Wie gaat Jezus volgen? Lucas 7:1-17 We beginnen vanochtend met een grappig filmpje. Je weet wel, uit de serie geschikt/ongeschikt van de landmacht/defensie. Dan heb ik daarna een vraag voor jullie. [je ziet een militair die rijles volgt. Hij volgt nogal strikt de aanwijzingen op] Wat vinden jullie, is deze jongen geschikt als militair, of niet? En waarom wel/niet? waarom is het voor een militair belangrijk om orders op te volgen? Het is, uiteindelijk, voor een soldaat van levensbelang om goed te luisteren. In situaties waarin hij zelf het overzicht niet heeft, moet hij kunnen vertrouwen op het woord van iemand die het geheel wèl overziet! De overste (de centurio, iemand uit het Romeinse leger die bevel voert over honderd man) heeft heel goed begrepen waar het bij de ontmoeting met Jezus over gaat. Hij zegt tegen Jezus: ‘U hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. [want] ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij.’ De centurio vertrouwt op Jezus’ woord en erkent daarmee Jezus gezag. Lucas heeft deze geschiedenis voor ons opgeschreven om ons te leren Jezus het commando te laten voeren – niet alleen in de kerk maar in ons héle leven. Maar wij vinden dat lastig. Omdat wij doorgaans erg goed zijn in het opdelen van ons leven in hokjes. Een beetje voor God (in de kerk of op bijbelstudie), een beetje voor de baas, een beetje voor man/vrouw en de kinderen en een beetje voor vrienden. En overal liggen de gezagsverhoudingen net weer een beetje anders. Voor kleine kinderen ligt dat eenvoudiger. Een psalm die je thuis, in de kerk of op school geleerd hebt kan je net zo goed zingen in de Albert Heijn als in de kerk. Maar wij moeten opnieuw leren om Jezus het commando te laten voeren – door radicaal en blindelings op Hem te vertrouwen. Niet alleen vanochtend of hier. Maar ook morgen en overal. Daar gaat het vanochtend over.
Pijnlijke les De hoofdman in het verhaal dat we net hebben gelezen heeft precies begrepen waar het om gaat, zei ik net. Want waar is Jezus mee bezig? Jezus is bezig met de vorming van een koninkrijk.
Hij is de Koning. En Hij heeft zojuist twaalf ambassadeurs aangesteld, 12 apostelen, stamvaders. Hij heeft allerlei regels gegeven. Behoorlijk radicaal. Ze komen erop neer dat wie mee wil doen in dat koninkrijk zichzelf moet verloochenen. In Lucas 6 (slot) bracht Jezus dat als volgt onder woorden: Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt: hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was.’ (vs. 47-48) Daar begint ons verhaal. Jezus vergeleek zichzelf een vorige keer met David. Gezalfd als koning (Jezus werd gezalfd met de Heilige Geest - Luc. 3:22) maar op de vlucht (ook Jezus was inmiddels vogelvrij verklaard – Luc. 6:11). Intussen ontstaat er een groep volgelingen, waarvan sommigen voorop gaan. De spanning stijgt. Wie gaat Jezus volgen? Niemand? Er komt geen reactie. Nee wacht, toch … daar heb je de joodse leiders van Kafanaüm. Maar ze komen niet uit eigen beweging maar namens een niet-jood, een heiden. Hij laat via de joodse leiders Jezus vragen of Hij wil komen om zijn slaaf – die hij graag mag – van de dood te redden. De joden zijn hem gunstig gezind. Deze man heeft zelfs een synagoge laten bouwen. Hij verdient het, zeggen ze. Wacht even. Is een niet-jood hier de enige die begrijpt wat Jezus heeft gezegd? Blijkbaar. Lucas geeft hier een hint naar de grote lijn van Jezus’ bediening die hij helemaal door zal trekken tot in het bijbelboek Handelingen. Daar wordt het zelfs een rode draad. Als joden niet willen komen, dan de heidenen. Jezus is nu eenmaal een Koning die niet zonder onderdanen kan zijn. Ook vandaag natuurlijk. Wat Lucas hier beschrijft is een waarschuwing voor iedereen (niet alleen de joden) die van jongs af aan vertrouwd is met God, geloof en de kerk: de eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten in Gods koninkrijk. Dat dit de les is van dit verhaal blijkt wel uit de versie die Matteüs overlevert. Matteüs, zelf een jood die op het nippertje binnenkwam (weten jullie nog: de roeping van Levi) herinnert zich de volgende woorden van Jezus, na afloop van deze geschiedenis: ‘Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaäk en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren en knarsetanden.’ (Matt. 8) Een pijnlijke les dus. Dat is één.
