Wonderen 2007 © Bijbel Aktueel, Bijbelstudie gehouden te Leek Bijbel Aktueel – p.a. Postbus 113 – 9800 AC Zuidhorn
In deze studie zullen wij een aantal wonderen, waar de Bijbel over spreekt, onder de loep nemen. In het verleden heb ik wel eens vaker een studie over wonderen en tekenen gehouden maar deze keer gaan wij vooral de wonderen en tekenen van het Oude Testament bekijken omdat dit meestal achterwege blijft. Deze studie leek mij belangrijk voor ons omdat gemeenten in wijde omtrek om ons heen steeds dieper in het moeras van vervlakking zakken. Zijn het geen wonderen en belevingen, waar men zich mee bezig houdt, dan zijn het wel weer uitzonderlijke leringen welke de gemeente bedreigen. In de dagen dat onze plaatselijke gemeente ontstond spraken wij er wel eens over dat, wanneer de Gemeente in leden aantal groeit dit een bevestiging, dit een teken, zou zijn dat de Here daarmee zou laten zien dat wij naar zijn wil handelden met een nieuwe gemeente. Maar ik vraag mij onderhand af of wij dit wel zo mogen stellen. Want dit zou kúnnen beteken dat een snelgroeiende , wél gemeente, naar de wens van de Here God zijn. Dan zou de groei van het ledenaantal toch de bevestiging van het werk van de Here zijn? Van de Gemeente, de christenen uit de heidenen, wordt getrouwheid verwacht en geen streven naar uitzonderlijke belevingen of een oppervlakkige gemeentegroei. Een andere reden voor deze studie is een enquête welke onder predikanten van de PKN werd gehouden want één op de zes predikanten gelooft volgens dit onderzoek niet in het bestaan van God. Een veel groter percentage heeft grote problemen met de wonderen welke in de bijbel beschreven staan. Daarmee, of juist daar door, hebben deze predikanten, of krijgen ze, óók problemen met het bestaan van God zoals wij in het vervolg van deze studie zullen ontdekken. Ik kan nu, vooruit lopend op de rest van de studie, al vast vertellen dat de wonderen en tekenen door heel de Bijbel heen bedoeld zijn om het bestaan van God en de wil van God te bevestigen. En dan vooral ten opzichte van Israël, als bewijs voor Israël. Vanwege de steeds verdere geestelijke vervlakking lijkt het mij verstandig dat wij ons zelf wapenen met het Woord van de Here. Daar hoort kennis en inzicht van de tekenen en wonderen ook bij. En, al zouden wij de genoemde teksten niet kunnen onthouden, de strekking van deze studie en de aangehaalde Schriftgedeelten, laten ons over duidelijk zien welke weg niet voor de Gemeente van de Heer Jezus is. De Bijbel waarschuwt ons dat wij ons niet blind moeten staren op de wonderen die er gebeuren. Want, er gebeuren zowel wonderen van God, als óók van satan en door middel van de gave van onderscheid ontdekken wij, welke wonderen van
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen God of van satan komen. Over deze gave wordt in het algemeen erg wazig gedaan, men zou deze volgens bepaalde kringen door handoplegging kunnen ontvangen, alsof de Here met een zacht windje Zijn gaven uitdeelt. Maar met deze gave gaat het precies zo als het met de zalving, verlichting, van de Heilige Geest over het Woord, de Bijbel gaat. De gave van onderscheid ontvangt een gelovige door het Woord van de Here te bestuderen en vandaar uit te leren zien wat nu wel, en wat nu niet naar de wil van de Here God is. Naar mate wij langer op de weg van de Here zijn en Zijn Woord onderzoeken zal ons het onderscheid van geesten ook steeds duidelijker worden. Eigenlijk kunnen wij stellen dat, naar mate wij het Woord onderzoeken en bestuderen het onderscheid groter wordt, de Here ons daardoor meer inzicht geeft. Wie de Bijbel goed leest ontdekt dat, als het om wonderen gaat, het eerste wonder in de Bijbel van satan komt en ook het laatste wonder in de Bijbel is van de hand van satan. Het eerste wonder in de Bijbel zegt ons dat een slang van satan de macht had gekregen om tegen Eva te kunnen spreken. Het laatste wonder van satan spreekt over het eerste van twee toekomstige "beesten", dat een dodelijke wond zal hebben waardoor het zal dreigen te sterven en door het tweede beest gered zal worden, zodat dit beest niet sterft. Dat tweede beest zal straks meer wonderen verrichten: Openbaring 13:12-15 12 En het oefent al de macht van het eerste beest voor diens ogen uit. En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. 14 En het verleidt hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en (weer) levend geworden is. 15 En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. Toen Mozes en Aäron hun opwachting bij de Farao in Egypte maakten en daar grote wonderen Gods voor Farao verrichten bleek, dat de tovenaars van Farao óók in staat waren een aantal wonderen te verrichten. De Egyptische tovenaars, Jannes en Jambres, (2 Timotheus 3:8) veranderden ook een staf in een slang: Zoals Jannes en Jambres, de tegenstanders van Mozes, staan ook dezen de waarheid tegen; het zijn mensen, wier denken bedorven is, en wier geloof de toets niet kan doorstaan. 2 Timotheus 3:8 Deze tekst wijst op: Exodus 7:11-12 waar wij lezen:
2
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen “11 Daarop riep Farao van zijn kant de wijzen en de tovenaars en ook zij, de Egyptische geleerden, deden door hun toverkunsten hetzelfde. 12 Ieder wierp zijn staf neer en deze werden tot slangen; de staf van Aäron echter verslond hun staven”. Ze waren volgens Exodus 7:22 zelfs in staat om water in bloed te veranderen: “20 En Mozes en Aäron deden, zoals de HERE geboden had; hij hief de staf op en sloeg het water in de Nijl voor de ogen van Farao en zijn dienaren, en al het water in de Nijl werd in bloed veranderd; 21 de vis in de Nijl stierf, zodat de Nijl stonk en de Egyptenaren het water uit de Nijl niet konden drinken; en er was bloed in het gehele land Egypte. 22 Maar de Egyptische geleerden deden door hun toverkunsten hetzelfde, zodat het hart van Farao verhardde en hij naar hen niet luisterde – zoals de HERE gezegd had”. In de Bijbel lezen wij dat satan in de eindtijd opnieuw op bijzondere wijze van zich zal doen spreken. Zijn messias, antichrist, zal grote wonderen en tekenen doen, zoals wij in 2 Thessalonicenzen 2:9-10 kunnen lezen: “9 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden”. De wonderen welke door de Here Jezus zijn gedaan worden omschreven als: Wonderen, tekenen en krachten. Van de dienaar van satan, de valse profeet, lezen wij in deze verzen óók dat hij wonderen, tekenen en krachten zal verrichten. De komende antichrist zal waarschijnlijk ook op een wonderlijke wijze voor voedsel en drinken zorgen en daarbij is het heel wel mogelijk dat hij zieken zal genezen of doden zal opwekken. Wij moeten niet denken dat het de zelfde wonderen zijn die de Here Jezus heeft verricht en dat het opnieuw om wonderen van God zou gaan. Dit zal gaan om een openbaring van satans macht, om bedrog en ongerechtigheid. In Exodus 15:26 lezen wij voor het eerst over genezing in de Bijbel; “26 terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben uw Heelmeester”. Hier gaat het niet over genezing van geestelijke ziekten, dus genezing van zonden, maar hier gaat het uitdrukkelijk over genezing van lichamelijke kwalen. In dit vers lazen wij: "Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en doet wat recht is in Zijn ogen, en uw oor neigt tot Zijn geboden en
3
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen al Zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben uw Heelmeester." Wij moeten vooral heel goed lezen, wat er staat: 1. In dit vers wordt niet gesproken over gewone ziekten. Het gaat hier over de kwalen, waarmee God de Egyptenaren geslagen had. Het gaat hier over de kwalen waar de Egyptenaren onder leden, die wij ook wel de “tien plagen" noemen, zoals onderandere het veranderen van water in bloed, hagel en pest en de dood van de eerstgeborene. 2. De Here God zegt, dat Israël ook met deze zelfde plagen geslagen kán worden, nl. als zij niet leven naar de eis van Gods wil. Als Israël ontrouw aan het Woord van God zal zijn, zal God hen met dezelfde kwalen slaan, als waarmee Hij de Egyptenaren geslagen heeft en dit is ook gebeurd! Tijdens de woestijnreis waren de Israëlieten ongehoorzaam en zijn zij met een aantal verschrikkelijke plagen geslagen, denk onder andere eens aan de vurige slangen na hun ongehoorzaamheid: Numeri 21:4-9; 4 Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig. 5 En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? Om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij. 6 Toen zond de HERE vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. 7 Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de HERE en tegen u gesproken; bid tot de HERE, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. 8 De HERE dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. 9 Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven. 3. Dat God Zich hier Israëls Heelmeester noemt wil niet zeggen dat Hij hen altijd genezing van allerlei ziekten zal geven. Maar dat Hij, als zij aan Zijn voorwaarden voldoen, ervoor zal zorgen dat zij behoedt worden voor de kwalen waaronder de Egyptenaren moesten lijden door toedoen van hun koning. Als de Bijbel hier over God als "Heelmeester" spreekt, betekent dit niet, dat God genezing zal schenken van allerlei ziekten en kwalen, maar dat Hij er voor zal zorgen, dat je zelfs niet ziek wordt. 4.
