Wonen onder zeeniveau is minder logisch dan je denkt Klas 3 NAAM .............................................. Adwin Bosschaart
Dit lesmateriaal maakt deel uit van het promotieonderzoek van Adwin Bosschaart (
[email protected]). Dit onderzoek is beschreven in het proefschrift 'Dry feet in the polder? - Improving flood-risk perception of 15-year-old students. Verdeer publicatie of verspreiding van dit document is niet gewenst. This teaching material makes part of the PhD research project by Adwin Bosschaart (
[email protected]). This research project has been described in his thesis 'Dry feet in the polder? - Improving flood-risk perception of 15year-old students. This document is not for publication. Futher publication or dissemination of this document is not allowed.
2
Wonen onder zeeniveau is minder logisch dan je denkt
Inhoud
§ 1 Dijk en duindoorbraken in Noord-Holland
4
§ 2 De gevolgen van een overstroming Noord-Holland
11
Huiswerk enquête
16
§ 3 Waterbeheer in Noord-Holland
17
Veldwerk opdracht Dijkschouw
22
§ 4 Groepsopdrachten
24
Begrippenlijst
33
3
§1Dijk en duindoorbraken in Noord-Holland Ella woont in Hoorn in de wijk de Grote Waal. Op internet komt ze per ongeluk een berichtje tegen over een 'calamiteitenoefening' bij de Zuiderdijk. In het berichtje leest Ella dat de oefening er voor moet zorgen dat politie, brandweer en andere hulpdiensten weten wat er moet gebeuren als een dijk doorbreekt. Eerst dringt het niet tot haar door en terwijl ze het bericht al weg geklikt heeft, zit ze toch even te denken. Immers, elke dag fietst Ella over de dijk naar school. Ze heeft er nog nooit bij stilgestaan dat die dijk zou kunnen doorbreken. En als dat wel zou kunnen gebeuren, moeten de bewoners van Hoorn en zij zelf daar dan niets van weten? Een beetje ongerust gaat ze toch even zoeken op internet en typt in Google de woorden 'dijkdoorbraak' en 'West-Friesland' in. Ze komt direct op een website over een dijkdoorbraak bij Scharwoude.... maar dat is niet zo ver weg! Haar vriendin en klasgenoot Roos woont daar. Als ze verder leest op deze website wordt ze gerustgesteld. Er staat namelijk dat in 1675 de laatste grote dijkdoorbraak bij Scharwoude heeft plaatsgevonden. Kortom, die dijkdoorbraak is verleden tijd en al ruim 300 jaar is het niet meer gebeurd. Dan zit het volgens haar wel goed!
1.1 Dijk en duindoorbraken in het verleden Is het je wel eens opgevallen dat de dijken langs het IJsselmeer en het Markermeer niet helemaal recht lopen maar nogal kronkelen? En heb je bij sommige van die kronkels ook wel eens een klein meertje gezien? Bron 1 laat het overblijfsel van de dijkdoorbraak bij Scharwoude zien. Op deze plaats is de dijk in 1675 doorgebroken en is een groot deel van West-Friesland overstroomd. Door de enorme kracht van het water is niet alleen een deel van de dijk weggeslagen maar is ook een diep gat uitgeschuurd, en dat zien we nu nog steeds. De nieuwe dijk is er omheen
Bron 1 De Weel bij Scharwoude
gelegd. Langs de kust van het IJsselmeer is dit vaker gebeurd. Vaak kun je de plaatsen met een dijkdoorbraak herkennen aan een meertje bij de dijk en de namen: braak, weel of waal. Tijdens de superstorm van 1916 is het in WestFriesland net goed gegaan. Bij de vuurtoren De Ven, ten oosten van Andijk, stond de dijk op springen maar is het net goed gegaan. Elders in Noord-Holland, in de Anna Paulowna polder en in Waterland zijn de dijken toen doorgebroken en zijn grote gebieden overstroomd (bron 2). Maar ook langs de Noordzeekust zijn op plaatsen waar de duinen erg smal waren de duinen doorgebroken. Op de plaats van de Hondsbosse Zeewering zijn de duinen tijdens de Sint-Elizabethsvloed van 1421 helemaal weggeslagen. Hierna is op deze plaats een dijk aangelegd. Sindsdien is deze Bron 2 Purmerend 1916 4
dijk of zeewering nog een aantal maal doorgebroken, bijvoorbeeld tijdens de Allerheiligenvloed van 1570. In de geschiedenisboeken staan voor Noord-Holland de volgende rampjaren door overstromingen vermeld: 1421, 1424, 1514, 1552, 1570, 1651, 1675, 1717, 1825 en 1916.
1.2 Dreiging vanaf de Noordzee en de Zuiderzee Noord-Holland ligt ingeklemd tussen de Noordzee en het IJsselmeer. En ondertussen ligt het landoppervlak ook nog onder NAP, dat is lager dan de waterstand in de Noordzee en het IJsselmeer. Aan de Noordzeekust kunnen stormen op zee er voor zorgen dat het zeewater wordt opgestuwd tegen de kust. Op de meeste plaatsen bestaat de kust uit door de natuur gevormde duinen die uit zand bestaan. De duinen verschillen nogal in hoogte en breedte. Op een enkele plaats, zoals bij Petten en Den Helder, bestaat de kustlijn uit een dijk. Voor dijken langs de Noordzee kust geldt dat ze 12 meter hoog moeten zijn. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat tijdens een zware storm met orkaankracht het zeewater zo'n 5 meter boven NAP staat en dat een golf die tegen de dijk botst nog een aantal meter hoger uitkomt/uitrolt. Door de aanleg van de Afsluitdijk in 1933 is de Zuiderzee veranderd in het IJsselmeer. Doordat het zeewater niet meer het IJsselmeer in kan, heeft de Afsluitdijk er voor gezorgd dat het gevaar van dijkdoorbraken en overstromingen langs het IJsselmeer is afgenomen. De waterstand van het IJsselmeer wordt nauwkeurig geregeld. In de winter staat het waterpeil op 40 cm onder NAP en in de zomer op 20 cm onder NAP. Hierbij moet je je realiseren dat er aan de ene kant met rivieren een grote hoeveelheid water het IJsselmeer instroomt. De belangrijkste rivier is de IJssel als zijtak van de Rijn. Om het waterpeil constant te houden moet er ook water uitgelaten worden. Dit water zal uiteindelijk op de Waddenzee moeten worden geloosd. Dit gebeurt met behulp van twee spuisluizen in de Afsluitdijk. Zo'n spuisluis laat het water uit het IJsselmeer stromen als het eb is in de Waddenzee. Toch kan de waterstand in het IJsselmeer nog steeds variëren. Door storm kan het water worden opgestuwd tegen de dijken. Maar ook de rivier de IJssel kan hier voor zorgen. Als het hoog water is op de Rijn zal ook de IJssel veel meer water afvoeren en zal er meer water sneller geloosd moeten worden op de Waddenzee. En wanneer er op zo'n moment ook nog sprake is van een noordwester storm, wordt het water van de Waddenzee opgestuwd tegen de Afsluitdijk. Dit heeft tot gevolg dat de spuisluizen in de Afsluitdijk niet geopend kunnen worden. Het water uit het IJsselmeer kan dan niet geloosd worden. Hierdoor kunnen de waterstanden op het IJsselmeer stijgen.
