Woord van dank Ik wil graag allereerst mijn vriendin Charlotte bedanken om de steun die ze me gaf om door te gaan en de goede ideeën. Ik wil Marjolein ook heel erg bedanken voor het zijn van een geweldige vriendin en omdat ze er altijd in slaagt om het gezelligste uit mij en anderen te halen. Isolde, Marjolein, jullie zijn schatten van een vriendinnen en zonder jullie vriendschap zou de loop van het verhaal heel wat droeviger zijn. Ik wil hierbij ook een grote dank geven aan alle mensen die tot nu toe mijn boek hebben gelezen en hun feedback hebben achtergelaten. Jullie kritiek en complimenten hebben heel veel rechtgezet. Als je soms dacht dat ik je zou vergeten dan heb je het mis! Ik spreek vol lof over Isolde, want zij offert haar vrije tijd op om Thunder het boek naar het Engels te vertalen. Keep up the good work! Een andere grote dank gaat naar mijn beste vriend Juri omdat hij degene was die me aanwees op een onuitputbare inspiratie bron. Het is een geheel onafhankelijk verhaal, zelfs onafhankelijk van de Avatar series.
Over het boek Ik zag hoe hij opstond terwijl hij levend werd geroosterd, ik zag hoe hij zijn handen tot klauwen kromde en zijn armen strekte naar een onzichtbare macht. Ik zag hoe zijn natuurlijke haarkleur veranderde van blond naar het zwart van de wolken, hoe de bliksem zijn gezicht geselde, striemen achterliet op zijn rug en een diep lang litteken op zijn gezicht. Het verhaal gaat over Flora die woont in een Academie, in een soort cyber wereld. Alles lijkt goed te gaan totdat Flora ontdekt dat ze medium gaven heeft, en droomt over bijvoorbeeld een tienermeisje, of dat ze droomt hoe een ex-leerling wordt geconserveerd. Deze nachtmerries komen uit een duister verleden van Flora en als ze ontdekt wat ze betekenen, word er een onomkeerbare ramp ontketend. Zal Flora zichzelf verliezen en lijden aan hetzelfde lot als haar voorganger of is ze sterk genoeg om zichzelf en de wereld van de mensen te redden? Een verhaal over opoffering en vriendschap die je hart raken. Samen met haar vrienden Rayda en Jack gaat Flora opzoek naar Zephyr de vermiste leerling maar ze vinden Zephyr terug in een heel andere staat...
2
Inhoud 1. De nachtmerrie 2. De Academie 3. Wat er gebeurde terwijl Flora sliep 4. Taejo? 5. Zephyr? 6. Gedaan is gebeurd 7. Infectie 8. De pijnlijke waarheid 9. Gedeelde dromen 10. Een machtsspelletje 11. Onmenselijk 12. Geheimen 13. Rayda en Jack hebben een probleem 14. Vermist 15. Viper 16. Meer blauw op straat 17. Danny 18. De Netwerkkamer 19. Jack
Deel 1: Dromen
Deel 2: Donder en bliksem
Belangrijke mededeling & woordjes Allereerst het is geschikt voor alle leeftijden boven de 12 jaar maar ik weet 100% zeker dat volwassenen met veel fantasie zullen smullen van dit verhaal. Zeg nou zelf, jouw ouders zijn toch ook niet te oud voor Harry potter boeken? Het is vereist dat de lezer enige kennis heeft van dure woorden en moet weten wat een ‘adolescent’ is. Verder is het verhaal niet in chronologische volgorde geschreven wat dus inhoud dat er meerdere verhalen door elkaar kunnen lopen. Mensen die vaker (detectives of andere ingewikkelde boeken) lezen zullen geen moeite ondervinden tijdens het lezen. Dus alleen voor ervaren lezers! 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Anderen = mensen Aangepaste mensen/Aangepasten = metamorfen. Metafectie = metamorf geïnfecteerd met een computervirus. Vortex = portaal/de toegang tot Cyberspace. Cyberspace = de wereld van de computers soms gedefinieerd als het internet. Academie = plaats waar de Aangepasten wonen.
3
Deel 1: Dromen 1. De nachtmerrie Donder roffelde door de lucht terwijl de wolken steeds zwarter werden en de lucht verkilde. Een gedaante gehuld in schaduwen kwam naderbij. Een bewaker. In een andere wereld ver van de altijd stormende plaats speelde een jong meisje met een bal samen met een jongetje, het meisje schopte; de bal kwam stuiterend terecht achter een vuilnisbak in een donker steegje. Het jongetje riep haar na: ‘’Syntia daar pas je niet tussen we halen wel een andere bal!’’ Maar Syntia wilde daar niets van weten: ‘’Heus wel! Ik zal het je bewijzen Danny! Echt!’’ Behendig kroop Syntia achter de vuilnisbak kast Danny bleef nieuwsgierig kijken. Toen Syntia helemaal achter de vuilnisbak was verdwenen bleef ze lang weg, Danny begon zich ongerust te maken. Hij sloop naderbij. ‘’Uhmm Danny ik geloof dat ik vast zit.’’ Zei Syntia verlegen. Danny rolde met zijn ogen. ‘’Ik zei het toch?’’ ‘’Wauwww! Wat is dit?’’ Zei Syntia. Halsreikend keek Danny toe ‘’Huh, wat?!’’ Danny wist zich er nauwelijks tussen te proppen. ‘’Danny ik heb iets gevonden, het lijkt op een groot mechanisch bord ofzo.’’ Danny’s nieuwsgierigheid was nu helemaal gewekt en hij duwde Syntia verder naar voren. ‘’Hé kijk even uit wil je!’’ Riep Syntia boos. ‘’Kun je wat duidelijker zijn?’’ Vroeg Danny. ‘’Oké, het ding lijkt op een teleporter uit één van je stomme spelletjes.’’ Zei Syntia geïrriteerd. ‘’Laat eens zien!’’ Riep Danny. Onbedoeld liet Danny Syntia tegen de muur botsen. ‘’Wat? Auch.’’ Syntia drukte met haar volle gewicht op het obstakel. Syntia slaakte een kreet van schrik. De volgende seconde was er een oogverblindende flits. Danny werd met geweld naar achteren geworpen. ‘’SYNTIA! NEE!’’ Met een bezorgde gelaatsuitdrukking zocht hij Syntia maar er was geen spoor van haar te bekennen. De lichtgevende schijf, leek uitgevallen te zijn. Danny bekeek het eens goed, maar kon nog steeds niet plaatsten wat het was. Het had iets weg van een soort teleporter uit computer spelletjes. Danny pakte het apparaat op en rende ermee naar huis. Syntia kwam in gigantische lichtblauwe wervelwind terecht met allerlei cijfertjes en codes. Syntia was te geschrokken om een geluid uit te brengen. Mooi, fascinerend en dodelijk. Dat laatste woord leek ze niet zelf hebben gedacht. Als een veertje dwarrelde ze naar beneden door de tornado van data. Aarzelend deed ze haar ogen open, de wolken (als het dat waren) waren zo zwart als de donkerste nacht maar de vloer leek licht te geven. Bliksem flitsen verduisterden de omgeving en… wacht eens bliksem hoort de lucht niet te verduisteren! Met een schok kwam Syntia tot de realiteit dat ze niet droomde, ze was echt weg, weg van thuis van aarde van haar familie! Zachtjes landde ze op de grond, een dreigende schaduw maakte zich meester van de omgeving. Syntia gaf een gilletje van angst, de omgeving bestond uit een gigantische kale dode vlakte zover als het oog kon reiken.
4
Dode bomen waren verspreid en schimmen lagen in een hinderlaag. Syntia stond nog steeds in de wervelwind, één van de schimmen kwam naderbij. ‘’Whuaa!’’ Syntia schrok, het was een jongen nee een man of toch iets ertussenin. Hij hief zijn… ja wat eigenlijk? Het leek in ieder geval op een zwaard. Angst maakte zich meester van Syntia, zielig kroop ze weg in een hoekje voor die eigenaardige persoon. ‘’Mam, help me…’’ Haar stem was niet harder dan een fluistering. Hij leek van gedachten te zijn veranderd en borg zijn wapen op. Hij stak zijn hand naar Syntia uit. Van alle dreiging die hij uitstraalde, leek niets meer over te zijn. Aarzelend pakte Syntia zijn gehandschoende hand. Het voelde warm en veilig aan, de hand van een vredelievende persoon die er alles aan zou doen om zijn dierbaren te beschermen. Wie ben je? Vroeg de adolescent (jong volwassene) vriendelijk. ‘’Welkom op de Plains.’’ Zei de adolescent grijnzend. ‘’Mijn naam is Taejo, bewaker van de Vortex maar dat zegt je natuurlijk niets.’’ Zei hij. Met ogen als schoteltjes sloeg Syntia de vreemde lange man gade. ‘’Ik wil naar huis.’’ Fluisterde Syntia hees.
5
2. De Academie ‘’Waaaa!’’ Met een ruk werd Flora wakker. ‘’O Moederstorm dat nooit meer. Snel, snel ik moet me aankleden. O nee toch niet…’’ Het was al te laat de zoemer ging af en een stem galmde door de luidspreker: ‘’Flora Lansbergen cadet 5170 moet zich melden in Afdeling A1.’’ ‘’O nee ik ben toch te laat.’’ Haastig racete ze de trappen af naar afdeling A1. ‘’Zo dat is al de derde keer dat je te laat bent cadet 5170!’’ ‘’Het spijt me meester Shen.’’ ‘’Voor straf moet je de robots oliën van lesuur 142 tot en met lesuur 150! Laat dit een waarschuwing voor je zijn Flora!’’ Haar naam sprak hij uit met minachting. ‘’Wat is hij toch een stom programma fluisterde Flora binnensmonds. ‘’Loods’’ las ze hardop ‘’daar moet ik zijn.’’ Ze opende de zware deur, honderden robots stonden klaar voor een flinke wasbeurt. Ze begon met de eerste robot, een kleintje die leek op een prullenbak. ‘’Deze ziet er leuk uit daar begin ik mee.’’ Ze opende het deksel en ontdekte allemaal… afval; kauwgum, propjes, potlogrammen, en zelfs een kunstgebit! ‘’Gadverdamme laat dat maar over aan de Ultradieren.’’ Toen begon ze zich te ontfermen over een nogal vies uitziende droid maar deze had tenminste geen onhygiënisch afval. Flora kon zich niet meer herinneren hoelang ze had geschrobd en uitgeput stortte ze zich op de volgende robot. ‘’Hallo Flora’’ zei een vriendelijk klinkende stem. ‘’O hoi Jack, kom je me ophalen?’’ Vroeg Flora. ‘’Ja dat klopt jouw taakstraf zit er namelijk op.’’ Zei Jack. ‘’Welke les heb je de komende 2 lesuren?’’ Vroeg Flora. ‘’Een simulator test kom je mee?’’ Zei Jack. ‘’Ja graag! Leuk!’’ Riep Flora Oké, even om jou; de lezer dus even op te helderen IK Flora ben niet erg duidelijk geweest toch? Goed, Jack is mijn allerbeste vriend. Ik had hem gevonden kort na de ramp. De ramp was om het kort samen te vatten; een apocalyps, niet voor mij of voor de rest van ons maar voor de Anderen. Er waren eens voor dat ik er was, geleerden die een revolutionair systeem hadden gebouwd: Een systeem dat in staat was om moleculen te kopiëren. Zo heeft iedereen die van gamen houdt zich in een virtual reality gekopieerd. Het systeem was zo nieuw en ongetest dat er een verschrikkelijke ramp gebeurde: De virtuele wereld werd realiteit! Nadat dat gebeurde hadden de overlevenden een ander apparaat gemaakt waarmee ze terug in de tijd gingen en hun eigen hachje redden. Maar dat heb ik niet meegemaakt dus nu staat het allang in het geschiedenis archief. Jack heeft de ramp wel meegemaakt maar is er allang overheen. Ik vond Jack toen ik een keer patrouille had in het Kekuatan woud. Jack was aan het jagen op iets wat hij een ‘konijn’ noemt. Na heel veel gepraat had ik Jack uiteindelijk overgehaald om naar de Academie te gaan en het oude leven op
6
te geven; met als motto: Pas je aan als je wilt blijven leven. Dat was genoeg om Jack uit zijn droom wereldje te helpen. Maar goed ik houd jullie op beste lezertjes laat ik maar gewoon verder gaan. Jack en Flora liepen samen door de gang. ‘’He Jack moet je dat zien! Dat zwaard, dat plasma zwaard!’’ Riep Flora. ‘’Had je wat stomme trut!’’ Riep de voorbijganger. ‘’Huh? Wat heeft hij nou?’’ Fluisterde Flora tegen jack. ‘’Geen idee dat is Liander hij heeft altijd zulke rare gedragingen’’ Zei Jack. Onverstoord vervolgde het duo hun pad naar lokaal C354. ‘’Beste cadets dit apparaat is zeer gevoelig dus ik verwacht dat men er zuinig op is want het schoolgeld raakt op.’’ Kondigde meester Wakuri aan. Wakuri Hattari is een Chinees die meester Shen Hattari heeft geprogrammeerd, één van de belangrijkste (en duurste) programma’s die het Academisch systeem coördineert. Maar laat je niet voor de gek houden door Shens uiterlijk! Hij is geen pratend beeldscherm maar loopt rond in een menselijk ogend lichaam. Hoewel meester Wakuri officieel schoolhoofd is, is hij ook gewoon leerkracht en Shen assisteert hem in de zware taak als schoolhoofd. Ahum! Wakuri schraapte zijn keel. Het geroezemoes hield op. ‘’Vandaag gaan we onze gebruikelijke lessen vervangen voor een team tegen team gevecht met de simulator. Hierbij zal niemand gewond raken!’’ Riep meester Wakuri. Vol verbazing keken de cadets naar het reusachtige apparaat dat hoog boven hen uittorende. (gezien het feit dat iedereen op de grond moet zitten tijdens een uitleg.) De simulator was ongeveer 3 meter hoog en de deur ruim 2 meter. Zodat hij niet te laag is voor leerlingen met een groeistuip zegt Wakuri maar daar geloof ik niks van. ‘’Oké we stellen 2 teams samen Alfa en Beta als standaard. Heeft iemand daar nog vragen over? Nee? Mooizo!’’ Vertelde meester Wakuri. Het leek een oneindigheid te duren voordat Wakuri de instellingen had geprogrammeerd. ‘’Er zit ook een wachtwoord op voor nieuwsgierige leerlingen’’ Wakuri keek vooral Rayda aan. Rayda was die knul of eigenlijk meisje die een keer een pestkop (per ongeluk) had doodgeslagen en een klaslokaal (ook per ongeluk) in de hens had gezet. Vreemd genoeg leken al die problemen alleen te gebeuren wanneer zij haar plasma zwaard bij zich had, en die heeft ze altijd bij zich, zelfs wanneer ze slaapt ligt die onder haar kussen. Ze is een meisje maar ze gedraagt zich als een knul en heeft ook een lichaamsbouw waarmee je nou niet zo gauw kunt zeggen of ze een jongen of een meisje is. Daar werd ze vroeger altijd mee gepest totdat ze die pestkop (per ongeluk) doodsloeg. Ik vraag me nog steeds af waarom ze niet van school is gestuurd met haar oncontroleerbare woede aanvallen. Oké, ze heeft me al 5 keer het leven gered omdat ze zo boos was. De jaren daarna is haar adrenaline of ADHD of hoe je het ook wil noemen alleen maar toegenomen maar toegegeven ze is een erg leuke meid waar je heel veel lol en kattenkwaad mee kunt uithalen. We zijn nu zelfs vriendinnen!
7
‘’Flora let je wel op!’’ Riep meester Wakuri boos. Ik schrok uit mijn overpeinzingen. Gedwee liep ik met de stroom leerlingen de simulator in. ‘’He Flora we zitten in hetzelfde team!’’ riepen Rayda en Jack tegelijk. Dreigend siste Liander naar haar toe: ‘’wacht maar jij! Ik vermorzel je botten tot gruis!’’ Dat zei Liander met zo’n koude blik dat ik er rotsvast van overtuigd was dat hij dat ook echt zou doen als dit geen simulatie was. Onwillekeurig slikte ik een brok angst weg. Toen ik zij aan zij met Rayda en Jack liep merkte ik dat de teams veel groter waren dan ik dacht; 12 tegen 12 is een hoop. ‘’Flora omdat jij de oudste van de klas bent ben jij de aanvoerder van team Beta. Ik zal standaard de aanvoerder van team Alfa zijn en vooral de taak als scheidsrechter op me nemen.’’ Kondigde meester Wakuri Hattari aan. ‘’De regels zijn simpel: Het team met de meeste punten wint en om die punten te behalen moet je de tegenstanders doden.’’ Een geschokt gemompel ging door beide groepen. ‘’Maar onthoud geen van jullie gaan echt dood het is tenslotte maar een simulatie.’’ Een zucht van opluchting en één blik van verontwaardiging ging door beide groepen. (1 keer raden wie verontwaardigd was.) ‘’Als er iemand sterft tussen haakjes dan word die persoon na vijf seconden weer terug gesimuleerd’’. Vertelde meester Wakuri. 1 iemand stak zijn hand op. ‘’Ja? Rayda?’’ Vroeg meester Wakuri. ‘’Voel je ook pijn als er iets gebeurt?’’ Tot ieders verbazing was het dit keer geen schuine opmerking of een idiote vraag want dit keer leek Rayda het te serieus te menen. Wakuri Hattari had enige tijd nodig om te antwoorden en tenslotte zei hij; dat ligt eraan hoe reëel je de simulator instelt. In dit geval pijnloos.’’ antwoordde Wakuri enigszins verbaasd. Met een bloedserieus en bezorgd gezicht ging Rayda terug zitten. ‘’Ik heb een donkerbruin vermoeden dat hier iets heel erg fout zit, dat er iets vreselijks gaat gebeuren en dat er meer achter zit.’’ Zei Rayda bloedserieus. Normaal zou ik haar uitlachen als ze zoiets zegt maar na de vele keren dat ze me heeft gered en de vraag van daarnet heb ik geen enkele twijfels meer over haar onfeilbare krijgerinstincten. Ook bezorgde haar antwoord Jack de rillingen. Nu is de lol er flink vanaf. Beide groepen stapten binnen. De binnenkant was nog indrukwekkender dan de buitenkant; we zaten in een soort verduisterde glazen koepel waar we een volledig uitzicht hadden over het terrein. Het slagveld was simpelweg mijn achterbuurt die oude verrotte schuur met dat smerige plein en dat open riool, ja dat stuk vuil achter die kartonnen doos leek verdacht veel op wat ooit een prullenbak was geweest. Ook stond er een nog stevig uitziend betonnen bijgebouwtje. Vanuit hier leek het net alsof het zo meteen zou gaan regenen want we keken door verduisterde ramen. ‘’Zijn jullie er klaar voor? Kennen jullie de regels uit jullie hoofd? O ja en voordat ik het vergeet ieder wapen mag worden gebruikt en je mag er zoveel meenemen als je dragen kunt!.’’ Schreeuwde Wakuri Hattari boven het geschreeuw uit. Schijnbaar leek Liander er geen problemen mee te hebben. ‘’Dan starten we nu!’’ Schreeuwde meester Wakuri Hattari vol enthousiasme.
8
Met onverwachte kracht en snelheid werden we naar de grond ge teleporteerd. Hoewel ik een zachte landing maakte had niet iedereen zoveel mazzel, zoals Rayda die in het open riool terecht kwam. Een hels geschreeuw van pure razernij bestaande uit zulke vunzige woorden dat zelfs ik ze nog nooit heb gehoord kwamen uit de put. Wakuri Hattari schudde beschamend zijn hoofd, terwijl de tweedejaars helemaal krom lagen van het lachen. Ik wilde niet weten wat er allemaal bij elkaar werd geschreeuwd. Hoewel ik handen op mijn oren had kon ik het toch niet laten om eventjes te luisteren. ‘’VIES VUNZIG VARKEN IK SLA JE HELEMAAL VERROT OP JE KLOTE BEK!’’ Scandeerde Rayda naar de tweedejaars. En dat ging zo maar eventjes door totdat Wakuri Hattari het welletjes vond. ‘’Alfa start bij het bijgebouw en Beta bij het schuurtje.’’ riep Wakuri, Rayda had het blijkbaar ook gehoord en rende met ons mee. Uit een luidspreker kwam de mededeling: ‘’We starten over 3, 2, 1!’’ Het was alsof er een knop werd omgedraaid in mijn hoofd, ik dacht helemaal nergens meer aan behalve vechten en overleven. Ons team vocht als een geoliede machine en we scoorden steeds meer punten. De enige gedachte die in staat was door te dringen was: waar bleef Liander? Ik sloeg de ene na de andere tegenstander naar de andere wereld met mijn laser zwaard. Een bloedstollende kreet van angst weerklonk door de straat, de doodskreet van Liander. Plotseling doemde het doodernstige gezicht van Rayda in me op met de woorden: Hier zit meer achter, hier zit iets heel ergs fout wees voorbereid! Voorbereid waarvoor?! Wilde ik in gedachten terugroepen naar mijn herinnering maar het was al te laat. Samen met team Alfa en Beta rende ik naar waar zijn kreet weerklonk. Liander was bezig dapper te sterven tegen metafecties. Echt sterven. ‘’Zephyr stop a, assjeblieft.’’ Raspend herhaalde Liander zijn woorden. Ik stond als aan de grond genageld, dat euforische gevoel van de strijd had plaats gemaakt voor het ijskoude zweet van angst, angst die je voelt als je bloed eigen familie word vermoord door je beste vriend. Rayda was de eerste die ontwaakte uit haar verlamming. Onbeschrijflijk. Hartverscheurend. Dodelijk. Rayda sloeg toe met een kracht die mijn petje nog steeds te boven gaat. Haar plasma zwaard boorde zich door het lichaam van Zephyr als een mes door boter. Met een onmenselijke dubbele stem schreeuwde Zephyr het uit van woede en pijn en sloeg Rayda door de betonnen muur heen. Een naargeestig geluid van brekend beton en vermorzelde botten gecombineerd met het psychopathische dubbele gelach van Zephyr. Mijn bloed kookte ik voelde me als een furie, een furie van pure woede? Dat weet ik eigenlijk niet goed te beschrijven, gewoon furieus. Ik graaide naar mijn automatische energie pistool en schoot Zephyr net zolang door zijn hoofd totdat mijn munitie op was. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat Rayda nog leefde en nog bij bewustzijn was. Maar Zephyr was niet dood en dan te bedenken dat dit alles in enkele seconden gebeurde, te snel voor de andere om mij of Rayda of Liander geholpen te hebben.
9
3. Wat er gebeurde terwijl Flora sliep Met een stem schor van emotie kondigde Wakuri Hattari aan dat de simulatie was afgelopen. Er was geen vijandigheid tussen Alfa en Beta meer en samen hielpen we met het dragen van de gewonden. Liander kwam er voor metafectie ongelukken nog goed vanaf. (een paar gebroken ribben en een lichte hersenschudding is het minste wat je kunt oplopen als je in je eentje vecht tegen 10 metafecties. en ik kan het weten.) Maar Rayda was er veel ernstiger aan toe: ze had een heleboel inwendige bloedingen en een open botbreuk. Iets of iemand had het systeem gehackt, dat moest wel dacht Flora. Een aantal andere leerkrachten arriveerden om het lichaam van Zephyr op te halen dat wonder boven wonder niet tot as was gedecodeerd. Waaronder Taejo, (een zeer ervaren bewaker die ook andere cadets bewaker opleiding geeft) jufvrouw Eugenia van de lessen Geestelijke gezondheid, meester Shen Hattari (die nieuwelingen begeleidt) en Bianca die les geeft in ontwijken en lenigheid. ‘’Pssst! Flora, Taejo is blijkbaar terug geroepen van zijn dienst bij de Vortex.’’ Fluisterde Rayda. Ik rolde geïrriteerd met mijn ogen. ‘’Natuurlijk is hij niet op dienst hoe zou hij anders hier kunnen zijn?’’ Rayda wist hier geen antwoord op te geven. Samen droegen de 4 leerkrachten de ambrozieten kist met Zephyr erin naar het portaal. Zwijgend zweefde de kist verder en al even zwijgend schuifelde onze klas achter Wakuri Hattari aan. Eenmaal aangekomen in mijn slaapkamer, stortte ik me op mijn bed met Zephyrs weerzinwekkende gelach nog helder in de geest. Zephyr wat is er toch van je geworden? Ik werd moe van alle indrukken en besloot te slapen. ‘’Voorzichtig, voorzichtig, bijna… hebbes!’’ Jufvrouw Eugenia opende het deksel van de ambrozieten kist. (ambroziet is een zwart metaal dat aan de randen een kalmerende blauwe gloed afgeeft en word meestal gemaakt met obsidiaan en de stoffelijke resten van een treurig ongeluk.) Het lab was hermetisch afgesloten en de vier leerkrachten waren in volledige doctors uitrusting. Hij werd uit de kist getild en in een glazen kast gelegd, zijn armen en benen werden met geohoekige ketenen vastgezet. (Lichtblauw metaal dat licht lijkt te geven.) ‘’Hoe weet je zo zeker dat hij een metafectie is?’’ Vroeg Taejo. ‘’Dat zou jij het als beste moeten kunnen zien en bovendien jij hoorde toch ook zijn laatste woorden?’’ Vroeg meester Shen lichtelijk geïrriteerd. Nu hij zo doodstil en vredig lag kon je hem pas goed zien; hij had een lijkbleke huid onmenselijk bleek, zelfs een albino zou denken dat die een mokka kleurig gezicht had. Ten tweede hij had geen scherpe tanden en klauwen. (Iets wat bij metafecties hoort) en alles aan hem was ijzersterk. Hij zou gemakkelijk een staalkabel kunnen doorbijten ook al oogt hij op zijn lengte en huidskleur na, als een heel gewone cadet. ‘’Heeft hij het Virus?’’ Vroeg meester Shen dood ernstig. Juffrouw Eugenia pulkte nog vrolijk door aan eh nou de dingen waar chirurgen aan pulken. In plaats daarvan gaf Taejo antwoord: ‘’Nee niet het geen wat we kennen.’’ ‘’Ik heb niets kunnen vinden.’’ 10
Opperde Juffrouw Eugenia. ‘’Moeten we hem dan niet losmaken en fatsoenlijk begraven?’’ Vroeg meester Shen. ‘’Als hij dood was ja dan wel.’’ Zei Taejo griezelig kalm. ‘’WAT?! Waarom is hij niet dood, hij had dood moeten zijn! Doe dat en ontdoe mij van dit vreselijke gezicht NU! Grrrr.’’ Tierde meester Shen wild van woede en verbazing omdat zijn plan klaarblijkelijk niet was gelukt. ‘’Tot nu toe is het onmogelijk om hem te doden directeur.’’ Zei Taejo opnieuw ijzig kalm. ‘’Jij verbergt iets voor ons dat je niet wilt delen Taejo, je bent voor geen cent te vertrouwen!’’ Snauwde meester Shen. ‘’Rustig! Rustig, mannen!’’ Riep Bianca. ‘’Ik ben bezig met het analyseren van mogelijke verdachte delen, om er later een vaccin van te maken.’’ zei Bianca rustig. ‘’Mogelijk ja mogelijk wat hebben we aan mogelijk? We moeten het zeker weten!’’ Tierde meester Shen. Bianca stapte rustig maar kordaat op Taejo af. ‘’Kom op Taejo, je kunt mij toch wel vertellen wat je dwarszit? Ik weet dat je iemand in koelen bloede kunt doden tijdens je wacht maar dit zit je echt dwars.’’ Het is waar dacht ik maar ik mag het ze niet vertellen nog niet althans. ‘’Is het misschien omdat Zephyr jouw leerling was?’’ Weer had ze gelijk maar ik probeerde nog een pokerface op te zetten. ‘’Je hoeft het niet te verbergen kom maar even mee oké?’’ Haar liefdevolle woorden waren verleidelijk, een sterke drang, de drang naar liefde en medeleven won het uiteindelijk en ik liep samen met Bianca naar buiten om het er over te hebben. ‘’Goed Taejo kom en vertel me de waarheid.’’ Vroeg Bianca me. ‘’Want ik weet dat jouw dienst om iets heel anders ging dan alleen bewaken.’’ Zei Bianca vertrouwelijk.
11
4. Taejo? Oké, het begon allemaal toen ik samen met Zephyr op patrouille ging naar de Vortex, iets wat geen enkele leerling ooit heeft gedaan, maar ik wist dat Zephyr sterk genoeg was. Terwijl we steeds verder van de Academie gingen werd het weer steeds bozer en dan bedoel ik echt boos, letterlijk. Eerst was het gewoon wat bewolkt maar naarmate we verder trokken werd het steeds grauwer en toen we uiteindelijk bij de Vortex waren, waren de wolken zwart zeg ik je, echt zwart. Het gebeurde blijkbaar ongemerkt want we kwamen er pas achter toen we stopten. Het was doodstil op de vlakte geen zuchtje wind. Iedereen scheen zich te hebben verscholen, behalve een ongelukkige wandelaar op het ongelukkige moment. ‘’Wat gebeurde er dan met hem?’’ Vroeg Bianca. ‘’Daar kom ik nu’’ Zei Taejo. De wandelaar zocht ook een schuilplaats maar die was er niet en dus liep hij naar ons toe, de lucht leek op een vraatzuchtig beest en een machtige bliksemflits verduisterde de hemel. De man kwam op een vreselijke manier aan zijn eind. Ook leken de tongen van bliksem naar ons te likken maar de kracht van de Vortex hield ze tegen. Op die cruciale dag besloot Zephyr dat hij oud en wijs genoeg was om te doen waarvan hij dacht dat, dat goed was. ‘’Ik ben oud en wijs genoeg om op te passen voor bliksem Taejo! Ik heb jouw hulp niet nodig!’’ Kordaat stapte Zephyr de Vortex uit, ik wilde hem nog waarschuwen dat de bliksem nog losbrak maar het was te laat; 5 meter voor mij sloeg de bliksem in op wat ooit mijn leerling was geweest. De lucht vulde zich met de ijzingwekkendste doods kreet die ooit had gehoord het duurde waarschijnlijk niet meer dan 10 seconden maar het voelde als uren. Ik zag hoe Zephyr opstond terwijl hij levend geroosterd werd, ik zag hoe hij zijn handen tot klauwen kromde en zijn armen strekte naar een onzichtbare macht. Ik zag hoe zijn natuurlijke haarkleur veranderde van blond naar het zwart van de wolken, hoe de bliksem zijn gezicht geselden, striemen achterliet op zijn rug en een diep lang litteken op zijn gezicht. Zijn gezichtsuitdrukking veranderde van eigenwijze puber naar een ijzingwekkende moordmachine die er alles aan zou doen om zijn doel te bereiken. Die zijn bloedeigen zoon zou kunnen vermoorden als hij zich verveelde. Na de meest afschrikwekkende seconden van mijn leven zag ik hoe Zephyr uiteindelijk bewusteloos op de grond viel, voor mijn voeten. Toen op het meest verkeerde moment dat er had bestaan kwamen er metafecties, honderden! Ik wist dat Zephyr of ik het niet zouden overleven. Ik deed wat me was verboden om te doen; ik gebruikte de Vortex om naar Aarde te reizen naar de Anderen. We ontsnapten aan de metafecties en kwamen aan in een donker steegje met een vuilnisbak. Ik besloot een Mini Flux converter achter te laten zodat we gemakkelijk terug zouden kunnen reizen zonder een ander Vortex te zoeken. We bleven een aantal Aardse jaren boven omdat we de plaats waar we terechtkwamen kwijt waren geraakt, al die tijd was Zephyr nog steeds bewusteloos. We moesten ons bestaan geheim houden want onze wat de Anderen noemen ‘’Superkrachten’’ vielen nogal op, ik kon ook niet met Zephyr naar de dokter want die zouden er geen snars van begrijpen en we hadden ook geen geld. Halverwege onze reis werd Zephyr eindelijk wakker! Ik kon wel een gat in de lucht springen van blijdschap maar dat gevoel verdween algauw als sneeuw voor de zon, zijn doordringende ogen boorden zich in 12
die van mij, geschrokken als ik was liet ik hem vallen. Als een kat stond hij op twee benen in minder dan milliseconden. Versteend van angst zag ik hoe zijn mond zich omkrulde in een kwaadaardige grijns, met één hand greep hij me vast bij mijn haar. Ik kon het wel uitschreeuwen van de pijn, het was alsof zijn aanraking door mijn huid schroeide. ‘’W, wat doe je me aan Zephyr ik ben het Taejo?’’ ‘’Dat weet ik nare vent! Je wilde me niets liever dan vermoorden door me toch stiekem buiten de Vortex te duwen hè?’’ Zijn stem klonk als het schuren van metaal en af en toe als dat van een gewone school jongen die je probeerde te vermoorden. ‘’Ik zal je doden vieze man ik zal je vernietigen en met de grond gelijk maken! Je in mootjes hakken met mijn blote handen en de rest voeren aan de ratten!’’ Maar ik heb je leven gered! Was de gedachte die door mijn hoofd ging. ‘’Wat? Haahaahaa hihi dacht je dat nou echt vies vod? Sterker nog je probeerde me te vermoorden maar daar zul je nu van lusten want nu ben ik machtig, machtiger dan jullie allemaal! Mwuaa hihi’’ Zijn psychopathische dubbele gelach weergalmde door de straten. Hij stak zijn hand in de lucht. Ik zag hoe de vonken er letterlijk vanaf sprongen hoe er kleine straaltjes elektriciteit wriemelde over zijn arm en hij zou me ook daadwerkelijk hebben vermoord als er niet een vrachtwagen aan kwam rijden die hem niet zag. Opnieuw een kreet maar dit keer een van ontzag, frustratie en verbazing liet hij me los. Als ik een Andere was geweest zou ik nooit meer haar hebben gehad zo vreselijk had hij me toegetakeld met alleen maar een (pijnlijk lange) aanraking. Ik durf het me nog steeds nauwelijks voor te stellen wat er was gebeurd als hij me sloeg. Een paar straten verderop hoorde ik het geluid van een ontploffing; een hele grote, ik rende zo hard dat zelfs mijn Sprint er bij in het niet viel. Binnen enkele minuten reden er minstens 5 politie bussen naar het ongeval en honderden Andere toeschouwers stonden te kijken naar de ramp die zojuist had plaats gevonden.
