m u e s Mu es l
Kijkwijzer ‘beeldaspecten’
Groep 7
Leerkrachtenblad Vooraf Voorafgaand hebben de leerlingen van groep 7 de KunstKabinetlessen “7.10 Complementaire kleuren” en “7.14 Vogel of kikvors?” in groepjes of klassikaal uitgevoerd. Ze hebben daarbij o.a. kennis opgedaan over diverse beeldaspecten op het gebied van kleurtoepassing en compositie, ruimte en perspectief.
Wat gaat u doen? Met de leerlingen gaat u naar Museum de Fundatie, Paleis aan de Blijmarkt, Zwolle, of naar Museum de Fundatie, Kasteel ’t Nijenhuis, Heino. Met de hierbij aangereikte kijkwijzer ‘beeldaspecten’ in het leerlingenwerkblad, kunnen de leerlingen zowel met kunstwerken uit de vaste collectie als uit de tijdelijke tentoonstellingen van Museum de Fundatie aan de slag. De Kijkwijzer ‘beeldaspecten’ helpt leerlingen kunstwerken beschouwen, waarbij ze de invloed van de beeldaspecten analyseren (beeldaspecten zijn: kleur, licht & donker, 2D en 3D & ruimte, vorm- & restvorm, compositie, structuur & textuur, ritme & beweging). NB: Hoe meer lessen (jaren) leerlingen hebben gevolgd van Het Kunstkabinet, hoe beter leerlingen bekend zullen zijn met de diverse beeldaspecten.
Waar? Museum de Fundatie, Paleis aan de Blijmarkt, Zwolle, of Museum de Fundatie, Kasteel ’t Nijenhuis, Heino. Leerlingen mogen in het museum zelf een kunstwerk uitkiezen. Ze schrijven daarvan de gegevens (titel, kunstenaar en locatie) op hun werkblad. Iedere leerling kiest ten minste één kunstwerk .
Leerkrachtenblad 1
m u e s Mu es l
Overige info voor de leerkracht Duur:
Met deze les zullen de leerlingen gemiddeld 45 minuten bezig zijn.
Begeleiding:
Bij deze museumles begeleidt de leerkracht en/of begeleider(s) van de school de leerlingen zelf. Voor deze museumles is geen museumdocent nodig.
Vooraf regelen:
• • • • •
Plan een datum voor het bezoek aan Museum de Fundatie en kondig uw bezoek aan Regel vervoer naar het museum Regel begeleiders voor tijdens het museumbezoek Neem voor iedere leerling een potlood en onderlegger en de kijkwijzer ‘beeldaspecten’ mee. Graag voorafgaand aan het museumbezoek de algemene gedragsregels met de leerlingen en begeleiders doornemen. Gebruik de quizvragen!
Kosten:
Toegang voor leerlingen t/m 17 jaar is gratis, evenals voor begeleiders, mits dit bezoek van te voren is aangekondigd via onderstaand e-mailadres.
Reserveren:
Omwille van de planning van de schoolbezoeken gelieve uiterlijk 2 weken vooraf te reserveren bij de educatieve afdeling van Museum de Fundatie. tel.nr: 0572 388188 mail:
[email protected]
Adres & route:
Museum de Fundatie, Paleis aan de Blijmarkt, Zwolle Blijmarkt 20 8011 NE Zwolle Museum de Fundatie, Kasteel ’t Nijenhuis, Heino ‘t Nijenhuis 10 8131 RD Heino/Wijhe Op www.museumdefundatie.nl onder ‘bezoekersinformatie’ vindt u routebeschrijvingen.
Leerkrachtenblad 2
m u e s Mu es l
Quiz! Wat mag wel en wat mag niet in een museum? Antwoord A:
Antwoord B:
Antwoord C:
Mag je rennen in het museum?
Ja
Nee
Meestal wel
Mag je de kunstwerken aanraken?
Ja
Nee, nooit
Mag alleen als dat erbij vermeld staat
Mag je hard roepen of gillen?
