Woonzorgarrangementen Almere de ontwikkeling van de behoeften tot 2030
In opdracht van Gemeente Almere / DMO
Johan van Iersel Femma den Breejen
mei 2006
RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade 139 1011 AC Amsterdam telefoon 020 522 11 11 telefax 020 627 68 40 http://www.rigo.nl
Rapportnummer: 88950
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
1
2
BEGRIPPENKADER
3
2.1
WONINGKENMERKEN
3
2.2
CLUSTERING
5
2.3
ZORGNIVEAU
6
3
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
9
3.1
NIEUWBOUW
9
3.2
DEMOGRAFISCHE CONSEQUENTIES
10
3.3
ACHTERBLIJVENDE VERGRIJZING
11
3.4
AFSLUITEND
13
4
TWEE SCENARIO’S
15
4.1
HET BENODIGDE ZORGNIVEAU
16
4.2
WONEN MET ZORG
17
4.3
WONEN UIT VOORZORG
18
5
DE BEHOEFTE
21
5.1
ZORGNIVEAU
21
5.2
WONEN MET ZORG
23
5.3
WONEN ZONDER ZORG(EN)
24
5.4
CLUSTERING
26
6
CONCLUSIES
29
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
INLEIDING
1 Inleiding Achtergrond De gemeente Almere werkt aan de uitvoeringsnota wonen, welzijn, zorg. In deze nota zal de gemeente een samenhangende visie geven op de toekomstige infrastructuur van wonen, welzijn en zorg die uitmondt in een concrete aanbodstrategie voor de middellange termijn. De achterliggende opgave is om in de groeiende behoefte aan woonzorgarrangementen te voorzien. Als voorbereiding op de uitvoeringsnota zijn verschillende deelactiviteiten gestart. De gemeente inventariseert samen met de corporaties en zorgaanbieders het bestaande aanbod aan woonzorgarrangementen. Het is de bedoeling om deze inventarisatie jaarlijks te actualiseren, ofwel de ontwikkelingen binnen het aanbod te gaan monitoren. De behoefteraming Dit rapport doet verslag van de huidige en toekomstige behoeften op het gebied van wonen en zorg In Almere. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst het in Almere gekozen begrippenkader belicht vanuit het perspectief van behoeftebepaling. Daarna komen in hoofdstuk 3 de te verwachten demografische ontwikkelingen aan de orde. Hoofdstuk 4 beschrijft verschillende scenario’s voor de behoefteontwikkeling. De behoefteraming in hoofdstuk 5 berust aan de ene kant op de kengetallen die voortkomen uit de beschreven scenario’s en aan de andere kant op gegeven demografische ontwikkeling van Almere. Het afsluitende hoofdstuk 6 bevat een samenvatting van de belangrijkste conclusies en een eerste koppeling van de behoeftebepaling met de inventarisatie van het huidige aanbod zoals uitgevoerd door de gemeente en haar partners.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
1
BEGRIPPENKADER
2 Begrippenkader In opdracht van de drie Almeerse corporaties en de gemeente heeft Domare begin 2005 een typologie voor de beschrijving van de woningvoorraad ontwikkeld vanuit het perspectief van wonen en zorg. Dit instrument dient de volgende gebruiksdoelen: 9
bijhouden van de stand van de woningvoorraad in deze termen en de veranderingen die daarin plaatsvinden; (monitoren);
9
de gedifferentieerde opbouw van het woningbestand biedt de informatie bij het nemen van beleidsbeslissingen bijvoorbeeld over woonruimteverdeling, verkoop of vervanging en uitbreiding.
Uiteraard is het van belang dat de onderhavige behoefteraming qua definities aansluit op de gehanteerde typologie voor de voorraadbeschrijving. Juist door de gebleken behoefte en het beschikbare aanbod aan elkaar te relateren, ontstaat immers inzicht in de opgaven. Het begrippenkader dat door Domare is ontwikkeld is pragmatisch en sterk bepaald door de beschikbaarheid van gegevens over woningen in de voorraad. Hierdoor voldoet het instrument aan de gebruiksdoel van beschrijving en monitoring van de voorraad. De behoefteraming valt echter niet volledig in dezelfde termen uit te drukken. In dit hoofdstuk laten we zien hoe vanuit het behoefteperspectief het ontwikkelde begrippenkader moet worden beoordeeld. Deze exercitie is van belang om houvast te bieden wanneer in een later stadium de gebleken behoefte en het beschikbare aanbod met elkaar in verband worden geplaatst. Daarnaast wordt verduidelijkt welke instrumenten er zijn om aan de behoeften tegemoet te komen en hoe eventuele discrepanties tussen vraag en aanbod in de toekomst kunnen worden aangepakt.
2.1
Woningkenmerken De woningvoorraad kan op verschillende manieren worden ingedeeld. In Almere is ervoor gekozen drie – overlappende – ingangen te kiezen:
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
3
4 BEGRIPPENKADER
1.
De actuele geschiktheid van de woning. Hierbij worden aflopend qua geschiktheid de volgende drie categorieën onderscheiden: a. rolstoelgeschikte woningen; b. 0-trede woningen;
2.
c. overige woningen. De potentiële geschiktheid van de woning. Hierbij worden twee categorieën onderscheiden: a.
woningen die nieuw zijn gebouwd volgens de criteria van ‘aanpasbaar bouwen’1 en daardoor met beperkte investering rolstoelgeschikt zijn te maken;
3.
figuur 2-1
b. woningen die niet vallen onder bovenstaande definitie. Gedane aanpassingen binnen de woning. Hierbij worden drie categorieën onderscheiden: a. woningen die dusdanig zijn aangepast dat ze sindsdien – minimaal – als 0-tredewoning door het leven gaan; b. woningen met kleinschalige aanpassingen in het kader van de WVG; c. woningen waar in het kader van de WVG geen aanpassingen hebben plaatsgevonden.
De indeling van het woningaanbod
aangepast +
aangepast -
Gedane aanpassingen
eid ikth s ch e g ële niet aanpasbaar enti pot aanpasbaar gebouwd
overige
0-trede
rolstoelgeschikt
niet aangepast
actuele geschiktheid
De gekozen indeling is grotendeels bepaald door de praktische haalbaarheid bij het inventariseren van het aanbod. Bij de interpretatie van deze vorm van monitoring van het aanbod is het echter van belang te beseffen dat de verschillende categorievoetnoot 1
Almere volgt hierbij de Amsterdamse definitie van aanpasbaar bouwen. Deze staat te boek als relatief ‘strak’ in vergelijking met andere definities, in de zin dat 100% zeker is dat ze rolstoelgeschikt zijn te maken.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BEGRIPPENKADER
en elkaar overlappen. In theorie zijn er 16 combinaties mogelijk (zie ook figuur 2-1). Omdat bij de verschillende ingangen wordt geput uit verschillende bronnen/registraties is een volledig beeld van deze 16 combinaties waarschijnlijk niet te vergaren. Het behoefteperspectief De behoefte in een bepaald jaar kan alleen worden geraamd naar het ‘eindniveau van geschiktheid’. Het gaat in termen van het monitorinstrument om de ‘actuele geschiktheid’ van de woning. Natuurlijk zijn de andere categorieën ook van belang: Idealiter woont iemand die een op een bepaald moment een rolstoel nodig heeft in aanpasbare woonruimte., want dan kan de woning direct rolstoelgeschikt worden gemaakt en is verhuizen niet nodig. Kortom: aanpasbare woonruimten zijn van belang als achtervang, om in de toekomstige behoeften te voorzien.
