woorden vinden
Malina Spoor I onderzoeksverslag I St. Joost 2013
Inhoudsopgave
Inleiding
03
Scriptieonderwerp - toelichting keuze
03
Wat ga ik na St. Joost doen?
05
De hybride kunstenaar in theorie
07
1.1
Commentaar op De Hybride Kunstenaar
09
1.2
De gegeven werelden
11
1.3
De typen van Bureau en Shapiro
17
1.4
De modellen van Maslow, Dilts en Spoor
19
1.5
Interpretatie tekst DHK - reactie op tekst DHK
21
De hybride kunstenaar in praktijk
23
2.1
Korte ontstaansgeschiedenis dramatische personae
25
2.2
Woorden vinden
29
2.3
Teksten De Fabriek
33
2.4
Eigen ervaringen hybride activiteiten
35
2.5
Kunst en innovatie
38
2.6
Anonimiteit
41
2.7
De toekomst van de kunstmarkt
42
2.8
Werken aan een visie
43
2.9
Post-isme
46
1.0
2.0
Sollicitatiebrief
53
Curriculum vitae
55
Conclusie
57
Mijn eigen werk, nu en later
59
Bronvermelding
61
Colofon
63
Samenvatting
65 01
Inleiding
Scriptieonderwerp - toelichting keuze
Gedreven door mijn angst te laat te komen - een oude bekende - was ik vóór de start van het vierde jaar op St. Joost al bezig mezelf voor te bereiden op mijn afstuderen; was ik in gedachten bezig met mijn scriptie. Het woord scriptie hield nog niets anders in dan “daar moet ik mee voldoen aan de eisen”. Pas voorbij het midden van mijn scriptieproces veranderde dat in “daar ben ik intensief mee bezig, daar wil ik mee verder”. Een regelmatige plaaggedachte was: “Thema, thema - mijn god, ik weet niet wat mijn thema is”. Hoe kwam ik aan een thema dat geldig was, relevant voor mijn studie, dat kans bood op onderzoek, niet te simpel van aard, maar alsjeblieft ook niet onmogelijk complex. Liefst ook een thema dat me zou kunnen boeien, waar iets bruikbaars voor mezelf in te ontdekken zou kunnen zijn. Vanzelfsprekend moest het ook nog iets met kunst te maken hebben. Tenslotte zou het wel prettig zijn als het thema ook nog praktisch nut zou kunnen hebben! Als eerste mogelijke thema diende zich in mijn hoofd kunst en design aan. Kunst en design leken mij twee belangrijke en in ieder geval alomtegenwoordige begrippen waarvan niemand zou kunnen zeggen dat ze niets met elkaar te maken hebben, maar ook niet dat ze hetzelfde zijn. Een paar weken lang heb ik met het thema gestoeid, dat wil zeggen, ik heb erover gepraat, gelezen en erop doorgedacht. Het werd steeds duidelijker dat dit thema het in zich had een interessante scriptie op te leveren, maar daarnaast werd mijn gevoel steeds sterker dat het me eigenlijk niet echt zoveel kon schelen hoe dat nou zat, overeenkomst en verschil tussen kunst en design - wat dan weer mogelijk samenhing met een groeiend besef van ontbrekend praktisch nut. Dat nut zag ik niet uit het thema kunst en design naar voren komen. Wat wel naar voren kwam in diezelfde periode, was het feit dat het einde van mijn academische leventje met rasse schreden naderde. Mijn identiteit (zie Dilts’ logical levels) als lerend jongmens kwam angstig dicht bij het einde, en wat ik minstens even angstig snel dichterbij zag (zie) komen was de vraag:
Wat ga ik na St. Joost doen?
03
Wat ga ik na St. Joost doen?
Eigenlijk had ik al een soort drieluik van bezigheden gemaakt. Dat gaf weliswaar antwoord op de vraag “wat nu?”, maar bracht tegelijk een soort benauwd gebrek aan lucht en perspectief met zich mee. De drie componenten waar het daarbij om gaat: 1. werken bij energieleverancier Eneco (betekent brood op de plank); 2. werken als vrijwilliger voor Pameijer, Hoogtepunt en Showroom MAMA (betekent het ten nutte maken van kennis en kunde); 3. actief blijven als mákend mens, als kunstenaar dus. Terwijl ik bezig was met deze club-sandwich van toekomstperspectieven kwam het onderzoek De Hybride Kunstenaar (verder DHK te noemen) op mijn pad. Dit DHK behelst een onderzoek door Camiel van Winkel, Pascal Gielen en Koos Zwaan naar de beroepspraktijk van kunstenaars in het post-industriële tijdperk. Het gaf mij de herkenning van mijn eigen bezig zijn in voor mijn scriptie bruikbare termen. Het onderzoek bood mij de gelegenheid mijn eigen toekomstsores te vertalen in scriptiemateriaal.
‘THE PROOF OF THE PUDDING IS IN THE EATING’ ofwel de proefondervindelijke bruikbaarheid van DHK (het onderzoek, de publicatie) Bovenstaand Engels gezegde betekent: iets proefondervindelijk vaststellen. Dat iets is in dit geval het proefondervindelijke nut van het DHK-onderzoek. Meer in het bijzonder: het nut van de in DHK door Marie-Christine Bureau en Roberta Shapiro onderscheiden typen kunstenaar (Polyvalent, Polyactief, Pluriactief, Hybride) en het nut van de beschreven werelden (Projectstad, Inspiratie, Domestiek, Fame, Markt, en Industrie). Bij het gebruiken van het begrip DHK maak ik eerst een tweedeling van wat ik er wel en van wat ik er niet mee bedoel. Allereerst dat laatste, dat wil zeggen: wat ik er niet mee bedoel. Ik bedoel niet wat de auteurs zelf als doel van hun onderzoek formuleren, namelijk het leveren van een feitenbasis aan het debat over kunstopleidingen en hun aansluiting op de beroepspraktijk van kunstenaars. Naar mijn mening zal dat debat afhangen en samenhangen van uiteenlopende zaken zoals de verspreiding van het onderzoek, specifieke voorvallen en toestanden in de kunstwereld of de politiek, waar dan weer media-aandacht gegenereerd wordt, het al dan niet ten Pauw en Witteman verschijnen van de auteurs etcetera - wat mij betreft een iets te grote vergaarbak van onvoorzienbaarheden om me aan te wagen. Het debat is niet wat ikzelf onder empirische bruikbaarheid versta. Over dat (virtuele) debat ga ik het dus verder niet hebben.
05
Wel ga ik het hebben over de proefondervindelijke bruikbaarheid van DHK voor mijzelf. Het ging mij om de beantwoording van vragen/ de oplossing van problemen zoals: Wat heb ik nu aan mijn opleiding aan de academie? Wat betekent het voor mij, voor anderen, dat ik die opleiding deed? Wat zou ik willen als antwoord op bovenstaande twee vragen? Wat ga ik nu doen met mijn kunstenaarschap? Welke keuzes heb ik, en op basis waarvan ga ik die maken? Het is in het licht van deze en dit soort vragen dat ik de bruikbaarheid van DHK wil bezien. Daartoe neem ik de zeven werelden en de vier typologieën uit DHK onder de loep. Daarna doe ik dit ook met andere uitspraken, verwijzingen en aanbevelingen van de auteurs die mij relevant lijken. Tenslotte neem ik de vrijheid om de gebruikte werelden en typologieën van DHK, wat natuurlijk modellen zijn, te vergelijken met andere de werkelijkheid-in-kaart-brengende modellen, zoals die van Maslow, Dilts en Spoor.
06
1.0
De Hybride Kunstenaar in theorie
07
1.1
Commentaar op De Hybride Kunstenaar
Het onderzoek De Hybride Kunstenaar (Expertisecentrum Kunst en Vormgeving, AKV | St. Joost, Avans Hogeschool; 2012) door Van Winkel, Gielen en Zwaan opent in de inleiding met een soort bepaling van onderwerp, richting en positie. Die geef ik als volgt weer: De kunstenaar-bohemien (negentiende eeuws concept) staat als archetype model voor de autonome kunstenaar. Sinds het postindustriële tijdperk voldoen kunstenaars feitelijk niet meer aan dit archetype, onder meer omdat ze niet enkel bohemien en autonoom zijn, maar ook soms conventies aanvaarden en aanvullend werk en inkomen behoeven, hetgeen ze vaak vinden in de cultuur- en creatieve industrie. In recente publicaties (Markussen, Gilmore, Plaskerk, Coenen) wordt met betrekking tot opleidingen tot kunstenaar gezegd dat de aansluiting op de arbeidsmarkt te wensen overlaat. Met deze bewering over de praktijkgerichtheid van kunstopleidingen is zo ongeveer het gebied van de onderzoekers aangeduid. Daarbinnen beogen de auteurs met hun onderzoek bij te dragen aan een up-to-date beeldvorming van de kunstenaarsberoepspraktijk. Hiermee is globaal het doel van DHK omlijnd. Natuurlijk is er ook een onderzoekshypothese geformuleerd. In mijn eigen woorden weergegeven luidt deze: De toenemende hybridisering van het kunstenaarschap is gekoppeld aan de opkomst van de cultuur- en creatieve industrie.
Het begrip hybride Omdat de definitie van hybride, namelijk: het vermengen van ongelijksoortigheden, tot verwarring kan leiden, wordt al vrij snel in de publicatie het begrip hybride onderscheiden van het begrip multidisciplinair. Dat laatste duidt op het (sinds de zestiger jaren) gebruikelijke combineren van verschillende artistieke media, technieken en disciplines. De kunstenaar bedient zich voor zijn kunst van het medium (schilderen, beeldhouwen, filmen, etcetera) dat hem zint, is multimediaal bezig, maar blijft wel eenduidig als kunstenaar werken aan zijn eigen werk. Dat noemen we dus niet hybride. Het begrip hybride betekent hier dat de kunstenaar, behalve met het maken van de eigen kunst, ook tijd en energie aan andere - meer of minder verwante - zaken schenkt. Deze invulling van het begrip wordt in twee onderscheiden dimensies nader uitgewerkt: - er is de dimensie van de verschillende typen kunstenaar die bezig zijn met verschillende mengingen van bezig zijn met eigen werk of bezig zijn met andere dingen; - er is de dimensie van de achtergrond, of werkingssfeer waarin deze menging plaatsvindt.
09
Het tweede, de duiding van achtergronden en werkingssferen, wordt nader uitgewerkt in een zevental zogenaamde werelden of waardenregimes. Het eerste leidt tot het onderscheiden van een viertal typen hybride kunstenaarschap. Op deze vier typen kunstenaarschap wordt verderop teruggekomen onder de noemers: 1. polyvalent; 2. polyactief; 3. pluriactief; 4. hybride.
Een met het bovenstaande samenhangende tweedeling is die in sociale hybriditeit en artistieke hybriditeit. -
Bij de sociale hybriditeit willen de auteurs vooral duidelijk maken dat het onderzochte fenomeen, de hybride kunstenaar, als zodanig veel verder gaat dan het historisch al veel langer bestaande plurale of pluriforme kunstenaarschap. Bij dit plurale of pluriforme kunstenaarschap was er veel meer sprake van menging van artistieke uitingsvormen binnen dezelfde sfeer. Bij het hybride kunstenaarsschap speelt nu juist de menging of kruising van de genoemde sferen of werelden een complicerende, transformerende rol. De auteurs stellen de vraag of juist dat kunstenaarschap in meerdere werelden tot een veranderd zelfbewustzijn bij de kunstenaar leidt.
-
Bij de artistieke hybriditeit gaat het om de in bovenstaande opsomming als vierde genoemde typering van het hybride kunstenaarschap (nogal verwarrend omdat de eerdere drie ook hybriden zijn). Vooruitlopend op mijn eigen uitwerking van de typologieën noem ik de hybride kunstenaar als hierboven bedoeld maar vast freewheeler.
10
1.2
De gegeven werelden - hoe sta ik daarin?
In DHK worden zeven werelden beschreven. Het materiaal hiervoor wordt toegeschreven aan de sociologen Luc Boltanski, Eve Chiapello en Laurent Thévenot. Het weet hebben van deze beschreven werelden is voor mij een zinvolle uitbreiding van mijn eigen kennis- en begripswereld. De materie helpt me om de veelheid van de wereld van alledag te structureren. Daarmee is niet gezegd dat ik dankzij de zeven werelddimensies uit DHK nu opeens alles in- en om mij heen netjes in kaart heb. Wel wil het zeggen dat ik nu verbanden en tegenstellingen zie tussen bijvoorbeeld waarden waar ik mijn best voor doe (zie hieronder: de domestieke wereld) en dingen waar ik druk mee ben (de wereld van de projectstad). Om bij dit laatste wat nader stil te staan, neem ik de onderscheiden zeven werelden kort door vanuit het hiervoor reeds genoemde gezichtspunt: Hoe sta ik daarin?
1. De wereld van de projectstad (PROS) Sleutelwoorden: Imago, vernieuwende acties, denkbeelden en connecties Tegenovergesteld: Conservatief, introvert, continuïteit Waarden: Contacten, aktie, actueel Archetypes: Andy Warhol, Matthijs van Nieuwkerk Als eigentijds levend jongmensch (nog wel), herken ik PROS maar al te goed. Natuurlijk was ik in het nieuwe Stedelijk Museum (het vernieuwde Rijksmuseum was ten tijde van het schrijven van dit stuk nog niet geopend), natuurlijk weet ik wat er deze maand in de Rotterdamse kunststraat Witte de With gebeurt (ik werk er zelf, in Showroom MAMA), natuurlijk was ik in Eindhoven bij de Dutch Designweek, ken ik het Boijmans, help ik jonge kunstenaars in Hoogtepunt, sta ik op Facebook als kunstenaar, wil ik de expositie van St. Joost 2013 helpen organiseren, etcetera. Als dat niet allemaal heuse PROS-elementen zijn eet ik mijn CV op. Ik durf wel te beweren dat met de typering van PROS een flink stuk van mijn eigen leef- en beleefwereld is beschreven. Die bewering draag ik niet als een kijk ik eens-bling bling op mijn revers, maar ervaar ik eerder als een soort waarschuwing, het niet te gek te maken met die PROS. Wat ik niet voluit herken in de PROS, is wat je zou moeten doen om er niet langer van uit te maken. Die elementen zèlf zijn niet zo moeilijk te begrijpen. Je moet blijk geven van rigide denkbeelden (vrouwenkiesrecht gaat te ver?) of zelf te weinig vernieuwends aandragen waardoor je zou parasiteren. Ik vraag me af waar of hoe dit uit de PROS vallen, verdwijnen, of gezet worden ooit vorm moet krijgen. Tegelijk bespeur ik binnen mezelf ook geen enkele affiniteit met zoiets als het beoordelen van mensen op hun mogelijke rigiditeit of het te weinig dan wel te laat aandragen van vernieuwende inzichten.
11
2. De wereld van de inspiratie (INS) Sleutelwoorden: Transcendent, fantastisch, passioneel Tegenovergesteld: Alledaags, nut, aangepastheid Waarden: Autonoom, uniek, authentiek Archetypes: Vincent van Gogh, Kyteman, Wolkers Deze wereld is in de ogen van het grote publiek waarschijnlijk de meest typerende voor het verschijnsel Kunst en Kunstenaars. Toch gaat het kennen of herkennen van deze wereld mij niet gemakkelijk af. Dat er zoiets als inspiratie bestaat lijkt me nogal voor de hand te liggen; hoe moet je in actie komen als er niet eerst een idee of gevoel is, gericht op waarom, waarover of waartoe? Dat die inspiratie altijd naar het hogere of fantastische moet verwijzen vind ik nogal lastig. Het lijkt dan net alsof ik een antenne zou hebben voor: goed idee, maar tja, niet hoog of fantastisch, dus weg ermee. Omgekeerd werkt het ook niet: wat zal ik nu eens gaan creëren wat hoog of fantastisch is? Zo werkt de wereld van de inspiratie voor mij dus niet. Tòch is het wel zo dat ik mij bij het maken van eigen werk, vooral in de fasen vóór de uitwerking, vragen stel die doorgaans niet met woorden te beantwoorden zijn, maar juist met beeld of gevoel. Dat wil ik dan best inspiratie noemen, maar daarbij gaat het dan eerder over een verrassing van binnenuit dan over verlichting van bovenaf.
