? Winki: Ja, maar dat was omdat ik boos was. Sinterklaas: Ja... dat snap ik, maar toch...niet meer zeggen. (Winki knikt) Is er iets? Winki: Ik wil nog een ding vragen. Wilt u Maaike een Barbie geven? Sinterklaas: Dat doe ik, beloofd! Zo, we moeten gaan. Tot ziens. Winki: Dag. Sinterklaas: Zo eens kijken (pakt zijn staf aan) Zwarte Piet: Alsjeblieft Sinterklaas. Vader: Tot ziens. Moeder: Tot ziens. (Sinterklaas en Winki zwaaien). (Er wordt geklopt bij Maaike) Maaike (vindt de cadeautjes voor de deur):Mamma! Een Barbie! Vader (aan de telefoon): Ze slaapt al. Morgen. Dat is prima, Sinterklaas. Winki (met haar ouders in de auto): Waar gaan we heen? 56
Vader: Dat is een verrassing. (Ze arriveren op de manege) Cor: Hallo! Winki, er is iemand voor je. Ga maar gauw. Sinterklaas: Winki...! Winki: Bent u nog niet in Spanje? Sinterklaas: Nee, ik had allang weg moeten zijn, maar ik wilde jou eerst nog iets vragen. Kan dat? Kom dan maar. (In de stallen) Winki, zou jij iets voor mij willen doen? (Winki knikt) Sinterklaas: Ja? Zou jij voor mijn paard willen zorgen? Winki: Ik denk dat dat niet mag... (Iedereen kijkt elkaar aan en de ouders knikken ‘Ja’) (Winki loopt weg op het paard met moeder die hem begeleidt samen met Zwarte Piet) Vader (tegen de Sint): We vonden haar nog te klein. Maar ja, ze wil zo graag een paard. Sinterklaas: Oh, hé. let op. Het blijft wel mijn paard hè! Cor: Oom Siem zorgt wel voor het stro. Sinterklaas: Ja, zoiets wel ja. Winki: Ik kan het wel alleen. Winki: Toen ik voor het eerst in Nederland kwam, wist ik niks van Nederland. En mijn vader en moeder ook niet. Ze kenden Sinterklaas niet eens. Maar nu wel! Gelukkig wel. EINDE
57
II
Woordenschat uit de film in Zebra -per Hoofdstuk-
Hoofdstuk 1 het boek de gang de jas de jongen de klas de lamp de les de man het meisje de meneer de mevrouw de naam het raam de school het schrift de vrouw
beginnen begrijpen binnenkomen doen gaan geven gooien hebben helpen kennen kijken krijgen leren lopen luisteren maken meedoen nemen opendoen opschrijven pakken schrijven spelen trekken vragen willen zeggen zetten zijn (ww) zitten
acht alsjeblieft alstublieft beetje blauw dank u/je wel dit drie één en geel goed goedemiddag hallo hoe ik in ja jammer je jij juist makkelijk mijn moeilijk naar nee niet op rood tot ziens twee uit vijf waar wat zes
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 1 van Zebra gebruikt in de film: 83
58
Hoofdstuk 2 de bel de buren het dier de hond het huis het huisdier het jaar de kamer het kind de koffie het kopje de mens de moeder de oma de oom de opa de poes de rijst de tante de tuin de vader de vriend de vriendin de zus
brengen eten horen kunnen leven mogen opruimen slapen tekenen vertellen wonen zoeken
achter(op) alleen bij boven elkaar groot haar (bezitt.vnw) heel hij jouw jullie (pers.vnw.) klein lang lekker lief met Nederland(s) nieuw of oud prima samen thuis u uw van voor we wij wit ze zwart
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 2 van Zebra gebruikt in de film: 68
59
Hoofdstuk 3 de middag de nacht de tijd het uur de winkel de zak
moeten snappen vinden weten
aan anders avond dan duur half iets laat meer om ook twintig wie zestien
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 3 van Zebra gebruikt in de film: 24
Hoofdstuk 4 de hand het hoofd het oog het oor de schoen de tekening
denken eruitzien laten zien lijken op meegaan meenemen praten springen
beter deze die eerst erg geen haar (pers.vnw.) hem hetzelfde jou jullie (bezitt.vnw) koud leuk maar mij mooi niets ons paars pijn warm ziek
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 4 van Zebra gebruikt in de film: 36
60
Hoofdstuk 5 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 1-4) Hoofdstuk 6 het einde de fiets de stad de stoep de telefoon
aankomen afspreken gebeuren geloven missen opschieten rijden schijnen spijten vergeten wachten
binnen buiten gevaarlijk iemand langs links recht(door) rechts de rij rustig snel sorry stil ver verboden
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 6 van Zebra gebruikt in de film: 31
Hoofdstuk 7 het cadeau de dag het feest de keer de vakantie de verjaardag de week de zaterdag
doorgaan werken zin hebben om
altijd belangrijk december ieder jarig klaar morgen nooit straks vanavond vandaag vanmiddag vannacht volgend zeker
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 7 van Zebra gebruikt in de film: 26
61
Hoofdstuk 8 de brief de dochter de juffrouw de krant het land de leeftijd de ouder
komen (uit) noemen
net taal waarom welke
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 8 van Zebra gebruikt in de film: 13
Hoofdstuk 9 het geheim het lied de verrassing
durven houden van lachen oefenen voelen, zich zingen
au bang blij boos daar dat gauw gek gelukkig hier misschien nog stom toe tot verdrietig vreemd(eling) wel zenuwachtig
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 9 van Zebra gebruikt in de film: 28
Hoofdstuk 10 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 6-9)
62
Hoofdstuk 11 het mes het pak de patat het restaurant de smaak de stok het stuk de vis het vlees de vork de wortel
proeven uitnodigen versieren
graag heerlijk leeg nodig vol
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 11 van Zebra gebruikt in de film: 19
Hoofdstuk 12 de baas het ding de klant(-enservice) de laars de pizza (zeria) de post de sfeer
kloppen terugkomen verdienen
fijn (-er) iedereen oké rot-(zaak) te (gek)
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 12 van Zebra gebruikt in de film: 15
Hoofdstuk 13 de taxi het vliegtuig het vervoer
fietsen halen lijken ophouden opletten vliegen zwaaien
genoeg hard heleboel veel weer
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 13 van Zebra gebruikt in de film: 15
63
Hoofdstuk 14 de lucht de wereld de zee (weg) de zomer
bedoelen hopen meten verwachten (-ting) wennen
alles bijvoorbeeld dicht donker glad omdat zo'n