1.3 Dijk- en Duindoorbraken Hoewel er alles aan gedaan wordt om dijken en duinen hoog en stevig genoeg te maken, kan een dijk of duin doorbreken. Zo kan het gebeuren dat hoge golven stukken van de dijk wegslaan. Maar de dijk kan ook helemaal doorweekt raken als het hoog water lang aanhoudt. Verder kan het water door het grote niveauverschil door de grond onder de dijk heen sijpelen. En natuurlijk kan het water zo hoog komen te staan dat het over de dijk heen stroomt. In al deze gevallen kan dit er toe leiden dat de dijk zo verzwakt raakt dat deze de grote watermassa niet meer kan tegenhouden. Hoe dat werkt lees je in bron 3.
5
1 Golfoverloop en -overslag (erosie binnentalud) Doordat het water over de dijk heen spoelt en van het binnentalud afstroom, spoelt hier de grond weg.
1
3
2 Erosie buitentalud Doordat de golven tegen de buitenkant (het buitentalud) van de dijk aan slaan, wordt de grond van de dijk weggeslagen.
2
3 Afschuiving (macro-instabiliteit) Als het water langdurig tegen de dijk aan staat, verweekt de dijk, d.w.z. dat het water tussen de gronddeeltjes van de dijk in komt te zitten. Hierdoor verliest de grond van de dijk zijn sterkte en kan de dijk als een plumpudding onderuit zakken.
4
4 Onderloopsheid (piping) Als er een groot hoogteverschil is tussen het hoog water dat tegen de dijk aan staat en de grond aan de binnenkant van de dijk, kan het water door de grote druk onder de dijk worden doorgeperst en naar buiten stromen, dit heet kwelwater en is op zich geen probleem. Maar wanneer hierbij door het kwelwater gronddeeltjes worden meegenomen die mee omhoog komen ontstaan er open ruimtes onder de dijk waardoor de stabiliteit van de dijk in gevaar komt. Dit kan vooral gebeuren wanneer de dijk op een zandondergrond ligt.
5
5 Duinafslag Duinen hebben een heel ander oppervlak en een heel andere samenstelling dan dijken. Duinen bestaan uit uitsluitend zand, al dan niet begroeid. Golven die hier tegen aan spoelen, slaan met het grootste gemak delen van het duin weg.
Bron 3 Waardoor kan een dijk of duin doorbreken?
Opdrachten bij §1Dijk en duindoorbraken in Noord-Holland 1 Gebruik de bronnen 4,5 en 6 Aan de westkant van Hoorn ligt de woonwijk Grote Waal. Vergelijk de kaarten met elkaar. a Vergelijk kaarten in de bronnen 4,5 en 6 met elkaar. Wat is er volgens bron4 lang geleden waarschijnlijk gebeurd op de plaats van deze woonwijk en waaruit leid je dit af? b Wat is er volgens bron 5 vervolgens met deze plek gebeurd? c Na de Tweede Wereldoorlog is op deze plaats een woonwijk gebouwd (bron 6). Ligt deze woonwijk hoger dan, lager dan of even hoog als de binnenstad van Hoorn? d Geef een verklaring voor de naam van deze wijk.
6
Bron 4
Bron 5
Bron 6
7
2 De Zuiderzee. Gebruik bron 7. a Teken met potlood in de kaart (bron 7), de Afsluitdijk, de Wieringermeer polder, de dijk tussen Wieringen en Den Helder. Doe dit uit je hoofd, dus zonder gebruik te maken van de atlas! b Vergelijk je antwoord bij a met de atlaskaart GB38/GB24. Pas zo nodig de kaart aan met een andere kleur, rood of blauw. Wat was het moeilijkst om te tekenen? c Het afdammen van het de Zuiderzee was niet zo eenvoudig. Hoe komt dat? d Wat is de belangrijkste reden geweest om de Zuiderzee af te dammen?
bron 7 De Kop van Noord-Holland in 1825
8
3 Gebruik de atlas en bron 7 Gebruik atlaskaart GB38/ GB24 a Bekijk de kust van Noord-Holland. Op welke plaats langs de kust ontbreken de duinen? b Bepaal de breedte van de duinen bij de volgende vier plaatsen: Egmond aan Zee, Bergen, Callantsoog en Julianadorp c Hoe wordt op de kaart in bron 7 het duingebied genoemd tussen Petten en Den Helder? d Wat kun je hier uit afleiden? 4 Waterpeil IJsselmeer a Waarom is het voor het voorkomen van overstromingen belangrijk dat de waterstand van het IJsselmeer nauwkeurig geregeld wordt? b Op welke twee manieren komt er water het IJsselmeer in? c Op welke twee manieren raakt het IJsselmeer water kwijt? d In welk jaargetijde zullen boeren rond het IJsselmeer water uit het IJsselmeer willen gebruiken om de akkers te sproeien? e In welk jaargetijde zal de IJssel het meeste water naar het IJsselmeer voeren? f Verklaar je antwoord bij e. g Waarom wordt er voor gekozen om het waterpeil van het IJsselmeer in de winter lager dan in de zomer te houden? 5 Dijk en duindoorbraken. Gebruik bron 8. a Noteer de nummers van de volgende begrippen op de juiste plaats in de tekening in de figuur: (1) binnentalud - (2) buitentalud - (3) kruin van de dijk - (4) binnendijks gebied - (5) buitendijks gebied
bron 8
9
b Een dijk kan op verschillende manieren zijn sterkte verliezen. Maak de juist combinatie van oorzaken, gevolgen en hoe dat genoemd wordt Oorzaken A Langdurig hoog water B Harde wind en hoge golven C Hoog water stroomt over de dijk het land in D Door het hoge water tegen de dijk ontstaat er een groot hoogteverschil met het slooten grondwater aan de andere kant van de dijk
Gevolgen 1 Water stroomt onder de dijk door 2 Het gras op dijk spoelt weg
Naam a Piping b Erosie binnentalud
3 Dijk raakt doorweekt
c Erosie buitentalud
4 Het buitentalud raakt beschadigd
d Macro-instabiliteit
c Waarom is het belangrijk dat het binnentalud begroeid is met gras en geen onbegroeide plekken heeft?