4
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Wij mogen in dit verband de parallelle teksten niet overslaan. Want in deze zelfde periode heeft God nog een paar bijzondere uitspraken gedaan: In Exodus 23:25 lezen wij, dat God hen opnieuw beloofde dat ze niet ziek zouden worden. Wij lezen in Exodus 23:25; “25 Maar gij zult de HERE, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen”. In Deuteronomium 7:13-15 lezen wij zelfs dat er zelfs geen onvruchtbare bij hen te vinden zou zijn, niet bij hun mannen, hun vrouwen en hun vee: “13 Hij zal u liefhebben, zegenen en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. 14 Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal geen onvruchtbare zijn onder uw mannen of vrouwen, noch onder uw vee. 15 De HERE zal alle ziekten van u afwenden, en geen van de boze kwalen van Egypte, die gij kent, zal Hij u opleggen, maar Hij zal die brengen over allen die u haten”. En verder lezen wij Deuteronomium 29:5 tenslotte een terugblik op de woestijnreis en hier horen wij de Here God zeggen: "Veertig jaar liet Ik u door de woestijn trekken; de klederen die gij droegt, zijn niet versleten, evenmin als de schoenen aan uw voeten." Hier zien wij iets bijzonders: De (hier) door God aangekondigde wonderen waren niet voor altijd, maar alleen voor de periode van de woestijnreis. Ondanks dat de Here God na de woestijnreis dezelfde was als tijdens de woestijnreis, gebeurden er toch niet dezelfde wonderen na de woestijnreis. Toen Israël in Kanaän was aangekomen, kwam er geen water meer uit de rots en kwam er ook geen manna meer uit de hemel: “12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaän opleverde”. Jozua 5:12 Ze moesten waterputten graven en het land bewerken en nu versleten hun kleding en schoenen wel. Nu moesten ze telkens nieuwe kleding en schoenen maken. Ook kwamen er nu wel ziekten onder hen voor. Verder kwamen er nu wel onvruchtbaren onder de mensen, en onder het vee, voor. Zelfs als mensen trouwe volgelingen van de Here God waren:
5
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Lezen: 1 Samuël 1:1-2 “1 Er was een zeker man uit Ramataïm-Sofim, uit het gebergte van Efraïm, die Elkana heette, de zoon van Jerocham, de zoon van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, een Efratiet. 2 Deze had twee vrouwen: de ene heette Hanna en de andere Peninna; Peninna had kinderen, maar Hanna had geen kinderen”. Dan lezen wij verder in vers 12-18; 12 Toen zij lang bleef bidden voor het aangezicht des HEREN, lette Eli op haar mond; 13 en omdat Hanna bij zichzelf sprak en slechts haar lippen zich bewogen, maar haar stem niet te horen was, dacht Eli, dat zij dronken was. 14 En Eli zeide tot haar: Hoelang zult gij u als een beschonkene gedragen? Zorg, dat gij uw roes kwijtraakt. 15 Doch Hanna antwoordde: Neen, mijn heer, ik ben een diepbedroefde vrouw; wijn noch bedwelmende drank heb ik gedronken, maar ik heb mijn hart uitgestort voor het aangezicht des HEREN. 16 Houd uw dienstmaagd niet voor een nietswaardige; want door grote zorg en smart gekweld heb ik zo lang gesproken. 17 En Eli antwoordde: Ga heen in vrede, en de God van Israël zal u geven, wat gij van Hem gebeden hebt. 18 Daarop zeide zij: Uw dienstmaagd moge uw gunst verwerven. Toen ging de vrouw haars weegs, zij at weer en haar gelaat toonde geen droefheid meer. Verder lezen wij in vers 20 dat de Here het gebed van Hanna verhoorde: 20 en omstreeks een jaar later baarde Hanna, zwanger geworden, een zoon. Zij noemde hem Samuël, want (zeide zij) ik heb hem van de HERE gebeden. En dan zien wij wat het eigenlijke doel was van deze wonderlijke geboorte want wij lezen in vers 26-27 dat ze het kind, Samuël, aan de Here God af stond: “27 om deze jongen heb ik gebeden, en de HERE heeft mij gegeven, wat ik van Hem gebeden heb. 28 Daarom sta ik hem aan de HERE af; zolang hij leeft, zij hij aan de HERE afgestaan. En hij boog zich daar voor de HERE neer”. De onvruchtbaarheid van Hanna zou tijdens de woestijnreis niet voorgekomen zijn want het volk moest uitbreiden in aantal om daarna het beloofde land te kunnen bevolken. Óók kwamen de speciale straffen die in de woestijn plaats vonden, zoals de vurige slangen en het regenen van vuur uit de hemel en het opengaan van de aarde naar het dodenrijk daarna niet meer voor. Hier zien wij dat deze serie van wonderen van God niet voor altijd bedoeld waren en maar dat ze bedoeld waren voor een bepaalde periode. De Here God was na de omzwervingen in de woestijn niet veranderd maar de omstandigheden waren wel veranderd en daarom kwamen déze bijzondere wonderen daarna niet meer voor.
6
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Daarmee kan men niet zeggen dat God niet verandert is en dat dezelfde wonderen die vroeger gebeurd zijn ook nu zouden moeten gebeuren. Het is ook niet juist om Hebreeën 13:8 uit zijn verband te rukken, wij lezen daar: “8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid”. Vaak zegt men, met deze tekst in de hand, dat daarom dezelfde wonderen die vroeger gebeurden, ook nu zouden moeten gebeuren. Het lijkt heel vroom om zo te spreken maar op het Woord van de Here kunnen wij deze stelling niet funderen. Het gaat in deze niet om wonderen, maar om wat de Here voor de mens dééd en nog steeds doet. Laten wij de volgende verzen, en dan speciaal vers 9, ook eens lezen: “9 Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen: wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden”. Hier wordt op genade gewezen, de genade welke de mens redding schenkt door het bloed van de Heer Jezus zoals wij verder kunnen lezen in de volgende verzen: “10 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten. 11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. 12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden. 13 Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen. Vers 8 staat niet op zichzelf en kan niet te pas en te onpas gebruikt worden om wonderen op te roepen of te simuleren, nee dit vers slaat op wat er verder volgt, de Here Heiligt met Zijn bloed een ieder die belast en beladen tot hem komt. Dat wordt bedoeld met die uitspraak van Paulus, de Heer Jezus nog steeds de Zelfde is, hij verlost de mens nog steeds van zonde en eeuwige verlorenheid. Wie uit is op wonderen zal bedrogen uit komen want wij zullen in de Bijbel nog vaker lezen, dat bepaalde wonderen alleen in bepaalde tijden plaats vonden en dat mensen er niet op moesten rekenen dat ze steeds herhaald zouden worden. Dit zien wij ook bij de wonderen die de Here Jezus deed én de wonderen welke de apostelen mochten verrichten. Het schijnt veel mensen vreemd toe dat de wonderen van toen tegenwoordig niet meer van toepassing zijn. Maar dit is net zo normaal als wat de wonderen tijdens de woestijnreis betreft. Wonderen waren, en zijn, voor een bepaalde periode en voor een bepaald doel geschonken. De Bijbel maakt ons duidelijk, dat ook de wonderen die de Here Jezus verrichtte, voor een bepaalde periode en voor een bepaald doel waren.
