Workshop Modelfotografie in de studio. Praktisch verloop van de dag Voormiddag: verschillende facetten van de studiofotografie, verschillende soort flitsers, opzetstukken, camera-instellingen, lichtmeter, opstellingen Middagpauze: Namiddag: praktijk. Er komen twee modellen waarmee we de aangeleerde lichtopstellingen kunnen uitproberen.
De studioflitser: • • • • • • • •
Monobloc, alles in één behuizing Pilootlamp, flitslamp De knopjes: Test, Remote, Pilootlicht, Pilootlicht FULL of regelbaar Regelen flitser, in stops, ontladen flitser Sensor Aansluiting voor syncrokabel Verschillende sterktes, in W/s Geluidssignaal of lamp uit
Accessoires • • • • • • • • • •
Reflector Paraplu Kleppenset Honingraat Kleurenfilters Snoot Softbox Octabox Striplight Beauty disc
Aansturen flitsers • • • •
Syncro kabel (via flitsvoetje of aansluiting op camera) Flits Infrarood Draadloos
Andere studio attributen • • • • • • •
Statief Achtergrond Reflectiescherm Piepschuim panelen Donkere panelen Ventilator Rookmachine
Instellen van de camera • • • • • •
Manueel instellen ISO Sluitertijd (te hoog: halve beelden) Witbalans (gebruik grijskaart) Autofocus soms niet mogelijk Diafragma
Lens • • • • •
In het analoge tijdperk was een portretlens een lichte tele, 2x de brandpuntsafstand van de standaardlens 50mm = 100mm. Er bestaan andere varianten, 85mm, 135mm Met de cropfactor van de digitale reflexen moeten we dit herrekenen. Vb: Canon: 100mm/1.6 = 62.5 mm, 85mm/1.6=53.125mm Groothoek vervormt Meer tele drukt meer samen Scherpte van de lens (diafragma)
Gebruik van lichtmeter • •
Instellen, ISO en diafragma Meten van verschillende lichten
Praktische toepassingen • • • • •
Één hard licht Eén paraplu Eén softbox (dicht en ver) 2 flitsers… 3 flitsers…
Andere tips: • • •
Eens oefenen met alle soorten licht Nadoen van beelden Veel oefenen
http://www.rittz.com/nl/studiofotografie/studiofotografie.html Studiofotografie Pagina 1 van 8
Onderdelen Studiofotografie 1. Stap voor stap een fotostudio 2. Soorten verlichting De basisprincipes 3. Opstelling en instellingen 4. Flitsuitrusting samenstellen Studiofotografie is makkelijker dan veel mensen denken. 5. Gebruiksaanwijzing DGS flitsset 6. Accessoires Het werkt allemaal erg logisch. 7. Veelgestelde vragen Het is een kwestie van een goede uitrusting en van weten hoe je licht gebruikt. Dat gaan we hier kort en duidelijk uitleggen.
Het gaat in essentie om twee dingen: 1. Het soort licht: met welk licht breng je iets goed in beeld. 2. De hoeveelheid licht: hoe groter het onderwerp, des te meer licht heb je nodig.
• •
1. Het soort licht 2. De hoevelheid licht
1. Het soort licht Om een beetje bewust te worden van hoe licht werkt, gebruiken we een vergelijking. We gaan uit van de zon, onze belangrijkste lichtbron.
Het zonlicht komt op een onbewolkte dag vanuit één punt, de zon zelf. Een onderwerp wordt dus vanuit één kant beschenen. Dat geeft scherpe schaduwen: de overgangen tussen waar de zon wel komt en waar de zon niet komt (de schaduwen), zijn abrupt. De zon geeft gericht licht.
De zon geeft heel veel licht, maar is maar een klein puntje aan de hemel. Hoe kleiner de lichtbron, des te scherper worden de overgangen tussen licht en schaduw. Hier is de ene kant van het onderwerp sterk verlicht, de andere kant ligt in diepe schaduw.
Op een bewolkte dag zien we nauwelijks schaduwen. Het wolkendek vormt één groot scherm, dat het licht verstrooit. Een onderwerp ontvangt zijn licht niet vanuit één punt, maar van heel veel kanten tegelijk. Daardoor zie je heel weinig schaduw. Het wolkendek geeft diffuus licht, ook wel verstrooid licht genoemd.
Bij bewolkt weer verstrooit het wolkendek het licht in alle richtingen. Het onderwerp wordt dan niet meer van uit één punt, maar vanuit alle richtingen beschenen. Daardoor zijn er bijna geen schaduwen meer.
Schaduw is nodig om vormen en structuren van een onderwerp te laten zien. Anders ziet het er vlak en flauwtjes uit. Daarom werk je vaak met minimaal 2 lichtbronnen: a. Het hoofdlicht. Het is de zon van de studio. b. Het invullicht. Deze lichtbron maakt de schaduwen lichter of heft ze op.
De eerste lichtbron die je opstelt is de hoofdlichtbron. Die zorgt ervoor dat het onderwerp voldoende licht krijgt. Hij wordt zo opgesteld dat de vormen en structuren in het onderwerp goed worden weergegeven. Als schaduwen te donker zijn is dat niet erg, dat wordt in de volgende stap opgelost.
De tweede lichtbron wordt ingesteld op een lagere lichtopbrengst. Er blijven schaduwen in het onderwerp zichtbaar, anders ziet het er niet natuurlijk uit. De schaduwen zijn lichter gemaakt.
Een derde lichtbron is niet altijd nodig, maar geeft wel meer mogelijkheden: c. Effectlicht. Je kunt plaatselijk lichtaccenten laten vallen, of een mooie lichtcontour maken. d. Achtergrondlicht. Je kunt de achtergrond egaal wit maken of een mooi lichteffect geven. Hier beperken we ons even tot twee lichtbronnen.
Gericht licht geeft scherpe schaduwen. Vaak wordt in de studio geprobeerd duidelijk zichtbare schaduwen te vermijden, maar voor creatieve toepassingen kunnen ze juist een belangrijk element zijn. Hier werd rechts een flitser zonder softbox of paraplu gebruikt, voor gericht licht met harde schaduwen. Zacht licht van links helderde de schaduwen op. Onder de doorschijnende ondergrond van de opnametafel stond een derde flitser opgesteld, die het onderwerp van rechts onder verlichtte.
Een zachte, bijna schaduwloze verlichting. De softbox, de hoofdlichtbron, staat rechts opgesteld. De schaduwen worden bijna volledig opgeven door het invullicht. Dat is een studioflitser met flitsparaplu, iets verder weg links opgesteld.
Hoeveel licht je nodig hebt is afhankelijk van de grootte van het onderwerp. Is het onderwerp groot, dan moet je verder met je lichtbron naar achteren om het helemaal uit te lichten. En hoe meer het licht wordt uitgespreid, des te sterker moet je lichtbron zijn om nog voldoende licht op het onderwerp te krijgen.
Op de tekening twee lichtbronnen van gelijke sterkte. Links is de afstand kort, wordt het licht dus minder verspreid en krijgt een onderwerp intens licht. Rechts een grotere afstand, waardoor het licht meer wordt gespreid: het onderwerp ontvangt zwakker licht.