Ja
Nee
Je mag alleen hard roepen
Mag je op een eigen werkblad schrijven met een potlood?
Ja
Nee
Je mag alleen op het werkblad van een ander schrijven
Mag je rugzak mee het museum in?
Ja
Nee
Alleen als die groter is dan A3 formaat
Mag je eten en drinken in het museum?
Ja
Nee; behalve in het Museumcafé
Nee, nergens.
Moet je in het museum altijd doen wat Ja een suppoost zegt?
Soms
Nee, nooit
Mag je foto’s maken in het museum?
Ja
Nee
Je mag alleen foto’s maken zonder flits
Moet je een onderlegger gebruiken als je iets op wilt schrijven of wilt tekenen?
Ja
Soms
Nee, niet nodig
Graag voorafgaand aan het museumbezoek de algemene gedragsregels met de leerlingen en begeleiders doornemen. Gebruik de bovenstaande quizvragen!
Leerkrachtenblad 3
m u e s Mu es l
Kijkwijzer ‘beeldaspecten’
Groep 7
Leerlingen kopieerblad Aan het begin van het bezoek aan Museum de Fundatie, ga je één kunstwerk uitkiezen om te analyseren aan de hand van onderstaande kijkwijzer ‘beeldaspecten’. Je mag eerst een kwartiertje rondlopen door het museum om een kunstwerk te kiezen voor deze opdracht. Welk kunstwerk kies jij? Schrijf op: Titel kunstwerk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kunstenaar: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jaar: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dit kunstwerk wordt getoond in de tentoonstelling: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofd & Hart (in het museum) Ga naar het door jou uitgekozen kunstwerk in het museum. Kijk rustig naar het kunstwerk en vul vervolgens de onderstaande kijkwijzer helemaal in. Wat zie je allemaal?
1. Wat is het? Is het een schilderij, een beeld, een foto, een gebouw of is het iets anders? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
2. Is het kunstwerk tweedimensionaal (2D) of driedimensionaal (3D)? NB: Als het kunstwerk plat is dan is het tweedimensionaal. Een schilderij of tekening noemen we meestal tweedimensionaal. En als je er omheen zou kunnen lopen en het kunstwerk hoogte, breedte en diepte heeft die je kunt bekijken, dan noemen we het een driedimensionaal kunstwerk. Een standbeeld is driedimensionaal. ........................................................................................
3. Wat stelt het kunstwerk voor? a. Beschrijf wat er allemaal te zien is; dus alle vormen, figuren, een verhaal of iets anders? ........................................................................................ ........................................................................................ b. Is het kunstwerk figuratief of abstract? NB: “Figuratief” betekent dat je er iets duidelijk in herkent (personen, wezens of dingen). Bij “abstract” kun je niet meer duidelijk zien wat het precies voorstelt. ........................................................................................ ........................................................................................ c. Wat stelt het kunstwerk volgens jou voor? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ Leerlingenblad 1
m Mijn Kunstverzameling u Kopieerblad e s u
M
les
4. Hoe is het kunstwerk gemaakt? a. Van welk materiaal is het kunstwerk gemaakt? NB: Geef aan van welk materiaal (of materialen) het kunstwerk is gemaakt. Soms staat het erbij op het bijschrift bij het kunstwerk! Is het gemaakt met pen en inkt, potlood, krijt, houtskool, olieverf, aquarelverf…? Is het gemaakt van brons, klei, baksteen, natuursteen, (gewapend) beton, kunststof, of nog iets anders? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ b. Welke technieken zijn gebruikt? NB: Geef aan hoe het kunstwerk is gemaakt. Is het kunstwerk geschilderd of getekend? En als het een driedimensionaal beeld is, is het dan in elkaar gezet of juist uit één blok gemaakt? ........................................................................................ ........................................................................................