2.2
Clustering Een bepaalde mate van concentratie van mensen met een zorgvraag is logistiek gezien wenselijk en soms zelfs noodzakelijk. Daarnaast is het vaak ook de wens van de mensen zelf om met vergelijkbare groep samen te wonen. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn: aanspraak aan anderen hebben, onderling hulpbetoon of de mogelijkheid om gezamenlijke activiteiten te ondernemen. In Almere worden op het gebied van clustering twee hoofdcategorieën en een restcategorie onderscheiden: 1.
Geclusterde zelfstandige woningen: Woningen in een hofje of wooncomplex die gelabeld zijn voor een specifieke groep zorgbehoevenden.
2.
Geclusterde onzelfstandige woningen: Clusters van wooneenheden - zonder eigen voordeur en eventueel met gemeenschappelijke ruimten – die specifiek bestemd zijn voor zorgbehoevenden.
3.
Alle overige – al dan niet geclusterde – ‘gewone’ woningen en onzelfstandige wooneenheden.
Van belang is te constateren dat de gedefinieerde categorieën zijn gebaseerd op drie ingangen: 1.
De labeling Is de betreffende woning of wooneenheid al dan niet specifiek bestemd voor een doelgroep.
2.
De zelfstandigheid. Gaat het al dan niet om zelfstandige woningen.
3.
De clustering. Liggen de woningen al dan niet aan een hofje of in een complex aaneengesloten bij elkaar.
De twee bij de monitoring onderscheiden categorieën zijn in figuur 2-2 de twee onderste voorliggende blokken. Daarachter en -boven liggen nog vier blokken. Het is van belang te beseffen dat het aanbod in de twee categorieën kan worden vergroot – of beperkt – door woningen door te schuiven. Dit kan door een andere labeling (van studenteneenheid tot geclusterde woonvorm voor ouderen) of door meerdere woningen in een complex voor een doelgroep te bestempelen (zodat deze van de categorie niet geclusterd naar geclusterd verschuiven). Het aanbod zou
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
5
6 BEGRIPPENKADER
dus in de tijd kunnen variëren zonder dat er in fysieke zin iets aan de woningen verandert. figuur 2-2
De indeling naar mate van clustering
labe
ling
regulier
specifieke doelgroep
clustering
niet geclusterd
onzelfstandig
zelfstandig
geclusterd
zelfstandigheid
Het behoefteperspectief Voor een deel betreft de gewenste mate van clustering een kwalitatieve woonwens, voor een ander deel wordt de behoefte bepaald door de zorglogistiek. De eerste component is moeilijk te bepalen. Woonwensen ontwikkelen zich immers grillig. Qua zorglogistiek is ook veel mogelijk. Toch is zeker dat 24-uurs toezicht en/of begeleiding alleen mogelijk is bij een bepaalde mate van clustering. Ook bij 24-uurs zorg op afroep is een bepaalde mate van (ruimtelijke) clustering van belang. Via aannamen is het dan ook mogelijk uitspraken te doen over de vanuit zorglogistieke overwegingen gewenste clustering. In de volgende paragraaf komen we hierop terug. Dit is evenwel te zien als een minimum, omdat de autonome wens van mensen met een zorgvraag om geclusterd te wonen niet is meegenomen.
2.3
Zorgniveau Op het gebied van het zorgniveau worden in het monitorinstrument drie niveaus onderscheiden: 1.
2.
Geen zorg in directe omgeving. Deze woningen liggen niet nabij een zorgservicepunt en er wordt in principe alleen zorg op afspraak en bij calamiteiten geleverd. Ongeplande zorg is mogelijk, afhankelijk van de afspraak die gemaakt is tussen zorgkantoor en zorgaanbieder. Zorg in de directe omgeving. Deze woningen liggen nabij een zorgservicepunt, met daarin diverse vormen van thuiszorg. De zorg is op loopafstand – circa 200 meter – en binnen 10 minuten beschikbaar.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
BEGRIPPENKADER
3.
Zorg met 24-uurs toezicht. In of bij deze woningen is zorg aanwezig. Er wordt 24 uur per dag zorg en/of begeleiding gegarandeerd.
Het behoefteperspectief De gebruikte indeling is sterk ingegeven door de geografische ligging ten opzichte van zorgservicepunten. In termen van behoeften geldt dat idealiter elke woning in de nabijheid van een zorgservicepunt is gelegen. In de behoefteraming wordt dan ook niet het aantal gewenste woningen dat in de nabijheid van een servicepunt is gelegen becijferd, maar het aantal woningen waar de bewoners gebruik maken van zorg op afroep. Deze woningen met zorg op afroep zijn – gegeven de huidige beleidsambitie – gelegen in een gemengde wijk, dat wil zeggen samengesteld uit bewoners mét en zonder zorgvraag. Clustering en extramuralisering Bij de derde categorie – zorg met 24-uurs toezicht – gaat het vrijwel per definitie om geclusterde woningen: in veel gevallen onzelfstandige wooneenheden. Ook binnen de tweede categorie komen vaak geclusterde woonvormen voor: woonzorgcomplexen en verzorgingshuizen behoren tot deze categorie. Beide zorgniveaus kunnen fysiek gezien ‘in de wijk’ of ‘bovenwijks’ worden gerealiseerd. Bij 24-uurs zorg kan dan gedacht worden aan groepswoningen ‘in de wijk’ voor dementerende ouderen of verpleeghuizen met een bovenwijkse functie. Bij zorg op afroep hebben verzorgingshuizen vaak een bovenwijkse functie, terwijl woonzorgcomplexen en (vooral) woonzorgzones worden geacht de zorgbehoevenden ‘in de wijk’ op te vangen. Veelal vallen beide opties (in de wijk of bovenwijks) onder de noemer intramuraal, omdat binnen de huidige omstandigheden verblijf en zorg in handen van één leverancier zijn. In de toekomst zullen wonen en zorg echter vaker in verschillende handen zijn. Ook zullen tussenvormen ontstaan, waarbij de zorginstelling een langdurig huurcontract met de verhuurder en dus als het ware optreedt als onderverhuurder. Beredeneerd vanuit de behoefte geldt overigens dat het zorgbehoevende een – spreekwoordelijke – zorg zal zijn wie eigenaar van het vastgoed is, zolang hij of zij maar de gewenste woonkwaliteit en zorg krijgt. In dit onderzoek gaat het vooral om de fysieke kant van extramuralisering. Bij ‘fysieke extramuralisering’ gaat het om de verhouding tussen grootschalige clusters – verpleeg- en verzorgingshuizen en instellingen voor verstandelijke gehandicapten en GGZ – met een bovenwijkse functie en kleinschalige clusters of zelfstandige zorgwoningen ‘in de wijk’.2 De verhouding tussen beide vormt onderwerp van discussie: Willen zorgbehoevenden wel tot het uiterste zelfstandig blijven wonen? en: Waar liggen de grenzen voor de zorglogistiek?
voetnoot 2
De grens tussen grootschalig en kleinschalig ligt bij beschermde woonvormen rond de 20 eenheden en bij verzorgde woonvormen rond de 30 woningen/wooneenheden.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
7
8 BEGRIPPENKADER
In dit onderzoek hanteren we op dit punt twee scenario’s. Een waarbij sprake van verregaande extramuralisering en een wat meer gematigdere variant. Meer hierover in hoofdstuk 4.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
3 Demografische ontwikkelingen De behoefte aan woonzorgarrangementen hangt nauw samen met de demografische ontwikkeling. Een vergrijzende bevolking betekent meer mensen met een zorgvraag en omgekeerd vermindert het aantal mensen met een zorgvraag als de groep ouderen slinkt. In dit hoofdstuk beschrijven we de demografische ontwikkeling van Almere. Als basis gebruiken we de meest recente prognose van de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente die najaar 2004 is opgesteld. Omdat in een groeistad als Almere de demografische ontwikkelingen sterk afhankelijk is van de uitbreiding van de woningvoorraad staan we eerst stil bij de gehanteerde aannamen ten aanzien van de nieuwbouwproductie.