De grootte van het onderwerp en de grootte van de lichtbron Een softbox is een veel toegepaste lichtbron, omdat hij een goed bruikbare diffuse verlichting geeft. Hij doet in feite wat het wolkendek met het zonlicht doet: in alle richtingen verspreiden. Hoe groter de softbox is ten opzichte van het onderwerp, des te meer wordt onderwerp van alle kanten beschenen. Ga je met de softbox echter verder van het onderwerp af, dan komt het licht meer uit één richting, en krijg je minder zachte schaduwovergangen. Als de lichtbron groter is dan het onderwerp krijg je een diffuse verlichting. De verstrooiende werking van het licht neemt af echter naarmate de afstand tussen lichtbron en onderwerp toeneemt.
De lichtbron is relatief groot ten opzichte van het onderwerp. Door dicht op het onderwerp te verlichten, wordt het onderwerp helemaal ‘ingepakt’ door het licht. Dit geeft diffuus licht, dus met een zeer zacht effect, haast zonder schaduw.
De lichtbron is even groot als hierboven, maar doordat hij verder van het onderwerp af is geplaatst, vallen de lichtstralen rechter op het onderwerp. Daardoor worden schaduwranden scherper en krijgt de verlichting een harder effect.
Dat deze foto met een softbox werd gemaakt is duidelijk. Goed is te zien hoe een softbox mooi zacht verlopende schaduwranden geeft. Als reflecties van lichtbronnen als storend wordt gezien is te proberen ze te vermijden, door de positie van onderwerp of lichtbron te wijzigen. Hier werd de reflectie van de softbox echter bewust als extra beeldelement toegepast. Soorten verlichting De goedkoopste lichtbron is het daglicht. Omdat we dat niet onder controle hebben, is het voor studiowerk niet handig. Bij studiowerk gaat het er juist om alles in de hand te hebben, zodat je precies het effect kunt bereiken dat je voor ogen staat.
In studioverlichting zijn er twee hoofdgroepen: 1. Continu licht (ook wel duurlicht genoemd); continu brandend licht
2. Flitslicht
Voordeel van continu licht is dat je permanent ziet wat je opgestelde verlichting doet. Je ziet de lichtval, de contrasten, reflecties, enzovoorts. Het spreekt voor zich dat voor filmopnamen continu licht nodig is. We onderscheiden twee soorten - Fluorescentielicht, egaal licht zonder warmteontwikkeling, voor kleine objecten - Metaalhalide licht, voor grote objecten
Fluorescentielicht Handige lichtbron voor kleine objecten, die haast geen warmte produceert. Doordat meerdere TL-buizen in een reflector-lichtbak zijn opgenomen ontstaat een mooie, diffuse verlichting. Het lijkt gewoon TL-licht, maar dat is het bepaald niet! De buizen geven écht daglicht (5500K), met een continu spectrum. Gewone TL-buizen hebben geen continu spectrum, ook niet als ze een zogenaamde daglichtkleur hebben. Voor het oog ziet het licht er normaal uit, maar op de foto geven ze een roze of groene kleurzweem. De speciale kleurbalansinstellingen voor TL-licht, op elke digitale camera aanwezig, helpen een klein beetje, maar niet meer dan dat! Doordat bepaalde golflengten in het spectrum van deze lichtbron ontbreken kan er nooit een natuurgetrouwe kleurweergave ontstaan.
Continu licht met foto-gloeilampen is wegens de warmte-ontwikkeling niet erg geschikt voor het maken van culinaire foto’s. Niet alleen wegens het sneller smelten van ijs, maar vooral omdat gerechten sneller uitdrogen en er dan minder lekker uitzien. De moderne fotografische fluorescentielichtbronnen geven vrijwel geen warmte af, en kunnen wel goed worden gebruikt.
Fluorescentielicht is vooral erg geschikt voor productfotografie van kleine tot middelgrote objecten, ook als er langere tijd aan wordt gewerkt, omdat er vrijwel geen warmteontwikkeling is. Er zijn kleine sets, uitgerust met 8 W daglichtbuizen, zeer geschikt voor kleine opnametafels (max. 50 cm breed), en grote sets, met Osram PL 55W daglichtbuizen. Die laatste zijn er in diverse groottes, tot 6 buizen per armatuur. Het gaat dan om grote, diffuus werkende lichtbakken, die een wat contrastrijker verlichting geven dan flitsers met softboxen. De set van 3 armaturen, met 6 buizen per armatuur, werkt buitengewoon plezierig en leent zich bijvoorbeeld uitstekend voor het uitlichten van objecten op een opnametafel van 130 cm breed.
Wie een verlichtingsset met fotolampen heeft (met E27 standaard schroefvatting) kan probleemloos overgaan op fluorescentielicht met spiraal-daglichtlampen van 27, 55 en 85 Watt. Ze geven relatief veel licht, nagenoeg geen warmte (in tegenstelling tot de conventionele fotolampen), en hebben een aangenaam werkende kleurtemperatuur van circa 5000 K (iets warmer dan daglicht). Vanzelfsprekend gaat het hier om lampen met een continu spectrum. De lampen zijn ook leverbaar in een set, met 2 parabool-reflectoren en 2 lampstatieven, goed te gebruiken voor continu licht op locatie als de hoge lichtopbrengst van metaalhalide niet vereist is.
Metaalhalide verlichting Deze lichtbron geeft zeer krachtig licht, en leent zich goed voor grotere objecten. De kleurtemperatuur is 5000 K, vergelijkbaar met warm daglicht. Metaalhalide lichtbronnen geven een grote hoeveelheid licht, tegen een gunstige prijs. Het licht is veel krachtiger dan het instellicht van studioflitslicht, wat bij het uitlichten van grote objecten beter van pas komt.
De verschillende soorten continu licht: Linksboven de metaalhalide lichtbron. Daaronder een kleine fluorescentie-armatuur voor kleine objecten, in het midden de grote uitvoering, geschikt voor middelgrote objecten.Rechts twee spiraal-daglichtlampen (flourescentie) met gewone E27schroeffitting.
Het voordeel van flitslicht is: veel licht, zonder dat je last hebt van de warmte van lampen. Flitslicht heeft de kleurtemperatuur van daglicht. Voor het beoordelen van de lichtval zijn studioflitsers uitgerust met instellicht. Dat werkt met een halogeenlamp. Door het instellicht kun je zien wat het licht doet: hoe de schaduwen vallen, waar reflecties komen, of het licht voldoende diffuus is, enz. Er zijn twee soorten instellicht: proportioneel en niet-proportioneel. Bij proportioneel instellicht neemt de intensiteit af als je de flitser op een lagere lichtopbrengst instelt. Daardoor blijft de verhouding tussen de verschillende lichtbronnen ook via het instellicht te beoordelen. Niet-proportioneel instellicht houdt een vaste intensiteit, ook als de flitser op een lagere sterkte wordt ingesteld. Daar moet het exacte effect van de verlichtingsopstelling met testopnamen worden vastgesteld. Met een digitale
camera, die immers direct het resultaat laat zien, is dat prima te doen.