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 14 van Zebra gebruikt in de film: 16
Hoofdstuk 15 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 11-14)
Hoofdstuk 16 de groep
----
allemaal als
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 16 van Zebra gebruikt in de film: 3
Hoofdstuk 17 de baard de keus het medicijn de nek
langskomen prikken (een prik)
knap want
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 17 van Zebra gebruikt in de film: 8
Hoofdstuk 18 de hulp
aan de hand zijn onthouden
----
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 18 van Zebra gebruikt in de film: 3
64
Hoofdstuk 19 ----
(het) bestaan doodgaan verdwijnen
eng gemeen helemaal weg(lopen) welkom werkelijk(heid)
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 19 van Zebra gebruikt in de film: 9
Hoofdstuk 20 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 16-20)
Hoofdstuk 21 best bijzonder eens precies
sturen vroeger beloven niemand
voordat zullen
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 21 van Zebra gebruikt in de film: 10
Hoofdstuk 22 het karakter de orde (de) traditie (-ioneel) de uitnodiging
lukken
gewoon sinterklaas stout toch vast zelf
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 22 van Zebra gebruikt in de film: 11
Hoofdstuk 23 uitmaken
----
niks volgens
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 23 van Zebra gebruikt in de film: 3
65
Hoofdstuk 24 de arts het cijfer de kant
----
zorgen voor
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 24 van Zebra gebruikt in de film: 4
Hoofdstuk 25 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 21-24)
Hoofdstuk 26 prachtig
----
----
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 26 van Zebra gebruikt in de film: 1
Hoofdstuk 27 de boerderij
bestaan (uit) ophangen
zomaar
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 27 van Zebra gebruikt in de film: 4
Hoofdstuk 28 het hart
----
natuurlijk
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 28 van Zebra gebruikt in de film: 2
Hoofdstuk 29 ----
----
heen (en weer) meest tenslotte
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 29 van Zebra gebruikt in de film: 3
Hoofdstuk 30 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 26-29) 66
Hoofdstuk 31 ----
----
te
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 31 van Zebra gebruikt in de film: 1
Hoofdstuk 32 ----
----
----
----
gelijk na tegen (je zin)
Hoofdstuk 33 ----
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 33 van Zebra gebruikt in de film: 3
Hoofdstuk 34 de pech
----
----
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 34 van Zebra gebruikt in de film: 1
Hoofdstuk 35 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 31-34)
Hoofdstuk 36 de schuur
verbranden
----
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 36 van Zebra gebruikt in de film: 2
Hoofdstuk 37 het weiland (weitje)
----
eentje (in zijn)
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 37 van Zebra gebruikt in de film: 2
67
Hoofdstuk 38 ----
----
lastig onzichtbaar zulk
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 38 van Zebra gebruikt in de film: 3
Hoofdstuk 39 ----
----
aller-(liefste)
Totaal aantal woorden uit hoofdstuk 39 van Zebra gebruikt in de film: 1
Hoofdstuk 40 Geen aparte woordenschat (herhaling van hoofdstuk 36-39)
68
III
Woordenschat uit de film die niet in Zebra voorkomt (pagina in het script)
De meeste van deze woorden bleken toch bekend bij de ISK leerlingen. De 19 woorden die zij niet kenden zijn aangegeven met een (*). de as (13) de barbie (10) de beer (23) de cavia (5) *de gard (17) het gerecht (20) de gozer (25) *de Golden Retriever (5) de hap (het -je) (13) *het hooi (31) *de intocht (12) de Kerstman (12) *de knecht (29) de knoop (31) de kruitnoot (9) de lijm (9) de maan (18) de mamma (6) de meid (34) het misverstand (32) de muts (15) de oliebol (3) het paard (1) de pappa (1) *de Pietenmuts (12) de puntenslijper (3) de rat (5) *de roe (17) de roltrap (22) de schaar (9) de schoorsteen (17) *de sloddervos (29) *de spruitjeslucht (19) de staart (23) de stal (8) *de stoomboot (14) het stro (26) de ton (18) de vergissing (32) (het vervoer)middel (32)
*aanmerken (24) afkoelen (30) afstappen (22) blijven (5) *borstelen (7) breken (19) *cremeren (13) doorschuiven (28) *gladstrijken (16) *laten inslapen (11) loslaten (15) ontsnappen (5) paardrijden (8) proberen (3) rekenen (26) sluiten (10) uitdelen (12) uitstrooien (13) *verkreukelen (16) *voorschotelen (19) wachten (24) worden (4)
al (1) allang (35) alsof (5) ander (4) attentie (24) bedankt (5) bijna (25) China (-ees) (1) doei (30) door (21) d'r (haar) (veel) dubbel (31) dus (1) echt (1) er (1) ergens (21) even (5) *ginds (14) ha (7) hé (2) hè (7) heus (21) hi five (3) ienemienemutte (17) in de gloria (4) me (1) mee (1) nep (21) nou (2) nu (1) oh (5) opeens (11) over (6) paar (15) pardon (10) pas (9) Spanje (35) steeds (9) super(cadeau) (25) toen (1) vlug (20) *wild (29) zacht(jes) (30) zo (1)
69
IV
Werkwoordvervoegingen gebruikt in de film (pagina in het script)
Onregelmatige werkwoorden hebben heb (3) heeft (4) had (1) gehad (1)
mogen
zijn mag (6) mocht (5)
ben (3) bent (2) is (2) was (1) waren (1)
willen wilde (35) wou (10)
kunnen kan (3) kunt (17) kon (1)
zullen zal (4) zou (4 ) zouden (13)
Sterke werkwoorden (verleden en voltooide tijd) afspreken afgesproken (16)
eruitzien eruitzag (1)
beginnen begon (9)
gaan
begrijpen begreep (1)
ging (10) gegaan (11)
vinden vond (1) vonden (35) gevonden (5) weten wist (1)
komen
bestaan bestond (32)
kwam (1) gekomen (29)
worden werd (34) geworden (11)
kreeg (14) gekregen (12)
zeggen
krijgen blijven bleef (5) gebleven (21)
zei (1) zeiden (32) gezegd (25)
rijden breken
reed (5) gebroken (19)
denken dacht (1) dachten (13)
zingen schrijven geschreven (4)
gezongen (18) zitten
staan
zat (31) stond (18)
doen deed (1)
70
V
Antwoorden op de controlevragen bij “het Paard van Sinterklaas”
Klas: 1K -
1.