3.1
Nieuwbouw De demografische ontwikkelingen worden aan de ene kant bepaald door natuurlijke ontwikkelingen als geboorte en sterfte en aan de andere kant door binnen- en buitenlandse migratiestromen. De natuurlijke groei of afname van de bevolking is op basis van vruchtbaarheidscijfers en sterftekansen eenvoudig te berekenen. De migratiestromen zijn echter minder goed voorspelbaar. De omvang van migratiestroom naar of vanuit Nederland hangt samen met de politieke en economische binnenlandse situatie maar ook met ongewisse omstandigheden in de rest van de wereld. Daardoor zijn betrouwbare voorspellingen niet goed te maken. De migratie binnen Nederland betreft vooral verhuizingen om reden van studie, werk of wonen. In het geval van Almere is – door de aanzienlijke nieuwbouw en de krappe Amsterdamse en Utrechtse woningmarkt – vooral de woonmigratie van belang. Toch zijn bijvoorbeeld ook de ontwikkelingen op gebied van werkgelegenheid en onderwijs van invloed op de toekomstige selectieve migratie. Doordat de toekomstige migratiestromen richting Almere vooral veroorzaakt zullen worden door de nieuwbouw geldt dat de migratie wellicht eenvoudiger is te voorspellen dan elders. Nieuwbouwwoningen worden immers – tenzij bestemd voor een specifieke doelgroep – veelal betrokken door jonge gezinnen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
9
10 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
Ouderen zijn over het algemeen veel minder geneigd zich in een nieuwe woonplaats te vestigen en hechten sterk aan de oude vertrouwde buurt. Al geldt hierbij de uitzondering voor ouders van in Almere gevestigde gezinnen die bij hun kinderen in de buurt willen wonen (de echo van de overloop). In de bij dit onderzoek gebruikte prognose wordt er vanuit gegaan dat er na 2010 in Almere per jaar 2.000 woningen gebouwd worden. Dit is een forse woningbouwopgave, waardoor de stad blijft groeien. Ook de afgelopen jaren werden er veel woningen bijgebouwd: 12.400 in de periode 2000 t/m 2004, een gemiddelde van bijna 2.500 woningen per jaar. figuur 3-1
Groei van de woningvoorraad in Almere, in de periode 1990-2030
140.000
aantal woningen
120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000
2030
2026
2022
2018
2014
2010
2006
2002
1998
1994
1990
0
Bron: Gemeente Almere, Afdeling Onderzoek en Statistiek
3.2
Demografische consequenties Anno 2004 is in de bevolkingsamenstelling van Almere duidelijk de status als groeistad zichtbaar. Van de inwoners heeft 41% een leeftijd tussen 20 en 45 jaar. Veel van deze inwoners hebben kinderen, getuige het feit dat bijna eenderde van de bevolking van Almere jonger is dan 20 jaar. Ouderen zijn in Almere sterk ondervertegenwoordigd. In de periode tot 2030 zal de nieuwbouw blijven zorgen voor instroom van jonge gezinnen. De bevolking van nu wordt echter ouder. In 2030 worden de ‘pieken’ in de leeftijdsopbouw bij de kinderen en de leeftijdsklasse rond 40 jaar minder opvallend, maar ze blijven zichtbaar (zie ook figuur 3-2). In aantallen laat de demografische prognose een groei zien van 175.000 inwoners in 2005 naar ruim 284.000 in 2030. Een toename dus van 109.000 inwoners in 25 jaar. De grens van 200.000 inwoners zal rond 2010 worden overschreden. Deze grote absolute groei maakt Almere een uitzondering in Nederland. In andere ge-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
meenten zal het inwoneraantal tot 2030 veel minder hard stijgen en in andere zelfs dalen. figuur 3-2
De bevolkingssamenstelling in Almere naar leeftijd in 2004 en 2030
22.500
2004
20.000
2030
17.500 aantal
15.000 12.500 10.000 7.500 5.000 2.500 80-84
85 e.o.
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
5- 9
10-14
0- 4
0
leeftijdscategorie
Bron: Gemeente Almere, Afdeling Onderzoek en Statistiek
3.3
Achterblijvende vergrijzing Almere kent zeker in relatieve zin weinig ouderen. In 2004 waren er 12.100 inwoners ouder dan 65 jaar. Dit is slechts 7% van de totale bevolking. Landelijk ligt het percentage 65-plussers ongeveer twee keer zo hoog, op bijna 14 % (zie ook figuur 3-3). In 2030 zal de groep ouderen landelijk ongeveer 22% vormen van de totale Nederlandse bevolking. In Almere is het aandeel ouderen dan gestegen tot ongeveer 13% van de bevolking (zo’n 37.900 personen), nog altijd ver onder het landelijk gemiddelde. Hoewel relatief gezien het aantal ouderen in Almere toeneemt conform de landelijke trend, blijft de achterstand op het gebied vergrijzing ten opzichte van de rest van het land dus in stand. Het verschil met Amsterdam wordt kleiner, omdat het aandeel ouderen in Amsterdam de komende veel minder snel toeneemt. Desondanks: een relatief grote groei De groep 65-plussers groeit tot 2030 veel sneller dan de andere leeftijdsgroepen in Almere. Dit is goed te zien in figuur 3-4. De leeftijdsgroepen tot 45 jaar kennen in de periode 2004-2030 een geleidelijke groei. Tot 2012 neemt vooral de groep 45tot 65-jarigen sterk toe. Vanaf 2012 is echter de groep 65-plussers de snelst groeiende leeftijdsklasse.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
11
12 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
figuur 3-3
Aandeel 65-plussers als percentage totale bevolking Almere, Amsterdam en Nederland, periode 2004-2030 25%
Almere aandeel 65+ Nederland aandeel 65+
20%
Amsterdam aandeel 65+
15%
10%
5%
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
2004
0%
Bron: Gemeente Almere, Afdeling Onderzoek en Statistiek (Almere), Gemeente Amsterdam, Dienst O&S (Amsterdam) en CBS (Nederland)
Ontwikkeling bevolking Almere naar leeftijd (indexcijfers 2004 = 100%)
325%
<20 jaar
300%
20-45 jaar
275%
45-65 jaar 65 en ouder
250% 225% 200% 175% 150% 125% 2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
100% 2004
figuur 3-4
Bron: Gemeente Almere, Afdeling Onderzoek en Statistiek
Wanneer we Almere vergelijken met de landelijke indexcijfers (figuur 3-5) zien we een duidelijk verschil tussen Almere en de landelijke trend. De relatieve toename is in Almere veel groter dan in de rest van Nederland, wat natuurlijk samenhangt met de forse groei van Almere als geheel en de specifieke samenstelling van de Almeer-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
se bevolking anno 2004. Het aantal 65-plussers en 75-plussers in Almere stijgt de eerste jaren nog volgens de landelijke trend, maar neemt daarna in Almere harder toe dan landelijk. Het aantal 85-plussers stijgt in Almere al direct sneller dan landelijk gezien, maar kent rond 2018 tijdelijk een wat gematigder groei. De relatief grote stijging wordt overigens sterk beïnvloed door het kleine aantal ouderen dat nu Almere woont: er wonen 750 personen van 85 jaar en ouder en bij een relatieve toename van 200% spreken we over slechts 2.140 personen van 85 jaar en ouder, ofwel een groei van het aantal 85-plussers met een kleine 1.500.