Flitslicht geeft automatisch een korte belichtingstijd als gevolg van de korte duur van de flits. Daardoor is er geen gevaar voor trillingsonscherpte en kan er ook goed uit de hand worden gefotografeerd, bijvoorbeeld voor een mode- of portretsessie. Overigens blijft een statief voor veel soorten studiowerk onontbeerlijk, al was het maar om in alle rust een goede compositie op te kunnen bouwen.
Kan het ook zonder flits- of verlichtingsset? In bijna alle camera’s zit een flitser. Op reflexcamera’s en enkele compactcamera’s kun je ook een externe flitser zetten, voor extra flitspower. Veel beginnende studiofotografen vragen zich af of ze niet gewoon de ingebouwde flitser kunnen gebruiken, en anders een extra flitser op de camera. Wel, technisch zal het soms best lukken om een onderwerp goed uit te lichten, zeker als het niet te groot is. Maar dan kijk je alleen naar de hoeveelheid licht. Veel belangrijker is dat je je onderwerp mooi of goed weergeeft. Met licht dat vanaf de camera komt lukt dat niet: alles ziet er erg vlak uit. Licht van schuin opzij is voor de meeste onderwerpen veel en veel beter. Het komt natuurlijker over en laat het onderwerp beter zien.
Gebruik van de ingebouwde flitser of een flitser op de camera? Gebruik van de ingebouwde flitser of een flitser op de camera is, zoals al aangegeven, niet aan te bevelen. De camera kan alleen het eigen flitslicht regelen, en het is onvoorspelbaar
wat het resultaat wordt als er studioflitsers meeflitsen. Bovendien is er een zeer grote kans dat uw foto’s helemaal mislukken, omdat de studiofilters al worden ontstoken als de sluiter van de camera nog niet open is. Daar zijn twee mogelijke oorzaken voor aan te geven: - de voorflits tegen rode ogen. De studioflitsers reageren op de eerste de beste flits, dus ook op de voorflits tegen rode ogen. U kunt die functie uitschakelen. Maar dan is er nog andere voorflits die meestal roet in het eten zal gooien. - de voorflits voor het automatisch flitssysteem van de camera. Maakt u met een reflexcamera een flitsfoto, dan ziet u vlak voordat de foto wordt gemaakt al een flits in de zoeker. Dit is een korte voorflits, waarmee de camera de situatie verkent om z’n instellingen te bepalen. Op dat moment is de sluiter nog niet open. De studioflitser wordt door die voorflits ontstoken, en dat is dus voordat de opname plaatsvindt. Daardoor wordt de opname dan met alleen het flitslicht van de camera gemaakt en blijft het licht van de studioflitsers buitenspel. En dat is natuurlijk niet de bedoeling.
Bouwlampen Bouwlampen geven veel licht voor weinig geld. Voor fotografie zijn ze echter niet erg geschikt. Hun reflector is niet gemaakt voor een egale lichtspreiding, en daardoor ontstaan er allerlei strepen en reflecties. Lastig is vooral dat ze een hoge kleurtemperatuur hebben: het licht is erg warm van kleur. Dat kan technisch redelijk tot goed worden gecorrigeerd met de witbalansinstelling van de camera. Toch houd je dan een onevenwichtige kleuropbouw in je onderwerp over. De overheersende warme tint van het licht moet worden weggecorrigeerd. Dat houdt in dat de warme tinten in je onderwerp, die feitelijk kun kleur zouden moeten behouden, vaak te grauw worden weergegeven. Opstelling en instellingen Welke opnameapparatuur Flitsinstallatie ontsteken Camera-instelling De juiste flitsinstelling 1. Opstelling van de hoofdlichtbron 2. Belichting bepalen 3. Plaatsing van het invullicht 4. De eerste opname De achtergrond
Welke opnameapparatuur? Studio-opnamen maken gaat vaak het makkelijkst vanaf een statief. Dan kun je rustig aan je beeld werken, en als er een serie foto’s moet worden gemaakt, weet je zeker dat de camera dezelfde positie behoudt. Gebruik altijd een solide statief, met een goede, makkelijk verstelbare kop. Voor studiowerk is een zogenaamde 3D-kop het handigst. Daarmee kunnen alle verstelrichtingen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt: voorover/achterover neigen, links/rechts neigen, linksom/rechtsom draaien. Bij werken vanaf statief is het het makkelijkst om met de hand scherp te stellen. En dat gaat weer het makkelijkst bij een spiegelreflexcamera. Bij de spiegelreflex kun je bovendien de scherptediepte optimaal regelen, en dat is bij studiofoto’s vaak zeer belangrijk. Conclusie: de spiegelreflex heeft de voorkeur, omdat je de beste regel- en controlemogelijkheden hebt.
De diepte van de studioruimte is belangrijk om het onderwerp groot genoeg in beeld te kunnen brengen: je moet ver genoeg naar achteren kunnen. Ook is het belangrijk dat er voldoende afstand tussen onderwerp en achtergrond kan worden gehouden. De breedte van de ruimte is belangrijk om ook een positie schuin ten opzichte van de achtergrond te kunnen innemen. Tot slot: een hoge ruimte geeft optimale mogelijkheden lichtbronnen hoog (eventueel zelfs boven het onderwerp) te plaatsen.
Flitsinstallatie ontsteken Studioflitsers hebben een slave-cel, die reageert op flitslicht. Wordt er ergens een flitser ontstoken, dan flitsen de studioflitsers automatisch mee. Dat betekent dat de ingebouwde flitser van de camera in principe kan worden gebruikt om de studioflitsers te ontsteken. Toch is dat beslist géén goed idee! De camera kan alleen het flitslicht regelen van de ingebouwde flitser, niet van de studioflitsers. En het licht van de ingebouwde flitser gaat ook meedoen als een extra lichtbron, die de zorgvuldig opgebouwde verlichtingsopstelling op een
onvoorspelbare manier zal beïnvloeden. En bij studio- en portretfotografie gaat het om beheersing van het licht. Niet gebruiken dus, die ingebouwde flitser. Ontsteken van een studioflitsset gaat het makkelijkst met een radiografische flitsontsteker (radio slave). Het zendertje daarvan komt op de flitsschoen van de camera. De ontvanger wordt aan de flitser gekoppeld. Zie [link] voor details. Op sommige camera’s (uitzonderingen) werkt de radio slave niet. Dan kan een infrarood flitsontsteker worden gebruikt, die ook voor draadloos ontsteken zorgt. De flitsset kan ook worden ontstoken met behulp van de bijgeleverde flitskabel, waarop eventueel nog een verlengkabel [link] kan worden aangesloten (accessoire). Een klein aantal camera’s heeft een speciale flitskabelaansluiting: hierop kan de kabel rechtstreeks worden aangesloten. Bij camera’s met een flitsschoen moet een universeel adaptertje [link] worden gebruikt dat in de flitsschoen wordt geschoven en een flitskabelaansluiting heeft. Voor Sony/Konica Minolta reflexcamera’s is een speciaal adaptertje nodig [link]. Vaak wordt er gekozen voor draadloos ontsteken, om struikelen over flitskabels te voorkomen en om het verplaatsen van de verlichtingsstatieven zo makkelijk mogelijk te maken. Zeker als de camera uit de hand wordt gebruikt, denk aan foto’s van modellen, zijn kabels erg onhandig.