13
5. Zephyr? De vrachtwagen stond in lichterlaaie of erger de vrachtwagen smolt weg. Een harde knal weerklonk; het portier werd met kracht 7 meter de lucht in geslingerd. Een overlevende stapte hijgend van de inspanning uit maar het was niet de chauffeur… Met een met zweet doorlopen gezicht stapte de jongen over het autowrak, een lok haar viel over zijn gezicht wat hem mogelijk nog dreigender maakte. Hij slungelde nogal een beetje maar zijn gezicht was vertrokken in een grijns van voldoening. Hij was in zijn opzet geslaagd. Twee ziekenbroeders haastten zich naar hem toe om hem te assisteren maar de jongen weigerde. Een journalist leunde over de railing en vroeg de knul wat er was gebeurd hoe hij er aan toe was of er nog meer overlevenden waren maar zijn enige antwoord was bespottend gegrinnik en een grijns en de journalist raakte geïrriteerd. De ziekenbroeders kwamen opnieuw, pakten hem beet en wilde hem in de brancard leggen maar dit ging helemaal fout. Terwijl ze Zephyr beet pakten kronkelde de elektriciteit over hun lichaam en ze vielen allebei doodstil op de grond alsof zij een heel mooi slaapliedje hadden gehoord maar dan wel hun laatste. Zephyrs vreselijke aura begon door te dringen tot de menigte, een kind voelde zich niet op zijn gemak en glipte ongemerkt weg. Vele mensen schuifelden weg maar durfden niet helemaal weg te gaan. Zelfs de politie werd er onderste boven van en de honden jankten zachtjes. Een kind van nog geen 14 dat twee volwassen mannen had vermoord. En wat de agent en de meeste Anderen waarschijnlijk het meest ongemakkelijk vonden was: hoe kan een jongen die twee broeders elektrocuteren. Onbewust wisten de meesten dat het hier om bovennatuurlijke krachten ging maar ja, daar wil de Westerse cultuur niets van weten. Zephyr stapte op de grote herdershond af. ‘’kom maar lief beestje ik zal je heus geen pijn doen hoor.’’ Even leek de donkere druk verdwenen te zijn en de hond gehoorzaamde. Wat zijn dat domme wezens die Andere, zelfs hun huisdieren zijn slimmer! Zephyr aaide de hond. De hond liep vrolijk snuffelend naar zijn baasje terug om vervolgens jankend en stuiptrekkend voor de voeten van de agent te sterven, haar grote lieve ogen draaiden alle kanten op van wilde paniek. Ook had de paniek nu de mensen in hun greep. ‘’Kom maar liefjes dan zal ik jullie een knuffel geven Hahasaahaa hihihi!’’ Mensen stoven uiteen en vluchtten alle kanten uit de politie kwam in actie en begon te schieten op de jongen. Zephyr greep de kogels zo uit de lucht om ze vervolgens met dodelijke precisie terug te werpen. Één agent die uit het buitenland kwam hield het niet meer. ‘’Goden goden Allah is woedend, hij zal zijn toorn over laten ons afgaan!’’ ‘’Idioot mens houd je kop!’’ Siste Zephyr. Hij hief zijn arm en kneep zijn vingers samen in een vuist. De buitenlandse agent spatte uit elkaar. ‘’Nu ik mooi paniek heb gezaaid word het de tijd om een oude vriend op te zoeken en daarna de wereld te vernietigen die hij zo koestert!’’ Zijn litteken leek op te gloeien als de rand van ambroziet maar dan kil en koud in plaats van rust gevend. Maar over Syntia zweeg Taejo.
14
‘’STOP!’’ Schreeuwde Bianca. ‘’Er luistert iemand mee via een telepathische link’’ Meldde Bianca. ‘’Wie dan?’’ Vroeg Taejo. ‘’Weet ik niet, maar hij of zij doet het niet met slechte bedoelingen ik zal hem of haar blokkeren.’’ Zei Bianca. Met een schok werd Flora wakker. ‘’Oei oei wat een knallende koppijn!’’ Dacht ik. ‘’Hé wat is dat?’’ Ik keek op mijn nachtkastje en daar lag een boek zoals de Anderen die maakten. Ik blies het stof eraf. Er stond waarschijnlijk een naam en een titel op maar ik kan geen Engels, ik ken alleen maar mijn moedertaal. ‘’Hmmm, hoe los ik dit op? Natuurlijk! Jack kan Engels!’’ Geconcentreerd ging ik op bed zitten. In gedachten stuurde ik Jack een verzoek. ‘’Jack ik heb je hulp nodig met vertalen, het is belangrijk heb je even tijd?’’ ‘’Tuurlijk Flora! Waar ben je?’’ ‘’In onze kamer.’’ ‘’Oké, trouwens dat trucje moet je me ook eens leren! Hoe kom je daaraan?’’ ‘’Kom nou maar gewoon, dan leer ik het jou ook.’’ Ongeveer 2 minuten later hoorde ik iemand heel hard slippen. Ik rolde met mijn ogen. ‘’Jack toch weer.’’ Tevreden wandelde jack binnen. ‘’Zo waar kan ik je mee helpen?’’ Zei Jack. ‘’Hiermee.’’ Ik liet hem het boek zien. Jack fluitte. ‘’Zozo, weet je wel hoe kostbaar de boeken van Anderen zijn?’’ Ik schudde mijn hoofd want ik had geen idee. ‘’Als je dit ding weet te verkopen hebben we genoeg schoolgeld voor nog twee simulators!’’ Riep Jack opgewonden. Ik keek hem vol ongeloof en verbazing aan. ‘’Wie wil er nou een oud stoffig boek kopen dat niemand kan lezen?’’ Vroeg ik. ‘’Correctie: ik kan het lezen en ik weet zeker dat er nog veel meer van ons rondlopen die dat kunnen lezen. ‘’Nou kom op! Wat staat er!’’ ‘’Eerst wil ik weten hoe je daaraan komt!’’ Zei Jack op gebiedende toon. ‘’Nou gewoon, ik werd wakker en het lag op mijn nachtkastje.’’ ‘’Ik geloof je niet.’’ ‘’Toch is het zo! Je weet dat ik doodeerlijk ben, trouwens waarom zou ik een boek stelen dat ik niet kan lezen!’’ ‘’Nou misschien omdat het veel waard is?’’ Zei Jack. Ik rolde met mijn ogen. ‘’Jack kom op!’’ ‘’Sorry, ja je hebt gelijk.’’ Zei Jack. ‘’De titel luidt: Voorspellingen van dokter Umarichi.’’ Zei Jack. ‘’Kom op! Laten we kijken wat voor voorspelling er voor ons instaat!’’ Riep ik opgewonden. Jack sloeg het boek open, meteen vonden we een gigantische namenlijst. ‘’Ze staan in alfabetische volgorde.’’ Zei Jack. ‘’Alfa wat? Wat is een alfabet?’’ Vroeg ik. ‘’Hemel Flora! Ik wist dat je geen Engels kon maar als je niet eens weet wat een alfabet is! Het alfabet zijn de letters die de Anderen vroeger gebruikten, je kunt ze in een soort volgorde zetten.’’ Antwoordde Jack rustig. ‘’Wat is jouw achternaam?’’ Vroeg Jack aan mij. ‘’Lansbergen.’’ Antwoordde ik. Met bovenmenselijke snelheid bladerde Jack door het boek. Daar stond mijn naam, mijn achternaam.
Lansbergen
pg 453
Jack raakte het boek niet eens aan, in gedachten beval hij het boek te openen op pagina 453.
15
Vijf vrienden volgen het pad of wijken van het pad. Vijf vrienden zoeken het avontuur of het avontuur zoekt hun. Één vriend verdwaalt. Twee vriend keert niet meer weder. Drie vriend vindt zichzelf. Vier vriend zoekt. Vijf vriend vindt de waarheid. Heb haat en gij zult vinden, maar zult gij terugkeren? Alle vrienden zal leven voor altijd veranderen, of de dood. Jack vertaalde het voor Flora. ‘’Wow, dat is raar. Ik heb het vreemde gevoel dat, dat op ons slaat.’’ Zei ik. ‘’Goed, nu leer ik je Engels.’’ Zei Jack. ‘’Dan leer ik jou nu telepathie.’’ Zei ik. ‘’Waarom geef je me niet gewoon een Engels chip?’’ Vroeg ik. ‘’Omdat ik meer weet dan die chips.’’ Zei Jack grijnzend. ‘’Is er geen chip voor telepathie?’’ Vroeg Jack. ‘’Nee want telepathie is iets wat we in feite al kunnen, hoewel de meeste niet weten hoe. Taejo leerde me zelfs de basis voor telekinese.’’ Fluisterde ik in Jacks oor. ‘’Kom ga zitten en ontspan je.’’ Zei ik. Jack ging zitten. ‘’Nu moeten we allebei mediteren en open voor elkaar staan als we een link willen leggen.’’ Zei ik. Zonder aarzelen stelde ik me voor Jack open. Mijn oogleden werden zwaar. Ik ging zitten. ‘’Ontspan je Flora, er is geen gevaar; niet nu en straks niet.’’ Zei ik tegen mezelf. Genietend sloot ik mijn ogen. Mijn bewustzijn leek te vallen in een inktzwarte duisternis.
16
6. Gedaan is gebeurd Gillend viel ik, ik bleef vallen. Even plotseling als mijn val begon stopte het. Ik zweefde in het niets, alles om me heen was zwart behalve ikzelf. Plotseling een lichtpuntje, het lichtpuntje werd groter. Het zwart om me heen werd grijs, toen lichtgrijs. Vage contouren tekende zich op de achtergrond af. Langzaam aan werd alles scherper. Ik kneep mijn ogen tot speetjes. ‘’Zephyr!’’ Verschrikt sloeg ik een hand voor mijn mond. Zephyr zag of hoorde me niet. Ik trilde van angst maar vreemd genoeg voelde mijn omgeving helemaal niet vijandig aan. Sterker nog ik merkte niks van Zephyrs aura. ‘’Zephyr.’’ Ik wilde Zephyrs hand vastpakken, het enige wat ik greep was lucht. Ik gaf hem een schop, maar inplaats dat mijn droombeeld ineen kromp, schopte ik gewoon door hem heen. De omgeving bestond uit een parkeerplaats waar kort geleden een zeer ernstig ongeluk moest zijn geweest, te zien aan die omgevallen vrachtwagen. Ik zag overal mensen wegvluchten. Zephyr rende achter een vrouw aan. Zephyr was uiteraard veel en vele malen sneller. Ik haastte me erachteraan om te zien wat er gebeurde. De vrouw zat vast in een doodlopende straat. Aan haar gezicht te zien moest Zephyr alleen al met zijn blik een gevoel van terreur zaaien. Ik verstond niet wat ze zei, het was waarschijnlijk Engels. Wat het ook was, het was vast en zeker iets angstigs. ‘’Wat voor moois heb jij voor mij?’’ Vroeg Zephyr gluiperig. De vrouw keek hem niet begrijpend aan. Zephyr siste van irritatie, Zephyr sloot zijn ogen. De vrouw voelde zich vreemd, alsof heel haar leven ondersteboven werd gegraven door een mol. Eindelijk vond Zephyr wat hij zocht: Engels. Tevreden liet Zephyr de vrouw los. Ze snakte naar adem en keek Zephyr vuil aan. ‘’You are dead.’’ Zei Zephyr grijnzend tegen de vrouw. (Één van het weinige Engels dat ik ken.) ‘’O geil kontje!’’ Zephyr grijnsde duivels. Zephyr is en blijft een rokkenjager, misschien is dat wel het enige wat over is van de echte Zephyr. ‘’Gedraag je niet zo als een pervert!’’ Riep ik. Geen reactie. Zephyr sloeg toe, de vrouw gilde. Ik was blij dat ik niets zag, wat er ook gebeurde, het was een snelle fatale slag. Opeens ging alles heel erg snel. De ‘film’ werd als het ware 18 keer versnelt. Ik zag flitsen van beelden. Een metro station, een seconde later zag ik Zephyr. Nog een seconde later, hordes mensen stoven opzij. Stop. De idiote versnelling stopte eindelijk. ‘’It doesn’t make sense! I want to enter this metro!’’ Zephyr greep de conducteur bij zijn kraag. ‘’Dare to call reinforcements! They will end like her!’’ Aan het gezicht van de bewaker af te lezen, zag hij waarschijnlijk een herinnering van Zephyr. ‘’You can enter, and leave us unharmed please.’’ Smeekte de bewaker. Zephyr grijnsde en smeet de bewaker opzij. De metro reed weg. Als toeschouwer kon ik door muren lopen, waar ik nu dan ook gebruik van maakte. ‘’O mijn hemel! Waarom moest ik nou per se in Taejo’s stomme wereldje blijven! Ik zit hier gevangen! Desnoods bouw ik mijn eigen Mini flux converter!’’ Tierde Zephyr. Niet dat iemand er wat van zou hebben verstaan, Zephyrs verkillende aura liet iedereen zwijgen. ‘’Deze mensen hebben een zeer lage voedingswaarde! Hier kan ik niet blijven op langer termijn, die stomme koeien zullen alles over het netwerk verspreiden.’’ Zei Zephyr boos.
17
‘’Des te meer rede om nu eens alle kosten te compenseren.’’ Ik wou dat ik er wat aan kon doen maar het is een droom, bovendien is het al gebeurd, deze droom is slechts een flashback. Opeens viel de stroom uit. ‘’What is happening?’’ Riep een Amerikaan. ‘’What went wrong?’’ Riep iemand anders. ‘’Help me please! I am stuck.’' Een gesmoorde kreet. Er kwam een heleboel gestommel uit de tweede cabine, alsof er handgemeen was. ‘’Mum I am scared.’’ ‘’Don’t be afraid Lucy, there is nothing to fear about.’’ Helaas had ze het daar goed mis. Zachtjes, bijna onmerkbaar ging de deur open. Met de stilte en gracieusiteit van een kat sloop Zephyr het vertrek binnen. Vreemd genoeg bleef de metro toch doorrijden, ondanks het feit dat de stroom was uitgevallen. De machinist stond op om de nooduitgang te zoeken. Doeltreffend en stil brak Zephyr zijn nek, de man zakte als een voddenpop in elkaar. Zephyr verliet de ruimte, zijn doel was nu de menigte. De stroom ging weer aan. De passagiers slaakten een zucht van oplichting. De man die zijn nek had gebroken zag eruit alsof hij sliep op de stoel. ‘’Here is your captain speaking: all passengers please grab the iron bar of where your suitcase lies. De meeste keken elkaar verward aan. This isn’t an airplane, was de gedachte van de meeste passagiers. Uiteindelijk greep iedereen de railing beet. Een gigantische schok van minstens 2000 volt roosterde de passagiers. Alleen het Amerikaanse meisje Lucy bleef over. Schichtig keek ze om zich heen. Lucy liep behoedzaam achteruit. Lucy botste tegen iemand aan, het was Zephyr. Zephyr ontblootte zijn hoektanden. Lucy gilde van de schrik en struikelde over het lichaam haar moeder. Lucy gilde nog harder. Zephyr las genietend haar gedachten maar deed niet de moeite om dat stiekem te doen. Lucy voelde zich naakt, ontbloot en kwetsbaar. Zephyr was hooguit 1 meter 65 en toch intimideerde hij haar meer dan iemand ooit had gekund. Don’t kill me! I don’t want to die yet! It is too soon! Lucy zei het niet maar dacht het wel. Zephyr knikte. ‘’You are right.’’ Zei Zephyr. His voice! He sounds like… ‘’Like what! Like a monster?’’ Riep Zephyr. Lucy slikte. Zephyr kalmeerde. ‘’That’s what I want to hear; silence.’’ Zei Zephyr genietend. Zephyr duwde Lucy tegen de muur, en rukte het plafond kapot, en wikkelde Lucy in met kabels, Lucy schreeuwde. ‘’It is time for my dinner, sweetheart!’’ Zei Zephyr spottend. Het gehele tafereel was veel minder bloederig dan ik aanvankelijk had gedacht, maar daarom des te grimmiger. Ik hoefde niet te kijken om te weten dat Zephyr zich voed met hun levensenergie, als ik eerlijk ben wil ik het ook niet weten. Het leek een eeuwigheid te duren voordat Zephyr klaar was. Op de achtergrond hoorde ik Lucy worstelen met de staalkabels. Zephyr keerde terug en keek Lucy doordringend aan. ‘’You are so full of love, and so young and innocent.’’ Zei Zephyr vertederend. Zephyrs handen waren rood van het bloed. ‘’Guess what? I HATE IT! I HATE IT! I HATE EVERYONE IN THIS GODDAMNED WORLD!’’ Krijste Zephyr. Zephyr likte zijn lippen af. ‘’I will spare you, because you remember me to someone i knew long ago.’’ Zei Zephyr. Lucy leek in een soort trance, zo geïmponeerd was ze. Als cadet word je geleerd het onverwachte te verwachten maar zelfs ik had dit niet verwacht! Zephyr pakte haar hand teder en voorzichtig vast, en keek haar aan met een blik van verstandshouding. Lucy begreep er niets van. Zephyr beet haar, Lucy schreeuwde
18
van de pijn. Zephyr liet los en likte zijn lippen af. ‘’No you ask me, I am not a vampire! I hate blood, especially human blood.’’ Lucy kermde alleen maar. Lucy balde haar hand in een vuist. ‘’May this scar bring you my terror, for eternity! I will use you to return home.’’ Riep Zephyr. De metro was gestopt, alle cabines lagen vol met lijken. Geen spatje bloed aan de muur, alleen op de lijken. Hier ergens moet het zijn. Dacht Zephyr vertwijfeld. Zonder protest liep Lucy met hem mee. Lucy’s arm bloedde ernstig. ‘’Go and gather as much laptops and mobile phones as possible!’’ Riep Zephyr Lucy na. Lucy aarzelde geen moment en deed wat Zephyr haar vroeg. Ongeveer een half uur later kwam Lucy terug met drie laptops en 12 mobieltjes. ‘’That looks good.’’ Zei Zephyr tevreden. ‘’No, you are not my minion! And stop thinking such ridiculous things!’’ Riep Zephyr. Zephyr legde de spullen op de grond en ging zitten. Zephyr kraakte zijn nek en strekte zijn armen. Hij knipte met zijn vingers, een vonk ontstond, hij deed het nogmaals, nog een vonk. Zephyr gromde geïrriteerd. Lucy keek nieuwsgierig toe. Hoewel deze jongen een aura van terreur en dood had, had hij ook een diepere persoonlijkheid; een achtergrond verhaal. Lucy achtte Zephyr niet helemaal maniakaal. Voor de derde keer knipte Zephyr met zijn vingers; dit keer bleef de vonk op zijn wijsvinger branden. De hoop elektrische apparaten lagen er roerloos bij. Zephyr hurkte en begon ze uit elkaar te halen, in elkaar te zetten, om te smelten en wat niet. Lucy had de moed verzameld om iets te zeggen. ‘’From where are you?’’ Vroeg Lucy. Langzaam draaide Zephyr zich om. ‘’It doesn’t matter where I came from Lucy, you should understand that.’’ Antwoordde Zephyr beheerst. ‘’I know you are not from here, I mean really not from here. I believe in multiple dimensions.’’ Zei Lucy. ‘’I don’t want to talk about it!’’ Krijste Zephyr, zijn stem was demonisch en klonk als het schuren van metaal. ‘’At first I saw a mass murdener, then I saw a schoolkid who lost himself, but now I see that you are nothing more then a monster!’’ Riep Lucy paniekerend. Zephyr snoof. ‘’I love your smell of fear! Thanks for the compliment. Your are one of the few who dare to say the truth right in my face!’’ ‘’Ahaahaahahihiha! I am your nightmare!’’ Zephyrs psychotische gelach weergalmde door de cabine. Lucy keek naar Zephyr met een blik van walging. ‘’You are insane! An asylum! A horror! I will show the world of your deeds!’’ Riep Lucy. ‘’Yes do that, I like popularity.’’ Antwoordde Zephyr kalm. Hoewel Lucy nog steeds was vastgebonden kon ze nog wel rennen. Zephyr was klaar met zijn bezigheden aan het schroot en wilde net opstaan toen hij een bonk hoorde. Huilend lag Lucy vijf meter verder op de grond. Zephyr blies de vonk op zijn vinger uit en liep vastberaden naar Lucy toe; Lucy huilde. L, let it stop! Please! I regret everything! Everything I have done in my life! Mum! Why you and not me, why! Snikte Lucy. ‘’Your thoughts are like candy for my heart beauty.’’ Zei Zephyr spottend. Zephyr greep Lucy bij haar, haar en sleurde haar terug. Zephyrs geïmproviseerde Mini flux converter was klaar. ‘’Now I need only a powersource, that will be your use!’’ ‘’N, no.’’ Fluisterde Lucy angstig, Lucy leek volledig te begrijpen wat Zephyr van plan was. Zephyr zag dat aan haar gezicht en genoot er volop van. Zephyr liep langzaam op Lucy af met een USB kabel in zijn hand.
19
‘’This time you won’t escape me, little worm!’’ Gromde Zephyr. Lucy wilde Zephyr een trap in zijn ballen sturen maar Zephyr las haar gedachten en ontweek haar behendig. ‘’You are more brutal then I thought!’’ Siste Zephyr boos. Zephyr scheurde een stuk van Lucy’s T-shirt af en bond dat om haar mond. ‘’Don’t move or I will cripple your leggs!’’ Riep Zephyr haar na. ‘’O no cops!’’ Riep Zephyr om Lucy af te leiden. Lucy keek hoopvol de andere kant op, waar Zephyr dan ook gebruik van maakte. Zephyr duwde de USB kabel in Lucy’s wond. Lucy schrok en had vast en zeker willen schreeuwen maar de lap stof voor haar mond belette dat. Zephyr schakelde de Mini flux converter aan en ging op de teleporter staan. ‘’I would do it myself, weren’t I the person that is going home!’’ Riep Zephyr haar nog na. Een blauwe gloed omhulde Zephyr. Lucy kreunde ongemakkelijk. ‘’Maybe the progress will leave some aftereffects of cyberspace!’’ De gloed werd met de seconde sterker en feller, Lucy keek Zephyr met grote angstogen aan. I hope for you that you will die, that would save a lot of trouble in your life or what is left of it anyway. Stuurde Zephyr in gedachten. De gloed bereikte een hoogte punt; een draaikolk van witte onbekende codes, cijfers en letters wervelde door de cabine. Wat en hoe het ook gebeurde, Lucy beet het stuk stof door. ‘’THE NEXT TIME I SEE YOU IS IN HELL!’’ Krijste Lucy. Zephyr lachte alleen maar. Een kleine geluidloze explosie van licht volgde, de Mini flux converter stokte en viel uit. Zephyr was weg. Lucy zakte ineen. I survived, what will happen next? What did he mean with aftereffects? Lucy had werkelijk geen idee. Lucy spande haar spieren en brulde, een voor een knapten de staalkabels. Vervolgens viel ze in coma. Het was een treurig schouwspel: een echt menselijk meisje op een onmenselijke en monsterlijke manier in contact gebracht met een machine. Zephyr snoof. ‘’Oost, west thuisbest!’’ Uiteraard viel er niet veel te snuiven in cyberspace. ‘’Ik vraag me af waar ik ben... dit is niet de Vortex die ik ken.’’ Zei Zephyr. Zephyr stond op een andere Mini flux converter. De bomen torenden hoog boven hem uit en vormden een dak voor de hemel. Zephyr en het apparaat waren volledig omgeven door struiken. Zephyr plukte een blad en bekeek het nauwkeurig: door de nerven vloeiden kleine stroompjes data. Zephyr keek verward om zich heen. Als er al bomen waren dan waren die meestal dood. ‘’Ik zweer dat ik de juiste coördinaten had ingevoerd! Voortaan gebruik ik geen mensen meer, ze zijn niet erg compatible.’’ Zephyr duwde de grote bladeren opzij en kwam tot de ontdekking dat hij zich bevond in een bos. ‘’Wacht eens even... dit stuk komt me vaag bekent voor.’’ Zei Zephyr. Een aantal bomen had gele, bruine, paarse en rode bladeren. ‘’Herfst? Er bestaan geen seizoenen meer! Tenzij ik me een biosfeer bevind. Zephyr sprong op een tak en klom omhoog naar de top. Zephyr keek uit over een gigantisch bos, in de lucht (ja lucht) zweefde een maan, af en toe fonkelden er een paar sterren. Als dit een biosfeer was, dan waren die paar sterren en die maan kunstmatig, wat ook moest, aangezien hij zich bevond in cyberspace. Maar wat nog belangrijker was: Zephyr keek niet alleen maar uit over het bos maar ook over het gehele trainingsterrein van de Academie. Zephyr was blij; nu hoefde hij dat pokkeneind van de Vortex niet af te leggen. Misschien zijn mensen juist veel betere werktuigen! Dacht Zephyr. Voorzichtig klom Zephyr de boom uit: hij wilde niet onnodig ultradieren wakker maken die hem zouden kunnen verraden. Opnieuw bevond hij zich onder het bladerdak. De biosfeer van de Academie was zo ongelooflijk goed gemaakt dat Zephyr voor een moment geloofde dat de maan echt was, het enige wat de biosfeer niet had was wind. Zephyr Sprintte door het woud; struiken en boomstammen ontwijkend. 20
Alles was doodstil behalve het geknisper van blaadjes onder Zephyrs voeten, hoewel het meer klonk als het gekraak van chips. Een vliegend ultradier vloog piepend over Zephyr heen. Zephyr siste ernaar en zag daarom niet waar hij zijn voet zette. ‘’Whoaa!’’ Zephyr viel languit in een poel goedaardige data. Zijn gespetter maakte een deel van het bos wakker. Verwart en angstig kwetterden de ultravogels en vliegende ultradieren. Zephyr stond op en veegde zijn kleding af. ‘’ROT OP! MAAK DAT JULLIE WEGKOMEN!’’ Krijste Zephyr. De ultradieren en ultravogels vlogen verontwaardigd kwetterend weg. Ik wilde kijken wat er verder gebeurde maar alles stond stil. De ultradieren en ultravogels zaten roerloos in de lucht. Een nieuwe idiote versnelling volgde: Ik zag het plaatje van nu, een seconde later Sprintte Zephyr verder, nog een seconde later: ik zag dat de ochtend al aanbrak en Zephyr rustte uit van de zware Sprint, in deze seconde Sprintte Zephyr verder, het bos ruilde zich om voor vlaktes en trainingsplaatsen maar het ging te snel om ze te herkennen. Het gigantische flat gebouw van de Academie doemde op als een onverslaanbare gigant. De Academie domineerde de omgeving in al zijn trots en grootsheid. Het was al bijna middag. De versnelling stopte, Zephyr kwam aan bij de hoofdingang. De hoofdingang was meer een hoofdpoort met zijn 50 meter hoogte en 20 meter breedte, de Academie daarentegen, was bijna 3 kilometer hoog. Zephyr was doodop en zag er gehavend uit; er zaten klitten in zijn haar, zijn T-shirt was op vele plaatsen gescheurd en zijn knieën lagen open. Zephyr strompelde in de richting van de poort, Zephyr liet opzettelijk zijn zwakte zien en verborg zoveel kracht als mogelijk. ‘’Eros, is dat niet Zephyr?’’ Vroeg de bewaker aan zijn collega. Eros kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘’Verrek! Je hebt gelijk Pinta.’’ Zei Eros. De bewakers bleken nog cadets te zijn. ‘’Grootmeester en hoofdbewaker Taejo heeft er alles voorover om Zephyr terug te zien.’’ Zei Eros. Zephyr glimlachte en knikte. Ongewild beangstigde die glimlach de bewakers. ‘’Waar kan ik Taejo vinden?’’ Zephyr probeerde zo gewoon mogelijk te klinken maar toch kwamen sommige klanken er nogal vreemd uit. Dat ontging de bewakers niet. ‘’Alles goed Zephyr? Je ziet eruit alsof je met een leger metafecties hebt gevochten.’’ Vroeg Pinta. ‘’Kom, ik breng je wel naar de ziekenafdeling, daar kun je uitrusten. In de tussentijd zal ik Taejo vertellen dat je daar bent.’’ Zei Eros. Eros voerde een zeer geavanceerde code in. Knarsend ging de gigantische hemelsblauwe poort open. Het kiertje was net breed genoeg voor twee personen. Zorgzaam ondersteunde Eros Zephyr. Zephyr keek hem dankbaar aan. Samen liepen ze naar binnen. (Zephyr strompelde nog steeds.) Ze namen een lift, er waren geen knopjes of bedieningspanelen in de lift. Alleen mensen hebben dat nodig, of halflingen. Eros voelde zich zeer ongemakkelijk bij Zephyr maar liet daar niets van merken. Uiteraard merkte Zephyr het wel. Met moeite wist Zephyr de drang om Eros te vermoorden te onderdrukken. Eros mocht niets weten. Zephyr zag al helemaal voor zich hoe Eros zielig in een hoekje om genade smeekte en niemand hem kon horen of helpen in de lift. Zephyr lachte. Eros keek Zephyr verward aan, hij vroeg zich af wat er zo grappig was. Eros voelde zich nu niet alleen ongemakkelijk maar ook bedreigd alleen kon Eros absoluut niet verklaren waarom of waardoor. De lift stopte, de eerste indruk was dat van een ziekenhuis. Zephyr ving allemaal geurtjes op van verzwakte weerloze prooien. Taejo mocht niet weten dat Zephyr binnen was, alleen Taejo kent Zephyr zoals hij nu is. 21
Zephyr en Eros liepen door totdat ze een lege kamer zonder specifieke bestemming vonden. Hier is je tijdelijke verblijf, ik zal wat schone kleding voor je halen. Eros opende de kast met zijn gedachten. Het geklik van sloten vulde de kamer. Eros haalde standaard cadet kleren uit de kast. ‘’Sorry, we hebben alleen maar klasse C over.’’ Zei Eros. Eros overhandigde Zephyr de kleren. ‘’Als je me excuseert: ik moet nu naar de les van Wakuri Hattari, het schijnt dat het bestuur extra schoolgeld heeft toegestopt voor een speciaal project.’’ Zei Eros. Eros liep weg en sloot de deur. Zephyr bekeek de cadet kleren eens goed. Een standaard T-shirt en een spijkerbroek, uiteraard met sportieve overlopende strepen. ‘’Als die sukkel denkt dat ik hier blijf heeft hij het echt mis!’’ Zei Zephyr. Net toen Zephyr wilde opstaan schoof de deur open, ‘’Ik had vernomen dat je terug bent dus ik dacht; hé, ik ga je opzoeken! Mijn afspraken moeten maar wachten.’’ Zephyr schrok duidelijk, het laatste wat hij had verwacht was Taejo nu al persoonlijk te zien. ‘’Waarom ben je verbaasd me te zien?’’ Vroeg Taejo. Taejo klonk als een liefdevol vaderfiguur. ‘’Uhm, niks.’’ Zei Zephyr stotterend. ‘’Je bent toch niet meer boos op me?’’ Vroeg Taejo poeslief. Zachtjes duwde Taejo Zephyr terug in bed, Zephyr was te verward om tegen te stribbelen. ‘’Je ziet er niet goed uit, misschien moet je nog maar even rusten voordat je, je lessen weer volgt.’’ Zei Taejo zorgzaam. Doordat Zephyr zo verward was vergat hij zichzelf te maskeren, maar Taejo leek niets van Zephyrs aura te merken en als hij dat deed dan kon hij verrekte goed acteren! ‘’N, nee ik ben niet meer boos.’’ Loog Zephyr. ‘’Ontspan je toch eens! Er is niemand die je kwaad wilt doen!’’ Zei Taejo gebiedend. Nee, niemand zal mij kwaad doen, het is eerder de vraag of ik hun kwaad zal doen. Dacht Zephyr. Zephyr dwong zijn spieren te ontspannen, iets wat erg moeilijk ging. Taejo aaide Zephyr liefdevol over zijn hoofd. Het liefst zou Zephyr zijn hand eraf bijten maar besloot het niet te doen. ‘’Ow, je vindt het niet fijn als ik je aanraak?’’ Vroeg Taejo. Zephyr knikte en ging rechtop zitten naast Taejo. Taejo wilde iets zeggen maar Zephyr was hem voor; ‘’Taejo, ik had van een cadet gehoord dat er een speciaal school project is, mag ik het zien?’’ Vroeg Zephyr oprecht nieuwsgierig. ‘’Aangezien je een technicus opleiding hebt, laat ik je zelfs de binnenkant van de simulator zien!’’ Zei Taejo opgewonden. ‘’Een simulator, gaaf!’’ Riep Zephyr ook oprecht. Zephyr moest zich voorbeeldig en onschuldig gedragen in het nabij zijn van Taejo en zeker omdat iedereen nu wakker is. Hand in hand liepen mentor en leerling door de gangen naar Wakuri Hattari’s klas. Taejo opende een geheim luik vlak naast de deur. ‘’Kom.’’ Samen liepen ze de trap af onder het lokaal. Taejo maakte een willekeurige beweging en het licht ging aan. Zephyr keek zijn ogen uit; zoiets duurs en geavanceerds had hij nog nooit gezien. ‘’Dit is dus de kern van de simulator!’’ Liet Taejo trots zien. Zephyr liep behoedzaam naar voren. De kern was een zwevende metalen bol, die in de lucht werd gehouden door magnetisme. De bol was ongeveer anderhalve meter breed maar alle bedrading vormde een heel netwerk, zoals wortels. Zephyr rook de leerlingen boven, en de scherpe geur van Wakuri Hattari. Hij rook vreemd, deels naar zichzelf maar ook naar mens. ‘’Wat doe je?’’ Vroeg Taejo. ‘’Niets.’’ Antwoordde Zephyr. ‘’Ik zal je uitleggen hoe het werkt, als je poort 81 aansluit op die blauwe gateway dan krijg je een onperiodieke paradox, begrepen?’’ Legde Taejo uit. Zo te zien begreep Zephyr het want hij grijnsde maar ik heb werkelijk geen idee! ‘’Dus in feite zou ik vanuit hier gewoon met de les mee kunnen doen?’’ Vroeg Zephyr. ‘’Yep, sterker nog: als je vanuit hier inlogt ben je niet beperkt tot de ingestelde regels. In feite dus een soort godmode.’’ Zei Taejo.