Een leerling in hoofdstuk 20 (eind tweede boek) Één groepje in hoofdstuk 15 (4 leerlingen) Één groepje in hoofdstuk 10 (einde eerste boek) (7 leerlingen) waaronder het hoogbegaafde meisje N. dat uiteindelijk in twee maanden boek 2 en 3 van Zebra heeft afgemaakt (gemiddelde duur 1 jaar) Één groepje in hoofdstuk 4 (4 leerlingen) Één groepje (2) werkt niet in Zebra (nauwelijks onderwijs genoten in hun land) Hoe heet het meisje in de film? (Winki)
Hoofdstuk 20: - Winki Hoofdstuk 15: - Winkie / -y (3) - x Hoofdstuk 10: - Winki / -y / -e (7) Hoofdstuk 4: - Winkey Wonk - Winky / -i (3) Geen Zebra: - Kimki - Gina 2.
Uit welk land komt het meisje? (China)
Hoofdstuk 20: - China Hoofdstuk 15: - Het meisje komt uit China - China (3) Hoofdstuk 10: - China (7) Hoofdstuk 4: - China (3) Geen Zebra: - China - Hei meisie komt uitchima 71
3. Welke taal spreekt het meisje als ze naar Nederland komt? (Chinees, ze leert vervolgens Nederlands en ze spreekt Nederlands in de voice over) Hoofdstuk 20: - Chinees Hoofdstuk 15: - Chinesse - Ze spreekt China - China - x Hoofdstuk 10: - N.: Chinees - Nederland / China - Nederland en chinese - chinesse en Nederlands - Chineen - Nederlands taal - Nederlandse Hoofdstuk 4: - chiniz - China - x Geen Zebra: - Kimes - Zespreekbchimaa 4.
Wie vertelt het verhaal? (Winki / het meisje)
Hoofdstuk 20: - Die meisje Hoofdstuk 15: - het meisje (3) - Winky Hoofdstuk 10: - N.: Winky - Winky - x (5) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - het meisje - meitsje
72
5.
Welke kleur heeft de fiets van het meisje? (Rood, met wat geel)
Hoofdstuk 20: - Rood Hoofdstuk 15: - Rood (4) Hoofdstuk 10: - Rood en een beetje geel - Rood en geel (3) - Rood (2) - Rod Hoofdstuk 4: - Rood en geel - Rood (2) Geen Zebra: - Rood - Woot 6.
Wat voor spelletje speelt het meisje? (Mah Jong)
Hoofdstuk 20: - x Hoofdstuk 15: - Een chinees spelletje - Met viets - x (2) Hoofdstuk 10: - x (7) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 7.
Hoe heet de juffrouw van het meisje? (Sigrid)
Hoofdstuk 20: - x Hoofdstuk 15: - Wigit - x (3) Hoofdstuk 10: - N.: Sichried - Segret - Cigerret - x (4) 73
Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - Steigu - Vigit 8.
Hoe schrijft het meisje haar naam op het schrift? (In het Chinees)
Hoofdstuk 20: - In het chinees Hoofdstuk 15: - In chinees (2) - In chinese - x Hoofdstuk 10: - N.: Ze schrijft haar naam in chinees - De meisje schift de naam in chinese - Mejsvie schrijfe in China - Schrift en chinesse - In Chiniese - x (2) Hoofdstuk 4: - In china schrift - x (2) Geen Zebra: - x (2) 9.
Waarom gaat het meisje op haar stoel staan?
(Winki gaat, net als de jarige, op de stoel staan omdat de juf heeft gezegd dat ze gewoon moet doen wat de andere kinderen doen) Hoofdstuk 20: - Omdat zij moest van de juf doen wat iedereen doet Hoofdstuk 15: - Ze doet wat de jonge doet - Gewoon doen wat de andere kinderen doen (2) - Omdat zij wil dan anderen kindere doen Hoofdstuk 10: - N.: Ze wilde alles gewoon doen wat andere kinderen doen - De lerrer segt do wat den andere kinderen doen - Jongen stan naar stul een zij denkt ik mut sta naar stoel - De meisje begrijpt niet - x (3)
74
Hoofdstuk 4: - De lereers zegt do wat den apdere kinderen doen (2) - De learer zegt do wat den andere kinderen doen Geen Zebra: - Zo muet alles aldem - x 10.