6 Op dijkpatrouille In Nederland worden de dijken regelmatig gecontroleerd. Dat gebeurt ook tijdens hoog water. De dijkwachters gaan dan op pad. Om het te leren maken ze gebruik van het simulatieprogramma Dijk patrouille (in het Engels: Levee Patroller), het is eigenlijk een serious game. Opdracht: 1 start het programma Dijk patrouille, lees de instructie en speel het spel, hiervoor heb je 2,5 minuut. 2 Proveer zoveel mogelijk punten te halen. Als je te weinig haalt breekt de dijk door. Ben je een hele goede dijkwachter, dan kun je de 3000 punten scoren. 3 Speel het programma in ieder geval 2 of 3 keer. Wat is je hoogste score? Je kunt dit programma ook als app downloaden op je smartphone: 'dijk patrouille app'
10
§2 De gevolgen van een overstroming “Onderzoek moet uitwijzen of de evacuatiemogelijkheden beter kunnen, zodat een groter deel van de inwoners op tijd een veilig heenkomen vindt.“ Deltaplan 2013
2.1 Het nabootsen van een overstroming Hoewel de kans op een overstroming als gevolg van een doorbraak van dijken of duinen niet zo groot is, wordt er wel onderzocht wat de gevolgen zouden zijn van een eventuele doorbraak. De waterschappen in Nederland en ook in Noord-Holland onderzoeken dit. Zij proberen er achter te komen wat er gebeurt wanneer er op een bepaalde plek een gat in het duin of de dijk ontstaat. Dit gat wordt een bres genoemd. Met een computerprogramma wordt zo'n doorbraak nagebootst om te kunnen bepalen wat de gevolgen zijn. Om de gevolgen van een overstroming te bepalen moet je weten hoe snel het water naar binnen stroomt, hoe groot het gebied is dat overstroomd wordt en hoe hoog het water komt te staan. Om dit goed te bepalen moet het computerprogramma beschikken over een aantal noodzakelijke gegevens: 1 Hoe hoog staat het water tegen de dijk of het duin? 2 Hoeveel water staat er tegen de dijk of het duin? 3 Hoe breed en hoe diep de bres in het duin of de dijk? 4 Hoe hoog ligt de grond achter de dijk en welke hoogteverschillen komen hier voor? 5 Welke obstakels komt het water tegen zodra het door de dijk of het duin is heen gebroken? Met al deze gegevens kan het computerprogramma berekenen hoe het overstromingswater gaat stromen. In bron 9 zie je hier een voorbeeld van. Hierbij moet je bedenken dat het een nabootsing van de werkelijkheid is waar allerlei onnauwkeurigheden in kunnen zitten.
Bron 9 Modelberekening van twee overstromingen (links: kust bij Katwijk; rechts: lekdijk)
2.2 Hoog water De hoeveelheid overstromingswater die over het land zou spoelen bij een doorbraak verschilt tussen de Noordzee en het IJsselmeer. Hoewel de Noordzee veel groter is dan het IJsselmeer is de kans groot dat er bij een overstroming vanuit het IJsselmeer meer water over het land stroomt dan wanneer dit vanuit de Noordzee gebeurt. Dit komt doordat een storm op de Noordzee meestal na 12 tot 24 uur weer voorbij is en de waterstand op zijn hoogst is bij vloed en die is na 6 uur weer voorbij. Het IJsselmeer daarentegen, is te vergelijken met een enorme bak water die niet snel leegstroomt. 11
2.3 De gevolgen van een overstroming Als het computerprogramma voor een bepaalde dijkdoorbraak heeft berekend wat de stroomsnelheid van het overstromingswater is, hoe groot het overstroomde gebied is en hoe hoog het overstromingswater komt te staan, kan een indruk gegeven worden van de gevolgen. Het programma berekent dan de omvang van de schade in euro's en het geschatte aantal slachtoffers. Maar bij elke berekening wordt natuurlijk van bepaalde zaken uitgegaan die in werkelijk net iets anders kunnen uitpakken. Vandaar dat deze berekeningen altijd een bepaalde onzekerheid hebben. Het is belangrijk om daar rekening mee te houden.
Opdracht bij powerpoint §2 De gevolgen van een overstroming Instructie: ►de powerpointschermen zijn de bronnen, de vragen staan hieronder op papier ►gebruik de powerpoint en let op de schermnummers en knoppen om te klikken ►de opdracht bestaat uit 4 delen
Powerpoint deel 1 Hoe groot is het overstromingsgebied en hoe diep overstroomt het gebied? ►Gebruik voor 1A t/m 1E de schermen 3 en 4 1A Bij welke doorbraak verwacht je dat het grootste gebied overstroomd raakt en waarom verwacht je dat? Noteer het nummer/de nummers. 1B Bij welke doorbraak verwacht je dat Hoorn het sterkst getroffen wordt? Noteer het nummer/de nummers. 1C Bij welke doorbraak verwacht je dat jouw woonplaats het meest getroffen wordt? Noteer het nummer/de nummers. ►Bij elke gele stip kun je de dijk of het duin laten doorbreken. De kleur blauw geeft aan hoe diep het water komt te staan:
-donker blauw=diep -licht blauw =ondiep
1D Welke doorbraken hebben een groter overstromingsgebied tot gevolg dan je had verwacht? Noteer het nummer/de nummers en bedenk een verklaring.
1E Welke doorbraken hebben een kleiner overstromingsgebied tot gevolg dan je had verwacht? Noteer het nummer/de nummers en bedenk een verklaring
12
Powerpoint deel 2 Waarom verschilt de omvang en de diepte van de overstromingsgebieden? Waarom verschilt de omvang en de diepte van de overstromingsgebieden? Verklaar voor twee gebieden waarom het overstromingsgebied niet groter is. Gebruik hierbij de hoogtekaart en kaart met waterkeringen. ►Gebruik scherm 6 2A Welke twee overstromingsgebieden kiezen jullie?
►Bekijk en lees eerst de schermen 7 t/m 13 als inleiding ►Gebruik scherm 14 en klik op de gekozen overstromingsgebieden 2B Hoe komt het dat het overstroomde gebied niet groter is?