3. De domestieke wereld (DOM) Sleutelwoorden: Conventie, traditie, evenwicht Tegenovergesteld: Willekeur, egoïsme Waarden: Betrouwbaarheid, harmonie, respect Archetypes: Balkenende, Bach Enigszins verwarrend is de naam van deze wereld wel. Domestiek verwijst toch naar domus, Latijn voor huis (/huiselijk)? De tekst vermeldt bovendien de vaderen moederfiguur als protagonisten van deze wereld. Relevanter voor de kunstwereld zou dan de figuur meester/leraar zijn? Beetje verwarrend voor mij omdat ik denk dat met de DOM eigenlijk de dimensie van het fatsoen wordt aangeduid. Zonder deze vertaling wordt het heel gemakkelijk de DOM af te wijzen als achterhaald en burgerlijk. Dat doe ik dus niet, omdat de kern van deze burgerlijkheid waarden bevat als: redelijkheid, integriteit, plicht en respect. 12
Waarden, waar volgens mij niets mis mee is, die alle te bundelen zijn binnen het begrip fatsoen en die juist universeel en van alle tijden zouden moeten zijn. Waarden waar ikzelf me in ieder geval prima bij thuis voel (zou daar dan die domus-verwijzing mee samenhangen?). Veel verderop, bij werken aan een visie, ga ik het ook hebben over de waarden waar mijn generatie mee is opgevoed. Wat ik daar zeg, houdt geen afkeur van die waarden in, wel een afrekenen met de absolute geldigheid, en/of marktwaarde ervan.
4. De wereld van de faam (FAME) Sleutelwoorden: Narcissus, media, publiek Tegenovergesteld: Oude bekendheid, al gezien, gewoon Waarden: Erkenning, onthulling, nieuws Archetypes: Salvador Dali, Johan Cruyff Nèt als voorgaande wereld (DOM), maakt FAME het me gemakkelijk de dimensie af te wijzen of mezelf ervan te distantiëren. FAME .... ja zeg, daar sta ik toch eigenlijk wel een beetje boven, bescheiden, zuiver naturel en nuchter als ik ben! Te gaan voor glamour, glorie, en glitter heeft toch wel een beetje iets platvloers en/of achterhaalds? Bij nader inzien valt dat erg mee. Zeker als consument maak ik heftig deel uit van FAME. Mijn dagelijkse en wekelijkse leventje zou danig verbleken als ik er alle FAME-gerelateerde elementen uit zou halen. Geen magazines, films (in de bioscoop dan wel gedownload); kleding enkel vervangen wegens slijtage, geen hakken, geen make-up, geen YouTube, geen Facebook, geen terrasje, kortom: geen enkel blijk van glans en schitter!
5. De civiele wereld (CIVIL) Sleutelwoorden: Participatie, emancipatie, gemeenschap Tegenovergesteld: Vrijheid, individueel belang, solisma Waarden: Gelijkheid, rechten, bundeling Archetypes: Emile Roemer, Martin Luther King Historisch gezien vind de CIVIL haar oorsprong begin twintigste eeuw in de uiteenlopende Arbeiders- en Civil Rights Movements.
13
Het draait in de CIVIL omgroeperingen, hun belangen, hun rechten en emancipatie. Energie en aandacht zijn gericht op het engageren en bundelen van individuen tot groepen, op het verwerven van een gemeenschappelijk draagvlak om regelingen, voorzieningen, wetten etcetera gerealiseerd te krijgen. Wie deel uitmaakt (of wil maken) van de CIVIL zal daartoe komen door lidmaatschap, verkiezing of afvaardiging. Het directe particuliere belang wordt ingeruild voor (of achtergesteld aan) solidariteit, groepsbelang, gemeenschapszin. Sociaal gezien vormt de CIVIL een soort partner/tegenhanger van de DOM. De overeenkomst is gelegen in het onderbouwen van de samenleving met gemeenschappelijke waarden. Het verschil is dat bij de DOM het ideële utopische gezocht wordt in burgerlijke waarden, terwijl het bij de CIVIL wordt gezocht in de rechten, de emancipatie en materiële belangen van ook niet-burgerlijke groeperingen. De tegenstelling conservatief-revolutionair tussen de DOM en de CIVIL verwijst uiteindelijk slechts naar het tijdsperspectief.
6. De markt (MARKT) Sleutelwoorden: Openheid, vraag, aanbod Tegenovergesteld: Monopolie, vrekkigheid, Pygmalion Waarden: Ambitie, opportunisme, onthechting Archetypes: Picasso, Kirsch Historisch gezien vindt het fenomeen markt haar oorsprong zo’n dertigduizend jaar terug, toen de mensen geleidelijk van het nomadische bestaan van jager/ verzamelaar (geen markt) overgingen naar een agrarisch bestaan (vaste plaats en overschot). Vanuit een iets nabijere optiek gezien ontstond de kunstmarkt ergens rond de vijftiende eeuw, toen de rijken en machtigen der aarde met elkaar gingen wedijveren om kunstbezit en mecenaatschap. Het draait in de wereld van de kunstmarkt om begeerte, en om het tegen betaling bevredigen van die begeerte. Begeerte wordt hier waardevrij gebruikt als uitdrukking van de wens te bezitten. De term bezitten kan zowel materieel, op de commodity zelf slaan, als immaterieel, op de status van het hebben van de commodity. Nogal wat personen en partijen maken deel uit van de kunstmarkt. Te onderscheiden zijn (tenminste): overheden (als opdracht- en subsidiegever), zakenlieden (makelaars, galeriehouders), organisatoren (van beurzen, markten, exposities) musea-employees, kunstenaars (als producenten), bedrijven en particulieren (kopers, leners en leasenemers). Sociaal gezien zijn betekenis en omvang van de kunstmarkt groot, maar nauwelijks aan te geven. De omvang is in ieder geval arbitrair (design, copyrights, merchandising?) en de sociale betekenis is evenmin meetbaar. 14
Er is ten aanzien van de betekenis immers geen vergelijking te maken met een samenleving of economie zonder kunst. Inherente valkuil van de kunstmarkt zou gezocht kunnen worden in de overdrijving van de primaire dynamiek, zijnde begeerte en de bevrediging ervan. Als de hevigheid van de bezitsdrang het niet zou toestaan dat de commodity van plaats en/of eigenaar wisselt, houdt daarmee de markt op te bestaan.
7. De wereld van de industrie (INDUS) Sleutelwoorden: Efficiency, technologie, vernieuwing Tegenovergesteld: Improvisatie, conservatisme, nonchalance Waarden: Betrouwbaarheid, doelgerichtheid, strijdbaarheid Archetypes: Henry Ford, Steve Jobs, Moot Historisch gezien is de oorsprong van de INDUS vrij nauwkeurig aan te geven. In de tweede helft van de achtiende eeuw (James Watt, 1764) werden in Engeland de eerste stoommachines op significante schaal ingezet in de verschillende productieprocessen, zoals van textiel en mijnbouw. Dit wordt algemeen gezien als het begin van het Industriële Tijdperk (Second Wave, Toffler). Het draait in de INDUS om efficiency, dat wil zeggen, met een minimum aan middelen een maximale opbrengst realiseren; maximaal in zowel kwantitatief als kwalitatief opzicht. Een zeer hoge waarde daarbij is betrouwbaarheid. Dit geldt zowel ten aanzien van het productieproces als ten aanzien van de betrouwbare beschikbaarheid van grondstoffen, en tenslotte van de afzetmogelijkheden van de productie (markt en marketing). Naast efficiency in het productieproces is die binnen de logistiek - dat wil zeggen, het product efficiënt op de bestemde plek brengen - even essentieel. Deelnemers aan de INDUS in primaire of enge zin zijn professionals, vaklieden, en productiemedewerkers, maar er zijn legio anderen, zoals ontwerpers, wetenschappers, marktonderzoekers, reclamemensen etcetera, zonder wie de INDUS onmogelijk kan bestaan. Sociaal gezien is het belang van de INDUS nauwelijks te overschatten. Helaas heeft dit immense belang twee kanten: enerzijds zijn er dankzij de INDUS meer producten (ook primair noodzakelijke, zoals voeding en kleding) voor meer mensen beschikbaar dan ooit tevoren, anderzijds is zo langzamerhand iedereen op de wereld zich wel enigermate bewust van de prijs (ecologisch, politiek, sociaal en menselijk) die deze beschikbaarheid met zich meebrengt.
15
De inherente valkuil van de INDUS is hierboven al aangeduid; tenzij er binnen afzienbare tijd ingrijpende veranderingen op het vlak van duurzaamheid tot stand komen, haalt de INDUS zichzelf onderuit wegens gebrek aan grondstoffen.
Tot zover mijn gecondenseerde weergave van de werelden van DHK.
16
1.3
De typen van Bureau en Shapiro
De indeling in een viertal hoofdtypen, die Bureau en Shapiro aan het thema hybride kunstenaar meegeven, lijkt mij interessant omdat deze volgens mij in het echt vaak voorkomen. Ik vond het moeilijk de inhoud van deze typen helder vast te houden. Telkens moest ik weer aan het naslaan gaan, met als nadeel tijds- en concentratieverlies. Om die reden, en omdat het me ook goed scriptiemateriaal lijkt, heb ik de hoofdtypen van Bureau en Shapiro lichtjes geherdefinieerd en van passende namen voorzien:
1.
De polyvalente kunstenaar Primair maakt zij haar eigen werk en voert vervolgens ook alle secundaire werkzaamheden zelf uit. Bij secundaire werkzaamheden valt te denken aan concrete bezigheden als inlijsten, polijsten, fixeren, stabiliseren etcetera, maar ook aan wat meer ZZP(zelfstandige zonder personeel)-achtige bezigheden als inpakkken, vervoer, administratie, funding, netwerken en pr. De polyvalente kunstenaar doet dus binnen haar eigen kunstenaarspraktijk feitelijk alles zelf; dus noem ik haar: doe-het-zelver.
2.
De polyactieve kunstenaar Naast het werken in de kunst is de polyactieve kunstenaar ook actief in andere maatschappelijke sectoren. Dit kunnen kunstgerelateerde, maar evengoed volledig daarvan losstaande sectoren zijn. De polyactieve kunstenaar stelt zich in principe niet vak-exclusief op; daarom noem ik haar: klussenman.
3.
De pluriactieve kunstenaar Zij houdt haar inzet, inbreng en bijkomende activiteiten nadrukkelijk binnen het creatief-artistieke spectrum. Vanuit haar kunstenaar-zijn levert zij haar inzet op uiteenlopende, maar op een of andere wijze kunstgerelateerde gebieden. Door die combinatie van congruente, maar uiteenlopende inzetbaarheid noem ik haar: freelancer.
Dit zijn dus de drie eerstaangewezen hoofdtypen van Bureau en Shapiro. De daaraan toegevoegde vierde variant, de hybride kunstenaar, kan worden gezien als een subvariant op de freelancer, maar ook als de overtreffende trap ervan. Met als voorbeelden Joep van Lieshout, Jeanne van Heeswijk, Roë Cerpac en ‘Orgacom’ wordt een soort hybriditeit geschetst die verder gaat dan alle voorgaande typen. Dit ‘type’ maakt zich los van indelingen in stroming, techniek of discipline, zelfs los van de vraag of het wel of niet om kunst gaat. Het doet gewoon wat het doet, en wie etiketten wil plakken moet het zelf weten. 17
Vrijelijk gooit dit type allerlei grootheden als autonoom, toegepast, commercie, performance, industrie etcetera door elkaar en mengt ze tot wat men wilde maken. Het etiket hybride doet naar mijn mening geen recht aan dit type. Het gaat hier om kunstenaars die zich in geen enkel kunsthistorisch, maatschappelijk of economisch gebied laten insluiten. Zij doen hun ding vanuit creatief-inventief-artistieke impulsen. Die creatieve impulsen blijven bij wat ze maken voorop staan. De toepasbaarheid en marktwaarde van hun inbreng kan excellent zijn of niet, maar zal in principe niet prevaleren. Dit type zou als motto kunnen hebben: we make it, you take it or leave it. Vanwege het veel meer eclectisch-autonome karakter van dit type noem ik haar: freewheeler.
18
1.4
De modellen van Maslow, Dilts en Spoor
Het onderzoek DHK door Camiel van Winkel, Pascal Gielen en Koos Zwaan kan ook worden gezien als het comprimeren van een complexe werkelijkheid in twee groepen modellen, namelijk de zeven werelden en de vier typen hybride kunstenaars. Op dit punt vind ik het belangrijk te zeggen dat modellen onmisbaar zijn in het begrijpen van de werkelijkheid, maar dat ik nooit moet vergeten dat de werkelijkheid de modellen altijd weer overstijgt. Vanuit het belang van modellen, waarmee ik de werkelijkheid probeer te begrijpen en te hanteren, wil ik hieronder een drietal voor mij belangrijke en nuttige modellen benoemen.
1.
Abraham Maslow, Behoeftepiramide (1943) Dit model gaat over de menselijke noden, behoeften en doelen. De piramidevorm houdt in, dat voor het kunnen betreden van een volgend (hoger) niveau het voorgaande beschikbaar en betrouwbaar moet zijn. zelfrealisatie ofwel superself erkend & gewaardeerd worden ofwel satisfaction
ergens bijhoren ofwel safety
eten en onderdak ofwel survival
De wetmatigheid van Maslow is heel sterk en heel streng. Zo heb ik zelf ervaren dat in een bepaalde periode, waarin ik twijfels had over mijn St. Joost-erbij-horen, die twijfels op mij zo’n verlammend effect hadden, dat ik ook echt niet meer toekwam aan iets waarmee ik erkend of gewaardeerd zou kunnen worden.
19
2.
Robert Dilts, Logical Levels (1980) Dit model gaat over sturing en bijsturing. De sturing vindt plaats naar onderliggende niveaus, de bijsturing (feedback) naar bovenliggende.
IDENTITEIT OVERTUIGINGEN VERMOGENS GEDRAG OMGEVING
Dilts maakt mij duidelijk waarom de afsluiting van St. Joost zo’n ingrijpend moment is. Het student-zijn is zo’n wezenlijk deel van mezelf, dat het medebepalend is voor mijn identiteit. Daarmee bepaalt het verregaand de onderliggende niveaus, namelijk wat ik echt vind, wat ik kan, wat ik doe en waar ik kies te zijn. Op het moment dat de spits (identiteit) wegvalt, moet aan alles daaronder flink gewerkt worden om een nieuwe spits te schragen. Daar gaat eigenlijk deze hele scriptie over.
3.
Donald Spoor, PSM Model (2000) Dit model gaat over de complexiteit van een mensenleven en heeft als doel die hanteerbaarder te maken. Het model brengt daartoe een onderscheid in drie concentrische dimensies aan, zonder deze van elkaar te scheiden. Het maatschappelijke: gaat over alles wat met nut en betekenis van en voor anderen te maken heeft. Het sociale: gaat over verbanden met fysiek aanwezige of afwezige Het persoonlijke: betreft alles van de persoon zelf, van intrapsychisch tot uiterlijke zelfzorg. personen,bijvoorbeeld vrienden en familie Het betreft werk, studie, inzet en actie.
De laatste tijd ervaar ik met name dat van het tussengebied, het sociale, dus mijn contacten met vrienden en met familie, sterke impulsen uitgaan naar hoe ik me binnen mezelf voel en tegelijk wat ik naar buiten, naar mijn eigen toekomst in de maatschappij, doe en voor mogelijk houd. Het besef dat die drie velden er zijn en ik dus niet op een veld vast hoef te lopen is van zeer praktisch nut.
20
1.5
Interpretatie tekst DHK - reactie op tekst DHK
De ideeën (DHK) rond maatschappelijke sferen of waardenregimes komen van Luc Boltanski en Eve Chiapello (The Economies of Worth/2006, en The New Spirit of Capitalism/ 2007). Het is het verkeren in de mix van deze sferen wat de hybriditeit kenmerkt. Dit gaat verder dan wat de sociologie een plurale of pluriforme beroepspraktijk noemt. Dat laatste zou namelijk wel eens van alle tijden kunnen zijn, denkend aan muzikanten, dansers, acteurs of architecten, die in alle tijden (aangeduid als 30 jaar terug en daarvóór) onontkoombaar met opeenvolgende opdrachten en inkomstenbronnen te maken hadden. Dit alles vond dan wel plaats in de arbeidssfeer. De veel complexere hybriditeit houdt ook in, dat die arbeidssfeer naadloos doorloopt in en nauwelijks gescheiden is van andere sferen, zoals de privé- of vrijetijdssfeer. Anders gezegd: markt, civiele ruimte, domestieke wereld etcetera lopen dooreen. De auteurs stellen nu de hypothese, dat dit dooreenlopen van werelden van invloed moet zijn op de persoon van de hybride kunstenaar zelf, zowel in het persoonlijke zelfbeeld als in de artistieke identiteit c.q. productiviteit. In tegenstelling tot de polyvalente (doehet-zelver), de polyactieve (klussenman) en de pluriactieve (freelancer) kunstenaar, die allen nog een onderscheid hanteren tussen autonoom en toegepast, maar zeker ook tussen kunst en niet-kunst, is bij de hybride kunstenaar (freewheeler) dat onderscheid niet meer of nauwelijks aan te geven, het is als het ware geheel vloeibaar geworden. Dit wegvallende onderscheid in wel-kunst/niet-kunst vind ik een boeiend, maar ook verwarrend gegeven. Benaderd vanuit mij bekend werk van de als voorbeeld gegeven hybride kunstenaars is het vanzelfsprekend, eigenlijk niets bijzonders. Neem nou Joep van Lieshout. Wat hij maakt (laat maken) is natuurlijk niet in kunsthokjes te vangen. Dat hoort ook zo, sterker nog, we zouden ervan opkijken als hij met een ‘schilderij’ aan kwam dragen. Wat hij doet is wat hij doet, en of dat kunst is of wat voor kunst het dan is, daar gaat niemand over: het is wat het is, al is het een grote zak patat (take it or leave it). “Ja,” denk ik dan, “maar het hele kunstcircus gaat er dus wel op in, c.q. mee aan de haal.” Wat het ook is, het krijgt wel het stempel ‘een echte van Lieshout’ en dát, zo weet iedereen, is niet zomaar een zak patat! De anderhalve meter hoge, levensechte zak patat bij Bram Ladage op de stoep voor de kraam is dat dus wel; niks kunst, gewoon een hele grote zak patat. Daarmee ben ik terug in de oude cirkel-redenering: Wat is kunst? Dat is wat de kunstenaar maakt. Wat is een kunstenaar? Nou, dat is iemand die kunst maakt. Toch vind ik het prima als kunstenaars zich niet laten vangen of verlammen door academische vragen als wat is kunst? Maar ontnuchterend is het wel, het feit dat ik afstudeer aan nota bene een kunstacademie, en dan over kunst niet verder zou komen dan een cirkelredenering opdienen.