Waar ziet het meisje het paardje voor het eerst? (In het dorp, in een straat)
Hoofdstuk 20: - In een kleine stadje Hoofdstuk 15: - Op het straat lopen - Op het straat - Op straat - In een straat Hoofdstuk 10: - In de straat (5) - Op de straat - x Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - Op stzweat - x 11.
Welke huisdieren heeft het meisje? (Vissen –waar!- en een paard –vindt ze zelf...-)
Hoofdstuk 20: - Een vis Hoofdstuk 15: - Vissen / Paard - Vise (2) - Paard Hoofdstuk 10: - N.: Visen - Het paardse - Paart - Part - Visen - En vis - Vis Hoofdstuk 4: - Paardje - x (2) 75
Geen Zebra: - Paat - Wise 12.
Hoe heet het paardje? (Saartje)
Hoofdstuk 20: - Saartje Hoofdstuk 15: - Saartje - Saaje - Sadje - Saje Hoofdstuk 10: - N.: Saartje - Saartje - Sadje - Sacie - Secie - Sachje - Sarje Hoofdstuk 4: - Sachje (3) Geen Zebra: - x (2) 13.
Van wie is het paardje? (Van de vrouw –Cor- en de man – Siem-)
Hoofdstuk 20: - Cloor Hoofdstuk 15: - Het paardje is van een vrouw (2) - Van mevrouw - x Hoofdstuk 10: - N.: Van de vrouw Koor. Tante Koor - Van de vrouw en meneer op het Farm - De vrouw - Van een vrouw - Van de man - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 76
14.
Hoe heet de jongen op de brommer die in het restaurant werkt? (Samir)
Hoofdstuk 20: - Samir Hoofdstuk 15: - Samir (2) - Samier - Ameer (red.:naam van jongen in Zebra!) Hoofdstuk 10: - Samir (4) - Zamir - Sarche - x Hoofdstuk 4: - Samir (2) - x Geen Zebra: - Samiy - Femiei 15.
Hoe heet de man op het paard? (Oom Siem)
Hoofdstuk 20: - Sim Hoofdstuk 15: - Omsit (2) - x (2) Hoofdstuk 10: - N.: Hij heet Ziem. Oom Ziem - Omsim - Zeen (2) - Onse - x (2) Hoofdstuk 4: - Hij leet Zien Oum Ziem (2) - x Geen Zebra: - x (2)
77
16.
Wat voor kleur heeft de papieren ”Sint” die het meisje maakt op school?
Hoofdstuk 20: - Rood, geel en zwart Hoofdstuk 15: - De kleur van Sint is geel, rood en zwart - Geel en rood en zwart (2) - Zwart, rood, geel Hoofdstuk 10: - N.: Rood, geel en zwart - Zwart, rood, geel, orange - Geel, rood, zwart - Rood en Zwart - Geel - Rod - x Hoofdstuk 4: - Geel, rood, zwart (3) - x Geen Zebra: - Rood, zwart, geel - x 17.
Waarom gaat de moeder van het meisje weg? (Haar moeder, Winki’s oma, is ziek)
Hoofdstuk 20: - Oma van Winke is ziek Hoofdstuk 15: - De moeder van het meisje gaat weg omdat de moeder van haar is ziek - Omdat de moeder van zij is ziek - De moeder van het meisje is ziek - De moeder is ziek Hoofdstuk 10: - N.: De oma van Wicky is ziek - Haar moeder is zig - De moeder weg omdat de moeder van moeder Wicky is ziek - Oma es zit - Zij is ziek - Moeder denke part is gevarlijk - x Hoofdstuk 4: - Kaar moeder is zig - Kaar moeder is wig (2) Geen Zebra: - Oma ziek - x 78
18.
Waarom kan het meisje niet met haar moeder mee? (Ze moet naar school)
Hoofdstuk 20: - Voor Winke met naar school Hoofdstuk 15: - Omdat de moeder gaat terug naar eerder land (2) - Darom gaat zij op school - x Hoofdstuk 10: - N.: Omdat het meisje moet naar school gaan - Het meisje niet met haar moeder mee omdat de meisje been in de school - Ze gaan naar school - Meisjes mut loop naar school - Oma es ziek is naar de china - x (2) Hoofdstuk 4: - Mee gaan naar school (2) - Ze gaan naar school Geen Zebra: - x (2) 19.
Hoe heet de vriendin van het meisje op school? (Maaike)
Hoofdstuk 20: - Maika Hoofdstuk 15: - Maika (2) - Maaika - Miika Hoofdstuk 10: - Maika (2) - Majka - Mujka - Mijka - Michca - Mouck Hoofdstuk 4: - Mayka (2) - Michca Geen Zebra: - Miika - x
79
20.
Waarom is het paardje weg? (Saartje is ziek, ze gaat dood)
Hoofdstuk 20: - Saartje is ziek Hoofdstuk 15: - Het paardje is ziek (3) - Het paartj is ziek Hoofdstuk 10: - N.: Ze is heel erg ziek gevorden en mevrouw Koor en meneer Zien moeten ze inslapen Ze haat dood - Het paardje weg omdat het paardje is heel ziek - Part is oud een ziek part bujna dood - De paardje is oud aar ziek - Omdat hij is ziek - Ze is zigct - x Hoofdstuk 4: - Nee is vigd (2) - x Geen Zebra: - x (2) 21.