2C Hoe komt het dat er in het overstroomde gebied verschillen in overstromingsdiepte zijn?
2D Zijn er gebieden waarvan het opvalt dat ze niet overstroomd zijn bij die doorbraak? Welke zijn dat?
2E Zo ja, waarom lijkt het vreemd dat ze niet overstroomd zijn? Bedenk een reden waarom ze niet zijn overstroomd?
13
Powerpoint deel 3 Hoe groot zijn de gevolgen van overstromingen? ►Gebruik scherm 18 3A Vergelijk de zes overstromingssituaties. In welk gebied verwacht je dat de schade in Euro’s en het aantal slachtoffers het grootst is? 3B Waar zal de hoogte van de schade en het aantal slachtoffers van afhankelijk zijn?
►Gebruik scherm 19 3C Bekijk nu voor elke situatie hoe hoog de schade is. Is dat in overeenstemming met je verwachting?
Powerpoint deel 4 Hoe groot zijn de gevolgen van overstromingen in Hoorn en Enkhuizen? ►Gebruik scherm 21 en klik hier doorheen 4A In welk deel van Hoorn vallen de meeste slachtoffers (grijs-geel) en in welk deel vallen geen slachtoffers? Geef hiervoor een verklaring.
►Gebruik scherm 22 en klik hier doorheen 4A In welk deel van Hoorn vallen de meeste slachtoffers (grijs-geel) en in welk deel vallen geen slachtoffers? Geef hiervoor een verklaring.
14
Powerpoint conclusievragen 1a Vergelijk overstromingen langs de Noordzeekust met overstromingen langs de kust van IJsselmeer? Bij welke van deze overstromingen is het overstroomde gebied groter? b Verklaar je keuze bij a en geef hierbij twee redenen.
2a Welke waterkeringen zijn hoger en steviger, de waterkeringen langs de kust van de Noordzee en het IJsselmeer of de waterkeringen langs kanalen en polders midden in het land? b Welke belangrijke rol spelen de waterkeringen langs kanalen en polders midden in het land?
c De sterkte van de waterkeringen langs kanalen en polders midden in het land is niet vastgesteld. Wat zegt dit over de betrouwbaarheid van de overstromingsmodellen?
d Zouden hierdoor (c) de overstromingsgebieden in werkelijkheid groter of kleiner kunnen zijn? e De overstromingsmodellen berekenen hoe het water zich verspreid als het water meer dan een week de tijd krijgt om door het gat (bres) in de dijk of het duin te stromen. Waarom zou dit in werkelijkheid wel eens anders kunnen verlopen?
3 Hoe komt het dat er op veel plaatsen langs de kust geen doorbraken plaatsvinden?
4 In welke delen van Hoorn en Enkhuizen vallen tijdens een overstroming geen slachtoffers? Verklaar hoe dat komt.
15
Huiswerkopdracht enquête onder familie en vrienden Elke leerling vraagt aan zes mensen in zijn of haar omgeving (ouders, familie en vrienden; geen docenten en geen mede-leerlingen) om deze korte enquête in te vullen. Lever de enquetes de volgende les weer in.
Hoe denk jij over overstromingen in de omgeving? ►Ben je het eens met de volgende uitspraken? Kruis telkens één antwoord aan. ►Als je vindt dat een uitspraak niet van toepassing is op jouw omgeving, geef dan aan dat je het er mee oneens bent. Helemaal mee oneens
1 Ik denk dat mijn woonplaats, getroffen kan worden door een overstroming. 2 Ik denk dat mijn woonplaats, in het komende jaar getroffen zou kunnen worden door een overstroming. 3 Als er een overstroming plaatsvindt in mijn woonplaats, dan denk ik dat het dagelijks leven langdurig verstoord zal zijn. 4 Als er een overstroming plaatsvindt in mijn woonplaats, dan denk ik dat er veel dodelijke slachtoffers zullen vallen. 5 Ik denk dat mijn woonplaats goed is beschermd tegen overstromingen. 6 De gedachte aan een overstroming in mijn omgeving maakt me bezorgd. 7 Ik vind het zinvol om na te denken over maatregelen om de schade als gevolg van een eventuele overstroming te voorkomen. 8 Ik weet wat ik in het geval van een overstroming moet doen om mezelf in veiligheid te brengen.
16
Een beetje mee oneens
Gedeeltelijk mee eens, gedeeltelijk mee oneens
Een beetje mee eens
Helemaal mee eens
§3 Waterbeheer in Noord-Holland Eigenlijk woon je in Noord-Holland in een badkuip. Maar dan wel een badkuip die zo lek is als een mandje. Als we niets doen, stroomt deze vanzelf vol, zelfs zonder doorbraken van dijken of duinen.
3.1 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Het waterbeheer in Nederland wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat en de waterschappen. In het grootste deel van de provincie Noord-Holland wordt het waterbeheer uitgevoerd door het waterschap met de naam Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Naast het voorkomen van overstromingen heeft het waterschap nog twee taken. In een laag gelegen gebied zoals Noord-Holland stroomt het regenwater niet vanzelf weg, het waterschap zorgt dat dit op tijd wordt weggepompt zodat weilanden, kelders en wegen niet onder water komen te staan. Daarnaast zorgt het waterschap voor de zuivering van het rioolwater.
3.2 Waterstanden in de polders Noord-Holland bestaat uit een lappendeken van vele verschillende polders die allemaal onder NAP liggen en waar overal door middel van sloten en gemalen het overtollige water wordt weggepompt om er voor te zorgen dat iedereen droge voeten heeft, en om de boeren de grond te laten gebruiken voor landbouw. Elke polder wordt gekenmerkt door een bepaalde hoogteligging t.o.v. NAP en een bepaalde grondsoort (veen, klei of zand). Het water uit de poldersloten wordt eerst met een poldergemaal naar een opslagwater gepompt, deze wordt de boezem genoemd. Vervolgens wordt het met een boezemgemaal weggepompt. Dat kan naar een kanaal worden gepompt die het naar zee brengt of direct naar zee of het IJsselmeer. Alle sloten, boezems en kanalen hebben hun eigen waterpeil (bron 10). De boezems en kanalen zijn voorzien van kades of lage dijken. Omdat alle polders onder NAP liggen, stroomt het water uit zee uiteindelijk gewoon onder de grond door weer terug de polder in. Zo kun je dus eeuwig door blijven pompen en dat gebeurt gelukkig ook.