figuur 3-5
Ontwikkeling aantal ouderen Almere en Nederland naar leeftijd (indexcijfers 2004 = 100%) 325%
Nederland 65 jaar en ouder
300%
Nederland 75 jaar en ouder
275%
Nederland 85 jaar en ouder
250% 225%
Almere 65 jaar en ouder
200%
Almere 75 jaar en ouder
175%
Almere 85 jaar en ouder
150% 125%
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
2004
100%
Bron: Gemeente Almere, Afdeling Onderzoek en Statistiek (Almere) en CBS (Nederland)
3.4
Afsluitend De huidige en toekomstige ontwikkelingen in Almere zijn sterk bepaald door de bijzondere bevolkingssamenstelling waarin gezinnen met kinderen oververtegenwoordigd zijn. Voor de – met vergrijzing samenhangende – groei aan woonzorgarrangementen zijn twee, op het oog tegenstrijdige conclusies te trekken. De eerste is dat de Almeerse bevolking relatief jong is en relatief jong zal blijven. De nieuwbouw zorgt voor de instroom van jonge huishoudens en bij een continue bouwstroom zal die ontwikkeling zich doorzetten. Ook rond 2030 zal Almere bekend staan als een stad met veel gezinnen met kinderen. De tweede is dat het aantal ouderen in Almere in relatieve zin spectaculair gaat stijgen. De sterke relatieve stijging wordt vooral veroorzaakt door het kleine aantal ouderen anno 2005 waardoor de groeipercentages sterk oplopen. Er moet echter
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
13
14 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN
wel degelijk rekening worden gehouden met een groeiende zorgbehoefte. Enerzijds omdat de eerste pioniers die in de Almere zijn gaan wonen op leeftijd geraken, anderzijds door de importouderen die naar Almere trekken om in de buurt van kinderen en kleinkinderen te wonen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
TWEE SCENARIO’S
4 Twee scenario’s Demografische ontwikkelingen – zoals omschreven in het voorgaande hoofdstuk – zijn vrij eenvoudig te voorspellen. Toch zijn ook dergelijke prognoses met onzekerheden omgeven. Hoe realistisch is bijvoorbeeld de groeidoelstelling, terwijl de landelijke bevolkingsgroei in 2004 een laagterecord van 34.000 personen heeft bereikt? Het zijn onzekerheden die in de beleidspraktijk moeten worden geaccepteerd en nopen tot flexibiliteit en aanpassingen. De onzekerheid over de woonwensen van toekomstige ouderen is nog groter. Hoe bepaal je de woonwensen van mensen die in 2030 75 jaar zijn? Je kunt moeilijk terecht bij de huidige vijftigers. Deze kunnen nog geen reëel beeld geven van hun woonwensen over 25 jaar. Ook kan men de wensen van de huidige 75-plussers niet als uitgangspunt nemen, want zeker is dat de toekomstige ouderen qua achtergrond en levensloop sterk van de huidige ouderen verschillen. De ontwikkelingen op het gebied van de gezondheidszorg en -situatie zijn ook al onzeker, maar toch minder dan de woningbehoefte. Om deze reden starten de meeste toekomstramingen met de zorgbehoeften en komt pas in tweede instantie de fysieke invulling – de wooneenheden waarin mensen de zorg ontvangen – aan de orde. Ook in deze behoefteraming passen we deze volgorde toe.. De fysieke invulling is mede afhankelijk van de toekomstige woonwensen én de praktische mogelijkheden om hieraan tegemoet te komen. In dit onderzoek worden op dit punt twee scenario’s gehanteerd: Eén waarbij de nadruk ligt op kleinschalige oplossingen ‘in de wijk’ en één met meer bovenwijkse oplossingen. In dit hoofdstuk worden beide scenario’s en de kengetallen die hierbij horen nader verduidelijkt. We nemen bij de scenario’s de kengetallen van het AAK als uitgangspunt. 3 Deze kengetallen zijn te zien als de opvolger van de kengetallen van het IWZ die lange tijd als norm werden beschouwd. De AAK kengetallen zijn door RIGO verder uitgebreid en gespecificeerd waardoor ze toepasbaar zijn op de Almeerse situatie. voetnoot 3
‘Toekomstscenario’s en planologische kengetallen wonen en zorg: AAK-kengetallen’, AedesArcares Kenniscentrum Wonen-Zorg, Utrecht, 2004.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
15
16 TWEE SCENARIO’S
4.1
Het benodigde zorgniveau In hoofdstuk 2 is omschreven dat in Almere twee zorgniveaus worden onderscheiden: (1) zorg (op afroep) in de directe omgeving en (2) 24 uurs toezicht of begeleiding. Ook het AAK onderscheidt deze twee niveaus, al noemt men deze anders: (1) verzorgd wonen en (2) beschermd wonen. Onder de categorie 24uurs toezicht en/of begeleiding vallen bijvoorbeeld de verpleeghuizen, intramurale instellingen voor verstandelijke gehandicapten en– kleinschalige – woonvormen voor zwaar dementerende ouderen en/of verstandelijk gehandicapten. Onder de categorie ‘zorg in de directe omgeving’ valt een belangrijk deel van de verzorgingshuizen, de woningen in woonzorgcomplexen en diverse vormen van begeleid wonen. De AAK-kengetallen zijn gebaseerd op een gemiddelde wijk in Nederland met 10.000 inwoners. In deze gemiddelde wijk zijn er in 2015 80 wooneenheden met 24uurs toezicht en/of begeleiding benodigd en 170 woningen/wooneenheden met ‘zorg in de directe omgeving’. De bevolkingssamenstelling in Almere is echter alles behalve representatief voor de rest van het land – zie ook het vorige hoofdstuk. Vandaar dat RIGO de kengetallen leeftijd- en doelgroepspecifiek heeft gemaakt. In tabel 4-1 staat het resultaat van deze exercitie weergegeven. De tabel laat zien hoe de behoefte fluctueert over de verschillende leeftijdsklassen. Zo hebben per 1.000 inwoners in de leeftijdsklasse van 65 tot 70 slechts 5 personen behoefte aan 24uurs toezicht en/of begeleiding, terwijl dit aantal in de leeftijd boven de 85 jaar maar liefst 156 personen bedraagt.
tabel 4-1
Leeftijdsspecifieke kengetallen zorgniveau in personen en wooneenheden
ouderen
overige
24 uurs toezicht en/of begeleiding
per 1.000 inwoners in de leeftijdsklasse: 65-70 jaar 70-75 jaar 75-80 jaar 80-85 jaar 85 jaar e.o.
Personen
wooneenheden
5 14 29 64 156
5 14 29 64 156
35 72 93 123 234
28 58 74 98 187
zorg in directe omgeving
65-70 jaar 70-75 jaar 75-80 jaar 80-85 jaar 85 jaar e.o.