5. Meer beeldaspecten. 5.1. Kleur a. Welke kleuren zijn er gebruikt? ........................................................................................ ........................................................................................ b. Zijn de kleuren “levensecht”? NB: “Levensecht” betekent dat de kleuren kloppen met de echte kleuren (in het echte leven). ........................................................................................ ........................................................................................ c. Zijn de kleuren warm of koud? ........................................................................................ d. Is er gebruik gemaakt van het contrast van complementaire kleuren? NB: geleerd in KunstKabinet les 7.10 “complementaire kleuren”. Complementaire kleuren zijn de 3 kleurenparen die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen: Geel & Paars, Rood & Groen, Oranje & Blauw. Geef duidelijk aan waar je dit ziet in het kunstwerk en over welke complementaire kleuren het dan gaat. ........................................................................................ ........................................................................................
5.2. Licht a. Van welke kant komt het licht? Komt het licht van boven, van de zijkant of misschien wel van de onderkant? ........................................................................................ b. Beschrijf waar je die lichtval op/in het kunstwerk goed kunt zien: ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
Leerlingenblad 2
m u e s Mu es l
5.3. Ruimte & perspectief a. Waar stond de kunstenaar toen hij dit werk maakte? Is er sprake van kikvorsperspectief of van vogelperspectief? Of geen van beiden? NB: geleerd in KunstKabinetles “7.14 Vogel of kikvors?”. ........................................................................................ ........................................................................................ b. Kun je zien of de kunstenaar “ruimte” en “diepte” heeft uitgebeeld? ........................................................................................ ........................................................................................ c. Leg uit hoe de kunstenaar “ruimte” of “diepte” laat zien in dit kunstwerk. Is er een horizon? Staan er dingen dichtbij en/of juist ver weg? Zie je verschillen in grootte? Zie je verschillen in kleurgebruik tussen dichtbij en ver weg (atmosferisch perspectief)? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
5.4. Vorm a. Wat voor vormen zie je in het kunstwerk? Bijv: zie je hoekige, ronde, vierkante, grillige, scherpe, wazige, grove, precieze, organische, geometrische, open of gesloten vormen? b. Kloppen de vormen met “zoals ze in het echt zijn”? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
5.5. Compositie Welke compositie kun je ontdekken? NB: De “compositie” is de wijze waarop alles in een kunstwerk ten opzichte van elkaar staat en hoe alles in het kunstwerk staat. • Bij een “centrale compositie” staan de belangrijkste dingen in het midden van het kunstwerk. • Als de linkerkant van het kunstwerk hetzelfde (gespiegeld) is als de rechterkant van het kunstwerk, noemen we dat een “symmetrische compositie”. • Als dat niet het geval is, noemen we dat een “a-symmetrische compositie”. ........................................................................................
5.6. Textuur Welke textuur heeft jouw kunstwerk? (Goed kijken… je mag niet voelen!) NB: Met “textuur” wordt het soort oppervlak van het materiaal bedoeld. Eigenlijk duidt “textuur” op “hoe het oppervlak aanvoelt”. Het oppervlak kan heel glad zijn, maar ook ruw, grof, stekelig, bobbelig, pluizig, etc. zijn. ........................................................................................ ........................................................................................
Leerlingenblad 3
m u e s Mu es l
6. Betekenis van het kunstwerk a. Wat is de bedoeling van de maker, denk je? Probeer te beschrijven wat de kunstenaar wil vertellen met zijn kunstwerk volgens jou. Waarom is dit kunstwerk gemaakt denk je? Wil de kunstenaar ons laten schrikken of wil het ons juist iets vertellen over de tijd waarin het gemaakt is? Bijvoorbeeld over hoe de mensen toen leefden? Kun je er iets van leren? Of is het gewoon alleen maar heel mooi? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ b. Vind je dat de titel ook iets over het kunstwerk zegt? ........................................................................................ ........................................................................................ c. Wat betekent dit kunstwerk voor jou? Wat voel je erbij en wat vind je ervan? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
7. Jouw mening a. Wat vind jij van het kunstwerk? ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ b. Leg uit waarom je dat vindt: ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................
8. Jouw schets Maak hiernaast een schets van het door jou gekozen kunstwerk.
Jouw naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: .....................
Leerlingenblad 4