Hoe oud is het paardje? (28 jaar)
Hoofdstuk 20: - 28 jaar Hoofdstuk 15: - 28 jaar (3) - 25 jaar Hoofdstuk 10: - Het paardje is 28 jaar - 28 jaar (2) - 28 (4) Hoofdstuk 4: - 28 jaar - 28 (2) Geen Zebra: - 28 jaar (2)
22.
Wat is de kleur van de Pietenmuts van het meisje? (Rood, met wat groen en geel)
Hoofdstuk 20: - Rood 80
Hoofdstuk 15: - Rood en groen en geel (2) - Rood, groen - x Hoofdstuk 10: - Bruin en zwart - Rood, groen en gold (2) - Rood en groen (2) - Groen - x Hoofdstuk 4: - Rood, groen en gold (2) - x Geen Zebra: - x (2) 23.
Waarom mag het meisje geen paard rijden? (Ouders vinden Winki te klein)
Hoofdstuk 20: - De vader van Winky vind Winky te klein voor paard rijden Hoofdstuk 15: - Zij kan niet omdat zij is klein (2) - x (2) Hoofdstuk 10: - N.:Haar ouders vinden het niet goed dat ze paard rijdt. Ze zeggen dat Winky te klein is - Winki is klein - Haar moeder en haar vader zijn wilen niet paard rijden - De thuis for meisje is kleine - De paard is zigct - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - Paard ziek - x 24.
Wat wil het meisje krijgen als cadeau van Sinterklaas? (Een paard)
Hoofdstuk 20: - Een paard Hoofdstuk 15: - Zij wil een paard krijgen (3) - Het meisje wil het paardje krijgen 81
Hoofdstuk 10: - Zij wil paard - Een paard - En paard - Part - Het meisje krijg van Sinterklaas in de straat - x (2) Hoofdstuk 4: - Een paard (2) - x Geen Zebra: - x (2) 25.
Hoe komt Sinterklaas aan in de stad? (Intocht met boot en paard)
Hoofdstuk 20: - Met een wit paard Hoofdstuk 15: - Sinterklaas komt in 5 december - Op 5 december - In 5 december - 5 december Hoofdstuk 10: - N.: Met de boot - Hij komt met boot - Met boot - Met de toot - In de straat, feest - Winky - x Hoofdstuk 4: - Mel de foat (2) - Winkey Geen Zebra: - x (2) 26.
Aan wie geeft Sinterklaas cadeautjes? (Aan kinderen)
Hoofdstuk 20: - Aan kinderen Hoofdstuk 15: - Sinterklaas geeft cadeautjes aan kinderen (2) - Aan kinderen - x 82
Hoofdstuk 10: - Aan de kinderen (3) - Kindren - De kinderen in Winky klas - Een papier met tekenen - Een paard Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 27.
Wat doen de kinderen in hun schoen voor het paard van Sinterklaas? (Wortel)
Hoofdstuk 20: - Ze doen een wortel in de schoen Hoofdstuk 15: - Zij moet in schoen een wortel voor het paard (2) - x (2) Hoofdstuk 10: - N.: Een wortel - Een Worter - Vordel - Vortos - Van de brief voor Sinterklaas - Zij pak in schoen cocies - x Hoofdstuk 4: - Een vortel (2) - Vortos Geen Zebra: - (tekent een wortel) - Grond 28.
Maak af: Sinterklaas Kapoentje, gooi wat in mijn schoentje, gooi wat in mijn laarsje, dank u . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 20: - Sinterklaas Hoofdstuk 15: - Sinterklaasje (3) - Sinterklaas Hoofdstuk 10: - N.: Sinterlaasje - Sinterklaas (2) - Sinterklass 83
-
Sintaklas Wel x
Hoofdstuk 4: - Sinterklaas (2) - x Geen Zebra: - x (2) 29.
Wat moet het meisje van het buurmeisje aan de jongen met de brommer geven?
Hoofdstuk 20: - Een briefje Hoofdstuk 15: - Een briefje - Een brief (3) Hoofdstuk 10: - N.: Een briefje - Een papier - Een friefje - En cadeus - Schone - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 30. Wat zoekt de vader als de meneer van de krant in het restaurant komt? (Wortels) Hoofdstuk 20: - Die wortels Hoofdstuk 15: - De wortels (2) - Hij zoek de groenten - Goed koken Hoofdstuk 10: - N.: Hij zoekt de wortels - Vortos - Meren zij kontrolieren restaurant kijken een eten - Is niet dezelfen de zoekt - x (3) Hoofdstuk 4: - x (3) 84
Geen Zebra: - x (2) 31.
Wat wil het meisje gaan doen in de winkel? (Met Sinterklaas praten)
Hoofdstuk 20: - Met Sinterklas praten Hoofdstuk 15: - Sinterklaas gaan kijken - Sinterklaas zien - Naar Sint - Zijn wil gaat naar Sinterklaas Hoofdstuk 10: - N.: Zij wil met de Sinterklaas praten - Zij wil Sinterklaas kijken - Mejschie kijk naar sintuklas - Ik kijke a Sinterklaas - Kopen shonen - x (2) Hoofdstuk 4: - Kafen shonen - Vafen shonen (2) Geen Zebra: - x (2) 32.
Hoeveel cadeautjes vraagt het meisje aan de Sint? (Één cadeautje)
Hoofdstuk 20: - 1 cadeau Hoofdstuk 15: - Een cadeautje (2) - x (2) Hoofdstuk 10: - N.: Één cadeautje - één - 1 - een - een cadeautjes, teken de paark - 10 cadeaus - x Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - 1 - x 85
33.