24 uurs toezicht en/of begeleiding zorg in directe omgeving
alle leeftijden
2
2
alle leeftijden
2
2
Bron: AAK / RIGO
Naast de doelgroep ouderen, is in de tabel de categorie ‘overige’ opgenomen. Hieronder worden verstandelijk gehandicapten en personen met psychiatrische aan-
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
TWEE SCENARIO’S
doeningen gevat. Omdat deze beperkingen in alle leeftijdscategorieën voorkomen zijn deze kengetallen niet leeftijdsspecifiek. Met de in de tabel weergegeven kengetallen kan de behoefte aan zorgniveau worden geraamd. Deze zorg kan in verschillende typen woningen/complexen aangeboden worden. Over de bijbehorende woonvorm gaat de volgende paragraaf.
4.2
Wonen met zorg Beide zorgniveaus kunnen twee fysieke verschijningsvormen hebben: (1) grootschalig (intramuraal) en (2) kleinschalig in de wijk. Bij de extramuralisering gaat het erom dat grootschalige instellingen worden vervangen door kleinschalige (clusters van) woonvormen in de wijk. Voor de mate waarin dit in Nederland – in de periode tot 2015 – zal gebeuren, hanteert het AAK twee scenario’s: andante en presto. Het presto scenario is het meest verregaande scenario. Het is dit scenario dat grotendeels gelijk is aan de uitgangspunten van het Scandinavische model van het STAGG. Andante is als scenario toegevoegd, omdat in delen van Nederland – zoals bijvoorbeeld de grote steden – het presto scenario onhaalbaar is gebleken. Dit bijvoorbeeld omdat het bestaande aanbod te robuust bleek of de planologische mogelijkheden te beperkt waren. In Almere gelden deze argumenten niet. De zorgsector is al sterk extramuraal ingericht en de planologische mogelijkheden zijn enorm. Het presto scenario is Almere naar waarschijnlijkheid dus wel haalbaar. Toch kan het ook in Almere voorkomen dat de beleidsvisie verandert en/of de toekomstige ouderen anders blijken te willen wonen dan we op dit moment verwachten. Vandaar dat in dit onderzoek ook de behoudende variant is meegenomen.4 4.2.1
Wonen met 24-uurs toezicht
Woningen met 24-uurs toezicht staan nooit op zichzelf en bestaan uit clusters van minimaal 6 wooneenheden. In verband met de noodzaak van 24-uurs toezicht stelt het AAK dat er minimaal 20 wooneenheden – opgesplitst in 4 of meer clusters – bij elkaar moeten liggen. Het gaat dus – in termen van monitoring zoals omschreven in hoofdstuk 2 – om geclusterde onzelfstandige woningen. Deze kunnen kleinschalig ‘in de wijk’ worden gerealiseerd (groepswoningen voor dementerende ouderen en/of verstandelijk gehandicapten) of bovenwijks (in verpleeghuizen of instellingen voor gehandicapten). Op dit punt hanteert het AAK twee scenario’s: andante – een behoudend scenario – en presto – met verregaande extramuralisering. In tabel 4-2 staat aangegeven welk aandeel volgens deze scenario’s ‘in de wijk’ wordt gerealiseerd.
voetnoot 4
Wat als “behoudend” wordt beschouwd verschilt sterk per context. Zo is het in dit onderzoek met “behoudend” aangeduide scenario in Amsterdam vrij vooruitstrevend te noemen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
17
18 TWEE SCENARIO’S
tabel 4-2
Het aandeel ‘wonen met 24uurs toezicht’ dat ‘in de wijk’ wordt opgevangen volgens twee scenario’s
behoudend
extramuralisering
25% 25%
58% 75%
Ouderen Overige Bron: AAK / RIGO
4.2.2
Zorg in de directe omgeving
Woningen met ‘zorg op afroep’ kennen vele verschillende verschijningsvormen. Voor ouderen zijn de meest bekende: verzorgingshuizen, aanleunwoningen en woningen in woonzorgcomplexen of in een woonzorgzone. Ook (groeps-)woningen voor verstandelijke gehandicapten en vormen van beschermend wonen voor mensen met psychiatrische problemen vallen onder deze categorie. Ook hier kan een onderscheid worden gemaakt tussen woonvormen ‘in de wijk’ en grootschalige clusters met een bovenwijkse functie. In tabel 4-3 staat aangegeven welke aandelen hierbij worden gehanteerd. tabel 4-3
Het aandeel ‘wonen met zorg in de directe omgeving’ dat ‘in de wijk’ wordt opgevangen volgens twee scenario’s
behoudend
extramuralisering
60% 100%
73% 100%
Ouderen overige Bron: AAK / RIGO
4.3
Wonen uit voorzorg In voorgaande ging het om woningen die nodig zijn om mensen te kunnen huisvesten die daadwerkelijk zorg in de woning ontvangen. Er zijn ook woningen nodig voor de opvang van mensen die (nog) zonder zorg kunnen en willen wonen, maar alleen in een voor hen geschikte woning. Ouderen verhuizen vaak ook uit ‘voorzorg’ naar een aanpasbare woning, vanwege de zekerheid dat men in de woning ook in de toekomst kan blijven wonen. Ook zijn er uiteraard jongeren in een rolstoel, die zich prima zelfstandig kunnen redden, maar dan wel in een rolstoelgeschikte woning. In de AAK-kengetallen worden deze woningen ingedeeld in twee typen: (1) levensloopwoningen en (2) nultrede woningen. In een gemiddelde Nederlandse wijk met 10.000 inwoners zijn er volgens het AAK in 2015 van de eerste 670 nodig – inclusief vormen van verzorgd wonen – en van de tweede 700. Onder de ‘levensloopwoningen’ vallen in de Almeerse definities zowel de rolstoelgeschikte woningen als de aanpasbare woningen. Of een zorgbehoevende de ene of de andere nodig heeft wordt simpelweg bepaald door het al dan niet gebruiken van een rolstoel.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
TWEE SCENARIO’S
Op basis van bestaande bronnen – het Aanvullend Voorzieningen Onderzoek van het SCP – is door RIGO geraamd hoeveel rolstoelgebruikers er in de verschillende leeftijdsklassen zijn. Via deze weg is gekomen tot leeftijdsspecifieke kengetallen. Het resultaat hiervan staat weergegeven in tabel 4-4. tabel 4-4
Kengetallen specifiek geschikte woningen per 10.000 inwoners in een bepaalde leeftijdsklasse
rolstoelgeschikt of aanpasbaar5 Rolstoelgeschikt
aanpasbare woningen
0-trede woningen
8 19 90 140 1.040
36 86 408 635 4.720
71 167 760 1.147 4.240
< 20 20-45 45-65 65-75 75+ Bron: RIGO / AAK
De kengetallen leveren een minimum aantal benodigde woningen. Hierbij geldt dat het uiteraard wenselijk is dat er zo veel mogelijk woningen rolstoelgeschikt of aanpasbaar zijn. Dan wordt immers de kans vergroot dat zodra mensen met beperkingen krijgen te maken, zij al in een dergelijke woning wonen en niet hoeven te verhuizen als gevolg van de beperkingen. In een woonzorgzone of -complex De woningen met – gebruikte - zorg in de nabijheid (zorgwoningen) zijn bijvoorkeur gelegen in een gemengde wijk of een gemengd complex met ook reguliere woningen. Het verschil tussen beide type woningen is niet veel meer dan dat er in zorgwoningen, zorg op afroep wordt geboden – bijvoorbeeld gebruik makend van een alarminstallatie. Daarnaast zijn zorgwoningen per definitie rolstoeltoegankelijk of aanpasbaar. Ook bij de reguliere woningen is dit echter veelal het streven. Idealiter zijn de “zorgwoningen” en de “reguliere woningen” onderling uitwisselbaar: Zodra een bewoner van een reguliere woning te maken krijgt met beperkingen, hoeft hij niet te verhuizen, maar kan hij in zijn eigen woning de benodigde zorg ontvangen. De AAK kengetallen gaan ervan uit dat er per twee zorgwoningen er minimaal één reguliere woning in een woonzorgcomplex of –zone aanwezig. Hierbij wordt tevens gesteld dat een concentratie van 90 zorgwoningen – binnen een straal van 200 meter - benodigd is om de zorgpost ‘rendabel’ te kunnen laten functioneren. Ook bij deze verkenning is van deze uitgangspunten uitgegaan.
