1095
F7
MAATSCH.
DER NEDERL. XE
LETTERK.
LEIDEN.
Calal. b\. Geschenk
van Tooneelslukkcn
, 1841.
DE
GOEDE
•
KINDEREN; OF,
DE
•
—
r—
B E L O O N D'E
V A D E R L I E F D E . T O O N E E L S P E L -
TB
HAARLEM
FRANCOIS
BIJ BOHN,
MDCCXCIV. Voor Rekening van cicn Arnhem . 1
1) £
GOEDE
KINDEREN; O F ,
DE
B E L O O N D E
V A D E R L I E F D E . TOONEELSPEb.
P E I t S O O N E N . DRUSILLA. E L I Z A B E T H ,
20 jaaren.
H E ^ N D R I K , 18 jaar. J A N T J E ,
10 jaar.
J) È
GOEDE
KINDEREN; O F,
D E
B E L O O N D E
V A D E R L I E F D E . TOÖNEELSPELÏ
E E R S T E
T O O N E E L .
Het tooneel verbeeldt een kamer in het huis van Drufilla. JANTJE:
hij zit voor een tafel waarop een
mandjen ftaat: van zijn' Jloel op jlaande veegthijzijne oogen af.) Ja , ik zal de reis maar weer moeten aaneemen. \Hij vouwt zijne handen, en Jlrekt dezelven naar den hemel.') O c h dat onze lieve Heer wilde geeven, dat ik dien ouden knecht van den Cipier aantroffe! hij
is zo vriendiijk,
zo medelijdend met mijn
armen Vader — maar die andere, die magere knecht! — o ik beef als ik om dien denk; niet anders dan graauwen en fnaauwen; j a , ik zeg die Cipiers knechts laaten zig wel veel voorftaan, als zij een eerlijk koopman onder hunne gevangenen hebben, net of zij zeiven niet wel eeus in de gijzeling konden geraaken — — en o h é ! A %
4
D E G O E D E
K I N D E R E N .
laaten ze maar negotie doen, en fchepen tiitrust e n , dan kunnen ze door hunne onbarmhartige fchuldeifchers ook heel fchiclijk bij mijn lieven Vader gebragt
worden «— 't is gemaklijk geen
fchulden te hebben als men gevangene menfehen alles dubbeld doet betaalen , dat fchande genoeg is,
zo als Moeder al dikwijls gezegd heeft —
maar daar zullen wij tog niets aan kunnen veranderen ; daarom zal ik maar heen gaan, en den armen gevangen man zijn fchoon linnen en ver. verfebing brengen.
(Hij neemt een dikke muts
uit het mandjen.) Jongens wat zal Vader met die müts blijde weezen! die zal eerst recht warm z i j n ; en 't is waarlijk ook al koud genoeg voor een dikke muts — druiven
maar wacht,
ik zal die
bovenop leggen , zij mogten door de
muts befchadigd worden
en o o k , als Vader
dan het mandjen open doet, ziet hij zo aanftonds de druiven; dat zal hem recht aangenaam weezen,
want hij is er een groot liefhebber van —
hoe heitgt het mij dat h i j , als hij van de beurs kwam, ieder van ons een frisfche perzik medebragt; of een paar peeren , of wat anders! maar nu! (hij weent:) ja n u ! — nu zit hij gevangen; nu moeten zijn kinderen hem wat brengen evenwel zal h i j , hoop i k , niet lang meergevan-.
T
O
O
N
E
E
L
S
P
EL.
5
gen blijven : (een beurs uit zijn' zak haaiende;) zij begint al mooitjes dik te worden; en 't is alles voor hem ten besten, als ik hem maar weder vrij kan maaken: (hij vertoont zijn horologie: ) z i e , en dat moet er ook aan. (Op 't horologie ziende.) Jongens.' jongens! 't is reeds bij vijven; a l s ' t laater wordt zal ik in 't gehe.'l niet bij hem kun* nen komen -— kom dan te post naar hem toe. T W E E D E
T O O N E E L .
D R U S I L L A ,
J A N T J E .
D R U S I L L A .
H e m e l ! Jantje! zijt gij nog hier? J A N T J E .
,
Ja Moeder - lief; maar ik ga nu heen
gij
moet denken Moeder dat ik zulke boodfqhappen niet gaarne doe. D R U S I L L A .
Niet gaarne Jantje! — uw ongelukkiger! Vader niet gaarne eenige verkwikking . . . . J A N T J E ,
met levendigheid.
Dat niet gaarne M o e d e r ?
'
ja van harten;
al ware 't ook in 't hollle van den nacht; maar M o e d e r , ik ben zo bang dat ik dien mageren knecht zal aantreffen
0 dat's zoo'n lelijk, A
a
6
D E
G O E D E
K I N D E R E N ,
man ! — voor een dag c f drie 'deed hij een vloek tegen mij dat ik 'er van fchrikte
en Vader
heeft ook gezegd dat hij veel erger is dan die goede oude man, die heeft nog medelijden met gevangen menfchen. DRUSILA.
Ja lief kind , men kan niet
veel medelijden
verwachten, van menfchen die hebben kunnen befluiten booswichten onder hun opzicht te neemen; gewoon, voorwerpen te behandelen, die zij o o r . deelen dat geene menschlijke behandeling waardig z i j n , rangfchikken zij de deugdzaame ongelukkigen in eene zelfde clasfe: zij fchijnen te g d o o v e n dat zij zeiven niet ongelukkig kunnen worden. JANTJE.