Op welke dag krijgen de kinderen van de Sint cadeautjes? (5 december)
Hoofdstuk 20: - 5 december Hoofdstuk 15: - 5 december (2) - Sinterklaasverjaardag - wat ze willen Hoofdstuk 10: - Op 5 december (3) - Op 5 kinderen - Zaterdag - Ja - x Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2)
34.
Hoe eet de vader van het meisje zijn rijst? (Met stokjes)
Hoofdstuk 20: - Met stoks Hoofdstuk 15: - Met stokjes (2) - Met een speciaal iets van china - x Hoofdstuk 10: - N.:Met de stokjes - Met stokjes (2) - Met de stokjen - x (3) Hoofdstuk 4: - Stokjes (2) - x Geen Zebra: - (tekent stokjes) - Ja
86
35.
Wat voor cijfer geeft de meneer van de krant aan het restaurant van de vader van het meisje? (8,5)
Hoofdstuk 20: - 8,5 Hoofdstuk 15: - 8 - Goed restaurant - De cijfer van Sint - x Hoofdstuk 10: - 8,5 (4) - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - 8,5 - x 36.
Op welke dag komt de moeder van het meisje thuis? (5 december)
Hoofdstuk 20: - 5 december Hoofdstuk 15: - 5 december (4) Hoofdstuk 10: - N.: Op 5 december - De dag de Sinterklass komt (5 december) - 5 december (4) - x Hoofdstuk 4: - 5 december (3) Geen Zebra: - 5 december - x 37.
Op wie is de jongen met de brommer verliefd? (Op Sofie)
Hoofdstuk 20: - Hij is verliefd op Sofie Hoofdstuk 15: - De buurmeisje - Op de buurmeisje van Maika - Op een meisje dat lang is - x 87
Hoofdstuk 10: - N.: Op het buurmeisje van Winky. Het buurmeisje heet Sofie - Sofie - In de restaurant - Op brommer - x (3) Hoofdstuk 4: - Sofie (3) Geen Zebra: - x (2) 38.
Wat maakt het meisje bij haar huis? (Een stal)
Hoofdstuk 20: - Een staal Hoofdstuk 15: - Schoonmaken de stro (2) - Schoonmaken - x Hoofdstuk 10: - N.: Ze maakt een stal bij haar huis voor het paardje - Een stal (3) - Schoolmakt - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - Vader - x 39.
Wie brengt de stro naar het huis van het meisje? (Samir en het meisje)
Hoofdstuk 20: - Samir Hoofdstuk 15: - Vincky - Het meise - Ja - x Hoofdstuk 10: - N.: Winky brengt de stro en ook Samir - Samir - Is de cadeau de Sinterklaas en paart - Ja - x (3) 88
Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 40.
Wat is de achternaam van het meisje? (Wong)
Hoofdstuk 20: - Wonk Hoofdstuk 15: - Honk (3) - Woon Hoofdstuk 10: - Wong (5) - Winki Bon - x Hoofdstuk 4: - Wong (2) - Wiag Geen Zebra: - x (2) 41. Hoe noemt het meisje Sinterklaas in de klas als ze een cadeautje krijgt? (RotSinterklaas) Hoofdstuk 20: - Rot Sinterklaas Hoofdstuk 15: - Rotsintklaas (3) - Sint Hoofdstuk 10: - N.: Rot Sinterklaas - Is niet krijgt (2) - Een teddy hond (red.: ze krijgt een knuffelhondje) - x (3) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2)
89
42.
Waar vindt het meisje het paard van Sinterklaas? (Op het schoolplein)
Hoofdstuk 20: - Waar alle fietsen stonden Hoofdstuk 15: - Bij haar fiets (2) - In schoolplein - Leuk, heel leuk Hoofdstuk 10: - N.: In de schoolplein - Leuke een mooi - Het meisje is boos met Sinterklaas - x (4) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 43.
Waar is het paard aan vast gemaakt? (Aan haar fiets vastgemaakt)
Hoofdstuk 20: - Die is op zijn fiets vastgemaakt Hoofdstuk 15: - In de schoolplein - Bij haar fiets - In de schuur va je buuren - Ze heeft gegooid Hoofdstuk 10: - N.: Aan de fiets van Winky vast gemaakt - x (6) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 44.
Hoe gaat Sinterklaas zijn paard zoeken? (Achter op de brommer bij Samir)
Hoofdstuk 20: - Achter Samir in het brommer Hoofdstuk 15: - Met de brommer van de jonge - Heb de broomer - Haar fiets nemen - Niet goed en ze gaat gewoon en klaar 90
Hoofdstuk 10: - N.: Met de brommer - En motor Sinterklaas is boos - Zizi (red. meisje in Zebra) geef part een Sinterklaas suken part. Sinterklaas rijden naar brooter is bos - Sinterklaas is boos - Zwartde Pete - x Hoofdstuk 4: - Zwartde Pete (2) - x Geen Zebra: - x (2) 45. Hoe vindt het meisje het dat ze het paard moet teruggeven aan de Sint? (Jammer) Hoofdstuk 20: - Zij vind het jammer Hoofdstuk 15: - Zij vindt het jammer (2) - Zij vindt het niet leuk - x Hoofdstuk 10: - N.: Ze wil het paard niet teruggeven aan de Sint, ze denkt dat het paard is haar cadeau - Niet leuk - x (5) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 46.
Waarom geeft het meisje het paard terug aan Sinterklaas? (Het is van Sinterklaas)
Hoofdstuk 20: - Voor de paard is van Sinterklaas Hoofdstuk 15: - Omdat de paard is niet voor haar (2) - Omdat paard is van Sinterklaas - Deze paard is van Sinterklaas Hoofdstuk 10: - N.: Omdat Sinterklaas moet aan andere kinderen cadeautjes geven 91
-
Omdat het paard is van Sinterklaas Zijn must x (4)
Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 47.