21
2.0
De Hybride Kunstenaar in praktijk
23
2.1
Korte geschiedenis dramatische personae
In dit hoofdstuk raadpleeg ik mijn eigen geschiedenis. De reden waarom ik dat doe heeft zowel te maken met het algemene thema van mijn scriptie: De Hybride Kunstenaar - ik en mijn toekomst dus - als met mijn speciale interesse in het huidige (2013) deel van mijn leven: te weten waar het allemaal naartoe gaat, de wereld, de kunst, ik? Dit hoofdstuk is geschreven vanuit de gedachtengang: Om te zien waar je heen gaat kun je ook kijken waar je vandaan komt. Onder mijn centrale thema loopt eigenlijk ook het gegeven ik weet niet zo goed waar naartoe, na St.Joost. De vraag waar naartoe? is nogal multi-interpretabel. Wat zal ik later worden als ik groot ben? is nog steeds niet veel preciezer. Nog lang niet precies genoeg voor een klip en klare beantwoording van die vraag, dus als later zich niet meteen wil tonen, moet ik misschien eerst het nu verhelderen. Dat nu blijkt net zo breed en vaag als dat later, maar het gaat wel vrij duidelijk om het mezelf ten nutte maken, mijn brood verdienen, beroepsmatig bezig zijn, me verder ontwikkelen dan waar ik nu ben. De vraag waar ik nu ben levert geen sluitend antwoord. Ik ben nu bezig met: St. Joost, energieleverancier Eneco, Stichting Pameijer, Showroom MAMA, Hoogtepunt (artist in residence). Eerder stond in dit rijtje ook de expositie in De Fabriek, Eindhoven, maar die heeft inmiddels plaatsgevonden. Na die opsomming en eronderdoor loopt toch nog steeds dat gevoel: ja maar ... wat wil ik later worden als ik groot ben? De gedachte om dat vastlopende gevoel vlot te trekken door het te veranderen in: Wat wou ik vroeger worden toen ik nog klein was? beviel me meteen en leverde de volgende kleine verkenning en dit hoofdstuk op. In groep 1, toen ik zo’n vier jaar was, wist ik gewoon zeker wat ik later wilde worden. Dokter. Dokters waren belangrijk omdat ze mensen beter maakten. Toen ik een jaar of tien was kwam ik erachter dat mensen nu eenmaal doodgaan. Niet alleen soms, of ’n beetje, maar allemaal en hartstikke! Het leek me zonde (doodzonde?) om jarenlang voor dokter te leren als iedereen toch gewoon dood ging. Vrij abrupt was ik mijn bestemming kwijt, en ik weet nog dat ik stevig nadacht over wat dan? Terugkijkend zie ik ook dat ik als vanzelfsprekend die bestemming zocht in het iets voor anderen betekenen, andere mensen blij of beter maken. Toen een familievriend me vertelde dat een psychiater een soort dokter voor enge ziekten en zonder bloed is, vond ik dat meteen ernstig interessant. Een psychiater praat met mensen die zich niet goed in hun hoofd voelen, en maakt ze zó weer gelukkig. Dit was DE oplossing: ik zou psychiater worden. Hoe dit perfecte plan zijn glans verloor kan ik niet meer achterhalen, maar toen ik op m’n twaalfde naar de middelbare school ging was het verdwenen. Op de middelbare school bleek dat ik dyslectisch ben. In het onderzoeksrapport daarover stond dat ik, net als veel mede-dyslectici, aanleg heb voor ‘beeldend denken’. Dat beeldend denken sprak mij toen enorm aan: dyslexie, geen ziekte, geen troostprijs, maar een bonus, zelfs een vingerwijzing! 25
Mijn moeder deed immers vroeger de kunstacademie, mijn vader was altijg bezig kunstzinnigheden te maken, mijn oudste broer ging naar de Willem de Kooning! Het leek logisch, om niet te zeggen voorbestemd om zelf voor een kunstopleiding te kiezen. Bij het afsluiten van de middelbare school besloot ik dan ook naar het Grafisch Lyceum te gaan, richting Fotografie. Fotografie boeide me, ook al vanwege de twee ovaal ingelijste portretten van mijn vaders beide oma’s. Twee mysterieus uitziende vrouwen, beiden al heel erg lang verdwenen, maar toch zó aanwezig (in de lens kijkend), dat ze een deel van mijn leven en een deel van mijzelf werden. Ik begon met een digitaal cameraatje van iedereen in mijn omgeving portretten te maken, maar toen ik het zelfportret ontdekt had, was het hek van de dam. Jarenlang, in ieder geval zolang het Grafisch Lyceum duurde, bleef ik intensief bezig met geënsceneerde en geconstrueerde fotografische portretten. Bij het beëindigen van het Grafisch Lyceum en het bepalen van hoe nu verder? sloeg opnieuw mijn twijfel toe. Het fotograferen had ik al behoorlijk diepgaand verkend; erop doorgaan leek me niet gunstig voor mijn ontplooiing. Een tijdlang (na de fotografieopleiding nam ik een extra jaar WebDesign) heb ik geaarzeld tussen nuttig zijn voor ‘mens en maatschappij’ (psychologie, pedagogiek, SPH) of voor mezelf lekker ontwikkelen en ontdekkend bezig zijn (kunst dus). Me aan lot en kans overgevend meldde ik me aan bij St.Joost, denkend: als ze me afwijzen is daarmee mijn keus duidelijk! Bij de toelating koos ik voor Beeldend, voornamelijk vanwege de associatie met vrijheid in denken en doen. Onder het motto: afleren is ook leren moest ik aanvankelijk afrekenen met het op het Grafisch Lyceum aangeleerde (en wie weet bij mij passende) oplossingsgerichte denken. Dat is me goed gelukt. Al lerend en explorerend bekroop mij vooral in het afgelopen jaar toch vaak het gevoel te egocentrisch en/of egoïstisch bezig te zijn. Wat (zo voelt het dan) hebben de mensen er nu aan dat ik mezelf tot kunstenaar bekwaam en benoem? Wat doe ik eigenlijk met het gevoel dat ik best wel talent heb om naar mensen te luisteren, en daarmee zowel hen als mezelf van dienst kan zijn? Mijn plaagvraag werd: hoe stel ik mezelf eigenlijk voor dat plaatjes maken en kunst bedrijven van waarde gaat zijn? Hoe dan, voor wie dan? Twijfel, twijfel. Toen ik de afgelopen zomer vaak en pijnlijk nadacht over mijn postacademisch bestaan draaiden bovenstaande gedachten/gevoelens weer volop mee. Mijn voorlopige conclusie is dat ik kennelijk zowel tot kunst als tot dienstverlenen geneigd ben. Op zoek naar zinvolle toekomstinvullingen kwam ik terecht op www.vrijwilligerswerk. Stichting Pameijer, voor ex-psychiatrisch patienten, zocht vrijwilligers om creatieve dingen met hun doelgroep te doen. Ik geef nu een dag per week les aan ex-verslaafde mensen met psychische problemen. Ik doe dit onder begeleiding van een professional, die mij echter het liefst alleen met de mensen laat werken. De lessen zelf en het werk dat bij deze mensen uit de handen komt boeien me niet zo erg, maar het effect dat het creatief bezig zijn op deze mensen heeft wel! Ze zetten duidelijk stappen buiten de hen bekende, minder opwekkende gebieden, komen even los van wat er in hun hoofd speelt en dat is gewoon mooi. Mooi om te zien en mooi om mee te maken. Wel speelt het me vaak parten dat ik deze mensen, met veel meer leven en levenservaring achter zich dan ik, dingen aanreik, instructie, advies en uitleg geef, ondertussen mijzelf een luierdragend peutertje voelend. Gelukkig geven de leerlingen tot nu toe geen blijk van ontevredenheid over mijn ‘groenheid’.
26
Naast het lesgeven bij Pameijer ben ik me ook verder gaan oriënteren. Als ik mijn toekomstige kunstenaarspraktijk zou willen combineren met een meer praktische tijdsbesteding, dan was het nodig me daarin te verdiepen. Als gevolg daarvan heb ik me opgegeven als vrijwilliger bij BredaPhoto. BredaPhoto is een festival, waarbij op diverse locaties in Breda foto’s te bekijken zijn. Het bestuur heeft een programma opgesteld waarbij kinderen van groep 7 en 8 een expositie bezoeken en zelf ook een workshop fotografie krijgen. Ik begon er vol goede moed aan. Het lesgeven zelf ging prima. Ik bleek over een natuurlijk gezag te beschikken en wist enigszins orde te houden (binnen de chaos die de kinderen als kleine terroristen om zich heen laten exploderen). Uiteraard heb ik al mijn lessen afgerond, maar toch had ik, ondanks mijn kennelijke talent, niet de indruk dat dit aansloot bij wat ik zocht. De reden daarvoor zat ‘m in het feit dat er in die gegeven situatie veel te weinig daadwerkelijk over te brengen was. De tijd die ik met de groepen had, was zeer beperkt en van een op eenbegeleiding was al helemaal geen sprake. De oppervlakkigheid, die het groepsmatig bezig zijn en het niet tot ’n individu door kunnen dringen met zich meebracht, was dus niets voor mij. Naast BredaPhoto en Pameijer heb ik me ook opgegeven als suppoost bij Electron (een expositieruimte die zich richt op beeldende kunst en vormgeving) - een baan waarvan ik al vrij snel overtuigd was dat het niets voor mij was. Bij elke bezoeker die binnenkwam rende ik naar de ingang; de persoon in kwestie werd nog net niet door mij omhelsd als dank voor het mij niet langer alleen laten, en bedolven onder alle info over de expo die ik maar kon verzinnen. Dat ging best goed, tot iemand me erop wees dat sommige mensen toch liever in hun eigen tempo de expositie bekijken. Na daar een kwartier op mijn krukje over te hebben nagedacht leek het me eigenlijk wel reëel. De mensen kwamen niet voor de Malina-Show. De eerstvolgende bezoeker gaf ik nog braaf de hand-out met vermelding dat ik beschikbaar was voor eventuele vragen. De rest van de dag heb ik met niemand meer gepraat. Wel zocht ik al vrij snel verder naar ander werk, mede omdat het BredaPhoto-project toch op z’n einde begon te raken. Ik woon en ben opgegroeid Rotterdam waar galeries, musea en andere creatieve en culturele organisaties ruimschoots aanwezig zijn. Showroom MAMA aan de Witte de Withstraat (zie uitleg MAMA op pagina 35) kende ik. Ik had er al vaak exposities gezien. Ik ging er langs en vroeg of ze misschien aan vrijwilligers deden. Er bleek een rookie (groentje met behoefte aan kunst-/werkervaring)-traject te zijn met plek voor 30 rookies die helpen bij alles wat er bij MAMA moet gebeuren. Ik mocht m’n CV opsturen en op gesprek komen. Het klikte, en het kwam erop neer dat ik me bij MAMA ga richten op organisatie en educatie. Dit zal ik de rest van het jaar blijven doen. Wat heeft dit hoofdstuk, maar ook al dat vrijwilligerswerk, nou met mijn eigen werk te maken? Het toont mij mijn wens om te helpen en nuttig te zijn. Maar is dit ook in mijn ‘eigen werk’ herkenbaar, en hoe? Als ik verlangens uitspreek met betrekking tot mijn werk, kom ik vaak al snel op wat ik wil van mijn publiek. Ik wil hen raken, ik wil dat ze iets meekrijgen, dat er een ietsiepietsie van mij in hen overgaat waar ze (klein beetje is al goed) iets aan hebben. Mijn werk is dan wel niet strikt educatief, maar ik wil er dus wel degelijk iets van mezelf mee aan de toeschouwer meegeven. Dit is duidelijk verwant aan wat ik doe met het lesgeven, rondleiden en met het bedenken van nieuwe projecten. Maar wat wil ik dan aanreiken, wat wil ik dan meegeven? 27
Als ik praktische kennis zou willen aanreiken, zoals hoeveel eieren er in een dozijn gaan, of hoeveel keer links rechts is, was ik wel naar de Pabo gegaan en was ik nu juf Malina geweest. Maar dat is niet waar ik naar verlang. Ik wil iets overdragen of zelfs maar aanraken wat verder gaat dan dagelijkse praktische handigheidjes. Iets met inhoud, iets van waarde, iets kernachtigs. Ben ik daarmee iemand met een boodschap? Niet als die boodschap groots, visionair of profetisch moet zijn. Wel als die boodschap op een of andere manier iets wezenlijks, iets waarachtigs, iets echts, iets van mezelf is, hoe naïef dat ook klinkt - dat is mijn verlangen (in retrospect begint mijn visie hier uitgesprokener te worden). Tot zo ver was ik met schrijven en denken, toen het praktisch bezig zijn met De Fabriek ging spelen. Mijn positie en bezigheden als curator hebben me wekenlang intensief beziggehouden, soms letterlijk dag en nacht. Ik heb er veel aan beleefd en veel van geleerd. Ik koos ervoor mij in te zetten als curator van nog niet vervaardigd werk. Deze rol bleek zowel onmogelijk als onvermijdelijk. Tussen het curator zijn door had ik gesprekken met de deelnemende kunstenaars over het maken van hun werk. Ik kreeg een kijkje in hun denk- en doeproces. Ik voelde mezelf daar open bij, en in staat om compleet vanuit mijzelf reacties te geven. De feedback die ik al doende van de betreffende kunstenaars kreeg, was voornamelijk voldoeninggevend. Door het werken aan De Fabriek is mij duidelijk geworden dat de rol van klankbord (bijna coach en mentor) mij zeer goed past. Het toonde mij ook dat in mijn natuurlijke taakopvatting het meer praktisch bezig zijn met vorm en organisatie samenhangt met en als vanzelf overgaat in inhoudelijk reageren op wat de kunstenaar doet en wil. Aansluitend op mijn tijd in De Fabriek begon ik met werken voor artist in residence Hoogtepunt (meer hierover op pagina 36). In Hoogtepunt begeleid ik kunstenaars in een maand tijd naar een expositie. Door de conclusies die ik De Fabriek trok kon ik dit naar een hoger niveau tillen. Ik nam wat ik zelf te zeggen had serieuzer, en daardoor kon ook de deelnemende kunstenaar mij serieuzer nemen. Keuzes die ik maakte baseerde ik aanvankelijk op intuïtie of gevoel van wat goed en juist is in de kunst. Door hier woorden aan te geven probeerde ik mijn visie mededeelbaar te maken.
28
2.2
Woorden vinden
Kunst en kunstenaar zijn, hoe zie ik mijn bemoeienis met die grootheden? Ik denk dat ik de basiselementen van mijn visie in een vijftal essenties kan verwoorden. Ik geef ze hieronder een voor een weer; de volgorde is willekeurig, dus niet op basis van belangrijkheid.
1.
Mijn eerste essentie is: Kunst gaat over creëren. Hieruit volgt een aantal zaken, zoals: creëren is maken wat er nog niet is, niet namaken van wat er al was. Dat laatste kan knap en waardevol zijn, maar dat is ambacht, geen kunst. De kunstenaar kan zich wel van een ambacht bedienen, maar daarbij gaat het dan om ‘gereedschap’ en niet om de kern van zijn kunst. De kunstenaar moet ook zichzelf niet herhalen, niet vasthouden aan de zekerheid van een succesvol trucje. Omdat kunst creëert en niet namaakt is kunst dus per definitie vernieuwend. Vernieuwen is verbonden aan het begrip tijd.