De reflexcamera’s van Sony/Minolta hebben een eigen, niet universele flitsschoen. Via deze flitsadapter kunnen er accessoires met een universele middencontact flitsschoen op De radiografische flitsontsteker bestaat uit worden gebruikt, zoals de radiografische twee delen. De zender (rechtsonder) wordt op flitsontsteker. De adapter heeft ook een het middencontact-flitsschoentje van de flitskabel-aansluiting. camera geplaatst. De ontvanger komt tussen het netsnoer en de voedingsaansluiting van de studioflitser, en wordt tevens aangesloten op het ontsteekcontact van de studioflitsset.
Camera-instelling
De camera moet een M-stand hebben: diafragma en sluitertijd moeten allebei handmatig kunnen worden ingesteld. Sluitertijd: kijk in de gebruiksaanwijzing welke sluitertijd maximaal voor flitsen mag worden gebruikt. Vaak is dat 1/125 of 1/200 seconde. Stel geen kortere sluitertijd in. Een langere mag wel. Weet u niet wat de kortste sluitertijd is waartoe uw camera is gesynchroniseerd, stel dan maar 1/60 seconde in, dan is het zeker goed. Diafragma: met het diafragma regelt u hoeveel licht de lens doorlaat. U bepaalt er ook de scherptediepte mee: of iets maar op één punt scherp is, of dat de scherpte ook naar voren en naar achteren doorloopt. Laag diafragmagetal: bij een laag diafragmagetal staat de lens wijd open. Gebruik een laag diafragmagetal als er veel flitslicht nodig is om het onderwerp uit te lichten. Er is dan wel weinig scherptediepte. Hoog diafragmagetal: bij een hoog diafragmagetal is de opening van de lens klein. Gebruik een hoog diafragmagetal als u veel scherptediepte wilt hebben. Een hoog diafragmagetal vraagt om veel flitslicht.
Oog, neus en mond zijn scherp, de rest blijft onscherp. Dat wordt bereikt door een groot diafragma (Laag f-getal) in te stellen. Omdat het diafragma dan ver open staat, kan het nodig zijn de flitsers op een lager vermogen in te stellen. Hoofdlichtbron was hier een grote softbox rechts, een tweede softbox, op wat grotere afstand, gaf invullicht. Door de zwarte achtergrond ontstaat een zeer krachtig en eenvoudig beeld.
De juiste flitsinstelling Voor de juiste flitsinstelling volgen we de volgende stappen: 1. Begin met het opstellen van de hoofdlichtbron. 2. Bepaal de belichting (het diafragma en het flitsvermogen). 3. Stel het invullicht op en regel de juiste sterkte ervan. 4. Controleer de belichting en stel hem zonodig bij. 5. Maak de opname.
1. Opstellen van de hoofdlichtbron Met het hoofdlicht bepalen we hoe het licht het onderwerp doet uitkomen. Verlichten we van opzij, dan krijgen we veel schaduw te zien. Verlichten we van vlakbij de camera, dan zien we minder schaduw, maar moeten we oppassen dat het onderwerp er niet te vlak uit komt te zien. Een opstelling daartussenin is vaak een goed uitgangspunt, dus schuin van voren. Als we beschikken over 1 softbox en 1 flitsparaplu, dan kiezen we de softbox als hoofdlichtbron. Voor een diffuse verlichting gebruiken we die relatief dichtbij het onderwerp, voor wat meer schaduwwerking maken we de afstand groter.
Zeker bij toepassing van een donkere achtergrond kan één lichtbron al voldoende zijn. De fotograaf gebruikte een softbox, maar plaatste die vrij ver van het model af, waardoor het licht niet al te diffuus werd. 2. Belichting bepalen
Bepaal nu het diafragma. Is het een klein onderwerp, dat van dichtbij wordt gefotografeerd, dan is er voor de scherptediepte een klein diafragma (hoog diafragmagetal) nodig, bijvoorbeeld f/11, f/16 of f/22. Bij een groot onderwerp is er meer licht nodig en is er voor de scherptediepte doorgaans geen klein diafragma (hoge waarde) nodig. Maak een foto en kijk of hij goed is belicht. Let er vooral op dat de lichte partijen niet te licht zijn. De schaduwen komen straks in orde, met het invullicht.
Een grote softbox net buiten beeld links is de hoofdlichtbron. Een tweede softbox rechts, iets verder weg, zorgde voor invulling van de schaduwen. De achtergrond wordt met fel licht extra helder gehouden. Met een technisch juiste belichtingsinstelling zou de huid donkerder moeten worden weergegeven, maar voor versterking van het tere effect werd de foto overbelicht.
De scherpte werd verzacht door een softfocusfilter op het objectief te plaatsen. Foto te licht Is de foto te licht, dan heb je de volgende keuzes: - stel een lager flitsvermogen in. Dit is de simpelste oplossing, je diafragma kan gewoon blijven staan zoals het stond. - stel een lagere ISO-waarde in. Het kan zijn dat de camera nog op een hoge ISOwaarde was ingesteld. - kies een kleiner diafragma (hoger getal). Dit leidt wel tot meer scherptediepte.
Foto te donker Is de foto te donker, dan heb je de volgende keuzes: - stel een hoger flitsvermogen in. Dit is de simpelste oplossing, je diafragma kan gewoon blijven staan zoals het stond. Als de flitser al op vol vermogen stond kan dit natuurlijk niet meer. - stel een hogere ISO-waarde in. Moderne digitale reflexen leveren ook bij hogere ISO-waarden vaak nog zeer goede beelden. - kies een groter diafragma (lager getal). Dit leidt wel tot minder scherptediepte.
Goed belicht of te donker? Hier werd een donkere setting gebruikt. De belichting is goed, want het gezicht zou niet donkerder of lichter moeten zijn. Lichtbron: studioflitser met softbox. De softbox stond niet te dichtbij, waardoor het licht niet te zacht werd en er scherpe schaduwaftekeningen ontstonden. Bij deze foto bleef het bij één lichtbron. Zou er links een tweede lichtbron zijn gebruikt, zodanig dat hij minder licht op het onderwerp doet schijnen dan de hoofdlichtbron, dan zou de schaduwkant van het gezicht worden opgelicht. Het zou een wat gewoner portret hebben opgeleverd. 3. Plaatsing van het invullicht
Plaats het invullicht aan de kant waar de schaduwen vallen. Plaats de invulflitser op dezelfde afstand als de hoofdflitser en stel de invulflitser op half vermogen. Zie hoe de schaduwen lichter worden. Experimenteer met de flitssterkte van de invulflitser en de hoek ten opzichte van de camera en het onderwerp. Kijk vervolgens ook hoe de verlichting verandert als u het invullicht verder van het onderwerp af plaatst; stel dan zonodig weer een hogere flitssterkte in.
4. De eerste opname Maak de eerste foto en kijk of de schaduwen voldoende zijn opgehelderd. Beoordeel alle lichteffecten, kijk of er geen storende reflecties of schaduweffecten zijn. Controleer de resultaten zonodig op de computermonitor.