Dat dunkt mij ook Moeder - lief; maar ik zeg zij moesten maar negotie doen, en fchepen uitrusten; dan zouden zij ook wel ondervinden hoe ongelukkig men kan worden ; zouden tog niet denken:
de ftormwinden
,, D i e fchepen moeten
wij niet doen vergaan; want zij behooren aan „ de Cipiers knechts." DRUSILLA.
Schepen uitrusten,
zegt gij ! o hadden wij
daartoe gelds genoeg gehad, er zou nog genoeg
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
7
overgefchoten zijn om eene geringe fchuld van vier duizend guldens te betaalen, waarvoor uw rampzalige Vader thans van zijne vrijheid beroofd i s , door een' man . . . . JANTJE.
O c h , M o e d e r ! zwijg van dienlelijkenDormel toch ftil! — maar heeft Vader dan geene fchepen uitgerust? DRUSILLA.
H i j heeft het weinige dat wij hadden, in de lading eens fchips gelegd, op hoop v a n , bij behouden arrivement en retour ,
zijn huisgezin
gelukkig te zullen kunnen maaken ; dan ach! 't heeft den goeden G o d behaagd, de kiel door da woedende zee te doen inzwelgen ;
en nog
zoude dat verlies hem zo grouwzaam duur niet te ftaan gekomen weezen, hadden de bankeroeten van fchurken, die geweeten genoeg hebben , orn zig met het goed eens anders te verrijken,
hem niet beroofd van p r e t e n t i ë n ,
groot
genoeg om zijne fchulden te kunnen betaalen — hij is alles kwijt; e n , niet tot den eerftcn rang der handelaaren behoorende, heeft men zijn credit g e w a n t r o u w d - D o r m e l , (weenende,) de geweetenlooze D o r m e l !
heeft hem uit wraak . . . .
Maar waarom vertoeft gij langer ? vlieg naar uw A 4
8
D E G O E D E
K I N D E R E N ,
rampzaligen Vader, en breng hem deeze kusch.. (Zij omhelst jantje met een zichtbaars vsrrukkl.ig.y JANTJE.
Ik zal gaan Moeder-lief! maar och! wees dan (och zo bedroefd niet!
Vader zal niet lang
meer gevangen zitten. ' D R U S I L L A , weenende.
Niet lang meer gevangen! verlosfen?
wie Z Q U hem
kom lief kind! kom toef niet
langer. (Men hoon aan de huisdeur fcheilen.') Z\a met een wie daar is. JANTJE.
Ik zal Moeder; maar zult gij dan wèl te vre» den weezen? D R U S I L L A , zuchtende.
Ja wèl. . D E R D E
T O O N E E L .
D.RÜSILLA,
Jantje met aandoening
nagezien hebbende. Te
vreden weezen! — ik ongelukkige vrouw',
ziels bedroefd over den toeftand van' mijn dierbaaren man; den getrouwften echtgenoot, en den zorgelijkften vader ! — boven dien vol vrees over het gedrag, van één' mijner zoonen, die zig der ouderlijke gehoorzaamheid fchijnt te willen ont-.
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
o
trekken, daar ik thans, van mijn' eigen' befchermer beroofd, (wenende,) te zwak ben, om mijne billijke eifchen als moeder te doen gelden : (mes griaU aandoening) en o c h ! hij was tog altoos zo goed een kind
Hendrik! H e n d r i k ! uw gedrag
verfcheurt mijn hart
0 dat hij bedachte hoe
zwaar een kind zig tegen her Opperwezen verzondigt, als het zijne ouderen, (met treffendennadruk,)
en vooral zijne moeder bedroeft!
zo
h i j , nu van het geleiden zijns Vaders beroofd, voor de verzoekingen der wereld . . . . V I E R D E DRUSILLA,
I O O N E E L ELIZABETH.
(Eltzqbeth komt in] met zeer zichtbaars ontroering; recht door gaande, naar een'pel die bij de tafel fiaat, prl zij op denzelven neder Jaat beide haare handen op de tafel, en valt met haar hoofd op dezelvsn.) D R U S I L L A , ten uiterfien ontfteli. G o d ! — wat is haar overgekomen!
welk
eene verwarring!(naarEiizabethgaande.} B e t h j e : 1 ieve Bethje!- vriendin van mijn h a r t » - wat deert u ? E L I Z A B E T H : verwilderd opziende, en daarna haar hoofd weder op haare handen laatende vallen. Niets M o e d e r ! A S
ïo D E G O E D E
KINDEREN.
D R U S I L L A , zij Jlaat haar hand om den hals van Elizabeth. Niets ? — gij zijt ontroerd.' E L I Z A B E T H , met levendigheid.
Ontroerd niet alleen : (in traanen uitbarstende:) maar bedorven.
(Zij Jlaat haar hoofd achter over in
denjloel, en bedekt met beide de handen haar aangezicht.) D R U S I L L A : op 't gezegde van Elizabeth gevoelig getroffen , gaat zij, met zwakke fchreden, naar de andere zijde van het tooneel, en valt, eenigzinsfchuin legen ever haar dochter, magtloos op een' floel neder. Gij kondigt mi; den dood aan.
(Elizabeth richt
zig op, ziet haar Moeder eenige opgenblikken Jiaarende aan, en Jlaat daarna weder met haar hoofd op de tafel neder: iniusfchen vervolgt Drufdlc.)
De
boosheid heeft mijn waarden man uit mijne armen gerukt
en de ondeugd berooft mij van
nvjne dochter.' (intraanenuitbarstende:)
van mijne
eenigfte vTterfdiri ! E L I Z A B E T H , met eene verzwakte ftein. Moeder!— lieve Moeder! DRUSILLA.