voetnoot 5
Inclusief de diverse vormen van verzorgd wonen en exclusief beschermde woonvormen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
19
DE BEHOEFTE
5 De behoefte In voorgaande hoofdstukken is de basis gelegd voor de behoefteraming. Het gaat feitelijk om het toepassen van de kengetallen bij de gegeven en verwachte bevolkingssamenstelling. Op deze wijze komen de huidige en toekomstige behoeften aan woonzorgarrangementen in beeld . Het hoofdstuk start met de behoefte naar zorgniveau. In paragraaf 5.2 wordt gekeken in welke – fysieke – woonvorm deze zorg idealiter geboden wordt. In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de behoefte aan specifieke woonvormen, onafhankelijk van de vraag of en welk type zorg er wordt geboden. In paragraaf 5.4 wordt ten slotte ingegaan op de mate van clustering van de diverse woonvormen.
5.1
Zorgniveau In het begrippenkader van Almere worden twee zorgniveaus (leveringsvoorwaarden) onderscheiden: zorg op afroep en 24-uurs toezicht. De behoefte aan de onderscheiden zorgvormen is of afkomstig van mensen met ouderdomsverschijnselen of van mensen met een – niet aan ouderdom gerelateerde - handicap en/of – chronische - ziekte. De zorgvraag van deze laatste groep neemt – onder gedane aannamen – evenredig toe met de groei van de bevolking: De vraag naar 24-uurs zorg loopt op van 350 in 2005 naar 440 in 2015 en 570 in 2030. Het gaat hier vrijwel alleen om woonvormen voor verstandelijke gehandicapten. De vraag naar zorg op afroep neemt toe van 280 in 2005, naar 360 in 2015 en 450 in 2030. Ook deze vraag is grotendeels (voor 83%) afkomstig van verstandelijke gehandicapten, maar 17% is afkomstig van de GGZ. Deze aantallen zijn gebaseerd op landelijke gemiddelden. In Almere is op dit moment het aantal zorgbehoevenden naar verwachting lager. Een belangrijk deel van de bewoners zijn immers recentelijk in Almere komen wonen en mensen met een zorgbehoefte zijn over het algemeen weinig mobiel, ook op de woningmarkt. In de toekomst blijft dit effect de zorgbehoefte in Almere – in vergelijking met de rest
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
21
22 DE BEHOEFTE
van het land – naar verwachting omlaag drukken. De verschillen zullen echter geleidelijk nivelleren. Bovenstaand effect geldt in mindere mate voor de ouderen in Almere. Zeker op de langere termijn zijn er immers weinig redenen te veronderstellen dat de Almeerse ouderen in toekomst gezonder zullen zijn en met minder gebreken zullen kampen dan de ouderen in de rest van het land. Ontwikkeling van behoefte aan zorg op bepaald zorgniveau, tussen 2004 en 2030
2.500
24uurs toezicht ouderen zorg op afroep ouderen 24uurs toezicht gehandicapten zorg op afroep gehandicapten
2.250 2.000 1.750 1.500 1.250 1.000 750 500 250 2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
0 2004
figuur 5-1
Doordat het aantal ouderen sneller toeneemt dan de bevolking als totaal, neemt ook de zorgbehoefte afkomstig van ouderen relatief snel toe. Tot 2020 zullen er elke vijf jaar 90 wooneenheden met 24-uurs zorg of toezicht bij moeten komen (18 per jaar). Na 2020 wordt het effect van de vergrijzing echt merkbaar. In de periode van 2020 tot 2030 moeten er 360 wooneenheden met 24-uurs zorg of toezicht bij komen (36 per jaar). Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat er in 2030 1.020 wooneenheden met 24-uurs zorg voor ouderen nodig zijn. Het gaat hier om naar schatting 45% psychogeriatrische plaatsen en 55% somatische plaatsen. Dit laatste percentage schommelt in Almere de komende decennia tussen de 52% en de 55% als we uitgaan van landelijke gemiddelden. De behoefte aan zorg op afroep neemt eerder en sneller toe. Meer ouderen hebben behoefte aan dit type zorg en de behoefte manifesteert zich op een wat jongere leeftijd dan de 24-uurs zorg of toezicht. In de periode 2005-2020 groeit de behoefte met 160 (32 per jaar), in de vijf jaar daarna met 200 (40 per jaar) en van 2015 tot 2020 met 290 (58 per jaar). Ook hier geldt dat de sterkste groei is te verwachten na 2020, wanneer de behoefte aan wonen met zorg op afroep jaarlijks met een kleine 100 toeneemt. De ontwikkeling zorgt ervoor dat de totale behoefte aan woonvormen met zorg op afroep toeneemt van 830 in 2005 naar 2.340 in 2030.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DE BEHOEFTE
tabel 5-1
De behoefte aan zorg in 2005, 2010, 2015, 2020 en 2030 2005 24 uurs toezicht ouderen gehandicapten Totaal Zorg op afroep ouderen
5.2
2015
2020
2030
390
480
570
660
1.020
350 740
400 880
440 1.010
490 1.150
570 1.590 2.340
830
990
1.190
1.480
280
320
360
390
450
1.110
1.310
1.550
1.870
2.790
gehandicapten Totaal
2010
Wonen met zorg Wonen met 24-uurs zorg en zorg op afroep kan in – grootschalige - verpleeghuizen en tehuizen worden geboden, maar ook in meer kleinschalige woonvormen in ‘gewone’ woonwijken. In het beleid van overheden en aanbieders wordt steeds vaker gestreefd naar deze laatste meer kleinschalige oplossingen. Kleinschalige woonvormen zijn echter vaak duurder en de zorglogistiek is lastiger. Voor de verhouding tussen kleinschalige woonvormen ‘in de wijk’ en grootschalige woonvormen met een ‘bovenwijkse’ functie, wordt hier gewerkt met twee scenario’s. Bij het ‘extramuraliseringscenario’ ligt de nadruk op kleinschalige woonvormen in de wijk. Bij de behoudende variant wordt een iets groter deel van de behoefte bovenwijks opgevangen. Beide scenario’s staan in het voorgaande hoofdstuk uitgebreid omschreven.