De achtergrond Ziet u de schaduw van het onderwerp op de achtergrond, dan is de eenvoudigste oplossing: vergroot de afstand tussen onderwerp en achtergrond. Kan dat niet, dan is een derde lichtbron nodig om de schaduw in de achtergrond op te helderen. Een speciale achtergrondinstallatie of een achtergronddoek maakt het werken in een studio eenvoudiger én professioneler tegelijkertijd. Flitsuitrusting samenstellen Wattseconden - Hoeveel heb je nodig? Lichtaccessoires en power Groeien In deze koopwijzer helpen wij u bij het samenstellen van de juiste flitsstudiouitrusting.
Wattseconden De lichtopbrengst van een studioflitser wordt uitgedrukt in Wattseconden. Dat is een globale maatstaf voor de hoeveelheid licht die wordt geproduceerd. Hoe ver dat licht reikt en hoe ver en hoe het wordt gespreid is afhankelijk van de gebruikte verlichtingsaccessoires. Daarom kun je bij studioflits moeilijk spreken over een richtgetal, de maatstaf die wordt gehanteerd voor een flitser op of in een camera.
Hoeveel heb je nodig? Hoe groter het object, des te meer licht is er nodig. Om de benodigde capaciteit te bepalen maken we gebruik van een vergelijking: we stellen 10 Wattseconden (Ws) gelijk aan 10 liter water. Met een emmer water van 10 liter lukt het goed om iemand een kletsnatte kop te bezorgen, maar helemaal van top tot teen nat, dat lukt niet. Dan moet je namelijk verder naar achteren om het water meer te verspreiden, en dan wordt alles niet door en door nat meer. Met een bak van veertig liter lukt het zelfs om meerdere mensen goed nat te krijgen. Hou voor het flitsvermogen globaal onderstaande tabel aan: Hoeveel Ws? 120 Ws
- close-up portret 1 persoon, kleine objecten
250 Ws - 1 persoon ten voeten uit, close-up portret van maximaal drie personen, kleine-middelgrote objecten 400 Ws
- groepsportret (max. circa 8 personen)
600 Ws
- groepsportret grote groepen, grote objecten, interieurs
Uitgangspunt is één flitser op vol vermogen, plus een tweede om de schaduwen op te helderen.
Hoe groter het onderwerp des te meer licht is er nodig om het uit te lichten. Bovendien moeten de lichtbronnen ook extra groot zijn, denk aan grote softboxen, om voldoende lichtverstrooiing te bereiken. Achter- en ondergrond waren donker, maar werden achteraf in een beeldbewerkingsprogramma diep zwart gemaakt.
Lichtaccessoires en flitspower Wat er aan lichtaccessoires wordt gebruikt heeft veel invloed op de uiteindelijke lichtopbrengst. Een extra grote softbox op een lichte flitser kán technisch probleemloos, maar geeft dan wellicht zo weinig licht op het object, dat er alleen met grote diafragma’s (lage f/waarden) en/of hoge ISO-instellingen kan worden gewerkt.
En bij studiowerk is het juist belangrijk dat er een vrije keuze is aan diafragmawaarden, om maximaal met de scherptediepte te kunnen variëren. Een te lichte flitsinstallatie geeft dus snel beperkingen. Groeien Een goede beginset telt twee flitsers, met voor de lichtvoering twee flitsparaplu’s of één flitsparaplu plus één softbox. Een kleine softbox is alleen geschikt voor kleine objecten. Bij portretfotografie alleen voor gezichten. Voor een wat royalere uitsnede is het beter een grotere softbox te kiezen. Bij portretwerk en productfotografie geldt, dat de diffuse werking het sterkst werkt naarmate de hoofdlichtbron relatief groter is dan het onderwerp, zodat het onderwerp kan worden ‘ingepakt’ met licht. Met een derde flitser ontstaan mogelijkheden voor effectverlichting. Met een zogenaamde snoet kan bijvoorbeeld een sterke bundel licht op een deel van het onderwerp worden gericht, of kan een lichtrandje op een contour worden gemaakt. Een extra flitser kan ook worden gebruikt om een lichtvlek op de achtergrond te projecteren. Daarbij kan tevens gebruik worden gemaakt van gekleurde filters, om het licht een kleur te geven. Een kleppenset geeft de mogelijkheid een lichtbundel af te schermen. Veel fotografen breiden hun verlichtingsuitrusting stap voor stap uit. In de praktijk blijkt dat eerder aangeschafte spullen nooit werkloos blijven en altijd nog weer voor extra effecten of ondersteuning kunnen worden gebruikt.
Een derde lichtbron is handig voor extra lichteffecten, zoals het oplichten van de achtergrond. Vaak kan deze ergens onzichtbaar achter het onderwerp worden geplaatst. Gebruiksaanwijzing DGS flitsset Overzicht alle DGS150 accessoires. Inhoud van de doos: 2 Flitsers met toebehoren 2 Lampstatieven 1 Softbox 1 Flitsparaplu De flitsers zijn per stuk in een doos verpakt. In elke doos zitten: 1 flitser, 1 flitskabel, 1 lichtnetkabel, 2 halogeen instellampen, 1 zekering, 1 neigkop
Waarschuwing 1: Raak met uw vingers nooit de flitsbuis aan. Het vet van uw vingers kan op het glas inbranden. (de flitsbuis is de gebogen glazen buis aan de voorkant van de flitser)
Waarschuwing 2: Raak nooit met uw vingers het glas van de instellamp aan. Het vet van uw vingers kan op het glas inbranden.
1. Plaats de instellampen in de flitskop De instellampen zitten in de witte doosjes in de verpakking van de flitser. Houd de lamp vast met het beschermend materiaal dat eromheen zit, of met een tissue. Raak het glas nooit aan! Schroef de instellamp aan de voorzijde in de reflector van de flitser.
2. Klap het lampstatief uit Klap eerst het lampstatief uit. Draai daarvoor de knop bovenaan de poten los, trek de poten aan de onderkant iets naar buiten en spreid de poten zodanig uit, dat het statief stabiel kan worden neergezet. Draai de knop van de pootverstelling vast. Met de twee stelknoppen kunt u de hoogte van het statief verstellen.
3. Plaats de neigknop met flitser op het statief Laat de neigkop van het statief over het verchroomde koppelstuk aan de bovenzijde van het statief zakken en zet het vast.
4. Bevestig de flitser op de neigkop De bovenzijde van de flitser is herkenbaar aan het transparante bolletje dat uitsteekt. Dit is het oogje van de slave-cel, die zorgt voor de draadloze ontsteking. Zorg ervoor dat de hendel van de neigkop vast is gezet, zodat de flitser straks niet per ongeluk voorover kan vallen.
Schuif de onderzijde van de flitser in de sleuf bovenop de neigkop. Draai de bovenste stelschroef eventueel wat losser, zodat de flitser vrij door de sleuf kan schuiven. Als de flitser halverwege is, draait u hem met de bovenste knop van de neigkop stevig vast.
5. Monteer de flitspapaplu Klap de flitsparaplu uit. In het bovenste deel van de neigknop zit een gat. Schuif de steel van de paraplu daar doorheen en zet hem vast met de metalen schroefknop.
