Xeltis en de kunst van meegroeiende hartkleppen “We zoeken naar een goeie verhouding tussen risk en benefit” Augustus 2013, dankzij de vakantie zijn er op het terrein voor het Catalyst-gebouw plotseling lege parkeerplekken. Dat betekent een onverwacht korte wandeling naar het gebouw, waar Martijn Cox net de trap af komt. We gaan meteen weer omhoog, naar de bovenste verdieping. Martijn wijst drie, vier deuren aan: ‘Hier heb je de laboratoriumruimtes die Xeltis gebruikt. Naarmate je hoger komt in het gebouw, zijn de eisen van de labs hoger. Gewoon praktisch, omdat je voor bijvoorbeeld afzuiging vlak onder het plafond zit.’ Martijn Cox maakt met zijn bedrijf Xeltis meegroeiende hartkleppen voor kinderen.
Foto: Het Xeltis team Meegroeiende hartkleppen Kunstmatige vervangers bieden voor veel mensen met falende hartkleppen een uitkomst, maar er zijn belangrijke nadelen. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk om levenslang bloedverdunners te slikken, en bovendien hebben deze kunstmatige vervangers in veel gevallen maar een levensduur van 10 tot 15 jaar. Bij kinderen moeten kunstmatige hartkleppen vanwege het groeiende hart en de noodzakelijkerwijs meegroeiende kleppen zelfs regelmatig worden vervangen. Xeltis werkt aan de ontwikkeling van de COR technologie. COR staat voor Cardiac Organ Regeneration. Hierbij worden innovatieve, degradeerbare biomaterialen gecombineerd met geavanceerde technieken voor het verwerken van materialen, om zo een hartklep te creëren die patiënten in staat stelt om een nieuwe, natuurlijke hartklep te maken, in hun eigen lichaam, met hun eigen cellen. Omdat het materiaal langzaam verdwijnt, blijft uiteindelijk alleen een levende, natuurlijke hartklep over. Het kantoor ‘Hier zit het management,’ leidt Martijn ons binnen in een langwerpige ruimte waar zakenpartners Mirjam Rubbens en Oleg Svanidze aan het werk zijn. Twee grote geschilderde vierluiken aan de muur springen in het oog. Ze hebben elk als centrale impressie, hoe kan het ook anders, een hartklep. Het ene vierluik is geel, het andere blauw. Bij navraag zijn de schilderijen gemaakt op een teambuildingsuitje, het gele door de vrouwen, het blauwe door de mannen: ‘Respectievelijk impressionistisch en expressionistisch.’
Foto’s: de vierluiken
Jullie heetten vroeger QTIS/e, nu Xeltis? ‘We zijn samengegaan met een Zwitserse partner, Xeltis. Het interessante is dat we uit hetzelfde nest komen. Ons bedrijf QTIS/e en het Zwitserse bedrijf Xeltis zijn beiden ontstaan uit een onderzoekssamenwerking tussen de universiteiten van Zürich en Eindhoven die al loopt sinds eind jaren 90. De mogelijkheid om samen te gaan hing altijd al in de lucht. Nu hebben we het gedaan.’ Kun je iets meer vertellen over de start van QTIS/e? ‘Mirjam (Rubbens) en ikzelf deden ons promotieonderzoek als onderdeel van de samenwerking tussen Zürich en Eindhoven. Toen in 2007 nieuwe subsidie beschikbaar kwam in het TeRM Smartmix (FES-subsidieprogramma van EZ) programma besloten we QTIS/e op te richten en mee te doen met een Valorisation Grant workshop. Zo is het begonnen.’
Foto: Mirjam Rubbens op een poster van TU Eindhoven En, klopte de realiteit met jullie businessplan? ‘Je leert het pas echt als je het gaat doen. Als je verder komt, moet je je aannames bijstellen.’ Geplande verrassingen Toen je begon, waren er nog verrassingen? Glimlachje. ‘We hadden de verrassingen gepland, min of meer. Een aantal jaren geleden hoorde ik wel dat het renderen van een bedrijf lang duurde, nu weet ik dat het zo is. Het duurt wel een aantal jaren voor je de eerste patiënt kunt behandelen.’ En na de workshop is de Valorisation Grant aangevraagd? ‘Toen hebben we fase 1 gekregen. Zodra het kon, hebben we ook fase 2 gekregen. Daar waren we bij fase 1 al klaar voor. Met QTIS/e hebben we behoorlijk veel gebruik kunnen maken van subsidies.’