2.
Hiermee is meteen mijn tweede essentie bepaald: kunst ontstaat (altijd!) binnen een bepaalde tijd, en verhoudt zich daarom tot die tijd. Tijdloze kunst is eigenlijk een loze kreet, wat niet wil zeggen dat er geen kunst is die haar geldigheid veel langer behoudt dan andere kunst.
3.
Mijn derde essentie is dat kunst een zaak is van mensen. Dus niet van de natuur, de materie of van hogere machten. Kunst wordt gemaakt door mensen en gaat dus per definitie over de menselijke waarneming en beleving. Het benoemen van kunst als een mensenzaak is overigens geen statement dat kunst dus hoort te gaan over romantiek, emoties en menselijkheid; ook wetenschap en handel zijn mensenzaken, maar niet noodzakelijk romantisch etcetera.
4.
De vierde essentie is dat mijn visie, net als iedere overtuiging, iets subjectiefs is, dus gebonden aan en beperkt door mijn eigen waarneming en beleving. Zodra ik dat vergeet, ga ik mezelf als de maat der dingen zien, en me misschien wel verbeelden De Waarheid te brengen.
Deze vier punten wil ik zien als de heipalen, het fundament onder mijn visie op kunst en kunstenaars. Volgend op de verwoording van dat fundament komt bij mij de vraag naar boven: Ja, en toen? Wat kan ik hier nou mee? Daarmee doel ik erop dat een visie eigenlijk richtingwijzer en gereedschap moet zijn. Hoe kan ik met die vier essenties een richting bepalen?
29
5.
Dat is voor mij de vijfde essentie. Die ligt hierin, dat de vier fundamenten, als ik ze niet als afzonderlijke elementen zie maar in hun gezamenlijk verband, gaan leven en een stem krijgen. Dan gebeurt er iets waardoor ik over richting en gereedschap beschik.
Samenvattend zeg ik dan dat het mij (hoop ik) altijd moet gaan om: - kunst die vernieuwt; - kunst die een relatie aangaat met de tijd (waarbij ik in dit deel van mijn leven voor de huidige tijd kies); - kunst die bijdraagt aan vernieuwing van de menselijke waarneming en beleving; - kunst die betrokken en tegelijk subjectief wil zijn, geen pamflet- of staatskunst, geen bewerende, prekende kunst, maar zoekende en getuigende kunst. Zoals ik uiteindelijk alleen maar getuige kan zijn van mijn wereld, van wat er om me heen is, en van wat me dat doet. Mijzelf? De ervaringen van de afgelopen jaren hebben mij ervan overtuigd dat er voldoening in kunst voor mij te halen is op het vlak van organisatie. Ik denk dat dit samenhangt met het gebleken feit dat organiseren voor mij iets natuurlijks is, en ook met mijn voorkeur projectmatig te werken. Projecten hebben altijd het nieuwe in zich vanwege hun helder begin en eind. Ik zie mijn aangetrokken zijn tot organisatie niet als een vlucht voor het maken van eigen werk, maar als een uitdaging en een logisch vervolg van mijn wens me op een prettige, zinvolle manier in te zetten en verder te ontwikkelen. De wereld? Organiseren doe ik niet in een luchtbel, maar in de wereld. Als organisator ben ik dus verplicht mij tot de wereld te verhouden. De relatie tussen kunst en wereld zie ik in grote lijnen als volgt: als de wereld lekker draait, dan zie ik hoe die wereld door de kunst becommentarieerd wordt. Kunst roept dan als het ware boe! Als het, zoals nu (economische crisis), niet zo lekker draait met die wereld, dan draait de rol van de kunst om richting troosten, entertainen, escapes of soelaas bieden, maar - en dat vind ik wel belangrijk - ook in de richting van perspectief bieden, inspireren, onbegane wegen tonen. Hier lijkt een soort wipwapfunctie te werken: wereld omhoog, kunst goes down; wereld zoals nu down, kunst goes up. Eigenlijk is deze tegenstelling geen echte tegenstelling, want zowel in de up- als in de down-variant vervult de kunst haar paradoxale rol, namelijk om in, maar niet van de wereld te zijn. Dat is wat de essentie van kunst is: zich intensief bemoeien met de wereld, met leven en met mens-zijn, maar er niet naadloos, spoorloos in verdwijnen of ermee samenvallen. Kunst moet voor mij dus altijd het andere blijven, en naar het andere verwijzen. Wat wil ik, terugkomend op Hoogtepunt, zijn en doen als organisator? Doordat het bij Hoogtepunt gaat om ter plekke gemaakt werk ligt er voor mij nadruk op de keuzes voor experiment en exploratie. Het willen openstaan en het zich buiten de gevestigde expositie-orde willen begeven zijn kwaliteiten die ik bij de Hoogtepuntkunstenaars naar voren wil halen. Daaruit volgt voor mij dat ik niet enkel een zakelijke dienstverlener ben, maar me ook op de persoon en het werk van de kunstenaar richt. Ik vind dat er veel aandacht, steun en stimulans, maar ook inhoudelijke feedback naar diens keuzes en naar diens proces moet gaan. Al stel ik me niet op als een autoriteit die de waarheid in pacht heeft, toch spreek ik me wel uit over het werk en de keuzes die de kunstenaars maken. 30
Wat wil ik in breder verband als organisator en curator? Hier uitspraken over doen roept weerstand bij me op omdat ik niet de schijn wil wekken al een curator of organisator te zijn. Mijn bemoeienissen met beide grootheden zijn summier, waren kort en nog maar kort geleden. Toch moet ik er iets over zeggen omdat curator en organisator zijn alles met mijn scriptie en mijn proces te maken heeft. Ik wil organiseren omdat ik er een bepaalde, typische aantrekking toe voel. Hoezo bepaalde? Hoezo typische? Wat ik voel heeft te maken met het bieden (organiseren) van gelegenheden voor anderen, met name voor creatieve, kunstzinnige anderen. Wat ik voel is denk nogal universeel, namelijk wat mensen voelen als ze in contact komen met iets ‘wat je goed ligt’. Naast het gevoel is er het verstand: omdat ik de overtuiging heb voor kunstorganisatie de motivatie en de geschiktheid te hebben, brengt dat ook een soort verantwoordelijkheid er dan ook ‘iets mee te doen’ met zich mee. Wat wil ik als curator? Ik kan nogmaals niet zeggen dat ik genoeg ervaring heb in het opzetten van exposities om mezelf curator te noemen. Wel heb ik me, onder meer door veel museumbezoek in het laatste jaar, over een bepaald aspect van het exposeren een mening kunnen vormen. Die deel ik hier graag. Jarenlang heb ik als vanzelfsprekend aangenomen dat de presentatie van werk in hedendaagse exposities, de manier was om werk te laten zien. Ik doel op de manier van het werk van diverse kunstenaars in één grote ruimte te plaatsen. Dit gaat dan gepaard met woorden als “het gaat een verband met elkaar aan” en “communiceren”. Tot mijn bezoek aan het museum K21 in Düsseldorf. In dit museum is de opzet heel anders. In plaats van grote, open ruimtes is er daar voor elke kunstenaar een eigen kamer. Het werk van een kunstenaar verhoudt zich daardoor niet meer tot het werk van allerlei anderen. Ik merkte dat ik door die eenduidigere situatie tot een veel intensievere verhouding met de getoonde kunst kwam. Die indringende ervaring wil ik als volgt verklaren: als maker ben ik tijdens het maken niet bezig met naast welke kunstwerken ik het werk zou plaatsen. Ik ben dan een eilandje op zich. Vergelijkingen met het werk van anderen wordt dan een soort toevoeging aan, en dus vervorming van het werk. Ik begrijp dat het combineren van werken, die inhoudelijk of in vorm overeenkomsten hebben, interessant kan zijn, maar vind het niet het soort waarheid die de veelvuldigheid van kris-kros-exposities rechtvaardigt. Ik vind zelfs dat er in die (gezamenlijke) vorm vaak een hoop verloren gaat. De kijker wordt meer gestimuleerd naar de denkbeeldige ruimtes tussen de werken te kijken dan naar de werken zelf. Mijn voorkeur is hierin dus duidelijk, maar de gedachte “iedere kunstenaar een kamertje voor zich” wil ik absoluut niet doortrekken naar een nieuw dogma. Ook heb ik inmiddels een mening over hoe vaak de informatieverstrekking vorm krijgt. In veel musea vind ik die niet voldoen. Vaak is er alleen een inleidende tekst over de verzameling van werk dat zichtbaar is. Dit is veelal een hoeveelheid tekst die op de muur bevestigd is. De drempel die tekst te lezen is groot. Er spelen onzekerheden als ‘Ojee, ik sta hier nu al twee minuten, en de vrouw naast me was al in een minuut klaar.’ Ook krijg ik al snel het gevoel ‘het zelf wel te snappen’, en ga zóveel tekst dan als hindernis zien. In K21 hing er voor iedere kamer een kaartenbak met ansichtkaarten, met hierop op de achterkant een begeleidende tekst en op de voorkant een goede foto van het betreffende werk. 31
Ik ervaar dat als een goede manier van ‘denken vanuit de bezoeker’, in tegenstelling tot denken vanuit het instituut. Omdat mensen nu eenmaal graag ‘hebben’ is denk ik iedereen snel geneigd een kaartje mee te nemen. Wanneer je zo'n kaartje in je bezit hebt, en het dus ‘van jou’ is, geloof ik dat je eerder en aandachtiger de tekst tot je zal nemen. Zoals eerder gezegd, voel ik me nog lang geen kunstorganisator of curator. Doordat ik al maandenlang nauwelijks tot het maken van eigen werk kwam, is er ook iets mis met het gevoel over mezelf, ‘kunstenaar’ te zijn. Toch voel ik me ook niet in een of ander schemergebied. Ik voel me juist heel erg ‘in wording’, alsof ik heel dicht bij een randje ben, waar ik nog nét niet overheen kan kijken. Als alles gaat zoals ik het gewend ben, (sneller dus) gaat me dat eerder lukken dan ik nu in staat ben te overzien.
32
2.3
Teksten De Fabriek
In de periode waarin ik samen met mijn klasgenoten in De Fabriek zat, heb ik een aantal teksten geschreven die ik hier op hun plaats vind, en die ik de moeite waard vind te delen.
Manifest Ik ondervraag het begrip autonomie. Autonomie betekent ‘vrij van wetten en regels’ en maakt daarmee kunst tot een privékwestie. Kunst moet zich altijd verhouden tot de maatschappij. Het verhouden tot de maatschappij is de functie van kunst. Dit verhouden kan variëren van de maatschappij een spiegel voorhouden tot het innemen van een kritische houding ten opzichte van die maatschappij. Omdat dit een essentieel onderdeel is, ben je dus niet ‘vrij’ van wetten en regels, omdat je dan compleet onverstaanbaar zou zijn. Omdat dingen vernoemd moeten worden naar wat ze zijn, pleit ik er dan ook voor dat opleidingen tot beeldend kunstenaar niet langer de noemer Autonoom moeten dragen, maar Beeldende Kunst. Zodra de wereld van kunst kan accepteren dat een totale onafhankelijkheid creëren niet pragmatisch haalbaar is, staat ze open voor een nieuwe periode van vruchtbaarheid.
Pitch - gehouden 10-01-2013, De Fabriek De vraag of ik klaar ben om af te studeren is voor mij moeilijk te beantwoorden. Dat is dan ook niet aan mij. De vraag of ik klaar ben met studeren daarentegen is makkelijk te beantwoorden. Nee, ik ben niet klaar met studeren. In mijn tijd op het Sint Joost zijn er voor mij meer vragen bijgekomen dan antwoorden gevonden, al waren nieuwe vragen vaak het resultaat, of de producten van voorgaande vragen. Wel denk ik dat mijn zoektocht naar nieuwe vragen en antwoorden behoefte heeft aan de wereld buiten de academiemuren. In dat opzicht denk ik zeker dat ik TOE ben aan afstuderen. Zoals waarschijnlijk merkbaar, beschouw ik mezelf dus niet als uitgeleerd. De academie is een hoofdstuk in het boek van mijn leerreis. Het was niet het eerste hoofdstuk, zeker ook niet het laatste, maar het was wel essentieel. Volgend jaar ga ik dan ‘hopelijk’ de wereld in. De kleine stappen die ik nu al bezig ben te zetten zal ik dan overdoen, zonder zijwieltjes. Ik heb geleerd dat wat ik wil zijn niet altijd is wie ik ben en dat er dingen zijn die ik niet kan. Maar ook heb ik geleerd dat er nog heel veel te ontdekken is in mijn mogelijkheden. Met name ‘proef’ ik als het ware mijn potentieel in het omgaan met kunstenaars en het aan hen leveren van zowel concrete diensten als inhoudelijke feedback. 33
Ik wil gaan organiseren, opzetten, ondernemen en kijken wat ik daar verder nog aan toe kan voegen. Zonder twijfel zal niet alles direct lukken en zal ik struikelen, vallen. Maar als er iets is wat ik op de academie geleerd heb, dan is het weten dat vallen geen excuus is om op de grond te blijven liggen. What do we do when we fall off the horse? We get back on AND WE KICK THE HORSE! Ook weet ik dat er niemand op me staat te wachten en dat er geen open armen zullen zijn om in te vallen na het in ontvangst nemen van mijn diploma (behalve dan die van mijn vader en moeder). Ik besef dat ik zelf op zoek zal moeten gaan naar handjes om te schudden. Maar wat ga ik dan doen na De Fabriek? Ik ga verder met dat wat ik hier geleerd heb. Mijn tijd in De Fabriek was bijzonder leerzaam, een hoop onzekerheden ben ik te boven gekomen. Mijn rol binnen de groep verandert. Ik durf mijn plek in te nemen. En ik heb ervaren dat wat ik doe nut heeft en iets is waar klasgenoten graag gebruik van maken. Dit gevoel van nut is voor mij waarachtig. Ik heb dit nodig om verdere stappen te zetten.
Artist Statement - ten tijde van De Fabriek Grenzen tussen artistieke vrijheid en ongeïnformeerde nieuwsgierige. Ik zie mijzelf als mediator tussen maker en kijker. Ik ervaar tussen deze twee groepen een kloof. Door mijn ervaring als kunststudent ben ik in staat mij te verdiepen in datgene wat gepresenteerd wordt. Aan de vorm van het werk dat gepresenteerd wordt verander ik uiteraard niets; die vorm is aan de kunstenaar zelf. Wel laat deze vorm op zich vaak gaten open tussen wat is bedoeld door de kunstenaar en wat wordt overgedragen op de bezoeker. Mijn streven als curator hierin is niet alle ‘gaten’ op te vullen - wellicht een gevolg van mijn eigen ervaring als beeldmaker. Een uitgekauwde uitleg over hoe je het werk moet interpreteren is dus niet waar ik naar streef. Wel kan ik mij verplaatsen in de ongeïnformeerde, nieuwsgierige kijker. Hiermee bedoel ik de grote groep mensen die wel de bereidheid heeft naar musea en exposities te gaan, maar niet over dezelfde kennis beschikt als de kunstprofessional. Naar mijn mening betreft dit uiteindelijk de grootste groep potentiële bezoekers en daarmee mijn doelgroep. Ik ga ervan uit dat de kunstenaar de wens heeft iets over te brengen en ik ga er ook van uit dat de kijker zich bewust wil zijn van wat door de kunstenaar overgebracht wordt. Uit ervaring merk ik dat deze twee groepen vaak niet dezelfde taal spreken. Ik zie mezelf als iemand die beide talen spreekt en die als tolk beide groepen met elkaar kan laten communiceren. Daarnaast hebben die twee talen uiteraard een veeltal dialecten; de kijker kan jong zijn, oud zijn, geïnformeerd of ongeïnformeerd zijn. De maker op zijn beurt kan dichtbij de maatschappij staan, veraf, de wens hebben exact begrepen te worden of juist liefst in een schemergebied te zitten. Ik probeer mij in al deze dialecten te verplaatsen en ermee te communiceren. Dat kan natuurlijk alleen lukken als mijn aanname, dat beide kanten elkaar willen ‘verstaan’, klopt Wanneer ik een expositie indeel zal er altijd naar helderheid op dit punt van wederzijds ‘verstaan’ gestreefd worden. Als dit niet de wens van de expositieruimte of de kunstenaar is, ben ik niet de persoon om deze in te richten.
34
2.4
Eigen ervaringen hybride activiteiten
Het hele jaar door waren er twee regelmatig terugkerende activiteiten, Showroom MAMA en Hoogtepunt. Beide liepen voor mij continu door, en beide boden mij de meeste praktische leermomenten. Hieronder een korte beschrijving van deze plekken. Daarna sta ik nog kort stil bij een recentere, voor mij relevante ervaring, als jurylid van De Kunstbende.