7
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Daarom kan er vandaag de dag niemand water in wijn veranderen, loopt geen enkele prediker op het water, geeft geen enkele begenadigde of zoals zij zichzelf graag noemen: "Gezalfde" prediker brood aan hongerige mensen en water aan hen die door watergebrek uitdrogen. Deze wonderen zullen hen niet gelukken en al schreeuwen ze nog zo hard, dat de Here Jezus niet veranderd is en dat zij dezelfde wonderen doen, ze liegen alsof het gedrukt staat. Ze trekken goedgelovige mensen kapitalen geld uit de zak, leven in weelde en bouwen grote gebouwen van dit geld. Maar als ze wérkelijk wonderen zouden kunnen doen, zou hun eerste zorg de hongerige mede broeders en zusters in andere landen toch moeten zijn? Of zou je daar bij die behoeftige broeders en zusters geen collecten kunnen houden waarvan je met de opbrengst tot eigen eer en glorie kunt leven? Dat de wonderen anders geworden zijn, of niet meer voor komen wil niet zeggen dat de Heer Jezus veranderd is, maar dat de tijd is veranderd. Hoewel Exodus 15:26 vaak geciteerd wordt om te bewijzen, dat God aanbiedt, om óns van alle ziekten en kwalen te genezen, staat dat niet in dit vers, wij lezen vanaf vers 22: 22 Toen liet Mozes de Israëlieten opbreken van de Schelfzee en zij gingen naar de woestijn Sur; drie dagreizen trokken zij door de woestijn zonder water te vinden. 23 En zij kwamen in Mara, maar zij konden het water van Mara niet drinken, omdat het bitter was. Daarom noemde men die plaats Mara. 24 Toen morde het volk tegen Mozes en zeide: Wat moeten wij drinken? 25 En hij riep luide tot de HERE, en de HERE wees hem een stuk hout; hij wierp het in het water; toen werd het water zoet. Daar gaf Hij hun inzettingen en verordeningen en daar stelde Hij hen op de proef, 26 terwijl hij zeide: Indien gij aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en doet wat recht is in zijn ogen, en uw oor neigt tot zijn geboden en al zijn inzettingen onderhoudt, zal Ik u geen enkele van de kwalen opleggen, die Ik de Egyptenaren opgelegd heb; want Ik, de HERE, ben uw Heelmeester. Het gaat hier dus om plagen, die "ziekten" of "kwalen" genoemd worden en er is geen enkele arts te vinden, die ook maar één van deze kwalen kan genezen. In Spreuken 3:7-8 is een vergelijkbare tekst, daar wordt ook gesproken over het voorkomen van ziekten: “7 Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de HERE en wijk van het kwaad; 8 het zal medicijn wezen voor uw vlees, en lafenis voor uw gebeente”. Nederigheid, het kwaad mijdend en eerbied voor de Here God zijn hier het medicijn tegen ziekte en kwalen. De wonderen in het Oude Testament. Naast genezingen waarvan wij in de Bijbel lezen vinden er ook andere wonderen plaats. Wonderen vonden niet alleen plaats toen de Here Jezus op aarde was en
8
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen daarna ook, tijdens het optreden van de apostelen, maar in de tijd van het Oude Testament zien wij ook wonderen. Wonderen gebeurden niet pas bij de Here Jezus, maar in de Bijbel lezen wij dat de wonderen er ook al ten tijde van het Oude Testament waren. Wonderen (en genezingen) zijn dus niet exclusief ten tijde van de Here Jezus maar gingen ook toen al van God de Vader uit. Als wij eerst eens naar de wonderen uit de tijd van het Oude Testament kijken, zullen ons bepaalde zaken opvallen, die wij later ook weer bij de Here Jezus terug zien. In het Oude Testament waren wonderen kenmerkend en in het Nieuwe Testament blijken deze het ook te zijn. Voor veel christenen, vooral in de charismatische hoek, is geen oog voor deze zaken, voor deze overeenkomst. De wonderen die in het Oude Testament plaats vonden, hadden altijd en uitsluitend te maken met het volk Israël. De wonderen vonden óf in Israël plaats óf (zoals bij de Farao) ten gunste van Israël en tot eer van de Here God. Nooit gebeurden er wonderen en genezingen ten behoeve van de heidenen. Maar het is, zoals meestal, uitzonderingen bevestigen de regel want één keer in het Oude Testament en één keer in het Nieuwe Testament ( ) zien wij van een wonder onder de heidenen. Het wonder bij Naäman geschiedde ten gunste van een Joods meisje in het huis van Naäman en het wonder bij de Kananese vrouw had eigenlijk niet mogen plaatsvinden. Het eerste wonder van de Here God in het Oude Testament zien wij bij Abraham de stamvader van het volk Israël. Abraham en zijn vrouw Sara waren te oud om nog kinderen te krijgen. Die tijd lag ver achter hen, de Bijbel spreekt zelfs over een “verstorvene”, door hoge lijftijd onvruchtbaar: Daarom zijn er dan ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. Hebreeën 11:12 Door een wonder Gods kreeg Abraham zijn vruchtbaarheid terug want als in Hebreeën 11:12 over een verstorvene wordt gesproken wil dat zeggen dat de vruchtbaarheid van één man, Abraham, als een wonder gezien moet worden. Maar niet alleen aan Abraham geschiedde een wonder, je zou ook kunnen zeggen dat het lichaam van Sarah zich verjongde. En daarom lezen wij dat zij op hoge leeftijd zwanger werd en daarna een zoon baarde, de oorsprong van het volk Israël. Vanaf dit moment zien wij vele, aan Israël verbonden, wonderen door de Here God verricht. De wonderen in het Oude Testament en óók van die Here Jezus en de apostelen waren steeds het handelen van God met het volk Israël. De wonderen van de Here God welke in het Oude Testament gebeurden vonden altijd en uitsluitend, plaats door de hand van mannen Gods uit het volk Israël. Er is
9
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen absoluut geen sprake van een niet-Jood die een wonder van Godswege verrichtte, of het nu om een genezing dan wel om een ander wonder ging. Nooit hebben niet-Joden in Gods Naam en in Gods kracht een wonder verricht. Het verrichten van wonderen en genezingen had God in die tijd alleen, en uitsluitend, aan Zijn dienstknechten uit het volk Israël geschonken. De wonderen van God die in het Oude Testament plaats vonden waren er ook niet gedurende de gehele periode van het Oude Testament maar slechts in bepaalde perioden. Er zijn zelfs vele grote Godsmannen geweest van wie niet één wonder of genezing vermeldt is. Van mannen als Jesaja, Jeremia en Ezechiël weten wij wél dat zij veel geleden hebben onder de leiding van God in hun leven. Maar wij lezen niet één keer dat zij ooit een wonder verricht hebben, hoe klein dit wonder ook geweest zou kunnen zijn. En toch was God in die tijd niet veranderd maar de tijden waren tijdens hun bedieningen wel anders. De wonderen van God welke wij in het Oude Testament zien hebben groepsgewijs plaats gevonden. Wij lezen een aantal malen over een serie tekenen . Naast deze wonderen, die groepsgewijs plaats vonden, lezen wij bijna niets over wonderen. De eerste serie wonderen zien wij bij het begin van Israëls geschiedenis als volk van God. Het zijn de wonderen, die plaats vonden door Mozes, de man Gods. Zij gebeurden in Egypte en in de woestijn. De tweede serie wonderen zien wij vele eeuwen later bij Elia en Elisa, die het volk opriepen om tot God terug te keren. De derde serie wonderen zien wij tijdens de Babylonische Ballingschap in de periode dat Daniël en zijn vrienden bij het volk optraden als mannen Gods. Eerder zagen wij, dat, ondanks dat de Here God na de woestijnreis niet veranderd was, de wonderen die tijdens de woestijnreis gebeurden, daarna niet meer voorkwamen. De Here God zegt in Maleachi 3:6; 6 Voorwaar, Ik, de HERE, ben niet veranderd, en gij kinderen van Jakob, zijt niet verteerd. Maleachi 3:6 De wonderen waren bestemd voor een bepaalde periode en vonden alleen plaats in die bepaalde tijd. Wonderen kwamen alleen in bepaalde perioden voor en daarbuiten niet. Het is zelfs zo dat in het grootste deel van de geschiedenis van Israël er geen sprake is van wonderen. Al met al kwamen wonderen maar in enkele beperkte perioden voor. De eerste serie wonderen die bij het volk Israël plaats vonden, zien wij dus in de tijd van Mozes. Waarbij de wonderen zowel in Egypte als in de woestijn plaats vonden. Deze wonderen werden ingeleid door Gods woorden die Hij bij de brandende braamstruik sprak. Waar wij van lezen, dat Mozes de opdracht kreeg om naar Egypte te gaan en Gods volk in de vrijheid te brengen:
10
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen
11
Lezen: Exodus 3:1-6; “1 Mozes nu was gewoon de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan, te hoeden. Eens, toen hij de kudde naar de overkant van de woestijn geleid had, kwam hij bij de berg Gods, Horeb. 2 Daar verscheen hem de Engel des HEREN als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd. 3 Mozes nu dacht: Laat ik toch dat wondere verschijnsel gaan bezien, waarom de braamstruik niet verbrandt. 4 Toen de HERE zag, dat hij het ging bezien, riep God hem uit de braamstruik toe: Mozes, Mozes! En hij antwoordde: Hier ben ik. 5 Daarop zeide Hij: Kom niet dichterbij: doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond. 6 Voorts zeide Hij: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob. Toen verborg Mozes zijn gelaat, want hij vreesde God te aanschouwen”. Even ter zijde: !" $
%
,
&' &-
+
.