tabel 5-2
De behoefte aan woonzorgarrangementen in 2005, 2015 en 2030 per scenario extramuralisering
behoudend
2005
2015
2030
2005
2015
2030
160 220
240 330
420 590
290 100
420 140
760 250
90 260
110 330
140 430
260 90
330 110
430 140
220 610
320 620 870 1.710
330 500
480 930 710 1.400
0 280
0 360
0 280
0 360
24 uurs toezicht ouderen bovenwijks in de wijk gehandicapten bovenwijks in de wijk Zorg op afroep ouderen bovenwijks in de wijk gehandicapten bovenwijks in de wijk
0 450
0 450
In tabel 5-2 staat per scenario de behoefte aan woonzorgarrangementen weergegeven. In 2015 zijn er voor de opvang van zorgbehoevende ouderen in totaal 570 woonvormen met 24-uurs zorg benodigd. In het extramuraliseringscenario gaat het hier om 330 kleinschalige woonvormen in de wijk – zoals groepswoningen voor
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
23
24 DE BEHOEFTE
dementerende ouderen. De overige 240 ouderen worden opgevangen in grootschalige verpleeghuizen met een bovenwijkse functie. In de meer behoudende variant zijn er 420 plaatsen in dit soort grootschalige instellingen en slechts 140 in kleinschalige woonvormen in de wijk. Daarnaast zijn er in 2015 - onder gedane aannamen – 440 woonvormen met 24uurs zorg benodigd voor andere doelgroepen, zoals gehandicapten en/of chronisch zieken. Bij de extramuariseringsvariant gaat het hier om 110 plaatsen in grootschalige instellingen en 330 plaatsen in kleinschalige woonvormen in de wijk. Bij de meer behoudende variant is de verhouding omgekeerd: 330 bovenwijks en 110 in de wijk. Voor de gehandicapten en chronisch zieken met behoefte aan zorg op afroep wordt er vanuit gegaan dat deze volledig ‘in de wijk’ wordt opgevangen. Bij de ouderen wordt een deel van de behoefte bovenwijks opgevangen (in verzorgingshuizen en/of serviceflats). In 2015 is er volgens de extramuraliseringsvariant behoefte aan 320 van dit soort wooneenheden en in de behoudende variant aan 480 wooneenheden. De behoefte aan kleinschalige woonvormen in de wijk bedraagt respectievelijk 870 en 710 woningen.
5.3
Wonen zonder zorg(en) Soms stellen mensen - die bijvoorbeeld slecht ter been zijn - speciale eisen aan een woning, zonder dat zij intensieve zorg nodig hebben. Ook zijn er 65-plussers die – nog - geen zorg nodig hebben, maar met het oog op de toekomst willen verhuizen naar een woning die fysiek gezien geschikt is en waar men indien nodig zorg kan ontvangen. Ontwikkeling van behoefte aan specifieke zelfstandige woonruimten
16.000
rolstoelgeschikte woningen
14.000
aanpasbare woningen
12.000
nultrede woningen
10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
R I G O
R e s e a r c h
e n
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
0 2004
figuur 5-2
A d v i e s
B V
DE BEHOEFTE
In dit onderzoek wordt deze behoefte vanuit twee gezichtspunten benaderd. Bij de eerste wordt puur uitgegaan van het aantal huishoudens dat een specifieke woonvorm nodig heeft. Bij de tweede wordt ook gekeken naar de aansluiting op de zorgstructuur, waarover later meer. In figuur 5-2 en tabel 5-3 is de behoefte aan rolstoelgeschikte, aanpasbare en 0tredewoningen weergegeven. Het gaat hier uiteraard om een minimale behoefte. Idealiter is immers elke woning rolstoelgeschikt, want dan is geen enkele inwoner van Almere gedwongen te verhuizen bij rolstoelgebruik. De behoefte aan rolstoelgeschikte woonruimten neemt in de loop der jaren toe tot zo’n 2.600 in het jaar 2030. De behoefte aan aanpasbare woningen en nultredewoningen kent een nog grotere stijging, tot respectievelijk 11.850 en 15.100 in het jaar 2030. Als onderdeel van woonzorgzone In het nieuwe denken over wonen en zorg wordt veelal uitgegaan van gemengde wijken. Zorgbehoevenden wonen niet langer geïsoleerd van de rest van de maatschappij, maar maken hier onderdeel van uit. Het AAK hanteert om deze reden het uitgangspunt dat de woonvormen met zorg op afroep moeten zijn gelegen in een gemengde wijk. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat er bij iedere twee zorgwoningen (met zorg op afroep) minimaal één reguliere woning in het complex of de zone aanwezig is. Ook deze reguliere woningen moeten voldoen aan de criteria van aanpasbaar bouwen. Het ideaal is immers dat zodra de inwoners met gebreken krijgen te maken, zij kunnen aanhaken op de zorgstructuur in de woonzorgzone. Uitgaande van deze verdeling zouden er in 2015 – volgens het extramuraliseringsseringscenario - 1.840 rolstoelgeschikte of aanpasbare woningen in een woonzorgzone moeten liggen. In tweederde van deze woningen wordt zorg op afroep geleverd. Bij de meer behoudende variant zouden er in 2015 1.600 woningen in een woonzorgzone moeten liggen (zie ook tabel 5-3). tabel 5-3
Behoefte aan specifieke zelfstandige woonruimte in 2005, 2010, 2015, 2020 en 2030 2005
2010
2015
2020
2030
1.180 5.350 7.220
1.400 6.350 8.530
1.600 7.240 9.810
1.830 8.320 11.300
2.610 11.850 15.100
Rolstoelgeschikte/ aanpasbare woningen in woonzorgzone behoudend scenario 1.370 1.370 extramuralisering 1.560 1.560
1.600 1.840
1.910 2.210
2.790 3.250
Specifieke zelfst. woonruimten rolstoelgeschikte woning aanpasbare woning nultrede woning
Als aandeel van de woningvoorraad Onder de gehanteerde uitgangspunten zou op dit moment ruim 20% van de totale woningvoorraad minimaal een 0-trede woning moeten zijn. In naar schatting 1,7% van deze woningen woont een rolstoelgebruiker. Deze woningen moeten uiteraard
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
25
26 DE BEHOEFTE
rolstoelgeschikt zijn. Daarnaast moet 7,8% van de woningen aangepast kunnen worden tot rolstoelgeschikt. Als gevolg van de vergrijzing zullen de komende decennia steeds hogere eisen aan de woningvoorraad worden gesteld. In 2030 moet 25% minimaal nultrede woning zijn en 12,1% aanpasbaar en/of rolstoelgeschikt. figuur 5-3
Behoefte aan specifieke zelfstandige woonruimte als percentage van de woningvoorraad van Almere
30%
nultrede woning
25%
aanpasbare woning
20%
rolstoelgeschikte woning
12,7% 12,1%
15%
10,6%
10,8%
11,0%
11,4%
7,8%
8,0%
8,1%
8,4%
9,2%
1,7%
1,8%
1,8%
1,8%
2,0%
2,2%
2005
2010
2015
2020
2025
2030
10%
5%
0%
5.4
9,9%
Clustering Clustering van zorgwoningen kan een wens zijn van zorgbehoevenden. Veelal is clustering echter vooral wenselijk vanuit het perspectief van de zorglogistiek. Zo zijn woonvormen met 24-uurs zorg per definitie geclusterd. Ook gaat het hier vrijwel per definitie om onzelfstandige wooneenheden. De grootte van de clusters kan uiteraard wel verschillen. Minimaal vereiste is een cluster van rond de 20 wooneenheden. Bij het extramuraliseringscenario zijn er in 2015 660 wooneenheden in dit soort kleine clusters ondergebracht. Bij het behoudende scenario zijn dit er slechts 250.