6. Zet de softbox in elkaar 1. Plaats de kap (zwart van buiten, zilverkleurig van binnen) op de vierkante kunststof houder. Het gat heeft een rekbare opening. Plaats die over de vier stelschroeven heen. 2. Steek de metalen stelen ( balijnen) in de gaten op de hoeken van de vierkante kunststof houder. De gehoekte zijde komt bij de vierkante kunststof houder. 3. De kap heeft 3 dichte punten en 1 open punt met een klittenbandstrip. Steek de punten van 3 balijnen in de 3 dichte punten. De balijnen mogen hierbij licht worden gebogen. 4. Steek de overgebleven balijnen door de opening in de punt van de kap heen en steek hem in het gat van de vierkante kunststof houder. 5. Span de kap en bevestig de klittenbandstrip over de punt van de vierde balijnen heen. 6. Bevestig de kleine vierkante diffusiedoek binnenin de kap met behulp van de vier klittenbandstrookjes. (NB: deze stap is niet verplicht; laat u de diffusiedoek weg, dan krijgt u een minder egale lichtspreiding). 7. Plaats het grote vierkante diffusiescherm over de voorzijde van de kap. (NB: deze stap is niet verplicht. Gebruikt u het diffusiescherm niet, dan geeft de softbox gerichter licht).
7. Monteer de softbox
Draai de vier stelschroeven van de softbox zover los dat de houder over de kop kan schuiven. Plaats de softbox en draai de schroeven vast.
8. Gebruik de flitser - Verbind de flitser met het lichtnet. - Steek de flitskabel in de ‘Sync’ aansluiting van de flitser en verbind het andere einde met de camera (informatie vindt u hier). Gebruikt u de draadloze flitsontsteker, kijk dan hier. - Schakel de flitser in met de rode tuimelschakelaar. - Als het lampje ‘Ready’ brandt kunt u flitsen (er klinkt ook een piepsignaal als de flitser klaar is om te flitsen). - U kunt een testflits maken door op de rode knop te drukken. - Met de zwarte tuimelschakelaar ‘Model’ schakelt u het instellicht in. - De lichtopbrengst van de flitser varieert u met de draaiknop.
9. Richten van de flitser U kunt het statief in hoogte verstellen en u kunt de flitser horizontaal draaien om hem in de juiste richting te laten schijnen. Met de grote hendel kunt de neigknop loszetten, zodat u de flitser voor- of achterover kunt neigen. Zet na verstellen de hendel altijd goed vast! Staat de hendel in een ongemakkelijke stand, dan kunt u hem justeren door de drukknop op de as van de hendel in te drukken en de hendel te verstellen; de flitser blijft dan veilig vergrendeld. Bekijk hier alle DGS accessoires, klik op de verschillende accessoires voor meer informatie over het product.
Veel Gestelde vragen DGS flitsset: hoe sluit ik de flitser op mijn camera aan? Bij de flitsset worden flitskabels geleverd. U sluit de kabel aan met een flitsadapter, die u op de flitsschoen van uw camera plaatst. Aan de zijkant van deze adapter sluit u de flitskabel aan. Makkelijker gaat het met een draadloze flitsontsteker, die u op de flitsschoen van uw camera plaatst. Die geeft een ontsteeksignaal aan een ontvangertje, dat u op de flitser aansluit. U hoeft maar één van de flitsers te ontsteken, de andere studioflitser flitst automatisch mee, doordat hij van een slavecel is voorzien. De radioslave-ontsteekset, werk met een radiosignaal. Er zijn enkele camera’s waarop hij niet werkt. Gebruik in dat geval de infrarood-ontsteekset. Voor reflexcamera’s van Sony en Minolta is een speciaal verloopschoentje nodig. DGS flitsset: kan ik deze set in combinatie met een compactcamera gebruiken? Bij sommige compactcamera’s is het mogelijk. Gebruik bij voorkeur een compactcamera met flitsschoen en werk verder als hierboven beschreven. Heeft uw camera geen flitsschoen, dan moet de ingebouwde flitser van de camera de flitsset ontsteken. Dat kan, want elke studioflitser heeft een slave-cel. Toch is het niet zeker dat u met een compactcamera dan goede studioflitsopnamen krijgt. De camera
heeft namelijk een eigen flitsregeling, en die kan de studioflitsers niet aansturen. Bovendien geven sommige compactcamera’s voorflitsen, die de studioflitsers te vroeg zullen ontsteken (dit geldt niet alleen voor de voorflits tegen rode oogjes, er zijn ook andere soorten voorflitsen, die zeer kort voor de opname plaatsvinden). Lukt het wel de studioflitsers goed te laten flitsen, dan moet op de camera het diafragma worden ingesteld om de juiste belichting te krijgen. Heeft de compactcamera geen instelbaar diafragma, dan moet worden geëxperimenteerd met de vermogensinstelling en/of de afstand van de studioflitsers tot het onderwerp.
Gebruikstip Hebt u het instellicht gebruikt, laat het dan eerst afkoelen voordat u de flitser verplaatst, opbergt of vervoert. Dan gaan uw instellampen langer mee. Accessoires Accessoires voor de flitsinstallatie Middencontact-flitsadapter Flitsschoenadapter voor Sony/Minolta Radiografische flitsontsteker Lampstatieven
Lichtvoering Flitsparaplu’s Softboxen Reflectieschermen Snoot Kleppenset Patroonprojector Kleurenfilters Minislaveflitser Lichtnetslaveflitsers
Studio-inrichting Opnametafels Achtergrondfolie Achtergrondddoek Chromakey Achtergrondpapier Achtergrond ophangsysteem Mobiele achtergrondstandaards Opnametent
Accessoires voor de flitsinstallatie
Middencontact-flitsadapter Een camera die met externe flitsers kan werken is herkenbaar aan de middencontact-flitsschoen (hotshoe) bovenop de camera. (afbeelding middencontact) Om een flitskabel aan de camera te kunnen aansluiten is een verloopschoen nodig waar de kabel op aangesloten kan worden: de flitsadapter. Deze wordt op de flitsschoen van de camera geplaatst. Er hoeft maar één flitser aan de camera te worden gekoppeld; andere flitsers worden automatisch ontstoken door de ingebouwde slave.
Flitsschoenadapter voor Sony/Minolta Sony en Minolta camera’s hebben geen standaard flitsschoen maar een speciaal type. Om uw flitskabel of draadloze ontsteker op deze camera’s te kunnen gebruiken dient de speciale Sony/Minolta flitsadapter op de flitsschoen van de camera te worden geplaatst.
Radiografische flitsontsteker Flitskabels zijn vaak een bron van ergernis en ongelukken. Veel makkelijker en veiliger werkt het met deze draadloze flitsontsteker. Het zendertje komt op de flitsschoen van de camera, de ontvanger op een van de flitsers. Zender werkt op iedere digitale reflex voorzien van een standaard flitsschoen (hotshoe), zoals Canon, Nikon, Pentax, Olympus, Sigma, Leica, enz. Bij Sony/Minolta moet nog de speciale flitsschoenadapter worden gebruikt.