Ik ben uw Moeder niet
ik wil uw Moeder
niet wezen —'.gij hebt het pad der deugd verlaten.
T O O N E E L S P E L . i l E L I Z A B E T H , na zij haar Moeder eenige oogen blikken aangejlaard heeft, vliegt zij op, loopt naar haar toe, enJlort zig om haar' hals. N e e n , dierbaare Moeder I neen! ik heb het pad der geftrenge deugd gevolgd, maar er groejen duornen voor mij o p ; ik heb er mij aan ge^ kwetst, en de pijn der wonde is tot aan mijn z w l doorgedrongen. DRUSILLA.
Ik verfta u niet Bethjen! ELIZABETH.
Ik heb mij uwer waardig gedragen, maar mij zelve voor geheel mijn leven
ongelukkig
ge-
maakt. DRUSILLA.
Ik verfla u niet. ELIZABETH.
Laat mij bedaaren. DRUSILLA.
Zekerlijk hebt gij eene akelige ontdekking om-, trent uw' broeder Hendrik gedaan? ELIZABETH.
' K weet niets van h e m : is hij nog niet wedergekomen ? D R U S I L L A ,
bitterlijk weenende.
N e e n , hij i s , gelijk nu reeds federt eenige dagen
is
D E
G O E D E
K I N D E R E N ,
gebeurd i s , niet t-buis komen middagmaalcn; God weet
in
welke
ftrikken
men
hem
gevangen
houdt! E L I Z A B E T H .
U w hart heeft veel te lijden wegens H e n d r i k ; maar den beklaagenswaardigen toeiiand van uw dochter . . . deelt zij dan niet zo diep als haare broeders in uwe genegenheid? D R U S I L L A .
Kunt gij u zulk eene vraag veroorlooven ? — hebt gij harts genoeg om uw Moeder ter dood toe te bedroeven ? r. L i z A ü E T H : zig in de armen van Drufdla werpende. Neen,
neen, lieve M o e d e r ! neen, ik w i l u
niet beledigen; ik ken uwe tederheid voor uwe kinderen, ik weet dat zij gelijklijk in uwe liefde deelen - — o vergeef mij dat ik u beledigd hqb I D R U S I L L A , teder lijk. Zult gij mijne liefde waardig blijven ? E L I Z A E E T II.
Ik heb dezelve nimmer verbeurd. D R U S I L L A .
Wat hebt gij mij zo even gezegd? E L I Z A B E T H , e e n i g z i n s verwilderd.
Wat?
T
O
O
N
E
È
L
S
P
E
L.
13
DRUSILLA.
Dat gij . . . . (met groote aandoennig,) het woord bederft op mijne lippen ~~ datgij bedorven z i j t l ELIZABETH.
j a , dierbaare Moeder! — maar ik heb mij zelve bedorven ,- ik heb mij vernederd, zo diep als een meisjen vernederd kan worden; ik voorzie dat ik ten fpot van de wereld zal verllrekken — dan geen zwaarigheid , lieve Moeder ! als ik mijn* Vader gered zal z i e n , zal mijn hart een'e kalmte gevoelen, die hét zodanig zal vertederen, dat het gewigt van mijne ondergaane vernedering welhaast zal doen bezwijken, en —
mij
derven.
D R U S I L L A , ontroerd.
Ik kan u niet verdaan — o mijn God ! is dat het geluk van Vrouw en Moeder te weezen? — 't is een onafgebroken lijden. ELIZABETH.
I s ' t niet zoet, M o e d e r ! te mogen ondervinden dat men kinderen heeft; (zuchtende;) of ten minden een dochter heeft die zig voor haaren Vader durft opofferen?
d i t , lieve M o e d e r ! is de
vrucht van de onwaardeerbaare opvoeding die gij
haar
gegeven hebt ;
gij hebt haar liefde
voor de deugd ingeboezemd ; gij hebt haar haare pligteö leeren kennen; gij hebt haar doen bc-
14
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
feffen wat zij haare ouderen verfchuldigd i s , en dat alles beeft haar bekwaam gemaakt tot het vormen en het uitvoeren van een bcijuit, dat haar wel al 't genoegen van haar leven zal kosten; maar tevens haaren
Vader weder in
vrijheid
zal Hellen. D R U S I L L A ,
menende.
Dochter! gij doet mij op 't grootfie gelukhoop e n ; maar tevens . . . . E L I Z A B E T H .
Wantrouw mij niet; ik fpreek waarheid. D R U S I L L A .
Gij kent de waarheid; maar verbeisterde herfenen oordcelen niet geregeld. E L I Z A B E T H :
zij vat de hand van haare
Moeder en drukt dezelve teder lijk. Alleen verbeisterd door het akelig vooruitzicht in mijn toekomend leven — echter begint mijn hart met verdubbelde drift té kloppen ,
door
het zoet gevoel van zelfvoldoening. D R U S I L L A .
Zeg meer, en laat mij niet langer dus in vertwijfeling! j E L i z A 3 E T H : zij trekt een papier uit haar' zak en geeft het haar Moeder beefendeovtr. L e e s , dierbaare Moeder! lees! — en weet alles.
T O O N E E L S P E U i s D R U S I L L A ,
na gelezen te hebben : met
een bovenmaatige verbaasdheid. Het ontflag van uw' Vader!. E L I I Z A B E T H ,
op een vasten toon.
Ja Moeder. D R U S I L L A .
D u r f ik mijne oogen vertrouwen? E L I Z A B E T H .
Z o wel als de deugd van uwe dochter. D R U S I L L A .