Showroom MAMA MAMA is een project van Stichting Public Art Squad en is gevestigd in Rotterdam. MAMA is een platform voor visuele cultuur op het grensvlak van beeldende kunst en populaire cultuur en een thuisbasis voor de jongste generatie beeldmakers, kunstenaars en publiek tussen de 16-26 jaar. - uit: http://www.showroommama.nl/nl/info/over/
Bij Showroom MAMA heb ik veel geleerd. Er was een lage drempel om te praten met de organisatie of de curator. De exposities waren niet altijd hetgeen waar ik voor zou kiezen om tentoon te stellen, maar gesprekken met kunstenaars, het hosten (suppoosten) en praten met collega's die allemaal met dezelfde interesses bezig waren was heel leerzaam, en vooral leuk. Ik kwam er bij Showroom MAMA achter dat ik vanuit mijzelf de drang heb (wanneer ik het onderwerp interessant vind) om dingen beter te maken dan ze zijn. Bij een van mijn eerste hostings (dagen waarop je alleen in de showroom staat om mensen te verwelkomen en aanvullende informatie te verschaffen) viel mij op dat veel mensen geïnteresseerd naar binnen keken, soms zelfs momenten stilstonden om alles van buiten af goed in zich op te nemen, maar de grens de deur open te duwen en naar binnen te stappen leek toch te groot. Hoe vriendelijk ik ook naar deze mensen lachte, naar binnen kwamen ze niet. Dit fascineerde me. Showroom MAMA is gratis toegankelijk, het eist niets, mensen kunnen een minuut binnen blijven of twee uur, net wat zij zelf willen. Ik ben onderzoek gaan doen op de Museumnacht (een nacht waarop veel musea open zijn, en mensen met een button overal naar binnen kunnen lopen). Allereerst heb ik het bezoekersaantal bijgehouden. Op het einde van de Nacht was het aantal opgelopen tot voorbij de 4.000 bezoekers; op het totaal van de 15.000 bezoekers die de Nacht trekt vond ik dit een zeer hoog percentage. Showroom MAMA is klein, heeft een oppervlakte van niet meer dan 100 m2. Ik heb die avond aan 20 mensen gevraagd of ze eerder in Showroom MAMA geweest waren. Wanneer het antwoord nee was, vroeg ik hen waarom dat zo was. Het antwoord was regelmatig dat ze niet wisten dat de Showroom gratis was, en ze gewoon naar binnen mochten. En inderdaad, als je voor de Showroom staat, moet je verdomd goed kijken om het kleine tekstje no commission te lezen. Ik heb dit voorgelegd aan de directrice, en er zal binnenkort een uithangboord worden gemaakt zodat het publiek er niet omheen kan dat MAMA gratis toegankelijk is.
35
Hoogtepunt Hoogtepunt kwam op mijn pad via Anne van der Sligte, klasgenoot. Hoogtepunt was een project van Stichting Braak, naar een idee van Femke Dekkers, kunstenares: een sloopwoning in Breda, waar elke maand een andere kunstenaar zijn of haar intrek nam om aan een eendaage expositie te werken. Anne had via via gehoord dat de huidige organisatie zou stoppen, en dat er gezocht werd naar vervanging. Toen Anne dit hoorde dacht ze aan mij. Ze vertelde het me, en ik werd direct enthousiast en begon een plan te schrijven. De volgende dag werd ik gebeld door Anne: ze had er even over nagedacht, en stelde voor om een gezamenlijk voorstel op te sturen naar Stichting Braak. In ons plan stond onder andere ons idee dat de kunstenaar het werk dat hij toont specifiek voor deze locatie moet maken. De positionering van Hoogtepunt moet dus relevant zijn. Dit kan op diverse manieren, door inspiratie uit de omgeving te halen, door contact te leggen met buurtbewoners, of wat de kunstenaar maar verzinnen kan. Een andere toevoeging was dat elke kunstenaar in de werkperiode drie gesprekken aangeboden krijgt met kunstprofessionals die een zinvol gesprek met de deelnemer kunnen voeren om hem of haar verdieping te bieden in het kunstenaarschap. Daarnaast komen we zelf elke week langs om het proces bij te houden en inzichtelijk te maken voor geïnteresseerden door het bij te houden op een blog. We verstuurden ons voorstel, en binnen een week kregen we het verlossende antwoord: wij mochten Hoogtepunt tot een nieuw hoogtepunt brengen! Nu is dit allemaal inmiddels een halfjaar geleden, en er is behoorlijk veel gebeurd. Drie kunstenaars, een hoop gesprekken en openingen later kan ik zeggen dat Hoogtepunt me veel gebracht heeft. Vooral communicatie is heel belangrijk als je mensen moet begeleiden. Ik heb geleerd dat de keuze met wie ik werk heel belangrijk is voor de samenwerking; een conclusie die misschien erg voor de hand ligt, maar voorheen dacht ik heel naïef dat bij goede intenties alles wel op zijn plek zou vallen. Helaas worden goede intenties niet altijd als zodanig herkend.
Kunstbende Kunstbende is een jongerenorganisatie voor talentontwikkeling en zoekt met een gevarieerd pakket aan projecten zoals de wedstrijd Kunstbende, Move Your Art en The Best of Kunstbende Tour aansluiting bij de leefwereld van duizenden jongeren. De kern van de organisatie - de landelijke wedstrijd - wordt in 2013 voor de 23ste keer georganiseerd. Veel artiesten komen voort uit de kweekvijver van Kunstbende. Bekende artiesten die hiervan deel uitmaken zijn onder andere: Trijntje Oosterhuis, Meysam Noori, Claudia de Breij, Krezip, Abdelkader Benali en Room Eleven. Jongeren van 13 tot en met 18 jaar kunnen meedoen in de categorieën Muziek, DJ, Fashion, Theater & Performance, Film & Animatie, Dans, Taal en Expo. - uit: http://www.kunstbende.nl/nl/48-over-kunstbende
Door de directrice van Showroom MAMA werd me gevraagd haar te vervangen als jurylid voor Kunstbende. 36
In eerste instantie leek dit me heel leuk, onder meer ook omdat het nog twee maanden zou duren voor het zover was. Hoe dichterbij de dag kwam, hoe meer ik me begon af te vragen waarom ik in godsnaam had ingestemd. Wat had ik nou te vertellen, hoe kan ik me in een gesprek over kunst nou staande houden tussen een gevestigde galeriehouder en succesvol beeldend kunstenaar? Zenuwen alom. Uiteindelijk was het dan zover, zondag 28 april. Het is een ontzettend leuke dag gebleken. Mijn onzekerheid over de toegevoegde waarde van mijn aanwezigheid bleek totaal overbodig. Ik werd serieus genomen als volwaardig jurylid. Het jureren zelf was iets wat ik niet kon voorbereiden, maar ook dat bleek niet nodig. Ik keek naar het werk en als vanzelf ontstonden er maatstaven om te bepalen of het werk interessanter of minder interessant was. Aspecten als noodzaak van maken en authenticiteit kwamen langs en ik merkte al snel dat mijn inzichten overeenkwamen met die van mijn medejuryleden. Toen er halverwege de dag een jurylid gekozen moest worden als woordvoerder namens de jury, om voor een vol Theater Zuidplein Rotterdam de uitslag bekend te maken, werd ik door de overige juryleden naar voren geschoven. Met nog bibberende knietjes stond ik vol verbazing naar mezelf te luisteren, hoe ik het publiek om een drumroffel vroeg, en hoe ik die kreeg (!) bij de bekendmaking van de winnaar. De dag bracht me een stevig gevoel van verhoogde eigenwaarde, en daarnaast deed ik heel leerzame ervaringen op van zoiets onmisbaars als netwerken.
37
2.5
Kunst en innovatie
Ik heb nu jarenlang gekeken naar cultuur, naar kunst, nagedacht over waar de maatschappij zich bevindt, en hoe de kunst daarin mee- of juist er tegenin stroomt. Kennelijk ga ik ervan uit dat de kunstenaar IN de maatschappij staat en dus geen losstaand persoon is, die zich in totale onafhankelijkheid tegenover die maatschappij opstelt. De kunstenaar is, of hij nou wil of niet, een kind van z’n tijd. Net als iedereen, is de kunstenaar onderhevig aan allerlei gebeurtenissen en invloeden die mede bepalen hoe we om ons heen en naar onszelf kijken. Een veelheid dus aan impulsen, die bepalen wat we waarvan vinden. Niet een enkele, die ons allemaal tegelijk dezelfde verandering doet ondergaan, alhoewel dat er soms wel eens op kan lijken. Een goed voorbeeld van dat laatste is de uitvinding van de camera. Bij toeval werd het proces van het vastleggen van een beeld op een lichtgevoelige plaat ontdekt. Dit bood de gelegenheid om korte sluitertijden te maken, en maakte fotografie een gereedschap om de tijd mee stil te zetten, het zichtbare beeld van de werkelijkheid te grijpen en vast te houden. Niet langer diende de schilderkunst als eerste en enige voor dit ‘grijpen en vasthouden’. Onontkoombaar diende zich de vraag aan: waarvoor dient de schilderkunst dan wél? Die vraag opende de weg, of anders gezegd, stimuleerde de ontwikkeling om tot een ander soort schilderen dan ‘getrouwe nabootsing’ te komen. Binnen zeer korte tijd was het algemeen bekend dat de werkelijkheid veel beter door de camera weergegeven kon worden dan door de schilder. De camera maakte geen foutjes. Die ontwikkeling, eigenlijk maar een klein techniekje, werkte wel als een impuls die in zeer korte tijd gigantische gevolgen kreeg. De fotografie was een van de grootste aanzetten voor het ontstaan van het Modernisme. Als het Modernisme nooit was ontstaan, zou het Postmodernisme uiteraard geen wortels en dus geen bestaansrecht hebben gehad. Met andere woorden, de wereld van de kunst in onze tijd zou er dan totaal anders uit hebben gezien. Misschien waren we nog steeds bezig met dezelfde thematiek als ruim100 jaar geleden, misschien had alles een totaal andere wending genomen; we gaan het nooit weten.
Internet Maar nu naar het nu! Het internet heeft in een paar jaar (effectief in niet meer dan tien jaar) als een mega-impuls bij miljarden hun blik op de wereld en op zichzelf ingrijpend veranderd. Ik vind de impact van het internet zo groot, veelomvattend en diepgaand dat we naar mijn overtuiging op geen stukken na beseffen wat er gebeurt, laat staan dat we beseffen wat er nog te gebeuren staat. Per definitie besef ik dat zelf dus ook niet, maar ik probeer wel, door er aan te peuteren, over te denken, te lezen, te mijmeren, iets verder te komen met dat ‘besef’. Eigenlijk gaat het veel verder dan die toch al grote woorden weergeven. In no time is een groot deel van de werelbevolking het normaal gaan vinden dat we voor iedere vraag, voor ieder stukje kennis, voor ieder meningsverschil maar even hoeven te googelen en de vragen zijn beantwoord, de kennis is paraat en het meningsverschil is opgelost. We zijn dit in enkele jaren zo massaal gewoon gaan vinden dat ik hier en nu zelfs aarzel dit op te schrijven, bang voor reacties als duh ... dat weten we nou wel! 38
Toch doe ik het, ik ben namelijk van de generatie die niet geboren is met internet, maar er wel vanaf de kindertijd volwassen mee is geworden. De kinderen van nu hebben evenveel kans op echte verwondering met betrekking tot internet als ik had met betrekking tot de fotografie. Als het over internet gaat, houdt het mij nog echt bezig dat de andere kant van de wereld zo dichtbij is. Ik ben me er nog van bewust hoe bijzonder het is dat ik met een druk op de knop een miljoenenpubliek kan bereiken. Alles wat ik wil hebben kan ik online bestellen, alles wat ik wil leren kan ik me in een tutorial voor laten doen en iedere vraag die in me opkomt kan ik in een antwoord omzetten. Misschien is dat laatste niet 100% waar, maar het komt er wel akelig dichtbij. Nooit eerder was de drempel tot kennis van alles en tot contact met iedereen zo laag. En al deze schatten zijn helemaal gratis. Ook als het mij niet om kennis, maar om kunde gaat, hoef ik maar in te tikken: gitaar leren spelen, open haard bouwen, met verlegen kinderen praten, en de online tutorials vliegen me om de oren. Andy Warhol zei nog dat in de toekomst iedereen zijn of haar fifteen minutes of fame zou krijgen. Andy is al helemaal achterhaald. Het moet zijn: fifteen minutes, days or weeks of fame as often as you make a hit on YouTube. En zo moeilijk blijkt dat niet te zijn. Meisjes van twaalf praten uren over alle spulletjes die ze bij de Action hebben gekocht, mannen van dertig filmen zichzelf terwijl ze voor het eerst een spel aan het spelen zijn, en iemand zet haar lieve poes bovenop een robotstofzuiger, gekleed in een haaienpak. Er kijken miljoenen mensen naar. Dit allemaal lijkt al gigantisch. Maar bedenk wel dat ik, een jongvolwassene, niet in deze wereld geboren ben. Voor mij is het geen vanzelfsprekendheid. Het zijn de kleuters van nu die zich niet zullen kunnen voorstellen hoe de wereld er pre-internet uitzag. Maar wat hebben de mondiale gigantische stimuli van het internet nou helemaal te maken met de kunst, met waar ze is en waar ze naartoe gaat? Het antwoord daarop is denk ik ALLES, maar ik kan nog niet bij benadering aangeven hoe! Stukjes van wat er gaande is kunnen gezien worden als mogelijke deeltjes van een later te schetsen beeld hoe het internet de kunst beïnvloedde. Over sommige van die stukjes gaat het hieronder. Die stukjes, al noem ik ze fantasietjes, geven wel serieus weer wat ik vind, maar ze willen en kunnen geen serieuze prognoses zijn. Daarvoor is het onderwerp veel te groot en ontwikkelt het zich veel te snel. Wel kan ik er dus over fantaseren, en die fantasieën kan ik uiteraard met iedereen delen. De nu al zichtbare trend is dat alles wordt getoond, gedeeld, bekeken en dat alles wordt beoordeeld. De breedte en diepte van exposure is enorm. Niet alleen voltooid werk, niet alleen de highlights, nee alle schetsen, inspiratiefoto's, mislukkingen, alles wordt gedeeld. Ik kan daar als kijker bijna altijd op reageren. Dit hoef ik niet als mezelf te doen, ik hoef het zelfs niet eens in tekst te doen. Ik kan volstaan met alleen maar op een duimpje omhoog of een duimpje omlaag te klikken, of ik kan er uitgebreid met mijn eigen creatieve reactie op in- of tegenin gaan. Met andere woorden, voor mij als kunstenaar is het niet langer nodig mijn werk te exposeren in een expositieruimte om feedback te krijgen van een groot publiek. Een handjevol elitaire en/of bevlogen galeriehouders gaat niet langer - voor mij - bepalen wat goed, wat geldig of wat belangrijk is, evenmin als een enkele curator van een museum. De vraag welke kunst goede (belangrijke!) kunst is zal steeds meer door de macht van het getal (hype en hyperhype) worden beantwoord. De taak van de kunstbobo’s was een soort voorproevers te zijn voor het (kunst)volk.
39
Uiteraard gaven ze hun bevindingen door, vergezeld van kritische kanttekening, maar het belangrijkste was dat zij kunst in kaart brachten, dat zij aanwezen wat ik mogelijk zou willen gaan zien. Dat wat mij aldus werd geboden, kan ik nu vergelijken met een kabbelend beekje, leuk fris, altijd weer nieuw stromend water, water dat af en toe aanzwol tot een pittig riviertje. Met mijn internet beschik ik over een tsunami aan beelden, woorden en geluiden, waarbij ik prima in staat ben zelf te kiezen uit een overstelpende, nietsverwoestende veelheid aan nieuw werk van nieuwe kunstenaars, waar ook ter wereld. Bovendien beschik ik erover wanneer ik maar wil; geen winkeltijden, vakantie- of zondagsluitingen op internet. De gigantische veelheid aan werk die ik net noemde lijkt me ook een wezenlijke factor als het gaat om de invloed van internet. Er lijkt een of ander getalsmatig principe werkzaam waarmee Massaliteit Individualiteit buiten spel zet. Misschien zoiets als bij pollen - ooit van een pol gehoord? Miep-van-om-de-hoek heeft ook een camera, en zet alle foto’s die ze hiermee maakt ook online. Dat Miep geen idee heeft van wat ze doet, wil niet zeggen dat haar beelden niet sterk zijn. En er zijn op deze wereld enorm veel Miepjes! De naam Miep zal dus, denk ik, in de loop van de tijd niet zo relevant meer zijn. Relevanter is dat er zoveel Miepen op de wereld bezig waren met dezelfde dingen, en beelden maakten die over hetzelfde leken te gaan. Het wil dus niet zeggen dat de beelden naamloos zijn, maar wel dat de naam niet, zoals in de tijden vóór het internet, alleszeggend is als het gaat over belang en betekenis. Het zal in de nabije toekomst veel minder gaan om de ik-figuur, die in het Modernisme en het Postmodernisme zo belangrijk was, maar meer om de veelheid en het delen van die veelheid. Dat kun je ook deel hebben aan het collectief noemen (niet noodzakelijk zoals de Borg uit Star Trek: surrender to the collective or be annihilated). Het internet gaat in ieder geval niet de kant op van die boze droom uit de late vijftiger jaren: Big Brother is watching you; nee, het werd: Big Whole World is watching your Show. Omdat kunst een groter publiek zal krijgen, denk ik dat het een andere lading en gelaagdheid krijgt. Een voorbeeld is humor. Het werk moet een grote groep mensen aanspreken, anders wordt het niet opgepikt, krijgt het geen getalsmomentum (Googlewetten) en zal het dus nooit bij diegenen terechtkomen voor wie het bedoeld is. Het zal dus zaak zijn je boodschap, kritiek of fascinatie te voorzien van een aantrekkelijke lichtverteerbaarheid. Een gelaagdheid die niet nadrukkelijk hoeft te zijn, maar wel effectief. Dit kan natuurlijk in diverse kunstdisciplines, de beeldende kunst is niet de enige die zal veranderen. Al kijkende naar wat innovaties voor effect hebben op kunst en in het bijzonder het internet, kwam ik de anonimiteit tegen die het internet met zich meebrengt. Deze anonimiteit fascineerde me zo, dat ik er dieper in wilde duiken, omdat ik geloof dat het een belangrijk onderwerp is met het oog op de toekomst. Belangrijk genoeg om er een aparte kop aan te wijden.