22
‘’Mag ik eens proberen?’’ Vroeg Zephyr. ‘’Nou, Zephyr dat lijkt me geen goed idee.’’ Zei Taejo bezorgd. ‘’Wacht...’’ Zei Zephyr zacht. Zephyr liep op Taejo af om iets in zijn oor te fluisteren. ‘’Ja?’’ Vroeg Taejo. BAM! Zephyr sloeg Taejo buitenwesten. ‘’Geen zorgen oude vieze man, jouw dood zal ik bewaren voor een veel en vele malen zoeter moment!’’ Zei Zephyr. ‘’Inloggen? Hacken zul je bedoelen!’’ Het laatste wat ik zag was dat Zephyr zich in diepe concentratie bevond en zijn handen op de kern legde. Het beeld bevroor. Ik zag mezelf, Jack en Rayda op het slagveld. Rayda had haar plasma zwaard klaar om een aanval te doen. Jack stond op het punt zwaar kaliber in te zetten en ik maakte een onmenselijke hoge sprong met mijn laserzwaard. Overal waren leerlingen aan het vechten. Mijn droom was niet langer bevroren. Ik beleefde opnieuw het moment toen we voor het eerst een les hadden met de simulator. ‘’Rechts!’’ Schreeuwde Rayda. Ik draaide me om en sloeg iemand van me af. Geen tijd... moet doorgaan... als ik Liander kan vinden voor het ongeluk kan ik misschien alles terugdraaien maar verrek! Ik ben vergeten waar het gebeurde! Uhm... nee... Plotseling hoorde ik een heleboel geratel. ‘’YAAAAAH!’’ Schreeuwde Jack. Zijn minigun vuurde de energiekogels zo snel af dat ik alleen wat lichtflitsen zag. ‘’MWUAAHAHAA!’’ Jack toch... ik sloeg een hand voor mijn gezicht. Ik rende verder, ondertussen anderen neerhalend. ‘’Waar is Liander?’’ Vroeg ik mezelf af. Een bloedstollende kreet van angst weerklonk door de straat, de doodskreet van Liander. Plotseling doemde het doodernstige gezicht van Rayda in me op met de woorden: Hier zit meer achter, hier zit iets heel ergs fout wees voorbereid! Voorbereid waarvoor?! Wilde ik in gedachten terugroepen naar mijn herinnering maar het was al te laat. Samen met team Alfa en Beta rende ik naar waar zijn kreet weerklonk. Liander was bezig dapper te sterven tegen Zephyr. Echt sterven. Ik zag het helemaal voor me, het was een déjavu. Ik hoorde Lianders jammer kreten. Precies zoals tevoren was niemand instaat iets te doen, iedereen was verlamd van Zephyr vreselijke aura, behalve Rayda. En net als eerder was gebeurd kwam Rayda in actie. Haar plasma zwaard boorde zich door het lichaam van Zephyr als een mes door boter. Met een onmenselijk dubbele stem schreeuwde Zephyr het uit van woede en pijn en sloeg Rayda door de betonnen muur heen. Taejo kwam bij en waarschuwde de andere mentors. Alles verliep precies zoals verwacht, maar dit keer zag ik ook hoe Zephyr als zandzak in elkaar zakte. ‘’Flora, Flora! Word wakker!’’ Jack was de eerste die ontwaakte uit zijn mysterieuze droom. Jack gaf me een duw. ‘’W, wat, waar?’’ Vroeg ik verbouwereerd. ‘’Flora, doe zoiets nooit meer, wil je! Je ziet eruit alsof je koorts had.’’ Zei Jack gebiedend. ‘’Pfff, jij ziet er anders ook uit alsof je een blokuur van Eugenia hebt gehad zonder inslaap te vallen!’’ Verdedigde ik. ‘’En, heb jij nog enig resultaat gemerkt?’’ Vroeg ik. ‘’Nou Flora, ik voel me veel vrijer en losser, sterker nog, ik voel jou ook!’’ Zei Jack. Ik moest toegeven dat ik helemaal niets voelde, het bleek niet geholpen te hebben. ‘’Kom op, Flora nog één keertje maar!’’ Smeekte Jack. Ik rolde met mijn ogen. ‘’Goed dan! Één keer!’’ Gaf ik met tegenzin toe. Ik begon met mediteren en maakte mijn hoofd leeg, ik merkte een derde aanwezigheid, niet van Jack maar wel iets vertrouwds. Ik gaf toe aan de rust. De vertrouwde aanwezigheid kreeg grip op mijn geest en nam me mee naar de spirituele droom wereld.
23
7. Infectie Taejo wilde Syntia meetrekken naar de Academie maar Syntia stribbelde tegen. Ik wil een Andere, blijven Taejo ik wil naar huis laat me gaan! Zuchtend schudde Taejo zijn hoofd, hij wist best dat zij niet terug kon gaan want haar Anderen hebben de Mini Flux converter verwijderd en ze zou onze wereld ook nog eens kunnen verraden. Alleen wist Taejo niet of hij de leugen moest voortzetten of de waarheid vertellen en het hart van dit lieve dertienjarige meisje breken. Hij wist het gewoon niet. Die geur… komt me vaag bekent voor. Wacht eens even! ‘’Syntia pas op virussen!’’ ‘’Wat?’’ Vroeg Syntia verbouwereerd. Met tientallen tegelijk stortten ze zich op Syntia en Taejo maar Taejo was dit gewend en Syntia niet, hij slaagde erin haar in veiligheid te brengen. ‘’verstop je Syntia, gauw!’’ Ook begon het te onweren. ‘’O nee niet weer.’’ De vreselijke herinnering kwam naar boven van wat er gebeurde als je de Vortex verliet tijdens een storm. ‘’Syntia kom terug!’’ Maar het was al te laat Syntia was buiten gehoor afstand en ze rende verder en verder en steeds verder tot de duisternis haar opslokte maar geen bliksem flits die haar raakte. ‘’De Moederstorm zijdank!’’ De virussen lagen tot stof te vergaan toen er geen spoor meer was van Syntia. Syntia rende over de kale vlakte, het was warm, aangenaam warm maar toch vervulde iets haar met wanhoop en ellende, de inwendige koude vrat aan haar spieren maar ze stopte niet ‘’Nooit zal ik stoppen totdat ik thuis ben.’’ De vlakte ging langzaam over in een dood bos en na nog enkele Aardse uren over in een spookstad. Ze wist dat ze niet meer op Aarde was maar het was de enige manier om de tijd te bereken. Ze stopte bij wat leek op een soort gevangenis met daarbinnen een open plek. Langzaam stapte ze de drempel over en ging rillend in een hoekje liggen huilen tot de kou haar had verzwolgen. Syntia werd wakker, adolescent Syntia want geen enkel Aangepast Mens kan kind zijn. Syntia voelde zich sterker energierijker alsof ze zo een Tour de France zou kunnen doen en dan nog winnen. Uit verveling sprong ze tegen een muur op. ‘’Wow wat ben ik snel!’’ In enkele milliseconden kon ze twee salto’s maken en toch op twee benen terecht komen. In een ander hoekje van de kamer lag een vreemd vormig lemmet geketend aan de andere. Ze raapte de bijna identieke lemmeten op en bekeek ze eens goed. Er liep een pulserende blauwe lijn door beide en onwillekeurig wist ze dat ze van ambroziet en bliksem gemaakt moesten zijn ook al had ze geen idee wat dat was en hoe ze dat wist. Het was net als ze voor haar waren voorbestemt. Een rauwe kreet klonk door de nacht. Taejo’s stem. SYNTIA! Waar ben je? Kom terug alsjeblieft! Syntia draaide haar hoofd om. ‘’Had ik het nou goed gehoord? Was dat Taejo?’’ Dacht Syntia. Even later kwam Taejo aanstrompelen. ‘’Kom eens hier klein mei…’’ Verbaasd keek Taejo omhoog. ‘’Dat is geen klein meisje meer.’’ Dacht Taejo. Grinnikend ging Syntia naast Taejo zitten. ‘’Er is niks aan de hand hoor.’’ Zei Syntia geruststellend. Met ogen groot van verbazing stond Taejo haar aan te gapen. ‘’Zeg, houd eens op met mij zo idioot aan te staren en zeg wat alsjeblieft.’’ Zei Syntia deels grap deels streng. ‘’Je, je bent geen Andere meer, hoe?’’ Vroeg Taejo super 24
nieuwsgierig. ‘’Weet ik niet, ik ging slapen. Toen ik wakker werd was ik opeens anders… ik weet niet precies hoe maar ik heb het gevoel alsof niet alleen vanbuiten ben veranderd maar ook vanbinnen. Ik voel me gewoon veel sterker.’’ Bekende Syntia.’’Vanbinnen, zeg je?’’ Vroeg Taejo tegen zichzelf. ‘’Er gebeuren hier rare dingen…’’ Zei Taejo, deels terug denkend aan het laatste incident. ‘’Wil je nu wel naar de Academie?’’ Vroeg Taejo. ‘’Ja, ik kan toch niet meer terug.’’ Zei Syntia met een verdrietig gezicht. Taejo haalde iets uit zijn jaszak wat er verdacht veel uitzag als een Mini Flux converter. (Maar dat wist Syntia niet en ze zou er ook niet mee naar huis kunnen.) Taejo zette het ding op de grond; een hologram scherm werd geprojecteerd vanuit apparaat. ‘’Ik hoop dat ik verbinding kan maken met Shen Hattari’s AI.’’ Prevelde Taejo. Syntia begreep er geen snars van. Het scherm flikkerde en dreigde uit te vallen. ‘’Grrr nee!’’ Riep Taejo tegen niemand in het bijzonder. Opnieuw flikkerde het scherm en viel even later uit. ‘’Dan moeten we dus te voet.’’ Zei Taejo teleurgesteld. Zoals gewoonlijk was het weer aan het onweren maar niet zo heftig als toen Syntia en Taejo werden aangevallen of zo heftig als daarvoor... Ze hadden een lange reis voor de boeg en als ze Andere waren geweest zouden ze zeker zijn omgekomen van honger en dorst. Tijdens de reis leerden ze elkaar steeds beter kennen en ze raakten gehecht aan elkaar. Taejo vertelde Syntia zelfs van Zephyr. Op ongeveer ¾ van de reis werden ze aangevallen, iets wat veel eerder had moeten gebeuren maar het toeval wilde het anders. De aanval begon: een stuk of 10 vrouwelijke metafecties met semi-automatische geweren schoten hun munitie leeg op Taejo en Syntia. Taejo wist de energie kogels makkelijk te ontwijken maar Syntia had er wat meer moeite mee, ze had het namelijk nooit eerder gedaan. Een energie kogel raakte Syntia in haar zij, ze klapte dubbel van de pijn en had nog blijkbaar een Aardse manier van pijn verwerken. Taejo maakte korte metten met de metafecties door ze door de grond te rammen met zijn plasma zwaard. ‘’Pas op er komen er nog meer!’’ Riep Syntia verstikt. En ze had gelijk; tientallen, elk met verschillende wapens. Taejo wierp Syntia een statische dolk toe die ze zo uit de lucht griste. ‘’Nu kun je jezelf verdedigen.’’ Taejo had die laatste woorden nog niet uitgesproken of hij werd al ondersteboven gelopen door metafecties. Syntia die te druk bezig was met kijken merkte niet dat een groepje virussen zich had verzameld in de schaduw. Samen met Taejo stak ze de ene na de andere tegenstander neer. Het stof en de getallen vlogen in het rond. Uitgeput van het snelle gevecht stortte Syntia in. Taejo hakte nog het hoofd af van een andere metafectie en ging toen naar Syntia toe, maar toen Syntia ging zitten sprongen alle virussen doelbewust op Syntia en ze werd bedolven. Haar dolk was geen partij voor 20 virussen en Taejo hakte er vrolijk op los. Plotseling schoot een hand uit de berg virussen, Syntia stak haar middelvinger naar Taejo op. Taejo kon wel bedenken waarom; hij had iets te vaak gehakt. Als een bezetene sloeg hij de virussen van haar af of dood. ‘’Als ze maar niet, als ze maar niet…’’ Dacht Taejo dwangmatig. Hij trok haar uit de berg dode virussen en rolde haar op haar rug. Stil. Doodstil maar ze ademde nog wel. Taejo onderzocht haar eens goed; ze had
25
meerdere bijtsporen terwijl Taejo zich afvroeg waar hij hulp kon vinden roffelde de lucht onheilspellend. Er was geen hulp dus Taejo ging terug naar Syntia. Die krabbels zijn niets, nee het is die grote diepe snee in haar keel. ‘’Toch, toch is het gebeurd.’’ Dacht Taejo vol teleurstelling. Syntia was geïnfecteerd. Syntia’s ademhaling was onregelmatig en zwak. Haar gezicht vertrok van de pijn. Ze wilde wat zeggen maar voordat ze de kans kreeg om iets te zeggen viel ze alweer flauw. ‘’Het komt goed, echt waar ik beloof het je.’’ Zei Taejo zorgzaam. ‘’Ik moet snel een vaccin vinden, het is nog niet te laat.’’ Mijmerde Taejo. Taejo tilde Syntia op en samen gingen ze op pad opzoek naar de Academie waar ze misschien een medicijn hadden.
8. De pijnlijke waarheid
26
Samen gingen Taejo en Syntia verder over de eeuwig stormende vlakte. De weg was nog lang en het werd steeds kouder, niet dat Taejo daar last van zou hebben maar Syntia was nog steeds half mens. ‘’En misschien al half metafectie.’’ Dacht Taejo grimmig. De weg was nog lang en onherbergzaam; het zou zeker een Aardse maand duren om bij de Academie te komen. ‘’En zo lang had Syntia niet…’’ Was de vreselijke gedachte die bij Taejo opkwam. ‘’We moeten hier weg en wel zo snel mogelijk.’’ Zei Taejo. Taejo sprak nogal vaak in zichzelf wanneer hij aan het stressen was. Het geluid van gierende remmen en piepende banden doorkliefde de lucht. De modder spatte in Taejo’s gezicht toen er een zeer sciencefiction achtige jeep voor Taejo’s gezicht stopte. ‘’Schiet op! Niet treuzelen!’’ Riep de bestuurder. De bestuurder trok Syntia en Taejo bijna letterlijk de wagen in.’’Hé, jij bent Viper de hacker!’’ Schreeuwde Taejo boos. ‘’Jij bent de oorzaak van al deze ellende! Ik zal je een pak rammel geven dat je nooit meer zult vergeten!’’ Taejo hief zijn wapen al maar Viper wist hem gemakkelijk af te weren. ‘’Luister kerel ik heb jullie niet nodig maar jullie mij wel en bovendien ik ben niet de oorzaak van dit alles!’’ Zei Viper verdedigend. ‘’Ha nee? Die virussen zijn anders wel jouw model!’’ Bulderde Taejo. ‘’Het klopt dat ik een aanval aan het voorbereiden was maar juist toen ik bijna klaar was sloeg de bliksem met alle geweld in op mijn hoofdkwartier en draaiden alle computers door. Ik moest vluchten voor mijn eigen aanval die nu een eigen leven leiden!’’ Riep Viper. ‘’Hoe komt het dan dat het er zoveel zijn?’’ Vroeg Taejo minder agressief. ‘’Toen ik wegvluchtte verspreidde mijn virussen zich overal en hebben hun eigen leger gemaakt. Zo kwaadaardig ben zelfs ik niet! Want ten slotte ben jij zoals ik en ik zoals jij, we zijn allebei Aangepast en gelijk.’’ Zei Viper. Daar wist Taejo niets tegen in te brengen. ‘’Maar goed jullie zijn een van de laatste overlevende in deze vervloekte vlakte!’’ Mopperde Viper. ‘’Wat is er met je vriendin gebeurd?’’ Vroeg Viper. ‘’Grrauww’’ Kwam er vanachter de jeep.‘’O shit dat kan niet goed zijn.’’ Zei Taejo bezorgd. Taejo trok zijn wapen. In minder dan een seconde flitste Syntia’s hand naar Vipers gezicht. Viper stribbelde tegen en de wagen draaide stuurloos in het rond. ‘’MOET HEBBEH!’’ Krijste Syntia met overwegend dubbele stem. ‘’Moederstorm allemachtig Taejo, help me!’’ Schreeuwde Viper maar zijn stem werd deels gedempt door Syntia’s hand. Taejo stond op en sloeg Syntia met de vlakke kant van zijn plasma zwaard op haar hoofd. Bewusteloos zakte Syntia in elkaar. Viper moest even van de schok bijkomen. ‘’Dat is er dus met mijn vriendin.’’ Zei Taejo griezelig kalm. Vipers enige reactie was een siddering en heel veel kippenvel. ‘’Op naar de Academie dus.’’ Zei Viper. ‘’Ik heb nog één vaccin over, die had ik eigenlijk voor mezelf bewaard maar in dit geval...’’ Viper was nog niet uitgepraat of Taejo griste het uit zijn hand en spoot het goedje in Syntia’s arm. Viper keek hem vernietigend aan: ‘’Wat ik dus wilde zeggen was dat het in dit geval waarschijnlijk niet zou werken omdat we daar nu te laat mee komen.’’ Zei Viper, een woede aanval onderdrukkend. Taejo besefte dat hij door overhaast te handelen nu ook het leven van een andere man in gevaar had gebracht. De lucht werd steeds minder zwart naarmate ze verder richting de beschaving gingen. Ongeveer een Aardse week later arriveerde ze voor de poort van de Academie, Taejo moest Syntia regelmatig bewusteloos slaan wilden ze hun reis hervatten. De jeep stopte op het parkeer terrein en samen droegen ze de
27
bewusteloze Syntia uit de wagen. ‘’Ze ziet bleek.’’ Zei Viper. ‘’Dat zien alle metafecties adder!’’ Snauwde Taejo. De bewaker herkende Taejo meteen maar hield Viper aan: ‘’Jij daar wat moet je?’’ Vroeg de bewaker ruw. ‘’Hij is een uitgenodigde vriend.’’ Zei Taejo kalm, terwijl hij dat zei keek Taejo Viper vernietigend aan. Onmiddellijk kwamen er robotjes aanzweven die hun zware last mee droegen en de gasten een warm welkom heetten. De robot gids begeleidde ze naar het geheime lab. ‘’Viper jij moet hier blijven, hoewel je ons leven hebt gered ben je nog niet te vertrouwen.’’ Zei Taejo. 2 robots bewaakten hem. Syntia kwam weer bij maar dit keer als zichzelf. ‘’T, taejo er is niet veel tijd meer, schiet asssjeblieft op, ik voel me niet goed.’’ Fluisterde Syntia hees. Gierend en slippend rende Taejo door de gangen en botste vervaarlijk hard tegen de deur aan. ‘’auww dat deed pijn.’’ Fluisterde Syntia. Taejo wrikte het deksel van de afgesloten glazen kast open. ‘’Het spijt me Syntia maar ik moet wel.’’ Met die woorden verdween Taejo om het hoekje terwijl Syntia hem angstvallig in de gaten hield. Even later kwam Taejo terug met een karretje waar allemaal medicatie aan hing. ‘’Zozo waar zijn we mee bezig?’’ Vroeg jufvrouw Eugenia streng. Taejo schrok zich rot en liet bijna het karretje omvallen. Eugenia bekeek de situatie eens goed. ‘’Wat doet die cadet in de operatie kast!’’ Schreeuwde Eugenia ontzet. ‘’Dit is ongehoord! Gestoord en verboden! Hoe kun je?!’’ Eugenia schrok zich rot. ‘’Luister het is niet wat u denkt Eugenia echt niet ze…’’ Voor Taejo kon uitpraten had Eugenia al een weerwoord bedacht. KRAK! Het geluid van een sterretje. ‘’O nee ik was vergeten haar vast te binden.’’ Zei Taejo bang. ‘’Waar heb je het over?’’ Snauwde Eugenia. KRAK! Het geluid van nog een sterretje. Met ogen als schoteltjes keek Eugenia toe hoe ze het glas van de kist zag verbrijzelen. ‘’DOOOOD! JULLIE ALLEMAAAL!’’Krijste Syntia met haar dubbele stem. Liander werd wakker van al het tumult en snelde naar de deur van het lab en keek nieuwsgierig door het raampje. ‘’Help me Taejo!’’ Piepte jufvrouw Eugenia van angst. Als een kat sprong Syntia op Taejo’s nek af. Haar handen misten op een haar na maar Taejo hield er wel een lelijke kras aan over. ‘’IK MAAK JE KAPOT! IK ZUIG HET MERG UIT JULLIE BOTTEN! WRHAAA!’’ ‘’Ik denk dat ze het meent Taejo.’’ Zei Eugenia droog. Haastig graaide Taejo een reageer buisje met eenzelfde kleur als die van Viper en legde die aan op het verdovings geweer. ‘’TAEJO! Weet je wel wat je doet!’’ Schreeuwde Eugenia. Eugenia was nog niet klaar met haar verhaal toen… ‘’Aiaiaaa!’’ Schreeuwde Eugenia. Syntia kraste haar been heel lelijk open. Net op het moment dat Syntia haar gezicht wilde open krabben gebeurde het: Taejo schoot, het pijltje boorde zich in de schouder van Syntia en ze viel met een klap op de grond. Helemaal in shock viel Taejo op zijn knieën en Eugenia die ernstig gewond was vergat hij... Liander snelde de kamer binnen en verzorgde Eugenia en daarna ontfermden ze zich over Taejo. Syntia kwam kreunend overeind. ‘’Wat is er gebeurd? Ik heb het gevoel alsof ik te lang onder het kwik heb gestaan.’’ Kreunde Syntia. (Kwik is de regen in cyberspace.) ‘’WAT ER IS GEBEURD?!’’ Liander leek te ontploffen. ‘’JE HEBT BIJNA TWEE LEERKRACHTEN OM HET LEVEN GEBRACHT IDIOOT!’’ Liander wilde Syntia slaan maar plotseling leek Syntia een metamorfose te ondergaan en greep zijn hand zo uit de lucht. ‘’Nee..., toch niet...; Ik ben het Syntia! Liander jouw vriendje!’’ Probeerde Liander wanhopig maar helaas voor hem had hij te laat door wat er gebeurde. Zonder genade draaide Syntia Lianders arm om en 28
onheilspellend gekraak weerklonk. ‘’AAAH Nee!’’ Piepte Liander. Syntia ontblootte haar tanden om iets vreselijks te doen en grijnsde duivels. Doodsangst tekende zich op Lianders gezicht. Eugenia moest machteloos toe kijken hoe Liander werd bedreigd, alleen Taejo zou hem kunnen redden. ‘’Voordat ik je van jouw ledematen ga ontdoen wil ik je eerst nog even martelen.’’ Zei Syntia triomfantelijk. Haar dubbele gelach galmde door de kamer. ‘’Hoe kon ik zo stom zijn om zonder wapens binnen te stormen!’’ Dacht Liander. ‘’En maatje, heb je niet genoeg geoefend op mijn soort genoten om me zo wezenloos af te slachten?’’ Haar nagels sloten zich om Lianders vecht arm en drongen langzaam door in zijn vlees. Met een gezicht vetrokken van pijn haalde Liander uit met zijn andere hand, dit zag Syntia niet aankomen en zijn vuist kwam volop in haar gezicht. ‘’Whuuaaa! Vies ongedierte!’’ Riep Syntia. Liander zag zijn kans om te ontsnappen. ‘’Teajo wordt wakker alsjeblieft! Word wakker IK WORD VERMOORD MAN!’’ Zijn dramatisch geschreeuw had effect want Taejo veerde op als een gesprongen veer en hij begon als een bezetene in het rond te schieten. ‘’Pas op wil je?’’ Zei Eugenia geïrriteerd. ‘’Ik ben hier zo!’’ Riep Taejo. Vol razernij draaide Syntia haar hoofd om, haar prachtige blonde haar wapperde door de wind. ‘’Ze Sprint! Pas op Taejo!’’ Riep Eugenia. Taejo zag het iets te laat en kreeg en lelijke kras op zijn neus. ‘’Durf je wel tegen mijn kleine vriendjes?’’ Fluisterde Syntia in Teajo’s oor. Taejo zag zijn kans schoon en sloeg met de platte kant van zijn plasma zwaard op Syntia’s hoofd. ‘’Ik zal...’’ Verder kwam ze niet want ze viel bewusteloos neer op de grond. Eugenia en Taejo tilden haar op en legden haar neer in de kist. Liander belde een aantal robotjes om de schade te repareren. Dit keer vergat Taejo niet om haar vast te ketenen. De geohoekige boeien klikten vast als gegoten. ‘’Jij wou haar vaccineren nietwaar Teajo?’’ Vroeg Eugenia ter bevestiging. ‘’Ja dat klopt.’’ Gaf Taejo toe. ‘’Je hebt haar al twee keer gevaccineerd en het heeft niet geholpen. De enige oplossing om haar leven te redden is door haar te resetten.’’ Antwoordde Eugenia droevig. ‘’Waarom dan? Is het virus immuun voor het vaccin?’’ Vroeg Taejo. ‘’Misschien, dat weet ik niet zeker, maar wat ik wel zeker weet is dat als je haar eerder had gevaccineerd ze het had gered maar dat kon natuurlijk niet.’’ Antwoordde Eugenia. Eugenia en Taejo brachten Syntia naar een lokatie in de Academie die zo geheim is dat zelfs ik Roos Pluygers die niet mag opschrijven. Syntia werd in een machine geplaatst en sorry als ik onduidelijk schrijf maar ik mag niet te veel schrijven anders verklap ik het misschien. Het apparaat werd aangezet en je kon Syntia’s blik zien verzachten. ‘’Jij bent een doodgewone cadet zoals iedereen maar toch met een eigen persoonlijkheid.’’ Zei Eugenia monotoon. ‘’Je haalt goede cijfers en je bent een uitstekende krijger, ook ben je verstandig en weet je situaties goed in te schatten.’’ Zei Taejo monotoon. ‘’Alleen verstandige en betrouwbare klasgenoten zullen jouw vrienden zijn.’’ Zei Eugenia monotoon. ‘’Jouw naam is niet meer Syntia Crockermount maar Flora Lansbergen.’’ Zei Taejo monotoon. Uren later was het net alsof Taejo en Syntia (alias Flora) elkaar nooit verder hadden ontmoet dan een leerling-leraar relatie. Dat was het. De droom en de drang om verder te dromen waren als sneeuw voor de zon verdwenen. ‘’Dus ik ben in feite Syntia?’’ Vroeg Fora in gedachten tegen zichzelf. ‘’Ja’’ Antwoordde een mannelijke stem in haar hoofd droog. ‘’Wat? Wie ben jij?’’ Vroeg Flora in gedachten. ‘’Goed ik zal het uitleggen: ik ben Taejo. Ik heb je al deze 29
dromen gestuurd met behulp van telepathie, het zijn in feite mijn herinneringen snap je?’’ Vroeg Taejo’s stem. ‘’Maar waarom dan?’’ Vroeg ik. ‘’Omdat ik vond dat je dit ook moest weten en dit de enige juiste manier was om het uit teleggen.’’ Zei Taejo. ‘’Het verklaart ook meteen waarom Liander zo vijandig tegen me is, omdat hij bang was dat ik weer terug zou vallen in mijn oude patroon toch?’’ Vroeg Flora. ‘’Ja dat klopt dat had hij niet mogen doen; door te dreigen probeerde hij jou uit zijn buurt te houden.’’ Zei Taejo. ‘’Zijn er nog meer cadets die hiervan afweten?’’ Vroeg Flora. ‘’Mogelijk, maar ik zou me er maar geen zorgen over maken en als Jack en Rayda het nog niet weten, je mag het ze vertellen zoals ik het jou vertelde.’’ Antwoordde Taejo. ‘’Bedankt, ik zal nooit vergeten wat je voor me hebt gedaan.’’ Met een glimlach sloot ze het gesprek af.
9. Gedeelde dromen ‘’Oef, ik heb even wat sterke energie drank nodig.’’ Mompelde Taejo in zichzelf. (Energie drank is te vergelijken met koffie.) ‘’Gelukkig heb ik een paar daagjes vrij.’’ ‘’Zei je wat Taejo?’’ ‘’Nee niets moeder.’’ Riep Taejo geïrriteerd terug. Mam hield 30
nogal van Andere stijlen. Zo heeft ze dan ook stoelen van ’hout’ wat dat ook mag zijn, die bekleed zijn met ’satijn’ weer zo’n raar woord. Relaxt ging ik in één van de fauteuils zitten. ‘’Mam wat is dit nou weer?’’ Riep ik geïrriteerd naar mijn moeder. Gefrustreerd stuurde ik in gedachten commando’s naar de 4Dtelevisie maar het beeld bleef zwart. ‘’Liefje, gebruik deze.’’ Mam wees een afstandsbediening aan. Dat die nog bestaan, goh. Ik zette het scherm aan, het was helemaal niet 4D. ‘’Hèhè die Andere zenders zijn zo slecht nog niet.’’ Zei ik. Er was een documentaire over zebra’s. Langzaam vielen mijn oogleden dicht. Gronk. Taejo snurkte luid. ‘’Wat is hij toch schattig als hij slaapt.’’ Zei mam vertroetelend. De kamer was donker maar ik herkende hem wel. Het lab op school. Vredig lag Zephyr daar, op de tafel. Ik wist niet waar ik was en wie ik was, op dit moment leek toeschouwer de beste beschrijving. Nietsvermoedend sliepen de cadets. De klok aan de muur tikte zachtjes door, de kleine wijzer passeerde de 3. Zephyrs helblauwe ogen schoten open. Ik bekeek mijn handen, mijn eigen handen zouden vol zitten met de groeven van een zwaar leven maar deze; glad en onschuldig zoals de handen van al deze kinderen. Ik voelde me vreemd. Helemaal niet als mezelf. Ik voelde me jonger maar gevaarlijker. Als een soort batterij. Ik keek naar het plafond, ik wist dat het hier nu pik donker zou zijn, zonder raam maar toch kon ik zonder moeite de omgeving zien. Ik was vastgebonden, geketend. Een diepe groef van frustratie tekende zich op mijn gezicht. Woedend keek ik naar de ketens. Ik vraag me af waar al die ongelooflijke woede vandaan komt. Ik wilde vloeken maar in plaats van een vloek, ontsnapte er een kreet dat tussen een grom en brul zat. Ik spreidde mijn vingers, ik voelde een hitte langs mijn ruggengraat lopen. De boeien smolten, het hete metaal voelde prettig aan. Ik voelde die onbekende innerlijke vlam opvlammen. ‘’Honger.’’ Honger naar wat? Vroeg ik mezelf af. Het was een overbodige vraag, diep vanbinnen wist ik het antwoord al: honger naar energie, levensenergie. Ik voelde mijn bloed vanbinnen branden. Het is vreemd, ik heb geen controle over de bewegingen die ik maak. Ik duwde mijn hand tegen de ijzeren deur. Iets in me genoot van de geur van vuur, van brandend metaal. Ik kroop door het gat dat ik had gemaakt. Plotseling werd ik overweldigd door honderden nee enkele duizenden geuren tegelijk. Ik werd er duizelig van maar, de andere ik wist precies wat hij er mee moest doen. Geluidloos maar met een doel voor ogen, Sprintte ik door de gangen. Ik volgde blijkbaar een specifieke geur want het werd steeds sterker. Het was een zoetige geur sterker dan de andere. Met iedere stap dichter bij de deur van de slaapkamer van de leerling werd mijn innerlijke vuur wilder, alsof het een geweldig moment verwachtte. Ik wist dat er iets vreselijks ging gebeuren maar de andere ik was al aan het water tanden aan de gedachten van bevrediging. Geluidloos kraakte ik het wachtwoord van de kamer. Al even geluidloos sloop ik binnen. Het was Liander, Wakuri’s lievelings leerling omdat hij zo lang door kon gaan met zwaard vechten. De kamer werd verlicht door het kunstmatige maanlicht, dat door een raampje scheen. Er stond een boekenkast, een kledingkast, een stapelbed waarvan Liander boven sliep en een tafel. Ik hoorde stemmen in mijn hoofd maar ze waren vaag en op de achtergrond. Opeens zag ik afgrijselijke dingen, vreselijke beelden doemden in gedachten op. Ik keek met afgrijzen naar mezelf. Ben ik dat? Ik sprong, ik landde op het trapje. Likkebaardend klom ik omhoog.