Hoe komt gij aan dat onwaardeerbaar gefchenk f (Zij kuscht den ontjlagbrief met eentedere verrukking:) dat gefchenk het welk al mijn geluk in zig bclluit! E L I Z A B E T H .
E n tevens al mijn ongeluk; ik heb 't gekocht voor het geluk en de rust van geheel mijn leven. D R U S I L L A .
Zeg mij meer! E L I Z A B E T H .
Is het de fchandelijke, de oneerlijke, de verachtelijke Dormel niet, die mijn lieven Vader in hechtenis gefield heeft? D R U S I L L A .
Ja. E L I Z A B E T H .
U i t wraak, om dat ik hem niet kan bemin-
Ï4
D E
G Ó E D E
K I N D E R E N ,
n e n , daar gij mijn hart zodanig gevormd hebt, dat het alleenlijk de deugd lief kan hebben? DRUSILLA.
Ja. ELIZABETH.
U i t wraak om dat mijne ouders mij niet hebben willen dwingen tot een huwelijk, met hem, die tot aan mijn graf toe mijn beul zal weezen. DRUSILLA.
U w beul zal weezen ? ELIZABETH.
Ja M o e d e r ! j a , zal weezen — het lot van mijn braaven Vader, en het verdriet dat u om hem verteert,
hebben zodanig geweldig op mijn hart
gewerkt, dat ik bij Dormel gegaan ben — hem mijn hand toegezegd heb- op voorwaarde van mijns Vaders ontllag — terftond heeft hij mij gedwongen tor eene fchrifilijke
ondeihandfche verbin-
denis; fidderende, maar tevens gloejende van ouderliefde heb ik mijn' naam, en hij deezen ontflag brief getekend. D R U S I L L A : na haar dochterverjlomdaangejlaardte hebben, valt zij op een'floel neder ; Jlaat haare oogen ten hemel, en Jlrékt haare handen mede der waards. G o d ! — G o d ! {Eensklaps ftort zij voor de voeten ïsii Elizabeth neder, enfoischtdezelver kleed.) ELI-
T
O
O
N
È
E
L
S
P
E
L
.
n
ELIZABETH.
Moeder!
wat doet gij! D R U S I L L A.
In deugd kan ik u niet evenaarten; maar in dankbaar te z i j n , w i l ik u voorbijftreeverj. E L I Z A B E T H , haar Moeder oprichtende. L i e v e M o e d e r ! (moor, finoor zulke verrukkingen ! zij kunnen u nadeelig weczen. DRUSILLA.
Verrukkingen! (haar omhelzende,) neen D o c h ter zonder voorbeeld! mijn hart vloeit over van zuivere erkentenis;
hij die u het leven gegeven
beeft, roept gij in 't leven, in 't vrije leven te rug; en dit gaat geboren worden te boven' beeft de .wereld verbaasd gedaan,
over eenen
Zoon die zijn' Vader uit de woedende vlamme reddede; overeen Zoon die zijne Moeder met gegeweld aan de vijand ontiukte, g j redt H W V a . ;
der ten kosten van't geluk uws gantfehen levens; ten prijs van uwe vrijheid,
en ieder van deeze
is onbepaalbaar meer dan eenig ander offer; de wereld zal u tot haar jongde fuik
aanbiddende
bewonderen; de engelen in den hemel zullen u bewonderen; alrcde galmen zij uwen naam- den gantfehen hemel door; en 't Opperwezen zal u , (met een yerflaauwende Jlem,) B
tot in alle eeuwig-
i 8 D E
G O E D E
heid . . . . .
K I N D E R E N ,
{.Zij bezwijmt op den boezem van Eli-
zabeth , die haar met modte naar den flotl geleid.) E L I Z A B E T H , zij drukt een kitsch op den bleeken wang van Drusfdla,
en weent luidkeels.
Moeder! Moeder!
Och wie Haat mij
b i j ! mijn lievcMoeder fterft!
(In de grootjle ver-
warring en droefheid, opent zij een kastjen, dat in een der wanden is, krijgt er een rettkfleschjenuit, en doet, door middel van het zelve, haar Moeder weder bekomen.) al te tedere Moeder! — herleef! DRUSILLA.
D o c h t e r ! — onvoorbeeldige dochter!— llagtoffcr
van
ouderliefde, maar engel
van uwen
God ! omhels mij! ELIZABETH.
Gij ontroert u te
ftcrk.
D R U S I L L A.
•
Ik befef uwe daad nog maar ten halven; mijn hart heeft mijn hoofd nog geen tijd van redeneeren gelalen
Gij zult, ter liefde van uwen
Vader, dc vrouw worden van een' booswicht! E L I Z A B E T H , weenende.
Mcgslijk
dat ik vermogen
op hem krijg, ea
hein regelen van gedrag kan voorfchrijven. DRUSILLA.
I
H i j is onbarmhartig;
hij is wreed.
T
O
O N
E
E
L
S
P
E
L.
19
ELIZABETH.
Lijdzaamheid ontwapent dikwijls de onbarmhartigheid. DRUSILLA.
Zijn liefde is drift, en zal kort van duur weezen. E L I Z A B E T H , tederlijk.
M i j n leven zal nog korter zijn. D R U S I L L A , met drift opftaande. Wat zegt g i j ! uw leven? n u , hij zal zijn doemwaardig oogmerk niet bereiken.
(Met de uiftrfie
vervoering neemt zij den ontjlagbriefvan de te fel op, en tracht denzelven te verfcheurtn; doch Elizabeth belet het haar.) ELIZABETH.
M o e d e r ! wat wilt gij doen! DRUSILLA.''