40
2.6
Anonimiteit
Vanaf de Renaissance tot en met de hele twintigste eeuw was alles wat in de publieke belangstelling kwam gebonden aan namen. Namen van kunstenaars, van koningen, veldheren, wetenschappers etcetera; de naam gaf het belang, de betekenis van het gegeven aan. Onze hele geschreven geschiedenis is een zaak van namen, namen en nog eens namen. De contra-kunst-ondersteboven-toiletpot was significant, omdat die door Marcel Duchamp gesigneerd was. Dit gegeven: dat roem, succes, betekenis en belang altijd verbonden zijn aan Belangrijke Namen, lijkt plotseling (historisch gezien plotseling) totaal te kantelen. Het internet met zijn onbeperkte aantallen wereldwijde uitwisselingen heeft dat, bedoeld of onbedoeld, met zich meegebracht. Vóór daar verder op in te gaan moet ik ook Karl Marx noemen, een man die ooit de top-ideoloog was voor meer dan de helft van de wereldbevolking. Een van de nog steeds supergeldige kernpunten van Marx was dat de cultuur (waar natuurlijk ook de samenleving en de kunst onder vallen) voortvloeit uit de techniek. ‘Voortvloeit’ betekent dat altijd pas achteraf valt vast te stellen hoe de cultuur vernieuwingen van de techniek verwerkt. Je kunt daarbij denken aan de eerste landbouwers, waardoor er huizen, beroepen en markten ontstonden, of aan de Industriële Revolutie, waar de begrippen Massa, Metropool en Kapitaal uit voortkwamen. Sinds kort, nog maar enkele jaren, is er het fenomeen dat honderden miljoenen mensen, bedrijven en instellingen actief alles wat digitaliseerbaar is met elkaar uitwisselen. Mega-massa’s hebben bewust en vaak anoniem deel aan kunst, politiek, cultuur, mondiale tendensen en gebeurtenissen. Bij een deel van deze megauitwisseling - interactieve internetfora, memebases (bijv. 4chan) - komen mensen creatief, onbelemmerd, belangeloos, en tegelijk zonder verantwoording, schaamteloos en straffeloos tot meningsuiting, feedback of autonome expressie. Ze doen wat ze doen en in geen linker- of rechteronderhoek is een signatuur te bekennen. Ze maken ‘werk’ waar grotere aantallen mensen naar kijken dan er ooit op de meest succesvolle expositie kwamen, en nobody knows their name. Mijn visie is dat dit gegeven, het vervallen van het individu, fundamenteel nieuw is, en, denkend aan Marx, onpeilbaar ten aanzien van de eraan verbonden implicaties. Er is in ieder geval een ontkoppeling gaande van werk, prestatie en geldelijke beloning, status of roem. Niemand weet waar een dergelijke ontkoppeling op uit gaat lopen, we weten enkel dat de schaal waarop het gebeurt wereldomvattend is. Het gaat ook verder dan een spelletje van nullen en enen. Bijvoorbeeld de uitspraak “anonimity is authenticity” (gedaan door Moot, founder van 4chan), of die nou moreel aanvechtbaar is of niet, klopt als een bus. In morele termen vertaald is anonimiteit niet enkel de lafheid zelve, maar ook het einde van het ik-tijdperk. De anonimicus denkt immers wel degelijk zelf, maar ziet er bij het prijsgeven van zijn gedachten vanaf daar de credits voor op te eisen. Zo bezien zit er aan anonimiteit ook een kant van altruïsme. Gegeven het controversiële karakter van anonimiteit wil ik daarmee experimenteren, wil ik dus verkennen wat het hele internet aan implicatie inhoudt voor het kunstenaarschap, voor de kunst en voor de samenleving.
41
2.7
De toekomst van de kunstmarkt Tijdens het opdoen van ervaring in de culturele sector kwam ik in contact met een aantal curatoren en galeriehouders. Door mijn gesprekken met hen en mijn eigen nieuwsgierigheid wilde ik hier beter over nadenken en hieropvolgend een stukje schrijven over mijn verkregen inzichten over de toekomst van de galerie. Dat ik voor mijzelf in de toekomst mogelijkheden zie als een Kunst-OrganiserendPersoon (KOP) te functioneren is al eerder tussen de regels (of erin) gesteld. Dat dat ook echt gaat gebeuren is nog lang geen uitgemaakte zaak! Ik zal in ieder geval, om tenminste twee redenen, geen KOP worden die op een klassieke en commerciële manier op de markt van beurzen en galeries opereert. Ten eerste omdat louter commercieel bezig zijn me niet aantrekt, en erg klassiek voel ik me ook al niet. Ten tweede omdat de hele old school-wereld van de kunsthandel, en met name van het deel dat opereert alsof internet en de social media niet bestaan, zo’n beetje op instorten staat, voor zover het al niet helemaal verdwenen is. Het vroegere bonte geheel van in iedere stad tientallen galerietjes is als gevolg van veranderd koopen kijkgedrag van het publiek deels verschoven naar een handjevol superdure, superchique supergaleries, en deels (grotendeels) gewoon verschoven naar allerlei sites en zaken op internet. Die supergaleries functioneren op de wetten van status, dat wil zeggen ze groeien in de wereldsteden als paddenstoelen, en zijn zo sterk in trek dat ook de prijskaartjes worden ingelijst. Niet iets waar ik me toe aangetrokken voel. Ben ik dan negatief in wat ik aan toekomst van de kunstmarkt verwacht? Helemaal niet, ik denk juist dat er een ongelofelijke vernieuwing aankomt van alles wat zich rond de kunst beweegt. Om te beginnen denk ik dat het aantal potentiële kunstkopers in de toekomst zal verveelvoudigen. Dat heeft naar mijn idee te maken met een grotere blootstelling en transparantie van wat er eigenlijk te koop is en hoe dat dan werkt. Wat dat betreft zijn galeries natuurlijk altijd heel goed geweest in het bouwen van hoge drempels voor (tegen) de volkse massa’s. De verveelvoudiging van het potentiële publiek voorzie ik ook omdat ik denk dat juist de perfectionering van alle reproduceer- en virtualiseertechnieken een grotere honger naar het origineel zal aanwakkeren. Dat kan dan ‘echte honger’ zijn of ‘statushonger’, dat weet ik niet, maar die laatste zal in ieder geval altijd blijven bestaan. Status willen, hóger of meer dan de ander willen zijn, lijkt mij iets van alle tijden. De door mij verwachte vernieuwing van de kunstmarkt zal alles met communicatie, interactief zijn, levendig entertainment en uiteraard met internet te maken hebben. Mijn al eerder (als examenopdracht) beschreven plan voor een Instant-Art-Event kan als voorbeeld dienen van wat ik daarmee bedoel. Superkort weergegeven kwam het erop neer dat meerdere kunstenaars de uitdaging aangaan om ten overstaan van een publiek (live en online) binnen een gestelde tijdslimiet tot hun eigen- en tot een Gesamtkunstwerk te komen. Een andere, maar wel vergelijkbare benadering zou zijn om op bepaalde plekken, bijvoorbeeld in de vele gigantische, leegstaande kantoor-, winkel- en fabriekspanden, hele kolonies kunstenaars te huisvesten. Het geïnteresseerde publiek kan dan al paraderend live kennisnemen van het werk en van het werkend bezig zijn van de kunstenaars en uiteraard tot aanschaf of leasing van kunst overgaan. De koppeling kunst-entertainment hoeft trouwens niet perse lawaaiig of oppervlakkig te zijn. Ook op YouTube zijn er naast hilarische dingen ook allerlei verfijnde, verstilde uitingen en kunst te zien.
42
2.8
Werken aan een visie
Na een aantal jaren te hebben gewerkt aan een basis van kennis, ervaring en blootstelling aan een grote hoeveelheid kunst, zou het dan nu tijd zijn om aan een visie te bouwen.
Weerstand tegen visie Het woord visie roept binnen mezelf nog steeds gemakkelijk weerstand op. Het is hier niet de time and place om daar lang over uit te weiden, en al helemaal niet de plaats om aan die weerstand toe te geven. Toch wil ik even bij mijn weerstand stilstaan, omdat die hele materie mij wel echt raakt, maar ook en vooral omdat het relevant is voor mijn verdere ontplooiing als ‘kunst-persoon’. Als ik het in een kunsthistorisch perspectief zet, heeft mijn weerstand alles te maken met het modernistische: less is more. Anders gezegd associeer ik het hebben van een visie al gauw met het doen van overbodige, overdreven en überpretentieuze uitspraken, waar je later spijt van krijgt. Wat ook vaak dwarszit als ik de druk voel iets te onderbouwen met een visie, is de vraag wat heb ik daar nou aan? Wat is nou feitelijk de meerwaarde van het goed onder woorden kunnen brengen van ideeën en denkbeelden over kunst, als die hoe dan ook subjectief zijn? Wat heb ik eraan, wat kan ik ermee, wat is de waarde ervan? Binnen het kader van deze scriptie en erbuiten heb ik veel last gehad van die vraag naar nut en waarde van visie. Waarschijnlijk omdat ik ook veel te eigenwijs ben, en soms liever moeilijkheden uit de weg ga dan er de confrontatie mee te zoeken. Toch kon ik er uiteindelijk niet omheen, daar heeft het maken van deze scriptie een pittige invloed op gehad; ik moest serieus een antwoord zoeken op de vraag: hoe zit dat nu met mij en met mijn visie? Hoezo ‘moest’ ik dat? Omdat mijn verstand me zegt dat niemand eigenlijk ooit ‘zomaar’ iets doet, ook niet als we dat onszelf graag wijsmaken. In iedere handeling zit nu eenmaal doelgerichtheid, en dat doel verwijst nu eenmaal naar wat we willen en belangrijk vinden. Visie hoort dat ook te doen, verwijzen naar wat we willen en belangrijk vinden; liefst wel zo duidelijk en wezenlijk dat het kan dienen als gereedschap voor concrete keuzes en handelingen.
Nut van visie Een goede visie geeft denk ik een helder antwoord op de vraag: wie willen we zijn en wat willen we zien in de wereld van morgen? In iets alledaagser woorden: mijn visie zou moeten bepalen wat ik ga doen, hoe ik dat ga doen en waarom ik het juist zó ga doen. Het nut van deze vaststelling is voor mij dat daarmee mijn besef groeit dat een visie niet iets is om mee te showen, maar iets om mee- en vanuit te handelen.