Geloof Terug naar het verhaal. De joodse leiders zijn de hoofdman gunstig gezind. Hij verdient het, zeggen ze, dat Jezus hem een gunst bewijst. En Jezus is het met de joden eens. De liefde voor Israël is een verdienstelijke zaak. Het is wat waard. Maar als Jezus in de buurt van het huis van de centurio komt, blijkt het geloof – want daar gaat het om – van de centurio nog veel dieper te gaan dan iedereen gedacht had. Zelfs Jezus is verbaasd. Het geloof van de centurio zit op het niveau van niemand minder dan dat van Abraham. Wij kunnen er allemáál wat van leren. Het is geen geloof waarmee met Jezus onderhandeld wordt. Zoals wij vaak doen: ‘God, als U mij hier uit de brand helpt dan zal ik (…).’ De joodse leiders die bij Jezus komen, steken in op het niveau van de diplomatie. Volgens hen had deze man recht op een bezoekje van Jezus. Hij onze synagoge. Nu wij iets voor hem. En voor dat laatste wordt Jezus dan even ingevlogen. Een beetje (!) hypocriet, want Jezus is hier de Koning die ze zelf niet willen volgen. Maar ze kunnen Hem hier wel gebruiken. Over hypocriet gesproken: hoe zou het trouwens moeten als Jezus – een jood – straks te gast is bij die niet-jood en daar de maaltijd moet gebruiken? In ieder geval, de Joden gebruiken Jezus hier graag. Trouwens, zat Hij niet zelf aan tafel bij tollenaars en zondaars (Lucas 5)? En toch zal Jezus nooit bij de hoofdman aan thuis komen. Waarom niet? omdat die heiden, de Romeinse officier, begrijpt wat niemand anders tot nu toe echt begreep. Natuurlijk is ook hij goed op de hoogte van de joodse ins outs over rein en onrein in de omgang tussen joden en niet-joden. Maar hij begrijpt nog beter wie Jezus ís. Luister naar wat hij zegt: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn.’ Vergelijk het gebed van deze buitenlander eens met je eigen gebeden. Eerst die van jezelf: God, bedankt voor deze mooie dag. Wilt u mij helpen met dit of dat en wilt u er misschien voor zorgen dat …’ En dan nu het gebed van de centurio. ‘HEER … ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt. Maar U hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn.’ Oef, die zit. Jezus stopt. Ho! Déze man heeft begrepen waar het om gaat in het koninkrijk van God. Niet is, in dit stadium, niet nodig om nu al binnen te gaan in het huis van deze Romein. Jezus gebruikt de hoofdman als voorbeeld voor de schapen van Israël, die éérst aan de beurt zijn om Jezus als Koning te erkennen.
Het punt is helder – voor alle joden èn voor jou en mij: onderwerping aan Jezus is meer waard dan de liefde voor Israël. Jezus spreekt met gezag. Hij voert het commando. We zien hier trouwens een mooi voorbeeld van iemand die gewoon hoofdman blijft maar tegelijk Jezus erkent als zijn opperhoofdman. Eerder lieten Petrus en Levi alles liggen om Jezus te kunnen volgen. De centurio blijft op z’n post en doet dáár wat Jezus wil. Dat kan ook.