Ik ben verzekerd dat uw Vader zijne vrijheid tot zulk een' prijs niet begeert. ELIZABETH.
E n fchoon gij dit papier zo haatelijk als waard i g , verfchenrt, Dormel blijft niet te m n in 'c bezit van mijne trouwbelofie. D R U S I L L A : na eenige oogenblikken zwijgers werpt zij zig om den hals van haare dochter. Elizabeth ! — ik ben niet beftand tegen zo veeJe geweldige aandoeningen a's mij te gelijk bo. B
2
ao D E
G O E D E
ftormen
KINDEREN.
vriendin van mijne z i e l !
kind
van God ! E L I Z A B E T H .
Bedaar M o e d e r ! — Vader is v r i j , dat is genoeg. D R U S I L L A .
E n mijn dochter is voorialtijd ongelukkig! — M i j n hart wordt verdeeld op eene wijze die wreed genoemd mag worden. E L I Z A B E T H .
?
• Laat mij het vermaak van de uiterfte pligten eens kinds te mogen vervullen ; alles wat ik ben , ben ik mijne ouderen verfchuldigd, fer ik gewilliglijk voor hen op
en alles ofG o d is recht-
vaardig, hij zal mij kracht naar lijden geeven, en daarna eeuwig beloonen. — Ik wenschte dat mijn broeder t' huis
ware ,
'k vloog
oogen-
bliklijk naar de gijzeling om mijn lieven Vader te ontfiaan. D R U S I L L A .
Laat ons zamen gaan , waardfte dochter! — ik zal u den rechter voordellen; ik zal hem verhaaien wat gij voor uwen Vader gedaan hebt, en i k zal hem verwijlen dat hij een fchelm vergunt een braaf en ongelukkig man, in de gevangenis te doen k w i j n e n — zijt gij waarlijk rechtvaardig, zal ik zeggen , doe de rechten dan zwijgen als de boos-
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
2X
beid aanfpraak op haar maakt, om de ongelukkigen te pijnigen ; en verheft gij u in deezeu gevalle niet boven de wetten, (zal ik weenende uitgillen,) dan zijt gij den naam van rechter over uwe medmenfchen niet waardig; dan zijt gij de tiran der onfchuld . . . . ELIZABETH.
Ik bid u lieve Moeder, beroer uw hart niet nog fterkcr! — kom, ga met mij, om den besten Vader, den braafften man te verlosfen. DRUSILLA.
Zoudt gij mij daartoe nodigen! (Zij neemt den arm van Elizabeth,
en vertrekt met haar eenigzins
driftig.) V I J F D E
T O O N E E L .
De voorigen.
HENDRIK.'
(Als Drufilla en Elizabeth tot aan de deur genaderd zijn, komt Hendrik in; hij is in zeemans kleederen — zo dra zijne Moeder en Zuster hem zien geeven zij ieder een gil: Drufilla
werpt zig om den hals van Hendrik, en
Elizabeth valt op den naast bijzijnden Jloel neder — na Hendrik zijne Moeder eenige maaien hartlijk, en weenende gekuscht heeft, geleidt hij haar naar de tafel, -#» doet haar zitten
beurilings ziet hij zijn B 3
22
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
Moeder en Zuster aan, gejladig wenende, en met de zichtbaarfie blijken van getroffenheid op 't gelaat —•
Drufilla opent haare oogen, jlaat dezelven op Hendrik
dochgeeft andermaal een gil, tersvijl zij haar hoofd va hem afkeert.) H E N D B I X.
Moeder!
lieve M o e d e r !
DRUSILLA,
hem van zigfiootende.
Ga weg booswicht!
Zie daar dan mijne
vrees gebillijkt. HENDRIK.
U w e vrees M o e d e r ! waarvoor hebt gij gevreesd ? DRUSILLA.
Dat ik mij zoude bedrogen hebben in 't ver> trouwen 't welk ik op u fteide. HENDRIK.
G i j miskent mij. D R U S I L L A , flerk weenende. Deeze klecderen . . . .
Elizabeth! dierbaare
dochter! (Zijgaai naar Elizabeth toe.) ELIZABETH.
Moeder! DRUSILLA.
K o m , zie het volftrekt tegenbeeld van u. (Zij neemt Elizabeth onder den arm en gaat met haar naar Hendrik.) Ik had wel gevreesd, dat zijn eenig-
T
O
O
N
E
E
L
S
P
zins woest en los charakter ,
E
L
.
23
njet bcftaanbaar
zoude weezen voor de verleidingen onzer bcdorvene wereld. ELIZABETH.
Hendrik! — och wat hebt gij gedaan! HENDRIK.
Ik heb mijn hart vergenoegd. DRUSILLA.
Kunnen kinderen van dezelfde ouderen zo veel i n aart en gedrag verfchiïlen! — terwijl de eene een blijk geeft van nooit gehoorde deugd,
ftort
de andere zijne ouders in het jammerlijkst verdriet — U w rampzalige Vader zucht in de gegevangenis,
en gij wet intusfehen een doodlijk
ftaai om 't in zijn hart te drukken . . . . HENDRIK.
Houd op Moeder . . . ! DRUSILLA.
Z i e uwe zuster booswicht, en derf van fchaamte — zie uwe zuster, zij heeft zig bij gefchrifte verbonden, om D o r m e l , den beul van van uwen Vader, te trouwen, teneinde dien zelfden V a d e r ; (luidkeels wenende.) dien rampzaligen Vader te verlosfen! H E N D R I K , verbaasd.
Wie!
gij Bethje? B 4
2+
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
E L I Z A B E T H ,
wenende.