Waar lopen de Zwarte Pieten in het donker? (Op de daken)
Hoofdstuk 20: - Op het dak van de huisen Hoofdstuk 15: - x (4) Hoofdstuk 10: - N.: Op de dacken van de huisen - Naar Winke huis - x (5) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 48. Wat vraagt Sinterklaas aan het meisje? (Of ze voor het paard wil zorgen, maar hij vraagt ook of ze goed wil luisteren en hem geen Rot Sinterklaas meer wil noemen) Hoofdstuk 20: - Zij moet goed luisteren Hoofdstuk 15: - x (4) Hoofdstuk 10: - N.: Of Winky wil voor zijn paard zorgen - x (6) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 49.
Vinden de vader en moeder het goed? (Ja)
Hoofdstuk 20: - Ja
92
Hoofdstuk 15: - Ja - Ja vinden de vader en moeder het goed (2) - Ja ik vind vader en moeder het goed Hoofdstuk 10: - N.: Ja, ze vinden het goed - Ja, ik vind de vader en moeder het goed - Rijden naar stal een sinterklaas heeft zizi a part een zizi rijden naar paard - Ja - x (3) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - x (2) 50.
Hoe vind je de film?
Hoofdstuk 20: - Film voor kinderen Hoofdstuk 15: - Ik vind de film leuk en mooi - Ik vind de film mooi - Ik vind het film heel mooi - Goed! Hoofdstuk 10: - De film is heel leuk - Ik vind de film erg leuk - Ik vind leuk - Goed - Leuk - x (2) Hoofdstuk 4: - x (3) Geen Zebra: - Leuk - x
93
VI
Inhoudsvragen bij “het Paard van Sinterklaas”.
Naam:
1.
Hoe heet het meisje in de film?
2.
Uit welk land komt het meisje?
3.
Welke taal spreekt het meisje als ze naar Nederland komt?
4.
Wie vertelt het verhaal?
5.
Welke kleur heeft de fiets van het meisje?
6.
Wat voor spelletje speelt het meisje?
7.
Hoe heet de juffrouw van het meisje?
8.
Hoe schrijft het meisje haar naam op het schrift?
9.
Waarom gaat het meisje op haar stoel staan?
10.
Waar ziet het meisje het paardje voor het eerst?
11.
Welke huisdieren heeft het meisje?
12.
Hoe heet het paardje?
Klas:
94
13.
Van wie is het paardje?
14.
Hoe heet de jongen op de brommer?
15.
Hoe heet de man op het paard?
16.
Wat voor kleur heeft de papieren ”Sint” die het meisje maakt op school?
17.
Waarom gaat de moeder van het meisje weg?
18.
Waarom kan het meisje niet met haar moeder mee?
19.
Hoe heet de vriendin van het meisje op school?
20.
Waarom is het paardje weg?
21.
Hoe oud is het paardje?
22.
Wat is de kleur van de Pietenmuts van het meisje?
23.
Waarom mag het meisje geen paard rijden?
24.
Wat wil het meisje krijgen als cadeau van Sinterklaas?
25.
Hoe komt Sinterklaas aan in de stad?
26.
Aan wie geeft Sinterklaas cadeautjes?
95
27.
Wat doen de kinderen in hun schoen voor het paard van Sinterklaas?
28.
Maak af: Sinterklaas Kapoentje, gooi wat in mijn schoentje, gooi wat in mijn laarsje, dank u . . . . . . . . . . . . .
29.
Wat moet het meisje van het buurmeisje aan de jongen met de brommer geven?
30.
Wat zoekt de vader als de meneer van de krant in het restaurant komt?
31.
Wat wil het meisje gaan doen in de winkel?
32.
Hoeveel cadeautjes vraagt het meisje aan de Sint?
33.
Op welke dag krijgen de kinderen van de Sint cadeautjes?
34.
Hoe eet de vader van het meisje zijn rijst?
35.
Wat voor cijfer geeft de meneer van de krant aan het restaurant van de vader van het meisje?
36.
Op welke dag komt de moeder van het meisje thuis?
37.
Op wie is de jongen met de brommer verliefd?
38.
Wat maakt het meisje bij haar huis?
39.
Wie brengt de stro naar het huis van het meisje?
40.
Wat is de achternaam van het meisje? 96
41.
Hoe noemt het meisje Sinterklaas in de klas als ze een cadeautje krijgt?
42.
Waar vindt het meisje het paard van Sinterklaas?
43.
Waar is het paard aan vast gemaakt?
44.
Hoe gaat Sinterklaas zijn paard zoeken?
45.
Hoe vindt het meisje het dat ze het paard moet teruggeven aan de Sint?
46.
Waarom geeft het meisje het paard terug aan Sinterklaas?
47.
Waar lopen de Zwarte Pieten in het donker?
48.
Wat vraagt Sinterklaas aan het meisje?
49.
Vinden de vader en moeder het goed?
50.
Hoe vind je de film?
97
VII 1.
‘Cultuurvragen’ bij ”het Paard van Sinterklaas” - In welk werelddeel ligt China? – In welk werelddeel ligt jouw land? - In welk werelddeel ligt Nederland?
2.
- Hoeveel mensen wonen er in China? (1.300.000 inwoners) - Hoeveel mensen wonen er in jouw land? - Hoeveel mensen wonen er in Nederland? (16.500.000 inwoners)
3.
- Welke taal spreekt Winki als ze in Nederland aankomt? - Welke taal sprekende mensen in jouw land? - Welke taal spreken de mensen in Nederland?
4.