Bron 10 Het waterpeil
3.3 Meerlaagsveiligheid Na elke overstromingsramp roept iedereen "dit mag nooit meer gebeuren". Iedereen is op zo'n moment doordrongen van de noodzaak om maatregelen te nemen. Zo werd na de overstromingen rond het IJsselmeer in 1916 besloten tot de aanleg van de Zuiderzeewerken en na de overstromingsramp van 1953 in Zeeland, waarbij bijna 2000 doden vielen, werden de Deltawerken aangelegd. Door alle maatregelen is Nederland goed beveiligd tegen overstromingen en is de kans dat er een overstroming plaatsvindt heel klein. Maar inmiddels is wel duidelijk dat er geen 100% veiligheid is. Er is altijd kans op een superstorm op zee met extreem hoge waterstanden tot gevolg. En de waterstanden op het IJsselmeer worden zorgvuldig geregeld maar er bestaat altijd de mogelijkheid dat het water hoger komt te staan dan wenselijk. Dan is er ook nog de zeespiegelstijging, onder andere als gevolg van de klimaatverandering. En ondertussen daalt het landoppervlak. Hierdoor 17
zullen eenmaal aangelegde dijken en dammen in de toekomst moeten worden verhoogd. Kortom, de kans op een overstroming is klein maar het is niet uit te sluiten en de gevolgen van een overstroming zijn groot. Vanwege al deze ontwikkelingen hebben de waterbeheerders gezegd dat het verstandig is om niet alleen er voor te zorgen dat een overstroming wordt voorkomen, maar dat er ook onderzocht moet worden hoe de gevolgen van een overstroming zo klein mogelijk kunnen worden gehouden (bron 11) door na te denken over een andere inrichting van het gebied en door na te denken over wat bewoners het beste kunnen doen op het moment van een overstroming. Dit wordt ‘meerlaagsveiligheid’ genoemd. 3 Rampenbestrijding en crisisbeheersing a organisatie preventieve evacuatie b verticale of horizontale evacuatie c lokale opvang d stimuleren zelfredzaamheid
2 Ruimtelijke inrichting a Verhoogd bouwen b Waterbestendig inrichten van huizen en gebouwen c Verhogen van infrastructuur en belangrijke gebouwen d Compartimentering: extra dijken die belangrijke plaatsen beschermen e Niet bouwen op laag gelegen plaatsen f Herinrichting van gebieden: verplaatsing naar hoger gelegen gebieden
1 Preventie: versterking van waterkeringen a Verbetering dijkbekleding b Aanleggen steunberm aan de binnenkant c Verhogen kruinhoogte (dit gaat vaak samen met verbreden) d Verbreding van de dijk e Flauw buitentalud f Het slaan van damwanden op plaatsen waar de dijk niet verbreedt kan worden
Bron 11 Meerlaagsveiligheid
3.4 Dijkversterkingen Bron 12 Afgekeurde waterkeringen (dik weergegeven)
HHNK doet er alles aan om de waterkeringen sterk genoeg te houden. Elke vijf jaar worden de waterkeringen gecontroleerd. In bron 12 kun je zien welke waterkeringen tijdens de laatste controle zijn afgekeurd en verbeterd moeten worden. Zo is de Zuiderdijk tussen Hoorn en Enkhuizen in 2012 inmiddels versterkt. De andere dijken langs de kust van IJsselmeer en Markermeer moeten nog worden aangepakt. Een dijk moet natuurlijk hoog genoeg zijn om het water tegen te houden. Maar dat is niet het enige waar het om gaat. De dijk moet de druk van een enorme watermassa kunnen weerstaan en mag 18
niet doorweekt raken als het water er langdurig tegen aan staat. En de golven mogen niet in staat zijn om stukken van de dijk weg te slaan. Zelfs als het water over de dijk heen zou stromen, zou de dijk eigenlijk niet door mogen breken. In bron 13 worden een aantal belangrijke kenmerken en dijkversterkingsmaatregelen genoemd. kenmerk
maatregel
effect
Hoogte Helling buitentalud
Dijkverhoging Minder steil buitentalud
Stabiliteit dijk Materiaal waar de dijk uit bestaat
Aanleg steunberm tegen binnentalud Aanbrengen damwand op plaatsen waar de dijk niet breder kan worden omdat huizen in de weg staan Aanleg kleibedekking
Materiaal waar de dijk mee bedekt is Grasbegroeiing Bedekking buitentalud Grondsoort in ondergrond
Stevig gras
Kleinere kans dat de dijk overloopt Golven verliezen aan kracht wanneer ze uit lopen over een brede flauwe helling Dijk kan het water beter tegenhouden Grotere stabiliteit van de dijk
Water trekt minder makkelijk de dijk in Water dat over de dijk heen stroomt is minder gevoelig voor erosie Breekt de kracht van de golven Klei is stevig, veen is instabiel en zand is onbetrouwbaar omdat het water doorlaat
Aanleg stenen
Bron 13 Dijkversterkingsmaatregelen
Opdrachten bij §3 Waterbeheer in Noord-Holland 1 Bekijk de onderstaande doorsnede in bron 14
Bron 14 Polders
a Op welke twee manieren komt er water in de polders? b Op welke twee manieren gaat het water uit de polders? c Omcirkel het poldergemaal en het boezemgemaal. d Welke van deze twee is groter? e Hoeveel water zullen alle gemalen in een jaar uit Noord-Holland pompen? A ±6 miljoen m³ B ±10 miljoen m³ C ±100 miljoen m³ D ±600 miljoen m³
19
Bron 15
Legenda:
gemaal schaal 1:50.000 (1cm=500m)
20
2 Topografische kaart van polders in de schoolomgeving a Welke drie polders komen hier voor? b Welke van deze polders ligt het laagst en welke ligt het hoogst? c Markeer de dijken rood. d Hoe hoog is de dijk t.a.v. het land? e Waarom is het lastig om het water uit de Polder het Grootslag via het gemaal bij Schellinkhout weg te pompen? e Waarom liggen er twee gemalen bij Westwoud? 3 Meerlaagsveiligheid a Meerlaagsveiligheid bestaat uit drie lagen. Bekijk de tabel en maak de juiste combinaties. A laag 1
1 Rampenbestrijding
A Terpen
B laag 2
2 Preventie
B Evacuatieroutes
C laag 3
3 Ruimtelijke inrichting
C Dijkversterking
4 Volgens de laag 2 van meerlaagsveiligheid is het verstandig om zowel gebieden als gebouwen waterbestendig in te richten. a Op welke wijze kun je een gebied waterbestendig inrichten? b Op welke wijze kun je een gebouw waterbestendig inrichten? 5 In Hoorn en Enkhuizen wonen grote aantallen mensen. Naast dijkversterking ( laag 1) zou je de inwoners van beide steden op een andere manier volgens laag 2 beter kunnen beveiligen tegen een overstroming. Bedenk zo'n manier. 6 Zou jij als je thuis was tijdens een overstroming kiezen voor verticale of horizontale evacuatie? Verklaar je keuze. 7 Dijkversterking a Maak de juiste combinaties van maatregelen en effecten Dijkversterkingsmaatregel A Steunberm B Flauwe helling buitentalud C Damwand D Kleibedekking
Effect 1 Dijkversterking op plaatsen met weinig plaats 2 Water trekt niet de dijk in 3 Het breken van de golven 4 Stabiliteit dijk
b Welk kenmerk van een dijk uit bron 13 kan niet worden veranderd?