Ik heb de voorfchriften v o l g d : (tederlijk,)
der ouderliefde ge-
maar g i j , mijn broeder! gij
dien ik altoos zo oprecht lief had, wat doet gij? terwijl ik tracht onzen dierbaaren Vader te bevrijden . . . . H E N D R I K .
Hebt gij waarlijk zo groot een daad verricht? E L I Z A B E T H , hem, den ontjlagbriefgeevende.
Lees. H E N D R I K : na gelezen te hebben, haalt hij met drift een volle beurs uit zijn' zak, en reikt dezelve Drufilla over. T e l Moeder! Ouderliefde
dit is ook een offer aan de ik heb ook mijn vrijheid ver-
pand om mijn waarden Vader te verlosfen. D R U S I L L A , ten uilerjien verbaasd. Wat zegt g i j ! E L I Z A B E T H .
Hebt gij dienst ter zee genomen, vrijtemaaken ? H E N D R I K .
Ja — zie hier mijn handgeld. D R U S I L L A .
Hendrik!
om Vader
T
O
O N E E L S P E L .
25
HENDRIK.
Moeder! DRUSILLA.
Neen ik had mijn' zoon niet verloren. HENDRIK.
M o e d e r ! ' g i j zult hem nooit verliezen;
mijn
eénigzirrs woesten aart,
kan mij niet beletten
deugdzaam te weezen —
gij hebt mijn hart ge-
vormd, en niemand kan het bederven. D R U S I L L A , haare armen uitjlrekkende. Zoon van mijn hart! H E N D R I K : hij vliegt in de armen van zijne Moeder en weent op haar' boezem. Dierbaare Moeder! (Moeder en Zoon blijveninde omhelzing eenige oogenblikken fpraakloos — Elizabeth beurt haaren broeder op.) ELIZABETH.
Waarde Hendrik! Moeder heeft te veel te lijden. HENDRIK.
E n dat ik haar vruchtloos doe lijden, gaat mij aan de z i e l . ELIZABETH.
H o e ! vruchtloos? HENDRIK.
Gij zijt mij voorgekomen — dan, gij verdient den prijs; uwe opoffering is grooter. B S
26
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
ELIZABETH.
Gij' hebt uw jeugdig leven durven ten prooje geeven, aan de woede van wind en waier. HENDRIK.
Gij hebt u durven verbinden aan een' fcbelm. E L I Z A B E T H .
Ik blijf echter in de nabijheid van mijne dierbaare Ouders. H E N D R I K.
Duizenden hebben hun geluk bij de zee gevonden, maa^ nooit is de vrouw van een' booswicht gelukkig geweest. D R U S I L L A , den voorgaanden korten Jïrijd tus-. fchen haare kinderen, met bewondering en droefheid aangehoord hebbende. Barmhartig Opperwezen!. zie neder; zie deczc kinderen! zij zijn uwe verlosfing waardig! ELIZABETH.
Ik ua u toe Hendrik ! dat uwe daad thans \ Tuchtloos is; maar Dormel is r i j k , hij zal niet weigeren u aftekoopen. HENDRIK.
U w voorflag Beth-lief is uwer deugd waardig, maar ik begeer geen gunst van D o r m e l : ik zal mijn oogmerk volbrengen, en welligt dat ik u dan nog verlos zo wel als mijn' Vader.
T
O
O
N
E
E
L
DRUSILLA,
S
P
E
L
.
27
vqïbeugd.
Haar vcrlosfen, Hendrik ?j H E
nr
D R
1 jr.
Ja Moeder. D R U S I L L A .
Wat hebt gij dan voorgclnomen? HENDRIK.
Ik wist wel Moeder dat mijn handgeld, hoe groot het z i j , uit aanmerking van de gevaarelijkheid
der togt, d i e , gelijk gij weet,
tegen
's Lands vijand ondernomen moet worden, zo Wel als uit aanmerking van het geen i k , onder het wijs befcuur en de zorg van mijne lieve O u deren , heb mogen leeren; ik wist wel dat mijn handgeld niet toereikende zou weezen om den fchandelijken
Dormel te voldoen; maar ik z a l ,
zo als ik hier fta, in dit gewaad der dienstbaarheid , naar den rechter gaan, en hem bidden dat hij Dormel dwinge mijn waarden Vader te ontllaan, tegen ontvangst van mijn handgeld op afkorting; ik zal zeggen dat ik mij w i l verbinden het Vaderland te dienen, tot ik geheel de fchuld afgedaan zal hebben - onze rechters zijn menfchen, M o e d e r ! zij zullen mij verhooren, en mijn' Vader doen ontdaan; dan zal ik hun zeggen , wat mijn zuster gedaan heeft; hoe zij haare jeugd, het geluk van
28
D E
G O E D E
K I N D E R E N /
geheel haar leven heeft opgeofferd aan denzelfden
booswicht,
ook om dien braaven Vader
te verlosfen; (vrolijk;)
en, mij dunkt ik hoor
hen reeds het vonnis wijzen; ik hoor de deuren van mijn Vaders gevangenis reeds opengaan; ik zie uwe trouwbelofte reeds in duizend (lukken fcbeuren Elizabeth - ja, dat plan moet gelukken althans voor zo verre mij betreft - De Boekhouder van mijn comptoir, gijweetMoeder-lief.dat hij een bedaard en braaf man is, en de eeniglle dien ik mijn ontwerp bekendgemaakt heb hij heeft mij ook reeds in deeze klederen gezien; nu, die heeft verzekerd, dat de rechter mijn' Vader zal ontdaan
kom, laat ons te vreden weezen: de
nacht is kort, morgen ochtend vroeg . . . neen niet morgen; heden, aandonds moeten wij naar 't huis van den Prefident, en werpen ons gezamentlijk voor zijne voeten —
als een Moe-
der met drie kinderen om billijk recht fmeekt,fmeekt om het ontflag van een' Vader
. . . .
komt, gaan wij, de tijd is dierbaar —• Vader heeft reeds te lang gezucht. DRUSILLA;
Jantje is nog niet ie rug. HENDRIK..