31
Ik had het gevoel alsof ik in brand stond, mijn bloed kookte zo heftig, dat, als dat kon het door mijn huid zou branden. ‘’Eindelijk, eindelijk na al die jaren! Na al die jaren van ontbering en strijd is het eindelijk de tijd om te genieten, om me op te laden!’’ Zei ik dat? Vroeg ik mezelf verschrikt af. Mijn stem was angstaanjagend. Verschrikt werd Liander wakker. ‘’Zephyr?’’ antwoordde Liander hees. Liander trok zijn laser zwaard. Mijn gezicht was enkele centimeters van het zijne verwijderd. ‘’Sla dan, sla dan toe.’’ Zei ik uitdagend. Liander haalde uit en sloeg de trap aan flarden. Met ogen groot van verbazing viel ik met een kreet van schrik naar beneden. ‘’Wat wil je van me?!’’ Krijste Liander hysterisch. Ik grijnsde breed. Ik voelde de energie, de elektriciteit door mijn lichaam gieren. ‘’Nauw?’’ Riep Liander. Mijn enige reactie was een duivelse grijns. Stop! Laat het stoppen! Ik ben een leerkracht, ik hoor mijn leerlingen juist te beschermen! Niet aan te vallen! Hoe hard ik ook in gedachten riep, het was net alsof ik tegen een muur riep. Ik voelde een koude rilling door me heen gaan. Nee.., als hij of ik toch maar niet… Mijn voorgevoel zei anders, mijn voorgevoel zei me dat het ergste nog moest komen. ‘’Wat ik wil Liander? Ik wil je dood hebben!’’ Schreeuwde ik. Ik hief mijn arm, ik maakte me klaar voor de aanval. Liander zag dat en sloeg toe met een geweld dat ik alleen een ervaren bewaker zou zien doen. Behendig ontweek ik zijn slag en greep hem bij zijn nek. Een kleine 2000 volt gierde door Liander heen. Hij was volledig verlamd, zijn ogen draaiden in zijn oogkassen. Ik siste dreigend. Liander liet zijn wapen vallen, hij kromde zijn handen tot klauwen. Plotseling voelde ik weer een groot deel van mijn controle terugkeren. Onmiddellijk stopte ik. Geschokt als ik was liet ik Liander los. ‘’Wat heb ik gedaan?’’ Een traan biggelde over mijn gezicht, de eerste traan in 25 jaar. Van wanhoop en ellende stortte ik in. ‘’Hggf’’ Ik draaide me om, piepend haalde Liander adem. Vol berouw liep ik naar hem toe. Met alle moeite van de wereld prevelde Liander een aantal woorden: ‘’Asss…hole.’’ Liander grijnsde naar me, maar het leek meer op een grimas. ‘’M, maak het dan af. Ik lijd.’’ ‘’Nee.’’ Vol ontzetting schudde ik mijn hoofd. ‘’Dit kan niet!’’ Ik liet een gesmoorde snik horen. Woedend richtte ik me op de spiegel. Ik keek zó boos dat zelfs de stoerste persoon ter wereld zich bedreigd zou voelen. ‘’WRAAAAH!’’ Mijn onverklaarbare, innerlijke woede ging tekeer. Slingers van elektriciteit zwiepten door de kamer. Verdriet en paniek gingen over in boosheid en mijn boosheid ging over in bloedlust. Fier en vastberaden stapte ik op mijn halfdode slachtoffer af. Ik pinde mijn nagels vast in zijn lichaam. Liander kreunde van de pijn. Liander kon nog net mijn compleet psychotische gezichtsuitdrukking onderscheiden tussen de duisternis van de kamer. Hijgend van een onbekende inspanning boog ik me over Liander heen. ‘’Ik voel me niet goed’’ Ik werd misselijk van mijn gedachten gang. Genietend sloot ik mijn ogen. Liander haalde piepend adem. Ik oefende druk uit op zijn borstkas. Liander wilde het uitschreeuwen maar had simpelweg de energie niet. Ik voelde Lianders warme levens energie door mijn aderen stromen. Ik wist dat Liander zou sterven als ik niets deed. Met een brul wierp ik mezelf tegen de muur. Ik zag er vreselijk uit; alsof ik in enkele momenten 30 jaar ouder was geworden. Mijn gezicht was gerimpeld van een vurige innerlijke strijd, waarvan ik aan de verliezende kant stond. Met een glazige blik in de ogen keek Liander me aan. Mijn andere ik antwoordde zijn blik en siste van woede en onmacht.
32
‘’Dacht je hem soms te kunnen redden Taejo? Nu nog? Hij is zo goed als ten dode opgeschreven na mijn actie van daarnet.’’ Ik schrok me dood. Hoe wist Zephyr dat ik het was? ‘’Je was moeilijk te identificeren maar het is me toch gelukt.’’ ‘’Die honger, het vuur, de weerzinwekkende beelden in mijn hoofd, dat was jij?’’ ‘’Hoe raad je het toch! Correctie: MIJN hoofd!’’ ‘’Wat... dus ik ben niet Taejo?’’ ‘’Nee idioot! Je probeert mij al de hele tijd te dwarsbomen!’’ Ik keek verwonderd. ‘’Hier zul je spijt van krijgen!’’ Riep Zephyr hardop. Zephyr Sprintte op Liander af. Ik greep naar de kast, het handvat van de kast brak af en mijn hand zat onder de splinters. Zephyr remde zo plotseling dat ik duizelig van werd. Zephyr zette zich af, maakte een salto, landde tegen de muur, zette zich opnieuw af en vloog gracieus over Liander heen. Mijn ogen werden groot van angst: daar recht voor ons stond Lianders laser zwaard, klaar om ons te spietsen. Ik merkte dat Zephyr niets deed. Ik maakte een flinke slinger en veranderde de koers van onze val. Ik hoorde een doffe bonk, niet de knal die ik had verwacht. Mijn vingers waren nat. Ik hoorde Zephyr in mijn hoofd schaterlachen. Ik opende mijn ogen. Ik lag op Liander, ik trok. Mijn handen zaten vast, ik trok harder. Met een zachte plof waren mijn handen vrij. Ze zaten onder Lianders groene bloed. Liander was dood. Hij zag er nog steeds hetzelfde uit als eerst met als enige verschil zijn vaalgrijze huidskleur. Walgend van mezelf deed ik een stap achteruit, maar inplaats van naar achteren gaan, stapte ik eruit. Ik zag Zephyr daar nog zitten. ‘’En weet je wat het ergste is? Niet Zephyr maar ik heb Liander gedood!’’ Het laatste wat ik zag was; hoe Zephyr gevoed en wel uit het raam sprong en ontsnapte.
Deel 2: Donder en bliksem 10. Een machtsspelletje Danny keek verveeld uit het raam. Een bliksemschicht doorkliefde de lucht. Het goot pijpenstelen en Danny dacht hulp geroep te horen maar hij zal het zichzelf wel verbeeld hebben. Het was al 10 dagen geleden dat Taejo hem sprak en alles 33
uitlegde, en het was iets meer dan een half jaar geleden toen Syntia verdween. Vroeger zouden Danny en Syntia gezellig in de plassen stampen maar Syntia was er niet meer en Danny voelde zich veel te oud om met die kinderachtige spelletjes mee te doen. Danny was geestelijk 10 jaar ouder geworden na het gesprek met Taejo. Danny heeft gehoord waar Syntia nu is, in een super coole school in een cyber wereld! ‘’Wat zou ik daar ook graag heen willen!’’ Dacht Danny. Maar toen herinnerde Danny zich wat hij daarna vertelde over virussen en Flora die Syntia is en over geheugen wissen. ‘’Mam?’’ Vroeg Danny. ‘’Ja Danny?’’ Vroeg Danny’s moeder duidelijk geïrriteerd. ‘’Wat lees je?’’ Vroeg Danny. ‘’De krant en laat me nu alsjeblieft met rust.’’ Antwoordde Danny’s moeder. Danny ging meelezen, op de voorpagina stond in koeienletters:
14-jarige jongen uit Washington elektrocuteert 2 broeders De identiteit van de voortvluchtige jongen is nog onbekend, wat wel bekend is, is het volgende: Hij heeft zwart haar en een litteken op zijn gezicht, een onverzorgd uiterlijk maar niet vuil. Bij een vrachtwagen ongeluk waar de jongen bij betrokken was zijn er 4 slachtoffers gevallen en een hond. De chauffeur heeft het niet kunnen na vertellen en nadat de jongen opstond boden twee zieken broeders hun hulp aan, de jongen weigerde en toen de ziekenbroeders hem in de brancard wilden helpen werden ze door de aanraking ge elektrocuteert. Het andere slachtoffer was een politie agent: Ali Ahkbar, hij implodeerde na een handgebaar van deze jongen. De vrachtwagen was gesmolten door een onbekende hitte bron en heeft het wegdek op de snelweg ernstig beschadigd, er kunnen voorlopig geen auto’s meer rijden langs deze weg. Sommige geleerden beweren dat er bovenmenselijke krachten bezig zijn terwijl sceptischi die theorie wegwuiven en beweren dat hij een schok apparaat van de politie had gestolen. Dit verklaart niet het geval van Ali Ahkbar en de vrachtwagen. Volgens getuigen was de hond met de vreselijkste pijnen gestorven. Ongerust keerde Danny terug naar de tafel. De Griezel zoals Danny hem eerst noemde is terug en niet zomaar terug, maar terug voor Danny en heel dichtbij. Bonk! Met een fiere sprong landde Zephyr tegen de muur van de wolkenkrabber. De koude en de wind striemden zijn gezicht maar het deed hem niets, niets deed hem er nog toe behalve jagen. De jacht was nu zijn leven en iedereen die zwakker was, was zijn prooi. Behendig klauterde Zephyr over de railing van het flatgebouw. Ongeduldig wachtte Zephyr op het onweer. De bliksem sloeg overal op in behalve op Zephyr. Zephyr gromde van irritatie. Na zijn ontsnapping uit de Academie was het te gevaarlijk om daar te blijven maar Zephyr kon ook niet eeuwig in de mensen wereld 34
blijven. ‘’Jammer dat ik me hier zo lastig kan opladen. Het zou veel makkelijker zijn als ik zou kunnen reizen tussen hier en cyberspace maar dat kan niet.’’ ‘’De reis van cyberspace heeft al te veel van me genomen, ik kan niet meer terug. Tenzij... Ik een bezoekje breng aan een lang vergeten prooi... Danny!’’ Grijnsde Zephyr. ‘’Van al dat gedenk krijg ik zin om te doden.’’ Zei Zephyr. In het holst van de nacht sloop Zephyr over de straten. Zephyr snoof lang. ‘’Ik ruik prooi.’’ Zei Zephyr. Zephyr stapte verder door de immigranten buurt. ‘’Die geur is het sterkst.’’ Geluidloos en behendig als een kat sloop Zephyr kalm naar de voordeur. Zephyr sloot zijn ogen en stak zijn hand naar voren. Kleine stroompjes gleden over zijn hand, tussen zijn vingers. ‘’Ik voel... hij is boven.’’ Constateerde Zephyr. Zephyr sprong tegen de muur op en klom over de veranda. Zephyr smolt het slot weg. Vervolgens blokkeerde hij de deur. Zephyrs haren gingen overeind staan. Plotseling schoten de ogen van de jongen open. ‘’W, wat wie ben jij?’’ Vroeg hij trillerig. De jongen was zich pijnlijk bewust van Zephyrs vreselijke aura. De aura van iemand die de duisterste dingen met je zou willen doen. Zephyr zweeg, de vonken vlogen letterlijk van hem af. Zwaar hijgend probeerde de jongen zich te verstoppen. Zephyr opende zijn ogen. Zijn dodelijke blik was nog imposanter in het donker. De jongen pakte een honkbal knuppel van de grond. ‘’Denk je me daarmee te kunnen stoppen?’’ Zephyrs lichtgevende ogen boorden zich in het gezicht van de jongen. ‘’J, je stem.’’ Stotterde de jongen. Geluidloos sloop Zephyr naderbij. Zijn vreselijke aura leek jongen te verkleumen tot op het bot. ‘’Nee’’ Fluisterde hij hees. Zephyrs gezicht sprak boekdelen. ‘’Nee niet doen.’’ Zijn stem was niet meer dan een fluistering op de wind. Withete klauwen van pure elektriciteit scheurden zijn kleren aan reepjes. De jongen liet een gesmoorde kreet horen. Stop! Dit ben je niet! Geen Anderen! Zephyr je bent jezelf niet meer, stop nu het nog kan. ‘’Nooit!’’ Raspte Zephyrs metaal achtige stem. Luister dan ik ben het! Ik ben het Zephyr!. Maar Zephyr had geen behoefte aan gesprekjes met zijn geweten als hij bezig was. Zelfs al zou Zephyr genade kennen dan zou de jongen toch dood bloeden, het had geen zin meer om te stoppen. De jongen zag Zephyr aarzelen en maakte er gebruik van: zo hard als hij kon schreeuwde hij. ‘’BRAND!’’ Zephyr aarzelde niet en zijn vurige klauwen maakten een eind aan hem. Het alarm ging, de grote rode brandweer auto rukte uit met zijn brandweer mannen vergezeld door de politie. ‘’Het wordt me te heet onder de voeten.’’ Zei Zephyr. ‘’Waarom kunnen die mensjes nooit gewoon hun mond houden?’’ Dacht Zephyr.
Heftig gebonk op de deur. ‘’Lieverd ik beuk de deur in!’’ Riep een vrouwenstem achter de deur. Zephyr siste dreigend. Het gebonk hield op. Ik kan niet naar binnen, het kan niet er is, is iets vreemds mee. Waren de vage woorden die rondtolden door het hoofd van de mevrouw. Een zompig geluid kwam uit de kamer, gevolgd door het gesplets van natte dingen. Ze hield het niet meer. Met gierende remmen en loeiende sirenes reden de wagens het terrein op. De politie en de brandweer waren volledig uitgerukt en negeerde het mevrouwtje, dat zat te snikken naast een bloedspoor. KABAM! Met kracht werd de houten slaapkamer deur ingehakt. Er was inderdaad brand; Zephyrs klauwen hadden per ongeluk de gordijnen aangestoken. De politie had de vrouw overhoord maar ze werden er niet wijzer van. De agenten volgden het bloedspoor maar bij het raam hield het op. ‘’Waarschijnlijk is 35
de moordenaar nu het lichaam aan het verbergen.’’ Zei een agent bedenkelijk tegen zijn collega. Hij knikte. ‘’Zou best kunnen.’’ Zei hij terug. ‘’Whooaaa!’’ Gaapte Danny luid. Hij had nog nooit zo leuk gedroomd over zijn verjaardag, want vandaag zou hij eindelijk zijn dertiende jaar vieren! Zo gauw mogelijk deed Danny alles wat nodig was om naar school te gaan. ‘’Vergeet je, je fietssleutels niet lieverd?’’ Vroeg mams. ‘’Nee hoor! Tot vanmiddag!’’ Riep Danny. Hij fietste triomfantelijk naar school met een gigantische zak chips om uit te delen als traktatie. Onderweg kwam hij Isabel tegen: ‘’He hallo Isabel!’’ Riep Danny. ‘’Gefeliciteerd rolmops!’’ Riep Isabel glimlachend terug. ‘’Wist je al dat er vandaag een nieuwe leerling op school komt?’’ Vroeg Isabel. ‘’Nee dat wist ik niet, waarom is dat niet eerder gemeld?’’ Vroeg Danny. ‘’Weet ik veel ze zullen vast weer teveel koffie op hebben!’’ Zei Isabel glimlachend. We stopten bij school en ik zette mijn fiets op stal. De bel ging, de hele horde leerlingen perste zich door de deur. Ik dacht een schaduw te zien die er zo langs glipte. Ook ik worstelde me een weg door de leerlingen. Ik kwam aan in de klas. ‘’Vandaag wil ik jullie voorstellen aan onze nieuwe leerling: Palmari du Laverde! Alle gezichten draaiden om naar de deur. Een jongen met een goudbruine huidskleur in een Hawaï T-shirt en kaki broek stapte binnen. ‘’Hallo ik ben Palmari maar jullie mogen me Palm of Paul noemen. Ik kom uit Mexico en ik heb souvenirs meegenomen. Gretig keken de leerlingen naar de verhuis doos. Palm ging rond met de doos. ‘’O wauw! De nieuwste Mini Skaters!’’ Riep iemand uit de klas. ‘’Ja dat klopt, ze zijn zo nieuw dat ze alleen nog in Midden-Amerika worden verkocht.’’ Zei Palm trots. Hoewel Palms stem inderdaad trots klonk, stonden zijn ogen koud en genadeloos, Danny leek het als enige op te merken. ‘’Naast wie wil je zitten Palm?’’ Vroeg de juf. ‘’Naast hem daar.’’ Palm wees de lege plek naast Danny aan.’’Hallo Palm.’’ Zei Danny. ‘’Hoi Danny.’’ Zei Palm luchtig. Toen ging Danny chips uitdelen, hij gaf Palm de eerste keus. Palm pakte een zakje Doritos, dat zag de juf. ‘’Palm ik dacht dat je allergisch was voor aardappelen?’’ Vroeg de juf. ‘’O ja was uh ben ik dat dan?’’ Vroeg Palm alsof hij ergens op was betrapt. De bel ging het was tijd om buiten pauze te houden. Palm had een ballon mee genomen. Een bende giechelende meisjes onttrok hem aan het zicht. ‘’He, rolmopsie!’’ Zei Isabel vrolijk. ‘’Hallo nijlpaard!’’ Antwoordde Danny vrolijk terug. Samen liepen ze naar het bankje. ‘’Ahaauw!’’ Schreeuwde één van de stom giechelende meisjes. Danny en Isabel waren meteen geïnteresseerd. ‘’Stom joch! Kom op meiden we smeren hem, hij is statisch geladen, zulke knurften zijn nerds.’’ Met een kitscherige houding liepen de meisjes weg. Palm leek ziedend, iets wat je normaal niet doet als een stom giechelend meisje je uitmaakt voor nerd. Palm hief zijn hand en wilde iets zeggen maar besloot het niet te doen. De groep meisjes leek het ook te merken en idioot krijsend renden ze weg. Dit maakte Palm nog bozer, gelukkig was er geen handgemeen; in plaats daarvan keek hij zó boos naar de ballon dat die knapte. (Ik wist niet dat, dat kon maar goed.) De bel ging weer; tijd voor de etenspauze, met horden tegelijk stortten de leerlingen zich op het kantine voedsel maar toen ik aan Palm vroeg of hij een stukje wilde proeven hoefde hij niet. Raar hij had al vier uur lang niet gegeten. Het laatste opmerkelijke van die dag gebeurde in het laatste lesuur. ‘’Jullie hebben allemaal een proefwerk biologie hoofdstuk 3.’’ Zei de juf. Ze deelde de papiertjes uit. Iemand stak zijn vinger op: het was Palm. ‘’Juf, wat is een lever?’’ Vroeg Palm serieus. De juf 36
keek hem aan met een zit-je-nou-een-grap-te-maken-of-is-deze-idiote-vraag-echt blik. Ik deed alle moeite van de wereld om niet in de lach te schieten maar een leerling naast mij en kon het niet meer houden. De hele klas was aan het bulderen van het lachen. Isabel was zelfs aan het huilen. ‘’Whuuaahaha SERIEUS! Hij weet niet wat een lever is! Hahaahaa hihi!’’ Isabel viel van de stoel af en stikte bijna van het lachen net als de meeste trouwens. Palm keek de klas rond met een wat-is-daarnou-zo-grappig-aan blik. Na de ongelooflijke lachbui maakte we allemaal ons werk. Palm keek gebiologeerd naar de juf maar niemand merkte het blijkbaar. Plotseling zei hij een paar onverstaanbare woorden die er erg metaalachtig uitkwamen. (Was dat Mexicaans?) De tijd was om, de proefwerken werden ingeleverd. Ik moest nablijven want ik had weer wat geflikt zoals gewoonlijk. ‘’Een tien! Hoe is het mogelijk!’’ Riep de juf verrast. Nieuwsgierig strekte ik mijn nek, ik kon nog net de naam Palm op het toetsblaadje lezen. Zoals verwacht was ik de laatste leerling op school. Nee, toch niet, ik zag Palm in een klaslokaal zitten. Ik ging naar het toilet voor een kleine boodschap. Een ijskoude rilling liep over mijn rug. ‘’Wat nou als Palm Zephyr is?’’ Was de gedachte. ‘’Maar nee joh, dat kan toch niet Palm komt uit het warme zuiden en Zephyr zou nooit zo mooi bruin kunnen zijn.’’ Dacht ik. Toch zei mijn voorgevoel anders. ‘’Eens de rare dingen opsommen: ijskoude blik, ongelooflijk boos om iets stoms, statisch geladen, ballon die knapt uit het niets, niks willen of kunnen eten en een tien halen op je eerste schooldag.’’ Somde Danny op. ‘’Maar eigenlijk is het heel eenvoudig te verklaren dacht Danny: Hij kon sacherijnig zijn daarom keek hij zo koud en dat verklaart ook meteen zijn ongelooflijke irritatie. Die ballon kon tegen zijn kleding aan hebben geschuurd waardoor hij statisch geladen was en dat verklaart ook waarom die knapte. Omdat hij in een slechte bui was, had hij natuurlijk geen honger en dat over die lever was natuurlijk een grap.’’ Zei Danny geruststellend tegen zichzelf. Danny was klaar met zijn kleine boodschap en trok door.
KNAL! De deur versplinterde. Danny sprong een meter de lucht in van schrik. ‘’Daaannyyy!’’ Palms metaalachtige stem raspte door de kamer. In een klap werd al Danny’s valse hoop weg gewuifd. ‘’Ik heb nog niets van de kantine juf gehad dus ik lunch wat later!’’ Riep Zephyr. BAM! Het eerste wc deurtje werd met kracht tegen de muur geschopt. ‘’Een dergelijke knal met die deur overleef ik nooit.’’ Dacht Danny bang. BAM! Daar ging de tweede deur. ‘’De hoofdmeester wil dat ik je naar zijn kantoor breng!’’ Riep Zephyr. ‘’O nee niet nu.’’ Piepte Danny op toilet nummer 3. ‘’Hoorde ik wat?’’ Vroeg Zephyr pesterig. KLABANG! Zephyr sloeg de deur omhoog door het plafond. Ik liet me niet kennen en ging stoer recht voor hem staan. ‘’Ik had verwacht dat je als een mietje in een hoekje ging kruipen Crockermount! Net als je zielige zusje!’’ Zephyrs stem sloeg over. ‘’Mijn zusje? Wat heeft hij met Syntia eh 37
Flora gedaan?’’ Dacht ik. ‘’Dat wil je niet weten kleintje.’’ Zei Zephyr met zijn dubbele stem. ‘’Hij kan gedachten lezen!’’ ‘’Dat klopt klein mannetje! En nu maak ik je nog een kopje kleiner!’’ Zephyr haalde uit met een vreselijk geladen vuist maar miste. Een zuchtend gekreun ging door het gebouw toen zijn vuist tegen de muur aansloeg. ‘’Dat klonk niet goed.’’ Zei ik hardop. Behendig kroop ik door het toilet raampje naar buiten, en net op tijd ook want toen stortte de eerste verdieping op de begane grond. Een kreet van verbazing vulde de lucht. ‘’GEEEFFF HET ME!’’ Krijste Zephyr hysterisch. Het was net alsof de angst me vleugels had gegeven, als een speer racete ik naar mijn fiets. ‘’O nee hij Sprint.’’ Dacht ik. Haastig trapte ik door, maar Zephyr haalde me in met zijn kleine vijftig kilometer per uur. ‘’Wat wil je van me!’’ Vroeg ik hysterisch. ‘’Wat ik wil!? Heb je dat dan nog niet door? Ik wil je dood!’’ Schreeuwde Zephyr. ‘’Waarom dan?’’ Riep ik terug. ‘’Omdat dat leuk is natuurlijk!’’ Riep Zephyr geamuseerd. Plotseling herinnerde Zephyr zich waar hij eigenlijk voor gekomen was. ‘’De jacht is gewoon te leuk om aan verplichtingen te denken.’’ Dacht Zephyr. Zephyr greep de achterkant van de fiets en bracht hem tot stilstand. ‘’Luister ik wil een deal met je sluiten.’’ Zei Zephyr met Palms lichaam. Ik wist waartoe Zephyr instaat, was en stemde toe. ‘’Goed ik dacht aan het volgende: jij geeft mij de Mini Flux converter en ik laat je nog een paar jaar in leven en familie. Is dat eerlijk?’’ Vroeg Zephyr met zijn dubbele stem. Ik knikte. ‘’Dat is dan afgesproken. Nou waar is het?’’ Vroeg Zephyr dwingend. ‘’Thuis.’’ Zei ik monotoon. ‘’Haal jij hem op of ik? Als ik hem ophaal moet ik oppassen dat ik niet uitschiet.’’ Dat laatste zei hij met een grijns. ‘’Ik haal hem wel.’’ Zei ik. Als de wind fietste ik naar huis. Danny waar ben je toch aan begonnen? 2 dagen nadat ik Zephyr zijn stomme apparaat had overhandigd stond het hele nieuws vol van zijn ‘’wandaden’’ zelfs het journaal scheen het interessant te vinden. Ongeïnteresseerd zapte ik naar Cartoon network maar ik had geen zin om naar Ben 10 te kijken; een gastje dat in aliens kan veranderen. Want ik heb al genoeg alien gezien, geloof me. Opeens besefte ik dat ik een grote fout had gemaakt; ik had Zephyr of Palm nooit het apparaat mee mogen geven want nu kan hij vrij tussen beide werelden reizen. Maar ik was bang en wist niet wat ik deed. ‘’Straks komen er ook nog gevleugelde mannetjes om me heen vliegen.’’ Dacht Danny. Danny rolde met zijn ogen. Maar wat Danny zei over gevleugelde mensen: daarin zou hij nog eens gelijk in kunnen krijgen.