Vervolg … Dat over het eerste verhaal. Nu het vervolg. Als Jezus, gevolgd door een grote groep mensen naar Naïn gaat (volgen ze Hem? ze lopen Hem achterna, dat is wat anders …) – een stadje vlakbij Nazareth, stuit hij op een begrafenisstoet. Ze komen zojuist de poort uit. Het is een bijzonder gezicht, die twee optochten. De één achter een dode aan, naar buiten. De ander, achter de Levende, naar binnen. Ik wijs even op een paar, volgens mij, bewuste details in de vertelling van Lucas die doen denken aan Israël in het Oude Testament. Het doet sterk denken aan de opwekking van de enige zoon van de weduwe van Sarefat (1 Kon. 17). En de weduwe. Israël wordt in het Oude Testament vaker voorgesteld als een vrouw. Een weduwe soms (Klaagliederen 1:1). De weduwe uit Naïn draagt haar enige zoon naar het familiegraf. Ze draagt haar toekomst weg. Zoals Israël bezig is, wanneer ze Jezus niet accepteert als Messias, als Koning! Jezus waarschuwt. Maar nu gaat Hij bemoedigen. Het is belangrijk dat we dat ook zien vanochtend. Jesaja profeteerde als: ‘God laat Israël niet als weduwe achter, de HEER van de hemelse machten laat Juda niet in de steek.’ (Jes. 51:5). Paulus werkt dit uit in Romeinen 11. Eerst Israël, dan de heidenen. Maar dan vervolgens ook: heel Israël. We gaan zo ontdekken wat dit met jou en mij te maken heeft. De twee optochten staan tegenover elkaar bij de poort van het stadje. Nee, Israël is niet goed bezig. Het is een lijdensweg, voor Jezus. Zolang mensen ziek zijn staan de mensen zich te verdringen om ze bij Jezus te brengen. Maar een dode brengen ze niet bij Hem. Er zijn grenzen. Gelukkig ziet Jezus de weduwe wel. Dat is de bemoediging. Lucas gebruikt hier voor het eerst zelf de aanduiding HEER (vs. 13). Hij valt een beetje uit z’n rol. Het raakt hem, wat hier gebeurt. De HEER ziet zijn weduwe – raakt bewogen, krijgt medelijden en gebruikt zijn gezag om iets belangrijks te zeggen tegen mensen die bij God horen.
Niet huilen! Die weduwe staat voor Israël. En Israël voor alle mensen die zijn belofte meedragen, die ooit gedoopt zijn. Jezus zegt: stop met huilen. God wil niet dat zijn volk verdrietig is. Want het is zíjn volk. Dat was al in het oude testament: geen hysterische rouwrituelen (Deut. 14). Maar het is ook hier en nu. Jezus is gekomen om iedereen te vertellen dat God genadig is. Jezus zegt, ook vanochtend (voor wie al bij Hem hoort – als dat niet zo is, is dat een geweldige uitnodiging die ook openstaat voor jou) Ik wil niet dat je verdrietig bent. Christen-zijn is een opdracht en een belofte tegelijk om de grond van je bestaan te laten bepalen door wie God is in Jezus Christus. Door genade, vrede, blijdschap. Laat de HEER uw vreugde blijven, schrijft Paulus later (Fil. 4:4). Dat heeft niks te maken met een vrome nep-lach en altijd vrolijk zijn. Het is juist vaak door de tranen heen: en toch, ik ken God en Hij kent mij. Nu huil ik, maar straks ben ik gelukkig. Jezus draaide het eerder in de grondwet van zijn koninkrijk al om. In zijn koninkrijk is het niet: ik ben nu al volmaakt gelukkig. Wie dat zegt heeft Jezus niet nodig. Nee: ‘Gelukkig wie nú huilt, want je zúlt lachen.’ (Luc. 6:21)!