21
Huiswerkopdracht Dijkschouw Ga met een drietal naar een plek langs de IJsselmeerdijk of Markermeerdijk. Je docent wijst je de plaats aan op een kaart. Verricht op deze plaats de volgende waarnemingen: 1 Staat het water tegen het buitentalud van de dijk aan of is er een voorland (land tussen het water en de dijk)? 2 Vergelijk het binnendijkse land met het buitendijkse gebied. Wat ligt hoger, het buitendijkse land/water, of het binnendijkse land 3 Schat het hoogteverschil tussen het binnendijks land en de kruin van de dijk 4 Schat het hoogteverschil tussen het buitendijkse water/voorland en de kruin van de dijk 5 Staan er huizen vlakbij de dijk?
6 Zo ja, staan de huizen een dijkversterking in de weg? 7 Welk talud is steiler, het binnentalud of het buitentalud? 8 Is er sprake van een steunberm binnendijks?
9 Waarmee is het buitentalud bekleed, met gras, met steen of met beide? Kruis aan!
Gras Stenen Gras en stenen Losse grond
10 Maak een foto van je groepje op of bij de dijk
Bron 15 De dijk
22
Uitwerkvragen Dijkschouw (gebruik zo nodig bron 13!) 1 Hoeveel meter kan het water stijgen voordat de dijk overloopt? Welke waarneemvragen gebruik je voor het beantwoorden van deze vraag?
2 Zijn er op deze plaats maatregelen genomen om de dijk te versterken? Welke waarneemvraag gebruik je voor het beantwoorden van deze vraag?
3 Is dijk voldoende bestand tegen golfslag? Welke waarneemvragen gebruik je voor het beantwoorden van deze vraag?
4 Is er ruimte om de dijk te verstevigen? Zo niet, hoe kan dat worden opgelost? Welke waarneemvraag gebruik je voor het beantwoorden van deze vraag?
5 Is de dijk stevig genoeg? Zo ja, waaruit leid je dit af? Zo niet, met welke maatregelen zou de dijk op deze plaats nog moeten worden verstekt?
23
§4 Groepsopdrachten 1 Ruimtelijk inrichting (3x)
2 "Are you prepared" (3x)
3 Hoeveel lagen veiligheid zijn er nodig?(1x)
4 Hoe sterk is de Hondsbossche Zeewering? (1x)
5 Hoe hoog komt het water in het IJsselmeer? (1x)
Je krijgt nu twee lessen de tijd om in groepen van drie een groepsopdracht uit te voeren. Jullie kunnen kiezen uit vijf verschillende onderwerpen. Hieronder kun je lezen waar de onderwerpen over gaan. De eerste twee keuze onderwerpen kun je uitvoeren voor verschillende gebieden (West-Friesland, Wieringermeer en het gebied tussen Purmerend en Hoorn).
24
Keuzeopdracht 1 Ruimtelijke inrichting Hoofdvraag: Hoe kan de ruimtelijke inrichting van West-Friesland (of Wieringermeer of tussen Hoorn en Purmerend) zo worden aangepast dat de gevolgen van een overstroming worden beperkt? Deelvragen/opdrachten A Maak een inrichtingsplan zodat de gevolgen van een overstroming worden beperkt A1-voor de bestaande bebouwing. A2-voor nieuwe woningen en gebouwen B Maak een inrichtingsplan zodat de evacuatie (preventief en tijdens overstroming) zo goed mogelijk kan verlopen. C Maak een presentatie van A en B in de vorm van een powerpoint of een poster. Lever de antwoorden op de voorbereidingsopdrachten op papier in. Geef aan waar je je ideeën en antwoorden vandaan hebt gehaald. Voorbereidingsopdrachten 1 Maak een keuze voor een van de drie gebieden (1 West-Friesland, 2 Wieringermeer of 3 tussen Hoorn en Purmerend). ►Van je docent krijg je de noodzakelijk kaarten voor dit gebied. 2 Hoe zijn bewoners verspreid over het gebied? Zitten zij tijdens een overstroming als ‘ratten in de val’ of valt dat wel mee? ►Gebruik www.edugis.nl, kaart bevolkingsdichtheid per buurt 3 Welke plaatsen zijn het kwetsbaarst? ►Gebruik www.edugis.nl, kaart veiligheid, kwetsbare objecten 4 Hoe hoog komt het water te staan op de verschillende plaatsen ►Gebruik de overstromingsdieptekaart, die krijg je van je docent 5 Hoe ver liggen de kwetsbare gebieden van de veilige plaatsen af die niet overstromen? 6 Welke schade kan er ontstaan als gevolg van een overstroming? Beantwoord deze vraag apart voor gebieden binnen en buiten de bebouwde kom. 7 Waar valt de meeste schade, binnen of buiten de bebouwde kom? 8 Zijn er wat betreft de overstromingsdreiging en de mogelijke schade en slachtoffers grote verschillen binnen het gebied? Zo ja, hoe komt dat en wat betekent dat voor de inrichtingsmaatregelen? 9 Met welke inrichtingsmaatregelen kunnen de kwetsbare plaatsen het best worden beschermd? Zijn er nog maatregelen die niet in de achtergrondinfo staan maar die jullie zelf hebben bedacht? ►Gebruik achtergrondinformatie met mogelijk maatregelen die je van je docent krijgt. Kies drie of vier maatregelen die volgens jullie het best werken Bronnen en hulpmiddelen: www.risicokaart.nl www.edugis.nl (kaart Nederland: bevolking>bevolkingsdichtheid per buurt veiligheid>kwetsbare objecten) Zoektermen Google, Google/afbeeldingen: -deltadijk -superdijk -meerlaagsveiligheid/ruimtelijke inrichting -Overdiepse polder 25