11. Onmenselijk Verveeld zette Danny de televisie uit en ging gamen op zijn computer. Hij wilde net I smell noobs spelen toen het scherm flikkerde. ‘’He godverdomme! Is de accu kapot of zo?’’ Dat was die niet. Danny bekeek ook of de kabel van het scherm er nog goed in zat. Die zat er ook stevig in. Plotseling een stem… ‘’H-help me.’’ Danny keek om zich heen maar zag niemand. Het beeld hield op met flikkeren. Danny schrok zich rot! Het was al laat in de avond dus zat zijn brein geintjes met hem uit te halen? Flora probeerde zijn aandacht te trekken. Danny kneep zichzelf en spoelde zijn gezicht met koud water maar Flora stond hem nog steeds verward aan te staren vanuit de 38
computer. ‘’D-dit kan niet! Dit gebeurt niet echt!’’ Zei Danny per ongeluk hardop. Het was de eerste keer dat Danny zijn zus zag na haar verdwijning. Ze was in één woord super sexy. Als ze niet zijn zus was geweest zou Danny verkering willen vragen. ‘’S-syntia hoe… wat… waar?’’ Stotterde Danny. ‘’Ik kon niet via de Vortex reizen dus besloot ik je maar zo te bezoeken.’’ Zei Syntia alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Syntia bevond zich op een heel andere plek dan Danny, en zo te zien was het nacht bij haar (In cyberspace is het altijd nacht aangezien er geen echte nachten zijn en stormen het enige fenomeen zijn dat de lucht verduisterd. Daarom is de tijd ook zo onvoorspelbaar. En dus worden er gewone klokuren toegepast ook al komen die niet overeen met de werkelijke tijd.) Syntia hief haar handen in een vreemd gebaar; grote mechanische vleugels ontvouwden zich aan haar schouders. Ze stak aarzelend haar hand door het beeldscherm. Golfjes rimpelden over het oppervlak. Danny viel flauw. BONK! Danny’s moeder keek argwanend naar boven. ‘’Zeg Danny gaat alles goed?’’ Vroeg ze. ‘’Niks aan de hand gewoon een paar Cd’s.’’ Zei Flora die Danny’s stem perfect nadeed. ‘’Oké dan is het goed.’’ Tevreden liep Danny’s moeder terug naar de woonkamer. Syntia keek Danny onaangedaan aan alsof ze hem helemaal niet miste. Syntia legde haar hand op Dannys voorhoofd, Syntia hief haar hand. Een hand afdruk met een zacht blauwe gloed bleef achter op Dannys voorhoofd. ‘’W-wat is er gebeurd?’’ Vroeg Danny. Normaal zou Danny doodsangsten doorstaan maar vreemd genoeg voelde hij alleen wat vlinders in zijn buik. Danny stond op; zijn computer scherm leek echt diepte te hebben net zoals een 3DS maar een gewone tweede hands computer heeft die technologie niet. Het beeld was blijkbaar veranderd in een beeld van de ruimte, alsof hij uit het raampje van een ruimte schip keek. ‘’Syntia ik ben zóóó blij je te zien!’’ Riep Danny. Danny sprong op Syntia af om haar een knuffel te geven. Syntia’s reflex was overduidelijk: met een krachtige zwaai van haar arm vloog Danny naar de andere kant van de kamer en kwam (gelukkig) op zijn bed terecht. Zijn bed brak doormidden. Danny keek haar verbaasd en gekwetst aan. ‘’O sorrie ik was vergeten dat je niet zo sterk bent.’’ Zei Syntia. Maar eigenlijk was Danny veel dieper gekwetst. Hij had vurig gehoopt dat zijn zus hem zou herkennen, dat deed ze wel maar ze herkende hem niet als broer. Danny’s moeder liet van schrik haar koffie vallen bij het geluid van versplinterd hout. ‘’Lieverd ik kom je redden!’’ Riep Danny’s moeder, ze stoof als een wervelwind omhoog. ‘’Zie je nu wat er terecht komt van jouw idiote trucjes mens! En mijn naam is niet Syntia!’’ Siste Syntia woedend. Ik kon niet meer precies zeggen hoe Syntia uh Flora het deed maar het lukte haar om voor mijn stormende moeder zich te verstoppen. Mijn moeder kwam met een brandblusser en een honkbal knuppel de kamer instormen. ‘’Waar ben je! Ik zal je vermorzelen als je nog één keer mijn zoon aanraakt!’’ Raasde mijn moeder. Maar er was niemand behalve ik en Syn nee Flora. (Ik vraag me nog steeds af waar Flora zich had verstopt.) Moeders blik ging van furieus naar gerustgesteld toen bleek dat er geen vreemde was in huis, en daarna naar boos omdat ik mijn bed had gebroken. ‘’Danny Crockermount! Hoe vaak moet ik nog zeggen dat je voorzichtig moet zijn? Je vader komt pas morgen terug van zakenreis!’’ Zei mama boos. Toen herinnerde ik me weer waarvoor papa weg was: voor een top geheim super computer project, iets wat te maken heeft met paradoxen en parallelle universums ofzo geen idee. Waar Flora ook was, de rest van 39
de avond kwam ze niet meer terug. Mam was al lang over het incident heen en ik mocht in het logeer bed slapen. Het stormde weer, ik weet dat we vlakbij zee wonen (5KM verder ofzo) maar het stormt opeens achterlijk veel. Een koude rilling ging over mijn rug, dezelfde rilling die ik had toen bleek dat Zephyr iets onbeschrijflijks en monsterlijks deed met Palm. Maar hij had afgesproken dat hij me nog in paar jaartjes in leven zou houden maar hij zei niet welke jaartjes, gezien de situatie zouden cyberspace jaartjes nu hooguit 6 Aardse maanden zijn. Zijn voorgevoel bevestigde deze tijdslimiet. Of misschien wel maar één maand. Het was 1 uur s, nachts, een zoemend geluid. ‘’Hmmm mam….’’ Toen een zeer irritante ringtone: NO MERCI! NO MERCI! NO MERCI! Met half open ogen pakte ik mijn mobiel op. ‘’Welke idioot belt er nou op dit tijdstip?’’ Zei ik versuft. ‘’Ja met *gaap* Danny Crockermount?’’ Vroeg ik. Op de achtergrond steeg een vliegtuig op en loeide de wind. ‘’Ik ben het, pap, luister je moet me zo snel mogelijk van het vliegveld ophalen!’’ Zei papa ernstig en dwingend, zijn stem neigde naar paniek. ‘’O hoi pap.’’ Zei ik zonder veel enthousiasme. Toen drong door wat hij zei. ‘’Wacht!’’ Riep ik door de telefoon. Ik schoot als een speer in mijn kleren. ‘’Maak je moeder niet wakker alsjeblieft.’’ Zei pap. Dat vond ik heel erg vreemd want papa was al maanden weg en hij zou haar vast missen. ‘’Kom me zo snel mogelijk ophalen met de brommer oké?’’ Vroeg hij dwingend. ‘’Maar ik ben nog geen zestien!’’ Zei ik protesterend. ‘’Je kunt scooter rijden en je lijkt ouder, schiet op nu ik word achtervolgd!’’ Zei hij streng. Wow dat is echt spannend: een vader die op reis ging voor een top secret missie en die je belt middernacht bij aankomst omdat hij word achtervolgd. Dat is toch spannend? Ik deed paps leren jas en helm aan en ik pufte weg naar het vliegveld. ‘’Maar pap door wie word je dan achtervolgd?’’ Vroeg ik nog. ‘’Geen tijd… hulp nodig’’ De verbinding werd verbroken en een onheilspellend geruis kwam uit de telefoon. ‘’Ik hoop maar dat ik het niet tegen een maffia hoef op te nemen.’’ Dacht ik. Eenmaal aangekomen op het vliegveld was het vreselijk stil, té stil. ‘’PAP! WAAR BEN JE?’’ Riep ik. ‘’Hihihi!’’ Ik hoorde een gemeen lachje. Het was een dubbele lach maar ook niet van Zephyr. Gauw stapte ik op mijn brommer en reed verder het terrein op. Een onbekend figuur in een lange zwarte regenjas wenkte mij, ik wist instinctief dat dit mijn vader moest zijn. ‘’Kom gauw achterop.’’ Zei ik zachtjes. Dat hoefde ik geen twee keer te zeggen want hij sprong er zowat op. ‘’Sorry voor deze koude ontvangst Danny. Maar ik moet wel.’’ Zei pap. ‘’Waar ben je dan zo bang voor?’’ Vroeg ik. ‘’Daar ben je nog te jong voor zoon.’’ Zei hij. Plotseling doemde er een onbekende op voor de brommer. ‘’PAS OP!’’ Maar mijn waarschuwing kwam te laat en met een rot vaart botste de brommer tegen de persoon aan. Ik wist net op tijd van de brommer af te springen maar paps niet. Hij kwam gelukkig goed terecht in die kartonnen dozen maar de onbekende figuur had geen dozen om zijn val te breken. De persoon waar we tegen aan botsten vloog wel 5 meter naar achteren en kwam lelijk tegen de grond. ‘’Pap, pap alles goed met je?’’ Vroeg ik bezorgd. Hij was bewusteloos maar verder leek hij in orde. Gauw haastte ik me naar de plek waar de persoon was gevallen. ‘’Hij is weg!’’ Dacht ik verbijsterd. Er lag alleen maar een hoopje zwart stof op de plek waar ik stond. ‘’Vast en zeker roet.’’ Nu de lamp van de brommer uit was, zag ik geen hand voor ogen. Ik voelde een woesj langs mijn oor. Er sloop iemand naderbij en nog iemand grinnikte luid. Instinctief wist ik dat deze drie figuren iets te maken hadden met paps angst. Pap en ik werden omsingeld. ‘’Wat hebben we hierrr?’’ Vroeg één van de drie met de dubbele stem. ‘’Een toetje voor vanavond.’’ Antwoordde degene in het midden. Als 40
een wolfpack sloten ze ons steeds verder in. Een bliksem schicht verhelderde de hemel, voor een moment zag ik wie we tegenover ons hadden. Twee vrouwen met gevaarlijk lange nagels en een jongen met een beugel. ‘’Wegwezen!’’ Riep een heldere niet dubbele stem. Ik zou die stem uit duizenden herkennen. Een schaduw vloog langs de maan. Het was Flora. Ik kon ze niet meer zien maar ik hoorde schoten en gekreun. ‘’Kom gauw!’’ Riep Flora. Als een arend greep ze pap bij zijn jas en mij bij mijn riem en ze trok ons net zo makkelijk de lucht in als ik met mijn hamster zou doen. Ik keek mijn ogen uit: ik had nog nooit gevlogen. Jammer dat pap dat nu juist moet missen. Haar mechanische vleugels maakte een ritmisch gezoem dat me in slaap doezelde. Ik herinner me niet meer hoelang we hadden gevlogen maar het was geweldig! Dat zou ik zo nog honderd keer willen doen! ‘’Hoe wist je waar ik was Flora?’’ Vroeg ik. ‘’Simpel genoeg, jij bent de enige mens die informatie kent dat alleen personen kennen die in aanraking zijn gekomen met een verstoring tussen het ruimte-tijd continuüm en een opening tussen parallelle werelden.’’ Zei Flora alsof iedereen dat makkelijk begrijpt. Nou, ik begreep er geen bal van! (O ja voor ik het vergeet ik lig in bed op mijn kamer.) ‘’Waar is pap?’’ Vroeg ik bezorgd. ‘’O hij… Hij heeft alleen maar een paar gebroken ribben etc.’’ Zei Flora alsof ze het had over een blauwe plek. ‘’Maar dan moet hij naar het ziekenhuis!’’ Riep ik. ‘’Ssst niet zo hard!’’Siste Flora. ‘’Alles is goed met je pa ik heb zijn genezingsproces wat, hoe zeg je dat? Versnelt.’’ Zei Flora gemeend. ‘’Flora.’’ Ik kreeg een brok in mijn keel. ‘’Ja?’’ Vroeg ze geduldig. ‘’Ben ik nog wel je broer?’’ Vroeg ik onzeker. ‘’Natuurlijk! Als je alle wetenschappelijke berekeningen met 81 decimalen vergeet, ja!’’ Zei Flora verrast. ‘’Ik bedoelde eigenlijk… Ik schraapte mijn keel. Houd je nog van me?’’ Het duurde een tijd lang voordat ze antwoordde. Ze opende haar mond om nog iets te zeggen maar sloot hem weer. ‘’Wat wil je liever: horen wat je hart geruststelt of de waarheid.’’ Vroeg Flora gewichtig. ‘’De waarheid.’’ Antwoordde ik zeker. ‘’Nee, sorry Danny zelfs als ik nog Syntia was betwijfel of ik genoeg emoties zou hebben om nog van je te houden.’’ Zei Flora met spijt. Terwijl de twijfels van me af brokkelden kwam er een groter pijnlijker brok voor terug: mijn zus houdt niet meer van me. Dat besef deed me duizelen. Flora zag dat en ving me op in haar veilige armen. De volgende dag (zondag) was het rustig in huis. Mam was er niet; ze is voor de rest van de week naar een meiden weekend op aanraden van pap maar ik weet zeker dat er meer achter zit. De volgende dag leek pap al weer beter te zijn. Zwijgend ging ik rechtop zitten. Ik wreef het slaap zand uit mijn ogen. ‘’Gefeliciteerd rolmops!’’ Zei Isabel vrolijk. Ik knipperde met mijn ogen, vaag op de achtergrond zag ik een ziekenhuis bed en toen nog een. Een zuster liep binnen. ‘’Er is bezoek voor je Danny.’’ Zei ze. ‘’B-bezoek? Wat… waar ben ik?’’ Vroeg ik dodelijk vermoeid. ‘’Weet je dat dan niet Danny je bent vandaag jarig en je hebt een hartstilstand gehad!’’ Zei Isabel iets te hard en verbaasd. ‘’Sssst! Wil je dat hij er nog een krijgt?’’ Zei de zuster nijdig. ‘’Een hartstilstand?’’ Vroeg ik verbouwereerd. ‘’Zuster mag ik privé zijn met Isabel?’’ Vroeg ik beleefd. ‘’Goed dan, maar je wordt morgen opnieuw geopereerd.’’ Antwoordde de zuster licht geïrriteerd. ‘’Zeg eens Isabel hoe gebeurde het precies?’’ Vroeg ik. ‘’Lees de krant zelf maar! Je bent voorpagina nieuws joh! De journalisten staan als honden voor de deur te hijgen omdat ze een interview willen, zoooo vreselijk cool! Ik had altijd al in de krant willen staan!’’ Riep Isabel dol enthousiast. Ik knipperde verrast met mijn ogen. The Holy Griffin lag al naast me. Ik pakte de krant op. 41
13 jarige jongen overleeft het onmogelijke De 13 jarige Danny Crockermount was in zijn woon appartement in Washington toen het incident plaats vond. Een familie lid vertelde hem dat er een naast familie lid was overleden, wat resulteerde in een hart stilstand. De arme jongen had niet meer pech kunnen hebben omdat centrales zonder elektriciteit zaten. Hierdoor moest het slachtoffer 9 uur lang wachten tot de ziekenwagen hem kon bereiken. Zijn leven was te danken aan een anonieme heldin. Er zijn inmiddels harde bewijzen ingeleverd die aantonen dat dit echt is gebeurd. Waardoor deze gebeurtenis onder het kopje bovennatuurlijke zaken staat. Om 21:00 zal het journaal zich hier verder over uitdiepen.
‘’Ben jij de heldin?’’ Vroeg ik. ‘’Ik zou willen dat ik dat was! Dan zou ik jou hebben gered en in de krant staan!’’ Zei Isabel. De deur van de kamer ging aarzelend open. ‘’Pap! Mam! Wat ben ik blij je te zien!’’ Riep ik uit. Heerlijk om je ouders te kunnen knuffelen zoals in een normaal gezin zou kunnen. Zoals gewoonlijk had pap allemaal rare apparaatjes mee genomen die allemaal bliep en piep geluidjes maakten. ‘’Pap? Wat is Flora?’’ Vroeg ik onschuldig.
12. Geheimen Terwijl Danny een hartaanval kreeg en in Flora’s armen lag gedrapeerd was er (toevallig) een ramp aan het gebeuren in de energie centrale. ‘’Zeg, Nekro heb je al genoeg gehad?’’ ‘’Nooit! Mijn beste Rio!’’ Zei een metafectie met een dubbele stem. Samen joegen ze een groepje arbeiders in een hoek. ‘’Genoeg!’’ Ze draaiden zich om. De stem leek afkomstig te zijn van een woest uitziende jongen met zwart haar. ‘’Waar bemoei jij je mee ettertje?’’ Riep Rio terug. De jongen keek Rio vernietigend aan en straalde autoriteit uit. Nekro zwoor iets te horen knetteren uit zijn richting. Dodelijk kalm liep Zephyr op Nekro af. Zelfs Nekro kreeg kippenvel, hij ontweek zijn blik. De arbeiders luisterden gespannen, maar het 42
enige wat ze hoorden was een onbekende taal met een metalig accent. ‘’ ’’ Riep Zephyr opgetogen. In gedachten wilden de gebroeders Nekro en Rio protesteren maar ze durfden simpelweg niet. ‘’Zo dat is dan geregeld’’ Zei Zephyr tevreden. Toen Zephyrs wrede uitstraling buiten bereik was gingen de broeders verder met hun vreselijke ding. ‘’Taejo had me geleerd hoe het stroom circuit werkt omdat ik een technicus opleiding had, nou dat komt nu goed uit!’’ Zei Zephyr breed grijnzend. Zephyr liep regelrecht op zijn bestemming af: de generator. Hij hief zijn armen, genietend sloot hij zijn ogen. De vonken vlogen er letterlijk vanaf. Een diep gekreun ging door de machine heen. Met een vreselijke knal vlogen de splinters in het rond, het knappen van ramen galmde door de lucht. Als een spookgedaante stond Zephyr nog steeds in het midden van de kamer. De wind van de explosie speelde speels met Zephyrs haar. Zephyr sprintte het gebouw uit. ‘’Dat wordt me iets te warm onder mijn voeten.’’ Zei Zephyr. Wat hij zei gebeurde letterlijk. Hij had niet verwacht dat de boel zou ontploffen en verbranden. Zephyr negeerde het hulp geroep van zowel de broeders als de arbeiders. ‘’Uh Danny zullen we het daar niet over hebben? De zuster is hier.’’ Fluisterde paps. Maar het was al te laat, de zuster kreeg er lucht van. ‘’Wie is Flora meneer? Heeft zij met het incident te maken?’’ Vroeg de zuster gewichtig. ‘’Niets bijzonders zuster, gewoon een school vriendinnetje.’’ Zei pap. Mam drong zich door de anderen om me een grote pakkerd te geven. ‘’O Danny ik was zo vreselijk bezorgd! Gaat alles weer goed met je? Ben je nu buiten gevaar?’’ Mam bleef maar vragen afvuren. ‘’Wow rustig mam alles is goed met me.’’ Zei ik met een glimlach. ‘’Ik heb jou ook gemist hoor.’’ Ik gaf mam een knuffel. ‘’Rustig aan Sandra.’’ Zei pap sussend tegen mam. Danny’s operatie was een succes en hij herstelde voorspoedig en zijn ouders kwamen regelmatig op zieken bezoek. ‘’Mag ik al naar huis?’’ Vroeg ik. ‘’Nu al?’’ Vroeg mam verbaast. ‘’Ja ik voel me beter veel beter. En ook heel anders.’’ Dacht ik. Ik drukte op het belletje, de zuster kwam naar binnen. ‘’En hoe gaat het Danny?’’ Vroeg de zuster. ‘’Geweldig! Ik voel me echt goed!’’ Zei ik enthousiast. ‘’Weet je het zeker? Zou je al op krukken willen rondlopen?’’ Vroeg de zuster voorzichtig. ‘’O ja graag, echt waar!’’ Riep ik bijna. De zuster verliet de kamer en kwam terug met een paar krukken. Mam ging koffie halen en pap kwam binnen. ‘’Hoi pap! Ik mag al op krukken lopen!’’ Zei ik. ‘’Wat fijn Danny!’’ Zei pap. De zuster kwam binnen met de krukken en probeerde mijn gezicht te ontwijken. ‘’Dankjewel!’’ Zei ik. De zuster zei zenuwachtig graag gedaan terug. Ik pakte de krukken; ze voelden aan als een verlengstuk van mijn arm. Behendig wipte ik uit bed. Ik voelde een pijnlijke steek in mijn borst. ‘’Grrra-auw’’ Een beestachtig gegrom ontsnapte uit mijn keel. ‘’Alles oké?’’ Vroeg pap. ‘’Is het misschien niet beter als je wacht met lopen?’’ Vroeg pap. ‘’Ja misschien heb je gelijk.’’ Zei ik. ‘’Mag ik de hechting eens zien?’’ Vroeg pap. ‘’Uh oké?’’ Ik ging terug op bed liggen en ik deed mijn T-shirt uit. ‘’Dat ziet er niet goed uit!’’ Zei pap. ‘’Waarom niet? Het is al bijna helemaal genezen!’’ Vroeg ik. ‘’Daarom juist, je bent gisteren pas geopereerd.’’ Terwijl hij dat zei keek hij me aan met een bang voorgevoel.
43
‘’Weet je? Jouw pa heeft gelijk Danny, het is inderdaad creepy als je al zo snel geneest van één van de meest intensieve operaties.’’ Zei Isabel. Ik keek Isabel bedachtzaam aan: ze had eigenlijk wel gelijk ja. Samen met Isabel hinkte ik met mijn krukken over het ziekenhuis terrein. ‘’Weet je wat ik nog gekker vind Danny? Al het personeel lijkt zo min mogelijk met je om te willen gaan. Net alsof ze bang zijn voor iets.’’ Merkte Isabel op. Isabel is een echte speurneus, ze weet altijd mijn verloren voorwerpen terug te vinden en verborgen clues. ‘’Denk je?’’ Vroeg ik. ‘’Ik weet het zeker!’’ Zei Isabel. ‘’Ooowww’’ Met een van pijn vertrokken gezicht zakte ik in elkaar. ‘’Aaah Danny! Help’’ Riep Isabel paniekerig. Ik keek Isabel vernietigend aan. ‘’Stop alsjeblieft Danny, ik vind je eng als je zo naar me kijkt!’’ Zei Isabel. Als een val klapte mijn hand zich om Isabels enkel. ‘’Aaaah!’’ Riep Isabel. Ik ontblootte dreigend mijn tanden. ‘’Breng me mijn vaderrr!’’ RATS! Met geweld draaide Isabel zich om; Ik hield alleen nog een stuk spijkerbroek vast. Isabel wist geen woord uit te brengen en vluchtte weg; weg van mij die haar probeerde pijn te doen. Buiten op een bankje zat pap een sigaret te roken. ‘’Danny is doorgedraaid! Hij probeerde me aan te vallen! Help me!’’ Schreeuwde Isabel tegen pap. Als een veer sprong pap op. ‘’WAT?’’ Brulde hij. Samen met Isabel rende pap naar mij toe. Ik zag er vreselijk uit: ik bloedde uit mijn neus en oren. ‘’Hgggh Hafsss’’ Brabbelde ik onverstaanbaar. ‘’Ewww’’ Zei Isabel vies. Ik kokhalsde: er kwam bloed uit mijn mond. Pap tilde mij op en samen met Isabel sprintten ze naar de ingang van het ziekenhuis, onmiddellijk werd ik naar de intensive care gebracht. ‘’Het is toch niet weer zijn hart?’’ Vroeg Isabel. ‘’Nee Isabel dat is het zeker niet.’’ Zei pap diepzinnig. Snikkend zat Sandra steunend op pap in de wachtkamer, ondertussen kreeg Isabel een telefoontje dat ze naar huis moest gaan. De deur van de operatie kamer klapte open: een doktor gehuld in een witte jas inclusief mondkapje bracht nieuws. ‘’We kunnen niet veel meer voor hem doen; hij blijft maar bloed verliezen.’’ Zei de doktor vol berouw. Sandra zag door het kiertje Danny’s bloederige hand bungelen, de druppels parelden over zijn hand. Enkele uren later werd Danny terug gebracht naar de rest van het ziekenhuis maar dit keer was hij de enige in de kamer. Hij had vele infusen en het zag er naargeestig uit. ‘’Weet je? Jouw pa heeft gelijk Danny, het is inderdaad creepy als je al zo snel geneest van één van de meest intensieve operaties’’ Flarden van Isabels gesprek dwarrelden op. ‘’Misschien zijn ze een complot aan het smeden, jouw ouders weten er vast meer van.’’ Zei Isabel. ‘’Weet je wat ik nog gekker vind Danny? Al het personeel lijkt zo min mogelijk met je om te willen gaan. Net alsof ze bang zijn voor iets.’’ Genadeloos bleef de Isabel herinnering hem twijfels toewerpen. ‘’Aww grr wosj’’ Brabbelde Danny hees. Zwak klauwde hij met zijn hand naar een onzichtbare herinnering. Danny schokte. Zijn bewustzijn zakte weg in een diepe inktzwarte put van niets. Danny’s mobiel ging af; met die vreselijke ringtone. Danny schrok wakker uit zijn Isabel droom. Met een hand onder de bloederige korsten pakte hij zijn telefoon op. ‘’Ja met Danny Crockerrmount?’’ Vroeg Danny formeel. ‘’Ik ben het, pap. Ik vind dat je iets moet weten zoon.’’ Zei pap. ‘’Wat dan?’’ Vroeg Danny krakerig. ‘’Wel, over Flora; ze is eigenlijk geen mens.’’ Zei pap onhandig. Vreemd genoeg verbaasde me dat niet. ‘’Danny ben je er nog?’’ Vroeg pap. ‘’Ja ik ben er nog.’’ Zei ik. ‘’Ben je dan niet geschokt?’’ Vroeg pap verbaast. ‘’Nee eigenlijk niet ik had het al zien aankomen.’’ Zei ik monotoon. ‘’Danny is alles wel goed met je? Je doet normaal nooit zo onverschillig.’’ Zei pap. Dat klopte maar na alles wat ik had meegemaakt was het logisch dat Flora geen mens was, sterker nog ik had het zelf kunnen raden. ‘’Wat is ze dan wel pap?’’ Vroeg ik nu menens.
44
‘’Ze, ze is… (pap slikte in brok in zijn keel door.) Half mens half programma.’’ Zei pap met een stem schor van emotie. Het was een bevestiging voor wat ik eigenlijk al wist maar daarom des te pijnlijker. Ik slikte mijn tranen weg, pap hoorde dat door de telefoon. ‘’Het spijt me Danny dat ik het je moest vertellen maar ik zou het toch niet kunnen verbergen.’’ Zei pap droevig. Een lange stilte volgde om te verwerken wat ik zojuist had gehoord. Ik nam een slok van het glas water naast mijn bed. Het koude heldere water voelde als een verlichting door mijn keel, de branderige korsten werden eraf geweekt en voor een moment lang voelde ik me beter dan ooit. Ik slikte een brok weg en wist nog een laatste vraag uit te brengen. ‘’Flora sprak eens over verschillen tussen haar en mij enzo, ze zei dat ze een meta nog iets was.’’ Vroeg ik. ‘’Een metamorf, Danny, metamorfen zijn de originele bewoners van cyberspace; de plaats waar Syntia verdwaalde.’’ Legde pap uit. Ik zweeg, ik had teveel om niet te vergeten. Hemel, zo onwerkelijk en toch is het waar. Ik schudde mijn hoofd, mijn haar plakte in mijn nek. ‘’Pap ben je er nog?’’ ‘’Ja, en ik zal net zolang wachten als jij nodig hebt Danny.’’ Zei pap vriendelijk. ‘’Wie waren die rare gasten die je achtervolgden toen je uit het vliegtuig kwam?’’ Vroeg ik. ‘’Zij waren metafecties, metamorfen geïnfecteerd door computer virussen.’’ Vertelde pap. ‘’Wat moet ik doen als ik in de problemen kom?’’ Vroeg ik. ‘’Dan moet je als de sodemieter wegwezen en iemand vinden die jou kan helpen.’’ Riep pap bijna door de telefoon. ‘’Hoe vind ik zo iemand?’’ Vroeg ik. ‘’Dat merk je wel als je zo iemand tegen komt.’’ Antwoordde pap geheimzinnig.
Zonder dat ik het merkte parelden er druppeltjes bloed over mijn rug. Ik had nog één brandende vraag: ‘’Hoe komt het dat Syntia nu geen mens meer is?’’ Mentaal bereidde ik me op het ergste voor maar zelfs dit had ik niet zien aankomen. ‘’Omdat ze nooit een mens is geweest, Danny.’’ Ik keek geschokt naar de telefoon. ‘’Want ik ben ook een metamorf, ik ben Wakuri Hattari.’’ Zei pap. Het werd stil aan de telefoon. ‘’Danny?’’ Vroeg pap. Geen antwoord, alleen het geruis van een telefoon die werd opgehangen. Dus ik en Syntia waren al die tijd metamorf en mens tegelijk. Ik geloofde het niet, ik vocht tegen de waarheid maar uiteindelijk is daar geen ontsnappen aan. Hoe hard ik ook ontkende, een aantal factoren in mijn leven leken opeens een logische verklaring te hebben. Rust, ik moet rusten als ik wil genezen. Ik zag het beeld van hoe gelukkig mijn ouders waren op hun trouwdag, en hoe gelukkig ze waren toen ze mij kregen, want ik, ik was gewoon een halfbloed. Toen pas besefte ik dat ze me voor de rest van de wereld verborgen hielden, mij volstopten met pillen zodat ik rustig bleef maar nu, nu eist dat zijn tol.
45
Krijsend draaide ik me om. En dat noemt mijn biologie leerkracht dus een groeispurt. Zo’n moment in je puberteit dat je al je vergeten centimeters in een korte meestal pijnlijke periode terug krijgt. In dit geval zeer pijnlijk. Het was bijna vakantie op het internaat. Dan mogen de cadets terug naar huis, naar hun ouders maar die moeten hun kinderen dan wel terug willen. Als je één van de vele pechvogels bent dan blijf je op school, zij het zonder school werk. Of je gaat naar het Donder kamp: dat is speciaal opgericht voor school blijvers om ze meer te laten trainen, te drillen zoals ze op school niet of weinig doen. Flora was één van die pechvogels. ‘’Moet ik nou echt per se naar kamp? Op school ben ik toch ook veilig?’’ Vroeg Flora zeurend. ‘’Niet meer Flora! Sinds kort zijn we onder vuur van vele virussen, het is niet goed als je hier blijft. Dan moet je minstens in klasse C zitten.’’ Zei Shen Hattari onverbiddelijk. ‘’Ik ben bijna C klasse en ik heb al vaak genoeg C klassers verslagen in een duel. Please?’’ Probeerde Flora. Shen keek Flora peinzend aan. ‘’Bovendien, er zijn heel veel cadets weg! Met dat kleine groepje C klassers worden we gauw onder de voet gelopen! Als ik blijf hebben we meer kans!’’ Zei Flora. Dat was een ijzersterk argument waar Shen Hattari niet tegenin kon gaan. ‘’Goed dan, je kunt blijven maar op 1 voorwaarde! Je doet precies wat je wordt gezegd door de mentors!’’ Zei Shen gebiedend. Ik knikte. ‘’Dat is dan afgesproken.’’ Zei ik. Eenzaam liep ik door de kantine. Het licht stond uit, het kunstmatige zonlicht stroomde zacht door de ramen. De gordijnen wapperden door een briesje. Een lichtgrijze wolk zweefde over de kunstmatige zon. Ik liep niets vermoedend verder naar de bar. ‘’Goh wat is het hier toch eenzaam en stil.’’ Zei ik. Te stil. Nieuwsgierig bukte Flora zich om een zakje met een chip op te rapen. KNOTS! ‘’Auwhauw!’’ Riepen Flora en Dotum tegelijk. ‘’Dat was een harde kopstoot.’’ Zei Flora. ‘’Moet jij nodig zeggen, bah nu krijg ik een bult!’’ Zei Dotum klagend. ‘’Zeg eens, waarom ben jij nog op school? Jij hebt toch ouders die nog leven?’’ Vroeg ik nieuwsgierig. ‘’Dat ze nog niet zijn gedood, wil nog niet zeggen dat ze zin hebben om voor mij te zorgen.’’ Zei Dotum sarcastisch. ‘’Ow sorry dat had ik niet door.’’ Verontschuldigde ik me. ‘’Geeft niet, dat had jij niet kunnen weten.’’ Zei hij. ‘’Is die chip van jou?’’ Vroeg ik. ‘’Uh nee, ik wilde hetzelfde aan jou vragen.’’ Zei Dotum. ‘’Mag ik de chip hebben?’’ Vroeg ik. Hmm, goed als ik tien patronen voor mijn halfgeweer(*) mag.’’ Zei Dotum. (* semi-automatisch geweer dat energie kogels afvuurt.) ‘’Tien?! Ik heb er zelf ook een hé!’’ Zei ik verdedigend. ‘’Vijf dan.’’ Zei Dotum. ‘’Deal!’’ Zei ik. ‘’Ik wil meer van mezelf en mijn familie te weten komen, misschien dat deze chips er iets mee te maken hebben?’’ Vroeg ik mezelf af. Op mijn stilst sloop ik door de gangen totdat ik bij de database aan kwam: dat is vergelijkbaar met wat de Anderen een bibliotheek noemen. Ik schoof de chip in een willekeurige computer. Ik sloop naar de zoekmachine. Ik begon te zoeken in het leerlingen bestand: Flora Lansbergen Typte ik in.
Naam: Flora Lansbergen Sterke kant(en): sluip schieten, leren en ontwijken. Nummer: cadet5170 Geslacht: Vrouwelijk Leeftijd Aardse jaren: 13 Lichamelijke leeftijd: 15 46 Zwakke kant(en): Van dichtbij vechten en uithoudingsvermogen. Rang: Cadet Groep: B3 Jaar: 3
‘’Dit is niet wat ik zoek.’’ Zei ik. Syntia Crockermount Typte ik in.
Geen resultaten. Persoon bestaat niet. Misschien is deze persoon dood? Probeert u eens een andere naam. ‘’O hoe kan dat nou toch?’’ Vroeg ik mezelf geïrriteerd af. ‘’Wacht eens… misschien is er toch wel een oplossing! Nee, dat zou belachelijk zijn! Ach, ik kan het altijd proberen.’’ Dacht ik.
Danny Crockermount Typte ik in. Opeens zag ik heel andere informatie.
Naam: Danny Crockermount Geslacht: Mannelijk Leeftijd in Aardse jaren: 15 Lichamelijke leeftijd: Onbekend Lid van Academie: Nee Ras: Halfbloed Locatie: Aarde Familie: Wakuri Hattari, Sandra Crockermount en Syntia Crockermount. ‘’Dus pap was Familie status: Veiligal die tijd mijn leerkracht? Dus Syntia was helemaal geen Andere?’’ Woonplaats: Noord-Amerika, Washington DC Toen vielen alle puzzelstukjes in elkaar. 47
13. Rayda en Jack hebben een probleem ‘’Pappie! Mammie! Ik ben thuis!’’ Enthousiast rende ik op mijn ouders af. Mike grijnsde breed, zijn scherpe hoektanden blikkerden in het zonlicht. Gevolgd door mam die me liefdevol omhelsde. Kalm zweefde de bus boven de weg. Een aantal robotjes brachten mijn spullen naar binnen. (En dat was een heleboel, voornamelijk antistress middelen.) ‘’Mijn kleine meisje! Wat ben je groot geworden! En sterk ook!’’ Mike slingerde me de lucht in ving haar op. Ik krijste van plezier. ‘’Nog een keer!’’ Riep ik. Mike gooide me nog een keer in de lucht, alleen stootte ik dit keer mijn hoofd aan de dakgoot. Elias kirde van plezierbij het zien van mijn pijn. ‘’Niet grappig!’’ Riep ik. Elias rende op me af en kneep hard in mijn arm. Zijn venijnige nagels prikten in mijn arm. ‘’Auw!’’ Ik wilde hem net terug meppen toen mam naar buiten kwam hollen met ontsmetting middelen. ‘’Dora liefje, dat is toch niet nodig? Onze Rayda is een taaie!’’ Zei Mike trots. Dora borg de spullen weer op. ‘’Mam wanneer komt Merel 48
thuis?’’ Vroeg ik. ‘’Morgen Rayda, in die tussen tijd kun je voorbereidingen treffen, Merel zal jouw bescherming hard nodig hebben.’’ Zei mam. Zo gaat dat dus in huize Napster: mijn moeder is een gewoon Aangepast persoon en mijn vader is een metafectie, niks bijzonders. WEL DUS! Mijn zusje Merel is als de dood voor mijn broertje Elias omdat Elias nogal heftig reageert op angst, en als hij zo reageert word Merel bang en dan krijg je een moeilijk te door breken vicieuze cirkel die ik altijd op moet lossen. Daarom is het mijn taak om Merel te ‘’beschermen’’ tegen irritante Elias, Merel zit op een andere Academie omdat ze ook bang is voor mij, hoewel ze me wel vertrouwt als ik slaap. Nee toch ook niet. Mijn moeder heeft altijd wel medicijnen op zak maar ik heb ze niet nodig, bij mij is het toch al een keer misgegaan; bij mijn geboorte. Waarom Elias niet op school zit? Hij is te gevaarlijk om op een school te zetten maar niet gevaarlijk genoeg om uh... nou ja, om te dumpen. (Hoewel ik dat soms eigenlijk wel zou willen.) Kalm zweefde de bus weg. Ik liep naar boven naar mijn slaapkamer. ‘’’Pfeew gelukkig is Elias hier niet geweest. Dan heeft het wachtwoord dus gewerkt.’’ Zei ik tegen mezelf. Ik pakte mijn spullen uit. Het waren voornamelijk wapens die ik had gejat, want je moet je wapens op school laten en daar heb ik dus effe schijt aan. Met alle voorzichtigheid pakte ik mijn geliefde zwaard uit; het lemmet zat onder de krassen, krassen van klauwen. Mijn zwaard heeft al vele wraak pogingen van paps soortgenoten overleefd. Er is geen enkel lemmet dat zoveel aanvallen heeft overleefd zonder reparatie en je begrijpt wel dat ik daar heel trots op ben! Ik ging naar paps kamer. (Pap heeft ook een eigen kamer want mam wil niet slapen met zijn trofeeën en ik geef haar gelijk!) (Normaal slapen ze wel samen hoor.) Ik deed de kast open en negeerde de overweldigende geur van prooi. De planken van de kast stonden vol met (gelukkig schone) hoofden van zijn aartsvijanden. Twee daarvan stonden op sterk water omdat het mensen waren. Ik hield het liever bij foto’s of tekeningen. Ik pakte wat holopier en een potlogram en begon te tekenen.