(
$
$ +
. &
(
)
# *
" +
+
&/
Dan heeft Mozes het probleem dat men hem in Egypte niet zal geloven en niet naar hem zal luisteren. Hier op zegt de Here God dat Mozes verschillende wonderen zal kunnen doen voor hun ogen, opdat zij zullen geloven. Wij zien hier dat de Here God doormiddel van tekenen de autoriteit van Mozes bevestigd. Door de Here God worden deze wonderen "tekenen" genoemd; Exodus 4:8-9; 8 Indien zij u niet geloven en geen acht geven op wat het eerste teken te zeggen heeft, dan zullen zij geloven wat het tweede teken te zeggen heeft. 9 En indien zij ook deze beide tekenen niet geloven en naar u niet luisteren, dan zult gij Nijlwater nemen en uitgieten op het droge, en het water dat gij uit de Nijl neemt, zal bloed worden op het droge. Wij lezen verder in vers 17; “17 En deze staf, waarmede gij de tekenen moet doen, moet gij in uw hand nemen”. Dit maakt duidelijk dat de wonderen bedoeld zijn om geloof op te roepen. Tekenen zijn niet voor hen die geloven, maar juist voor hen die niet geloven opdat ze gaan geloven. Ditzelfde zien wij later ook bij de Here Jezus, bedenk wel dat de Here dit voor de ogen van Joodse discipelen heeft gedaan. In Johannes 2:11 lezen wij het zelfde, de discipelen geloofden in de Heer omdat Hij wonderen deed: “11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem”.
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Johannes 20:30-31; 30 Jezus heeft nog wel vele andere tekenen voor de ogen zijner discipelen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, 31 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam. De wonderen hebben dus een doel, ze zijn bestemd om de ongelovigen tot geloof te brengen. Ze zijn de tekenen dat hij die de wonderen verricht echt van God gezonden is. De tweede serie wonderen die bij het volk Israël plaats vonden zien wij in de tijd van Elia en Elisa. Ook in die tijd vonden er wonderen plaats als "tekenen" om de ongelovige Israëlieten op te roepen tot geloof. En hen ook duidelijk te maken, dat Elia en Elisa door God tot het volk gezonden waren. Er vonden toen grote en bijzondere tekenen plaats. Doden werden weer levend zoals wij o.a. lezen in 2 Koningen 4: 31-35; “31 Gechazi nu was voor hen uitgegaan en had de staf op het gelaat van de knaap gelegd; maar er kwam geen geluid en geen levensteken; toen keerde hij terug, hem tegemoet en berichtte hem: De jongen is niet ontwaakt. 32 Daarna kwam Elisa het huis binnen en zie, daar lag de jongen dood op zijn bed. 33 Toen Elisa binnengegaan was, sloot hij de deur achter hen beiden en bad tot de HERE. 34 Daarna ging hij bovenop de knaap liggen; hij legde zijn mond op diens mond, zijn ogen op diens ogen, zijn handen op diens handen, en boog zich zo over hem heen. Daarop werd het lichaam van de knaap warm. 35 Daarna keerde hij terug en ging eenmaal het huis op en neer; dan ging hij naar boven en boog zich over hem heen. Toen niesde de jongen zevenmaal en opende zijn ogen”. En zoals de Heer Jezus brood en vis vermeerderde mocht Elisa een weduwe van een profeet in haar onderhoud laten voorzien door een oliewonder: “1 Een van de vrouwen der profeten riep tot Elisa om hulp en zeide: Uw knecht, mijn man, is gestorven, en gij weet zelf, dat uw knecht de HERE vreesde. En nu is de schuldeiser gekomen om mijn beide kinderen als slaven voor zich weg te halen. 2 En Elisa vroeg haar: Wat kan ik voor u doen? Vertel mij, wat gij in uw huis hebt. En zij antwoordde: Uw dienstmaagd heeft niets in huis behalve een kruikje olie. 3 Toen zeide hij: Ga heen, vraag buitenshuis vaten van al uw buren, ledige vaten; laat het er niet weinige zijn. 4 Ga dan naar binnen, sluit de deur toe achter u en uw zonen en giet in al die vaten; en wat vol is, moet ge laten wegzetten. 5 Zij ging van hem weg, sloot de deur achter zich en haar zonen toe; dezen plaatsten steeds (de vaten) bij haar en zij goot steeds door. 6 Toen de vaten vol waren, zeide zij tot haar zoon: Breng mij nog een vat. Maar hij zeide tot haar: Er is geen vat meer. Toen hield de olie op te stromen. 7 Zij ging het de man Gods vertellen, en deze zeide: Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuld, en leef met uw zonen van het overige”. Verder kwam er een pad door de Jordaan waarmee Elisa zijn eerste wonder mocht doen ten aanschouwen van profeten.
12
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen De derde serie wonderen die bij het volk Israël plaats vonden, zien wij in de tijd van Daniël, dat is dus tijdens de Babylonische Ballingschap. Hoewel het volk Israël in deze tijd niet in het eigen land is, maar in Babel verblijft, vonden de wonderen toch plaats bij, en in verband met het Joodse volk. Daniël was in een leeuwenkuil, maar de leeuwen deden hem geen kwaad. Daniëls vrienden waren in een brandende oven en bleven toch in leven. Er vonden veel grotere wonderen plaats dan alleen maar het genezen van een aantal zieken. Al deze wonderen hadden niet tot doel om de mensen te zegenen maar waren tekenen van Godswege en hadden als doel de mensen op te roepen tot geloof. Al deze wonderen vonden alleen plaats in, of in verband mét, het volk Israël. Zij waren in eerste instantie niet tot zegen van de Israëlieten, ook al werden ze er soms door gezegend. De tekenen waren in geen geval bestemd voor niet-Joden. Het waren tekenen en wonderen die plaats vonden temidden van het Joodse volk. Dit is het kenmerk voor de wonderen in het Oude Testament. Wanneer wij naar de wonderen in het Nieuwe Testament kijken zien wij het zelfde als in het oude Testament. De wonderen waren uitsluitend bestemd voor het volk Israël en niet voor de Gemeente uit de heidenen maar voor het volk Israël! Daarom moeten wij ons afvragen of lichamelijke genezing van christenen ook bij de verzoening door het bloed van de Heer is inbegrepen. Heel vaak wordt beweerd dat de genezing in de verzoening is inbegrepen. Dat wij daarom dus op grond van het verzoenende lijden en sterven van de Here Jezus mogen verwachten dat God ons ook zal genezen van al onze ziekten. Men verwijst dan altijd naar Jesaja 53:4-5; 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Maar wat wil dit Schriftgedeelte eigenlijk zeggen? Jesaja 53:4 gaat over letterlijke ziekten en zegt van de Here Jezus: "Onze ziekten heeft Hij op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen." Maar wanneer nam de Here Jezus deze ziekten op Zich, en droeg Hij dezen ook aan het kruis? Als Hij deze ook aan het kruis gedragen heeft kunnen wij ons afvragen waarom Hij dan wel onze ziekten mee nam naar het kruis, en niet onze echtscheidingen, ons geldgebrek, natuurrampen, christenvervolging, honger en nood, enz.? Dit, terwijl er zoveel ellende is, vaak veel erger dan lichamelijke kwalen, en waarom nam Hij dan alleen de ziekten mee naar het kruis en de rest niet? Waarom vinden wij onder de christenen zoveel zieken en waarom zijn alle christenen dan niet gezond?
13
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen
Het Nieuwe Testament leert ons niet dat Jesaja 53:4 aan het kruishout werd vervuld. Dit Schriftgedeelte werd vervuld werd toen de Here Jezus Zichzelf als Messias aan Israël aanbood en de tekenen van het koninkrijk der hemelen in hun midden verrichtte. Dit was nog vóór het kruis en vond plaats bij mensen die later het kruis zouden verwerpen. Deze tekenen vonden, en vinden, niet plaats bij de gemeente want Jesaja 53:4 ging niet bij de gemeente in vervulling maar bij Israël, het volk dat later de Here Jezus uiteindelijk zou verwerpen. Zoals wij al eerder hebben gezien zijn wonderen en tekenen speciaal voor Israël; Mattheus 8:16-17: “16 Toen het nu avond werd, bracht men vele bezetenen tot Hem; en Hij dreef de geesten uit met zijn woord en die ernstig ongesteld waren genas Hij allen, 17 opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door de profeet Jesaja, toen hij zeide: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen”. Mattheüs zegt hier dat toen, op dát moment, de woorden van Jesaja 53:4 in vervulling waren gegaan. De profetie uit Jesaja 53:4 is in vervulling gegaan tijdens “de rondwandeling” van de Here Jezus op aarde en niet toen Hij stierf aan het kruis. Ze waren dus al in vervulling gegaan vóórdat de Heer aan het kruishout werd gehangen. En ómdat ze al tijdens rondwandeling van de Here op aarde in vervulling vonden en de profetie tot zijn volheid gekomen is, was het ook niet mogelijk dat ze ook nog eens op het kruishout vervuld zouden kunnen zijn. Als het gaat om de ziekten en kwalen van ons lichaam maakt de Bijbel ons duidelijk dat wij nu in dit aardse leven te doen hebben met een vernederd lichaam. Pas bij de komst voor de Gemeente van onze Heer Jezus Christus, op het moment dat wij in de hemel worden opgenomen, wordt ons vleselijk lichaam verheerlijkt en hebben wij niets meer te maken met ziekten en kwalen. In Filippenzen 3:20-21 lezen wij het volgende: “20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen”. In Jesaja 53:5 wordt nogmaals over genezing gesproken: “5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden”. Ondanks dat er in dit vers over genezing wordt gesproken lezen wij helemaal niets over ziekten. Het gaat hier niet om genezing van ziekten maar over genezing van de gevolgen van zonden. Petrus laat ons ook zien "Hoe de redding plaats vindt."