43
De gedachte ‘een visie’ niet als een soort jachttrofee boven de open haard te zien, maar als een stuk universeel gereedschap voor op de werkplek, helpt me ook: daardoor weet ik dat ikzelf altijd deel zal uitmaken van mijn visie. Het gereedschap dat ik visie noem ben ik namelijk ook zelf. De metafoor ‘gereedschap’ bevalt me vooral om die reden goed. Tot nu toe maakte ik mijn keuzes altijd intuïtief. Ik ‘kloot maar wat aan’, denk met mijn eigenwijze hoofd dat het allemaal heel doordacht is, maar zeer weinig van wat ik vind is bewust onderbouwd. Ik vind dingen mooi of interessant, maar weet eigenlijk nooit waarom. Natuurlijk komt wat ik mooi of interessant vind niet uit het niets, maar uit wat ik ben en uit wat ik mijn levenlang meemaakte. Dat is wat ik globaal, in het algemeen wel begrijp, maar die verklaring helpt me niet om scherp de vinger te leggen op mijn concrete dagelijkse voorkeuren, keuzes en daden. Om mijn keuzes voor mezelf en naar anderen toe te kunnen verantwoorden lijkt het me zinnig te weten en te kunnen verwoorden waar die concrete keuzes uit voortkomen. Waarom ik voor bepaalde dingen wel kies en voor andere niet. Een mogelijke benadering om de inhoud van mijn visie helder te krijgen, zou zijn om eerst eens uit te zoeken waar ik dat voor nodig had. Toen ik aan Hoogtepunt begon, was ik totaal niet bezig met visie, totaal niet bezig met nadenken over lijnen en richtingen in de kunst. Ik had een locatie en wilde gewoon dat iemand van die locatie gebruik zou maken. Er was al snel een meisje dat enthousiast aangaf wel te willen werken in Hoogtepunt. Opgelucht dat het was gelukt iets van de grond te krijgen, leunde ik achterover. “Ojee,” schoot me te binnen, “Hoogtepunt is niet enkel een spijker in de muur om kunst aan op te hangen, maar toch vooral een plaats waar kunstenaars kunnen communiceren met een publiek.” Ik denk dat ik daar en toen zo ongeveer voor het eerst tegen het ontbreken van een visie aanliep. Ik probeerde dit uit te leggen aan mijn deelnemende kunstenaar, en tegelijk ook aan mezelf. Welk publiek dan? En wat moest er dan worden gecommuniceerd? Vragen waar ik geen antwoord op wist. Wie is dat publiek? En waar is dat mee bezig? Wie zou ik willen dat het was? Ik moest dat allemaal helder zien te krijgen. Als ik niet zou weten op welk potentieel publiek Hoogtepunt kon rekenen, waar dat publiek mee bezig was, waar de interesses of desinteresses lagen, dan zou ik eigenlijk niet weten waar ik mee bezig was, en hoe konden we dan tot contact komen? Ik bedacht dat het publiek natuurlijk de mensen zijn, het soort mensen zijn die naar zoiets als Hoogtepunt toe willen komen. Wie komen er naar Hoogtepunt? Voor Hoogtepunt was die vraag gelukkig niet zo moeilijk. Ik was zelf het soort publiek dat naar Hoogtepunt zou komen, en dat soort publiek was ook wat ik aan wilde trekken. Jongvolwassenen die in kunst geïnteresseerd zijn. Een antwoord gevonden, een ander te zoeken. Waar ben ik mee bezig? Die vraag was een stuk lastiger te beantwoorden. Ik begon met navelstaren. Waar ben ik mee bezig? Ik ben bezig mijn weg te vinden, mezelf te vinden (wat dat ook mag zijn), ik ben 26 en nog bezig met studeren, dus kennelijk is zelfontplooiing een belangrijke factor. Zo dacht ik nog even na. Ik kwam er niet echt uit, en bedacht dat ik misschien wat te persoonlijk bezig was. Ik besloot eens goed om me heen te kijken. Alle andere mensen die naar Hoogtepunt komen - waar zijn zij mee bezig? Ik kwam er al snel op dat wat we in ieder geval met elkaar gemeen hebben onze generatie is, een overeenkomst in tijd, en normaal gesproken ook in plaats, dat wil zeggen van dit land of dit deel van de wereld afkomstig. 44
Tijds- en plaatsgenoten in de huidige wereld dus. De wereld is hetgeen waarin we leven. Een wereld die een gevolg of vervolg is op eerdere werelden. We komen allemaal uit ons persoonlijke en maatschappelijke verleden en zetten ons allemaal schrap voor onze persoonlijke en maatschappelijke toekomst. Allemaal leven we nu in een tijd waarin de maatschappelijke realiteit pijnlijke trekjes vertoont. Niet langer is er ‘van alles en nog wat’ mogelijk. Zeker voor de mensen die ik als publiek zie, namelijk mensen die actief zijn in de culturele sector, bestaat de realiteit op het moment meer uit nee dan uit ja. We moeten knokken om ons hoofd boven water te houden, en voor de toekomst liggen er plenty onzekerheden op de loer. Als ik zo even snel die balans opmaak, kom ik niet om de vraag heen: Jeetje, hoe zijn we (ogenschijnlijk in één keer) hier in godsnaam beland? Er kon toch van alles, het leven zou toch een feest worden van cultuur, kunst en ontplooiing? Waar komen we met z’n allen vandaan? Hoe zijn we opgevoed? Hier aangekomen kan ik niet anders dan even naar mijzelf kijken en naar de mensen die dichtbij mij staan. Wij zijn de kinderen van de jeugd van de sixties, van, zeg maar, de bloemenkinderen, van hippies. We zijn de kinderen van ouders die op hun beurt streden voor een soort totale vernieuwing van hun wereld en hun waarden. Onze moeders wilden baas zijn in eigen buik, en onze vaders streden ervoor niet enkel sterk en stoer te moeten zijn, ook mooie kleuren te kunnen dragen, ook hun haren op de wind te kunnen laten dansen. En o ja, ook openlijk liefde en gelijke rechten over hun kinderen te kunnen beleven. Ze wilden niet langer worden wat hun ouders waren, ze gingen experimenteren om te ontdekken of de wereld misschien anders kon draaien dan ze tot nu toe deed. Heel idealistisch en naïef allemaal. Maar wat heeft dat voor ons als resultaat gehad? Alle wegen lijken bevrijd van enge verplichtingen, alle obstakels waren van ons pad geveegd, al wat we moesten doen was kiezen waar ons hart naar uitging, kiezen wat echt bij ons past. Zoeken naar waar ons hart lag was een soort hoofdtaak, daarmee bezig zijn stond garant voor een goed en gelukkig leven. Onze ouders waren trots op ons, en elke drol die we uitpoepten was in hun ogen van goud. Het contrast van dat plaatje met de huidige realiteit van mijn generatiegenoten is pijnlijk. We werden opgevoed als koningskinderen, maar kwamen terecht in een jungle waar het recht van de sterkste geldt en dat van de zwakste niet bestaat. De wereld is helemaal geen rose garden, maar een economische werkelijkheid die wel veelkleurig is, maar daarom nog niet niet rooskleurig, en waar je zelf niet of nauwelijks invloed op lijkt te kunnen hebben. Nou moe, tel uit je winst. Toch blijft die wens over roem en glamour staan. Nooit eerder waren er zoveel real life programma's en talentenjachten in wat je maar kunt bedenken. Het voelt dus bijna alsof roem en succes een keuze is. Vrijwel iedereen denkt natuurlijk meer te zeggen te hebben, meer talent te hebben dan bijvoorbeeld een Britt Dekker. Toch blijft het zo dat voor de overgrote meerderheid van ons allen dit niet is weggelegd. Nu weet ik dus wie mijn publiek is, namelijk mijn eigen generatie, en waar het vandaan komt, namelijk uit het einde van de twintigste eeuw. Ik weet waar de kracht zit en waar de zwakte. Nu moet ik er nog achter komen wat mijn publiek zou willen. 45
2.9
Post-isme
Na al het nadenken en opbouwen in de richting van een visie begon het steeds meer te kriebelen om zelf uit te vinden waar het heen zou gaan. Al die sociologische veronderstellingen en conclusies over maatschappij, kunst, nieuwe media, komt dat nog allemaal samen, en waarin dan wel? Veel van mijn bevindingen herkende ik in het Metamodernisme van Timotheus Vermeulen en Robin van den Akker; toch was ik het niet met elk aspect eens, en besloot ik een eigen isme te benoemen. Het tijdperk waarin kaders, regels, waarden en waarheden overboord werden gegooid, waarin alles hoe dan ook moest kunnen, niets moest moeten, maar authenticiteit tot op het bot werd ondervraagd, wordt ook wel het Postmodernisme genoemd. Dat tijdperk is naar mijn mening aan het aflopen. Het Postmodernisme heeft veel vrijheid en ruimte gebracht, maar vormt door het steeds meer ontbreken van waar het zich tegen afzette, in toenemende mate ook een vacuüm. Een beetje zoals een ruimte die geen begrenzing heeft geen ruimte meer is, maar enkel leegte. Postmodernisme ontstond tegen de achtergrond van een stabiele wereldpolitiek, economische groei en maatschappelijke zekerheid en veiligheid. Door recentelijk wegvallende zekerheden van economie en maatschappij, en nieuwe politieke onzekerheden op wereldschaal krijgt het Postmodernisme een heel andere klank, met name een holle. Er is een nieuw gevoel van gemis, leegte en ontbrekende doelen en perspectieven. Ook het al decennia geldende dogma dat het in de ‘echte kunst’ toch niet om zoiets triviaals als esthetiek of, erger nog, om schoonheid zou mogen gaan, is aan slijtage onderhevig. Er is een nieuwe behoefte aan waar het over zou moeten gaan, een nieuwe behoefte aan vervulling en schoonheid. Deze nieuwe behoefte kan niet vervuld worden met teruggrijpen op oude zaken, maar wat dan wel? Is dat wat ontbreekt behoefte aan nieuwe zekerheid? Is het behoefte aan nieuwe antwoorden? Waarden? Waarheden? Doelen? Perspectieven? The generation of artists who would oppose postmodernism would perhaps be ‘some weird bunch of anti-rebels’ - David Foster Wallace Deze uitspraak, negatief van klank, viel bij mij juist zeer goed. Ik herken mijn generatie en mijzelf hierin. Waar voorheen rebels getrapt werd tegen de gevestigde orde autoriteit moest worden onttroond en gevonden waarheden werden ontkracht - is het nu de tijd voor de antirebel. Nog steeds rebel, want hij is nog altijd vooruitstrevend en volgt niet de beweging die er voor hem gaande was, maar zeker ook antirebel, omdat hij niet primair wil bevechten, maar juist zoekt naar bevestiging, eenheid en saamhorigheid. Het voorgaande tijdperk mag dan uitgehold overkomen, het ontbreekt de generatie van nu aan het zich ertegen afzetten met wraak of vijandschap. Het Postisme lijkt een tijdperk waarin de utopie van onze hippieouders niet-reëel bleek te zijn, maar waarbij elementen van die utopie toch nog steeds doorwerken als basiswaarden en onderhuidse idealen. Het is ook gewoon moeilijk je te verzetten tegen permissiveness. Het Post-isme is ook in aanleg schizofreen, omdat het geen enkele strijd aan wil gaan met dat wat geweest is, maar er eigenlijk ook niet verder mee kan. De antirebel staat middenin het Post-isme.
46
Is het Post-isme een tijdperk waarin bevestiging, waarheden en het vinden van antwoorden centraal staan? Is dat het willen vluchten van het niet kunnen voldoen aan alle verwachtingen die we onszelf hebben opgelegd en die anderen aan ons hebben opgelegd? Is dit een tijdperk dat losstaat van alle vorige ismes waar we iets nieuws mee wilden? Waar we op wilden bouwen? Waarin meer, meer, meer geen echte voldoening bracht? Paradoxaal is het Post-isme ook een isme dat, net als alle andere ismen ervóór, het laatste hoofdstuk van het boek der ismen lijkt te zijn. Het Post-isme is natuurlijk een stroming. Maar zoals veel ismes, is het onder te verdelen in sub-ismes. Om die sub-ismes nu al te zien is voor mij niet haalbaar. Wel zie ik duidelijk twee categorieeën waar ik het Post-isme in kan verdelen: Bevestiging en Verdoving. -
Met Bevestiging bedoel ik herkenbaarheid. De kunstenaar is met dezelfde thema's bezig als wij allemaal. Hij maakt het inzichtelijk. Ook als hij wel een ideologie over wil brengen of een kritische houding heeft, is dit niet het primaire aspect in het werk. Het is voor mij als toeschouwer een keuze deze tweede laag te zien en hier tijd aan te geven.
-
Als ik Verdoving zeg doel ik op bijvoorbeeld esthetiek of humor of veelheid. Het gaat erom dat ik de kans krijg even niet te worden geconfronteerd met mijn eigen problematiek. Zoals ik eerder beschreef is het in het Post-isme prima om bezig te zijn met het maken van ‘mooie plaatjes’.
Arcade Fire, ‘Sprawl I’ Een voorbeeld van deze zoektocht naar Bevestiging vind ik in een tekst van Arcade Fire, ‘Sprawl I’ (achterbuurt): Took a drive into the sprawl To find the house where we used to stay I couldn't read the number in the dark You said "let's save it for another day" I took a drive into the sprawl To find the places we used to play It was the loneliest day of my life You're talking at me, but I'm still far away Let's take a drive through the sprawl Through these towns they built to change And then you said "The emotions are dead" It's no wonder that you feel so estranged The cops shone their lights On the reflectors of our bikes Said "Do you kids know what time it is?" Well, sir, it's the first time I felt like something is mine Like I have something to give
47
The last defender of the sprawl Said "Well, where do you kids live?" Well, sir, if you only knew what the answer's worth Been searching every corner of the earth ... Deze tekst is voor mij kenmerkend voor het Post-isme. Twee maal worden in de tekst heel heldere vragen gesteld. Het logische antwoord op deze vragen zou natuurlijk zijn “5 uur” en “in Rotterdam”, maar de zoektocht naar het echte antwoord op de vraag “in wat voor tijd leven we?” of “waar horen we thuis?” gaat veel verder, en de antwoorden hierop lijken verder weg dan ooit.
Sjuul Joosen Een ander voorbeeld van bevestigend werk is het werk van Sjuul Joosen (op foto hiernaast: God van papieren vliegtuigen). In het werk van Joosen komt het thema heroïek vaak voorbij. Hij zegt deze heroïek altijd te combineren met een Buurman-en-Buurman mentaliteit. Met andere woorden: Joosen geeft vorm aan zijn jongensdromen en beseft dat deze niet uit zullen komen in de perfecte vorm, maar dit houdt hem niet tegen toch door te gaan voor iets wat ergens in de buurt daarvan komt. Ook met het werk hiernaast, God van papieren vliegtuigen, een performance, achtervolgt Joosen een jongensdroom, waarin hij de beste papieren-vliegtuigjesgooier ooit zou worden. Maar hij heeft de prullenbak, die het doel van de vliegtuigjes is, zo gepositioneerd dat het vrijwel onmogelijk is deze te bereiken. Als bewijs van het falen, maar ook van het blijven proberen, is in de hoek op de grond een stapel vliegtuigjes zichtbaar die hun doel niet hebben bereikt. Het Post-isme van Joosen zit hem daarin dat, hoewel hij niet langer in een echt ideaal gelooft, dit voor hem geen reden is om op te geven.
48
Tessa Chaplin Een voorbeeld van Verdovend is het werk van Tessa Chaplin. Tessa Chaplins werkwijze is bijna klassiek te noemen. Ze gaat te werk als een echte ambachtsvrouw: het schilderen gaat haar om het schilderen, niet om het over brengen van allerlei concepten. Ze wil afbeeldingen maken die zijzelf esthetisch vindt. Hooguit wil ze de kijker ermee confronteren dat hij of zij altijd bezig is diepere lagen in het werk te bedenken, die er voor haar zelf niet in zitten. In het werk van Tessa kan je even wegvallen in een andere wereld.
Tumblr. Een voorbeeld van de veelheid als Verdoving is de website tumblr. Of dit nu onder de noemer kunstwerk behoort is nog de vraag. Als het aan mij ligt wel. Voor mij is tumblr. een kunstwerk, al is het dan niet door één, maar door ruim 100 miljoen makers gemaakt. Dat 90% van deze makers zichzelf niet als kunstenaar zal zien, maakt tumblr. voor mij geen niet-kunst, benadrukt voor mij dat het hierbij niet om het individu gaat maar om de veelheid in de beweging. Tumblr. is een site met allerlei subsites. Iedereen kan zijn of haar eigen tumblr. aanmaken en hier zelfgemaakte of zelfgevonden plaatjes op zetten. Als kijker kan je blijven kijken. Je kan blijven klikken.
49
Er bestaan ruim 100 miljoen tumblr.’s, en op één tumblr. staan makkelijk duizenden afbeeldingen. De kwaliteit zit hem voor mij niet in één enkele tumblr., maar de beweging van zovelen die de drang voelen iets te openbaren, iets te delen met de rest van de wereld. Andere grote voorbeelden van sites waarin ik de creativiteit van de veelheid bewonder zijn YouTube, Twitter, Pintrest etcetera.
Een ander voorbeeld van Verdoving is Kakhiel. Kakhiel staat symbool voor de afdeling Humor is de Subcategorie verdoving. Kakhiels werk is snel, grappig en confronterend. Het is zowel vlucht als spiegel. Kakhiel geeft geen antwoorden, hij observeert en reageert los van logische, bestaande verbanden. Nu ik voorbeelden heb gegeven van een hoop verschijningsvormen van het Post-isme wil is duidelijk maken dat alle voorbeelden hier gegeven vrij puur in de betreffende categorie vallen. Uiteraard zijn er hiernaast nog een veeltal voorbeelden te verzinnen van cross-overs. Hieronder een aantal voorbeelden
50
Michel Gondry Gondry combineert de bevestiging met de humoristische verdoving. Een heldere metafoor van het Post-isme is de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind van Michel Gondry. De film gaat over de wens om herinneringen aan een pijnlijke ex-liefde uit het geheugen te wissen. Als blijkt dat wissen technisch gezien mogelijk is, ontstaat plotseling het inzicht dat vrijheid van herinneren geen vrijheid is, maar verlies. Voor mij past Eternal Sunshine in de reeks waar ben je, als ruimte geen begrenzing heeft? Het Postmodernisme heeft als bevrijdingsbeweging geprobeerd zekerheden onderuit te halen. Steeds meer blijkt dat onvermijdelijk onzekerheid op te leveren. Nu we in deze leegte zweven (zoals de gewiste herinneringen in de film), verlangen we terug naar een wereld die, ook al waren er veel zaken niet perfect, ons toch meer houvast en perspectief bood.
51
xkcd.com xkcd.com is een website die de veelheid en humor van verdoving combineert. Xkcd is een webcomic, een drie keer per week terugkerende strip. De kracht van xkcd zit erin dat de site al jaren trouw drie keer per week wordt geupload, en dat de maker hiervan zich niet tegen laat houden te experimenteren (soms letterlijk) buiten het kader te kijken. De kwaliteit is door de veelheid niet constant, maar omdat het me per werk maar zo'n 5 seconde kost is dat geen probleem.
Tom Claassen Nog een voorbeeld van een crossover is Tom Claassen. Tom Claassen combineert vaak meerdere aspecten van het Post-isme. Als het meest herkenbare hierin zie ik de esthetiek en de humor. Door de positionering en de versimpeling van de vorm worden beelden van Claassen snel grappig gevonden. Uiteraard is er vaak een tweede laag te ontdekken in het werk van Claassen, maar die is niet van essentieel belang voor het werk.
52
Sollicitatiebrief
Met onderstaande sollicitatiebrief wil ik laten zien waar al dat voorwerk in de rest van dit onderzoeksverslag toe leidt.