- Welke huisdieren heeft Winki? - Welke huisdieren hebben de mensen in jouw land? - Welke huisdieren hebben de mensen in Nederland?
5.
- Wat krijgt Winki als ze in Nederland komt wonen? - Had jij ook een fiets in jouw land? - Heb je een fiets hier in Nederland?
6.
- Hoe eten de mensen in China hun rijst? - Hoe eten de mensen in jouw land hun eigen gerechten? - Hoe eten de mensen in Nederland hun eten (messen rechts, vorken links)?
7.
- Kent de moeder van Winki het verschil tussen ‘alsjeblieft’ en ‘alstublieft’? - Is er in jouw land een verschil tussen ‘alsjeblieft’ en ‘alstublieft’? - Wanneer gebruiken de mensen in Nederland het één of het ander?
8.
- Hoe heet de juffrouw van WInki? - Noem je in jouw land de leraar of lerares bij de voornaam? - Noemen de mensen in Nederland de leraar of lerares bij de voornaam?
9.
- Waarom gaat Winki op haar stoel staan? - Zingen jullie ook voor de jarige? Wat doen jullie nog meer? - Wat doen de mensen in Nederland als er iemand jarig is?
10.
- Wat eet Winki op school? - Eten de leerlingen in jouw land op school en wat eten ze? - Wat vinden jullie van het eten dat verkocht wordt in jullie kantine?
11.
- Wie komt er bij Winki spelen? - Spelen leerlingen in jullie land bij elkaar na school? - Wat doen de kinderen in Nederland als ze bij elkaar spelen?
12.
- Wat bestelt Siem eerst voor de grap als ze binnenkomen in het restaurant? - Wat eten mensen in jouw land graag? - Wat eten de mensen in Nederland vaak bij de patat?
98
13.
- Wat moet Winki van Sofie aan Samir geven en waarom? - Wat doen in jouw land jongens en meisjes als ze iemand leuk vinden? - Hoe gaan de jongens en meisjes in Nederland met elkaar om, vind je?
14.
- Waarom krijgt Winki niets in haar schoen? - Dragen in jullie land mensen schoenen in huis? - Waar zetten de mensen in Nederland meestal hun schoenen neer thuis?
15.
- Waar gaat Winki heen om Sinterklaas te spreken? - Hebben jullie winkels in jouw land die in Nederland ook bestaan? - Welke winkels in Nederland ken je (nog meer)?
16.
- Waarom moet vader de wortels hebben? - Hoe versieren mensen in jouw land het eten? - Hoe versieren de mensen in Nederland het eten?
17.
- Hoe speelt Winki op het schoolplein? - Hoe spelen leerlingen in jouw land op het schoolplein? - Hoe vind je het schoolplein van jouw eigen school?
18.
- Wat eten Winki en haar vader? - Wat eten de mensen in jouw land vaak? - Wat eten de mensen in Nederland vaak?
19.
- Hoe groet Sinterklaas de vader en moeder van Winki als hij bij hen komt? - Hoe groeten de mensen in jouw land elkaar? - Op welke manieren begroeten de mensen in Nederland elkaar?
20.
- Wat zegt Sinterklaas als hij het restaurant binnenkomt? - Versieren jullie ook het huis met Kerstmis? - Wat versieren de mensen in Nederland allemaal met Kerstmis?
21.
- Wat doet Sinterklaas als hij moet wachten als Samir met Winki praat? - Wat doen mensen in jouw land als ze lang moeten wachten? - Hoe drinken de mensen in Nederland koffie?
22.
- Samir zegt dat iemand die uit een ander land komt eerst moet .....? - Wat mis je uit jouw land, wat er dus niet in Nederland is? - Wat is er in Nederland waar jij erg aan moet wennen?
23.
- Naar welk land gaat Sinterklaas als hij teruggaat naar huis? - Naar welke landen ben jij al eens geweest? - Naar welk land zou je graag willen gaan?
24.
- Wat vraagt Sinterklaas aan Winki als hij teruggaat naar Spanje? - Waarvoor gebruiken de mensen in jouw land paarden? - Waarvoor gebruiken in Nederland mensen paarden?
25.
- Begrijp je nu beter wat het Sinterklaasfeest is dan voordat je de film zag? 99
Bronnen Bos T. (2005). Film: Het Paard van Sinterklaas. Amsterdam: Bosbros. Gebaseerd op het boek Winki en het paard van Sinterklaas (Uitgeverij Leopold, 2002). Bossers, B., Kuiken, F. & Vermeer, A. (2010). Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs. Bussum: Coutinho. Fiori, L. (2007). ‘Taalgericht onderwijs’. CPS onderwijsontwikkeling en advies. Kips, L. (2006). Theorie in de praktijk van het NT2-onderwijs. Doctoraalcsriptie o.l.v. Dr. Jacomine Nortier. Kuiken, F. et al. (2002). ZEBRA. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Oomen, F. (2006). Het hoe overleef ik mezelf spel. Amersfoort: Ravensburger. Gebaseerd op het gelijknamige boek van Francine Oomen (Van Holkema & Warendorf, 2002). Pinto, D. (2004). Interculturele communicatie, conflicten en management. Houten: Bohn Stafleu van Lochum. Pinto, D. (2007). Interculturele communicatie, een stap verder. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Strouken, I. (2010). Dit zijn wij, de honderd belangrijkste tradities in Nederland . Utrecht: Pharos / Nederlands Centrum voor Volkscultuur. Verhallen en Verhallen, M.en S. (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen. Hoevelaken: Uitgeverij CPS. Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Geert_Hofstede, gezien in oktober 2011. Www.bosbros.nl , geconsulteerd op meerdere momenten.
100