14
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen
“24 die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen”. 1 Petrus 2:24 Dan gaan wij nu naar de wonderen en genezingen in het Nieuwe Testament Tot nu toe hebben wij dus gezien dat: 1. De genezingen in het Oude Testament nooit los stonden van andere wonderen maar altijd in combinatie voor kwamen andere wonderen. 2. Dat deze wonderen en genezingen altijd, en alleen, te maken hadden met het volk Israël. De heidenen stonden buiten deze wonderen en de genezingen. 3. De wonderen en genezingen hadden niet als doel om de verschillende mensen te zegenen. Zij waren dé tekenen die de ongelovigen tot geloof moesten brengen. Deze drie bijzondere aanwijzingen zien wij in het Nieuwe Testament opnieuw terug. De wonderen door de hele Bijbel worden ons voorgesteld als bijzondere tekenen in verband met Israël van Godswege. In het Oude Testament zien wij dat al bijvoorbeeld in de volgende teksten: “12 Toen zeide Hij: Ik ben immers met u! En dit zal u het teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult gij God dienen op deze berg”. Exodus 3:12 “8 Indien zij u niet geloven en geen acht geven op wat het eerste teken te zeggen heeft, dan zullen zij geloven wat het tweede teken te zeggen heeft. 9 En indien zij ook deze beide tekenen niet geloven en naar u niet luisteren, dan zult gij Nijlwater nemen en uitgieten op het droge, en het water dat gij uit de Nijl neemt, zal bloed worden op het droge”. Exodus 4:8-9 “En welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg? 9 Alleen neem u ervoor in acht en hoed u er terdege voor, dat gij de dingen die gij met eigen ogen gezien hebt, niet vergeet, en zij niet uit uw hart wijken zolang gij leeft; maak ze aan uw kinderen en kindskinderen bekend”. Deuteronomium 4:8-9 Het volk had het wonder van de aanwezigheid in een laaiend vuur gezien en daardoor ook gezien dat haar God werkelijk bestaat en oppermachtig is:
15
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen “11 En gij naderdet en stondt onderaan de berg, terwijl de berg laaide van vuur tot in het hart des hemels – duisternis, wolken en donkerheid. 12 Toen sprak de HERE tot u uit het midden van het vuur; een geluid van woorden hoordet gij, maar een gestalte naamt gij niet waar, er was alleen een stem”. Deuteronomium 4:11-12 Deze laatste Schriftgedeelten laten ons nog eens zien dat het niet Gods wil was om in alle tijden de zelfde grote wonderen te verrichten. God Zelf veranderde niet, toch kon men na Mozes niet meer dezelfde wonderen en tekenen verwachten. Deze gave had God alleen aan Zijn knecht Mozes, voor die periode, gegeven. De Bijbel laat ons ook zien dat de wonderen die de Here Jezus verrichtte ook "tekenen" waren. Het is opvallend, dat er duidelijk gezegd wordt, dat Johannes de Doper geen tekenen verrichtte: “41 En velen kwamen tot Hem en zeiden: Johannes deed wel geen enkel teken, maar al wat Johannes van deze $ zeide, was waar”. Johannes 10:41 Johannes de Doper was een man Gods en God was niet veranderd, maar toch had God hem de opdracht niet gegeven om wonderen en tekenen te doen. De Here Jezus deed daarna wel veel tekenen en wonderen. Vooral uit het evangelie van Johannes kunnen wij opmaken dat alle wonderen die de Here Jezus verrichtte onder de "tekenen" gerangschikt moeten worden. “10 Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard. 11 Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem”. Johannes 2:10-11 Kennelijk waren de Joden gewend om een teken van autoriteit te zien want ze vroegen in Johannes 2:18-19; “18 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons, dat Gij dit moogt doen? 19 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen”. En verder in Johannes 2: 23 “23 En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed”. Deze tekenen hadden een bijzonder doel, nl. om de mensen tot geloof te brengen. (Zie ook Johannes 20:30-31) Het valt op dat de Bijbel zegt dat de Joden alleen doormiddel van tekenen en wonderen tot geloof kunnen komen Johannes 4:48:
16
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen “48 Jezus zeide dan tot hem: Indien gijlieden geen tekenen en wonderen ziet, zult gij niet geloven”. En verder lezen wij in 1 Korinthe 1:22-23; 21 Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, Deze laatste tekst zegt ons nog eens heel duidelijk, dat de tekenen er niet zijn voor de heidenen, ook niet voor de Gemeente, maar alleen voor de Joden! De Joden hebben zelfs om tekenen gevraagd! “38 Toen antwoordden Hem enige der schriftgeleerden en Farizeeën en zeiden: Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien. 39 Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet”. Mattheus 12:38 De schriftgeleerden wisten kennelijk heel goed dat de Here God zich bekend maakte doormiddel van tekenen en wonderen. Dan kijken wij ook nog even naar Mattheus16:1; “1 En de Farizeeën en Sadduceeën kwamen tot Hem en vroegen, om Hem te verzoeken, dat Hij hun een teken uit de hemel zou tonen”. Het woord “verzoeken” kunnen wij ook lezen als “beproeven”, “controleren” of de Heer Jezus daadwerkelijk door God gezonden was. Want, zoals ze uit de Schiften wisten moest een door de Here God aangestelde wonderen en tekenen kunnen doen, denk maar eens aan het eerste optreden van de Here, Hij veranderde water in wijn. Handelingen 2:22 maakt duidelijk dat de Heer Jezus hierdoor van Godswege aangewezen werd als de Messias, de komende Koning van het komende Messiaanse vrederijk. Lezen: Handelingen 2:22 22 Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, 23 deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. Handelingen 2:22 En verder lezen wij in Mattheus 12:28;
17
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen 26 En indien de satan de satan uitdrijft, is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn koninkrijk kunnen standhouden? 27 En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn. 28 Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. Hier zegt de Here, dat wanneer de tekenen van God komen die Hij heeft gedaan Zijn autoriteit bevestigen zoals het gebruikelijk was in Israël. / Het heeft dus niets te maken met de Gemeente, die uit , Joden en heidenen zou bestaan, maar het heeft te maken met het koninkrijk, dat in de Bijbel "het koninkrijk der hemelen" genoemd wordt. Dit is niet het koninkrijk in de hemelen, maar der hemelen, dat is "van de" hemelen. Het komt ván de hemel naar de aarde waar het opgericht zal worden. Omdat de Here Jezus Koning van dat rijk zal worden en Hij uit de hemel komt, heet het ook dat dit koninkrijk van de hemel op aarde wordt opgericht. De tekenen die de Here Jezus deed waren de "bewijzen" voor de Joden, dat Hij "uit de hemel" gekomen was om het koninkrijk van vrede op te richten en dat Hij de Messias, de komende Koning was. Ook de wonderen die de Here Jezus verrichtte hadden alleen te maken met het volk Israël. Toen Petrus in Handelingen 2:22 vertelde dat de tekenen bewezen wie de Here Jezus was, richtte hij zich in zijn toespraak tot de "Mannen van Israël". 22 Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, Ook zegt Petrus, dat de wonderen "in hun midden" geschied waren, dus alleen bij het Joodse volk. Wij zouden kunnen zeggen, dat, nadat de Here Jezus vele zieken in Israël genezen had, Hij ook naar het buitenland had moeten gaan om ook daar de zieken te genezen en Zichzelf bekend te maken als de "Heiland der wereld" maar dit deed Hij niet! Wie was de Here Jezus? In een droom kwam er een engel bij Jozef die zei, dat de Here Jezus "Zijn volk" zou redden van hun zonden; “21 Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden”. Mattheus 1:21 De Heer werd niet aangekondigd als de Heiland der wereld, maar als de redder van Israël. Als Hij dan ook nog eens "Immanuël" genoemd wordt is het nog duidelijker want het betekent dat op dat moment niet, dat God met de hele wereld is, maar dat Hij met Zijn eigen volk is.