Rein Laten we, dat is het laatste punt, nog op ons inwerken hóe Jezus mensen gelukkig maakt. Van de dood redt (vs. 3). Hóe Hij die weduwe haar zoon, en daarmee dus haar leven teruggeeft. Jezus raakt de lijkbaar aan! De dragers bevriezen. Joden wisten wat dat betekende: de aanraking met een dode maakte je onrein. Maar bij Jezus is het (alweer!) andersom: niet Jezus wordt onrein maar de dode wordt levend, rein. Hij gaat praten en Jezus geeft hem aan zijn moeder terug. En nu jij. Jezus is Koning. In zijn koninkrijk kan en mag Hij het zeggen. Het is, voor jou, uiteindelijk van levensbelang. Dat was het grote thema, weet je nog? Op alle tijden en terreinen van het leven. Kinderen kunnen dat begrijpen. Maar wij – grote mensen – hebben daar meer moeite mee. Lucas houdt jou en mij voor: no excuses. Waar Jezus binnenkomt wordt onreinheid gewoon opgeheven. Zelfs de dood verdwijnt. Dood, onreinheid, dat is datgene waardoor jij en ik niet passen bij God. Want God is de God van het leven. Dat kunnen we heel algemeen maken, zo van: iedereen is zondig. Maar ook heel concreet. Zullen we dat eens doen?
In het Israël in de tijd van Jezus was de dood heel gewoon. Ook van kinderen, jonge mensen. Ik kwam eens in het ziekenhuis, ’s avonds laat. Toen kwam ik een begrafenisondernemer tegen die fluitend een lijk ophaalde bij het mortuarium. In het donker. Een vreemde gewaarwording. Wij hebben de dood verstopt, onze onreinheid. En zo verstoppen we ons grootste probleem. Dat iedereen er uiteindelijk een keer aan zal moeten geloven. En dan?! En toch kunnen we onreinheid nooit helemaal verstoppen. Niet in de kantine op je werk en ook niet op school. In hoe we met elkaar omgaan. Past dat wel bij de levende God? Of achter de computer. En in je dagdromen. In verdriet na een gebeurtenis die diep ingreep in je leven. En toen kwam de dag waarop je bitter werd. Past dat bij God? In de stress van je relatie, je gezin – wat gebeurt er allemaal tussen de muren van je eigen huis? In de zorgen om je baan, de waarde van je huis of je pensioen. Wees niet bezorgd, weet je nog (Luc. 12)? Wat we dan vaak doen is net als die begrafenisondernemer in het donker. Er zijn dingen die niet kloppen. Je creëert verschillende werelden. Eén waarin Jezus commando voert en één waarin je eigen verlangens dan doen. Of die van anderen. De wereld van bijbelstudie en die van je werk en van je aangifteprogramma. Die van de relatie met God en die van de relatie met familie en vrienden. In plaats van dingen bij God brengen, verstoppen we ze in verschillende werelden. We brengen ze niet bij Jezus, zoals die weduwe haar zoon niet bij Jezus bracht. Maar denk nu eens na. Waarom mag Jezus jouw onreinheid niet aanraken? Jouw zorgen, je verkeerde verlangens. Je bitterheid. Waar ben je bang voor? Je kunt beter bang zijn voor de dag waarop alle boeken opengaan en alle bonnetjes tevoorschijn komen, dan voor de dag dat Jezus jouw leven aanraakt. Waar Jezus verschijnt, waar Hij het mag zeggen, worden levens gezond, rein. Misschien is het niet het altijd woord dat je het leukst vindt. Maar Hij heeft het overzicht, weet je nog? Hij weet hoe je gelukkig wordt. Wie gaat Jezus volgen? Wie geeft het commando over? Hoe doe je dat, het commando overgeven. Zoals zo vaak is geloven in de kern van de zaak heel simpel. Denk aan de weduwe, die Hem niet zag. Jezus zag háár wel. Jezus heeft jou allang gezien! Je hoeft het maar te vragen. Zoals de hoofdman. HEER, ik ben het niet waard dat U in mijn leven komt. Maar U hoeft het maar te zeggen en ik zal genezen zijn. [amen]