Bij mode- en portretfotografie is het prettig om snel te kunnen werken. Als fotograaf wil je snel een ander standpunt kunnen kiezen. Een statief is dan onhandig. De kans op bewegingsonscherpte is erg klein, omdat de flitsduur zeer kort is en feitelijk de belichtingstijd bepaalt. Flitskabels zijn bij dit soort fotografie onhandig en zelfs gevaarlijk. Daarom is een radiografische flitsontsteker een onmisbaar accessoire. Lampstatieven Lampstatieven zijn er in staal en aluminium. Stalen lampstatieven genieten veruit de voorkeur, omdat ze meer stabiliteit bieden. Hun buizen zijn ook dikker dan die van aluminium, waardoor ze niet gaan zwaaien. Tevens hebben de voeten een betere spreidstand. De geveerde uitvoeringen zorgen ervoor dat de flits- of lampkoppen niet met een klap kunnen neerkomen, wat de lampen voor voortijdig uitvallen behoedt.
De verrijdbare statieven zijn aan te bevelen als er veel met lamp-opstellingen wordt gevarieerd. Gewone lampstatieven kunnen verrijdbaar worden gemaakt door er een wielenset (als accessoire leverbaar) onder te plaatsen. Met de studio-boom kunt u een lichtbron boven het object brengen, bijvoorbeeld een flitskop met softbox. Speciaal voor verlichting van de achtergrond zijn er ook extra lage verlichtingsstatieven.
Lichtvoering
Flitsparaplu’s Een flitsparaplu is makkelijk in- en uitklapbaar, en daarom erg geschikt voor opnamen op locatie, of voor toepassingen waarbij de installatie steeds moet worden opgeborgen. Er zijn drie uitvoeringen, in 82 en105 cm doorsnee: - wit: voor algemeen gebruik, met een goede lichtverstrooiing bij objecten op korte afstand - zilver: reflecteert meer licht en werkt iets minder diffuus dan de witte. Verplaatsing geeft sneller een zichtbare verandering in de uitlichting. - transparant: wordt gebruikt met de paraplu naar het onderwerp toe. Geeft een vrij laag rendement, maar wel het meest diffuse effect en kan zeer dicht bij het onderwerp worden gebruikt. Voor portable toepassingen een goed alternatief voor een softbox, omdat hij sneller transportklaar is. Naast de standaard paraplu’s zijn er de luxe Eclipse flitsparaplu’s. Een extra afdekking aan de binnenzijde gaat over de baleinen heen en de nog zichtbare delen ervan zijn wit gemaakt. Deze paraplu’s geven geen storende extra reflecties en een hoog lichtrendement. Leverbaar in zilver en wit, in 80, 112 en 150 cm diameter. Een speciale uitvoering is de zogenaamde brolley, een grote flitsparaplu die met een lichtdoorlatend scherm kan worden afgesloten, waardoor hij in grote lijnen als een softbox werkt. Brolleys zijn snel in- en uitklapbaar.
De flitsparaplu heeft als voordeel dat hij makkelijk mee te nemen is en snel in- en uitgeklapt kan worden. Naast de open flitsparaplu (rechts) is er ook de brolley, een flitsparaplu die aan de open zijde een diffusiescherm heeft, waardoor hij als softbox werkt. Softboxen Softboxen zijn afgesloten reflectoren, met aan de voorzijde mat doorschijnend materiaal dat het licht verstrooit. De verzachtende werking wordt sterker naarmate de afstand tot het onderwerp korter is en naarmate het lichtvenster van de softbox groter is dan het onderwerp. Softboxen zijn er in vierkante, ronde en rechthoekige vorm. De keuze van de vorm heeft betrekking op de vorm van het onderwerp en de manier waarop het moet worden uitgelicht. Met een smalle, lange softbox kun je ervoor zorgen dat het diffuse licht het onderwerp schuin van voren bestrijkt, maar niet richting achtergrond gaat. In glanzende objecten is de vorm van de softboxen vaak goed te zien, en dat kan ook bepalend voor de keuze zijn. De standaard softboxen zijn bedoeld voor permanente opstelling. De EZ-softboxen zijn snel uitklapbaar, als een paraplu, en zijn daarom handiger als ze regelmatig moeten worden opgeborgen en/of meegenomen. Bij gebruik van deze softboxen moet de reflerxtor van de flitser worden verwijderd. De uitvoering met
teruggetrokken voorzijde (recessed front) geven een extra nauwkeurige afscherming van het licht. De bare bulb uitvoering heeft een of meer vlakken van transparant materiaal, waardor een deel van het licht via bijvoorbeeld het plafond wordt gericht.
Een grote softbox boven het onderwerp, op een relatief hoge lichtopbrengst ingesteld, zorgt voor een natuurlijke lichtval. Het gerichte licht schuin van achter het model zorgt voor lichtaccenten, die haar losmaken van de achtergrond. Rechts staat het hoofdlicht. Daarachter (alleen de pootjes van het lampstatief zijn zichtbaar) staat een flitser die de achtergrond extra licht maakt. Reflectieschermen Het ophelderen van schaduwen kan ook gebeuren met reflectieschermen. Ze geven echter veel minder mogelijkheden dan een extra lichtbron. Toch kunnen reflectieschermen goed van pas komen om plaatselijk nog wat aan schaduwcontrole te doen of reflecties weg te werken. Ze zijn er in vele maten en grootten en het is handig om er een paar in verschillende grootte bij de hand te hebben. De volgende kleuren zijn leverbaar: - wit, voor een neutrale lichtverstrooiing - zilver, voor een neutrale lichtverstrooiing, met iets minder zacht licht als de witte uitvoering - goud, als zilver, maar dan met een warme tint, veel gebruikt voor portretten
- wit transparant, om tussen (gerichte) lichtbron en onderwerp te plaatsen, bijvoorbeeld als een reportageflitser als extra lichtbron wordt ingezet. De standaard reflectieschermen worden geleverd in popup-uitvoering: ze spreiden zich door middel van een verenstalen band automatisch uit en zijn makkelijk in een foedraal op te bergen. Heel handig zijn de 5-in-1 reflectieschermensets, verkrijgbaar in drie maten. Voor de popup-reflectieschermen zijn houders leverbaar, waarmee ze op een statief kunnen worden bevestigd De Flex-reflectieschermen worden met spreiders gespannen, en zijn uitsluitend bedoeld voor plaatsing op een statief.
Snoot De snoot (snoet) is een conusvormig voorzetstuk, waarmee het licht sterk kan worden gebundeld, voor zeer plaatselijke verlichtingseffecten. Wordt de grid (honingraat) erin geplaatst dan wordt de lichtbundel scherper begrensd: het randverloop van licht naar donker wordt abrupter.
Kleppenset De kleppenset wordt op de flitser geplaatst, wanneer hij voor gericht licht wordt gebruikt (dus zonder paraplu of softbox, met de flitsbuis naar het onderwerp toe). Met de kleppen kan de lichtbundel goed worden afgeschermd, zodat er alleen licht komt waar het ook gewenst is. De kleppenset kan ook worden geleverd in een set met kleurenfilters en een honingraat. De honingraat zorgt ervoor dat het extra gericht wordt: er ontstaat minder strooilicht naar de randen toe.