18
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen 22 Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons” *. (*Immanuël, Jesaja 7:14) Mattheus 1:22-23 Na de geboorte van de Heer kwamen engelen bij de herders en zeiden dat de blijdschap die zij verkondigden "heel het volk" zou ten deel vallen. De engelen spraken niet over “het heil der wereld of blijdschap voor de wereld”, maar voor het volk Israël! Later kwamen er ook wijzen uit het Oosten en zochten de koning der Joden volgens Mattheus 2:1-12 Tijdens Zijn leven op aarde noemden mensen Hem "de Zoon van David" en dat wil zeggen, dat zij Hem aanspraken als de koning van Israël. Hoewel de mensen in Samaria eens de Here Jezus "de Heiland der wereld" noemden, was dat op dat moment toch niet een geopenbaarde waarheid bij het volk Israël. (Zie: Johannes 4:42) Zelfs het opschrift op het kruishout vermelde “dit is Jezus, de Koning der Joden”. De Here Jezus heeft Zich in Zijn rondwandeling op aarde niet gericht tot heidenen, maar uitsluitend tot het Joodse volk. De prediking van de Here Jezus was zelfs niet gericht op de toekomstige Gemeente waarin Joden en heidenen God samen zouden dienen. De prediking van de Here Jezus was gericht op het komende aardse koninkrijk: "Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." Mattheus 4:17 "En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk." Mattheus 4:23 Let op: Het gaat hier niet over het evangelie voor de Gemeente, het genade evangelie, maar over “het evangelie”, dat is het goede nieuws van het aardse koninkrijk! In de evangeliën zien wij dat de prediking van de Heer Jezus gepaard ging met tekenen van genezing. Mattheus 9:35 zegt ons dat de Here Jezus alle steden en dorpen langs ging en in hun synagogen leerde en het evangelie van het koninkrijk verkondigde en alle ziekte en alle kwaal genas: 35 En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal. Mattheus 9:35 In Mattheus 15:21-28 lezen wij van de geschiedenis van een heidense vrouw die genezing vraagt voor haar dochter. Het antwoord van de Here Jezus klinkt in onze oren erg hard want Hij zegt volgens vers 24:
19
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen "Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls." Hier hebben wij de woorden van de Here Jezus Zelf, Hij bevestigt het doel van wonderen en tekenen. Hij zegt dat Hij alleen gekomen is voor het volk Israël en dus niet voor de heidenen. Later legt Paulus in zijn brieven uit dat wij het aan het Joodse volk te danken hebben dat de boodschap van de Here Jezus ook bij de gelovigen uit de heidenen gekomen is. Dat was nog niet het geval toen de Here Jezus op aarde was. Wanneer een vrouw de Here Jezus smeekt om haar toch te helpen, geeft de Here Jezus in vers 26 een zelfde antwoord: "Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen." De Heer Jezus noemt de Joden hier "de kinderen" en Hij noemt de heidenen "honden". Hij zegt opnieuw dat de tekenen niet voor de heidenen zijn. Maar als de vrouw de Here Jezus als antwoord geeft en zegt dat de honden onder de tafel van de kruimels eten, zwicht de Here Jezus en doet één keer een wonder voor een heiden. De reactie van de Here maakt ons duidelijk dat het hier om een uitzonderingssituatie gaat. De Here Jezus is gekomen voor Israël en niet voor de heidenen en Zijn genezingen zijn alleen voor de Joden. Er zijn mensen die zeggen dat als het om genezing van Godswege in onze tijd gaat, dus ook tegenwoordig in de Gemeente, dat de Here Jezus niet veranderd is. Men zegt dan dat wij op grond daarvan dezelfde genezingen mogen verwachten welke de Here Jezus indertijd deed. Men beroept zich dan op Hebreeën 13:8 waar wij lezen: “8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid”. Als wij deze tekst letterlijk nemen en deze toepassen op onze situatie in de Gemeente van Jezus Christus zullen wij op grond daarvan moeten erkennen dat wij geen genezingen mogen verwachten. Dat de genezingen ook nu voor Israël bestemd zijn en niet voor gelovigen uit de heidenen. De wonderen waren toch een teken voor Israël zoals wij hebben gezien? De wonderen zullen weer terugkomen als de Here Jezus wederkomt en Zijn koninkrijk voor Israël zal oprichten. Dan zullen er weer grote wonderen en tekenen plaats vinden in het komende Messiaanse vrederijk. Dan zullen zelfs een koe en een berin samen weiden en een kind de hand in het hol van een adder steken. Ook mochten de apostelen wonderen verrichten om de verkondiging van het evangelie kracht bij te zetten. Wij zagen, dat zowel in het Oude Testament als bij de Here Jezus de genezingen niet een aparte plaats innam, maar samen met andere wonderen plaatsvonden. Bij de Here Jezus zien wij bijvoorbeeld, dat Hij water in wijn veranderde, dat Hij brood vermenigvuldigde, dat Hij de wind en de zee dwong om Hem gehoorzaam te zijn, dat Hij op het water liep, enz. Wij zagen, dat zowel in het Oude Testament als bij de Here Jezus dat de wonderen alleen te maken hadden met Israël en dat ze "tekenen" genoemd werden. Dit zelfde
20
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen vinden wij ook bij de apostelen terug. De wonderen die de apostelen mochten verrichtten worden in de Bijbel ook "tekenen" genoemd. Na de uitstorting van de Heilige Geest lezen wij in Handelingen 2:43; "En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen." "En door de handen van de apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk." Handelingen 5:12 "En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk." Handelingen 6:8 Ook van Filippus lezen wij in Handelingen 8:6 en13 dat hij tekenen deed. Deze tekenen waren in zekere zin een voortzetting van de tekenen welke de Here Jezus tijdens Zijn rondwandeling op aarde had verricht. Het waren geen nieuwe tekenen met een nieuwe betekenis. Het waren dezelfde tekenen, om duidelijk te maken, dat de Here Jezus de Messias was en de apostelen in opdracht van de Heer Jezus handelden. Door deze tekenen wezen de apostelen niet op zichzelf, niet op eigen kracht, niet op eigen kunnen, niet op eigen macht maar wezen zij op de Here Jezus. De tekenen vonden toch ook plaats ook in Zijn Naam? "En nu, Here... geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken, doordat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de Naam van uw heilige knecht Jezus." Handelingen 4:30 In Handelingen 14:3 wordt nog een gewezen op het feit dat deze tekenen van de Here kwamen: "De Here gaf getuigenis aan het woord Zijner genade en (Hij) deed tekenen en wonderen door hun handen geschieden." Het was het woord van Zijn genade (en redding) en de Here deed wonderen en tekenen door middel van de apostelen. Het waren de apostelen niet die in eigen kracht deze tekenen deden en wezen deze tekenen ook niet op iets bijzonders bij de apostelen. De tekenen kwamen van de Here Jezus en wezen alleen op Hem. In Handelingen 2:36 zien wij al meteen dat op de eerste Pinksterdag het de luisteraars duidelijk gemaakt werd dat het teken van deze Pinksterdag er was om hen te overtuigen. Dat de Here Jezus, de gekruisigde, toch echt de Messias ( 0% ) was. Deze tekenen waren dan ook meer dan alleen maar genezingen. Zo lezen wij twee keer dat Petrus op een bijzondere manier uit de gevangenis bevrijd werd. Verder lezen wij dat Paulus niet bezweek aan een
21
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen slangenbeet. Een ook lezen wij over een bijzondere aardbeving op het moment Paulus en Silas in Filippi gevangen zitten. Deze tekenen hebben een bijzonder betekenis want ze zijn nl. bedoeld om te bewijzen, dat de man, die de tekenen verrichtte, niet zo maar een mens, niet zo maar een gelovige was. Deze tekenen vonden plaats om duidelijk te maken, dat hij een apostel is. Het waren steeds de apostelen, die de tekenen verrichtten maar dat er echter één keer, klaarblijkelijk om de uitzonderingspositie aan te geven, er sprake is van een niet-apostel die ook tekenen verrichtte: Stefanus in Handelingen 6:8 en Filippus in Handelingen 8:6 en13 Maar wij zien bij Stefanus in Handelingen 6:8 dat het ook nu wéér om tekenen en wonderen onder het volk Israël ging: “8 En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk”. Nu zouden voorstanders van “wonderen voor de gemeente” kunnen opwerpen dat Filippus wonderen buiten Israël, bij Samaritanen heeft verricht maar let eens op de voornaam én het “beroep” van de man welke zich daar eerst als “Grote kracht Gods” presenteerde. Het betrof Simon de tovenaar, van de naam Simon weten wij dat deze Joods is en dat Joodse, occulte, tovenaars tot bepaalde zaken in staat waren. Daar komt bij dat de Samaritanen de God van Abraham, Izaäk en Jacob ook aanbaden, inclusief een offerdienst. (Trouwens dat doen de Samaritanen tot op de dag van heden nog steeds) Filippus bewees door de wonderen en tekenen dat niet Simon maar Filippus door de Here was aangesteld om het evangelie te verkondigen. Daarmee werd opnieuw bevestigd dat de Here met wonderen en tekenen werkt om Zich bekend te maken. Handelingen 6:1-6 “En toen in die dagen de discipelen talrijker werden, ontstond er gemor bij de Grieks sprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij de dagelijkse verzorging verwaarloosd werden. En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; Maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord. En dit voorstel vond bijval bij de gehele menigte, en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaus, een Jodengenoot uit Antiochie; Hen stelden zij voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden”. Deze diakenen werden door de apostelen bevestigd in hun taak, apostelen welke door de Here Jezus Persoonlijk aangesteld waren. Wij kunnen en mogen dáárom dus stellen dat de Here het met deze benoemingen eens was. Een andere aanstelling, door de Here Jezus Persoonlijk, vinden wij in Handelingen 9:13-16 waar wij lezen over Saulus (Paulus) die op de weg naar Damascus de Heer Jezus heeft ontmoet:
22
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen “En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft; En hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die uw naam aanroepen, gevangen te nemen. Maar de Here zeide tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls; Want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam”. Hier zien wij dat Filippus, Stefanus, en ook Paulus, geen “gewone” gelovigen, christenen, waren maar alle drie speciaal door de Here Jezus aangesteld waren. De Here bevestigde hun taak door de tekenen en wonderen die ze mochten verrichten. Stefanus en Filippus waren dus niet “zo maar” gelovigen maar heel bijzondere dienstknechten van de Here God, de wonderen die ze verricht hebben waren hét teken dat de Here God hen gebruikte tot Zijn doel. De apostel Paulus zegt in 2 Korinthe 12:12 duidelijk dat hij de tekenen van een apostel onder hen verricht en dat hij daarmee een apostel van de Here Jezus was. De tekenen bewezen niet, dat hij de Heilige Geest bezat of een christen was, maar dat hij een apostel was. "De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten." 2 Korinthe 12:12 Ook hier is niet alleen sprake van genezingen, maar van allerlei wonderen en krachten. De tekenen "bewezen" nog steeds iets. Als later het evangelie niet alleen meer aan de Joden gepredikt wordt, maar nu ook aan de heidenen, vonden daar op het zendingsveld in een volkomen heidense omgeving wonderen en tekenen plaats; Handelingen 14:8-12: “8 En er woonde te Lystra een man, die geen macht had over zijn voeten, verlamd van de schoot zijner moeder aan, die nooit had kunnen lopen. 9 Deze man luisterde naar Paulus, wanneer hij sprak, en Paulus keek hem scherp aan en zag, dat hij geloof had om genezing te vinden, 10 en hij zeide met luider stem: Ga recht op uw voeten staan! En hij sprong overeind en liep heen en weer. 11 En toen de scharen zagen, wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en zeiden in het Lykaonisch: De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald; 12 en zij noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was, die het woord voerde”. Deze tekenen hadden nu niet het doel om de mensen te bewijzen dat de Here Jezus de Koning van Israël was. Maar nu om te bewijzen, dat Hij de Redder der wereld was, die gekomen was om verloren mensen weer bij God te brengen en dat Hij gekomen was om zonden te vergeven. Maar óók, en dat vooral, dat Paulus de boodschapper van dit goede nieuws was, de Here liet door deze tekenen zien dat Paulus door Hem geautoriseerd was. De dingen die in hun midden plaats vonden worden niet "genezingen" genoemd maar "tekenen en wonderen".
23
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen
Deze tekenen vonden ook plaats bij de heidenen en dan niet om deze mensen op een bijzondere wijze te zegenen, maar om hen de macht van de Heiland te tonen, waardoor zij zullen weten, dat Hij ook zonden kan vergeven. Zo was het ook toen de Here Jezus op aarde was. Toen Hij eens een verlamde man genezen had, waren alle getuigen ontzet en verheerlijkten God en zeiden, dat zij zoiets nog nooit gezien hadden volgens Marcus 2:12 Lucas zegt zelfs, dat zij zeiden, dat zij "ongelooflijke" dingen gezien hadden (Lucas 5:26). Door dit "teken" had de Here Jezus bewezen, dat Hij zonden kon vergeven Lezen: Marcus 2:9-12; Wij lazen: “9 Wat is gemakkelijker, tot de verlamde te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te zeggen: Sta op en neem uw matras op en wandel? 10 Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: 11 Tot u zeg Ik, sta op, neem uw matras op en ga naar uw huis. 12 En hij stond op, nam terstond zijn matras op en ging voor aller oog naar buiten, zodat zij allen ontzet waren en God verheerlijkten, zeggende: Zo iets hebben wij nog nooit gezien!” Marcus 2:9-12 De tekenen bewezen, dat de apostelen getrouw waren aan hun opdracht. Wat was hun opdracht? In dit gedeelte wordt een bijzondere opdracht gegeven: “Er moesten zieken genezen worden, doden moeten opgewekt worden, melaatsen moesten gereinigd worden en boze geesten moeten uitgedreven worden” 5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; 6 begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. 7 Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. Mattheus 10:5-8 En vers één zegt zelfs, dat de Heer macht gegeven had om alle ziekte en alle kwaal te genezen: “1 En Hij riep zijn twaalf discipelen tot Zich en gaf hun macht over onreine geesten om die uit te drijven en om alle ziekte en alle kwaal te genezen”. Mattheus 10:1 Dit wil zeggen dat ze iedere zieke moesten genezen teleurstellingen waren uitgesloten. Deze opdracht wordt dus niet aan alle gelovigen in het algemeen gegeven, niet aan de voorgangers of de oudsten in de christelijke gemeente, maar uitsluitend aan een twaalftal apostelen, van wie de namen speciaal genoemd
24
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen worden, om duidelijk te maken, dat deze opdracht alleen aan hen gegeven wordt. De apostelen mochten met hun boodschap en hun tekenen niet naar de heidenen gaan. Zelfs niet naar de Samaritanen, maar mochten deze boodschap alleen prediken aan het huis Israëls. Ze mochten alleen in Israël de tekenen verrichten. Zoals de Here Jezus Zich alleen richtte tot Israël, moesten de apostelen zich ook alleen richten op Israël. Dit vanwege het aardse koninkrijk, het Messiaanse vrederijk, waarvan de Here Jezus de Messias-Koning wil zijn. Als wij het boek Handelingen bestuderen zien wij dat het de apostelen waren die de wonderen en de tekenen mochten verrichtten. Wij zien dan ook dat er bijzondere wonderen, tekenen en genezingen plaats vonden. Wij lezen zelfs, dat men de zieken op straat droeg en op bedden en matrassen legde, opdat, wanneer Petrus voorbij kwam, ook maar zijn schaduw op iemand van hen zou vallen en allen werden genezen! “15 zo zelfs, dat men de zieken op straat droeg en op bedden en matrassen legde, opdat, wanneer Petrus voorbijkwam, ook maar zijn schaduw op iemand van hen zou vallen. 16 En ook de menigte uit de steden rondom Jeruzalem stroomde toe en bracht zieken en door onreine geesten gekwelden mede. En zij werden allen genezen”. Handelingen 5:15-16 Er vonden niet alleen wonderen ten zegen van de mensen plaats maar ook als een strafmaatregel zoals wij dit ook tijdens de woestijnreis van de Israëlieten hebben gezien. Denk hierbij maar aan de plotselinge dood van Ananias en Saffira, hier lezen wij van in Handelingen 5:1-11 Ook werden er doden opgewekt denk daar bij aan Dorcas (Handelingen 9:36-42) en Eutichus (Handelingen 20:7-12). In het boek Handelingen zien wij dat de boodschap en de tekenen weer uitsluitend op Israël gericht waren. Veel christenen, en zelfs veel predikanten, denken dat bij de uitstorting van de Heilige Geest heidenen aanwezig waren. Zij lijken zelfs te denken, dat als er later over allerlei zaken gesproken wordt die te Jeruzalem en in Israël plaats hadden, allerlei heidenen bij aanwezig waren. Waar kwamen die heidenen dan vandaan en wat deden die dan in Israël? Handelingen zegt ons dat het op de Pinksterdag ging om Joden en tot het Jodendom bekeerden, zogenaamde proselieten. (Handelingen 2:5 en11). Ze waren vanwege de voorgeschreven feesten als pelgrims naar Jeruzalem gekomen om daar hun opdracht te vervullen. Het waren Joodse mensen, die op de Pinksterdag de Heilige Geest ontvingen. Het waren Joodse mensen tot wie gepredikt werd. Als Petrus hen aanspreekt zien wij dan ook dat hij zegt: "Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt" (Handelingen 2:14) Even later spreekt hij ze opnieuw aan en zegt dat zij "Mannen van Israël" zijn. (Handelingen 2:22). Hij noemt hen ook het "Huis van Israël" (Handelingen 2:36). Zie: Handelingen 4:10; Handelingen 4:25 "onze vader David";