Komt dat door het goede businessplan? ‘Zeker. Maar we hebben ook veel gehad aan bestaande samenwerkingen met de Technische Universiteit Eindhoven, waar we bij konden aanhaken. En we kregen andere subsidies. Alleen waren we daardoor op een gegeven moment zo groot dat we tussen wal en schip vielen.’ Durfkapitaal Hoe heb je dat opgelost? ‘Het water heeft ons nooit aan de lippen gestaan, maar het werd tijd voor de volgende stap. Het durfkapitaal. Daarbij zie je dat er voor een bedrijf als dat van ons minder venture capitalists zijn. Een venture capitalist maakt een ‘Risk Benefit’ analyse en het risico bij een bedrijf als QTIS/e is hoog. Dat is niet in ons voordeel. Ze willen pas laat instappen, als we mensen hebben geholpen. Maar daar komen we weer niet zonder geld.’ Andere fondsen zoeken? ‘Mede daarom zijn we samengegaan met Xeltis. Zij werkten al met private investeerders. We besloten te gaan partneren; daar hebben we geen spijt van gehad.’ Xeltis werkte op hetzelfde terrein, waren jullie eigenlijk geen concurrenten? ‘Nu we gefuseerd zijn in ieder geval niet meer. Vandaag zit al ons Research & Development in Eindhoven, maar het hoofdkantoor en de meeste investeerders zitten in Zürich.’ Tegenvaller Je zei dat het langer duurt dan je verwachtte. Wat is je grootste tegenvaller? Denkt na. ‘We zijn begonnen met het maken van levend weefsel in het lab. Dat werkt wel, maar het is ook ingewikkeld.. De regelgeving rondom het kweken van levende producten is complex, duur en mede daarom is zo’n aanpak lastig te commercialiseren. Inmiddels zijn we van deze aanpak afgestapt. De mal wordt nu in het lichaam geplaatst. Die is afbreekbaar en de hartklep blijft in het lichaam. Het lichaam is het lab. Nu zijn we een bedrijf voor medical devices in plaats van een celkweekbedrijf. Technologisch een uitdaging, maar qua regelgeving veel eenvoudiger.’ Intrinsieke lol En wat was een meevaller? ‘Ik heb altijd heel veel lol gehad. Het is leuk om je eigen bedrijf van de grond op te bouwen. Bovendien, iedereen snapt wat je doet en wil ook helpen. Daar haal ik heel veel intrinsieke voldoening uit.’ OK, naar het heden. Hoe gaat het? Prompt: ‘Goed. We zijn bezig met de laatste preklinische studies. We kijken of het product veilig en effectief is voor mensen. Er wordt gekeken naar toxiciteit, of het werkt zoals het moet werken, en naar een goeie verhouding tussen risk en benefit.’ Ik kan me voorstellen met levend weefsel dat sommige modellen het ‘niet doen’. Heb je een plan B? ‘Er is altijd een plan B. Maar vooralsnog zijn de resultaten met plan A veelbelovend. We doen nu bevestigende studies, waarbij we niks geks verwachten. We werken met zijn allen gestructureerd samen om de beste oplossing te vinden. Als bedrijf kun je meer focussen dan met universitair onderzoek.’ Is er veel concurrentie? ‘Nou, er zijn grote bedrijven die de twee soorten bestaande hartkleppen maken: varkenskleppen of metalen kleppen. Deze bedrijven zijn concurrenten, maar in een later stadium zouden ze ons ook kunnen overnemen, en zo zorgen dat onze producten snel veel patiënten bereiken. Er zijn wel onderzoeksgroepen die aan vergelijkbare onderwerpen als het onze werken.’ En bedrijven? ‘We hebben geen bedrijven gevonden, wat niet wil zeggen dat ze er niet zijn. Onder de radar misschien. Investeerders vinden ook geen anderen. We hebben het idee dat we uniek zijn.’ Wanneer verwacht je de hartkleppen op de markt te hebben?