Zoals je waarschijnlijk wel ziet ben ik niet erg goed in tekenen. Maar als je goed kijkt dan zie je dat ik een leuk jaar heb gehad en niet kan wachten om les te krijgen van 49
Taejo! Ik ga dus lekker vakantie vieren thuis, nou ja wat je vakantie noemt! Merel bewaken is net zoveel werk als een lesuur. Maar oké de rest van de tijd kan ik lekker chillen. ‘’Etenstijd!’’ Riep mam beneden vanaf de trap. Bonk, kebonk, kebonk. Elias en ik holden de trap af. Mam zette een grote pan op tafel. ‘’Mam wat eten we?’’ Vroeg ik. En met ‘’we’’ bedoelde ik eigenlijk mam en mij. ‘’Aardappelpuree, vers uit de Andere winkel.’’ Antwoordde mam. Mam haalde twee blikken uit de koelkast en een blikopener. ‘’Hmmm dat zal vast en zeker smaken!’’ Zei Mike tegen mam. ‘’Zelf gekocht!’’ Zei mam trots. Elias kreeg het kleine blik en Mike het grote blik. Als mam kookt (koopt) word het smullen! Na het eten haalde mam heerlijke banaan ijscoupes uit de koelkast. ‘’Om Rayda’s thuiskomst te vieren!’’ Zei mam. Zelfs Elias protesteerde niet tegen het 0% carnivorische toetje. Daarna maakten we er nog een film avond van. En gingen we met grote zakken chips bij de 4D televisie kijken. ‘’Ik wil Rail wars zien!’’ Zei Elias. ‘’Nee joh das zo’n klassieker.’’ Zei ik. ‘’Geef mij maar Ridiculous!’’ Zei ik enthousiast. ‘’Elias is nog niet jong genoeg voor Ridiculous.’’ Zei mam streng. ‘’Of we kijken een thriller?’’ Vroeg Mike voorzichtig. ‘’Goed idee! Welke?’’ Vroeg ik. ‘’Uhm... The invasion! Met professor Zarra!’’ Riep Mike. Niemand had er iets tegen dus werd het The invasion. De 4D televisie leek erg veel op een simulator alleen hadden wij geen klaslokaal nodig of een cabine. ‘’Give it to him! We need it!’’ Zei de soldaat uit de film tegen Zarra. De adolescent zat vast gebonden in een stoel in een betonnen kamer. ‘’Sorry Norman, I can’t. It is not right to do it at this way.’’ Zarra schudde haar hoofd, haar lange roze staarten zwiepten heen en weer. ‘’Zarra bestaat toch echt?’’ Vroeg Elias, voor een moment lang leek Elias gewoon, echt gewoon. ‘’Ja, hoewel ze natuurlijk acteert, bestaat ze echt. Ook onder die naam.’’ Zei ik. ‘’Cool!’’ Zei Elias vrolijk. Ben ik dan de enige normale in huis? Mam is net een irritante vlieg die om je hoofd zoemt maar dan een vlieg met doktors spullen, Merel is een schijtluis, pap is: nou uh... eng en Elias is een snotjong. En ik? Ik heb maar twee vrienden; Jack en Flora verder is iedereen bang van me vanwege mijn woede aanvallen, gelukkig weet niemand waarom. Dacht ik. ‘’Hé Rayda! Nu word het gaaf!’’ Pap wees naar de adolescent die met een brul zijn boeien brak en gek werd. ‘’Zeg Flora, waarom mag jij op school blijven? Ik moet naar Donderkamp.’’ Vroeg Jack. ‘’Omdat ik ervoor heb gepleit.’’ Antwoordde Flora pesterig. Flora stak haar tong naar hem uit. Speels dreigde Jack met zijn plasma zwaard. ‘’Jij vraagt erom!’’ Riep Jack speels. ‘’O gatver! Hier ben ik juist zo slecht in!’’ Zei Flora wanhopig. ‘’Ik daag je uit voor een tenagakilat!’’ Riep Jack. Nee hé, dat heb ik weer! Dacht ik. Een tenagakilat is zoiets als een duel totdat één van de twee rivalen het opgeeft, het is oneervol om een tenagakilat te weigeren en hé, ik geef Jack echt niet de kans om dat rond te bazuinen! In een blauwe flits hield ik mijn wapen vast. ‘’Kom maar op!’’ Zei ik strijdlustig. Hij hief zijn armen met het zwaard in beide handen en sloeg met een dodelijke kracht toe. ‘’Hggg’’ Flora pareerde zijn slag met moeite. Flora grijnsde als een boer met kiespijn. Jack maakte een sierlijke draai en sloeg Flora tegen de vlakte. ‘’Hehe ben je dan zo zwak?’’ Vroeg Jack pesterig. Ik laat me echt niet door dat scharminkel inmaken! Ik deed net alsof ik pijn had. Als een adder sloeg ik toe: voor Jack met zijn ogen kon knipperen zoefde mijn lemmet rakelings langs zijn hals. Een dun straaltje groen bloed verscheen uit de snij wond. ‘’Raaa!’’ Opnieuw maakte Jack een slinger, ik wist hem met gemak te ontwijken en stootte toe. De punten prikten zachtjes in Jacks borst. Hij keek me onthutst aan. Dit had hij niet verwacht. Toen begon hij te grijnzen, ik snapte niet waarom.
50
Als een luchtballon leek ik leeg te lopen; mijn slagen eisten hun tol en zoveel energie had ik niet. ‘’Ken je vijand Flora.’’ Zei Jack wijs. ‘’Iedereen weet dat je een zeer lage hoeveelheid energie hebt, en blijkbaar merk je het nu ook.’’ Zei Jack plagerig. Ik keek hem boos aan terwijl ik naar adem snakte. Het koude ambroziet van Jacks zwaard drukte pijnlijk tegen mijn keel. Ik moet iets doen. Ik wist donders goed hoe goed ambroziet energie geleid of nog erger... misschien onthoofd hij me wel. Jack kon de paniek in mijn ogen lezen, om me nog banger te maken drukte hij door. Gorgelend hief ik mijn hand. Straaltjes groen bloed sijpelden naar beneden. Nu wist ik dus hoe het was om bedreigd te worden. Jack siste; en borg zijn wapen op. Opgelucht haalde ik adem, piepend adem. Ik stond op en voelde aan mijn keel, mijn vingers kleefden van het bloed. De snee was diep maar niet dodelijk. ‘’Kantje boort.’’ Zei Jack. ‘’Sukkel! Idioot! Wat denk je wel!?’’ Tierde ik. Hij keek me verbaasd aan. ‘’Flora het was een tenagakilat, dat houd dus in dat het gevecht stopt zodra een van ons het opgeeft en jij gaf niet op. Het is dat ik je niet wilde doden omdat je mijn vriendin bent, anders had ik dat zeker gedaan.’’ Zei Jack verbaasd en deels verklarend. Jack had gelijk, dat was ook zo. ‘’Sorry Jack.’’ Zei ik. ‘’Geeft niets, ik geef je wel wat om het bloeden te stoppen.’’ Zei Jack vriendelijk. Gezamenlijk liepen we door de hal. Helaas hadden we net de pech om Bianca tegen het lijf te lopen. Bianca Spits: de mentor in ontwijken en behendigheid van klasse A. Bianca’s ogen werden groot van de schrik. ‘’Jack is alles goed met je?’’ Vroeg Bianca bezorgt. Voorzichtig raakte Bianca de korst bij Jacks nek aan. Jacks gezicht vertrok van de pijn. ‘’O Moederstorm! Flora!’’ Riep Bianca verschrikt. Flora was er dan ook ernstiger aan toe dan Jack. Jacks wond had al een korstje maar Flora bloedde nog vrolijk door. Uit het niets leek Bianca eerste hulp spullen te hebben. ‘’H, het is niets hoor Bianca.’’ Zei Flora zelfverzekerd maar gewond. ‘’Jaja en ik ben de kerstman!’’ Zei Bianca fel. Voorzichtig depte Bianca met een vochtig doekje op Flora’s wond. Flora stootte een vreemde dierlijke kreet uit. Rode flitsen. Pijn, alles deed pijn. Bedolven. Monsters, overal monsters. Krassen, klauwen. Bloed vloeit. Taejo. ‘’Sta op Flora! Sta op!’’ Taejo’s stem vervormde naar een vrouwelijke stem. Bianca schudde Flora heftig. ‘’Zeg iets!’’ Riep Bianca. ‘’Wat gebeurde er?’’ Vroeg Jack. Flora knipperde verward met haar ogen. ‘’Ik denk dat ik een flashback had.’’ Antwoordde Flora nog steeds verrast. ‘’Een flashback?’’ Vroeg Jack nieuwsgierig. Toen vertelde Flora wat Taejo haar had verteld. Bianca luisterde gespannen, ze wilde iets aanmerken maar besloot het niet te doen. ‘’Wauw! En je weet zeker dat het veilig is, wat Taejo deed?’’ Vroeg Jack. Flora knikte. ‘’Dus het is waar, jij was het die ik merkte toen Taejo over Zephyr vertelde.’’ Zei Bianca verklarend. Ik knikte. ‘’Je, je was... Wow.’’ Zei Jack verbijsterd. ‘’Maar goed, ik moet jouw wond verzorgen.’’ Zei Bianca. Bianca’s zorg talent was gematigd maar voldoende om mij te helpen. Ik voelde me algauw beter. ‘’En doe voortaan voorzichtig met een tenagakilat!’’ Riep Bianca ons na. Er was alleen maar een striem op mijn nek over maar die zat er altijd al. Verder leek het net alsof Jack en ik niks hadden gedaan. ‘’Gaat het wel Flora? Je ziet er bleekjes uit.’’ Vroeg Jack behulpzaam. ‘’Alles is in orde bedankt.’’ Zei Flora zonder al te veel poespas. Jack vertrouwde de situatie niet helemaal, normaal leek Flora altijd zo gezond als een vis. ‘’Hier scheiden onze wegen Jack, ik zie je morgen weer.’’ Met een zwaai van haar arm nam Flora afscheid. Flora’s voetstappen galmden door de gang. Met een zachte 51
plof schoof Flora’s slaapkamer deur open. Genietend sloot Flora haar ogen om van het korte pauze moment te genieten.
14. Vermist ‘’De situatie is ernstig, Shen Hattari. We moeten er wel iemand op uit sturen.’’ Zei Wakuri Hattari. ‘’Beste broeder, we kunnen hier geen mentors missen aangezien we onder continu vuur liggen van vijandige levensvormen!’’ Zei Shen Hattari. ‘’Maar als één van de beste Academies kunnen we het ons niet veroorloven nog een leerling te verliezen! Één dode leerling is al genoeg!(*)’’ Riep Wakuri Hattari boos. ‘’Je hebt gelijk! We sturen cadets om Zephyr op te sporen!’’ Zei Shen Hattari. Wakuri knipperde verward met zijn ogen. ‘’W, wat? U stuurt leerlingen op een zoektocht en riskeert hun leven?’’ Wakuri kon zijn oren niet geloven. ‘’Niet zomaar leerlingen, maar de beste die we hebben! Bovendien ik wil Zephyr veilig en wel thuis hebben.’’ Zei Shen. Wakuri sloeg zijn hand voor zijn hoofd. ‘’Dit is gekkenwerk.’’ Zei Wakuri. ‘’Weet je? Het klinkt zo gestoord dat het nog zou lukken ook!’’ Zei Wakuri opgewekt. Shen glimlachte tevreden. ‘’Wie kiezen we uit?’’ Vroeg Shen. ‘’Laten we om vrijwilligers vragen.’’ Zei Wakuri. ‘’Akkoord.’’ Antwoordde Shen.
52
De zoemer ging, met tientallen tegelijk perstten de leerlingen zich door de grote deur naar de kantine. Ook Jack en Flora zaten in die verstopping. ‘’Hmmpf! Kun je niet wat opschuiven?’’ Vroeg Flora geïrriteerd. Met een luide plop kwam de klomp leerlingen los. Flora snakte naar adem toen ze bevrijd was uit de kluit leerlingen. Flora zocht Jack. Jack lag op de grond met een paar voetafdrukken op zijn buik. ‘’Owww shit.’’ Kreunde Jack. Ik hurkte naast Jack neer. ‘’Heb je pijn?’’ Vroeg ik. ‘’Alleen als ik met mijn ogen knipper.’’ Antwoordde Jack droog. Flora hielp Jack opstaan en samen liepen ze naar het enige nog lege tafeltje. De feestzaal was tegelijkertijd ook onze kantine, nou ja kantine is wel minuscuul uitgedrukt. Feestzaal past meer bij de beschrijving. De feestzaal was gedecoreerd in een Andere stijl. Het was net alsof je een reusachtige kathedraal binnenstapte. Kaarsen zweefden boven de tafels met behulp van magnetisme. De bar waar je eten kon ophalen stond bij het luchtorgel. Bar? Het was meer een lange lopende band. Normaal krijgen we altijd pillen met alle voedingstoffen die we nodig hebben maar vandaag is er blijkbaar een speciale dag want de tafels stonden vol met exotisch eten waar ik nog nooit van had gehoord. Er stonden kaartjes naast ieder gerecht maar ze waren in het Engels, ik grijnsde naar Jack. Jack grijnsde terug. Alleen wij zouden kunnen lezen wat we gaan eten. Onder het eerste gerecht stond een kaartje met:
Chicken Jack en ik bestelden allebei wat ‘chicken’ en gingen terug aan tafel zitten. Nu vraag je, je zeker af waarom ik met Danny kon communiceren als ik geen Engels kan? Wel, dat is voor mij ook een raadsel! Ik denk persoonlijk dat Danny Engels hoorde terwijl ik geen Engels sprak. Ik snap er ook niets van hoor. ‘’Hoe vind je de chicken?’’ Vroeg ik aan Jack. ‘’Geweldig! Maar ik vraag me af wat chicken betekent.’’ Antwoordde Jack. Ik haalde mijn schouders op. Hoe kan ik dat nou weten? Hij is Engels expert, niet ik! (* Zie hoofdstuk 8, Zephyr is vermist en Liander gedood.) ‘’Attentie! Beste cadets, hier volgt een mededeling.’’ Abrupt stopte het gepraat aan de tafels, alle gezichten keken in de richting van de ingang. Met een zeer ernstig en streng gezicht marcheerden Taejo, Wakuri, Shen en zelfs Chris over het pad. Het gebonk van hun laarzen echode door de gangen. ‘’Dat is pas discipline!’’ Fluisterde Jack vol respect in mijn oor. Ik knikte. ‘’Ik heb de leerkrachten nog nooit zo imposant gezien.’’ Fluisterde ik terug. Chris draaide zijn hoofd om en keek me aan met een strenge blik. Ik hoorde een klik, een mechanisme trad in werking, de bartafel transformeerde in vier luxueuze fauteuils. Niemand maakte een geluid. Zelfs geen kuchje. De mentors namen plaats. Wakuri kuchte. Voor de eerste stoel gleed een luik open, een klein podium met een microfoon gleed omhoog. Wakuri stond op en testte de microfoon. ‘’Beste cadets, tot mijn spijt moet ik mededelen dat Liander niet aanwezig zal zijn.’’ Zei Wakuri vol berouw maar toch erg krachtig. Niemand zei iets. Alleen Chodi schuifelde ongemakkelijk met haar voeten. (Chodi is de verkering van Liander.) Wakuri bespeurde de gezichten van de cadets. ‘’Jullie vragen je vast af waarom?’’ Merkte Wakuri op. ‘’Ook enig idee waar Zephyr is?’’ Vroeg Wakuri poeslief. De meeste cadetts schudden hun hoofd. ‘’Vermist! Is Zephyr! Dood is Liander!’’ Tierde Wakuri. Een ontzet gemompel steeg op in de feestzaal. ‘’Liander is dood?’’ ging de fluistering als een zuchtje wind door de groepen. Als Chodi het had gekund, 53
zou ze in huilen uitbarsten. Wakuri ging terug zitten. Shen Hattari stond op en liep statig naar het podium. Shen verhief zijn stem. ‘’Vandaag is de dag dat er iets moet gebeuren! Vandaag moeten we denken aan morgen! Vandaag moeten we het verleden laten rusten want vandaag gaan we Zephyr redden! Vandaag gaan we ervoor zorgen dat er nooit meer iemand word ontvoerd! VANDAAG!’’ Shens peptalk was geweldig. Met luid gejuich en gewoel stond de menigte op, zelfs ik klapte impulsief mee! Jacks uitstraling voelde als die van een veteraan, een oorlogsveteraan die weer tot leven werd gewekt. Shen had geen microfoon nodig voor zijn peptalk. Dit is één van de weinige momenten waarop ik twijfel of Shen Hattari wel een programma is. Hij komt zo menselijk over! Uiteindelijk weet ik wel dat hij geen mens is maar toch... Met (het leek erop) tegenzin ging Shen Hattari weer zitten. Chris Kuissen stond op en liep op het podium af. ‘’Alle leerlingen op Donderkamp en op vakantie zal ik nu terugroepen omdat hun schooljaar vanaf nu is vervroegd. Nood breekt wet.’’ Zei Chris trillerig. Chris was het blijkbaar niet gewend om honderden cadets tegelijkertijd aan te spreken. Chris riep een paar vliegende ultradieren en strooide chips voor hun neuzen. Gretig aten de ultradieren de chips op. (Deze chips zijn de boodschappen voor de afwezige leerlingen.) Met een fier armgebaar stuurde Chris de ultradieren op pad. Het geluid van flapperende vleugels vulde de zaal, en net zo snel als dat ze waren gekomen verdwenen de ultradieren weer. Chris ging klaarblijkelijk opgelucht terugzitten. Taejo stond op en liep statig naar het podium. Taejo sloot zijn ogen. ‘’Gelieft bij velen maar gezien bij weinigen. Dat is de veel gebruikte beschrijving voor mij, maar weten jullie ook waarom? Al die tijd dat ik afwezig was heb ik naar Zephyr gezocht en al die tijd hebben jullie mij nodig gehad.’’ Zei Taejo. ‘’Als we Zephyr willen redden moeten wij mentors hier blijven, zodat jullie groot en krachtig worden. Daarom ligt vanaf nu Zephyrs leven in jullie handen! Ik heb vrijwilligers nodig die bereidt zijn om op deze uiterst gevaarlijke zoektocht te gaan.’’ Taejo speurde de menigte af. ‘’Vijf vrijwilligers is alles dat ik nodig heb!’’ Vervolgde Taejo. ‘’De inzamelingsacties zijn deze week, dit geldt ook voor de vakantiegangers en lagere klassen.’’ Zei Taejo. Taejo verliet het podium, met een luid gezoem klapten de fauteuils en het podium terug. Even statig als de mentors waren gekomen verlieten ze de feestzaal weer. Vlak naast de bar stond een kleine brievenbus, als je daar en briefje met je hand tekening indoet meld je, je aan als vrijwilliger. Er was een kring verzameld rondom de brievenbus. Ik trok Jack mee naar de kring. ‘’W, wat ga je doen? Flora ik wil helemaal niet...’’ Protesteerde Jack. ‘’Ssst!’’ Siste ik terug. Ik hoorde de kring mompelen, Chodi hield met trillende handen een holopiertje met haar naam boven de brievenbus. Chodi schoof het holopier door de gleuf. Met een gebogen hoofd liep Chodi weg, onder luid gejuich van de andere cadets. ‘’Jack ik ga me ook aanmelden! School is saai.’’ Zei ik. Jack rolde met zijn ogen. ‘’Heb je enig idee hoe belangrijk deze school is?’’ Vroeg Jack. Ik dacht na, Jack heeft gelijk. Ik liep op de brievenbus af, maar Jack hield me tegen. ‘’Flora! Er is geen weg meer terug. Doe het niet!’’ Jack keek me smekend aan. ‘’Goed dan, ik gun mezelf nog twee dagen bedenk tijd.’’ Zei ik tegen Jack. Jack slaakte een zucht van opluchting. ‘’Ik zie je over twee lesuren!’’ Riep ik Jack na. Ik Sprintte door de gangen naar lokaal B315.
54
‘’Uiw, uiwui!’’ Klonk het vanachter Rayda’s slaapkamer raam. Vermoeid schoof Rayda haar gordijnen open. Het ultradier krabbelde tegen het glas. Rayda deed het raam open. Het ultradier struikelde bijna over zijn eigen pootjes.
‘’*Zucht*, waarom weet ik toch altijd van te voren dat school nooit goed nieuws brengt?’’ Zuchtte Raya geïrriteerd. Rayda bood het ultradier een bakje met spijkers gedrenkt in olie aan. Gretig trippelde Dazzle erop af. Dazzles nagels tikten tegen de vloer. ‘’Hier.’’ Riep Rayda gebiedend. Dazzle kende dat commando, hij haat het. Met tegenzin liep Dazzle naar Rayda toe. Dazzles vacht trilde, Dazzle piepte. Dazzle kokhalsde; met een gorgelend geluid kotste Dazzle de chip uit. ‘’Ewww, getver!’’ Zei Rayda vol weerzin. Rayda rende de trap af, naar de keuken en pakte een barbecue tang uit de lade. Zo snel mogelijk haastte Rayda zich weer omhoog. Het kots van het ultradier leek verdacht veel op plasma. ‘’O, o, o BAH! Waarom per se een ultradier zonder manieren! WAAROM!’’ Riep Rayda. Trillerig bracht Rayda haar tang in de richting van de chip. Ze pakte de chip. Dazzle at gulzig van Rayda’s kom met spijkers. ‘’bah, bah en nog eens bah!’’ Rayda wierp de chip in de wasbak en draaide de kraan open. Rayda pakte de schone chip en ging terug naar haar kamer. ‘’O Moederstorm!’’ Riep Rayda. Dazzle had haar hele kleding kast overhoop gehaald; de hele vloer lag onder de gothic en punk kleding. Dazzle likte de vloer schoon. ‘’Kssst! Ga weg!’’ Dazzle keek Rayda aan met een watheb-ik-nou-verkeerd-gedaan blik. Dazzle likte nog het laatste restje viezigheid op en vloog door het raam, om daarna achter de wolken te verdwijnen. Verveeld keek Flora uit het raam. Weer theorieles. Jufvrouw Eugenia stond achter de lessenaar dingen uit te leggen. De lege stoel naast mij was van Rayda. Hoewel Rayda eigenlijk niks doet behalve kauwgumpjes onder aan de tafel plakken mis ik haar aanwezigheid eigenlijk wel. ‘’Dus, wat zou een potentieel wapen zijn tegen een metafectie?’’ Vroeg Eugenia. Ik schrok op uit mijn overpeinzingen. Een jongen stak zijn hand op. ‘’Ja, Dotum?’’ Vroeg Eugenia. ‘’Dat ligt eraan in welke definitie u wapen bedoeld, om hem te doden of om hem uit te schakelen.’’ Zei Dotum. ‘’Slim opgemerkt Dotum!’’ Zei Eugenia. ‘’In dit geval bedoel ik genezen.’’ Zei juf Eugenia. Plotseling was mijn interesse gewekt. Dit kon nog wel eens nuttig zijn, inplaats van zo’n saaie les. Dotum wilde iets zeggen maar sloot zijn mond weer. ‘’Weet jij het, Flora? Je let ook zo goed op!’’ Dat laatste zei Eugenia expres. ‘’Uhm, uh.’’ Haastig gluurde ik op het digitale schoolbord maar dat sloot abrupt af toen ik probeerde te gluren. ‘’Er komt geen enkel zinnig woord uit, niet waar cadet?’’ Vroeg Eugenia boos. Ik schaamde me, en als het had gekund, zou ik nu blozen. 55
‘’Hoewel het medicijn verschilt per persoon mag er over het algemeen het volgende in voorraad mogen worden genomen: ongeveer 5 milliliter bloed van de persoon die u wilt genezen, een handvol gemalen kranonium, 2 forentis en voor het geval dat; een aantal krachtige lykans. Zo snel als ik kon noteerde ik haar opsommingen. ‘’De volgende keer zal ik jullie wat leren over het manipuleren van cyberspace.’’ Meldde jufvrouw Eugenia. ‘’Haar lessen worden met het jaar interessanter!’’ Zei ik tegen een klasgenoot. Dotum knikte instemmend. Ik liep door de gang op naar de leswisseling totdat ik Jack tegenkwam: ‘’Yo, Jack mattie!’’ Riep ik opgelaten. ‘’Zeg Flora ben je high ofzo?’’ Vroeg Jack onderzoekend. ‘’Nee joh, ik heb alleen iets super interessants geleerd bij jufvrouw Eugenia!’’ Zei ik. ‘’Wat dan?’’ Vroeg Jack. Ik vertelde Jack wat ik die les zojuist had geleerd. ‘’Dat kan nog van pas komen als je inderdaad meegaat met de vrijwilligers.’’ Zei Jack. Ik knikte opgewonden. Ik Sprintte naar de feestzaal, er stond niemand rond de brievenbus. Ik griste een holopiertje en pakte de potlogram die ernaast lag en schreef mijn naam erop. ‘’Stop!’’ Ik keek om. ‘’Als jij gaat ga ik ook! Vrienden voor het leven!’’ Riep Jack. Ik glimlachte, ik wist wel dat ik hem kon rekenen. Jack pakte ook een holopiertje en schreef zijn handtekening erop. ‘’Samen! Één, twee, drie!’’ Zeiden Jack en ik tegelijk, samen schoven we de briefjes erin. Achter me hoorde ik een klasgenoot krijsen. ‘’Ik geef je alles wat je wilt als je mij maar loslaat!’’ Krijste Dotum. ‘’Waar... is... Flora!’’ Brulde Dotums aanvaller. ‘’I, in de kantine!’’ Stotterde Dotum. Met een krachtige slinger ging de poort open, Jack en ik keken ernaar. ‘’RAYDA IN DA HOUSE!’’ Ik voelde me geweldig, ik voelde me weer helemaal opwarmen aan de gedachte om weer samen te zijn. Rayda rende op ons af. ‘’Groepsknuffel!’’ Riep Jack. ‘’Yo, hebben jullie je al aangemeld voor dat avontuur?’’ Vroeg Rayda. ‘’Ja, hoe weet jij daarvan.’’ Vroeg ik. Rayda hield een chip omhoog die nog nat was van het... geen idee. ‘’Ultradieren.’’ Zei Rayda droog. ‘’Dachten jullie nou echt op avontuur te gaan zonder mij?’’ Vroeg Rayda grappend. Met een snelle armbeweging duwde ze haar kaartje in de brievenbus. ‘’Kom op, het is tijd dat jullie me gaan vertellen wat er allemaal is gebeurd terwijl ik weg was.’’ Zei Rayda.
15. Viper Viper kwam aan op zijn hoofdkwartier. Geluidloos parkeerde de hoover jeep voor zijn villa. Viper was zo rijk dat hij een eigen kleine biosfeer had. Normaal stond zijn biosfeer in de middagstand, wanneer de zon op zijn felst schijnt. Viper is één van de weinige metamorfen die de luxe van een bruine huid kan meemaken. Toen Viper uitstapte was het echter middernacht. ‘’Wie van de maffia familie heeft aan mijn biosfeer geknoeid!’’ Vroeg Viper zichzelf boos af. Viper wandelde over het grindpad naar de villa. Viper ving een geur op. ‘’Virussen.’’ Constateerde Viper. Hij maakte zich niet meteen zorgen, hij maakte ze tenslotte zelf maar er was iets in die geur dat hem niet aanstond, alleen kon hij niet meteen plaatsen wat. Verbaasd keek Viper naar de deur; het slot was geforceerd. Iemand probeerde in te breken of juist uit te breken. Aarzelend stapte Viper zijn villa binnen; er was geen vriendelijke robot assistente die hem begroette, ook geen robot stem. Alles was stil, te stil. Viper knipte het licht aan: de hele vloer lag onder de glasscherven en vazen, de schilderijen waren van de muur getrokken en de standbeelden omgegooid. 56
De muren zaten onder het bloed. (Metamorfen en metafecties hebben allebei groen bloed.) Viper was geschrokken en rende de trap op. Het licht werkte niet in de rest van de villa, dus opende Viper zijn pols screen. Het gaf genoeg licht om twee meter ver te kunnen kijken. Viper draaide zich om: achter de trapleuning bungelde een half opgevreten arm. Viper kokhalsde en dacht te weten welke vrouw haar arm miste. ‘’Destiny! Pyro! Whip! Abyss! Waar zijn jullie?’’ Riep Viper. Geen antwoord. Met zijn nauwelijks lichtgevende pols screen verkende hij de rest van de omgeving. Viper kwam alleen maar meer sporen van bloederige gevechten tegen. Er was niets te vinden dus Viper ging weer naar beneden, met elke trede naar beneden werd de geur van virussen sterker, en zo ook Vipers onbehaaglijke gevoel. ‘’Kom zeg! Stel je niet zo aan!’’ Zei Viper tegen zichzelf. Viper stapte voldaan op de vloer. De vloer kraakte onheilspellend, gauw stapte Viper opzij maar ontdekte dat hij op het luik van de kelder stond. Nieuwsgierig als hij was tilde hij het luik op. Behoedzaam liep Viper trede voor trede de trap af. Zijn hart bonsde in zijn keel. ‘’Whuaa!’’ Viper gleed uit over een gladde trede. ‘’Grrr sukkel dat ik ben.’’ Voorzichtig probeerde hij te zitten, hij voelde steken van pijn. Een peertje verlichtte de kelder. Toch waren de meeste hoeken in schaduwen gehuld. De kelder was precies wat je zou verwachten bij een geavanceerd laboratorium. Viper zag sterretjes. Vipers hoofd bonkte, een groot deel van zijn laboratorium was in schaduwen gehuld. Een metalige robot achtige stem kwam vanuit een van de overschaduwde hoeken. ‘’Hallo Viper! Lang niet meer gezien.’’ Viper herkende de stem, het was de stem van zijn laatste project, een virus dat geen hacker nodig had om opdrachten uit te voeren, alleen een ontvanger. Normaal zou Viper blij zijn geweest om zijn nieuwste project te zien maar de situatie was niet normaal, Viper was hier om de anderen te redden en zijn basis te vernietigen; vanwege de uitbraak. Een zwarte cobra met lange ijzeren gevederde schubben gleed langzaam en geluidloos naar Viper toe. Uit trots had Viper zijn eerste biologische virus gebouwd naar zijn naam; een slang. Maar nu, nu Viper wijzer was en bijna een veteraan, wist hij wel beter. Zijn uitvinding zou de loop van de wereld drastisch veranderen, en dan niet meteen op een positieve wijze. Viper werd ruw terug naar de werkelijkheid gebracht het boze gesis van zijn project, project Scobrax. De muren, het plafond en ook de vloer waren van beton. ‘’Kom niet dichterbij!’’ Viper krabbelde overeind en hief dreigend zijn plasma pistool. ‘’En dan? Wat gaat u dan doen? Denkt u meester, nou echt dat u mij gaat neerschieten?’’ Zei Scobrax met een spottende ondertoon. Ik stond daar, nog steeds passief met zijn plasma pistool gericht op Scobrax. Uitdagend schoof Scobrax tien centimeter naar voren. Ik schoot, mijn vingers trilden enorm. Een grote zwarte brandvlek lag ruim 20 centimeter verwijderd van Scobrax. ‘’Dit was je laatste waarschuwing!’’ Mijn stem trilde. ‘’Goed, goed dan, dan zult u nooit weten waar Abyss, Whip, Pyro en Destiny zijn.’’ Nonchalant gleed Scobrax terug de schaduw in. ‘’Nee, wacht! Waar zijn ze?’’ Vroeg ik gebiedend. Scobrax draaide zijn kop om en keek me vijandig aan. ‘’Dus u laat me toe in uw persoonlijke ruimte zonder mij te doden?’’ Scobrax probeerde mij in te schatten maar ik had iets dat de meeste veteranen van de ramp en zelfs de tweede generatie niet hadden, namelijk in paniek toestanden in alle koele bloeden en rust een pokerface opzetten. Ik knikte. Scobrax kwam naderbij. Ik borg mijn wapen op, er was iets aan Scobrax dat me geruststelde. Ik ging zitten zodat ik op gelijke hoogte met Scobrax was. Ik wist hoe gevaarlijk Scobrax kon zijn, dus ik moest het tactisch aanpakken.
57
‘’U wilt weten waar uw dierbaren zijn?’’ Vroeg Scobrax uitdagend. Scobrax gaf een signaal met zijn staart en alle lichten flitsten aan. Ik schrok, en wilde protesteren maar er kwam geen enkel zinnig woord uit. Mijn familieleden zaten opgesloten in capsules. ‘’Wat heeft dit te betekenen!’’ Ik keek Scobrax furieus aan. ‘’Weldra zal alles duidelijk worden meester.’’ Antwoordde Scobrax sereen. Allen waren verdoofd of in slaap of allebei. Destiny miste haar linkerarm, haar diepblauwe lange haar zweefde rusteloos langs haar aan. ‘’Geen zorgen meester, ze zijn hier veilig.’’ Zei Scobra. Ik keek de zwarte verraderlijke cobra aan. Ik zou het niet over mijn hart kunnen krijgen om mijn levenswerk te vernietigen, hoe gevaarlijk het ook is. Scobrax leek dit moment van zwakte op te merken en begon te spreken met een bijna vaderlijke stem: ‘’Viper, meester, wat was nou eigenlijk uw reden om mij te bouwen?’’ Scobrax keek me nieuwsgierig aan. Ik sloot mijn ogen en onderdrukte een snik aan de pijnlijke herinnering. ‘’Mijn ouders, mijn echte ouders waren omgekomen door toedoen van een zwarte adder.’’ Ik was slechts zestien. Het was een lange tocht door de Australische outback, ik liep verveeld achter paps rugzak. Nesprit mijn moeder, was uitgeput en ging zitten op een rotte boomstronk. Ik was samen met pap bezig wat lunch uit de rugzak te halen, totdat ik plotseling gekrijs hoorde. Als gestoken draaide pap zich om en holde naar Nesprit toe. Nesprit was gebeten in haar been en dekte de wond met haar hand, Nesprit keek pap aan en vroeg om medische hulp. Pap gebood me om weg te gaan. Ik verstopte me achter een struik. Mam kermde van de pijn. Pap haalde zijn mobieltje uit zijn jaszak en belde het alarmnummer maar in de Outback is er geen bereik. Terwijl pap medische hulp verrichte zag ik een schaduw wegglippen. ‘’PAS OP! EEN SLANG!’’ Riep ik maar voordat pap kans zag om in te grijpen werd mijn vader ook gebeten. Ik voelde de aanwezigheid van de slang maar ik was teveel in paniek om er aandacht aan te besteden. Ik rende op pap en mam af om ze te helpen. Ik voelde aan mams pols maar ik voelde geen hartslag. Pap greep mijn arm vast. ‘’Zariff ga, ga terug. Niet veilig... Cyberspace.’’ Mompelde pap. Paps greep verslapte. ‘’Wat is niet veilig?’’ Vroeg ik verward. ‘’Hier. Mensen vijandig. Thuis veilig.’’ Bracht pap moeizaam uit, hij liet me los. Ik pakte hem beet. ‘’Maar ik dacht dat jullie juist waren gevlucht voor thuis!’’ Riep ik. Geen antwoord. De slang wilde toeslaan om mij te bijten maar leek te botsen tegen een onzichtbare muur. Mijn ouders had ik verloren en daarmee ook al mijn gevoel voor reden, zij waren het enige waar ik om gaf. Ik voelde woede, haat, verdriet en wrok opkomen. Met een brul stortte ik me op de moordenaar. Een rode waas onttrok me aan het zicht en geweten. Ik wist niet meer precies wat ik deed maar ik denk dat ik worstelde en de slang probeerde te wurgen. Wat ik wel zeker weet is dat ik de slang doodde met mijn blote handen zonder gebeten te worden. Na dat fatale moment wist ik wat me te doen stond: ik deed de rugzak op mijn rug, begroef mijn ouders en nam de dode slang op mijn schouder. De slang was zo zwart als de nacht, als inkt. Net zo zwart als jij. Toen begon ik mijn lange barre tocht door de Australische outback. Het duurde een halfjaar voordat ik weer in de bewoonde wereld terechtkwam. Hoe ik het flikte weet ik niet meer maar ik slaagde erin om ‘thuis’ te komen. Eenmaal thuis werd ik lid van de Academie en bla, bla, bla. Ik bouwde opnieuw mijn leven op, met succes. Ondertussen nam ik de dode slang overal mee naartoe, als een trofee. Nadat ik een aantal jaren zwarte zaakjes had afgerond, had ik een heleboel geld. Op een dag ontmoette ik een maffia familie die mijn 58
capaciteiten inzag en ik werd uitgenodigd. Zo had ik me gehecht aan een nieuwe familie en ik kwam daardoor in de criminaliteit terecht. Op een gegeven moment hing de dode slang ongebruikt aan de muur in de woonkamer, totdat ik op een ingenieus idee kwam. Een idee waarmee de maffia zou helpen en tegeljikertijd wraak kon nemen voor mijn ouders; Nesprit en Dave. Ik besloot het eerste computervirus te bouwen waar niet alleen metamorfen vatbaar voor zijn, maar ook mensen en halflingen. En dat was jij. Ik was klaar met vertellen, Scobrax luisterde aandachtig. Scobrax schoot naar voren, ik was nog maar net snel genoeg en hief mijn plasma zwaard maar tot mijn verbazing waren Scobrax reflexen vele malen sneller. ‘’Aaaah!’’ Krijste ik van schrik. Scobrax gleed langs mijn zwaard omhoog mijn mouw in. ‘’En nu heb ik je!’’ Zei ik vol woede maar hoe ik snel ik ook was, Scobrax was sneller. ‘’Jij vieze verrader! Er zit helemaal niets goeds in je!’’ Tierde ik. Ik kronkelde alle kanten op om hem te pakken te krijgen. ‘’Dat was toch juist de bedoeling? Je wilde toch juist een meedogenloos intelligent virus?’’ Zei Scobrax. Ik greep Scobrax bij zijn staart. ‘’Hebbes!’’ Riep ik triomfantelijk. ‘’Oe! Ah!’’ Ik voelde steken in mijn borst. Het beeld werd wazig. Ik merkte dat ik mijn greep verloor op Scobrax. Zijn schubben sneden als messen door mijn vlees. ‘’Hiiiaaaaaaa!’’ Ik klapte dubbel en schreeuwde het uit van de pijn. Moet doorzetten. Ik zakte door mijn knieën en viel op de grond, zo snel als de pijn was gekomen, zo snel als het weer verdween. Mag niet opgeven. Alles werd zwart voor mijn ogen. Voelt het niet heerlijk aan om te sterven meester? O wacht dat kun je niet voelen! Want IK ben nu je meester! Hahaaahaa! Ga mijn hoofd uit. Tut, tut, tut, zo praat je niet tegen je meester, binnenkort ben jij niets meer. Niets meer dan een leeg omhulsel, een hoesje. Waarom doe je me dit aan? Omdat ik je nodig heb. Alsof ik ooit enige zier om je zou geven! Hihi je bent gewoon van MIJ! Ik voelde een steek in mijn hoofd en daarna bonkende koppijn die al gauw ondraaglijk werd. Ik voelde Scobraxs gif door mijn aderen stromen, het verlamde me, maakte mijn gedachten dof en doodde de geest.