Patroonprojector De patroonprojector is een spotvoorzetstuk, waarmee een uitgesneden patroon op een achtergrond kan worden geprojecteerd. In de speciale houder kan folie, dun metaal of een ander hittebestendig materiaal worden geplaatst. De projector heeft een optisch systeem, waarmee de scherpte van de projectie kan worden geregeld.
Kleurenfilters
Deze set gekleurde folies wordt gebruikt om het licht te kleuren, voor vervreemdende effecten of om de achtergrond of ondergrond (bij een opnametafel) van een tint te voorzien.
Minislaveflitsers Om plaatselijk wat extra licht toe te voegen kunnen minislaveflitsers worden gebruikt. Het zijn zeer kleine, met batterijtjes gevoede flitsertjes, die makkelijk uit het zicht kunnen worden geplaatst. Door de ingebouwde slave-cel flitsen ze automatisch mee.
Lichtnetslaveflitsers Lichtnetslaveflitsers kunnen op de plaats van een gloeilamp worden gebruikt. Door de slave-cel flitsen ze automatisch mee. Er zijn talloze toepassingen voor te bedenken, zoals extra lichtaccenten in interieurs. Ze zijn er in diverse uitvoeringen, en er zijn ook sets waarin kleurenfilters worden meegeleverd.
Studio-inrichting
Opnametafels Grote objecten moeten in de studio op de grond staan, maar bij kleine objecten is het natuurlijk veel makkelijker om vanaf een tafel te werken, op een normale werkhoogte. Dat is één van de redenen om een opnametafel te gebruiken. Nog belangrijker is de mogelijkheid een gewelfde achtergrond te gebruiken, zodat ondergrond en achtergrond vloeiend in elkaar overlopen. Zo is het makkelijk een min of meer egale achtergrond te creëren, zonder storende scheidingslijnen. Zo’n achtergrond is doorgaans gemaakt van wit, doorschijnend materiaal. Door er van achteren/onderen licht op te richten kunnen schaduwen geheel worden geëlimineerd, waardoor er vrijstaande opnamen kunnen worden gemaakt. Voor kleureffecten kan hier natuurlijk ook de kleurenfilterset worden gebruikt. Opnametafels zijn er in verschillende uitvoeringen. Houd er bij de keuze van de grootte rekening mee, dat de achtergrond breed genoeg moet zijn om het onderwerp ook schuin van opzij in beeld te nemen, tenzij u vooraf zeker weet dat u altijd frontaal zult fotograferen.
Opnametafels zijn in diverse hoogten, breedten en uitvoeringen leverbaar. Achtergrondfolie Op de opnametafels kunnen ook achtergrondkleurfolies worden gebruikt. Verlichting van onderen is dan niet meer mogelijk. Voor verloop in de achtergrond (van licht naar donker of vice versa) is een lichtbron met kleppenset goed te gebruiken. Achtergronddoek Achtergronddoek is verkrijgbaar in egale uitvoering of met een motief of patroon. Er kan uit diverse stijlen en kleurstellingen worden gekozen. Ook zijn er handbeschilderde achtergronddoeken. Er is keuze uit diverse taferelen, en het is zelfs mogelijk achtergronddoeken in opdracht te laten beschilderen. - Canvas. De canvas achtergronddoeken meten 3 x 6 of 1,5 x 2 m. Het is de bedoeling ze te draperen, dus niet strak gespannen, maar met plooien. Hoe verder ze achter het onderwerp worden gehouden, des te onscherper kunt u ze laten worden. Ophangen kan met een speciaal ophangsysteem, maar u kunt een eigen oplossing toepassen.
De effen katoenen achtergronddoeken hebben een brede zoom plus montage-ogen, en kunnen eventueel op een zelf geconstrueerd frame worden opgespannen. - Fleece. De fleece achtergronddoeken zijn zeer licht in gewicht en kreuken niet. Ze zijn doorschijnend, dus u kunt er ook licht achter plaatsen. Fleece achtergronddoeken meten 3 x 6 m. - Achtergronddoeken met spanveer. De achtergronddoeken met spanveer ontvouwen zichzelf, net als reflectieschermen. Ze zijn handig voor opnamen op locatie of als de studiouitrusting niet permanent opgestald kan staan. Het formaat is 1,8 x 2 m. Er is ook een speciale uitvoering met voorflap, waarbij de achtergrond in de ondergrond doorloopt. De maat is 2,1 x 4,6 m.
Hier is het achtergronddoek een wezenlijk onderdeel van de totale scène geworden. Het dikke canvasdoek laat zich goed plooien en draperen. Zie hoe met koel blauw effectlicht een contrast met de verder warme tinten werd bereikt.
Chromakey Achtergronddoeken en folies zijn ook leverbaar in groene of blauwe Chromakeyuitvoering. Wordt een object tegen zo’n achtergrond gefotografeerd, dan kunt u het heel makkelijk vrijstaand maken. U kunt er dan eventueel ook een andere achtergrond achter monteren.
Achtergrondpapier Achtergrondpapier is dik en stevig: het plooit niet. Daardoor is het ideaal voor egale, horizonloze achtergronden. De standaard breedte van een rol is 2,75 m, en een rol is 11 m lang. De rol wordt met een speciaal ophangsysteem aan de muur opgehangen, of met een mobiele achtergrondinstallatie opgesteld. Het papier kan zover worden uitgerold als nodig is. Is het na verloop van tijd vuil of beschadigd, dan kan het worden afgesneden en wordt een schoon stuk afgerold. Achtergrondpapier is in vele kleuren leverbaar. Rollen van 1,35 x 11 m zijn er ook, maar dan alleen in wit en zwart. Rollen achtergrondpapier zijn probleemloos op maat te zagen met een fijne zaag.
Achtergrondophangsysteem Voor vaste bevestiging op een muur van de studio zijn er ophangsystemen voor 1 tot 6 rollen achtergrondpapier. Ze kunnen worden gemonteerd op elke breedte die u wilt toepassen. In- en uitrollen gaat met behulp van een ketting. Elektrische uitvoeringen zijn ook leverbaar.
Mobiele achtergrondstandaards Voor niet permanente toepassingen zijn er verschillende achtergrondsets leverbaar, voor 1 tot 3 rollen. Ze kunnen in verschillende achtergrondbreedtes worden toegepast. Deze achtergrondset kan ook worden gebruikt om achtergronddoeken op te stellen.
Opnametent
Sterk reflecterende voorwerpen weerspiegelen alles om ze heen, dus dat kan ook het studio-interieur zijn. Een lichttent schermt het object helemaal af en geeft extra verstrooiing van het licht. Door een kleine opening kunt u het objectief van de camera naar binnen steken. Door een of meer lichtbronnen op de lichttent te richten ontstaat binnenin de tent een diffuse verlichting. Daar kunnen lichtbronnen zonder softbox of paraplu voor worden
gebruikt. Glaswerk, metaal en sieraden laten zich goed fotograferen in een opnametent, die het onderwerp geheel omgeeft met licht, waardoor een schaduwloos beeld ontstaat. De tent vormt tevens een soort witte hemel, waardoor er geen reflecties van lichtpunten kunnen ontstaan. Een opnametent moet bij voorkeur door twee of meer lichtbronnen worden beschenen.