25
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Handelingen7:2 "onze Handelingen 5:30-31
Vader
Abraham";
26 "de
God
onzer
vaderen"
Jacobus 5 Nu zijn wij bij Jacobus 5 aangekomen en het is verstandig om nog even bepaalde feiten op een rijtje te zetten: 1.Genezingen staan nooit alleen. Het gaat altijd om een totaal pakket van wonderen. 2. Deze wonderen en dus ook de genezingen waren alleen voor Israël bedoeld en alleen aan het Joodse volk gegeven; niet aan de Gemeente en niet aan de heidenen. Ze waren het teken van de komst van het aardse koninkrijk. 3. De wonderen en genezingen waren "tekenen" en moesten iets aantonen. De ene keer was het om aan te tonen, dat de Here Jezus de ware Messias van Israël was, een andere keer was het om aan te tonen, dat Hij macht had om zonden te vergeven. Zo dienden de tekenen om de ongelovigen op te roepen om te gaan geloven. Wie niet weet dat de tekenen in de Bijbel altijd terug te voeren zijn op het handelen van de Here met Israël heeft geen idee, dat wij dit gegeven ook weer terug vinden in Jacobus 5. Als gevolg van gebrek aan Bijbelkennis trekken veel gelovigen verkeerde conclusies, die in feite in strijd zijn met wat wij in deze studie hebben gezien. Het eerste dat wij zien, is, dat het in Jacobus 5 niet alleen gaat om genezingen, maar ook om andere wonderen. Er wordt b.v. het voorbeeld gegeven van Elia die niet om genezing had gebeden maar eerst bad om het wegblijven van de regen en later bad om de komst van de regen. In beide situaties ging het om het gebed van een gelovige, waardoor bepaalde wonderen geschiedden. Dit gebed van Elia was het gebed van een rechtvaardige en het was een gebed van geloof. Dat wordt ons in de Jacobusbrief voorgehouden. Wij worden er op gewezen, dat wie een rechtvaardige is en een groot geloof heeft, bergen kan verzetten, zoals de Here Jezus zei, of de regen kan tegenhouden of juist kan laten komen, zoals Jacobus 5 zegt. In het licht van dit deel uit de Jacobusbrief is het vreemd dat geen enkele gebedsgenezer naar de regen-arme gebieden gaat om daar te bidden om regen. Daarmee zouden ze toch heel veel levens kunnen redden en mensen kunnen wijzen op de Heer Jezus? Maar is dit Schriftgedeelte wel voor de Gemeente bedoeld? Verder is het belangrijk om ons af te vragen wie er in wordt Jacobus 5 wordt aangesproken. Wordt hier tegen de Gemeente uit Joden en heidenen gesproken, of wordt Israël hier aangesproken?" Wij zagen, dat de wonderen en tekenen voor Israël bestemd waren. En hoe is het in deze brief? Jacobus 1:1 geeft een heel andere opening dan wij in de andere brieven van het Nieuwe Testament gewend zijn. Hier staat niet zoiets als: "Jacobus, aan de gelovigen of:
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen de Gemeente te < die en die plaats >" Neen, hier staat, dat Jacobus schreef aan Joodse mensen. Hij richt zich in zijn brief tot de Israëlieten uit alle twaalf stammen die "in de verstrooiing" zijn. Hij richt zich tot mensen uit alle twaalf stammen van Israël, die niet in Israël wonen. Jacobus richt zich niet tot één of meerdere gemeenten van Joden en heidenen, maar hij richt zich exclusief tot het volk van Israël, dat buiten Israël woont. Jacobus 2:2 maakt duidelijk, dat het hier echt gaat om Joodse mensen. In dit vers wordt in onze vertaling het woord "vergadering" gebruikt. De vertalers konden het blijkbaar niet uit hun pen krijgen, om precies weer te geven, wat hier in de oorspronkelijke Griekse taal staat. Het woord dat hier in het Grieks staat, is het woord "synagoge". Er wordt hier niet gesproken over een kerkdienst of een dienst van de gemeente. Er wordt hier gesproken over de godsdienstoefening van de Joden. In Jacobus 2:10 lezen wij, dat de mensen die in deze brief aangeschreven worden, mensen zijn, die de gehele wet houden. Dit kunnen dus geen gelovigen uit de heidenen geweest zijn. Jacobus heeft op het apostelconvent, Handelingen 15, dat een aantal jaren eerder in Jeruzalem gehouden werd gezegd, dat gelovigen uit de heidenen de wet niet hoefden te houden, maar slechts enkele geboden moesten gehoorzamen. Uit de oorzaak van dit convent, eisen van bekeerde Schriftgeleerden, kunnen wij uitmaken dat de Joden binnen de gemeente van de Heer de Joodse tradities vast hebben gehouden. Zo ook de zalving van zieken want deze zalving kwam in vroegere tijden vaak voor bij het Joodse volk. De rabbijnen voerden dit uit zoals Jesaja 1:6 duidelijk maakt: “6 van de voetzool af tot de schedel is er niets gaaf; wonden, striemen en verse kwetsuren, die niet uitgedrukt zijn noch verbonden noch met olie verzacht”. In Marcus 6:13 lezen wij dat de discipelen dit ook deden bij hun prediking: “13 En zij dreven vele boze geesten uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen”. Marcus 6:13 De oudsten waar Jacobus over spreekt zijn niet de oudsten van een (plaatselijke) Gemeente. In de Bijbel is sprake van twee soorten oudsten en de meest bekende zijn voor ons de oudsten uit de gemeente. De Gemeente heeft de term “oudsten” overgenomen uit het Jodendom en van oorsprong waren de oudsten de leiders van het volk Israël. Dit zien wij b.v. in Psalm 107:32; "dat zij Hem verhogen in de gemeente des volks en Hem loven in de raad der oudsten." Er is hier dus wel sprake van oudsten, maar het gaat hier niet over de oudsten uit de christelijke gemeente. Het gaat hier over de oudsten uit de synagoge. Verder zagen wij dat de tekenen iets moesten aantonen, zoals bijvoorbeeld bij de Here Jezus, dat Hij macht had om zonden te vergeven. Genezingen zijn ook
27
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen tekenen. Verder gaat hier gaat het om de vergeving van zonden zoals Jacobus 5:15 zegt: "En als hij zonden gedaan heeft, zal hem vergiffenis geschonken worden." Je kunt het woordje "als" op verschillende manieren gebruiken en wat is de bedoeling van het woordje "als" in dit gedeelte? Dit betekent het duidelijk: "Als iemand gezondigd heeft, en dat zal hij wel gedaan hebben, dan zal hem vergiffenis geschonken worden." Het gaat hier om een zieke die dus als gevolg van zijn zonden ziek geworden is. En dan lezen wij even later heel nadrukkelijk in Jacobus 5: 16: "Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt." Het gaat hier niet om gewone ziekten, het gaat hier om ziekten, die het gevolg zijn van persoonlijke zonden zoals in 1 Korinthe 11:29-31 (Speciaal vers 30); “29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. 30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen”. De genezing die volgt op het gebed is het teken dat de zonden van deze mens ook vergeven zijn. In deze situatie wordt de genezing van de zieke in Jacobus 5 ook gegarandeerd. Deze oudsten hebben niet "de gave der genezing". Zij zijn gewoon oudsten die de vergeving bekend kunnen maken en op grond daarvan de zieke, die als gevolg van zijn zonde ziek is, door middel van handoplegging, zalving en gebed kunnen genezen. De brief van Jacobus is één van de oudste brieven van het Nieuwe Testament en is geschreven in de tijd, dat een groot deel van de Gemeente nog bestond uit Joodse mensen. Jacobus schrijft zijn brief aan die Joden, die de Here Jezus als hun Messias aangenomen hebben. Het zijn, zoals wij hen zouden noemen, "christen-Joden"; Jacobus 2:1 “1 Mijn broeders, houdt uw geloof in onze Here der heerlijkheid, Jezus Christus, vrij van aanzien des persoons”. Uit deze brief blijkt echter duidelijk dat de nadruk van deze brief niet ligt op het feit dat deze mensen in de Here Jezus geloven maar dat zij Joden zijn, Christus belijdende Joden zijn. Dit zien wij o.a. heel duidelijk in de aanhef van de brief; Jacobus 1:1; “1 Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing”.
28
Bijbelstudie Leek, Februari-Maart 2007, Wonderen Jacobus refereert in zijn brief naar de Joodse waarden, vandaar dat hij ook de nadruk legt op de Joodse wijze van oliezalving, niet als geestelijk wondermiddel maar beter te zien geneesmiddel. Door deze studie hebben wij aan de hand van de Bijbel ontdekt dat wonderen en tekenen niet ter bevestiging van óns geloof zijn maar dat de Here deze wonderen aan de Joden geschonken heeft. Straks zal de Here opnieuw tekenen schenken om aan te tonen dat Hij de ware God van Israël is en dat degene welke het middel tot het wonder is door Hem is gezonden. Veel gelovigen beseffen niet, of onvoldoende, dat onze behoudenis uit de Joden is en dat onze Heiland de Messias van Israël is. Daarom kunnen en mogen wij ons de wonderen en tekenen van Israël niet toe-eigenen maar als gelovigen uit de heidenen tevreden moeten zijn met het feit dat ons geloof uit het horen, en niet uit het zien is. Als laatste wil ik nog opmerken dat onze Heer Jezus ons inderdaad genezing kán schenken, maar dan niet op grond van al de bijbelteksten welke wij besproken hebben maar dat Hij dit in dat geval uit genade doet.
29