16. Meer blauw op straat ‘’Dit is geen oefening mannen! Vandaag hebben we geen gewoon onderzoek, nee we hebben speciaal onderzoek! Begrepen?’’ ‘’Ja sergeant!’’ Riepen de agenten in koor. ‘’Goed, hier komt de briefing: Kortgeleden is er een massamoord gepleegd in de metro, het is aan ons de taak om naar aanwijzingen en bewijsstukken te zoeken.’’ ‘’Ja sergeant!’’ Riepen de agenten in koor. ‘’Ingerukt... Mars!’’ Één voor één stapten de agenten het busje in. ‘’Psst, die bejaarde vrijwilliger is een beetje van lotje getikt als je het mij vraagt.’’ Fluisterde een agent tegen een andere agent. ‘’Ach, WOII zit nog in zijn hoofd, niet op letten gewoon meespelen.’’ Fluisterde de agent terug. Het politiebusje liet de politie kazerne ver achter zich en begon aan een breinbrekend onderzoek. Niemand zei iets. Het was vroeg in de ochtend en nog steeds donker. Om zeven uur neemt niemand de metro want dan is die gesloten. De politie agenten stapten uit en begonnen met het gebied afzetten. ‘’Carl, drie meter, geen twee meter idioot! Dat lint is te kort.’’ ‘’Sorry sergeant.’’
59
‘’Oké nu het gebied is afgezet kunnen we de het station onderzoeken.’’ Zei de sergeant. Ongemerkt kwamen er auto’s aanrijden die waren volgepropt met opgewonden journalisten en cameracrews. ‘’Meneer er is hier een paniekerende menigte geweest, dat kun je zien aan de voetsporen.’’ Zei Carl. ‘’Natuurlijk idioot! Wat denk je zelf bij een massamoord?’’ Zei de sergeant boos. Goed nu het gebied is afgezet gaan we aan het werk. Dacht de sergeant. ‘’Sergeant! Kom gauw! We hebben een getuige gevonden!’’ Riep een agent. Zo snel als een oude man kon rennen rende de sergeant naar de agent toe. In het uiterste hoekje lag de conducteur bewusteloos op de grond. Sergeant gaf de conducteur een paar petsen in het gezicht. ‘’Huh, wat?’’ Antwoordde de conducteur verdwaasd. Sergeant stak zijn hand uit om hem overeind te helpen. ‘’Hallo, ik ben politie sergeant Coppernickel en u bent?’’ ‘’Uh, uh. O sorrie excuseer me. Mijn naam is Peter Turns.’’ ‘’Kunt u mij vertellen over het incident?’’ Vroeg de sergeant voorzichtig. De conducteur sloeg zijn hand voor zijn gezicht en kreeg denkrimpels. ‘’Het spijt me maar ik heb werkelijk geen idee. Het enige dat ik me herinner is dat er een jongen was, hij viel niet echt op, op zijn zwarte haar na dan.’’ De agenten luisterden aandachtig. Plotseling kreeg de conducteur een eureka moment. ‘’Nu weet ik het weer! De jongen greep me bij mijn kraag en sleurde me met gemak een halve meter boven de grond. Dat zie ik zo’n klein ettertje niet gauw doen, respect!. Hahaaha!’’ De agenten keken de conducteur vreemd aan. ‘’Hoe oud schat je dat hij was?’’ Vroeg de sergeant. ‘’Veertien of vijftien jaar, nogal klein voor zijn leeftijd.’’ ‘’Hoe klein?’’ Vroeg de sergeant. ‘’Ja, weet ik veel. In ieder geval geen één meter zeventig. Waarom is dat zo belangrijk?’’ ‘’Omdat er eerder meldingen waren van een oudere kleine zwartharige jongen.’’ Zei de sergeant kil. ‘’Oooohh! Hehe.’’ De conducteur reageerde nogal dronken. ‘’Volgens mij is Peter niet helemaal oké.’’ Fluisterde een agent in Coppernickels oor. ‘’Wat gebeurde er daarna?’’ Vroeg de sergeant. ‘’Nadat hij me optilde zag ik beelden die niemand zou moeten zien maar ik weet niet meer wat het was. Hij praatte tegen me in een onbekende taal met een raar accent. Het klonk helemaal niet normaal, monotoon en metalig.’’ Zei de conducteur. ‘’Robotachtig?’’ Vroeg de sergeant. ‘’Nee absoluut niet!’’ Zei de conducteur. ‘’En... Vertel verder.’’ ‘’Nou, daarna... Geen idee maar opeens sprak hij Engels, alsnog met een accent maar minder erg. Hij zei dat hij gratis mee wilde ofzo. Wat een grapjas! En daarna niets meer want ik kreeg een black-out.’’ Zei de conducteur. ‘’Wat was de bestemming van de metro?’’ Vroeg de conducteur. ‘’Richting het Lincoln Monument, maar waarschijnlijk is de metro eerder op het spoor gestopt want ik geen melding gekregen dat de metro ooit zijn bestemming bereikte.’’ Antwoordde de conducteur. Jock, Zeke! Breng deze man naar een hospitaal. Gehoorzaam liep de conducteur mee. ‘’Hier vinden we niet veel aanwijzingen, we gaan opzoek naar de metro.’’ Commandeerde de sergeant. ‘’Gelukkig is het nog zo vroeg dat de metrolijnen dicht zijn.’’ Zei een agent. ‘’Het Lincoln Monument is rechtsaf.’’ Zei de sergeant. Één voor één stapten de agenten op de rails en knipten hun zaklantaarns aan. Op nog geen 10 minuten loopafstand stond daar de tram als een spooktram wachtend om weer verder te rijden. De deuren waren gesloten maar niet voor lang want een deur is geen partij voor een jonge agent met een breekijzer. Gespannen trokken de agenten hun revolvers. Het licht brandde alsof er niets aan de hand was en de passagiers leken ook te slapen. ‘’Verspreiden! Ik ben samen met Arnaut en Amelia groep 1. Stark, Nigel en Cleve zijn groep 2. Kate, John en Philip jullie zijn groep 3!’’ Riep de sergeant. Een groepje agenten struinde langs de eerste rijen stoelen. Ze zagen 60
onmiddellijk dat de handen van de passagiers ernstig verbrand waren. De sergeant en nog twee mannen kwamen in de stuurcabine; de nek van de bestuurder bleek gebroken te zijn. ‘’Wat is dit?’’ Vroeg de sergeant. Een agent kwam naast hem staan. ‘’Dat is bloed sergeant.’’ ‘’Bloed? Maar hij is nergens gewond.’’ Zei de sergeant. ‘’Toch wel.’’ Een agent ritste zijn jas open: De bestuurder had een gapende wond in zijn borst. Geïnteresseerd zat de sergeant eraan. ‘’Nasty’’ Fluisterde een onervaren agent. Er kwam geroep van groep 2. De sergeant draaide zich om. ‘’Wacht hier.’’ Zei hij tegen zijn groep. Sergeant spurtte er naartoe. ‘’Wat is er?’’ Vroeg hij. ‘’Kijk.’’ De agent van groep 2 wees naar een vergelijkbare verwonding van een passagier. ‘’Ze zijn er allemaal zo aan toe.’’ Informeerde de agent. ‘’Ik ben ooit velddokter geweest en deze verwondingen zijn niet meteen dodelijk, ik ben er vrij zeker van dat de passagiers al dood waren.’’ Zei de sergeant. De sergeant keek omhoog, hij zag dat de bagagedragers werden ondersteund door een ijzeren stang. De sergeant wreef nadenkend over zijn sikje. ‘’Is er iets? Welk verband leg je?’’ Vroeg Nigel. Nigel ging ook kijken maar Nigel had het veel eerder door. ‘’Wacht eens... Waarschijnlijk afgaande aan de verbrande handen; was er waarschijnlijk een stroomstoring die door de hele tram ging.’’ Verklaarde Nigel. ‘’Ja, daar dacht ik ook aan maar waarom zouden de passagiers dan in vredesnaam toch die stang vasthouden?’’ Zei de sergeant. Niemand wist daar een antwoord op te verzinnen. ‘’Ik moet terug.’’ Zei de sergeant. De sergeant liep terug naar groep 1 maar groep 1 was bij groep 3. Stark was een meisje aan het onderzoeken. ‘’Stark wat doe je?’’ Vroeg de sergeant. ‘’We moeten nog iemand naar het hospitaal brengen.’’ Antwoordde Stark. ‘’Ze zat vast aan dat ding.’’ Stark wees naar het meisje. Groep 2 brengt het meisje naar hetzelfde hospitaal als waar Peter verblijft en mijn groep brengt het bewijsmateriaal naar het politiebureau. Onhandig sjouwde Stark met het meisje. Ze had een bijtwond in haar linkerarm. ‘’Wat is dit toch voor ziek gedoe? Dit is gewoon ziek man! Al die rare onverklaarbare gebeurtenissen... Ik voel aan mijn water dat er iets goed loos is!’’ Zei Stark. Hij legde het meisje op de achterbank en samen met Nigel en Cleve reden ze weg. Met een krachtige zwaai sloot Coppernickel de portier. De computer waar het meisje aan vast zat lag in de achterklep. Ring! Coppernickels telefoon ging af. Coppernickel nam op. ‘’Ja... Hm hm. Goed over en uit.’’ Coppernickel hing op. ‘’Mannen, we hebben goed en slecht nieuws: wat willen jullie als eerste horen?’’ Vroeg de sergeant. ‘’Het goede nieuws’’ Zei Amelia. ‘’Het meisje is geïdentificeerd als Lucy Spencer en ze is specifiek naar dat hospitaal gebracht omdat ze kortgeleden in dat hospitaal een jongen hadden ontvangen met precies dezelfde symptomen.’’ Zei Coppernickel. ‘’Nu het slechte nieuws: conducteur Peter is overleden aan hersenbeschadiging, de doktors vermoeden dat zijn hersenen geroosterd waren.’’ Verklaarde Coppernickel. ‘’Het is nu aan ons om uit te zoeken wat dit ding, computer of wat dan ook doet.’’ Zei Coppernickel.
61
17. Danny ‘’Het lukt je wel, je komt er wel overheen.’’ Bezorgt boog Wakuri zich over Danny. Flora kwam uit de schaduw te voorschijn. Liefkozend aaide ze Danny over zijn hoofd. ‘’Wat ben je toch mooi, als je zo menselijk bent.’’ Fluisterde Flora. Flora kon het niet laten, ze moest gewoon even aan Danny snuffelen. ‘’Flora! Nee! Toon hem je affectie liever als hij wakker is!’’ Zei Wakuri bestraffend. Langzaam opende Danny zijn ogen. *Snuf, snuf* ‘’Hiiaaa!’’ Danny schrok zich dood en hief verdedigend zijn handen voor zijn gezicht. Wakuri keek Flora vernietigend aan, Flora keek Wakuri beschaamd aan. ‘’Doe me geen pijn!’’ Riep ik. Geen reactie. Voorzichtig liet ik mijn handen zakken. ‘’Flora? Ben jij het echt?’’ Vroeg ik. Ze knikte. Daar sprak ze weer tegen mij. Het viel me nu pas op dat ze een heel zwaar accent had en ze sprak nogal ongemakkelijk Engels, net alsof ze nooit Engels spreekt. Pap heeft dat accent veel minder, ik dacht
62
dat het Chinees was, dus niet. ‘’Hé hallo! Heb je nou gehoord wat ik tegen je zei?’’ Zei Flora geërgerd. Ik keek haar schaapachtig aan. ‘’Laat maar niet belangrijk.’’ Zei Flora. Wouw, wat zijn dat verschrikkelijk gave kleren. Ik reikte uit naar Wakuri’s arm. Wakuri keek me glimlachend aan. Dat zwarte pak, die kleding ik weet niet hoe ik het moet zeggen, heeft de textuur van een printplaat. Overal van top tot teen lopen van die aders? Bedrading? Hoe dan ook ik vindt het schitterend. Ik weet dat toen ik Flora voor het eerst zag, ze dezelfde kleding droeg en het zag er nogal onnatuurlijk uit maar hier was het alles behalve onnatuurlijk. Het viel me vreemd genoeg thuis niet echt op. ‘’Danny, sta op.’’ Zei Wakuri. ‘’Waar ben ik eigenlijk?’’ Vroeg ik. ‘’In de Academie! Waar anders?’’ Riep Flora. ‘’Is dit de Academie? Waar heb ik dan op geslapen?’’ Vroeg ik. ‘’Ja nou, dit is de ziekenboeg, ik dacht Danny is het niet gewend om op beton te slapen dus leggen we hem in de watten.’’ Zei Flora met een grijns. Watten? Deze ziekenboeg bedden kun je geen bedden noemen: de deken voelt aan als een plastic kunststofachtig iets en het matras is volgens mij gewoon een luchtbedje van vijf centimeter. ‘’Ja ik voel het aan mijn rug.’’ Zei ik klagend. ‘’Mens.’’ Siste Flora vijandig. Ik voelde me nu serieus niet op mijn gemak. Om het onderwerp te wisselen vroeg ik aan Wakuri waar we heen gingen. ‘’Oké Danny, Flora en ik hebben je uit ziekenhuis in Washington gered.’’ Zei Wakuri. ‘’Gered? Maar ik dacht dat ik daar juist geholpen werd!’’ Riep ik. ‘’Vanaf het punt dat ze ontdekten dat je groen bloed kreeg konden ze je niet meer helpen.’’ Zei Wakuri droog. ‘’Groen bloed? O god ik heb echt wat gemist! Wat is hier in vredesnaam gaande?’’ Riep ik. ‘’Danny ik begrijp je verwarring maar begrijp ook dat ik het beste met je voor heb.’’ Zei Wakuri. Ik keek hem met half dichtgeknepen ogen aan. ‘’Dat zegt mijn vader ook altijd... Jij bent toch niet toevallig mijn vader?’’ Vroeg ik achterdochtig. Wakuri snoof en stapte woedend in mijn richting. ‘’Hoe durf je me zo te beledigen door me te vergelijken met die zwakzinnige wezens!’’ Riep Wakuri boos. Wakuri greep me bij mijn arm, het was een ijzeren greep waar ik onmogelijk uit zou los kunnen komen. Hij tilde me op, ik keek recht in zijn gezicht. Hij keek me uitdrukkingloos en gaf me een knuffel? Wakuri’s zwarte bakkebaarden waren zo zacht als een konijnenbontje. ‘’Hahaha! Grapje! Natuurlijk ben ik je vader! Ik ben hartstikke blij je te zien. Voor zover als ik blij kan zijn.’’ Zei Wakuri opgetogen. ‘’Ik zag je al zo kijken, dus ik dacht dat je dit misschien wel leuk zou vinden.’’ Wakuri draaide zich om en liep van mij vandaan. ‘’Waar ga je heen?’’ Vroeg ik. Wakuri opende een kast en haalde er een zelfde pak uit. ‘’De meeste metamorf jongens van jouw leeftijd zijn al rond de één meter tachtig.’’ Zei Wakuri grijnzend. Ik moest toegeven zelfs Flora met haar kleine één meter achtenzeventig torende hoog boven me uit. Wat raar eigenlijk, want ik ben haar grote broer. Voor mensen is op veertienjarige leeftijd één meter achtenzeventig als meisje zijn heel lang maar voor metamorfen is dat zelfs relatief kort. Ik stapte uit bed maar merkte dat ik vastzat. ‘’O mijn god!’’ Ik zag tot mijn afschuw dat er kabels waren aangesloten aan mijn lichaam. Iemand had ze heel keurig en naadloos aangebracht. ‘’Geen zorgen, het is slechts een flinke dosis Fluoxitaal.’’ Zei Flora gniffelend. ‘’Fluo wat? Is dat, dat groene goedje waarmee je Syntia vergiftigde en mijn hele wereld op zijn kop zette!’’ Riep Danny razend. Flora keek Wakuri vragend aan: ‘’Heb jij dat gedaan?’’ Wakuri knikte. Wakuri boog zich over Danny, wat niet al te moeilijk is met zijn kleine twee meter. ‘’Hoe weet jij dat?’’ Vroeg Wakuri dreigend. Danny’s 63
opstandigheid was als sneeuw voor de zon verdwenen, Danny had nog nooit iemand zoveel autoriteit uit zien stralen. ‘’Uh, niet. Ik droomde erover.’’ Zei Danny onderdanig. ‘’Interessant.’’ Tevreden wreef Wakuri over zijn sikje. ‘’Laat me het je zo vertellen, Flora meldde zich vrijwillig aan als bloeddonor om je leven te redden, dus een beetje meer respect mag ook wel.’’ Zei Wakuri. ‘’Oké, oké maar nu? Je wilde Danny nog wat laten zien.’’ Tot ieders verbazing was het Flora die de boel commandeerde. Blijkbaar vond ze het een gevoelig onderwerp. ‘’O ja, waar was ik? Ik heb een speciaal op maat gemaakt cadetuniform voor je laten maken.’’ Zei Wakuri. ‘’Geweldig!’’ Danny hupte op en neer als een klein kind. ‘’Er is alleen één klein probleempje ik moet zeker weten dat je de juiste huidsstructuur hebt.’’ Zei Wakuri. ‘’Waarom?’’ Vroeg Danny. ‘’Omdat we niet willen dat de binnenkant met alle contactpunten je huid openrijt. ‘’Owww.’’ Danny was meteen al een heel stuk minder enthousiast. ‘’Er is maar één manier om daar achter te komen.’’ Razendsnel trok Wakuri een revolver en schoot Danny door zijn borst. Met een van pijn vertrokken gezicht stortte Danny ter aarde. ‘’Idioot! Wat doe je nu! Je hebt mijn halfbroer vermoord!’’ Riep Flora. ‘’Misschien wel, misschien niet.’’ Antwoordde Wakuri beslist. ‘’Dat was een revolver van de Anderen toch?’’ Vroeg Flora voorzichtig. ‘’Ja dat klopt.’’ Zei Wakuri. Wakuri en Flora bogen zich over het lichaam van Danny heen. Er was geen bloed te zien. ‘’Waar heb je hem geraakt?’’ Vroeg Flora. ‘’In zijn hart.’’ Antwoordde Wakuri droog. ‘’Wat een stomme manier om te sterven.’’ Zei Flora emotieloos. Flora haalde haar schouders op en wilde net de kamer uit lopen om samen met Rayda Jack te gaan slaan. ‘’Flora! Wacht!’’ Riep Wakuri. Flora rolde met geïrriteerd met haar ogen. ‘’Pap, ik voel helemaal NIETS en dan ook NIETS voor dat menselijke wezen dat mijn broer zou moeten zijn! Ik ken hem geen eens!’’ Riep Flora. Het leek Flora echt geen flikker te schelen. Wakuri tilde Danny op, raspend haalde Danny adem. ‘’Dacht je nou echt dat je zo snel van me af bent?’’ Fluisterde Danny. Wakuri’s gezicht straalde. ‘’Hij leeft!’’ Riep Wakuri. ‘’Zeg hem dan maar dat hij de groetjes van me heeft want ik ga lekker chillen bij de mijn vrienden.’’ Riep Flora Wakuri nog na.
‘’Stomme Flora.’’ Zei Wakuri glimlachend. ‘’Kun je staan?’’ Vroeg hij aan Danny. Voorzichtig zette Wakuri Danny op de grond. Wakuri liet Danny voorzichtig los. Danny wankelde een beetje maar stond uiteindelijk toch rechtop. ‘’Wil je er ook nog één door je kop?’’ Vroeg Wakuri ruw. ‘’Uh, nee.’’ Zei Danny. ‘’Doe dan je pyjama omhoog.’’ Commandeerde Wakuri. Aarzelend deed Danny zijn pyjama omhoog. Ongevraagd zat Wakuri aan Danny’s verwonding. ‘’Au! Dat prikt!’’ Riep Danny. ‘’Houd toch je kop! Ik probeer die kogel uit je te trekken!’’ Zei Wakuri geïrriteerd. Danny kneep zijn ogen dicht en hield zijn kaken op elkaar. ‘’Ik geloof dat ik wat heb.’’ Zei Wakuri. ‘’Ik voel het.’’ Zei Danny met een van pijn vertrokken gezicht. Wakuri trok, Danny schrok. Hij vond het vooral vies. ‘’Je bent geen bloed verloren en je hebt zelfs nog niet lopen janken! Geen traan.’’ Zei Wakuri trots. ‘’Ik zou wel willen.’’ Zei Danny zacht. ‘’Dat kun je niet snotaap, en de volgende keer trek je ze er zelf uit!’’ Zei Wakuri streng. ‘’Mazzel voor jou dat dit een wapen van de mensen is en niet met energie geladen is maar met lood, een modderbloedje als jij zou leeglopen als ik je te grazen neem met een echt wapen.’’ Zei Wakuri spottend. Danny moest erom lachen,
64
ook al meende Wakuri het serieus. Wakuri lachte mee, hoewel dat eerder sadistisch was dan om de humor. ‘’En nu?’’ Vroeg Danny. ‘’Nu? Nu moet je, je melden bij meester Shen Hattari. Volg je neus en je vind hem.’’ Zei Wakuri. Wakuri duwde Danny de kamer uit. Mijn neus volgen? Ik haalde eens diep adem, ik werd overweldigd door alle geuren. Ik voelde mijn hoofd tollen. Wie is nou wie? Verdwaald strompelde ik door de lichtgevende gangen van de Academie. Ik weet niet hoelang ik heb gelopen, misschien wel uren maar de Academie was zo mooi, zo anders dan alles wat ik kende. Door de vloer waren eindeloos veel data stromingen. De vloer en alles eigenlijk, zagen eruit alsof ik door de binnenkant van een computer liep met blauwe printplaten. Je kon zien hoe de data stroomde door de aderen van de Academie. De Academie leek net een kloppend hart, alsof het leeft. Ik was zo gefascineerd door mijn omgeving dat ik niet zag waar ik liep. BAM! ‘’Hé! Kijk uit kleintje!’’ Riep een voorbijganger. ‘’Sorrie!’’ Riep ik terug. Het meisje liep vlug verder met haar handen vol chemicaliën. ‘’Wacht! Weet u waar ik meester Shen Hattari kan vinden?’’ Riep ik haar nog na. Het meisje had net als Flora, blauw haar waardoor ze opging in haar omgeving, alleen zij had langer haar. ‘’Shen Hattari? Hem kun je vinden op de begane grond, en sorrie dat ik zo grof was. Jij bent zeker de nieuwe?’’ Vroeg ze. ‘’Ja dat klopt en bedankt.’’ Zei ik met een glimlach. ‘’Hoe heet je eigenlijk?’’ Vroeg ik. ‘’Chodi. Wat is jou naam? Je ziet er niet al te gezond uit.’’ Vroeg Chodi. ‘’Ik ben Danny, Danny Crockermount. Hoezo zie, ik er niet gezond uit?’’ Vroeg ik nieuwsgierig. ‘’Nou gewoon, je bent blond en je bent best kort en schriel voor een jongen. Bovendien ruik je vreemd, helemaal niet als een metamorf.’’ Zei Chodi. ‘’Hoe weet je dat?’’ Zei ik verrast. ‘’Simpel, vertrouw op je neus.’’ Zei Chodi nonchalant. ‘’Mag ik... even snuffelen?’’ Vroeg Chodi verlegen. ‘’Uh, ja waarom niet.’’ Zei ik verward. Chodi stapte op me af en besnuffelde me van top tot teen. ‘’Jup, je bent inderdaad niet van hier maar je bent ook geen mens.’’ Bevestigde Chodi. Ik voelde een instinct ontwaken. ‘’Je, *snuf* ruikt naar *snuf* Chodi.’’ Constateerde ik. Chodi glimlachte, ze leek blij dat ik terug snuffelde. Waarom, o waarom snuffelde ik überhaupt? Ik bedankte Chodi en ging opzoek naar een trap. Die was niet zo moeilijk te vinden, Chodi moest er zelf ook heen. ‘’O mijn god!’’ Riep ik. De trap bleek een wenteltrap te zijn van minstens 25 meter breed en ging zo hoog dat ik het plafond niet kon zien. ‘’Je hebt geluk, ik moet helemaal naar boven.’’ Zei Chodi glimlachend. Ik slikte. ‘’Wow.’’ Dus ik begon aan een lange, tergend langzame afdaling. Na ongeveer tien verdiepingen te hebben gepasseerd (ik heb ze geteld) stopte de trap. Voor mij was een aula waar makkelijk tweeduizend metamorfen tegelijk konden dansen. Ik keek mijn ogen uit. Iets boven me zweefden borden met heel, heel veel tekens die waarschijnlijk locaties in de Academie aanduidden, ik kon ze niet lezen want ik ben niet bekend met deze taal. ‘’Ben je aan het lezen?’’ Vroeg iemand naadloos in het Engels. Ik schrok en draaide me om. Voor me stond een lange man met sneeuwwit haar en hij zag er kort samengevat uit als een klerk of een nerd met strakke nette kleding en een geelwit overhemd. Dit moest wel een meester zijn want hij zag er volwassen uit dus uit respect boog ik. ‘’Aah, meester Wakuri heeft je wat respect bijgeleerd.’’ Zei de meester tevreden in het Engels. ‘’Ik ben meester Shen Hattari en jij bent Danny Crockermount onze kleine halfling.’’ Zei Shen minachtend. Shen tilde me op en besnuffelde me van top tot teen. ‘’Uhm, meneer dat vond ik niet fijn.’’ Zei ik beleefd. Shen lachte me uit. ‘’Wat maakt jouw mening uit!’’ Riep Shen lachend. Eigenlijk durfde ik niets meer te vragen maar deze vraag vond ik toch urgent genoeg om te stellen. ‘’Waarom wil iedereen toch aan mij ruiken en ik toch aan 65
iedereen?’’ Vroeg ik voorzichtig. ‘’Je lijkt me een veelbelovende leerling ook al ben je fysiek niet veel beter dan die krielkip van een Flora, je leergierigheid is een positieve gave Danny.’’ Zei Shen vriendelijker. ‘’En om je vraag te beantwoorden: omdat je gezegend bent met een bovenmenselijk reukvermogen en metamorfen elkaar onder andere herkennen aan geur. Op die manier leren we iedere geur van andere geuren te scheiden.’’ Zei Shen neutraal. ‘’Kom nou maar mee cadet, ik heb een aantal proeven voor je.’’ Zei Shen. Shen pakte mij beet bij mijn arm en sleurde me mee naar een lokaal. Het lokaal was klein, er stonden twee stoelen en een tafel. ‘’Ga zitten.’’ Beval Shen. ‘’Je mag nu proberen mijn geur te onthouden.’’ Zei Shen. Shen bukte zodat hij niet meer boven me uittorende. Aarzelend stond ik op. Ik snoof één keer, ik was nieuwsgierig dus ik deed het nog een keer en daarna voor ik het wist, stond ik in Shens persoonlijke ruimte. Shen strekte zich. ‘’Weet u wat mij opvalt? U ruikt heel anders dan de andere cadets.’’ Zei ik. ‘’Goed opgemerkt, ik denk dat ik hieruit kan aannemen dat je, je neus eerder hebt gebruikt?’’ Vroeg Shen. ‘’Nou, niet echt alleen om even snel te kijken hoe het is, hoewel ik wel één iemand besnuffelt. Chodi geloof ik.’’ Zei ik. ‘’Ik zal je vertellen waarom ik zo anders ben, omdat ik geen metamorf ben maar een programma.’’ Zei Shen. ‘’Een programma! Hoe kan dat!’’ Riep ik. ‘’Wakuri Hattari heeft me gemaakt, hij is mijn broer. Ik kan je niet vertellen hoe hij dat deed, dat moet je hem maar zelf vragen.’’ Zei Shen. ‘’Dus Wakuri is ook een programma?’’ Vroeg ik. ‘’Nee, hij beschouwt me als een broer. Zijn echte broer is tijdens de Ramp of de Cataclysme gestorven en uit verdriet heeft hij mij gemaakt. Ik kan het je nog niet helemaal vertellen omdat je nog niet geïntegreerd bent in de Academie.’’ Zei Shen. ‘’Goed, ik wil eerst een aantal fysieke testen doen, om te kijken hoe jij bent.’’ Zei Shen. Shen maakte een armgebaar en het hele lokaal veranderde. ‘’Welke ramp? Wat is de Cataclysme?’’ Vroeg ik. ‘’Het zal je allemaal geleerd worden, later.’’ Zei Shen geheimzinnig. De vloer werd doorzichtig en de ramen verdwenen. Onder mijn voeten lag een oneindig diep lichtblauw gat waarvan de bodem niet te zien was omdat het baadde in een fel wit licht. ‘’Aaaa! Laat me niet vallen!’’ Ik sprong in Shens armen. Shen keek me verrast aan en moest daarna heel hard lachen. ‘’Hahaahaa! Hihi! O ik heb nog nooit zo hard gelachen! Dankjewel Danny! Natuurlijk zul je niet vallen, ga maar weer gewoon staan.’’ Shen liet Danny los maar gniffelde nog na. Het plafond reikte ook tot aan het niets. Er waren echter wel muren, lichtblauwe muren met zacht gloeiende mechanische patronen. Ik was zo gefascineerd door mijn omgeving dat ik niet om me heen keek en dus niet zag dat er voor mijn voeten verschillende wapens lagen. ‘’Pas op!’’ Riep meester Shen. Ik stopte met dagdromen en zag de wapens liggen. ‘’Wat zijn dit?’’ Vroeg ik. ‘’Daar kom ik nu: Danny ik wil graag weten wat je voorkeur is en ik wil dat je puur uitgaat van je gevoel, het maakt niet uit hoe goed of hoe slecht het wapen is.’’ Voor mij lagen dus heel veel spullen. Ik keek bij de afstandswapens. Er was teveel om op te noemen, er lag bijvoorbeeld een minigun of een zwaar machine geweer, hoe dan ook gewoon heel zwaar kaliber. Er was ook een geel met wit geweer dat wel wat weg had van een bazooka, tussen de hoop van de meest onwaarschijnlijke wapens vond ik ook een klein bescheiden pistool. ‘’Zoveel keus, en je kiest het meest kleine minst dodelijke wapen uit dat ik te bieden heb? Haha geen enkele keuze is fout, het zegt alleen wat over je eigen persoonlijkheid. Dit is een statisch pistool, je kunt er bijzonder goed anderen mee verlammen.’’ Zei meester Shen. Ik liep naar hem toe. ‘’Hoe werkt dit?’’ Vroeg ik.