Waar is hij heen?
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
29
' D R U S I L L A , weenende.
U w ' Vader eenige ververfching , en fchoon linnen brengen. HENDRIK.
Is hij reeds lang weg geweest? ELIZABETH.
H i j kon al weerom zijn. HENDRIK.
God geeve hem vleugelen. DRUSILLA.
Daar wordt gefcheld. H E N D R I K .
Ik zal wel opendoen. ELIZABETH.
Is de meid niet t'huis? HENDRIK.
' K weet het niet; ik had deri neutel van de deur bij mij. D R U S I L L A : na geluifterdte hebben. Zij doet reeds open.
(Er heerscht eenige oogen-
blikken een algemeeneflilte; jlaande welke Drufilla aan de tafel gaat zitten, met het hoofd in de hand, en Elizabeth aan de kamerdeur luiflert.) HENDRIK.
Is 't Jantje, lieve Beth?
30
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
ELIZABETH.
' K geloof het nier. (De deur word geopend en Elizabeth neemt een' brief aan.)
Deeze houdt aan u
Hendrik. H E N D R I K .
Een brief aan mij! — 't is de hand van onzen Boekhouder! (Hij opent den brief met drift.) H e m e l ! een asfignatie van vier duizend guldens! D R U S I L L A ,
verbaasd opjtaande.
H o e ! wat betekent dat? H E N D R I K :
hij leest.
„ .Het inleggende is een billijk loon voor de ,, nooit gehoorde ouderliefde van den biaafilen ,, Jongeling — hij zal het geld op vertooning „ ontvangen, om zijn'
Vader te verlosfen; te-
,, vens wordt hem zijn ontvangen handgeld ge,, fchonken , benevens zijn ontflag van den dienst; „ hij is v r i j ;
hij maake zijn' Vader vrij , en
„ blijve zo voordgaan
een voorbeeld te wee-
,, zen voor alle kinderen - Ik ben zijn vriend." (Allen zien elkander zwijgende aan; Hendrik jlaat geheel verflagen; Drufilla
weent flikkende,
terwijl
Elizabeth haar Mo;der om den hals valt en hartlijk herhaalde maaien kuscht.) DRUSILLA.
Hendrik I
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
H E N D R I K.
Onze boekhouder, Moeder . . . . (Men heort •weder fchellen.) DRUSILLA.
Ik ben mij zelve n i e t ! - M i j n e d a n k a a r h e i d . . . ELIZABETH.
Zijn 'er nog zulke menfchen! DRUSILLA.
Z o wordt de ouderliefde
beloond! - —
aan-
biddelijke lieve kinderen! — ik zal dien dierbaard: man . . . . Z E S D E
T O O N E E L .
Ds voorigen.
JANTJE,
J A N T J E ; hij blijft aan de deur ftaan. Wie
is dat?
een matroos! ELIZABETH.
Waarom blijft gij Haan, Jantje? JANTJE.
H o o r eens Bethje! E L I Z A B E T H , naar hem toe gaande,
Nu? JANTJE.
W a t is dat voor een man? ELIZABETH.
' T is Hendrik. JANTJE.
W e l k e Hendrik?
32
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
ELIZABETH.
W e l onze H e n d r i k , onze broeder. JANTJE.
Onze Hendrik! — kleêren
hoe komt bij dan aan die
gaat hij vaaren? ELIZABETH.
J a , geloof ik. J A N T J E .
Jongens, jongens , dit fpijt me! net nu ik Vader verlost zou hebben. (Schoorvoetende komt hij hij Hendrik, en beziet hem van het hoofd tot de voeten.) Hendrik! (de traanen komen hem in de togen.) zult gij
nu heen gaan, nu Vader wcêrkomt ? — o c h !
Moeder heeft wel gevreesd dat gij een dei.geniet geworden zoudt weezen: (naar Drufilla gaande vat hij hmr hand, en kuscht dezelve hcrtlijk:) dat 's ïvemendal M o e d e r - H e f ! ivces tog
maar maar
niet meer bedroefd; laat Hendrik maar l c o p e n , ik zal u zo veel te meer vermaak aandoen. DRUSILLA.
Goed kunt gij worden, l i e f k i n d ! maar beter dan uw broeder , beter dan uwe onvoorbeeldige zuster . . . J A N T J E ,
En
hij verlaat
op die ijsfeiijke
verwonderd.
u , om daar zo zonder ons zee te' zwerven ! en als zijn fchip
T
O
O
N
E
E
L
fcbip dan eens v e r g a » ,
S
P
zo
E
L
als dat
.
33
van V a -
der . . . DRUSILLA.
W i j zijn thans in iïaat om u alles te vertellen; maar ik ben verzekerd dat als gij de reden van zijn voorneemen om te gaan vaaren weet,
gij
hem zult prijzen en liefhebben — zeg ons maar hoe uw Vader het
heeft.
ELIZABETH.
Is hij nog gezond? HENDRIK.
Vroeg hij naar mij ook? ]ANTJE.