Aan: Stedelijk Museum Amsterdam, afdeling Educatie &Publieksbegeleiding Betreft: uw vacature boeker/planner Uw vacature voor Boeker/Planner werd mij doorgestuurd door een collega van Showroom MAMA in Rotterdam. Onmiddellijk voelde ik me aangesproken: werken in een museum voor moderne kunst is een grote wens van me, en dat geldt dus zeker voor het Stedelijk! Helemaal enthousiast was ik omdat de vacature nogal wat punten van overeenkomst bleek te laten zien met mijn werkervaring en persoonlijke interesses. Met werkervaring doel ik op ervaring in zowel leidinggeven als organiseren; met persoonlijke interesse doel ik op mijn opleiding Autonome Beeldende Kunst aan AKV Sint Joost te Breda. Momenteel ben ik werkzaam bij Showroom MAMA te Rotterdam; MAMA is een platform voor visuele cultuur op het grensvlak van beeldende kunst en populaire cultuur, met als doelgroep jongeren van 16 tot 26 jaar. Ik heb hier ervaring opgedaan als rookie in het geven van kunsteducatie. Ook geef ik les en creatieve therapie aan Pameijer-cliënten (verslaafdenzorg). Naast deze vaste bezigheden werk ik als initiatiefneemster van Hoogtepunt (artists in residence) in Breda aan maandelijkse exposities. Gelijktijdig met bovenstaande bezigheden ben ik inmiddels vijf jaar werkzaam bij Eneco, waar ik diverse functies heb bekleed, zowel uitvoerend als coachend en leidinggevend in sales. Ik ben ervan overtuigd dat de combinatie van enerzijds mijn beeldende opleiding en anderzijds mijn ervaring op organisatorisch gebied goed aansluit op de door u geboden vacature. Graag zou ik dit mondeling nader toe willen lichten. Met vriendelijke groet,
Malina Spoo
53
Curriculum vitae
Personalia Naam: Adres: Postcode: Tel.nummer: E-mail: Geb.datum:
Malina Spoor Jacob Catsstraat 87C 3035 PG Rotterdam 06-19740796
[email protected] 7 april 1987
Opleidingen 2009 - heden HBO Autonome Beeldende Kunst AKV St. Joost Breda 2008 - 2009 MBO niveau 4 Multimedia Vormgeven Grafisch Lyceum Rotterdam (diploma behaald) 2004 - 2008 MBO niveau 4 Fotografie/Grafisch Vormgeven Grafisch Lyceum Rotterdam (diploma behaald) 1999 - 2004 VMBO theoretisch Libanon Lyceum Rotterdam (diploma behaald)
Werkervaring 2011 - heden Freelance fotograaf/ontwerper 2012 - heden Organisator/Curator Hoogtepunt Breda (maandelijkse expositie) 2009 - heden Commercieel medewerker Eneco Retail BV (diverse functies, w.o. junior trainee, service medewerker, sales advisor) 2010 - 2010 Knutselles aan basisschool De Regenboog groepen 2 en 3, i.o.v. Het Plusbedrijf 2008 - 2009 Commercieel medewerker Wegener huis-aan-huismedia (advertentieverkoop, business to business) 2006 - 2007 Call Center medewerker HCN Rotterdam (in- en outbound, projecten Neckermann en Sanoma) 2005 - 2006 Call Center Agent O&B Finance 2001 - 2003 Interieurverzorgster
Vrijwilligerswerk 2013 Jurylid Kunstbende - Expo 2012 - heden Rookie bij Showroom MAMA 2012 - heden Creatieve les (ex-)verslaafdenzorg (Pameijer) 2012 Fotoworkshop BredaPhoto 2012 Suppoost Electron
55
Exposities 2013 2013 2012 2012 2008 2007
Afstudeerexpositie akv Sint Joost Breda De Fabriek Eindhoven: I’ll just keep trying different shades and lenses ‘till I find one that works in this dust Lokaal 01 Breda: solo expositie Electron Breda: Welvaartsvet Afstudeerexpositie Grafisch Lyceum Rotterdam Wereldmuseum Rotterdam: Sprookjesstad
Stages 2008 2007
Cats en Withoos Fotografen De Jong Bekedam Fotografen
Referenties Tim van den Burg (Hoogtepunt via Stichting Braak) Ariadne Arlus (Showroom MAMA) Antonio Metevelis (Eneco) Bernardo Duivensteijn (Eneco) Marcel Bekedam (De Jong Bekedam Fotografen, zie stages) Hans Withoos (Cats en Withoos Fotografen, zie stages)
Interesses Fotograferen Musea bezoeken Lezen Schilderen/tekenen Computeren (ontwerpen)
Vaardigheden Vloeiend Engels in woord en geschrift Bekwaam in vrijwel alle Adobe programma's, Word, Excel, Powerpoint.
56
Conclusie
Het afgelopen jaar was moeilijk. Hoewel ik geen spijt heb van keuzes, betwijfel ik of ik het een tweede keer weer zo zou doen. Een paar keer, toen ik uit het zicht verloor waar ik (naast het behalen van mijn diploma en dus kwijtschelding van mijn studieschuld van ruim 20.000 euro) mee bezig was, stond ik op het punt de handdoek in de ring te gooien. Toch wist ik na inzinkingen weer de moed en energie te vinden om door te gaan. Zeker de momenten waarop ik moest verdedigen waar ik mee bezig was, wanneer ik dat zelf eigenlijk ook niet meer wist, waren zwaar. Maar het jaar is bijna om, en ik kom er rijker uit dan ik erin ging. Ik ben hier, aanvankelijk zonder het zelf door te hebben, een stukje van mijn eigen Post-isme tegengekomen. Ik heb ingezien dat sommige van mijn dromen en idealen hoogstwaarschijnlijk onhaalbaar zijn, maar dit wil niet zeggen dat ik mijn dromen afschaf. Het afgelopen jaar heeft heel veel veranderd. Vanaf het midden van mijn laatste jaar op St. Joost ben ik totaal in beslag genomen door allerlei mijn afstuderen storende toestanden. Er waren perikelen van school-institutionele aard, groepsdynamische moeilijkheden in mijn klas, etcetera. Alsof dat niet genoeg was, heb ik mijn energie moeten aanwenden om de expositie in De Fabriek te organiseren, om Hoogtepunt overeind te houden, te werken bij Eneco om mijn huur te betalen, te werken bij Pameijer en Showroom MAMA om ervaring op te doen en alle kansen te grijjpen op groei, op ontwikkeling en op het vinden van mijn weg. Naast, maar ook juist door dat alles had ik het verder ook druk met mezelf overeind houden. Tegen die achtergrond kwam er geen ‘eigen werk’ uit mijn handen. Toen ik met De Hybride Kunstenaar begon, dacht ik nog dat mijn maakdrang groot genoeg zou zijn om productief te blijven naast al mijn andere activiteiten. Hoe meer ik me begaf in externe bezigheden, dat wil zeggen, mijn bijbaan, mijn vele gesprekken op school, mijn alles-op-een-rijtje-krijgen en bijhouden om dit onderzoeksverslag te kunnen schrijven, des te meer zakte mijn maakdrang weg. Ik fotografeerde nog wel en schreef zo nu en dan eigen teksten, maar met minder vervulling. Na een aantal maanden ging ik het gevoel ‘iets gemaakt te hebben’ missen. Mijn handen jeukten, en ik wilde af van het alleen maar theoretisch denken. Ik begon weer met maken, maar een heel ander maken dan ik deed toen ik mijn werk moest verantwoorden op de academie. Ik maak nu waar ik zin in heb, ik voel daarin (nog) niet de drang tot delen. Ik vermeld het wel, omdat ik hier een link zie met de bevindingen van DHK, dat het soort van hybride zijn doorwerkt in het maken. Wat ik zie, is dat wanneer mijn werk loskomt van verantwoording (of dit nu beoordelingen of inkomsten zijn), het werk van aard verandert. Mijn hoofdconclusie is dat ik zowel met organiseren als met het maken van eigen werk verder wil gaan. Op welke verhouding die twee hoofdzaken gaan uitkomen weet ik op zeker nog niet.
57
Mijn eigen werk, nu en later
Sinds ik de laatste weken in ietsjes minder gestrest vaarwater ben merk ik dat mijn ‘maak-drang’, de energie van waaruit eigen werk kan ontstaan, weer zachtjes aan terugkomt. Het zet me aan tot een soort ‘droedelachtig dingen makend’ bezig zijn, dat ik zonder pretentie maar met plezier aan het verkennen ben. Mijn in de laatste maanden zichtbaar en denkbaar geworden perspectief als kunstorganisatie-persoon zal niet betekenen dat ik nog enkel met anderen en hun werk bezig ben. Ik verwacht dat de drang om dingen te maken, die ik welbeschouwd al vanaf mijn vroege kindertijd ervaar, nog steeds bij me hoort en me weer tot maken zal verleiden. Wat of hoe of wanneer? GEEN IDEE, en dat wil ik ook niet weten. Het kriebelt,dus het bestaat, dat zei Descartes al, en ik zeg het hem na. De vraag of wat ik nu dan maak hobbyistisch of kunst is, vind ik niet zo interessant. Wel voel ik dat de drang tot delen nu niet aanwezig is, maar ik twijfel er niet aan dat deze weer terugkomt. Ik zie het zelf zoals de modellen van de werkelijkheid van Spoor, Dilts en Maslow, het zijn niveaus waarin je het eerste niveau als computerspel-level moet hebben uitgespeeld, om naar het volgende te komen. Door mijn break ben ik weer begonnen bij level 1; zin hebben iets te maken. Uiteindelijk zal dit uitlopen in het laatste level, zin en reden om te delen. Dit onderzoeksverslag is de eerste flinke zet in de richting tot het worden van een hybride kunstenaar, maar ik kan nog niet zeggen dat ik het ben. Ik zou haast zeggen: to be continued.
59
Bronvermelding
Boeken - De Hybride Kunstenaar | Camiel van Winkel, Pascal Gielen en Koos Zwaan - The End of Art | Donald Kuspit - De Barbaren | Alessandro Baricco - The Regime of Visibility | Camiel van Winkel - Autonomie als Waarde | Marie-Josée Corsten, Christianne Niesten, Huib Fens, Pascal Gielen - Zonder Titel/ Amateur en Professional in de Beeldende Kunst | Lex ter Braak, Sacha Bronwasser, Edo Dijksterhuis - Toward a Psychology of Being | Abraham H. Maslow - The Museum Experience | John John Howard Falk, Lynn Diane Dierking
Tijdschriften/ krant - Morf - Metropolis M - Volkskrant
Websites - http://wikipedia.org - http://www.nlpu.com - http://www.nwlink.com - http://mistermotley.nl - http://metamodernism.com
61
Colofon
Onderzoeksverslag van Malina Spoor, Beeldende Kunst, mei 2013 Onderdeel van afstuderen aan de academie AKV St. Joost, Breda Onder begeleiding van Rob Leijdekkers Oplage van 6 stuks
Met oneindige dank aan de liefste Pappa en Mamma
63
Samenvatting Het onderwerp van mijn scriptie is mijn toekomst als ex-St. Joost-student. De titel Woorden vinden gaat uiteraard over de vorm van het werken aan deze scriptie, maar geeft ook een belangrijke kern van de inhoud weer. Naar woorden zoekend om mijn gevoelens en intuïties mee te verklaren ontdekte ik dat hierin wel wat verdieping en onderbouwing nodig was. Eenmaal daarmee bezig, bleken woorden niet langer ‘enkel woorden’; zoeken naar woorden voor wat ik te zeggen zou hebben, verdiepte wat ik te zeggen had. Dat was een onverwachte winst en waarde. Die vondst neem ik mee, mijn toekomst in. Het onderwerp ‘mijn toekomst etc.’ benader ik op drie vlakken: 1. mijn eigen proces, waardoor ik tot keuzes voor mijn studie aan AKV|St.Joost kwam; 2. mijn bestudering van en commentaar op De Hybride Kunstenaar, de 2012-publicatie van Gielen, van Winkel en Zwaan. 3 het proces en de werkzaamheden waardoor ik tot mijn huidige blik op mijn toekomst en tot mijn visie op de kunst van mijn eigen generatie, het Post-isme, kwam. Werkwijze samenvatting: Delen van de inhoudsopgave (pagina 1) krijgen middels ‘Dit gaat over ...’ hun ondertiteling.
pagina 3 - 6 | Inleiding - Wat ga ik na St. Joost doen? Dit gaat over het scriptieonderwerp. Het thema Kunst en Design, overeenkomst en verschil diepte ik eerst uit, maar keurde het toch af, wegens te weinig praktische relevantie. Mijn toekomst als ex-St. Jooster had die vólop. Woorden vinden, dat is waar het afgelopen jaar over ging. Intuïties zijn nuttig voor mijzelf, en ook woordeloos. Dat is geen probleem zolang de intuïties niet gedeeld hoeven te worden. Zodra het delen noodzakelijk wordt, bij samenwerken of verant-woord-ing, zijn woorden onmisbaar. Ik stel hier de onderzoeksvragen als Wat heb ik nu aan mijn opleiding aan de academie? en Wat
betekent het voor mij, voor anderen, dat ik die opleiding deed? Het onderzoek dat deze vragen als gevolg had, heeft mij meer gebracht dan de antwoorden op de vragen. pagina 9 - 20 | Commentaar op De Hybride Kunstenaar - De gegeven werelden - De typen van Bureau en Shapiro - Modellen Maslow, Dilts en Spoor Dit gaat over het onderzoek De Hybride Kunstenaar door van Winkel, Gielen en Zwaan. Ik vertaal hun zeven werelden en vier typen hybride kunstenaar (Bureau en Shapiro) in mijn eigen woorden. Daardoor werden ze leesbaar, toepasbaar en werd hybriditeit minder hocus pocus. De modellen van Maslow, Dilts en Spoor kunnen mij een betere kijk op mens-zijn geven en het kunstenaarschap inzichtelijker maken. pagina 25 - 28 | Korte geschiedenis dramatische personae Dit gaat over terugkijken in mijn persoonlijke geschiedenis en verklaart ook dat er altijd al een vraag was naar een vorm van hybriditeit. Het gaat ook over mijn ervaringen, opgedaan in de culturele sector: Pameijer, Electron, Showroom MAMA en Hoogtepunt. pagina 29 - 32 | Woorden vinden Dit gaat over mijn beginstappen bij het vormen van een visie. Ik geef vijf essenties waar kunst over moet gaan: - kunst die creëert, dus niet namaakt; - kunst die met haar tijd verbonden is (waarbij ik voor de huidige tijd kies); - kunst die vernieuwing van de menselijke waarneming en beleving bevordert; - kunst die betrokken en subjectief wil zijn, geen pamflet- of staatskunst, geen bewerende, prekende kunst, geen zogenaamd objectieve, maar zoekende en getuigende kunst; - de vijfde essentie is dat ik de bovenstaande vier niet los van elkaar zie, zodat ze gaan leven. Uiteindelijk kan ik enkel getuige zijn van wat er om me heen is, en van wat me dat doet.
65
Vervolgens pas ik deze essenties toe op mijzelf, en op mijn toekomstige beroepspraktijk als kunstpersoon/ organisator. Tenslotte geef ik mijn ideeën over de gangbare manier van museaal tentoonstellen. Ik geef aan hoe ik bepaalde huidige dogma’s zou willen doorbreken. pagina 33 - 37 | teksten De Fabriek, Eigen ervaringen hybride activiteiten Dit gaat over de teksten Manifest, Pitch en Artist Statement, die ik ten tijde van mijn werkperiode in De Fabriek in Eindhoven maakte. Hierna komen mijn ervaringen bij Showroom MAMA, Hoogtepunt en de Kunstbende aan bod. pagina 38 - 42 | Kunst en innovatie – Anonimiteit - De toekomst van de kunstmarkt Dit gaat het de invloed van technologie en innovatie op kunst. De komst van internet heeft al gigantische gevolgen voor kunst en kunstwereld. In dit hoofdstuk fantaseer ik over hoe dit verder zal gaan, wetende dat niemand dat weet. Anonimiteit blijkt een interessant aspect te zijn van het internet. “Anonimity is Authenticity”, een uitspraak van Moot (founder van 4chan) was voor mij aanleiding hier dieper in te duiken. Ik sluit af met bewegingen die nu al zichtbaar zijn, het verdwijnen van kleine -, en opkomen van Super Galeries. pagina 43 - 45 | Werken aan een visie Dit gaat over mijn aanvankelijke weerstand tegen het hebben van een visie, en het latere inzien van het nut ervan. Ik geef aan hoe Showroom MAMA en Hoogtepunt mij hebben aangezet tot het onder woorden brengen van waar kunst over gaat. Door te kijken naar de relatie die kunst met tijd heeft, kom ik uit bij mijn eigen generatie. Daarbij noem ik: - tijden van financiële- en beroepsonzekerheden, in contrast met technologische vooruitgang; - mijn generatiegenoten hebben ouders uit de jaren ’60; peace, love and happiness, alles moet kunnen, helaas komen wij er nu zelf achter dat niet alles kan. pagina 46 - 52 | Post-isme Dit gaat over het vormen van mijn visie. Het Postmodernisme is voorbij, het nieuwe tijdperk heet Post-isme. In het Post-isme staat de antirebel centraal; dat dromen geen werkelijkheid zullen worden, is geen reden niet te dromen. Falen en Pogen zijn even waardevol als Slagen. Het Post-isme kent twee oriëntaties: - Bevestiging: De onderwerpen van de kunstenaar bieden herkenning. Hij staat niet boven de toeschouwer, maar ernaast. - Verdoving: Esthetiek, Humor en Veelheid. Mooie dingen maken is niet langer taboe. Grootse concepten zijn geen must. Nieuwe media gebruiken humor en diepere lagen facultatief; de toeschouwer is vrij deze tot zich te nemen, take it or leave it. Ik diep dit verder uit aan de hand van werken van Arcade Fire, Tumbr, Kakhiel, Michel Gondry XKCD, Tom Claassen en klasgenoten Sjuul Joosen en Tessa Chaplin. pagina 57 - 59 | Conclusie - Mijn eigen werk, nu en later Dit gaat over conclusies. Door intensief ervaring op te doen in de culturele sector kwam ik amper toe aan zelf beeld-maken. In dat opzicht ben ik nu geen hybride kunstenaar, maar dat is slechts een momentopname. Mijn weg gaat verder en mijn maakdrang (kunstenaarschap) neemt alweer toe. Wel ervaar ik, en dat past bij de hybride kunstenaar, dat meer of minder maatschappelijke druk invloed heeft op wat ik maak en hoe ik maak.
66