Keuzeopdracht 2 "Are you prepared?" Hoofdvraag: Hoe kan de bevolking van West-Friesland (of Wieringermeer of tussen Hoorn en Purmerend) het best worden voorgelicht over wat ze moet doen in het geval van een overstroming? Opdracht Maak een powerpoint-presentatie om de bevolking voor te lichten over wat ze moeten weten en hoe ze zich voor kunnen bereiden op een overstroming. Maak zo nodig hierbij een onderscheid tussen gebieden. Lever de antwoorden op de voorbereidingsopdrachten apart in! Voorbereidingopdrachten 1 Maak een keuze voor een van de drie gebieden (1 West-Friesland, 2 Wieringermeer of 3 tussen Hoorn en Purmerend). Van je docent krijg je de noodzakelijk kaarten voor dit gebied. 2 Preventieve evacuatie a Is preventieve evacuatie mogelijk? b Zo ja, hoe lang van te voren moet dit gebeuren en welke problemen kunnen hierbij ontstaan? c Maakt het hierbij uit waar de bevolking in het gebied woont? Verklaar je antwoord. d Zo ja, gebruik dit dan in je voorlichting. 3 Evacuatie tijdens overstroming a Is op het moment van een overstroming evacuatie nog mogelijk? b Zo ja, waar kan de bevolking het beste heen gaan? Zo niet, heeft verticale evacuatie zin of is er een opvangmogelijk in de buurt? c Maakt het hierbij uit waar de bevolking in het gebied woont? Verklaar je antwoord. 4 Voorbereiding op een overstroming a Hoe kunnen mensen zich het best voorbereiden op een situatie zoals tijdens een overstroming? b Waar zouden ze van te voren aan moeten denken en welke afspraken zouden mensen met elkaar moeten maken? 5 Hoe kun je bewoners het beste overtuigen dat het nuttig is hier over na te denken? 6 Zijn er voorbeelden in Nederland of het buitenland waaruit je kunt afleiden hoe je bewoners het beste voorbereid op een ramp? 7 Is het nuttig om rekening te houden met verschillen binnen het gebied? Licht je toe? Bronnen en hulpmiddelen: website eigen gemeente en gemeente waar de school staat www.risicokaart.nl www.edugis.nl Zoektermen in Google en Google/afbeeldingen: -'are you prepared?' -zelfredzaamheid -noodpakket -denk vooruit 26
Keuzeopdracht 3 Meerlaagsveiligheid Hoofdvraag: Hoe denken de bewoners van Noord-Holland over Meerlaagsveiligheid? Deelvragen en opdrachten A Vinden bewoners van ..... het zinvol om na te denken over wat ze moeten als er een overstroming vanuit de Noordzee of het IJsselmeer plaatsvindt? B Vinden bewoners van ..... het een goed idee dat het waterschap zich niet alleen bezig houdt met preventie maar ook rekening houdt met de gevolgen van een overstroming? C Wat vinden de bewoners van ..... er van dat de dijken rond West-Friesland sterker zijn dan die rond de Wieringermeer? D Probeer antwoord te vinden op deze vragen door een korte enquête op te stellen en deze onder minimaal 60 mensen/volwassenen op straat af te nemen E Presenteer de resultaten met een aantal staafgrafieken of cirkeldiagrammen in een powerpoint. Voorbereidingsopdrachten 1 Kies eerst in welke plaats (Hoorn, Medemblik, Wieringerwerf, Purmerend, Enkhuizen, Grootebroek enz.) jullie de inwoners willen enquêteren. 2 Hoe groot is de kans op een overstroming? 3 Hoe groot zijn de gevolgen van een overstroming? 4 Welke gebieden worden op dit moment beter (met sterkere dijken) beschermd en welke worden minder goed beschermd? 5 Waarom is er een verschil in beschermingsniveau? 6 Het geld dat je kunt besteden aan overstromingsgevaar kun je maar een keer uitgeven. Hoe beoordeel jij de volgende twee mogelijkheden: 1 al het geld gebruiken voor preventie 2 het geld gedeeltelijk gebruiken voor preventie en voor een ander deel voor ruimtelijke inrichting 7 Bedenk vragen en bespreek deze eerst met je docent voordat je de enquête gaat afnemen.
27
Keuzeopdracht 4 De Hondsbossche Zeewering Hoofdvraag: Hoe kan de Hondsbossche Zeewering het best worden versterkt? Deelvragen/opdrachten A Hoe heeft de Noord-Hollandse kust op de plaats van de Hondsbossche Zeewering zich ontwikkeld in de afgelopen 1000 jaar? B Hoe ontwikkelt zich de Noordzeekust tussen Bergen en Den Helder in de toekomst? C Waarom wordt de Hondsbossche Zeewering versterkt met zand en niet met steen? D Maak een powerpoint-presentatie waarin je zo duidelijk mogelijk antwoord geeft op de hoofd- en deelvragen. Voorbereidingsopdrachten 1 Sinds wanneer is de Hondsbossche Zeewering aangelegd? 2 Waarom gebeurde dit? 3 Wat is er met de duinenrij tussen Bergen en Den Helder gebeurd in de afgelopen 1000 jaar? 4 Hoe komt het dat de Hondsbossche Zeewering verder de zee in steekt dan de duinen? 5 Hoe vaak is de Hondsbossche Zeewering doorgebroken? 6 Uit wat voor materiaal werd de Hondsbossche Zeewering gemaakt? 7 Uit wat voor materiaal bestaat de huidige Hondsbossche Zeewering? 8 Wat maakt een zeewering sterker, zand of steen? 9 Hoe wil men de Hondsbossche Zeewering versterken? Bronnen en hulpmiddelen www.kustopkracht.nl www.dijkvaneendijk.nl Zoektermen in Google en Google/afbeeldingen: -Hondsbossche Zeewering, oude kaarten
28
Keuzeopdracht 5 De waterstand van het IJsselmeer Hoofdvraag: Wat zijn de voor en nadelen van een waterstandverhoging van het IJsselmeer? Deelvragen/opdrachten A Waarom zijn er plannen om de waterstand van het IJsselmeer te verhogen? B Welke nadelen heeft een waterstandverhoging voor de verschillende gebieden langs het IJsselmeer? (De dijken langs het IJsselmeer, de steden Medemblik, Enkhuizen en Hoorn en IJsselmonding bij Kampen) C Welke nadelen kleven er aan het gelijk houden van de waterstand in het IJsselmeer? D Maak een powerpoint-presentatie waarin je zo volledig mogelijk antwoord geeft op de hoofd- en deelvragen. Maak hierbij gebruik van een combinatie van afbeeldingen en tekst. Geef aan of jullie voorstander zijn van peilverhoging of van het gelijk houden van het peil. Uiteraard noem je hierbij de redenen waarom jullie dit vinden! Voorbereidingopdrachten 1 Welke voor- en nadelen had het afsluiten van de Zuiderzee? 2 Waarom wordt het waterpeil van het IJsselmeer nauwkeurig geregeld? Geef meerdere redenen. 3 Hoe komt het dat niet al het water dat het IJsselmeer instroomt er ook weer uitstroomt? a Geef twee redenen, b In welk jaargetijde is dit het geval? 4 Welke belangrijke functies heeft het IJsselmeer voor Nederland? 5 Hoe hoog zijn de eb en vloed stand bij Den Oever onder normale omstandigheden? ►Gebruik de website: www.watersportalmanak.nl/getijdentabellen-2013 6 Hoe hoog zijn de eb en vloed stand bij Den Oever over 100 jaar? 7 Wat heeft de klimaatverandering te maken met de plannen om de waterstand van het IJsselmeer te verhogen? 8 Wat is de belangrijkste reden om het waterpeil van het IJsselmeer te verhogen? 9 Welke gevolgen heeft een verhoging van de waterstand voor (a) de dijken, (b) spuisluizen in het IJsselmeer, (c) de historische stadjes en havens langs het IJsselmeer, (d) de natuur . 10 Welke nadelen kleven er aan het gelijk houden van de waterstand in het IJsselmeer voor Nederland als geheel en voor spuisluizen in de Afsluitdijk. Bronnen en hulpmiddelen: Naast internet, zie de tekst die je van je docent krijgt. www.watersportalmanak.nl/getijdentabellen-2013