66
‘’Simpel, om te laden gebruik je, je eigen energie maar als je er ook een dodelijk wapen van wilt maken moet je ook hulzen hebben en die laden met je eigen energie.’’ Zei Shen. ‘’Hoe doe je dat dan?’’ Vroeg ik. ‘’Ik zal het voor doen.’’ Shen pakte het pistool van me af. Shen schoot een aantal keer, de kogels schoten geluidloos door de ruimte. ‘’Zo nu is het leeg.’’ Zei Shen. Shen raapte een aantal patronen uit zijn broekzak, hij schoof de bovenkant van het pistool open en stopte ze erin. ‘’Nu moet ik de patronen laden.’’ Zei Shen. Shen pakte het pistool vreemd beet en zwaaide ermee. ‘’Klaar.’’ Zei Shen doodeenvoudig. ‘’Nu wil ik dat jij het herlaad.’’ Shen schoot het statische pistool op nieuw leeg en legde het in mijn handen. ‘’Hier heb je patronen.’’ Zei Shen. Ik probeerde Shen na te doen en schoof de bovenkant van het pistool eraf. Ik stopte de hulzen er voorzichtig in. Ik keek Shen ongemakkelijk aan. ‘’Hoe moet ik dat trucje doen?’’ Vroeg ik. ‘’Je hoeft me niet na te doen Danny, het is doodsimpel: je stuurt gewoon je eigen energie naar het wapen. Hoe je dat doet verschilt per persoon. Je moet gewoon net die ene beweging vinden waardoor de energie het comfortabelst stroomt, denk gewoon nergens aan.’’ Verklaarde shen. Ik deed wat Shen zei en maakte mijn hoofd leeg. Als ik me concentreer voel ik inderdaad mijn energie door mijn aderen stromen. Dus dat is waar Zephyr zo wanhopig naar opzoek is? Naar dit? Ik maakte vloeiende bewegingen en de energie voelde aan als een snelstromende rivier. Shen zag het. ‘’Goed zo Danny, je hebt het blijkbaar al gauw door.’’ Zei Shen complimenterend. ‘’Nu moet je hetzelfde doen maar dan met je wapen.’’ Zei Shen. Dat deed ik. Het voelde heerlijk, verfrissend en verhelderend maar tegelijkertijd ook heel erg zen. ‘’Zo, nu je de basis kent van je eigen energie en je zelfs enige dingen weet die eigenlijk Chris Kuissen je hoort uit te leggen, hoef ik je niet meer te begeleiden.’’ Zei Shen. Shen maakte een armgebaar en de vreemde onaardse omgeving veranderde weer in een normaal klaslokaal. ‘’Hoe kan dat?’’ Vroeg ik. ‘’Tsss, dat ga ik je nu niet uitleggen. Jufvrouw Eugenia zal het je wel een keer leren.’’ Zei Shen. ‘’En nu, wegwezen!’’ Riep Shen boos. De deur zwaaide open. ‘’Wat...’’ BAM! Ik kreeg de hardste trap in mijn hol die ik ooit had gevoeld. Ik vloog wel vijf meter ver en gleed sierlijk over mijn buik over de gladde vloer. Met geweld sloeg Shen de deur dicht. Ik wreef pijnlijk over mijn achterwerk. ‘’Oef, dat was niet zo mooi.’’ zei ik. Misschien kan ik beter terug keren naar mijn kamer. En dus even later begaf ik me weer op weg naar die rottrap. ‘’Als ik eenmaal binnen ben ga ik echt even slapen hoor! Brrr wat een rare dag.’’
18. De Netwerkkamer ‘’MODDERBLOEDJE!’’ Geruisloos pakte Rayda haar plasma zwaard. Iemand drukte een lemmet tegen mijn keel. Ik kreeg nog een trap. Rayda sloop op mij af en begon me af te ranselen terwijl Jack me in elkaar sloeg. ‘’Au! Au! Au! Laat me met rust!’’ Riep ik. ‘’Oeps, ik geloof dat we hem iets te hard hebben aangepakt.’’ Zei Rayda. Ze hadden Danny tot bloedens toe afgeranseld. ‘’Waarom deden jullie, au, dat?’’ Vroeg ik. ‘’Omdat het leuk is. Zei Jack. ‘’Kun je me niet gewoon begroeten?’’ Vroeg ik. ‘’Dit is gewoon maar we waren vergeten dat je nog steeds nogal menselijk bent. Het spijt me.’’ Zei Jack. Rayda verroerde geen vin. Jack stootte Rayda aan.
67
‘’Ja, mij ook.’’ Zei Rayda geforceerd. Danny gooide de kast open en trok gauw een onderbroek aan. ‘’Waar schaam je, je voor?’’ Vroeg Rayda. ‘’Het is toch maar een rudimentair lichaamsdeel.’’ Ging Rayda verder. Ik voelde mij geneert. ‘’Ja voor jou ja!’’ Zei ik bits. ‘’Aangepaste Mensen urineren niet.’’ Zei Jack deftig. Ik draaide me om en fronste mijn wenkbrauwen. ‘’Zelfs geen grote boodschap?’’ Vroeg ik nieuwsgierig. Rayda knikte. ‘’Kotsen doen we wel.’’ Zei Rayda grijnzend. ‘’Gast! Ik hoef dat niet te weten! Dat is vies!’’ Riep ik. ‘’Je vroeg er zelf om.’’ Zei Jack. ‘’Flora heeft nog nooit...’’ Begon Rayda. ‘’Kappen! Ik wil het niet weten.’’ Zei ik. (Ik was inmiddels al helemaal aangekleed.) ‘’Kijk eens in de spiegel.’’ Zei Jack. Aarzelend draaide ik me om. ‘’Gadver?’’ Uit de wonden die Rayda en Jack hadden gemaakt druppelde donkergroen, bruinachtig spul. Ik keek Rayda vragend aan, Rayda trok haar schouders op. In mijn ooghoek zag ik dat hele plukken haar weg waren. ‘’Hebben jullie gedaan?’’ Vroeg ik bang. ‘’Nope.’’ Antwoordde Jack droog. ‘’Word ik kaal?!’’ Er zat lichte paniek in mijn stem. Om mijn ernst nog verder uit te drukken greep ik naar mijn haar. (Waardoor er nog meer uitviel.) ‘’Nah, ik denk het niet.’’ Zei Rayda. ‘’En hoe verklaar je dit!’’ Ik stroopte zijn mouw op en wees naar mijn wonden waar dat vreemd kleurige spul uit sijpelde. ‘’Dat is bloed stomme nadoa!’’ Zei Rayda geïrriteerd. Mijn gezichtsuitdrukking zei: Hoe, wat, waarom? ‘’Hormonen.’’ Zei Jack. ‘’Je hebt ontwenningsverschijnselen van die drugs die je vroeger slikte en van Flora’s gedoneerde bloed dat je lichaam overneemt.’’ Ging Jack verder. ‘’Dat mijn WAT! O nee, o nee, o nee!’’ ‘’Rustig, rustig! Je bent oké.’’ Stelde Rayda me gerust. Ik hoorde een alarmpje afgaan en het bleek Jacks polsband te zijn. ‘’Het spijt me Danny maar ik kan nu niet bij je blijven, Rayda en ik moeten naar juf Bianca.’’ ‘’En hoe zit het dan met mij?’’ Vroeg ik bang. ‘’Weet ik niet, dat moet je zelf uitzoeken. Ik stel voor kalm te blijven en te kijken hoe het met je gaat. Je kunt altijd nog naar de ziekenboeg. Doei!’’ Vertelde Jack. Jack en Rayda verdwenen achter de deuropening. Nou dat zijn ook goede vrienden zeg. ‘’Ik, ik, ah! Ik voel me niet goed. Ugh.’’ Het viel me nu pas op dat ik in één nacht 5 centimeter langer was geworden. (Dat verklaart ook mijn spierpijn.) ‘’Ahai!’’ Ik greep naar mijn borst, ik voelde ernstige steken in mijn hart. Ik keek weer naar mijn handen, mijn polsslagaders (en andere aderen) stonden in diep contrast met mijn lijkbleke huidskleur. ‘’O my god, ik voel me zo raar in mijn hoofd. Zo licht, zo leeg. Leeg? Leeg? O nee! Mijn kostbare herinneringen!’’ Maar het was al te laat. Vele herinneringen waren niets meer dan betekenisloze plaatjes. Zelfs Flora had nog weinig waarde voor mij.
Ik keek voldaan in de spiegel, hoewel ik nog niet helemaal veranderd was, was ik Danny niet meer. De oude Danny had altijd sproeten, blond haar, bruine ogen en een biggetjes-roze huidskleur. Ik keek grijnzend naar mezelf, ik zag mijn wonden dichtgroeien. Als gebiologeerd keek ik naar het heldere, lichtgroene bloed. Terwijl de laatste blonde haren op de grond vielen, groeide er al een weelderige bos haren uit mijn hoofd, met een onnatuurlijke witte kleur. Ik sloot genietend mijn ogen en haalde diep adem. Ik voelde me herboren, als een ontpopte rups. Ik genoot met volle teugen van mijn zintuigen die minstens zes keer zo scherp waren als voorheen. Het voelde net alsof ik mijn oude lichaam als een jas had uitgetrokken en dit lichaam heb aangenomen. In zekere zin was dat ook zo, metamorf Danny leek in niets op mens Danny. Metamorf Danny had geen sproeten maar in plaats daarvan helblauwe ogen, wit haar, hij zag lijkbleek en hij was 5 centimeter langer. (Waarschijnlijk komt daar nog 20 centimeter bij.) Ik zag er veel ouder uit, 18 jaar of zo. ‘’Hahahahaa! Man, mijn 68
leven is één grote flop geweest! Dit ben IK!’’ Ik voelde me opbloeien en voelde me gelukkig bij het besef dat ik eindelijk bevrijd was maar tegelijkertijd voelde ik iets afsterven. Iets dat in mijn genen, in mijn ziel geworteld zat, datgene waaraan mensen zich werkelijk onderscheiden van metamorfen. Misschien zou Flora me kunnen helpen. Danny, Danny kom naar me toe. Volg mijn stem. Ik hoorde een vreemde vaderlijke figuur in mijn hoofd praten. Voorzichtig stond ik op en testte mijn nieuwe benen. Het liep een beetje wankel maar ze waren zo sterk als die van een getraind renpaard, of een wilde mustang. Wees niet bang, vertrouw me. Op aanwijzingen van de stem navigeerde ik door de Academie. In dit nieuwe lichaam met een vernieuwde geest ben ik me meer bewust van mijn omgeving. Ik voel niet alleen mijn eigen bloed en energie stromen. Ik voel me één met de Academie, we ademen als één wezen, voelen als één wezen en denken als één wezen. Ik weet, nee ik voel waar iedereen is. Ik sloot mijn ogen en liet mijn geest meestromen op de data die door aderen vloeit en vele andere gedachten voed. Het is net alsof ik de data door mijn eigen lichaam voel stromen. Keer terug naar jouw eigen lichaam Danny. Met tegenzin begaf ik me weer tot de realiteit. Hoewel ik blijkbaar als metamorf spiritueel hoger ontwikkeld ben, was dit toch werkelijk de climax. Ik was me nog steeds bewust van de energie van de Academie maar ik voelde me er niet meer mee verbonden. Als je dit al geweldig vindt, hoe zou je het dan vinden om verbonden te zijn met heel het internet? Met de gehele mensheid? Ik moest toegeven, dat zou me geweldig lijken. Kom, kom dan. Ik liep door de gang naar een lift. De liftdeuren schoven open en de lift schoot meteen de hoogte in; naar de op één na hoogste verdieping. (Die verboden is.) De lift ging zo snel… mijn brein berekende snel dat de lift precies 1013 kilometer per uur ging. ‘’Ik kan dus net zo goed als een computer rekenen, cool!’’ Het viel me nu pas op dat in de lift helemaal geen knoppen of schakelaars waren. Ik moest de lift dan wel in gedachten hebben bestuurd. De lift stopte en de deuren gleden open. Goed zo je bent er bijna! Ik stapte er uit, de deuren klapten dicht en de lift viel in vrije val naar beneden. Ik hoorde geen knal dus dat was goed. Ik bevond me nu in een gewoon simpel kamertje met een kluisdeur met een digitaal slot. De stem vertelde mij het 28-nummerige wachtwoord. Ik onthield het meteen en typte meteen goed. Jezus, hoe hoog zou mijn IQ zijn? Krakend schoof de kluisdeur open. ‘’Men spreekt niet tot Jezus of God, zij bestaan niet in deze wereld, alleen de Moederstorm. Hoe het met Aarde zit weet ik niet.’’ Zei de vaderlijke stem maar dit keer niet in mijn hoofd. ‘’Kom maar binnen.’’ Voorzichtig stapte ik langs de deuropening. Ik stond in een ronde kamer en om me heen ontvouwde zich een heel panorama van beeldschermen. Mijn mond zakte open van pure verwondering. In het midden van de kamer stond een helfronde (zwevende?!) tafel met nog twee hologram beeldschermen en een toetsenbord voor elke arm. Achter de tafel was een gewone stoel aangeschoven. Op de grond bij de tafel lagen allemaal losse bedradingen, waarvan iedere draad was ingeplugd op een computerbeeldscherm aan de muur. ‘’Welkom in de Netwerkkamer.’’ Zei Taejo. Gelukkig was hij het in mijn hoofd en niet één of andere hacker. ‘’Ik zie dat je jouw ogen de kost geeft, niet waar?’’ Vroeg Taejo vriendelijk. ‘’Ja zeker weten! Ik ben sprakeloos.’’ Taejo glimlachte tevreden. Ik rook Taejo, hij rook een beetje naar mint maar lang niet zo steriel als de Shen of Chodi. Ik keek opnieuw naar mijn wonden maar ze waren geheel genezen. ‘’Jouw zus Flora heeft al enige ervaring met de Netwerkkamer.’’ Zei Taejo. ‘’Hoe bedoelt u?’’ Vroeg ik. ‘’Precies zoals ik het zeg, met dit apparaat kon Flora uit jouw pc komen.’’ Legde Taejo uit. ‘’Wauw!’’ ‘’En nu mag jij ook. Kom en ga zitten. Heb jij toevallig cadetkleding bij je?’’ Zei Taejo. Ik ging zitten in de stoel. ‘’Nee, hoezo?’’ Vroeg ik. ‘’Nou, dan zou de startprocedure best wel eens pijn kunnen doen.’’ 69
Zei Taejo voorzichtig. Ik keek Taejo vragend aan. ‘’Geef me jouw linkerhand.’’ Commandeerde Taejo. Ik legde mijn linkerarm op tafel. ‘’Ik moet jouw pols hebben.’’ ‘’Waarvoor?’’ ‘’Doe het nu gewoon!’’ Zei Taejo bits. Dus draaide ik mijn hand om. Behendig wipte Taejo een mesje uit zijn mouw, waarvan het lemmet wit licht gaf. (Net zoals in Star wars met lightsabers.) ‘’Wat ga je daarmee doen?’’ Vroeg ik achterdochtig. ‘’Niet bewegen.’’ Instrueerde Taejo. Ik houd niet van messen en al helemaal niet van lasers. Taejo sloeg toe als de bliksem en greep mijn arm. Ik stribbelde tegen maar zelfs als metamorf maakte ik geen schijn van kans. ‘’Ik weet dat je het niet leuk zal vinden maar het moet nu eenmaal.’’ Zei Taejo. Heel delicaat en voorzichtig begon hij in mijn pols te snijden. ‘’Gek! Wat doe je!’’ Schreeuwde ik. ‘’Ik moet bij jouw slagader komen om je aan te sluiten op het Netwerk.’’ Informeerde Taejo. ‘’Je moet WAT? Hoho, stop!’’ Riep ik. Taejo deed net alsof hij me niet hoorde. ‘’Auw! Auw!’’ Ik voelde hoe hij steeds dieper in mijn vlees kerfde. Soms bleef hij te lang bij één plekje en dan schroeide er wat huid weg. ‘’Ahai!’’ Ik huilde van de pijn. (Zonder tranen.) Taejo trok zijn mes er uit en maakte nog twee sneeën. Ik beet op mijn lip, het snijden was zeker niet het ergste. ‘’Ik ben klaar met snijden, nu hoef ik jou alleen nog in te pluggen.’’ Zei Taejo. Ik zei niks. Taejo bukte en raapte drie USB-kabels op. ‘’Danny, je zult het meteen merken als je wordt aangesloten.’’ Informeerde Taejo. Hij greep een kabel en duwde door een wond. ‘’Au!’’ Ik kneep mijn ogen dicht. ‘’Oh, god.’’ Piepte ik. Ik voelde de kabel door mijn lijf glijden. ‘’Shit, shit, shit, fuck!’’ Murmelde ik. ‘’Stel je niet zo aan. Je moet er nog vijf. Twee links en drie rechts, en dan heb ik nog niet eens gesproken over de rest van jouw lichaam. Je lijkt net een mens!’’ Zei Taejo. ‘’Hahahaa! Hihi!’’ Lachte hij. Volgens mij is dat sadisme een heel naar karaktertrekje van iedere metamorf waar zelfs Taejo hiaten in vertoont. Het aansluiten deed pijn en voelde onwennig maar ik moest toegeven dat het niet onnatuurlijk voelde. Iets in mij vond het wel fijn om aangesloten te worden, het voelde zich veilig en geborgen in de aanwezigheid van zoveel elektronica. Ik huiverde bij die gedachte. Taejo zat weer in mijn hoofd en las mijn gedachten. Evolutie heet dat Danny. Wij zijn gemaakt om te leven met computers, net als dat honden zijn gemaakt om te leven met mensen. Taejo werkte systematisch door en begon met snijden in mijn rechterpols. Het deed minder pijn dan eerst. ‘’Zeg, Taejo ik heb gehoord dat jij de meest sympathieke mentor bent.’’ Zei ik om een gesprek te beginnen. ‘’Ach ja, dat vinden de meesten. Wakuri vindt mij een softie. Maar weet je, het leven in Cyberspace is al hard genoeg, waarom zou ik het dan nog harder maken?’’ Vertelde Taejo. Ik ben het helemaal met hem eens. Ik snakte naar adem toen Taejo de laatste USB-kabel naar binnen duwde. Ik voelde een elektrische reactie in mijn lijf. Taejo grinnikte. ‘’Bereid je voor op het oneindige.’’ Taejo had gelijk, ik voelde hoe de data binnenstroomde en mijn geest verruimde. Net alsof er een dam was doorgebroken, werd de stroming steeds heftiger en werd ik meegesleurd door een zee van binaire codes. ‘’Help! Help! Ik verdrink!’’ Ik moet een manier vinden om uit deze maalstroom te geraken. Ik bevond me in een soort cybertunnel waterglijbaan gemaakt van enen en nullen. Gauw dacht ik aan mijn computer thuis. Als uit het niets verscheen er een scherpe bocht, ik zette me schrap om te botsen maar de kokende maalstroom was zo sterk dat ik niet eens de kans kreeg om te botsen. Plotseling zag ik een oogverblindend wit licht. ‘’Aaaaah!’’ ‘’Oef.’’ Een golf data beukte me tegen een glazen muur. Ik krabbelde onthutst overeind terwijl het ‘water’ wegtrok. Voor mijn neus stond een enorme glazen wand, ik voelde me heel klein en nietig op deze plek. Het vreemde was alleen... ‘’Hè m, mijn woonkamer?’’ Ik beukte erop los. ‘’Laat me er uit!’’ Ik sta er alleen voor.
70
Flora moet hier ook een manier hebben gevonden om uit mijn computer te komen. Als zij het kan, kan ik het ook! Ik liep naar achteren en maakte me klaar. ‘’WRAAAAH!’’ Met hernieuwde kracht stormde ik op de glazen wand af, ik stond op het punt in te beuken. Totdat ik geen weerstand meer ondervond. ‘’Ow nee shit!’’ Ik stormde regelrecht door de wand heen alsof het er niet was. ‘’Pffwaa.’’ Ik knipperde verward met mijn ogen. Mijn bovenlijf stak zojuist door het beeldscherm heen. Oei, dit is wel een beetje krap. Met veel rukken en wrikken wist er tot aan mijn heupen uit te komen. Met een klap kletterde het toetsenbord op de grond. Ik bevroor, voetstappen van beneden weerklonken en gingen richting de trap. Ik probeerde me terug te persen maar dat lukte niet. ‘’Is daar iemand?’’ Hoorde ik een vermoeide stem roepen. Ik heb geen keus, ik moet er wel uit. Ik kan toch onmogelijk een half beeldscherm blijven?! Danny duwde zichzelf verder naar buiten en bevrijdde zijn linkerbeen. De voetstappen bewogen zich door de hal. Het angstzweet brak me uit, ik moest een verstop plek vinden en gauw! Toen ik uiteindelijk helemaal bevrijd was legde ik snel alle spullen terug op hun plaatsen en verstopte me onder het bed. Wat me wel opviel was dat mijn kamer ongebruikelijk netjes en opgeruimd was maar alles zat wel onder het stof, alsof het jaren lang niet schoongemaakt was. Ik hoorde de trap kraken, de persoon ging naar boven. ‘’Gelukkig zit ik hier lekker goed verstopt.’’ Dacht ik tevreden. De persoon negeerde mijn kamer en opende een andere deur, ik hoorde een kraan lopen. Dit was mijn kans om het huis eens te verkennen, zeker nu die eigenaardige persoon aan het douchen was. Ik sloop vanonder het bed een opende mijn deur. Geruisloos sloop ik door de boven hal. De vloerbedekking was weggehaald en koud, kaal beton lag ervoor in de plaats. De Academie had tenminste een verwarmde vloer. Vreemd, dat ik de Academie associeer met thuis. De lamp aan het plafond was vervangen voor een armzalig peertje waarvan de snoeren ontbloot waren. Er was niets aan de eikenhouten trap veranderd. Voordat ik naar beneden sloop, nam ik eerst een kijkje in Syntia’s slaapkamer. Die zag er al net zo opgeruimd, doch stoffig en ongebruikt uit. Syntia’s tekeningen van ruimteschepen en gevleugelde mensen waren vergeeld van ouderdom en hingen nog steeds aan de muur. ‘’Vergeeld van ouderdom? Hoe lang ben ik dan weggeweest?’’ Vroeg ik mezelf af. Dit keer sloop ik wel de trap af, ik bemerkte dat de stabiliteit drastisch achteruit was gegaan en de trap had de nare eigenschap om te kraken. Gelukkig voor mij kon ik sluipen als de beste. (Sinds mijn niet zo aangename tripje naar Cyberspace.) Ik stootte mijn hoofd bijna aan de deurpost. Zijn ze omlaag gehaald of ben ik zo gegroeid? Beneden was het al net zo veranderd als boven, behalve dan het stoffige. De beneden verdieping was hartstikke rommelig in tegenstelling tot boven. Potten en pannen lagen op de grond en een grote voorraad wijn vulde de kast met pannen. ‘’Wat is hier gebeurd?’’ Vroeg ik me af. Ik stak mijn neus in de lucht en begon deze plek te besnuffelen. Er hing hier een oude nestgeur die ik niet precies kon plaatsen. Ik was zo verdiept in het opnemen van mijn omgeving en ieder detail dat ik de tijd vergat en dus ook het gekraak van de trap. Ik zat gehurkt naast de bank en rook eraan. De deur ging open, ik voelde een woedende blik in mijn rug priemen en ik verstijfde. Het moment leek uren te duren, geen van ons beiden bewoog of zei iets. ‘’Wie ben jij?’’ Vroeg de oude stem ruw. Shit nu ben ik er bij. Voorzichtig stond ik op, nog steeds met mijn rug naar de persoon gekeerd, opnieuw werd ik er aan herinnerd hoe lang ik was. ‘’Wie bent u?’’ Vroeg ik terug. Ik draaide me voorzichtig om, om de persoon brutaal aan te kijken. ‘’M, mam?’’ Riep ik in opperste verbazing. Sandra zag er verslonsd uit in haar ochtendjas en ongekamd haar. En oud, vooral oud. De laatste keer dat ik haar zag had ze maar een paar rimpels, nu leek ze wel in de vijftig. ‘’Ik ben uw moeder niet griezel! En nou mijn huis uit of ik bel de politie!’’ 71
Dreigde ze. ‘’Nee echt, ik ben het Danny! Danny Crockermount, uw eigen zoon!’’ Sandra zag lijkwit. ‘’Nee..., dat kan niet. Je bent dood.’’ ‘’Dat ben ik niet mam.’’ Ik maakte aanstalten om haar hand te pakken maar die weerde ze af. ‘’Danny, je stelt me teleur.’’ ‘’Hoezo?’’ Ik voelde een vlaag emotie opkomen die ik al in geen tijden meer voelde en waarvan ik dacht het nooit meer te kunnen voelen. Ik voelde hoe er tranen achter mijn ogen prikten. ‘’Je laat je doodrijden door een automobilist, overleefd het en vervolgens laat je nooit meer iets van je horen. Alsof je me haatte.’’ ‘’NEE! Dat heb ik nooit gedaan! Mam ik ben nooit doodgereden, ik sta hier echt voor je.’’ ‘’Waarom liet je dan niets van je horen? En daarbij hoe kun je nou niet zijn doodgereden?! Ik ben persoonlijk bij jouw begraving geweest!’’ ‘’Nee mam, dat was ik niet.’’ Ik omhelsde mam vol overgave. ‘’Arrgh! Urgh!’’ Ik hoorde iets kraken en liet meteen los. Mam snakte naar adem en keek me boos en bang tegelijk aan. ‘’Doe dat nooit meer!’’ Zei ze bestraffend. ‘’Je kent je eigen kracht niet.’’ Fluisterde ze bang. Ze keek me onderzoekend aan. ‘’Ben je oké? Heb ik je veel pijn gedaan?’’ ‘’Nee alles is goed met mij.’’ Zei mam bars. ‘’Maar wat is er met jou gebeurd.’’ Ze raakte mijn wang aan, haar hand voelde heel warm aan. Vervolgens streek ze door mijn haar. ‘’Je bent zo koud.’’ Ze geloofde nog steeds niet dat ze het had tegen een levende en niet tegen een geest. ‘’Weet je zeker dat je niet ziek bent Danny? Je temperatuur is ver beneden de 38 graden.’’ ‘’Is dat zo? Dat is me eigenlijk nooit opgevallen, ik voel me prima zo. Het spijt me dat ik nooit wat van me heb laten horen, echt waar.’’ Mam lette niet op mijn woorden, ze was nog steeds bezig met mijn gezicht. ‘’Jij kunt Danny niet zijn! Danny heeft bruine ogen en blond haar! Danny is niet zo bleek, laat staan zo ongezond koud...’’ ‘’Mam.’’ Ik legde haar het zwijgen op. ‘’Toch is het zo, hier is mijn moedervlek.’’ Ik stroopte mijn rechtermouw op. Sandra keek me met afschuw aan. ‘’Wat is er met Syntia gebeurd?’’ Vroeg ik. ‘’Gestorven door een auto-ongeluk.’’ Zei mam monotoon, alsof ze er zelf niet meer zeker van was. ‘’Hoe ben je zo geworden Danny? Ik herken je niet meer terug, je bent zo anders.’’ Ik slikte. ‘’Dat is een lang verhaal.’’ ‘’Wie heeft je dit aangedaan?’’ ‘’Pap. Pap en mijn halfzus Flora.’’ Ik vertelde de waarheid en het hele verhaal van voren af aan. Nadat ik klaar was met vertellen nam ze een nog afstandelijkere houding aan. ‘’Metamorf Danny.’’ Antwoordde ze stil. ‘’Dus al die medicatie voor jullie autisme en andere handicaps was dus gewoon morfine?’’ Ik knikte. Mam begon te huilen. ‘’Ik voel me zo schuldig! Ik had jullie nooit mogen drogeren!’’ ‘’Het is al goed mam, het was gewoon één groot complot waarvan wij niets afwisten.’’ Ik sloeg mijn arm troostend om haar heen. ‘’Wees toch niet zo’n slappeling, mens!’’ Siste ik boos. Mam keek me verbaasd aan. Ik voelde me plotseling heel anders, mijn geduld en medeleven van daarnet bleek helemaal uitgeput te zijn. ‘’Ja jij ja! Ik heb het helemaal gehad met types zoals jij! Het enige dat je doet treuren om het verleden en leven van een schamper uitkerinkje!’’ ‘’Danny wat is er aan de hand? Daarnet was je nog net zo lief.’’ Vroeg mam half bang half verbaast. ‘’Het enige dat er aan de hand is, is dat ik je niet kan uitstaan!’’ Met kracht sloeg ik op de tafel, die vervolgens doormidden brak. ‘’Ow! sorry! Het spijt me zo van je tafel! Dat was niet de bedoeling.’’ Sandra wist niet of zo nu kwaad moest worden of op zijn minst gillend wegrennen. Ik liep op mam af om me te verontschuldigen. ‘’Ga weg!’’ Sandra sprong op en griste een mes uit de keukenlade en richtte het dreigend in mijn richting. ‘’Wat scheelt er aan?’’ ‘’Danny, ik vertrouw je niet. Ik vertrouw je voor geen cent, je bent gevaarlijk weet je dat.’’ ‘’En jij niet dan!? Je bedreigt me met een mes!’’ ‘’Haahaaahahaaha!’’ Ik lachte om mijn eigen grap, al was het meer sadistisch dan echte humor. Mam leek het niet echt te waarderen want ze begon weer te huilen. ‘’Ik wil dat je vertrekt Danny of wie je ook mag zijn.’’ Fluisterde 72
ze. ‘’De Danny zoals ik hem kende zou nooit zo verdorven zijn als jij.’’ Fluisterde ze onhoorbaar maar niet onhoorbaar voor een metamorf. ‘’Goed, zoals jij wilt. Maar weet wel dat Wakuri nog steeds van je houdt, voor zover als hij dat kan. Want wij zijn toch verdorven?’’ Ik daagde mam uit, streek nonchalant door mijn haar en sloot de deur achter me met een klap. Het geluid van de knal ging door merg en been en de deur viel hulpeloos op de grond. Mams hartslag sloeg een tel over toen de haldeur de grond raakte. Ik liep naar boven en betrad mijn kamer. Ik keek naar de datum op de computer en zag dat het al 2015 was. Vijf jaar geleden verdween dus Syntia. Twee jaar geleden verdween ik, hoe is dit mogelijk? Heb ik soms tijdgereisd? Ik zweer op mijn hart dat ik hooguit 2 maanden in Cyberspace ben geweest. Wacht, wat een ironie! Ik heb helemaal geen hart om op te zweren! Haha! Wel nu, ik weet dat de tijd niet gelijkloopt met Cyberspace maar dit is wel tè gek. Hoe dan ook, het is, lijkt mij, tijd om te gaan. Mijn computer stond nog steeds aan en net zoals Flora leek het scherm net 3D met een uitzicht op de ruimte. Onhandig kroop ik op het bureau en stak mijn hoofd door het beeldscherm heen. Ik keek uit op hetzelfde platform met de krachtige stroming eronder. Wat grappig eigenlijk, hier lijk ik super klein en daar niet. Het kruipen ging gemakkelijker dan de eerste keer en algauw bevond ik me weer in het Netwerk. Eigenlijk best wel gaaf dat ik vanuit hier ieder plekje in de wereld kan bezoeken. Waarom neem ik niet eens een kijkje in het Witte Huis? Ach, nee dan zou ik de belangrijkste regel van de Code breken, de zwijgeed. (Het geheim houden van het bestaan van het metamorfelijk ras.) Ik keek naar beneden. Het ‘water’ was veranderd in een rustig kabbelend beekje in plaats van de kolkende maalstroom van eerst. Ik plonsde in de blauwe data. ‘’Naar huis!’’ Net als in een waterglijbaan in een zwembad gleed ik met hoge maar aangename snelheden door het water. Zelfs de ‘tunnel’ was gemaakt van blauwe data. ‘’O man! Ik begin zelfs dit leuk te vinden!’’ Maar de lol ging er flink van af toen ik de draaikolk zag aankomen. ‘’Waaaaaaa!’’ Het water spatte in mijn gezicht, ik voelde mijn ondergrond hellen. ‘’Nee laat me niet gaan!’’ Ik weet niet tegen wie ik riep of waarom maar ik deed het gewoon. Het water verzwolg me, vulde mijn neus en oren en ik voelde me verdrinken in een eeuwige poel van enen en nullen. De data onttrok zich aan mijn lichaam, ik dacht dat ik zou sterven. Het water vulde mijn longen en ik hoestte hartverscheurend. ‘’Uchuh! Uchuh!’’ Het werd zwart voor mijn ogen. Ik zweefde in het niets, alles om me heen was zwart behalve ikzelf. Plotseling een lichtpuntje, het lichtpuntje werd groter. Het zwart om me heen werd grijs, toen lichtgrijs. Vage contouren tekende zich op de achtergrond af. Langzaam aan werd alles scherper. Ik kneep mijn ogen tot speetjes. ‘’Danny word wakker!’’ ‘’Taejo?’’ Fluisterde ik hees. Plotseling voelde ik iets knappen, ik snakte naar adem en was in een keer wakker. Triomfantelijk zwaaide Taejo met de USB-kabels. ‘’Je bent terug Danny, ik was even bezorgd dat je voor altijd vast zou zitten in een onechte droom.’’ ‘’Kan dat?’’ ‘’Weet ik niet, want het is nog nooit voorgekomen. Kom Danny je zus Flora kan wel wat hulp gebruiken op haar expeditie. Als je mee wilt tenminste.’’ ‘’Expeditie? Alles is beter dan hier blijven!’’ Riep ik. Taejo lachte grimmig. Dat denk je maar, buiten is het wild en ongetemd. Geen plaats voor een krielkip zoals jij.
73