‘Je moet sowieso een paar jaar klinische studies doen met patiënten. Ons tienjaar-doel is dat onze producten standard of care worden in de industrie. Dat je liever deze hartklep hebt dan een metalen of een varkensklep. Dat de risico’s acceptabel laag zijn.’ Zit je al met zorgverzekeraars om de tafel? ‘Jawel. Voor hen is health economics belangrijk. Je moet laten zien dat onze producten op de lange termijn kostenbesparend en beter voor de patiënt zijn. Daar houden we nu al rekening mee bij het opzetten van onze studies.’ Dus, kunnen we ze over tien jaar kopen? ‘Dichter bij vijf dan bij tien jaar. Als alles goed gaat natuurlijk.’
Foto: Het Catalyst-gebouw Weten wat je niet weet Voor we opstaan, zegt Martijn: ‘Ik wil nog iets zeggen over de Valorisation Grant. Die is voor ons belangrijk geweest omdat hij flexibel is. Alle andere subsidies zijn specifiek voor onderzoek. Van de Valorisation Grant konden Mirjam en ik een MBA doen in ondernemerschap, dat heeft ons geholpen goed de fundamenten neer te zetten. Ik zou mee willen geven niet te schromen jezelf met bijvoorbeeld een MBA bij te spijkeren. Het is belangrijk om ook te weten wat je niet weet, en daarbij hulp te zoeken.’ www.xeltis.com
Valorisation Grant De Valorisation Grant van Technologiestichting STW is een persoonsgerichte subsidie om ondernemende onderzoekers aan te zetten tot het ontwikkelen van innovatieve high-tech bedrijvigheid op basis van binnen de universiteit en onderzoeksinstelling ontwikkelde kennis. Er zijn twee fases die na elkaar moeten worden aangevraagd. In Fase 1 wordt de technologische en commerciële haalbaarheid van het voorstel uitgewerkt. Voor deze fase wordt een subsidiebedrag van maximaal 25.000 euro verstrekt. Vervolgens wordt in Fase 2 de bedrijfsmatige ontwikkeling van product en bedrijf ter hand genomen. Aan het einde van deze fase moet het punt zijn bereikt waarop private financiers de verdere commerciële ontwikkeling voor hun rekening willen nemen. Voor Fase 2 geldt een maximum subsidiebedrag van 200.000 euro. In 2015 is de Valorisation Grant opgegaan in Take-off
2014 Xeltis haalt 27 miljoen op voor voltooien vervangende hartklep Het Nederlands-Zwitserse Xeltis heeft 27 miljoen euro opgehaald in een Serie B-financieringsronde (voor ‘gevorderde’ start-up-bedrijven). De ronde vond plaats op 2 december 2014 in Zürich, Zwitserland. De investeerders zijn Life Sciences Partners Amsterdam, Kurma Partners en VI Partners, samen met al bestaande investeerders. Eerder ontving Xeltis van Technologiestichting STW twee Valorisation Grants.
Met het geld gaat Xeltis zijn eerste product, een vervangende hartklep voor kinderen, op de markt brengen. Daarnaast wordt de productpijplijn van het bedrijf verder ontwikkeld. De vervangende hartklep is bedoeld voor de behandeling van ernstige, aangeboren misvormingen aan het hart. Xeltis is een niet-beursgenoteerd bedrijf in medische apparatuur dat werkt aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie hartkleppen en bloedvaten. Hierbij worden innovatieve, degradeerbare biomaterialen gecombineerd met geavanceerde technieken voor het verwerken van materialen. Zo wil het bedrijf een hartklep creëren die patiënten in staat stelt om een nieuwe, natuurlijke hartklep te maken, in hun eigen lichaam, met hun eigen cellen. Omdat het kunstmatige materiaal langzaam verdwijnt, blijft uiteindelijk alleen een levende, natuurlijke hartklep over.