29
§4 Groepsopdrachten: werkwijzer
Hoe ga je aan het werk? 1 Lees gezamenlijk de hoofd- en deelvragen door en de voorbereidingsopdrachten. 2 Maak vervolgens de voorbereidingsopdrachten 3 Verdeel de vragen waar je niet direct uitkomt en zoek die op met de atlas of internet 4 Verzamel ondertussen plaatjes (kaarten en foto's) 5 Beantwoord na de voorbereidingsopdrachten de hoofd- en deelvragen 6 Lever de antwoorden op de hoofd- en deelvragen evenals die van de voorbereidingsopdrachten op papier in.
-Maak voor het huiswerk en taakverdeling, wie zoekt wat thuis op.
Hoe maak je een presentatie? Tijdens de laatste les laten jullie in 4 minuten in een powerpoint-presentatie zien wat het antwoord is op de hoofd- en deelvragen. Je hoeft dus niet alle informatie te tonen die jullie gevonden hebben! -gebruik zoveel mogelijk kaarten en foto's -gebruik zo min mogelijk tekst, immers dan heb je zelf nog iets te vertellen -zet er alleen begrippen of vragen in
Hoe wordt je beoordeeld? Je krijgt een cijfer/punten voor: 1 de voorbereidingsopdrachten 2 de antwoorden op de hoofd- en deelvragen 3 de presentatie, let hierbij op de aanwijzingen
30
De laatste les: presentaties Bekijk de presentaties. Beoordeel elke presentatie door en cijfer te geven voor de onderdelen A,B,C en D. Noteer tevens van elke presentatie de belangrijkste conclusie. Presentatie 1 Namen: A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 2
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 3
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 4
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 5
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer 31
Presentatie 6
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 7
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 8
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 9
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer Presentatie 10
Namen:
A Duidelijk gesproken B Duidelijk in beeld gebracht C Aansprekendheid D Verhouding tekst - verhaal Belangrijkste conclusie Cijfer
32
Begrippenlijst Boezem – dit is het kanaal waar het water uit de polder naar toe wordt gepompt Boezemgemaal – met dit gemaal wordt het water uit de boezem gepompt Crisisbeheersing – maatregelen die worden genomen op het moment van een overtsromingsramp Deltawerken – de dammen, dijken en stormvloedkeringen die na 1953 aangelegd zijn om een overstromingen te voorkomen Dijkdoorbraak – het doorbreken van de dijk als gevolg van het overstromingswater Dijken – een door mensen aangelegde waterkering Dijkversterking – de maatregelen die genomen worden om de dijken te versterken Duinen – de natuurlijk kustverdediging die bestaat uit zand Evacuatie – mensen verlaten van het gebied vanwege gevaarlijke omstandigheden Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) – het waterschap dat verantwoordelijk is voor de polders in Noord-Holland ten noorden van het IJ Meerlaagsveiligheid – Naast het voorkomen van een dijkdoorbraak moet er ook voor gezorgd worden dat de gevolgen van een dijkdoorbraak zo klein mogelijk zijn. NAP – Normaal Amsterdams Peil (het nulniveau) Noordwester storm – storm waarbij de wind uit het noordwesten komt en die leidt toch hogere waterstanden langs de Noordzeekust Overstromingsdiepte – de hoogte van het overstromingswater tijdens een overstroming Overstromingsgebied – het gebied dat tijdens een bepaalde doorbraak overstroomt raakt Overstromingsmodel – computerprogramma waarmee voor een bepaalde dijkdoorbraak berekend kan worden hoe groot het overstromingsgebied en de overstromingsdiepte zijn en hoeveel slachtoffers vallen en hoeveel schade er ontstaat Poldergemaal – het gemaal (de pomp) waarmee het water uit de poldersloten wordt gepompt naar de boezem Poldersloten – sloten in een polder Preventie – maatregelen om een overstroming te voorkomen Rampjaren – jaren in het verleden waarin er een overstroming heeft plaatsgevonden waarbij veel slachtoffers vielen Rampenbestrijding – de maatregelen die genomen worden om de gevolgen van een ramp te verminderen Rijkswaterstaat – de nationale organisatie die verantwoordelijk is voor de waterveilgheid ruimtelijke inrichting – de manier waarop een gebied is ingericht Spuisluis – een sluis die gebruikt wordt om het overtollige water weg te laten stromen tijdens lage waterstanden, zoals eb Waal of weel – dijkdoorbraak gat Waterkering – dijken, dammen of duinen waarmee die een gebied moeten beveiligen tegen overstromingen Waterpeil – de waterstand in een sloot, kanaal, meer of zee t.o.v. NAP Waterschap – de organisatie die de waterstanden in de polders regelt en die verantwoordelijk is voor de veiligheid tegen overstromingen Zeespiegelstijging – het langzaam stijgen van de zeespiegel met centimeters per jaar Zuiderzee werken – de aanleg van dammen en dijken waarmee de Zuiderzee werd afgesloten
33