Ja wel vroeg hij naar u ook! — maar ik heb hem tog niet
gezegd
dat gij Moeder zo wat
verdriet aandoet, door langer dan naar gewoonte uitteblijven — zo waar! ik heb hem nietmet-al gezegd; want ik dacht, dat zal den goeden man nog meer bedroeven. HENDRIK.
Maar als hij hoort dat ik langer uitgebleven ben, om ergens een middel te vinden tot zijne verlosfing
n u , dat zal zig wel fchikken, hij
komt zekerlijk t ' h u i s , en dat's genoeg. C
34
D E
G O E D E
K I N D E R E N .
JANTJE.
Dat zou ik hoopen! — maar hoe weet gij 't Hendrik? D R U S I L L A , tegen jantje. Men zou veeleer vraagen hoe gij 'tweet! ELIZABETH.
\
Dat dunkt mij ook; want gij hebt het zo even reeds meer dan ééns gezegd. JANTJE.
,
Hoe ik het weet? — wel hoor; Moeder moet 'er niet boos om worden; zuit gij niet lieve Moeder ? DRUSILLA.
Ik beloof het u. JANTJE.
Hoor — Toen ik bij vader kwam, klaagde hij over hoofdpijn: ,, Ja," zeide ik,, Vader, dat geloof ,, ik wel, dat komt van de gevangenis; maar kijk! „ daar zijn heerelijke druiven daar moet gij een ,, lhikjen van eeten, dat zal u verfrisfchen; en ,, daar is een kostelijk kalfsgehakt"—Vader zag het een en ander, en, Moeder! hij huilde bitter — hij gaf mij een' zoen die mij waarlijk zeer deed — toen dacht ik: ja kom aan, ik heb al lang Vader willen verlosfen, maar ik zal tog in 't kort niet
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
veel rijker worden, en hij heeft
L
.
35
lang genoeg
gevangen gezeten ; ik kan 't nu niet langer verdragen — ik gaf vader ook een' z o e n , en zei dat ik ftraks weerom zou komen — toen te viervoet naar de zilverfmid;
daar verkocht ik mijn ho-
rologie, en mijn gespes; (Drufilla vliegende;)
om den hals
maar och M o e d e r ! gij moet 'er toch
niet boos om worden!
gij hebt Vader immers
ook wel lief? — zie daar is het geld dat ik voor mijn goedjen
gekregen
heb, en daar
is mijn
fpaarpot; nu moet gij met mij naar Dormel gaan , en Hendrik moet ook meê gaan, en Bethjenook, en dan moeten we zamen voor zijn voeten vall e n , en bidden hem dat hij bij provifiedat geld maar neemt, en Vader dan los laat; dat wij niet als brood en water zullen eeten om hem alles te brengen wat wij maar grijpen en vangen kunnen (Tegen Drufilla,
die,ftaande het voorgaandfpreeken
van Jantje, aan de tafel is gaan zitten, en in traanen wegfmelt:) och Moeder! hoe zijt gij daar zo bedroefd Om ? ik heb het immers uit goedheid gedaan ? D R U S I L L A ,
op een luiden toon en flikkende,
met uitgejirekte armen. Ik ben Moeder van drie Engelen! ( Haare kanC 2
36 D E
G O E D E
K I N D E R E N .
den en oogen ten Hemel keerende.) Liefderijke hemelfche Vader! Gij doet het heerelijkfte licht uit de duisternis opgaan! ik dank u voor uwe liefderijke beduuring! ik dank u voor zulke kinderen! Gij hebt ze tot voorbeelden gefield, en hun van uwen zegen voor geheel hun leven verzekerd; want de ouderliefde is in uwe oogen heilig K o m t , lieve kinderen! komt in mijne armen, en laaten wij ons haasten om uwen dierbaaren V a der te verlosfen. ( De kinderen omringen haar, omhelzen haar beurtlings; enmaaken een uiterst aandoenlijke groep,) H E B D K I K.
Ik vlieg naar D o r m e l ; vertoon hem mijn asfïgnatie; bcfchaam hem door het voorhouden van een daad der hoogde menschlievendheid, en vorder, zo 't noodig is met geweld, de verbindtenis van
mijn zuster,
om ze in duizend dukken te
fcheuren, en ze voor zijne voeten te fmijten —voordsnaar mijn lieven Vader—dan met hem, en met ons allen naar onzen weldoener; om hem te zegenen, te danken t e . . . . wachten: (hij
ik kan niet
omhelst Drufilla
langer
vol vuurs:) M o e -
d e r - l i e f ! verwacht mij binnen weinige oogenblikken
terug.
T
O
O
N
E
E
L
S
P
E
L
.
37
DRUSILLA.
W i j gaan allen met u ; maar eerst naar mijn Heven man, wij kunnen hem verlosfen, en moeten het geen oogenblik uitftellen — panden! engelen! —
gaan wij,'
Komt dierbaare op dat gij de
zoete vrucht van uwe onvoorbeeldige ouderliefden moogt fmaaken.
Bij den D r u k k e r dezes w o r d thands n o g uitgegeeven: Spectatoriaal Tooneel voor de Vaderlandfche Jeugd,
in 8vo. met een
Vignet
4/J-Ï2-
Een gejloff'eerde Kamer te Huur, fpel,
in twee Bedrijven,
Blij-
met een
fraaije Plaat van Bulthuis en delVit. af : - i 2 hetzeive op groot pap. Zij
meent het zo kwaad niet,
in
vijf
bedrijven, mede
a/ i -
:-
Blijfpel met een
fraaije Plaat door dezelfde Meesters, if : 15 • op groot pap.
if
i
4
De Advocaat en de Boer, Blijfpel in twee bedrijven. op groot pap.
bf a/ 1 - :