tabel 5-4
Behoefte aan ‘geclusterde’ woonruimten in 2005, 2010, 2015, 2020 en 2030 extramuralisering 2005 2015 2030
behoudend 2005 2015
2030
24-uurs zorg grootschalig kleinschalig
250 490
350 660
570 1.020
550 180
760 250
1.190 400
grootschalig kleinschalig / geconcentreerd
220 890
320 1.230
620 2.170
330 780
480 1.070
930 1.860
geconcentreerd
440
610
1.080
390
530
930
zorg op afroep
zorg op afspraak
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
DE BEHOEFTE
Ook bij zorg op afroep is een bepaalde mate van clustering vanuit het punt van de zorglogistiek wenselijk. Er zijn grofweg 90 zorgwoningen nodig om een 24-uurs bezette zorgpost rendabel te laten zijn. Deze kunnen in hofjes en/of woonzorgcomplexen worden gesitueerd, maar ze kunnen ook verspreid liggen in een wijk. Zolang ze maar in een straal van 200 meter van de zorgpost liggen, kan zorg op afroep worden gegarandeerd. In het extramuraliseringscenario zijn er in 2015 1.230 zorgwoningen op deze wijze ‘in de wijk’ gesitueerd. De overige 230 woningen met zorg op afroep worden in grootschalige clusters ondergebracht. Bij het meer behoudende scenario bedragen deze aantallen 1070 in de wijk en 480 bovenwijks. Zoals gezegd worden de woningen met zorg op afroep idealiter – deels – gemengd met gewone woningen. Indien er een verhouding één op twee wordt gehanteerd, dan zijn er in 2015 bij het extramuraliseringscenario 610 reguliere woningen ‘geclusterd’ in een woonzorgzone of – complex en bij het behoudende scenario 530.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
27
CONCLUSIES
6 Conclusies Een groeistad Almere heeft bepaald geen doorsnee bevolking. De bevolking is relatief jong en telt veel gezinnen met kinderen. Ook in de komende decennia blijft Almere zich op dit punt onderscheiden van de rest van het land. De opgave qua woonzorgarrangementen hangt dan ook vooral samen met de groeiambities van de stad. De bevolking groeit in aantallen sterk en parallel daaraan de zorgbehoefte. Beperkte actuele zorgbehoefte Jongeren kampen minder vaak met gezondheidsproblemen dan ouderen. Hierdoor is de zorgbehoefte in Almere relatief gezien beperkt. Ook in Almere zal de vergrijzing op termijn gaan zorgen voor een stijgende zorgbehoefte. Pas na 2020 neemt de vergrijzing in Almere serieuze vormen aan. Vraagvolgend De komende 15 jaar zal de behoefte aan woonzorgarrangementen toenemen. Op basis van de verwachte groei van de woningvoorraad en de toenemende zorgvraag zijn de volgende vuistregels geldig. Voor huisvesting met 24-uurs zorg geldt dat voor elke 200 nieuwe woningen er drie plaatsen in een dergelijke woonvorm moeten worden gerealiseerd. Voor zorg op afroep geldt dat van elke 200 nieuwbouwwoningen in vijf woningen zorg op afroep moet – kunnen - worden geleverd. Dit laatste aantal loopt langzaam op tot zeven in de periode 2015-2020. Inhaalslag Bovenstaande vuistregels leveren minimale aantallen. Ook actuele tekorten moeten worden aangepakt. Een indicatie voor het bestaan van actuele tekorten is het feit dat de in Almere werkzame zorgaanbieders kampen met wachtlijsten. Ook als de in dit onderzoek gepresenteerde behoeftecijfers worden gerelateerd aan het
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
29
30 CONCLUSIES
bestaande aanbod – bron: inventarisatie van de gemeente Almere6 - komen indicaties voor tekorten naar voren. Er zijn in Almere 279 wooneenheden met 24-uurs toezicht voor ouderen, bij een berekende behoefte van 390. Daarnaast is er een aanbod van 271 eenheden voor overige doelgroepen, bij een behoefte van 350. Het totale tekort aan wooneenheden met 24-uurs toezicht bedraagt dus ongeveer 190 wooneenheden. Het aanbod van verzorgd wonen – dat in handen is van zorgaanbieders – bedraagt 904 wooneenheden (701 voor ouderen en 203 voor de overige zorgbehoevenden). Dit aantal is klein, gegeven de berekende behoefte van 1.110 eenheden (830 voor ouderen en 280 voor de overige zorgbehoevenden). Er is dus een totaal tekort van ongeveer 210 eenheden in de categorie ‘verzorgd wonen’. Hierbij geldt de kanttekening dat niet bekend is hoeveel van de reguliere woningen tot dit zorgniveau kunnen worden gerekend (woningen met een alarminstallatie en een zorgpost in de buurt). Bovenstaande tekorten worden zoals gezegd in de praktijk van de zorgaanbieders ook als zodanig beleefd. Natuurlijk is elk tekort onwenselijk, maar voor wat betreft de verhouding tussen vraag en aanbod voor intensieve woonzorgvormen zijn er geen signalen dat deze wezenlijk scheef is. Dit zeker ook gezien de plannen die de diverse zorgaanbieders de komende jaren willen gaan realiseren.7 Dit geldt wel voor de reguliere woningvoorraad. Indien we het corporatiebezit als representatief voor de gehele voorraad beschouwen, dan is slechts 0,6% van de voorraad aanpasbaar en/of rolstoelgeschikt. Dit aandeel zou op dit moment op 1,7% moeten liggen. Het is dan ook raadzaam om volgens de richtlijnen van aanpasbaar bouwen te gaan bouwen. Nultrede woningen zijn er bezien vanuit de huidige behoefte wel ruim voldoende. Van het corporatiebezit valt 27% van de woningen in deze categorie, terwijl met 20% zou kunnen worden volstaan. Voorsorteren De grote nieuwbouwproductie maakt het mogelijk voor te sorteren op de toekomstige vergrijzing. Een minimum is 12% van de nieuwbouw aanpasbaar en/of rolstoelgeschikt te realiseren en ongeveer 13% 0-trede. Idealiter liggen deze aandelen hoger, zodat de keuzemogelijkheden voor zorgbehoevenden in de toekomst worden verruimd. Nieuwbouw is uiteraard niet de enige methode om geschikte woningen te realiseren. Ook via woningverbetering kunnen geschikte woningen worden toegevoegd. Naast de woningen moet ook worden gekeken naar de woonomgeving. In de toe-
voetnoot 6
In bijlagen 4 en 5 van de ‘Uitvoeringsnota Wonen, Welzijn, Zorg’ staat een volledig overzicht van het aanbod in 2006 weergegeven.
7
Voor een overzicht van deze plannen wordt verwezen naar de in voetnoot 6 genoemde bijlagen.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
CONCLUSIES
komst zullen zorgposten in bestaande wijken moeten worden gerealiseerd en het is wenselijk hier nu al rekening mee te houden. Kansen voor verregaande extramuralisering Almere heeft, in tegenstelling tot steden als Amsterdam, een zorgsector die al vrij extramuraal is ingericht. Hierdoor – en door de vele mogelijkheden op het gebied van nieuwbouw – bestaat er in Almere de mogelijkheid om de woonzorgsector daadwerkelijk naar Scandinavisch model in te richten (het scenario van verregaande extramuralisering dus). Dit betekent dat de groeiende vraag naar zowel 24-uurs toezicht als zorg op afroep vooral in de wijk moet worden opgevangen en dat hier bij het maken van nieuwe wijkplannen en bij de herstructureringrekening mee gehouden moet worden. De toekomst blijft echter goeddeels ongewis. Een goede monitoring van de behoeften en van het aanbod is daarom belangrijk om bijtijds te kunnen bijsturen. Daarnaast is het zaak voldoende flexibiliteit in het aanbod in te bouwen waardoor woonvormen voor meerdere doelgroepen toegankelijk blijven.
R I G O
R e s e a r c h
e n
A d v i e s
B V
31